Openbare orde en veiligheid 1.
Het afsluiten van de straat dient te gebeuren zoals aangegeven op de door de gemeente gemaakte tekening. 2. De verantwoordelijke (contactpersoon) dient erop toe te zien dat de verkeersmaatregelen tijdens het buurtfeest intact blijven. 3. Ten behoeve van de hulpdiensten dient een doorgang van minimaal 4 meter breedte en 4,50 meter hoogte te worden vrijgehouden. Tevens dient rekening te worden gehouden met de draairichting van de voertuigen. 4. Afsluiten van de straat voor het plaatsen van de opstallen dient zo kort mogelijk voor aanvang van de activiteiten plaats te vinden. 5. Na afloop van de activiteiten dient de straat zo spoedig mogelijk weer bruikbaar te zijn voor het verkeer. 6. Het verankeren van een tent in de verharding wordt niet toegestaan. Dit in verband met mogelijke schade en de eventuele aanwezigheid van kabels en leidingen. 7. Alle, door of namens de korpschef van de regiopolitie Midden- en West Brabant, de commandant van de Brandweer, de directeur Openbare Werken Tilburg gegeven aanwijzingen dienen onmiddellijk te worden opgevolgd. 8. Voor het correct opvolgen van deze aanwijzingen dient de contactpersoontijdens het buurtfeest ter plaatse bereikbaar te zijn. 9. De omwonenden dienen tijdig over de activiteiten en de wegafsluiting te worden geïnformeerd. 10. Alle redelijkerwijs mogelijke maatregelen dienen te worden getroffen om de openbare orde en (verkeers)veiligheid te waarborgen. 11. De activiteiten moeten uiterlijk om 24.00 uur afgelopen zijn.
Geluid 12. Het geluiddrukniveau wordt gemeten op 2 meter afstand van de naastgelegen gevels. Het is verboden om geluidhinder te veroorzaken (ingevolge artikel 110 van de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Tilburg). Er is sprake van geluidsoverlast in de periode van 12:00 tot 22:00 uur als het geluiddrukniveau 70 dB(A) of meer bedraagt. Voor enkel buurtfeesten op zaterdag geldt ook: In de periode van 22.00 tot 24.00 uur dient het geluiddrukniveau minder dan 50 dB(A) te zijn. 13. Het is verboden om op zondag vóór 13.00 uur zonder strikte noodzaak gerucht te maken dat op een afstand van 200 meter van het verwekkingpunt hoorbaar is (Zondagswet Stb. 490; 1953). Gelet op de bescherming van de openbare godsdienstoefening en van de openbare rust op zondagen, wordt gewezen op deze plicht om eventuele klachten en problemen te voorkomen.
Overige maatr egel en en event uele ko sten 14. De verantwoordelijke (contactpersoon) aanvaardt de aansprakelijkheid c.q. vrijwaart de gemeente voor alle schade welke door het houden van dit buurtfeest aan derden kan worden toegebracht. 15. De straat en de omgeving dienen na afloop van het buurtfeest veegschoon te worden opgeleverd. Het afval dient te worden afgevoerd. Indien dit wordt nagelaten zal het Brabants Afval Team deze werkzaamheden uitvoeren. De kosten worden dan in rekening gebracht. Voor informatie over het schoonmaken op verzoek door het Brabants Afval Team kan men terecht bij de heer Ben Kox, telefoonnummer 583 93 62 of (mobiel) 06 204 107 16. 16. Verhardingen mogen niet worden opgebroken. Voor schade aan verharding en objecten, zoals verkeersborden etc., worden de herstelkosten in rekening gebracht. 17. Het grasveld en omgeving dienen na afloop van de activiteiten schoon te worden opgeleverd. Het afval dient te worden afgevoerd. Indien dit wordt nagelaten zal de afdeling Cultuurtechniek deze werkzaamheden uitvoeren. De kosten worden dan in rekening gebracht. Dit geldt ook voor eventuele schade aan het grasveld en overige (groen)voorziening.
Brand veiligheidvoorwaarden inzake barbecuen 18. De barbecue dient (tenzij de gevel van steen/beton is uitgevoerd en er geen openingen aanwezig zijn) te worden opgesteld op ten minste 5 meter vanuit de bebouwing. 19. De gehele barbecueopstelling dient op een stevige en niet brandbare ondergrond geplaatst te worden. 20. De barbecue dient te worden gestookt met houtskool dan wel met butaan, propaan of een mengsel daarvan (bijvoorbeeld campinggaz). 21. Voor het aanmaken van de met houtskool gestookte barbecue mag alleen gebruik worden gemaakt van de speciaal daarvoor bestemde aanmaakblokjes c.q. daarvoor bestemde vloeistof. 22. Het gebruik van spiritus, benzine of andere soortgelijke brandbare vloeistoffen voor het aanmaken c.q. brandend houden van de barbecue is verboden. 23. Het gebruik van met LPG gevulde reservoirs ten behoeve van een barbecue is verboden. 24. Eventueel te gebruiken reservoirs (gasflessen) met butaan of propaan dienen buiten bereik van onbevoegden en op een goed geventileerde plaats te worden opgesteld. 25. De waterinhoud van de gevulde en de lege reservoirs mag niet meer dan 45 liter bedragen. Lege reservoirs dienen onmiddellijk van het terrein verwijdert te worden. 26. De reservoirs (gasflessen) dienen tegen opwarming door zonnestraling beschermd te zijn. 27. De verbinding tussen de butaan- of propaanfles en de barbecue moet bestaan uit een koperen leiding of uit een goedgekeurde hogedrukslang. Deze hogedrukslang tussen de fles en de barbecue moet voldoen aan het gestelde zoals in NEN 5654 en: a. zijn vervaardigd van synthetisch rubber met een of meer staaldraad en of textielinlagen (slangen moeten GIVEG gekeurd zijn); b. met behulp van deugdelijke slangenklemmen vast aan de flessen en aan de bak- en braadtoestellen zijn bevestigd en vrij en ongespannen zijn aangelegd; c. zodanig zijn aangebracht dat zij op geen enkele wijze aan ontoelaatbare temperatuursinvloeden of mechanische beschadigingen worden blootgesteld; d. zo kort mogelijk worden gehouden en geen grotere lengte hebben dan 2 meter. 28. In de directe nabijheid van een op houtskool gestookte barbecue dient een goedgekeurd poederblustoestel met een inhoud van ten minste 7 kg aanwezig te zijn. 29. Indien er bij een op gasgestookte barbecue een calamiteit ontstaat (dreigt te ontstaan) dient men onmiddellijk de toevoer van dit gas af te sluiten. 30. Het is zeer raadzaam om te allen tijde in de omgeving van een barbecue voldoende water voorradig te hebben (mede in het kader van verzorging voor eventuele brandwonden). 31. Aanwijzingen die door of namens de commandant van de brandweer met betrekking tot de veiligheid worden gegeven dienen onmiddellijk opgevolgd te worden.
Brand veiligheidvoorwaarden met betre kking tot het plaatsen en in gebruik hebben van een tent 32. De gehele tent en daarbij behorende accessoires dienen van een dermate kwaliteit te zijn, dat dit materiaal bij brand zo min mogelijk aan de brandvoortplanting bijdraagt (minimaal brandklasse 2 van de in de NEN 6065 bedoelde bijdrage tot brandvoortplanting). Dit dient middels een certificaat aan de controlerend ambtenaar aangetoond te worden. 33. De gehele tent dient rondom, in relatie tot naastgelegen bebouwing, een vrije doorgang te hebben van minimaal 5 meter breedte. Er mag absoluut geen overkapping tussen de tent en een eventueel vaste c.q. andere bebouwing plaatsvinden. Daarnaast dient men er rekening mee te houden, dat in voornoemde vrije doorgang ook geen struiken of andere (lage) beplanting aanwezig is. 34. De tent dient te zijn voorzien van een aantal (minimaal twee) zover als mogelijk uit elkaar gelegen uitgangen, waarbij rekening gehouden dient te worden met het gewenste aantal toe te laten personen. Deze uitgangen dienen uitgevoerd te zijn middels een minimale uitgangsbreedte van 1 meter en een hoogte van minimaal 2,1 meter. Daarnaast dient men rekening te houden met een uitgangsbreedte van tien centimeter per negen personen en een maximaal aantal personen van 200 per uitgang. Met betrekking tot het aantal toe te laten personen zal er ook een berekening plaatsvinden in relatie tot de gebruiksoppervlakte. Nood- en ander uitgangdeuren mogen niet tegen de vluchtrichting indraaien. 35. Bij de uitgangen van de tent dienen ook buiten de tent voldoende vluchtmogelijkheden voor de gebruikers aanwezig te zijn. Deze vluchtmogelijkheden dienen, zowel binnen als buiten de tent, vrij van obstakels te zijn. Tevens dient er een vrije doorgang naar de openbare weg te zijn, zodat de wagens van de hulpdiensten de tent makkelijk kunnen bereiken. Deze vrije doorgang dient een minimale breedte van 4 meter te hebben en een minimale doorrijhoogte van 4,50 meter. 36. De (nood)uitgangen van de tent dienen middels permanent verlichte vluchtwegaanduidingen (middels pictogram overeenkomstig het gestelde in de NEN 6088) in de tent aangegeven te worden, op zodanige wijze zodat deze uitgangen te allen tijde voor de gebruikers duidelijk zichtbaar zijn (deze vluchtwegaanduiding dient ook op noodverlichting aangesloten te zijn). Deze vluchtwegaanduiding dient vanuit iedere willekeurige plaats in de tent duidelijk zichtbaar te zijn. 37. Voor de verlichting van de tent mag alleen elektrische verlichting gebruikt worden, welke voldoet aan het gestelde in de NEN 1010 en dient daarnaast aan de eisen te voldoen, welke gesteld worden door de directeur van het energiebedrijf, die de stroomvoorziening verzorgt. Het gebruik van andere verlichtingsbronnen is absoluut niet toegestaan. 38. In de tent dient een noodverlichtingsinstallatie aangebracht te zijn. Deze installatie dient te worden gevoed door een stroombron die onafhankelijk werkt, van de normaal in gebruik zijnde stroomvoorziening van de betreffende energieleverancier. De noodstroomvoorziening dient te voldoen aan het gestelde in de NEN 1010 en de NEN-EN 1838. 39. De noodverlichting dient te branden bij het wegvallen van meer dan 70% van de normale netspanning en dient van zodanige sterkte te zijn dat er voldoende verlichting aanwezig blijft, zodat er te allen tijde een goede oriëntatiemogelijkheid ter ontvluchting van dit bouwsel overblijft. 40. In de tent dienen voldoende en duidelijk zichtbare blusmiddelen aanwezig te zijn. Deze blusmiddelen dienen in goede staat van onderhoud te verkeren, goedgekeurd te zijn en dienen te voldoen aan het gestelde in de NEN 2559. Deze blusmiddelen dienen ook bij het in- en uitruimen van de tent aanwezig te zijn! 41. Het gebruik van elektrische verwarmings- en/of verlichtingsbronnen welke niet, ten opzichte van stofferingen en versieringen, voldoende geïsoleerd staan opgesteld of zijn aangebracht (afstand minimaal 50 centimeter) is verboden.
42. Met gas gevulde tanks, flessen of ballonnen (uitgezonderd de blusapparaten en de voor de tapinstallatie benodigde koolzuurgasflessen) mogen niet aanwezig zijn. 43. Kookinrichtingen, bak- en braadvoorzieningen en aanverwante artikelen mogen niet in de tent staan opgesteld, maar dienen op voldoende veilige afstand van de tent geplaatst te worden (minimaal 5 meter). 44. Indien bij bepaalde festiviteiten de stoelen in rijen worden geplaatst, dient men gebruik te maken van zogenaamde koppelstoelen, van een door de brandweer goedgekeurd type, die aan elkaar moeten zijn gekoppeld. De afstand tussen de rijen moet ten minste 40 centimeter bedragen. 45. Tussen tafels, stoelen en stands dienen gangpaden worden vrijgehouden van ten minste 2,2 meter breedte. Gangpaden van ten minste twee meter breedte dienen de (nood)uitgangen met elkaar te verbinden. De opstelling van de tafels, stoelen en stands dienen, voorafgaand aan het evenement, middels een tekening duidelijk aangegeven te worden (zie voorwaarde 51). 46. Losse vloerbedekking, in de vorm van lopers, vloerkleden, enzovoorts, mogen niet in de toe- en (nood)uitgangen, looppaden en andere vluchtwegen worden gelegd. 47. Wand ve rs ie ring en dienen te voldoen aan brandklasse 2 zoals aangegeven in de NEN 6065 met een rookgetal van maximaal 2,2 m1 zoals gesteld in de NEN 6066. Versieringen in de vorm van brandbaar materiaal, dienen ten minste 24 uur voor aanvang evenement voldoende geïmpregneerd te zijn, zodat het betreffend materiaal niet meer zal bijdragen aan een snelle brandvoortplanting. Het bewijs van impregneren dient te worden aangetoond middels een certificaat en/of stempel op de versieringen. Deze versieringen mogen bij brand geen druppelvorming opleveren. Vastzetten van versieringen dient te geschieden middels metaaldraad/-ogen. Pla fondv e rsi e ring en mogen alleen van “onbrandbaar materiaal” dan wel zeer moeilijk brandbaar materiaal te zijn; deze materialen mogen niet brandvertragend (geïmpregneerd) zijn uitgevoerd maar dienen minimaal aan brandklasse 2 te voldoen met een maximale rookdichtheid van 2,2 m1 zoals bedoeld in de NEN 6066. Deze versieringen mogen bij brand geen druppelvorming opleveren. Eventuele versieringen welke aan het plafond bevestigd worden dient men te onderspannen met metaaldraden, welke weer bevestigd dienen te worden met metalen ogen. De metaaldraden dienen, zowel in de lengte als de breedte, maximaal 70 centimeter uit elkaar bevestigd worden. 48. Er mag absoluut geen dennengroen, dood en/of levend hout aan plafonds of in de vluchtwegen bevestigd worden, ook niet als dit geïmpregneerd is !! Voornoemd materiaal mag aan de overige wanden bevestigd worden mits dit is geïmpregneerd en zodoende een gelijkwaardige brandvertragende eigenschap bezit zoals materiaal dat voldoet aan brandklasse 2 overeenkomstig de NEN 6065 en geen groter rookgetal dan 2,2 m1 overeenkomstig het gestelde in de NEN 6066. Het materiaal mag bij brand geen druppelvorming opleveren en dient middels metaaldraad/-ogen vastgezet te worden. 49. Tijdens het in gebruik hebben van de tent dient men er voor te zorgen dat er voldoende gediplomeerde bedrijfshulpverleners aanwezig zijn (dus ook bij het inrichten en uitruimen). Deze personen dienen toezicht te houden op de brandveiligheid, het vrijhouden van de vluchtwegen en de toegankelijkheid voor de (externe) hulpdiensten. 50. Men is verplicht alle mogelijke maatregelen te treffen die een calamiteit, van welke aard dan ook, kunnen voorkomen c.q. beperken. 51. Om de situatie juist te kunnen beoordelen dient, de betreffende organisatie, zo spoedig mogelijk (doch ten minste drie weken voor aanvang evenement) overeenkomstig de benodigde tekening(en), te overleggen met de brandweer Tilburg. Op deze tekening(en) dient u aan te geven: a. De situatie (omgeving), schaal 1:1000 en terreininrichting, schaal 1:100; b. De grootte en plaatsaanduidingen van de in- c.q. (nood)uitgangen van de tent (ten minste 1 meter breed en 2,1 meter hoog); c. De aan te brengen nood- en transparantverlichtingsinstallatie; d. De indeling van de tent en indien van toepassing het stoelenplan. 52. De aanwijzingen, die door of namens de commandant van de brandweer Tilburg met betrekking tot de (brand)veiligheid van het publiek, worden gegeven moeten direct worden opgevolgd.