BIJLAGE 1a:
Overeenkomst tussen de Staat, HbR en de Provincie Zuid-Holland
ONDERGETEKENDEN I
de Staat der Nederlanden (hierna "de Staat"), gezeteld te 's-Gravenhage, in deze zaak rechtsgeldig vertegenwoordigd door mevrouw drs. K.M.H. Peijs, Minister van Verkeer en Waterstaat, handelend in overeenstemming met de Minister van Financiën, de Staatssecretaris van Economische Zaken, de Minister van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieu en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
II
de naamloze vennootschap Havenbedrijf Rotterdam N.V. (hierna "HbR"), statutair gevestigd te Rotterdam, kantoorhoudende te (3072 AP) Rotterdam aan de Wilhelminakade 909, in deze zaak rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer ir.drs. H.N.J. Smits, de heer ir.P Struijs en de heer drs. G.J. van Tongeren;
III
de Provincie Zuid-Holland (hierna "de Provincie"), gezeteld te 's-Gravenhage, kantoorhoudende te (2596 AW) 's-Gravenhage aan het Zuid Hollandplein 1, in deze zaak rechtsgeldig vertegenwoordigd door de Gedeputeerde de heer mr. F.D. van Heijningen, daartoe gemachtigd door de Commissaris van de Koningin van de Provincie en handelend ingevolge het besluit van Gedeputeerde Staten van de Provincie van 30 augustus 2005. OVEREENKOMST
1
De Provincie is zich ervan bewust dat de realisatie van het Deelproject Landaanwinning mede afhankelijk is van de toepasselijke bestuursrechtelijke procedures. De Provincie zal zich naar het beste vermogen inspannen, zoals aangegeven in het Bestuursakkoord, de voor de realisatie van het Deelproject Landaanwinning benodigde besluiten, waarvoor zij - ten tijde van het ondertekenen van deze overeenkomst - bevoegd bestuursorgaan is te nemen. De Provincie draagt echter geen aansprakelijkheid voor het geval haar inspanningen onvoldoende resultaat opleveren.
2
Partijen stellen vast dat ten aanzien van de mogelijke gevolgen van wet- en regelgeving op het gebied van natuurcompensatie, die ten tijde van het ondertekenen van deze overeenkomst nog niet in werking zijn getreden, nog nadere afspraken gemaakt moeten worden over de bestuurlijke taken, rollen en verantwoordelijkheden alsmede over de financiële gevolgen hiervan. Deze afspraken worden gemaakt op het moment dat de in werking treding van nieuwe wet- en regelgeving aan de orde is. ONDERTEKENING Deze overeenkomst is opgemaakt in drievoud en ondertekend op 2 september te Den Haag,
________________________ namens de Staat, Drs. K.M.H. Peijs Minister van Verkeer en Waterstaat
________________________ namens Havenbedrijf Rotterdam N.V., Ir.drs. H.N.J. Smits, President-directeur
________________________ namens de Provincie, mr. F.D. van Heijningen, Gedeputeerde
________________________ namens Havenbedrijf Rotterdam N.V., Ir. P. Struijs, Plaatsvervangend President-directeur ________________________ namens Havenbedrijf Rotterdam N.V., Drs. G.J. van Tongeren, Dir. Comm. Zaken
1
BIJLAGE 1b:
Overeenkomst tussen de Staat, HbR en de Gemeente Rotterdam
ONDERGETEKENDEN I
de Staat der Nederlanden (hierna "de Staat"), gezeteld te 's-Gravenhage, in deze zaak rechtsgeldig vertegenwoordigd door mevrouw drs. K.M.H. Peijs, Minister van Verkeer en Waterstaat, handelend in overeenstemming met de Minister van Financiën, de Staatssecretaris van Economische Zaken, de Minister van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieu en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
II
de naamloze vennootschap Havenbedrijf Rotterdam N.V. (hierna "HbR"), statutair gevestigd te Rotterdam, kantoorhoudende te (3072 AP) Rotterdam aan de Wilhelminakade 909, in deze zaak rechtsgeldig vertegenwoordigd door [namen];
III
de Gemeente Rotterdam (hierna "de Gemeente"), gezeteld te Rotterdam, kantoorhoudende te (3011 AD) Rotterdam aan de Coolsingel 40, in deze zaak rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer W.M. van Sluis RA, Wethouder voor Haven, Economie, Werkgelegenheid en Milieu; OVEREENKOMST
1
De Gemeente is gebonden aan artikel 6.2 van de heden tussen de Staat en HbR gesloten "Uitwerkingsovereenkomst Deelproject Landaanwinning".
2
De Gemeente spant zich aantoonbaar in opdat de in het Bestuursakkoord en genoemde Uitwerkingsovereenkomsten bedoelde Publiekrechtelijke Medewerking wordt verkregen. Deze verplichting doet niet af aan hun politieke en bestuurlijke vrijheid. ONDERTEKENING Deze overeenkomst is opgemaakt in drievoud en ondertekend op 2 september in Den Haag,
________________________ namens de Staat, Drs. K.M.H. Peijs Minister van Verkeer en Waterstaat
________________________ namens Havenbedrijf Rotterdam N.V., Ir.drs. H.N.J. Smits, President-directeur
________________________ namens de Gemeente, W.M. van Sluis RA, Wethouder voor Haven, Economie, Werkgelegenheid en Milieu
________________________ namens Havenbedrijf Rotterdam N.V., Ir. P. Struijs, plaatsvervangend President-directeur
________________________ namens Havenbedrijf Rotterdam N.V., Drs. G.J. van Tongeren, Directeur Commerciële Zaken
2
BIJLAGE 2:
BESCHRIJVING PROJECT LANDAANWINNING
Deze bijlage bevat een vereenvoudigde en samengevatte beschrijving van de aard en omvang van de Landaanwinning zoals dat is vastgelegd in Masterplan versie 1. Partijen zijn het daarover eens. De in deze bijlage opgenomen tabel met te realiseren objecten is te beschouwen als een indicatieve aanduiding van de in het kader van de Landaanwinning te realiseren objecten. Masterplan versie 1 is het document waarover Partijen het ten tijden van dat Masterplan eens waren en geldt als weergave van de scope van het deelproject Landaanwinning zoals deze is opgesteld door het HbR. In het kader van het overeengekomen principe van "gecontroleerd vertrouwen" draagt HbR zorg voor het beheren van het Masterplan versie 1. Partijen maken in het nog af te sluiten protocol voor uitwisseling van informatie nadere afspraken over de wijze waarop de Staat toegang zal hebben tot Masterplan 1. Over scopewijzigingen hebben Partijen de volgende afspraken gemaakt. Voorzover vallend binnen de grenzen van met name het toetskader zijn deze de bevoegdheid van HbR, dat daarover rapporteert door middel van de afgesproken informatie- en rapportagestromen. Binnen HbR is een procedure voor scopewijzigingen met expliciete, te documenteren besluitvorming door het management. Als een scopewijziging een interface heeft met de rijksverantwoordelijkheid legt HbR deze voor aan de Staat. Te denken valt aan scopewijzigingen die raken aan de PKB+PMR of betrekking hebben op hetgeen in Bestuursakkoord en/of in de overeenkomst is overeengekomen. Het betreft in elk geval de hierna genoemde primaire uitgangspunten. Afwijking daarvan is niet mogelijk zonder voorafgaand overleg en toestemming van de Staat. De Staat zal die toestemming niet onthouden, tenzij op gewichtige gronden op voor de Staat relevante onderwerpen. . Deze bijlage bevat een beschrijving van het Project Landaanwinning. Achtereenvolgens komt het volgende aan de orde: 1. opsomming te realiseren objecten; 2. randvoorwaarden en uitgangspunten; 3. afbakening.
1
1
OPSOMMING TE REALISEREN OBJECTEN
Tabel Opsomming te realiseren objecten Object Zeewering • Zachte zeewering geschikt voor extensieve recreatie • Droog strand à 50 m breed om te voldoen aan huidige strandcapaciteit Maasvlakte 1 • Harde zeewering
Zandpannenkoek (terreinen) • Industrieterrein geschikt voor deepsea activiteiten • Terreinhoogte vergelijkbaar als op Maasvlakte 1 Zeehaventoegang • Zeevaarttoegang via Yangtzehaven 600 m breed op de waterlijn • Binnenvaarttoegang via Yangtzehaven 600 m breed op waterlijn • Opruimen zeewering op Maasvlakte 1 • Opruimen blokkendam Noordwesthoek • Aanpassingen bestaande infrastructuur Maasvlakte 1
Droge infrastructuur • Wegverbindingen • Interne baan (meerdere gebruikers) • Hoofdontsluiting aansluiting op fly-over Europaweg • Hoofdontsluiting tot C2-bocht (ter hoogte van het C2-deponie) geeft aansluiting op A15 / N15 • Onderliggend wegennet (openbare wegen) • Railverbindingen • Hoofdontsluiting spoor via Buitencontour • Spoor naar uitgegeven terrein • Emplacement • Pijpleidingverbindingen • Transportleidingen Nutsvoorzieningen • Rioleringsstelsel & persleidingen • Riolering voor vuil water en regenwater • Kunstwerken • Ongelijkvloerse kruisingen van weg met spoor • Aansluiten C2-bocht • Aanpassen koelwateruitlaat E.on
Centrale geul begrenzing nat/droog • Centraal havenkanaal, geschikt voor 12.500 TEU schepen • Insteekhavens, geschikt voor 12.500 TEU schepen • Overslag voorzieningen chemie • Kademuren voor containeroverslag • Glooiing binnenzijde
2
2
RANDVOORWAARDEN EN UITGANGSPUNTEN Hieronder volgt een beschrijving van de randvoorwaarden en uitgangspunten (zowel primaire als secundaire) die HbR zal hanteren bij haar uitwerking van de in bovenstaande tabel gegeven beschrijving van het Project Landaanwinning. Bedoelde randvoorwaarden en uitgangspunten zijn derhalve beschreven voor: • • • • •
Zeewering; Zandpannenkoek (terreinen); Zeehaventoegang; Droge infrastructuur; Centrale geul begrenzing nat/droog.
Bedoelde door HbR te hanteren randvoorwaarden en uitgangspunten houden verband met het bepaalde in het Toetskader. Bij eventuele strijdigheid tussen bedoelde randvoorwaarden en uitgangspunten en het bepaalde in het Toetskader gaat het bepaalde in het Toetskader voor. Randvoorwaarden Onder randvoorwaarden worden die punten verstaan, die hard zijn, waar structureel rekening mee gehouden moet worden en waar niet van afgeweken kan worden. Het betreft de concrete beleidsbeslissingen als opgenomen in de PKB+PMR en/of hetgeen bepaald is in het EU-advies. Primaire uitgangspunten Primaire uitgangspunten zijn uitgangspunten die ondermeer voortvloeien uit de PKB+PMR (andere dan de concrete beleidsbeslissingen) en door Partijen zijn overeengekomen te gelden. Deze uitgangspunten hebben hoge prioriteit voor HbR maar kunnen door voortschrijdend inzicht in de loop van de realisatie van het Project Landaanwinning – indien overeengekomen tussen partijen - veranderen. Secundaire uitgangspunten Secundaire uitgangspunten zijn uitgangspunten die HbR zelfstandig heeft geformuleerd. Ook voor deze uitgangspunten geldt dat zij eveneens door voortschrijdend inzicht in de loop van de realisatie van het Project Landaanwinning kunnen veranderen. Hierna volgt een beschrijving van de randvoorwaarden en uitgangspunten per object als hiervoor bedoeld. In de beschrijving zijn de volgende notaties gebruikt: • CB met een paragraaf (§) nummer verwijst naar de desbetreffende paragraaf met de Concrete Beleidsbeslissing uit de PKB+PMR. • BWB met een paragraaf (§) nummer verwijst naar de paragraaf met de desbetreffende Beslissing van Wezenlijk Belang uit de PKB+PMR. • KS met een paragraaf (§) nummer verwijst naar de paragraaf met het desbetreffende het kabinetsstandpunt uit de PKB+PMR. 2.1
Zeewering
2.1.1 Algemeen De zeewering waarborgt de kustveiligheid met betrekking tot overstroming van de landaanwinning (ongeveer 1000 hectare netto uitgeefbaar haven- en industrieterrein)
3
en is conform het bestaande kustbeleid (CB § 6.6.3). Door een deel van de zeewering hard aan te leggen biedt deze een veilige toegang voor de zeevaart. De afname van de lengte kustzee ten gevolge van de landaanwinning moet worden gemitigeerd door middel van de aanleg van een zachte zeewering met minimaal de overeenkomstige lengte als de huidige zachte zeewering inclusief onderwateroever (BWB § 3.3.4). Fasering De Landaanwinning zal de randvoorwaarden zoals deze in de PKB+PMR zijn geformuleerd ten aanzien van fasering volgen (zie ook (BWB § 3.3.2.). Ook in het standpunt van kabinet (KS § 6.4.2) te weten dat er “gestreefd wordt naar maximale flexibiliteit van de uitvoering van de landaanwinning” en dat wordt ingespeeld op de feitelijke ontwikkeling van de vraag naar terreinen”, geeft randvoorwaarden van eenzelfde strekking. 2.1.2 Randvoorwaarden en uitgangspunten voor de harde zeewering en Westdam Randvoorwaarden Het ontwerp van de zeewering is dusdanig dat het afdoende stroomgeleiding biedt en daarmee voldoet aan de BWB § 3.3.2. (te weten een veilige afwikkeling van de scheepvaart in combinatie met een vlotte bereikbaarheid voor de bestaande en nieuwe havengebieden, zodanig dat deze vergelijkbaar is met de huidige situatie). Primaire uitgangspunten • Veiligheidsniveau tegen overstroming is vergelijkbaar met Maasvlakte 1, te bepalen op basis van een functionele benadering. 2.1.3 Randvoorwaarden en uitgangspunten Zachte Zeewering Randvoorwaarden • Het ontwerp is van dusdanig dat het afdoende stroomgeleiding biedt voor een veilige afhandeling van het scheepvaartverkeer • Mitigatie van de afname van de lengte kustzee door aanleg minimaal overeenkomstige lengte van de zachte zeewering inclusief onderwater oever aan de landaanwinning Primaire uitgangspunten • Veiligheidsniveau tegen overstroming is vergelijkbaar met Maasvlakte 1, te bepalen op basis van een functionele benadering. • Zand met nieuwe korreldiameter 285 µm is verkrijgbaar en dit zand is winbaar binnen de gemiddelde vaarafstand van 18 km en tegen marktconforme prijzen. Zoals nu verwacht wordt dat door de MER-zandwinning mogelijk gemaakt Secundair uitgangpunten • Materialen uit de huidige zeewering van MV1 worden gebruikt in de nieuwe zeewering voor MV2 en/of de aan te leggen industrieterreinen.
4
2.2
Zandpannenpoek
2.2.1 Algemeen Circa 1000 ha netto uitgeefbaar terrein De zandpannenkoek t.b.v. circa 1000 ha netto uitgeefbaar zal dusdanig aangelegd worden dat deze geschikt is (CB § 3.3.1) voor de in PKB+PMR genoemde activiteiten (CB § 3.3.1). Zandwinning Het zand benodigd voor de Landaanwinning wordt gewonnen in de PKB+PMR aangegeven gebieden (CB en BWB § 3.3.3) en binnen de gestelde randvoorwaarden van het MER (BWB § 3.3.2) en de mitigatie en compensatie. Flexibiliteit en fasering Binnen de buitencontour zijn voor de uitgeefbare terreinen de randvoorwaarden zoals deze in de PKB+PMR zijn geformuleerd ten aanzien van fasering gevolgd (zie ook BWB § 3.3.2). Ook in het standpunt van kabinet (KS § 6.4.2) te weten dat er “gestreefd wordt naar maximale flexibiliteit van de uitvoering van de landaanwinning” en dat wordt ingespeeld op de feitelijke ontwikkeling van de vraag naar terreinen”, geeft randvoorwaarden van eenzelfde strekking. Inrichting De landaanwinning zal worden ingericht en geëxploiteerd als een duurzaam bedrijventerrein (BWB § 3.3.2). Aspecten die daarbij o.a. een rol spelen zijn intensief ruimte gebruik, clusteringactiviteiten, beperken van interne transportstromen, vestiging van het juiste bedrijf op de juiste plek. Met de doorsteekvariant wordt ingespeeld op de bovenstaande aspecten. Daarnaast is ruimte gereserveerd voor een goede aansluiting op de bestaande infrastructuur van de zeevaart, binnenvaart, spoor, weg en pijpleidingen. 2.2.2 Randvoorwaarden en uitgangspunten Zandpannenkoek Randvoorwaarden • Het ontwerp is van dusdanig dat het afdoende stroomgeleiding biedt voor een veilige afhandeling van het scheepvaartverkeer Primaire uitgangspunten • Veiligheidsniveau tegen overstroming is vergelijkbaar met Maasvlakte 1, te bepalen op basis van een functionele benadering. • Totale oppervlakte is circa 1000 ha netto uitgeefbaar terrein • Inrichting conform principe duurzaam bedrijventerrein • Zand afkomstig uit de Yangtzehaven wordt gebruikt voor de Zandpannenkoek Secundaire uitgangpunten • Er is rekening gehouden met Zettingverlies van 10 cm.
5
2.3
Zeehaventoegang
2.3.1 Algemeen Met de zeehaventoegang via de Yangtzehaven voorziet de Landaanwinning in een vlot en bereikbare toegang (BWB § 3.3.2 & KS § 6.8.3). Om de huidige nautische veiligheid te kunnen waarborgen worden de beoogde maatregelen genomen. Ook het kabinet realiseert zich dat aanvullende maatregelen nodig zijn om de veiligheid te waarborgen (KS § 6.8.3). Met deze zeehaventoegang zal de Landaanwinning bereikbaar zijn voor de deepsea schepen en daarmee geschikt zijn voor deepsea gebonden activiteiten (BWB § 3.3.2 en KS § 6.5.4). Wel verwoord het kabinetsstandpunt dat het behoud van de huidige vlotte bereikbaarheid in combinatie met veiligheid niet onder alle omstandigheden gewaarborgd is (KS § 6.8.3). 2.3.2 Randvoorwaarden en uitgangspunten voor de Zeehaventoegang Randvoorwaarden • Er zijn geen randvoorwaarden gedefinieerd. Primaire uitgangspunten • Aanpassingen t.b.v. nautische toegang (zee en binnenvaart) Maasvlakte 2 (vlot en veilig). • Aanleun / blokkendam volledig verwijderen passend binnen de faseringen van MV2, aansluitend op de bestaande uitgeefbare terreinen van de Eerste Maasvlakte. • Opbreken / sloop ter plaatse van doorsteek van de infrabundel. • Aanpassingen infrastructuur Maasvlakte 1. • Geen werkzaamheden ter plaatse van Papegaaienbek binnen projectraming. • Zand afkomstig uit de Yangtzehaven wordt gebruikt voor het Zandlichaam. Secundaire uitgangpunten • Er zijn geen secundaire uitgangspunten gedefinieerd. 2.4
Centrale geul begrenzing nat-droog
2.4.1 Algemeen De vormgeving centrale geul is dusdanig dat deze veilig en geschikt is voor deepsea schepen en binnenvaart (BWB § 3.3.2 & BWB § 3.3.2). De begrenzing is tevens ten behoeve van de goederen afhandeling van de deepsea schepen (KS § 6.5.4) 2.4.2 Uitgangspunten en randvoorwaarden voor de Centrale geul begrenzing nat-droog Randvoorwaarden • Euromax is ten noorden van de Yangtzehaven geprojecteerd (reeds uitgegeven terrein) • Doorsteek kan pas gemaakt worden als de infrabundel en de zinker onder Yangtzehaven over de buitencontour als operationeel is Primaire uitgangspunten • Kademuren zijn geschikt voor zowel binnenvaart als zeevaart • Kademuren, geraamd is aanleg in de droge.
6
•
Voor de kademuren geldt dat deze direct op de definitieve plek worden aangelegd, fasering is hier niet van toepassing
Secundaire uitgangpunten • Raming kademuur inclusief bodembescherming en remmingwerk 2.5
Droge infrastructuur
2.5.1 Algemeen De afhandeling van alle goederenstromen op de Landaanwinning (BWB § 3.3.2) zal middels een centrale hoofdinfrastructuur bundel plaatsvinden. De bundel voor weg, spoor en pijpleiding sluit aan op het bestaande gebied (Maasvlakte) (CB § 3.3.1) i.e. de C2-bocht op de bestaande Maasvlakte. Inrichting als duurzaam bedrijventerrein De landaanwinning zal worden ingericht en geëxploiteerd als een duurzaam bedrijventerrein (BWB § 3.3.2). Aspecten die daarbij o.a. een rol spelen in intensief ruimte gebruik, clusteringactiviteiten, beperken van interne transportstromen, vestiging van het juiste bedrijf op de juiste plek. Met de doorsteekvariant wordt ingespeeld op de bovenstaande aspecten. Daarnaast is er voldoende ruimte gereserveerd voor een goede aansluiting van de landaanwinning op de bestaande infrastructuur van de zeevaart, binnenvaart, spoor, weg en pijpleidingen. Met de aansluiting van spoor op de havenspoorlijn is een snelle afwikkeling van goederen per spoor mogelijk (KS § 6.8.3). Modal split HbR geeft invulling aan de wensen met betrekking tot modal shift door zich in te spannen om voor de toekomstige klanten op de Landaanwinning in alle modaliteiten (spoor, weg, binnenvaart) de modal shift te bevorderen.. Aangelegd wordt: Spoor Het spoor wordt aangesloten op de Havenspoorlijn/Betuweroute. Daarnaast zullen faciliteiten getroffen worden voor het rangeren van treinen (emplacement). Eventuele aanpassingen aan de Havenspoorlijn vallen buiten het project (standpunt kabinet § 6.8.3). Weg De hoofdbundel voor de weg zal via de C2-bocht aansluiten op de bestaande A15 /N15. De huidige N15/A15 behoort conform het kabinetsstandpunt niet tot het project (KS § 6.8.3). Naast deze hoofdbundel is rekening gehouden met secundaire wegen voor de ontsluiting van de bedrijven en overige verkeer. Pijpleiding Voor de leidingen (product en nuts) zal voldoende ruimte gereserveerd worden op de landaanwinning. Voor de productleidingen is, aangezien deze klantspecifiek zijn, alleen ruimte gereserveerd. De “nutsleidingen” zijn een basis voorziening en zijn noodzakelijk voor het accommoderen van bedrijven (BWB § 3.3.2).
7
Binnenvaart Met een breedte van 600m van de Yangtzehaven is voor de natte ontsluiting de veiligheid en bereikbaarheid gewaarborgd. Tevens is dit de binnenvaart verbinding van en naar het achterland. (BWB § 3.3.2.). Net als in de Referentie ontwerpen is het doortrekken van het Hartelkanaal niet opgenomen, met name vanwege de ingewikkelde infrastructurele maatregelen de daarmee samenhangende hoge kosten en lange bouwtijd alsmede de uit nautisch oogpunt als zeer onaantrekkelijk getypeerde stroombeelden die bij een doortrekking zouden optreden. (zie ook KS § 6.8.3). 2.5.2 Uitgangspunten en randvoorwaarden Randvoorwaarden • Doorsteek kan pas gemaakt worden als de infrabundel over de buitencontour operationeel is. Primair uitgangspunt • Door gehanteerde eenheidsprijzen en de ruimte reservering voor de infrastructuur kan deze zonodig voldoen aan de Richtlijnen voor het Ontwerpen van Niet Autosnelwegen (RONA) • In de kostenraming is rekening gehouden met de aanleg van de riolering. Voor de overige (nuts)leidingen geldt dat leveranciers zelf leveringspichtig zijn. De product leidingen zijn klant specifiek en worden door derden bekostigd en geëxploiteerd. Als marge is in de raming rekening gehouden met investeringen voor aanvullende leidingen. Secundaire uitgangspunten • Er zijn geen secundaire uitgangspunten gedefinieerd. 3
AFBAKENING Hieronder is uitdrukkelijk beschreven welke objecten in ieder geval uitdrukkelijk niet tot het Project Landaanwinning behoren.
3.1
Mogelijk noodzakelijke investeringen hier genoemd die niet vallen onder de scope van het project Maasvlakte 2, worden zonodig verricht binnen de gangbare bedrijfsvoering van het HbR. 1. Aankoop bestaande bedrijventerreinen op MV1 De huidige Maasvlakte is reeds in bezit van het HbR, voor aankoop is het niet nodig om hier kosten voor op te nemen. 2. Emplacement chemie Chemie kan via de bestaande emplacementen op MV1 en de toekomstige emplacementen op MV2 worden afgewikkeld. In de projectraming van het project MV2 is een spooremplacement van 16 sporen voorzien. 3. Barge service centrum De verwachting is dat de binnenvaart deels via de zeekade, deels via binnenvaartkades wordt afgehandeld. In de projectraming van de Maasvlakte 2 is rekening gehouden met deze kademuren. Investeren in een apart barge service centrum als onderdeel van de projectkosten is daarom niet nodig.
8
4. Vrachtwagen service centrum Een vrachtwagen service centrum maakt naar de mening van het HbR geen onderdeel uit van de openbare ruimte. Dit soort voorzieningen worden privaat ontwikkeld waarbij het HbR de grond uitgeeft aan een dergelijke exploitant. In het bestaande havengebied is dit gebruikelijk. 5. Nautische voorzieningen t.b.v. verkeersbegeleiding Nautische voorzieningen t.b.v. verkeersbegeleiding worden niet vanuit het project gefinancierd. Deze kosten komen tot uitdrukking in de operationele kosten welke in de Business Case MV2 zijn opgenomen. 6. Beheer verlichting, groenvoorzieningen Kosten maken onderdeel uit van de reguliere bedrijfsvoering van het HbR en komen tot uitdrukking in de operationele kosten welke in de Business Case MV2 in rekening zijn gebracht. 7. Chemiesteigers In de regel zijn steigers klantspecifiek en maken derhalve onderdeel uit van het contract tussen HbR en de klant. Zij vallen daarom niet onder de basis infrastructuur en zijn niet opgenomen in de scope van het project Maasvlakte 2. 8. Pijpleidingen naar het achterland In de projectraming zijn de noodzakelijke nutsvoorzieningen binnen de hoofdinfrabundel opgenomen tot de projectgrens welke bij de C2-bocht ligt. De pijpleidingen zijn klantspecifiek en vallen derhalve niet onder de basis infrastructuur en zijn niet opgenomen in de scope van het project Maasvlakte 2. 9. Afsnuiten Papegaaienbek/Kop van de Beer Met de huidige voorzieningen en aanpassingen voldoet de zeehaventoegang aan de PKB-MER. Op basis van de huidige verwachting van de vervoersstromen wordt rond 2020-2025 een knelpunt in het Beerkanaal verwacht. Volgens de huidige inzichten kan dit worden verholpen door middel van aanpassing van hetzij de Papegaaienbek, hetzij de Kop van de Beer. De hiermee gemoeide kosten zijn opgenomen in de Meerjaren Investering Staat van het HbR in de periode 2020-2025. 10. Uitbreiding RSC MV1 Voor de afhandeling van het spoor is in de projectraming Maasvlakte 2 voorzien in een emplacement met 16 sporen. Vanuit logistiek oogpunt is uitbreiding van het RailService Centrum Maasvlakte 1 (RSC West) noodzakelijk. Bij de aanleg van RSC West is rekening gehouden met toekomstige uitbreiding. Deze activiteit behoort tot de reguliere bedrijfsvoering HbR en zal te zijner tijd worden opgenomen in het meerjaren investeringsprogramma. Een bijdrage van het Rijk zal te zijner tijd door middel van de gangbare subsidieregelingen worden aangevraagd. 3.2
Hetgeen hierna is opgenomen valt niet onder het in de tabel beschreven Project Landaanwinning, maar zal in het kader van de realisatie van dat project dienen te worden verricht door en voor rekening van de Staat danwel door en voor rekening van Rotterdam 1
Recreatiestrand In de kostenraming van de Doorsteekvariant is rekening gehouden met een talud van de zachte zeewering die extensieve natuur- en landschapsrecreatie mogelijk maakt, bestaande uit mogelijkheden tot wandelen, vogel- en
9
2
3.3
schepenspotten. Het talud is niet geschikt voor intensieve recreatie. Voor intensieve recreatie is een flauwer talud van de zachte zeewering vereist wat extra zandkosten met zich mee brengt Aanpassing toeleidende infrastructuur Eventueel noodzakelijke aanpassingen aan de infrastructuur buiten het projectgebied zoals aangegeven in bijlage 10 behoren niet tot de scope van het project.
Achterlandverbindingen • De extra belasting vanuit Maasvlakte 2 op de achterlandverbindingen en met name de A15 (MaVa) mag niet zodanig zijn dat dit leidt tot onaanvaardbare consequenties. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de ten tijde van het afsluiten van de UWO voorgenomen investeringen in de A15 en overige achterlandverbindingen door het Rijk worden gerealiseerd. Indien de verkeersdruk op de achterlandverbindingen aanzienlijk afwijkt van hetgeen is aangenomen in de PKB dan treden partijen in overleg. *****
10
BIJLAGE 3:
Toetskader PMR-deelproject landaanwinning en natuurcompensatie
Definitieve Versie Versie 12 30 augustus 2005
11
Toelichting Toetskader brengt diverse randvoorwaarden samen Voor de realisatie van het PMR-deelproject landaanwinning en natuurcompensatie gelden diverse randvoorwaarden, afkomstig uit verschillende bronnen. Dit toetskader met bijbehorende kalender van toetsmomenten is ontwikkeld om bij de verdere planontwikkeling, uitvoering en exploitatie van de landaanwinning te kunnen nagaan of de uitvoerder van het deelproject de randvoorwaarden uit de verschillende bronnen juist volgt. Vanwege de hanteerbaarheid en om (gedeeltelijke) overlappingen inzichtelijk te maken, zijn de randvoorwaarden in dit toetskader per projectonderdeel gegroepeerd. Wanneer er tussen bepaalde randvoorwaarden dwarsverbanden bestaan, is dat aangegeven. Om te kunnen herleiden naar herkomst, is bij elke randvoorwaarde vermeld uit welke bron deze afkomstig is. Voorafgaand aan het toetskader biedt deze inleiding een kort overzicht van de status van het toetskader, van de bronnen waaruit de randvoorwaarden afkomstig zijn en van de rol van de projectminister bij het afleggen van verantwoording, onder meer aan de hand van dit toetskader, of bij de uitvoering van het project aan alle randvoorwaarden is voldaan. Status: bindende afspraken Dit toetskader is onderdeel van de ‘uitwerkingsovereenkomst landaanwinning’, waarin de projectpartners, het Rijk, de provincie Zuid-Holland, de stadsregio Rotterdam, de gemeente Rotterdam en het Havenbedrijf Rotterdam, bindende afspraken hebben vastgelegd over de landaanwinning, de daarvoor benodigde zandwinning en de bijbehorende natuurcompensatie. Uitgangspunt: PKB-plus met bijbehorend MER In september 2003 publiceerde het kabinet de definitieve tekst van de Planologische Kernbeslissing-plus (PKB-plus) Mainportontwikkeling Rotterdam. Hierin zijn de ruimtelijke reserveringen en randvoorwaarden vastgelegd voor het uitvoeren van drie deelprojecten: een landaanwinning voor een nieuw havengebied in zee met bijbehorende natuurcompensatie, nieuwe natuur- en recreatiegebieden en een serie projecten om in de bestaande haven van Rotterdam ruimte intensiever te benutten en de kwaliteit van de leefomgeving te verbeteren. Bij de uitvoering van het deelproject landaanwinning fungeert de PKB-plus als uitgangspunt. Voor een specificatie van de randvoorwaarden op milieugebied, verwijst de PKB-plus naar het milieueffectrapport (MER) Landaanwinning, dat in mei 2001 is gepubliceerd, en naar de daarin onderzochte referentieontwerpen voor de landaanwinning. Na het erkennen van enkele bezwaarschriften tegen concrete beleidsbeslissingen uit de PKB-plus en de daarop volgende nietig verklaring van alle concrete beleidsbeslissingen door de Raad van State op 26 januari 2005, wordt de inhoud van de PKB-plus voorzover nodig aangepast. Deze aanpassingen worden, waar van toepassing, doorvertaald naar dit toetskader.
12
Afspraken projectpartners in PPvE Behalve in de PKB-plus en het bijbehorende MER hebben de projectpartners nadere afspraken over de uitvoering van de landaanwinning vastgelegd in een publiek programma van eisen (PPvE). Dit programma is onderdeel van een memorandum van overeenstemming over uitvoering en financiering dat de projectpartners in maart 2002 ondertekenden en vervolgens voorlegden aan de Tweede Kamer. Op 25 juni 2004 ondertekenden de projectpartners een nadere uitwerking van dit memorandum in de vorm van een bestuursakkoord, met het PPvE als bijlage. De afspraken uit dit bestuursakkoord zijn vervolgens verder gespecificeerd in een aantal uitwerkingsovereenkomsten. Dit toetskader is onderdeel van de uitwerkingsovereenkomst voor de landaanwinning. Randvoorwaarden EU Uitvoering van het deelproject landaanwinning heeft significant negatieve effecten op habitats en soorten die beschermd worden met de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Uit die richtlijn, de adviesaanvraag en het daaropvolgende advies van de Europese Commissie over de wijze waarop die bij dit project moet worden gevolgd, vloeien eveneens randvoorwaarden voort voor de landaanwinning, de daarvoor benodigde zandwinning en de bijbehorende natuurcompensatie. Uitgangspunt van het advies van de Commissie is dat de relevante eisen uit de PKB-plus, zoals die zijn vermeld in de adviesaanvraag, worden gerespecteerd. Beheervoorwaarden Tenslotte stelt Rijkswaterstaat, directie Zuid-Holland en directie Noordzee, randvoorwaarden aan de landaanwinning vanuit zijn rol als beheerder van de zeewering, de kust, de omringende zeewateren inclusief de vaargeulen, en de aansluitende achterlandverbindingen. Projectminister toetst De minister van Verkeer en Waterstaat fungeert namens het Rijk als projectminister voor het Project Mainportontwikkeling Rotterdam en is in die hoedanigheid politiek verantwoordelijk en juridisch aanspreekbaar dat de uitvoering ervan binnen de gestelde randvoorwaarden plaatsvindt, voor zover niet strijdig met de eigen verantwoordelijkheid van de bevoegde gezagen voor de volgbesluiten. Uit het publiek programma van eisen is om die reden in dit toetskader de afspraak overgenomen dat de minister in de gelegenheid gesteld wordt om de ontwerpen van de landaanwinning voordat deze naar buiten gaan in te zien en het ontwerp van de zeewering te toetsen. Daarnaast zal de projectminister in het kader van de procedureregeling Grote Projecten regelmatig aan de Tweede Kamer verslag uitbrengen over de vorderingen van het project en de manier waarop daarbij de vastgestelde randvoorwaarden zijn gevolgd. Ook houdt de projectminister de Europese Commissie regelmatig op de hoogte van de vorderingen en met name van het daadwerkelijk optredende verlies aan beschermde natuur en van de winst die wordt geboekt met de projecten voor natuurcompensatie.
13
De rapportages aan de hand van dit toetskader zijn bronnen voor deze verslaglegging aan de projectminister. Afwijkingen die optreden ten opzichte van de onderbouwingen die bij de toetsmomenten uit dit toetskader zijn geleverd, moeten aan de Tweede Kamer en Europese Commissie worden gemeld en daarom tijdig voorafgaand aan elke verslaglegging aan de minister bekend worden gemaakt. Opbouw toetskader De opbouw van het toetskader is als volgt: •
Niveau 1: overzicht van projectonderdelen, de strekking van de daarvoor geldende randvoorwaarden en de momenten waarop die worden getoetst.
•
Niveau 2: specificatie van de randvoorwaarden, de daaruit afgeleide toetsbare eisen, de toetsmomenten en de wijze van toetsing.
•
Niveau 3: toetsprocedure
•
Niveau 4: verklarende afbeeldingen
14
Niveau 1: overzicht projectonderdelen, strekking randvoorwaarden en toetsmomenten
15
realisatie met zo min mogelijk hinder voor scheepvaart, haven en omgeving
monitoringprogramma’s werkelijke effecten zandwinning, landaanwinning en
3.
4.
4. hulpverlening, evacuatiemogelijkheden en handhaven van de veiligheid zijn gewaarborgd
exploitatie en beheer zijn gericht op duurzaam gebruik van (milieu)ruimte
C+G+ I+L
C + D +I + L
C+D+L
landaanwinning is bestemd voor deepsea-gebonden activiteiten
3.
D+E+K+L
2.
voldoende ruimtelijke kwaliteit en recreatiemogelijkheden
3.
C+I+L A
inrichten landaanwinning als duurzaam bedrijventerrein
2.
C+E+L
1. eenheid van beheer voor het hele havengebied
ruimte en voorzieningen voor veilig en zo milieuvriendelijk mogelijk achterlandtransport
1.
C+D+M
E+G
B+D+H+J
D+E+F+G+J
B+E+H+P
D+E+K+J
B+D+E+G+J
monitoring; K = controle na oplevering L = Bestemmingsplan M = Monitoring N = vervolgbesluiten t.b.v. de natuurcompensatie In vet is het hoofdtoetsmoment
16
aannemer; F = go/no-go beslissing op basis marktvraag; G = concessievergunning(/WBR); H = ontgrondingsvergunning; I = WM/WvO-vergunning; J =
A = uitwerkingsovereenkomsten; B = jaarlijks t.b.v rapportage aan Minister; C = MER-bestemming; D = MER-aanleg; E = ontwerp en uitvoeringsplan
6. exploiteren
5. inrichten
methoden van zandwinning die schade aan natuur zoveel mogelijk beperken
2.
natuurcompensatie
realisatie in fasen afgestemd op marktvraag en beperking van natuurschade
1.
4. bouwen
voorzieningen en omstandigheden voor een veilige en vlotte scheepvaart
6.
tijdige en voldoende compensatie van onvermijdelijke natuurschade
onderhoudsbehoefte van kusten en vaarwegen zoveel mogelijk beperken
5.
1.
voldoende bescherming tegen overstroming van de landaanwinning en omringende kusten
4.
3. compenseren
C+D
beperkte invloed op belevingswaarde bestaande kusten
3.
D+E+G
B+E+G+J
2. schade landaanwinning aan beschermde natuur zoveel mogelijk beperken
maximaal 1000 hectare uitgeefbaar haventerrein
D +L
B+E+J
3.
1.
B+D+H+J
2. zandwinning binnen aangegeven zoekgebied, verenigbaar met natuurbescherming
2. ontwerpen
E+G+N
1. landaanwinning binnen aangegeven zoekgebied
1. lokaliseren
compensatieopgave binnen aangegeven zoekgebieden
Toetsmomenten
Projectonderdeel Strekking randvoorwaarden
Toetskader 1e fase PMR-deelproject landaanwinning en natuurcompensatie in het kort
Niveau 2: randvoorwaarden, toetsbare eisen, toetsmomenten en afspraken over wijze van toetsen per projectonderdeel
17
1.1 Lokaliseren: landaanwinning binnen aangegeven zoekgebied Randvoorwaarden Concrete beleidsbeslissing: een landaanwinning ten behoeve van haven- en industrieterrein wordt mogelijk gemaakt in het gebied dat begrensd wordt door de Euro-Maasgeul in het noorden, de verlengde demarcatielijn in het zuiden en in het westen door de lijnen zoals aangeduid op figuur 3.1. Bron: 1. PKB-plus. [1] Concrete beleidsbeslissing: de huidige demarcatielijn zal - conform het vigerend Streekplan Rijnmond - in west-zuidwestelijke richting worden verlengd (zie figuur 3.1), hetgeen betekent dat in de Haringvlietmond direct ten zuiden van deze lijn geen landaanwinning voor een haven- en industrieterrein is toegestaan. Bron: 1. PKB-plus. [2] Relatie met andere randvoorwaarden 2.2 Schade landaanwinning aan beschermde natuur zoveel mogelijk beperken. 3.1 Tijdige en voldoende compensatie van onvermijdelijke natuurschade. Toetsbare eisen 1. De gehele uiteindelijk beoogde landaanwinning blijft binnen de aangegeven lijnen (PKB-plus). [1.2 - 2.1] Toetsmomenten Voorontwerp Havenbedrijf (B) + ontwerp en uitvoeringsplan aannemer (F) + go/no-go beslissing op basis marktvraag (G) + concessievergunning (H) + controle na oplevering (M). Afspraken over wijze van toetsen Het Havenbedrijf Rotterdam toont aan de hand van het definitieve ontwerp van de gehele landaanwinning de ligging binnen het vastgestelde zoekgebied. Het Havenbedrijf Rotterdam levert daarvoor een kaart met coördinaten.
18
1.2 Lokaliseren: zandwinning binnen aangegeven zoekgebied, verenigbaar met natuurbescherming Randvoorwaarden Concrete beleidsbeslissing: in figuur 3.2 is het gebied aangegeven waar het voor de landaanwinning benodigde ophoogzand zal worden gewonnen, daarbij in aanmerking nemende dat ook zand mag worden benut dat als bijproduct vrijkomt bij werken ter waarborging van de toegankelijkheid van de Rotterdamse haven, zoals verbreding en verdieping van de vaargeul of bij de eventuele winning van beton- en metselzand (waarvoor een aparte procedure geldt). De zeewaartse begrenzing van het gebied voor zandwinning wordt gevormd door een straal van 30 kilometer vanuit het midden van de zuidrand van de referentieontwerpen voor een landaanwinning. De landwaartse begrenzing wordt gevormd door de 2 kilometer-lijn zeewaarts van de doorgaande 20 m NAP-dieptelijn. Delen van het zoekgebied worden van zandwinning uitgesloten als uit het MER zandwinning blijkt dat de zandwinning in deze deelgebieden significant negatieve effecten kan hebben op beschermde habitats en/of beschermde soorten en/of op Natura 2000 gebieden. Bron: 1. PKB-plus. [9] Beslissing van wezenlijk belang: voor grootschalige zandwinning (>10 miljoen m3) is geen maximale ontgrondingsdiepte vastgesteld. Ten behoeve van de vergunningverlening wordt een uitvoerings-MER opgesteld, waarbij aandacht wordt besteed aan de mogelijkheid van combinatie met de winning van grof zand ten behoeve van de bereiding van beton- en metselzand. De ontgrondingsdiepte, de winlocaties en de uitvoeringstechniek voor de grootschalige zandwinning worden vastgesteld in de ontgrondingsvergunning. Bron: 1. PKB-plus. [10] Relatie met andere randvoorwaarden 2.2 Schade landaanwinning aan beschermde natuur zoveel mogelijk beperken. 4.2 Methoden van zandwinning die schade aan natuur zoveel mogelijk beperken. Toetsbare eisen 1. Zandwinning vindt plaats binnen het aangegeven zoekgebied en als bijproduct van verruiming van vaarwegen of de winning van beton- en metselzand (PKB-plus). [9] 2. Er is geen zandwinning op plaatsen binnen het zoekgebied waar als gevolg daarvan significant negatieve effecten kunnen optreden op beschermde habitats en/of beschermde soorten en/of op Natura 2000 gebieden (PKB-plus en Vogel- en Habitatrichtlijn). [9 - 24] Toetsmomenten Jaarlijks t.b.v rapportage aan EU/MIN VenW/TK (C) + MER-aanleg (E) + ontgrondingsvergunning (I) + monitoring tijdens uitvoering (L).
19
Afspraken over wijze van toetsen Het Havenbedrijf Rotterdam toont aan de hand van het MER-aanleg voor de gehele landaanwinning de locatie van de benodigde zandwinning binnen het vastgestelde zoekgebied en onderbouwt dat er bij zandwinning op die locatie geen significant negatieve effecten op beschermde natuur optreden. De onderbouwing is onderdeel van de aanvraag voor de ontgrondingsvergunning. Controle en zonodig bijstellen tijdens de uitvoering, conform de randvoorwaarde ‘Monitoren werkelijke effecten zandwinning, landaanwinning en natuurcompensatie’.
20
1.3 Lokaliseren: compensatieopgave binnen aangegeven zoekgebieden Randvoorwaarden Concrete beleidsbeslissing: voor de compensatie van het verlies aan zeenatuur wordt een zeereservaat mogelijk gemaakt van circa 31.250 hectare voor de Haringvlietmond in de vorm van een beheerplan in het kader van artikel 6.1 van de Habitatrichtlijn. Als uit onderzoek en monitoring blijkt dat het reservaat minder groot behoeft te zijn, zal de te realiseren omvang worden bijgesteld. Het zeereservaat wordt mogelijk gemaakt op de locatie in de Voordelta als aangegeven in figuur 3.3. Bron: 1. PKB-plus en 5. Advies EC. [14] Concrete beleidsbeslissing: voor de compensatie van de effecten van landaanwinning op open droog duin worden voor de Delflandse kust - aansluitend aan de zeekant van het bestaande duingebied - duinen met strand mogelijk gemaakt met een omvang van 100 ha. Deze duinen worden mogelijk gemaakt op de locatie zoals aangegeven op figuur 3.4. In combinatie met het open droog duin worden ook natte duinvalleien mogelijk gemaakt. Bron: 1. PKB-plus en 5. Advies EC. [15] Concrete beleidsbeslissing: voor de compensatie van het kwaliteitsverlies van de zeereep op Voorne en Goeree wordt nieuwe zeereep mogelijk gemaakt. Bij de Brouwersdam wordt een zeereep met een omvang van 15 ha mogelijk gemaakt op de noordelijke locatie, aangegeven in figuur 3.5. Op de kust van de landaanwinning wordt een zeereep met een omvang van 8 ha mogelijk gemaakt. Bron: 1. PKB-plus en 5. Advies EC. [16] Relatie met andere randvoorwaarden 2.2 Schade landaanwinning aan beschermde natuur zoveel mogelijk beperken. 3.1 Tijdige en voldoende compensatie van onvermijdelijke natuurschade. Toetsbare eisen 1. Het zeereservaat is gelokaliseerd binnen het aangegeven zoekgebied en heeft voldoende omvang om per fase van de landaanwinning de verwachte schade aan beschermde zeenatuur te compenseren (PKB-plus en Advies EC). Het zeereservaat is verenigbaar met het Europese visserijbeleid (Advies EC). [14.1 - 22] 2.
De duincompensatie is gelokaliseerd binnen het aangegeven zoekgebied en heeft voldoende omvang om de verwachte schade van de gehele landaanwinning aan beschermde duinnatuur te compenseren (PKB-plus en Advies EC). [15.1]
3.
De zeereepcompensatie is gelokaliseerd binnen het aangegeven zoekgebied en heeft voldoende omvang om de verwachte schade van de gehele landaanwinning aan beschermde zeereepnatuur te compenseren (PKB-plus en Advies EC). [16.1]
21
Toetsmomenten Jaarlijks t.b.v rapportage aan EU/MINVenW/TK op basis van MER(C) + MER-aanleg (E) + monitoring tijdens uitvoering (K). Het Rijk moet compensatieplan maken; deze dient in de praktijk aan te sluiten op het bouwtempo, dan wel andersom. Afspraken over wijze van toetsen Aan de hand van het definitieve ontwerp van de gehele landaanwinning en het MER-aanleg onderbouwen Havenbedrijf Rotterdam en het Rijk dat de ligging en omvang van de benodigde natuurcompensaties voldoet aan de eisen. Het Havenbedrijf Rotterdam toont aan dat de effecten van het definitieve ontwerp van de landaanwinning, die bepalend zijn voor de omvang van de compensatie, niet groter zijn dan waar de randvoorwaarden van de PKB-plus op zijn gebaseerd. Daarnaast tonen het Havenbedrijf en het Rijk aan dat de effecten per fase van de landaanwinning worden gecompenseerd door het zeereservaat en dat de totale som van de activiteiten binnen de fysieke grenzen van het zeereservaat gecompenseerd kunnen worden. Het Rijk toont aan de hand van een kaart met coördinaten aan dat het definitieve ontwerp van de duincompensatie binnen het vastgestelde zoekgebied ligt. Het Rijk toont aan de hand van een kaart met coördinaten aan dat het definitieve ontwerp van de zeereepcompensatie binnen het vastgestelde zoekgebied ligt.
22
2.1 Ontwerpen: maximaal 1000 hectare uitgeefbaar haventerrein Randvoorwaarden Concrete beleidsbeslissing: het beoogde resultaat van het deelproject landaanwinning is een nieuw haven- en industrieterrein in de Noordzee van ten hoogste 1000 hectare netto uitgeefbaar havenen industrieterrein, aansluitend op het bestaande havengebied (de Maasvlakte). Bron: 1. PKB-plus. [1] Relatie met andere randvoorwaarden 2.2 Schade landaanwinning aan beschermde natuur zoveel mogelijk beperken. Toetsbare eisen 1. De totale omvang van de netto uitgeefbare haven- en industrieterreinen op de uiteindelijk beoogde landaanwinning is kleiner dan of gelijk aan 1000 hectare (PKB-plus). [1.1] Toetsmomenten MER-bestemming (D) + go/no-go beslissing op basis marktvraag (G) + concessievergunning (H). Afspraken over wijze van toetsen Het Havenbedrijf Rotterdam toont aan de hand van het definitieve ontwerp van de gehele landaanwinning de omvang van de netto uitgeefbare haven- en industrieterreinen. Het Havenbedrijf Rotterdam levert daarvoor een kaart met coördinaten.
23
2.2. Ontwerpen: schade landaanwinning aan beschermde natuur zoveel mogelijk beperken Randvoorwaarden Beslissing van wezenlijk belang: de negatieve milieueffecten van het uiteindelijke ontwerp voortvloeiend uit het projectenspoor moeten kleiner zijn dan (of gelijk zijn aan) de milieueffecten van de twee referentieontwerpen, zoals geïnventariseerd in het MER. Bron: 1. PKB-plus en 5. Advies EC. [6] Beslissing van wezenlijk belang. Mitigerende maatregelen: •
mitigatie van de afname van de lengte kustzee door aanleg van minimaal overeenkomstige lengte zachte zeewering inclusief onderwateroever aan de landaanwinning;
•
mitigatie van de mogelijke afname van de invloed van de zeedynamiek op de duinen bij Voorne en Goeree door niet toe te staan dat het operationele ontwerp voor de landaanwinning een groter negatief effect op de duinen heeft dan de referentieontwerpen. Dit zal middels een effectenstudie aangetoond moeten worden;
Bron: 1. PKB-plus 4. Vogel- en Habitatrichtlijn 5. Advies EC. [11] Beslissing van wezenlijk belang: het operationele ontwerp voor de landaanwinning, dat in het projectenspoor tot stand komt, dient binnen de randvoorwaarden voor mitigatie te blijven. Daarnaast moet worden gestreefd naar zo mogelijk verdergaande mitigerende maatregelen voor natuur. Bron: 1. PKB-plus 4. Vogel- en Habitatrichtlijn 5. Advies EC. [12] Relatie met andere randvoorwaarden 1.1 Landaanwinning binnen aangegeven zoekgebied. 1.2 Zandwinning binnen aangegeven zoekgebied, verenigbaar met natuurbescherming. 2.1 Maximaal 1000 hectare uitgeefbaar haventerrein. 2.5 Onderhoudsbehoefte van kusten en vaarwegen zoveel mogelijk beperken. 3.1 Tijdige en voldoende compensatie van onvermijdelijke natuurschade. 4.1 Realisatie in fasen afgestemd op marktvraag en beperking van natuurschade. 4.2 Methoden van zandwinning die schade aan natuur zoveel mogelijk beperken. 4.4 Monitoren werkelijke effecten zandwinning, landaanwinning en natuurcompensatie. Toetsbare eisen 1. Het ruimtebeslag van de landaanwinning boven de gemiddelde hoogste waterstand is in ieder geval niet groter dan bij de referentieontwerpen (MER). [6.2.1] 2.
Het verlies aan kustzee is beperkt door aanleg van een minimaal overeenkomstige lengte zachte zeewering inclusief onderwateroever aan de landaanwinning (PKB-plus en Advies EC). De effecten van zandsuppleties voor de zachte zeewering zijn minimaal door deze te beperken tot maximaal eenmaal per jaar en door gebruik van zand dat niet teveel afwijkt van het materiaal dat van nature ter plaatse voorkomt (MER). [11.1 - 6.2.2]
24
3.
Een mogelijke afname van de invloed van de zeedynamiek op de duinen bij Voorne en Goeree is beperkt door niet toe te staan dat het operationele ontwerp voor de landaanwinning een groter negatief effect op de duinen heeft dan de referentieontwerpen (PKB-plus en Advies EC). Verondieping en afscherming van de Haringvlietmond is beperkt. De effecten zijn in ieder geval niet groter dan bij de referentieontwerpen (MER). [11.2 - 6.2.3 - 6.2.4]
4.
Omvang en diepte van de ontgrondingskuil, die ontstaat door stromingen bij de landaanwinning, zijn beperkt (MER). De lay-out van de buitencontour biedt optimale condities om de ontgrondingskuil zo klein mogelijk te houden. De oppervlakte van de resulterende ontgrondingskuil, voorzover sprake is van habitattype 1110, is gecompenseerd in het zeereservaat. [6.2.5]
5.
Er zijn zo mogelijk verdergaande mitigerende maatregelen voor natuur (PKB-plus en Vogel- en Habitatrichtlijn). [12.2]
Toetsmomenten Voorontwerp Havenbedrijf (B) + jaarlijks t.b.v rapportage aan EU/MIN VenW//TK (C) + MERaanleg (E) + ontwerp en uitvoeringsplan aannemer (F) + monitoring tijdens uitvoering (K) + oplevering (L). Afspraken over wijze van toetsen Het Havenbedrijf Rotterdam onderbouwt aan de hand van het definitieve ontwerp en kaarten met dwarsprofiel van de gehele landaanwinning de wijze waarop is voldaan aan de eisen voor beperken (mitigatie) van natuurschade. Onderdelen van de onderbouwing zijn opgave van de korrelgrootte van het zand van de zachte zeewering en opgave van de suppletiebehoefte van de zachte zeewering op basis van morfologische onderzoeken. Onderbouwing wordt onder meer geleverd aan de hand van het MER-aanleg. Beperking van de mogelijke afname van de invloed van de zeedynamiek op de duinen bij Voorne en Goeree door niet toe te staan dat het operationele ontwerp voor de landaanwinning een groter negatief effect op de duinen heeft dan de referentieontwerpen wordt met een effectenstudie aangetoond (PKB-plus en Advies EC). Controle en zonodig bijstellen van het project tijdens de uitvoering, conform de randvoorwaarde ‘Monitoren werkelijke effecten zandwinning, landaanwinning en natuurcompensatie’.
25
2.3 Ontwerpen: beperkte invloed op belevingswaarde bestaande kusten Randvoorwaarden Beslissing van wezenlijk belang: de negatieve milieueffecten van het uiteindelijke ontwerp voortvloeiend uit het projectenspoor moeten kleiner zijn dan (of gelijk zijn aan) de milieueffecten van de twee referentieontwerpen, zoals geïnventariseerd in het MER. Bron: 1. PKB-plus. [6] Relatie met andere randvoorwaarden 2.5 Onderhoudsbehoefte van kusten en vaarwegen zoveel mogelijk beperken. 5.2 Inrichten landaanwinning als duurzaam bedrijventerrein. Toetsbare eisen 1. De ervaring van openheid langs de bestaande kust neemt niet meer dan beperkt af (MER). [6.6.1] 2.
De structuur en samenhang van het bestaande landschap neemt niet meer dan beperkt af (MER). [6.6.2]
Toetsmomenten MER-bestemming (D) + MER-aanleg (E). Afspraken over wijze van toetsen Het Havenbedrijf Rotterdam toont aan de hand van het definitieve ontwerp van de gehele landaanwinning dat aan de eisen is voldaan. De toets wordt uitgevoerd op de manier zoals beschreven in het MER Landaanwinning.
26
2.4 Ontwerpen: voldoende bescherming tegen overstroming van de landaanwinning en omringende kusten Randvoorwaarden Beslissing van wezenlijk belang: de negatieve milieueffecten van het uiteindelijke ontwerp voortvloeiend uit het projectenspoor moeten kleiner zijn dan (of gelijk zijn aan) de milieueffecten van de twee referentieontwerpen, zoals geïnventariseerd in het MER. Bron: 1. PKB-plus. [6] De hoogteligging van de landaanwinning is in verband met de kustveiligheid minimaal gebaseerd op een overschrijdingskans van eens per 10.000 jaar. Bron: 2. MER en 3. PPvE. [6.1.3 - 31] Marginale invloed van de landaanwinning op noodzaak tot versterken van zeeweringen in Nederland. De reserve aan veiligheid mag nauwelijks worden beïnvloed. Bron: 2. MER. [6.1.2] Het ontwerp moet rekening houden met de veerkracht van het kustsysteem en moet grotere belastingen (o.a. door seiches op de stormvloedkering Nieuwe Waterweg) minimaliseren. Bron: 3. PPvE. [ 32] Relatie met andere randvoorwaarden 2.5 Onderhoudsbehoefte van kusten en vaarwegen zoveel mogelijk beperken. Toetsbare eisen 1. De overstromingskans van de landaanwinning is niet groter dan gemiddeld 1:10.000 per jaar (MER en PPvE). [6.1.3 - 31] 2.
De sterkte van de zeeweringen voldoet aan de geldende normen (RWS). [57.7]
3.
De invloed van de landaanwinning op de belasting van de stormvloedkering Nieuwe Waterweg door seiches, op de basispeilen kust en op extreem golfklimaat (MER) is beperkt (MER en PPvE). [ 6.1.2 - 32]
Toetsmomenten MER-aanleg (E) + ontwerp en uitvoeringsplan aannemer (F) + Concessievergunning/WBR (H). Afspraken over wijze van toetsen Het Havenbedrijf Rotterdam onderbouwt aan de hand van het definitieve ontwerp van de gehele landaanwinning hoe aan de eisen is voldaan. De onderbouwing gaat in op seiches, zettingstijd en golfbelasting. De effecten worden aangetoond in het MER-aanleg en bij de concessieverlening. Voor seiche-effect geldt dat de extra invloed op het verval bij de stormvloedkering Nieuwe Waterweg kleiner dan 5% is. De invloed op het basispeil is kleiner dan 5 cm. De invloed op het golfklimaat blijft beperkt tot een maximale toename van 5 cm in de maatgevende significante golfhoogte.
27
2.5 Ontwerpen: onderhoudsbehoefte van kusten en vaarwegen zoveel mogelijk beperken Randvoorwaarden Beslissing van wezenlijk belang: de negatieve milieueffecten van het uiteindelijke ontwerp voortvloeiend uit het projectenspoor moeten kleiner zijn dan (of gelijk zijn aan) de milieueffecten van de twee referentieontwerpen, zoals geïnventariseerd in het MER. Bron: 1. PKB-plus. [6] De invloed van het ontwerp op het kustonderhoud in de omgeving en de nodige zandsuppletie om de veiligheid te handhaven moet minimaal zijn. Het ontwerp van de kust van de landaanwinning zelf moet eveneens zodanig zijn dat de behoefte aan zandsuppletie voor de kustveiligheid minimaal is. Bron: 3. PPvE. [ 32] Relatie met andere randvoorwaarden 2.2 Schade landaanwinning aan beschermde natuur zoveel mogelijk beperken. 2.4 Voldoende bescherming tegen overstroming van de landaanwinning en omringende kusten. 2.6 Voorzieningen en omstandigheden voor een veilige en vlotte scheepvaart. 4.4 Monitoren werkelijke effecten zandwinning, landaanwinning en natuurcompensatie. Toetsbare eisen 1. De behoefte aan zandsuppletie voor de kustvakken Delfland, Goeree en Voorne neemt ten opzichte van de autonome ontwikkeling per kustvak niet meer toe dan met 100.000 m3 per jaar (MER, PPvE en RWS). [ 6.1.1 - 32 - 57] 2.
De behoefte aan zandsuppletie voor de landaanwinning zelf is niet groter dan de suppletiebehoefte voor de zachte zeewering van de huidige Maasvlakte en in frequentie beperkt tot maximaal eenmaal per jaar (PPvE en RWS). [32 - 57] De onderhoudskosten voor de harde zeewering blijven beperkt.
3.
De toename van de aanzanding van de Maasgeul is minder dan 100%. De toename van de aanslibbing van de oostelijke havens is minder dan 10% (MER). De gevolgen van extra onderhoudsbaggerwerk voor de scheepvaart blijven beperkt (RWS). [6.1.5 - 56.3]
Toetsmomenten jaarlijks t.b.v rapportage aan EU/MINVenW/TK (C) + MER-aanleg (E) + ontwerp en uitvoeringsplan aannemer (F) + concessievergunning/WBR (H) + monitoring tijdens uitvoering (K). Afspraken over wijze van toetsen Het Havenbedrijf Rotterdam toont bij de oplevering van het ontwerp aan de hand van het MERaanleg de beperkte effecten aan van de landaanwinning op de onderhoudsbehoefte van kusten en vaarwegen.
28
Voor alle aspecten die een relatie hebben met baggeren, onderhoud zeewering en zandwinning wordt aan de hand van het uiteindelijke ontwerp een integrale beschouwing gemaakt van effecten en kosten. Aan de hand van deze beschouwing toont het Havenbedrijf Rotterdam aan dat tussen effecten en kosten van aanleg en onderhoud een optimale balans is gevonden. Controle tijdens de uitvoering, conform de randvoorwaarde ‘Monitoren werkelijke effecten zandwinning, landaanwinning en natuurcompensatie’.
29
2.6 Ontwerpen: voorzieningen en omstandigheden voor een veilige en vlotte scheepvaart Randvoorwaarden Beslissing van wezenlijk belang: voor de toegang voor de zeevaart en de verbinding voor de binnenvaart naar het achterland wordt zodanig ruimte gereserveerd en zodanig maatregelen genomen dat de huidige veilige afwikkeling van de scheepvaart in combinatie met een vlotte bereikbaarheid voor de bestaande en nieuwe havengebieden wordt bereikt. Bron: 1. PKB-plus en 3. PPvE. [7 - 26] Beslissing van wezenlijk belang: De ontsluiting van de landaanwinning voor de binnenvaart wordt nader onderzocht. Onderzoek naar een directe toegang voor de binnenvaart tot de landaanwinning maakt hier deel van uit. De resultaten van dit onderzoek worden betrokken bij het ontwerp voor de landaanwinning. Bron: 1. PKB-plus. [7] Beslissing van wezenlijk belang: de negatieve milieueffecten van het uiteindelijke ontwerp voortvloeiend uit het projectenspoor moeten kleiner zijn dan (of gelijk zijn aan) de milieueffecten van de twee referentieontwerpen, zoals geïnventariseerd in het MER. Bron: 1. PKB-plus. [6] Het ontwerp van de landaanwinning moet geschikt zijn om (zodanige aanpassingen te maken dat het mogelijk is) schepen van minstens 19 meter diepgang te ontvangen Bron 3. PPvE [27] Een integrale veiligheidsbeschouwing van de nautische toegang is vereist. Bron 3. PPvE [27] Het golfklimaat en de stroomsnelheid zijn acceptabel voor een veilige en betrouwbare nautische dienstverlening, een goede bereikbaarheid voor binnenvaartschepen en een commercieel verantwoorde op- en overslag aan de kade. Bron: 3. PPvE [28]. Binnenvaartwegen zijn geschikt voor 6-baksduwvaart en hebben ook bij hoog water een doorvaarthoogte conform Rijnvaarthoogte. Bron: 3. PPvE [29] Er moet een heldere ruimtelijke structuur zijn van de vaarwegen met een daarop toegesneden verkeersbegeleiding. Bron: 3. PPvE [30] Het systeem van verkeersbegeleiding blijft tenminste op het huidige niveau gehandhaafd en wordt in aansluiting op het huidige systeem uitgebreid voor de nieuwe haven. Bron: 3. PPvE [30]
30
Er moet voldoende ruimte worden gereserveerd voor goede aansluiting van de landaanwinning op de bestaande infrastructuur van de binnenvaart. Bron: 3. PPvE [33] Relatie met andere randvoorwaarden 2.5 Onderhoudsbehoefte van kusten en vaarwegen zoveel mogelijk beperken. 4.3 Realisatie met zo min mogelijk hinder voor scheepvaart, haven en omgeving. 4.4 Monitoren werkelijke effecten zandwinning, landaanwinning en natuurcompensatie. 5.1 Ruimte en voorzieningen voor veilig en zo milieuvriendelijk mogelijk achterlandtransport. 5.2 Inrichten landaanwinning als duurzaam bedrijventerrein. 6.2 Landaanwinning is in principe bestemd voor deepsea-gebonden activiteiten. 6.3 Exploitatie en beheer zijn gericht op duurzaam gebruik van (milieu)ruimte. 6.4 Hulpverlening, evacuatiemogelijkheden en handhaven van de veiligheid zijn gewaarborgd. Toetsbare eisen 1. Het bestaande havengebied blijft even veilig bereikbaar voor zeevaart en binnenvaart als in de huidige situatie (PKB-plus, PPvE en RWS). De veiligheid voor de scheepvaart van, naar en in het nieuwe havengebied is minimaal gelijk aan de situatie in de bestaande haven (PKB-plus). [26 - 7.1 - 7.2 - 7.3 - 56.1 - 56.2 - 27.1 - 27.2 - 28.1 - 28.2 - 29 - 30 - 30.1 - 30.2] 2.
Er ontstaan als gevolg van de landaanwinning geen overschrijdingen van het plaatsgebonden risico en van de indicatieve waarden van het groepsrisico voor de externe veiligheid van de nautische toegang tot de haven.
3.
De haven blijft ook na de uitbreiding vlot bereikbaar. De op- en overslagmogelijkheden zijn commercieel verantwoord (PKB-plus en PPvE). •
Vertraging door omvaren en andere scheepvaart heeft een beperkte invloed op de potentiële groei van het marktaandeel van de haven.
•
Er ontstaat geen commercieel relevante extra downtime door golven en stroom voor zeeschepen.
•
De downtime voor binnenvaartcontainerschepen en binnenvaarttankers door golfklimaat en stroom is maximaal 2% (nu minder dan 1% op bestaande Maasvlakte).
•
De extra stroomsnelheden door seiches zijn maximaal 0,2 meter per seconde (MER).
•
De diepgang van de hoofdvaargeulen is, wanneer nodig, aan te passen voor zeeschepen met een diepgang van 19 meter. Bij kademuren is de diepgang uitkomst van overleg tussen Havenbedrijf en gebruiker.
•
Binnenvaartwegen zijn geschikt voor 6-baksduwvaart en hebben ook bij hoog water
een doorvaarthoogte conform Rijnvaarthoogte (PPvE). [7.1 - 7.2 - 7.3 - 6.1.4 - 26 - 27 - 27.1 - 28 - 28.1 - 28.2 - 29 - 29.1 - 29.2] Toetsmomenten Uitwerkingsovereenkomsten (A) + voorontwerp Havenbedrijf (B) + MER-aanleg (E) + ontwerp en uitvoeringsplan aannemer (F) + Concessievergunning/WBR (H) + controle na oplevering (L) + monitoring jaarlijks tijdens exploitatie, tot einde project (N). Afspraken over wijze van toetsen Het Havenbedrijf Rotterdam onderbouwt op basis van een nautisch onderzoeksprogramma de wijze waarop aan de veiligheidseisen wordt voldaan. Deze onderzoeken geven voldoende inzicht in de nautische veiligheidsaspecten (voor de ontwerpfase van buitencontour/haveningang). De onderbouwing van de veiligheid bevat een uitsplitsing naar scheepsklassen. De resultaten van de onderzoeksprogramma’s zijn beoordeeld door experts die door het Rijk zijn goedgekeurd. De nautische onderzoeken tonen aan dat de scheepvaart nautische veilig is: “In het geval er meerdere verkeersdeelnemers zijn geldt dat het verkeersbeeld veilig is indien (i) de deelnemers op de hoogte zijn van elkaars bestemming (ii) er voor de deelnemers voldoende manoeuvreerruimte beschikbaar is en (iii) de manoeuvres gecontroleerd worden voltooid.” (Notitie ‘Nautische veiligheid en bereikbaarheid doorsteekvariant’, HbR, 29-1-2004).
31
Uitgangspunt is dat de aanpassingen in de infrastructuur en beheersmaatregelen die nodig zijn om de veiligheid in de eindfase van de landaanwinning te garanderen, zijn verwezenlijkt voordat de onveilige situatie ontstaat. Het systeem van verkeersbegeleiding blijft tenminste op het huidige niveau gehandhaafd en wordt in aansluiting op het huidige systeem uitgebreid voor de nieuwe haven. Voor de nautische toegang tot de landaanwinning wordt aan de hand van het ontwerp een integrale veiligheidsbeschouwing opgesteld voor het plaatsgebonden risico en groepsrisico rond het vervoer van gevaarlijke stoffen en voor nautische veiligheid. De risicocontouren van de nautische toegang voldoen aan de vigerende normen voor plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het Havenbedrijf Rotterdam onderbouwt aan de hand van een stromingsmodel en een seichemodel dat golfvorming en stromingen verenigbaar zijn met een veilige en vlotte scheepvaart. Voor het aantonen van stroomsnelheden door seiches is een extra berekening met een seichemodel opgenomen. Het Havenbedrijf onderbouwt als onderdeel van het nautische onderzoeksprogramma de vlotte bereikbaarheid van bestaande en nieuwe haven. Het Havenbedrijf levert een voorstel voor de binnenvaartontsluiting van de landaanwinning, waarover met binnenvaartpartijen overleg is gevoerd. Het Havenbedrijf geeft tevens aan of en wanneer capaciteitsproblemen op het Hartelkanaal te verwachten zijn en presenteert voor wanneer dat het geval is een onderbouwde oplossing. Daarnaast levert het Havenbedrijf Rotterdam ramingen voor verkeersintensiteiten op de verbindingen voor de zeescheepvaart en binnenvaart. In het MER-aanleg levert het Havenbedrijf de benodigde kwantitatieve risicoanalyses ter beoordeling van de externe veiligheid van de nautische toegang, gebaseerd op het ontwerp van de landaanwinning met bijbehorende inrichtingsscenario’s. Tijdens het gebruik van de landaanwinning monitort het Havenbedrijf de veiligheid op basis van een monitoringplan, teneinde vast te stellen of de veiligheid voldoet aan de MER-eis dat het aantal ongevallen niet mag toenemen.
32
3.1 Compenseren: tijdige en voldoende compensatie van onvermijdelijke natuurschade Randvoorwaarden Beslissing van wezenlijk belang: conform de nationale en Europese regelgeving zullen de beschermde natuurwaarden, die significant negatieve effecten ondervinden van de aanleg van de landaanwinning worden gecompenseerd. Besluiten over de uitvoering van (fasen van) de landaanwinning dienen vergezeld te gaan van een besluit over compenserende maatregelen. De compensatie zal gereed zijn op het moment dat de effecten optreden. Bron: 1. PKB-plus en 5. Advies EC. [13 - 19] Concrete beleidsbeslissing: voor de compensatie van het verlies aan zeenatuur wordt een zeereservaat mogelijk gemaakt van circa 31.250 hectare voor de Haringvlietmond in de vorm van een beheerplan in het kader van artikel 6.1 van de Habitatrichtlijn. Als uit onderzoek en monitoring blijkt dat het reservaat minder groot behoeft te zijn, zal de te realiseren omvang worden bijgesteld. In het zeereservaat worden gebruiksfuncties, die substantieel negatieve effecten hebben op mariene natuurwaarden, verboden of beperkt en wordt een aantal actieve beheersmaatregelen getroffen. Bron: 1. PKB-plus en 5. Advies EC. [14] Concrete beleidsbeslissing: voor de compensatie van de effecten van landaanwinning op open droog duin worden voor de Delflandse kust - aansluitend aan de zeekant van het bestaande duingebied - duinen met strand mogelijk gemaakt met een omvang van 100 ha. In combinatie met het open droog duin worden ook natte duinvalleien mogelijk gemaakt. Bron: 1. PKB-plus en 5. Advies EC. [15] Concrete beleidsbeslissing: voor de compensatie van het kwaliteitsverlies van de zeereep op Voorne en Goeree wordt nieuwe zeereep mogelijk gemaakt. Bron: 1. PKB-plus en 5. Advies EC. [16] Relatie met andere randvoorwaarden 1.3 Compensatieprojecten binnen aangegeven zoekgebieden. 2.2 Schade landaanwinning aan beschermde natuur zoveel mogelijk beperken. 2.5 Onderhoudsbehoefte van kusten en vaarwegen zoveel mogelijk beperken. 4.2 Methoden van zandwinning die schade aan natuur zoveel mogelijk beperken. 4.4 Monitoren werkelijke effecten zandwinning, landaanwinning en natuurcompensatie. Toetsbare eisen 1. Het zeereservaat heeft voldoende omvang om per fase van de landaanwinning de verwachte schade aan beschermde zeenatuur te compenseren. (PKB-plus en Advies EC). Het zeereservaat is verenigbaar met het Europese visserijbeleid (Advies EC). [14.1 - 14.2 - 14.3 - 21.1 - 22] 2.
De duincompensatie heeft voldoende omvang om de verwachte schade van de gehele landaanwinning aan beschermde duinnatuur te compenseren. (PKB-plus en Advies EC). [15.1 21.2]
3.
De zeereepcompensatie heeft voldoende omvang om de verwachte schade van de gehele landaanwinning aan beschermde zeereepnatuur te compenseren. (PKB-plus en Advies EC). [16.1 - 16.2 - 16.3 - 21.3]
Toetsmomenten Uitwerkingsovereenkomsten (A) + jaarlijks t.b.v rapportage aan EU/MINVenW/TK (C) + MERaanleg (E) + ontwerp en uitvoeringsplan aannemer (F) + concessievergunning/WBR (H) + vervolgbesluiten t.b.v. de natuurcompensatie (O). Afspraken over wijze van toetsen Aan de hand van het definitieve ontwerp van de gehele landaanwinning en het MER-aanleg onderbouwen het Havenbedrijf Rotterdam en het Rijk dat de omvang van de benodigde natuurcompensaties voldoet aan de eisen. Het Havenbedrijf Rotterdam toont aan de hand van de effecten van het definitieve ontwerp van de landaanwinning aan wat de benodigde omvang van de natuurcompensaties moet zijn.
33
Het Rijk toont aan de hand van het ontwerp, uitvoeringsplan en beheerplan van de natuurcompensaties aan dat omvang, realisatietijdstip en invulling van de compensaties in overeenstemming zijn met de eisen. Controle en zonodig bijstellen van de maatregelen tijdens de uitvoering, conform de randvoorwaarde ‘Monitoren werkelijke effecten zandwinning, landaanwinning en natuurcompensatie’.
34
4.1 Bouwen: realisatie in fasen afgestemd op marktvraag en beperking natuurschade Randvoorwaarden Beslissing van wezenlijk belang: er dient te worden gestreefd naar maximale flexibiliteit van de uitvoering van de landaanwinning. Dit betekent een fasering van de aanleg die is afgestemd op de feitelijke marktvraag naar ruimte. Bron: 1. PKB-plus. [8] Relatie met andere randvoorwaarden 2.2 Schade landaanwinning aan beschermde natuur zoveel mogelijk beperken. 5.2 Inrichten landaanwinning als duurzaam bedrijventerrein. 6.3 Exploitatie en beheer zijn gericht op duurzaam gebruik van (milieu)ruimte. Toetsbare eisen 1. Uitvoering van de landaanwinning gebeurt in fasen, inspelend op de feitelijke ontwikkeling van de vraag naar haven- en industrieterreinen (PKB-plus). [8.1] 2. Binnen de fasering van de landaanwinning blijven de mogelijkheden voor clustering van bedrijfsactiviteiten en voor de doorgroei van deze clusters gewaarborgd (PKB-plus). [8.2] 3.
Toekomstige uitbreiding van de landaanwinning blijft technisch mogelijk (PKB-plus). [8.4]
Toetsmomenten MER-bestemming (D)+ MER-aanleg (E) + ontwerp en uitvoeringsplan aannemer (F) + go/no-go beslissing op basis marktvraag (G) + concessievergunning/WBR (H) + monitoring jaarlijks tijdens exploitatie, tot einde project (N). Afspraken over wijze van toetsen Het Havenbedrijf Rotterdam onderbouwt bij het opleveren van het ontwerp van de gehele landaanwinning aan de hand van het MER-aanleg een faseringsplan voor de aanleg, gebaseerd op marktvraag en beperken van natuurschade. Per fase toont het Havenbedrijf het bestaan van de marktvraag waarop de betreffende fase is gebaseerd. Het Havenbedrijf Rotterdam toont bij het opleveren van het bestemmingsplan aan de hand van het MER-bestemming hoe marktvraag en het streven naar clustering zijn gecombineerd. Toetsing vindt tevens plaats in het kader van het bestemmingsplan. .
35
4.2 Bouwen: methoden van zandwinning die schade aan natuur zoveel mogelijk beperken Randvoorwaarden Concrete beleidsbeslissing: in figuur 3.2 [link naar niveau 3] is het gebied aangegeven waar het voor de landaanwinning benodigde ophoogzand zal worden gewonnen, daarbij in aanmerking nemende dat ook zand mag worden benut dat als bijproduct vrijkomt bij werken ter waarborging van de toegankelijkheid van de Rotterdamse haven, zoals verbreding en verdieping van de vaargeul of bij de eventuele winning van beton- en metselzand (waarvoor een aparte procedure geldt). Bron: 1. PKB-plus. [9] Beslissing van wezenlijk belang: voor grootschalige zandwinning (>10 miljoen m3) is geen maximale ontgrondingsdiepte vastgesteld. Ten behoeve van de vergunningverlening wordt een uitvoerings-MER opgesteld, waarbij aandacht wordt besteed aan de mogelijkheid van combinatie met de winning van grof zand ten behoeve van de bereiding van beton- en metselzand. De ontgrondingsdiepte, de winlocaties en de uitvoeringstechniek voor de grootschalige zandwinning worden vastgesteld in de ontgrondingsvergunning. Bron: 1. PKB-plus. [10] Beslissing van wezenlijk belang: mitigerende maatregelen: mitigatie van de eventuele negatieve effecten van de zandwinning (onder meer vertroebeling). Hierbij speelt een rol: benutting van het zand dat vrijkomt bij de verdieping, verlegging en verbreding van de vaargeul; de inzet van milieuvriendelijke winmethoden en - technieken; beperking van de periode van winning en de omvang van de winningslocatie. Het operationele ontwerp voor de landaanwinning, dat in het projectenspoor tot stand komt, dient binnen deze randvoorwaarden voor mitigatie te blijven. Daarnaast moet worden gestreefd naar zo mogelijk verdergaande mitigerende maatregelen voor natuur. Bron: 1. PKB-plus 4. Vogel- en Habitatrichtlijn 5. Advies EC. [11 - 12] Ten behoeve van de vergunningverlening voor de zandwinning moet een uitvoerings-MER opgesteld worden. Daarbij zal extra aandacht gegeven worden aan de mogelijkheid van combinatie met de winning van beton- en metselzand. Bron: 3. PPvE. [38] Relatie met andere randvoorwaarden 1.2 Zandwinning binnen aangegeven zoekgebied, verenigbaar met natuurbescherming. 2.2 Schade landaanwinning aan beschermde natuur zoveel mogelijk beperken. 2.5 Onderhoudsbehoefte van kusten en vaarwegen zoveel mogelijk beperken. 4.3 Realisatie met zo min mogelijk hinder voor scheepvaart, haven en omgeving. 4.4 Monitoren werkelijke effecten zandwinning, landaanwinning en natuurcompensatie. Toetsbare eisen 1. Eventuele negatieve effecten van de zandwinning (onder meer vertroebeling) zijn zoveel mogelijk beperkt. Hierbij speelt een rol: • benutten van het zand dat vrijkomt bij de verdieping, verlegging en verbreding van de vaargeul; • inzet van milieuvriendelijke winmethoden en - technieken; • beperken van de periode van winning en de omvang van de winningslocatie (PKB-plus). [24 - 9 - 10] 2.
Mogelijkheden om de winning van verschillende soorten zand te combineren zijn optimaal benut (PKB-plus en PPvE). Daarbij geldt: • de zandwinning uit verruimingswerken is noodzakelijk en niet strijdig met andere belangen (PKB-plus); • de winning van ‘grof’ zand is niet strijdig met de (provinciale) behoefte aan beton- en metselzand (PKB-plus). [9 - 10 - 38 - 9.2 - 9.3] Toetsmomenten Jaarlijks t.b.v rapportage aan EU/MINVenW/TK (C) + MER-aanleg (E) + ontgrondingsvergunning (I) + monitoring tijdens uitvoering (K). Afspraken over wijze van toetsen
36
Het Havenbedrijf Rotterdam toont bij het opleveren van het ontwerp aan dat de zandwinning die nodig is voor de aanleg van de buitencontour en de haven- en industrieterreinen voldoet aan de eisen. De onderbouwing wordt geleverd aan de hand van het MER-aanleg en vastgelegd in de ontgrondingsvergunning. Controle tijdens de uitvoering, onder meer conform de randvoorwaarde ‘Monitoren werkelijke effecten zandwinning, landaanwinning en natuurcompensatie’.
37
4.3 Bouwen: realisatie met zo min mogelijk hinder voor scheepvaart, haven en omgeving Randvoorwaarden De uitvoering van de werken dient de veiligheid, snelheid en betrouwbaarheid van het scheepvaartverkeer zo min mogelijk negatief te beïnvloeden. Bron: 3. PPvE. [39] De locatie en het gebruik van de benodigde werkterreinen mogen slechts minimale hinder voor omwonenden, voor het gebruik van de bestaande infrastructuur en voor haven- en industriële activiteiten veroorzaken. Bron: PPvE. [40] Relatie met andere randvoorwaarden 2.6 Voorzieningen en omstandigheden voor een veilige en vlotte scheepvaart. 4.2 Methoden van zandwinning die schade aan natuur zoveel mogelijk beperken. Toetsbare eisen 1. Mogelijke negatieve gevolgen van de uitvoering van het project voor veiligheid, snelheid en betrouwbaarheid van het scheepvaartverkeer en mogelijke hinder voor de omgeving en het gebruik van bestaande infrastructuur zijn in kaart gebracht en zoveel mogelijk beperkt (PPvE). [39.1 - 40.1 - 40.2] 2.
In een vroeg stadium is aangegeven en afgestemd met Rijkswaterstaat welke werkzaamheden plaatsvinden bij RWS-havendammen (RWS). [56.6]
Toetsmomenten Voorontwerp Havenbedrijf (B) + ontwerp en uitvoeringsplan aannemer (F) + concessievergunning/WBR (H). Afspraken over wijze van toetsen Maatregelen om negatieve gevolgen voor scheepvaart, haven en omgeving te beperken zijn een voorwaarde bij de aanbesteding. De Rijkshavenmeester wordt over de maatregelen ingelicht en moet akkoord gaan met de veiligheidsaspecten. Het Havenbedrijf Rotterdam beschrijft bij het opleveren van het uitvoeringsplan van de aannemer de verwachte hinder en de maatregelen om deze te beperken. Rijkswaterstaat toetst de voorgenomen ingreep in de havendam bij de concessieverlening of WBRvergunning.
38
4.4 Bouwen: monitoren werkelijke effecten zandwinning, landaanwinning en natuurcompensatie Randvoorwaarden Beslissing van wezenlijk belang: de projecttrekker landaanwinning zal een monitorings- en evaluatieprogramma uitvoeren gericht op de compensatieplicht. Als uit het programma blijkt, dat er sprake is van afwijkende effecten ten opzichte van de huidige inzichten, dan zullen gedurende de aanleg van de landaanwinning de mitigatie- en compensatiemaatregelen worden bijgesteld. Bron: PKB-plus en 5. Advies EC. [17 - 18 - 20] Relatie met andere randvoorwaarden 2.2 Schade landaanwinning aan beschermde natuur zoveel mogelijk beperken. 3.1 Tijdige en voldoende compensatie van onvermijdelijke natuurschade. 4.2 Methoden van zandwinning die schade aan natuur zoveel mogelijk beperken. Toetsbare eisen 1. Volgen en rapporteren van winst en verlies aan beschermde natuur tijdens de aanleg van de landaanwinning. Op basis daarvan ingrepen en maatregelen zonodig bijstellen (PKB-plus en Advies EC). [17 - 18 - 20 - 23] 2.
De effecten van de zandwinning volgen, rapporteren en evalueren (PKB-plus en Advies EC). [17 - 24]
3.
Volgen en rapporteren van winst en verlies aan beschermde natuur tijdens de uitvoering van de compensatieprojecten. Op basis daarvan ingrepen en maatregelen zonodig bijstellen (PKBplus en Advies EC). [17.1 - 17.2 - 20 - 23]
4.
Volgen en rapporteren van effecten op beschermde natuur in de Waddenzee als gevolg van wijzigingen in het slibtransport (PKB-plus en Advies EC). [17.2 - 23.2]
5.
Volgen en rapporteren van de daadwerkelijk optredende onderhoudsbehoefte voor kusten en vaarwegen (RWS). [ 57.1 - 60.2 60.4 - 60.5]
Toetsmomenten Jaarlijks t.b.v rapportage aan EU/MINVenW/TK (C) + MER-aanleg (E) + monitoring tijdens uitvoering (K) + controle na oplevering (L) + monitoring jaarlijks tijdens exploitatie, tot einde project (N). Afspraken over wijze van toetsen Bij het opleveren van het ontwerp voor de landaanwinning en de daarvoor benodigde zandwinning presenteert het Havenbedrijf Rotterdam een monitoringsprogramma voor de zandwinning, in elk geval gericht op de (mogelijke) effecten op beschermde natuurwaarden. Bij het opleveren van de ontwerpen voor de duin- en zeereepcompensatie, en voorafgaand aan het instellen van het zeereservaat, presenteert het Rijk een monitoringsprogramma, gericht op de te compenseren habitats en soorten. Resultaten van de monitoring (met uitzondering van de monitoring van de onderhoudsbehoefte) zijn onderdeel van de rapportage aan de Europese Commissie en worden dus tijdig daarvóór gemeld. Deze informatieplicht begint bij het ontstaan van effecten en is jaarlijks (Advies EC).
39
5.1 Inrichten: ruimte en voorzieningen voor veilig en zo milieuvriendelijk mogelijk achterlandtransport Randvoorwaarden Beslissing van wezenlijk belang: de negatieve milieueffecten van het uiteindelijke ontwerp voortvloeiend uit het projectenspoor moeten kleiner zijn dan (of gelijk zijn aan) de milieueffecten van de twee referentieontwerpen, zoals geïnventariseerd in het MER. Bron: 1. PKB-plus. [6] Beslissing van wezenlijk belang: de landaanwinning wordt ingericht volgens de principes van een duurzaam bedrijventerrein. Bron: 1. PKB-plus. [5] Er moet voldoende ruimte worden gereserveerd voor een goede aansluiting van de landaanwinning op de bestaande infrastructuur van de binnenvaart, spoor, weg en pijpleidingen. Die aansluitingen op de landaanwinning worden binnen het project gerealiseerd evenals de aansluiting op het bestaande havengebied. Bron: 3. PPvE. [33] Er wordt gestreefd naar een efficiënte en duurzame afhandeling van verkeer en vervoer. Dit vereist extra aandacht voor de ruimtelijke inrichting in relatie tot verkeer en vervoer en de bestaande infrastructuur op Maasvlakte 1. Bron: 3. PPvE. [36] Voorstellen voor het aanleggen van infrastructuur voor ondergronds vervoer moeten op veiligheid worden getoetst. Bron: 3. PPvE. [41] Er moet voldoende ruimte worden gereserveerd voor pijpleidingen voor de (petro)chemische industrie en voor openbare multi-core/multi-user pijpleidingen. Bron: 3. PPvE. [34] Evacuatie van het gebied moet binnen een voor de regionale brandweer acceptabele tijd mogelijk zijn. Bron: 3. PPvE. [44] Relatie met andere randvoorwaarden 2.6 Voorzieningen en omstandigheden voor een veilige en vlotte scheepvaart. 5.2 Inrichten landaanwinning als duurzaam bedrijventerrein. 6.3 Exploitatie en beheer zijn gericht op duurzaam gebruik van (milieu)ruimte. 6.4 Hulpverlening, evacuatiemogelijkheden en handhaven van de veiligheid zijn gewaarborgd. Toetsbare eisen 1. Er zijn voldoende mogelijkheden voor een gunstige verdeling van vervoerwijzen (modal split). Vervoer over water en spoor krijgt voorrang boven wegvervoer (PKB-plus, MER, PPvE en RWS). [5.6 - 5.7 - 5.8 - 6.4.2 - 33 - 33.1 - 34 - 34.1 - 34.2 - 36 - 36.1 -36.2 - 61.8] 2.
De strook voor de bovengrondse en ondergrondse ontsluiting van de landaanwinning bevat voldoende ruimte voor alle infrastructuurvoorzieningen (PPvE). [33.1]
3.
De infrastructuur voldoet aan de normen voor (externe) veiligheid en milieu. Weginfrastructuur voldoet aan de norm ‘duurzaam veilig’ (PPvE en RWS).
4.
Voor alle modaliteiten (boven- en ondergronds) zijn probleemloze aansluiting op de bestaande infrastructuur gerealiseerd (PPvE). [5.8 - 33]
5.
Er zijn voldoende voorzieningen om evacuatie binnen een voor de regionale brandweer acceptabele tijd mogelijk te maken (PPvE). [44]
Toetsmomenten Voorontwerp Havenbedrijf (B) + MER-bestemming (D) + ontwerp en uitvoeringsplan aannemer (F) + controle na oplevering (L). Afspraken over wijze van toetsen
40
Het Havenbedrijf Rotterdam toont bij het opleveren van het ontwerp en het bestemmingsplan aan dat er voldoende voorzieningen zijn voor een zo gunstig mogelijke verdeling van vervoerwijzen en dat deze voorzieningen voldoen aan de normen voor (externe) veiligheid, milieu. De onderbouwing wordt geleverd aan de hand van de MER-bestemming. Daarnaast levert het Havenbedrijf Rotterdam ramingen voor verkeersintensiteiten op de achterlandverbindingen en prognoses voor de externe veiligheid rond deze verbindingen, gebaseerd op het ontwerp met bijbehorende inrichtingsscenario’s. In het MER-bestemming levert het Havenbedrijf kwantitatieve risicoanalyses van de externe veiligheid van de achterlandverbindingen, conform de Richtlijnen voor het MER bestemming Maasvlakte 2.
41
5.2 Inrichten: inrichten landaanwinning als duurzaam bedrijventerrein Randvoorwaarden De landaanwinning wordt ingericht volgens de principes van een duurzaam bedrijventerrein. Bron: 1. PKB-plus en 3. PPvE. [5 - 45] Relatie met andere randvoorwaarden 2.3 Beperkte invloed op belevingswaarde bestaande kusten. 4.1 Realisatie in fasen afgestemd op marktvraag en beperking natuurschade. 5.1 Ruimte en voorzieningen voor veilig en zo milieuvriendelijk mogelijk achterlandtransport. 6.3 Exploitatie en beheer zijn gericht op duurzaam gebruik van (milieu)ruimte. Toetsbare eisen 1. Er zijn ruimte en voorzieningen om te kunnen voldoen aan de randvoorwaarde ‘Exploitatie en beheer zijn gericht op duurzaam gebruik van de (milieu)ruimte’ en de daaruit voortvloeiende eisen voor clustering, uitwisselingen van stoffen, producten en faciliteiten, beperking van vervoer, gunstige modal split, intensief ruimtegebruik en voldoen aan de geldende milieunormen. 2.
Zoveel mogelijk voorkomen van lozingen van koelwater en andere verontreinigingen van het oppervlaktewater. Er is daarom voldoende ruimte voor waterzuiveringsinstallaties en systemen om industrieel warm water te hergebruiken. [5.1 - 5.2 - 5.3 - 5.4]
Toetsmomenten MER-bestemming (C) + Bestemmingsplan (M) + WM/Wvo-vergunning (I). Afspraken over wijze van toetsen Het Havenbedrijf Rotterdam toont bij het opleveren van het ontwerp en het bestemmingsplan dat ruimte en voorzieningen beschikbaar komen voor een duurzaam gebruik van de landaanwinning. Toetsing vindt plaats aan de hand van het MER-bestemming en het bestemmingsplan en Wvo.
42
5.3 Inrichten: voldoende ruimtelijke kwaliteit en recreatiemogelijkheden Randvoorwaarden Beslissing van wezenlijk belang: de negatieve milieueffecten van het uiteindelijke ontwerp voortvloeiend uit het projectenspoor moeten kleiner zijn dan (of gelijk zijn aan) de milieueffecten van de twee referentieontwerpen, zoals geïnventariseerd in het MER. Bron: 1. PKB-plus. [6] Relatie met andere randvoorwaarden 6.2 Landaanwinning is in principe bestemd voor deepsea-gebonden activiteiten. 6.3 Exploitatie en beheer zijn gericht op duurzaam gebruik van (milieu)ruimte. Toetsbare eisen 1. De mogelijkheden voor strandrecreatie op de landaanwinning zijn op zijn minst hetzelfde als in de situatie zonder havenuitbreiding (MER). [6.3.1] 2.
De mogelijkheden voor grote en kleine watersport zijn ongeveer gelijk aan de situatie zonder havenuitbreiding (MER). [6.3.2]
3.
De mogelijkheden om de stranden op de landaanwinning met de auto te bezoeken zijn vergelijkbaar met de situatie op de stranden die door de havenuitbreiding verloren gaan (MER). [6.3.3]
4.
De ruimtelijke kwaliteit (toekomstwaarde en belevingswaarde) van de landaanwinning is voldoende (MER). [6.7]
Toetsmomenten MER-bestemming (D) + controle na oplevering (L) + monitoring jaarlijks tijdens exploitatie, tot einde project (N). Afspraken over wijze van toetsen Het Havenbedrijf Rotterdam toont bij het opleveren van het ontwerp en het bestemmingsplan aan dat ruimte en voorzieningen beschikbaar komen voor de vereiste recreatiemogelijkheden en dat de ruimtelijke kwaliteit voldoet. Onderbouwing vindt plaats aan de hand van het MER-aanleg en het MER-bestemming. Het Havenbedrijf Rotterdam toont aan de hand van het exploitatieplan aan dat het gebruik van de landaanwinning te combineren is met de vereiste recreatiemogelijkheden en voldoet aan de eisen voor ruimtelijke kwaliteit.
43
6.1 Exploiteren: eenheid van beheer voor het hele havengebied Randvoorwaarden Voor de landaanwinning geldt hetzelfde beleid- en beheerregime als voor het bestaande Rotterdamse havengebied (eenheid van beheer). Bron: 3. PPvE. [42] Relatie met andere randvoorwaarden Geen. Toetsbare eisen 1. Er is één beheerder voor de bestaande en nieuwe haven (PPvE). [42] Toetsmomenten Uitwerkingsovereenkomsten (A) + monitoring jaarlijks tijdens exploitatie, tot einde project (N). Afspraken over wijze van toetsen De exploitant van de landaanwinning toont in zijn exploitatieplan de eenheid van beheer met het bestaande havengebied.
44
6.2 Exploiteren: landaanwinning is in principe bestemd voor deepsea-gebonden activiteiten Randvoorwaarden Beslissing van wezenlijk belang: de landaanwinning biedt ruimte aan deepsea-gebonden activiteiten, zoals met name grootschalige container op- en overslag en direct hieraan gerelateerde distributieactiviteiten. Daarnaast biedt de landaanwinning eventueel ruimte voor grootschalige deepsea-gebonden chemie. Bron: 1. PKB-plus. [3] Beslissing van wezenlijk belang: niettemin moet het mogelijk blijven dat onder bijzondere omstandigheden en op basis van een zorgvuldige afweging vestiging van andere dan de hiervoor genoemde activiteiten op de landaanwinning plaatsvindt. Bron: PKB-plus [4] Relatie met andere randvoorwaarden 1.1 Landaanwinning binnen aangegeven zoekgebied. 2.6 Voorzieningen en omstandigheden voor een veilige en vlotte scheepvaart. 4.1 Realisatie in fasen afgestemd op marktvraag en beperking van natuurschade. 5.1 Ruimte en voorzieningen voor veilig en zo milieuvriendelijk mogelijk achterlandtransport. 5.2 Inrichten landaanwinning als duurzaam bedrijventerrein. Toetsbare eisen 1. De landaanwinning voldoet aan de belangrijkste vestigingsvoorwaarden voor grootschalige containeroverslag, distributie en chemie. 2. Er is voldoende ruimte om eventueel andere activiteiten tot de landaanwinning toe te laten. 3. Bij het overwegen van vestiging van andere activiteiten op de landaanwinning, worden in elk geval de afwegingsaspecten uit de PKB-plus betrokken: • beschikbaarheid van alternatieve locaties; • winst voor de kwaliteit van de leefomgeving elders; • te behalen clustervoordelen; • overblijvende ruimte voor deepsea-activiteiten; • doorberekenen integrale kostprijs. Toetsmomenten Uitwerkingsovereenkomsten (A) + MER-bestemming (D) + MER-aanleg (E) + monitoring jaarlijks tijdens exploitatie, tot einde project (N). Afspraken over wijze van toetsen Het Havenbedrijf Rotterdam toont bij het opleveren van het ontwerp en het bestemmingsplan aan dat ruimte en voorzieningen beschikbaar komen voor deepsea-activiteiten en dat er mogelijkheden overblijven voor andersoortige activiteiten.
45
Het Havenbedrijf Rotterdam toont aan de hand van het MER-bestemming en exploitatieplan aan dat de landaanwinning bestemd is voor deepsea-gebonden activiteiten. Toets vindt plaats op opname van deze formulering in het Bestemmingsplan. Voor de vestiging van andersoortige activiteiten is een afwegingskader. Het Havenbedrijf geeft in het exploitatieplan aan hoe dit afwegingskader bij nieuwe vestigingen wordt gehanteerd. Indien de eis van het deepseaactiviteiten niet wordt overgenomen in het Bestemmingsplan, kan de Staat dit steekproefsgewijs toetsen.
46
6.3 Exploiteren: exploitatie en beheer zijn gericht op duurzaam gebruik van (milieu)ruimte Randvoorwaarden Beslissing van wezenlijk belang: de landaanwinning wordt geëxploiteerd en beheerd volgens de principes van een duurzaam bedrijventerrein. Bron: 1. PKB-plus. [5] Beslissing van wezenlijk belang: de negatieve milieueffecten van het uiteindelijke ontwerp voortvloeiend uit het projectenspoor moeten kleiner zijn dan (of gelijk zijn aan) de milieueffecten van de twee referentieontwerpen, zoals geïnventariseerd in het MER. Bron: 1. PKB-plus. [6] Uitgangspunten voor het uitgiftebeleid zijn: bieden van mogelijkheden voor clustering van chemie en containerterminals; streven naar intensieve benutting van de ruimte op containerterminals. Bron: 3. PPvE. [46] Het vestigings- en uitgiftebeleid dient mede gericht te zijn op minimalisering van verkeersbewegingen. Bron: 3. PPvE. [47] Het logistieke concept van de landaanwinning streeft naar zoveel mogelijk synergie tussen het bestaande en het nieuwe havengebied. Hierbij wordt gestreefd naar een lager percentage wegvervoer dan bij de autonome ontwikkeling van de huidige terminals. Bron: PPvE. [35] Relatie met andere randvoorwaarden 5.1 Ruimte en voorzieningen voor veilig en zo milieuvriendelijk mogelijk achterlandtransport. 5.2 Inrichten landaanwinning als duurzaam bedrijventerrein. 6.4 Hulpverlening, evacuatiemogelijkheden en handhaven van de veiligheid zijn gewaarborgd. Toetsbare eisen 1. De exploitatie van de terreinen is gericht op clustering van activiteiten zodat optimale mogelijkheden ontstaan voor het beperken van vervoersstromen, voor een uit milieuoogpunt zo gunstig mogelijke modal split en voor uitwisseling van faciliteiten, grondstoffen en eindproducten (PKB-plus en PPvE). Het streven is gericht op een lager percentage wegvervoer dan bij de autonome ontwikkeling van de huidige terminals. [5 - 5.5 - 5.7 - 5.8 - 35 - 45 - 46.1 - 46.2 - 47] 2.
De exploitatie van bedrijventerreinen is gericht op intensief gebruik van de beschikbare ruimte (PKB-plus en PPvE). [5.5 - 46]
3.
Bedrijven op de landaanwinning voldoen aan de vigerende eisen voor energiegebruik, geluidsproductie, uitstoot van stoffen, lozingen en externe veiligheid (PKB-plus, MER).
47
4.
De gevolgen voor geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid van het verkeer dat het geheel van bedrijven op de landaanwinning genereert, zijn niet negatiever dan zoals onderzocht voor de referentieontwerpen in het MER Landaanwinning (PKB-plus en MER). [6.4]
5.
De hoeveelheid wegverkeer van en naar de landaanwinning is dermate beperkt dat, uitgaande van de in het MER Landaanwinning gehanteerde autonome ontwikkeling van verkeersintensiteiten niet ongunstiger wordt dan zoals aangegeven in het MER (PKB-plus en MER). [6.4]
Toetsmomenten MER-bestemming (D) + MER-aanleg (E) + jaarlijks tijdens exploitatie, tot einde project (N). Afspraken over wijze van toetsen Het Havenbedrijf Rotterdam toont bij het opleveren van het exploitatieplan aan dat exploitatie en beheer voldoen aan de eisen voor duurzaam gebruik van de (milieu)ruimte. Onderbouwing vindt plaats aan de hand van gepresenteerde scenario’s en bandbreedtes voor het gebruik van elke fase van de landaanwinning in het MER-bestemming. De definitieve toets vindt plaats op basis van het bestemmingsplan. Het Rijk kan eveneens belangen inbrengen door invloed op het uitgiftebeleid via de deelname in het Havenbedrijf.
48
6.4 Exploiteren: hulpverlening, evacuatiemogelijkheden en handhaven van de veiligheid zijn gewaarborgd Randvoorwaarden Een integrale veiligheidsbeschouwing van de nautische toegang is vereist. Bron: 3. PPvE [27] De landaanwinning functioneert onder een integraal veiligheidsplan waarbij externe veiligheid, sociale veiligheid, brandweer en ziekenhuisdiensten gewaarborgd zijn. Er moet in een veiligheidsbeschouwing worden aangegeven wie de uiteindelijke verantwoordelijkheid heeft voor het in stand houden van de veiligheid, tijdens de aanleg en de exploitatie. Bron: 3. PPvE. [43] Evacuatie van het gebied moet binnen een voor de regionale brandweer acceptabele tijd mogelijk zijn. Bron: 3. PPvE. [44] Relatie met andere randvoorwaarden 2.6 Voorzieningen en omstandigheden voor een veilige en vlotte scheepvaart. 5.1 Ruimte en voorzieningen voor veilig en zo milieuvriendelijk mogelijk achterlandtransport. 5.2 Inrichten landaanwinning als duurzaam bedrijventerrein. Toetsbare eisen 1.
Er is een integraal veiligheidsplan voor de verschillende veiligheidsaspecten tijdens aanleg en gebruik van de landaanwinning: nautische veiligheid, sociale veiligheid, externe veiligheid, port security en brandveiligheid (PPvE). [43.1]
2. Het is duidelijk wie verantwoordelijk is voor uitvoering en beheer van het veiligheidsplan (PPvE). [44.2] 3.
Er is een evacuatieplan dat is afgestemd met de betrokken hulpdiensten en dat evacuatie binnen een voor de regionale brandweer acceptabele tijd mogelijk maakt (PPvE). 44.1 - 44.3]
Toetsmomenten MER-bestemming (D) + ontwerp en uitvoeringsplan aannemer (F) + monitoring tijdens uitvoering (K) + jaarlijks tijdens exploitatie, tot einde project (N). Afspraken over wijze van toetsen Het Havenbedrijf Rotterdam toont bij het opleveren van het uitvoeringsplan en het exploitatieplan, onder meer aan de hand van het MER-bestemming, aan dat aan de eisen voor veiligheid, hulpverlening en evacuatiemogelijkheden tijdens aanleg en exploitatie is voldaan.
49
Niveau 3: toetsprocedure
50
Toetsprocedure 1
Toetsing
1.1
In het Toetskader is bepaald welke door HbR op te stellen documenten door HbR ter toetsing en goedkeuring aan de Staat dienen te worden voorgelegd. Indien de vereiste Publiekrechtelijke Medewerking niet of niet tijdig kan worden verkregen, treden Partijen in overleg. Indien noodzakelijk zal de Staat voor zover als nodig is het Toetskader binnen de grenzen van de PKB+PMR aanpassen.
1.2
Zo in het Toetskader eisen zijn opgenomen waardoor HbR niet de benodigde Publiekrechtelijke Medewerking kan verkrijgen, is HbR niet (langer) gebonden aan de betreffende, in het Toetskader opgenomen, eisen. HbR is gehouden de ter toetsing en goedkeuring aan de Staat voor te leggen documenten als bedoeld in dit Artikel, in tienvoud in te dienen bij de Staat.
1.3
HbR is gehouden om uiterlijk dertig (30) Werkdagen voorafgaand aan het ter toetsing en goedkeuring bij de Staat indienen van de in het eerste lid van dit Artikel bedoelde documenten de Staat schriftelijk te informeren over bedoelde indieningdatum en het onderwerp van de ter toetsing en goedkeuring aan de Staat voor te leggen documenten. Vorenstaande zodat de Staat zich tijdig intern kan voorbereiden op de door haar te verrichten toetsing en goedkeuring.
1.4
De Staat is gehouden om de in het eerste lid van dit Artikel bedoelde documenten te toetsen aan de hand van het bepaalde in het Toetskader en bedoelde documenten goed te keuren indien zij voldoen aan het in het Toetskader bepaalde.
1.5
In geval de Staat aanvullende informatie van HbR behoeft om de in het eerste lid van dit Artikel bedoelde documenten te kunnen toetsen en goedkeuren is zij gehouden om dat binnen een termijn van vijftien (15) Werkdagen na ontvangst van de aan haar ter toetsing en goedkeuring voorgelegde documenten schriftelijk te verzoeken aan HbR. De Staat zal daarbij precies dienen aan te geven welke informatie zij behoeft. Onder de voorwaarde dat de Staat precies heeft aangegeven welke informatie zij behoeft, is HbR gehouden om de gevraagde informatie binnen een termijn van vijftien (15) Werkdagen na ontvangst van bedoeld verzoek over te leggen aan de Staat. Indien nodig treden Partijen met elkaar in overleg over de gevraagde respectievelijk aan te leveren informatie. Dergelijk overleg laat de in dit Artikel(lid) genoemde termijnen onverlet tenzij Partijen in een voorkomend geval gezamenlijk besluiten en schriftelijk vastleggen van die termijnen af te wijken.
1.6
Indien de Staat geen verzoek om aanvullende informatie doet is zij gehouden om de aan haar ter toetsing voorgelegde documenten binnen een termijn van vijfentwintig (25) Werkdagen na ontvangst daarvan te toetsen en HbR: (i)
hetzij schriftelijk mede te delen dat zij goedkeuring verleent aan bedoelde documenten;
51
(ii)
hetzij deugdelijk schriftelijk onderbouwd en gemotiveerd aan te geven waarom zij haar goedkeuring aan bedoelde documenten onthoudt.
Doet de Staat wel -met inachtneming van het bepaalde in het vierde lid van dit Artikel- een verzoek om aanvullende informatie dan gaat de in de aanhef van dit Artikel(lid) genoemde termijn in nadat de Staat de aanvullende informatie van HbR zal hebben ontvangen.
52
1.7
Mocht een reactie van de Staat als bedoeld in het vijfde lid van dit Artikel uitblijven binnen de in datzelfde lid bepaalde termijn is HbR gehouden de Staat een schriftelijke herinnering te zenden. De Staat is vervolgens in de gelegenheid om binnen een termijn van vijf (5) Werkdagen na ontvangst van bedoelde herinnering alsnog te reageren conform het bepaalde in het vijfde lid van dit Artikel. Blijft bedoelde schriftelijke reactie van de Staat wederom uit dan wordt de Staat geacht haar goedkeuring aan de betreffende aan haar ter toetsing en goedkeuring voorgelegde documenten te hebben verleend.
1.8
Zo de Staat haar goedkeuring onthoudt zullen Partijen gedurende een termijn van vijfentwintig (25) Werkdagen na dagtekening van de brief waarin de Staat HbR heeft medegedeeld haar goedkeuring te onthouden, gezamenlijk bezien op welke wijze alsnog wél goedkeuring door de Staat kan worden verleend aan de dan voorliggende documenten als bedoeld in dit Artikel. Indien Partijen zulks in voorkomende situaties wenselijk achten zullen zij gezamenlijk besluiten van voornoemde termijn af te wijken. Hun gezamenlijke besluit zal schriftelijk (dienen te) worden vastgelegd.
1.9
Wanneer Partijen niet binnen de in het voorgaande lid van dit Artikel genoemde termijn tot een vergelijk komen is de meest gerede Partij gerechtigd het alsdan ontstane geschil te laten beslechten overeenkomstig het bepaalde in Artikel 12. Daarbij geldt dat het bepaalde in Artikel 12 lid 3 dan niet zal gelden gezien het bepaalde in Artikel 5 lid 7.
1.10
Indien de Staat terug wenst te komen op haar goedkeuring als bedoeld in dit Artikel (zowel op haar expliciet gegeven goedkeuring als wanneer de goedkeuring (stilzwijgend) geacht wordt te zijn verleend geldt dat als een wijziging in de zin van Artikel 8.
1.11
Het bepaalde in dit Artikel staat los van het door HbR indienen van aanvragen van Publiekrechtelijke Medewerking.
53
Niveau 4: verklarende afbeeldingen Achtereenvolgens •
Zoekgebied landaanwinning. Bron: PKB-plus, figuur 3.1.
•
Zoekgebied zandwinning. Bron: PKB-plus, figuur 3.2.
•
Zoekgebied zeereservaat. Bron: PKB-plus, figuur 3.3.
•
Zoekgebied duincompensatie. Bron: PKB-plus, figuur 3.4.
•
Zoekgebied zeereepcompensatie. Bron: PKB-plus, figuur 3.5.
•
Referentieontwerp I landaanwinning. Bron: MER Landaanwinning, figuur 3.1.
•
Referentieontwerp II landaanwinning. Bron: MER Landaanwinning, figuur 3.3.
•
PM: Doorsteekvariant
1
2
3
4
5
6
7
8
Documentatie PM toevoegen: •
PKB-plus deel 4
•
MER Landaanwinning
•
Vogel- en Habitatrichtlijn
•
Adviesaanvraag Europese Commissie
•
Advies Europese Commissie
•
Achtergronddocumenten:
•
Rapport AAN-02-341 Expertisecentrum PMR
•
Faseringsnotitie Voorbereidingsteam Maasvlakte 2 (VT MV2)
•
Quickscan Vertegaal en Heijnis verondieping Haringvlietmond
9
BIJLAGE 4:
Beheersgebied van HbR in de Rotterdamse haven
10
x
x
x
Niet Economische Ruimte (uitgedrukt in hectares)
Totaal (uitgedrukt in hectares)
x
x
x
x
x
Europoort
x
x
x
x
x
Botlek
x
x
x
x
x
Pernis
x
x
x
x
x
4HMH
x
x
x
x
x
WEH
x
x
x
x
x
Overige
EZ monitoring additionaliteit
BRG monitoringssrapportage
(toelichting in het boek ‘Ruimtelijke dynamiek in de Rotterdamse haven’, 1999
2. In de monitoring dient rekening te worden gehouden met lichte schommelingen in het aantal hectares door beïnvloeding van de ruimtelijke dynamiek van de haven
1. Bij de overdracht van gronden behorend bij het beheersgebied van het HbR committeert de rechtsopvolger zich aan bovenstaande monitoringsverplichting
NB.
Toelichting x = het aantal hectares ten tijde van ondertekening van de Overeenkomst EZ monitoring additionaliteit is (uiteindelijk) een opsomming van: 1.000 hectare "netto"-aan derden in erfpacht uit te geven- haven- en industrieterrein op de landaanwinning / Tweede Maasvlakte + 200 hectare intensivering in het kader van BRG + bestaande hectares in te vullen naar de stand (c.q. het aantal) ten tijde van ondertekening van de Overeenkomst
x
x
x
x
MV 1
Bestaand
Intensiever Gebruik Bestaande Economisch Ruimte (uitgedrukt in hectares)
x
MV 2
Nieuw
Rotterdams Havengebied
Format Rapportage haven- en industrieterreinen
Bestaande Haven- en Industrieterreinen (uitgedrukt in hectares) Nieuwe Economische Ruimte (uitgedrukt in hectares)
BIJLAGE 5:
1
BIJLAGE 6:
Concept erfpachtovereenkomst tussen de Staat en de Gemeente Rotterdam
[aanvullen]
1
BIJLAGE 7:
Kaart van de Eurogeul en de vakken E, F en G
1
BIJLAGE 8:
Het te onderhouden deel van de zeewering van de bestaande Maasvlakte
1
BIJLAGE 9:
Gebied waarin de Landaanwinning wordt gerealiseerd
1
BIJLAGE 10:
Onderhoud HbR / Onderhoud Staat
2