1
OUTPUTSPECIFICATIES: WERKWIJZE BINNEN DE PROJECTEN VAN VIA-INVEST IR. TIM LONNEUX – IR. PAUL MEEKELS – DR. IR. ANNE-SEVERINE POUPELEER
Samenvatting Bij DB(F)M-contracten worden de eisen van de infrastructuur niet langer in detail bepaald. De overheid bepaalt alleen welke dienst geleverd moet worden en specificeert die dienstverlening in outputspecificaties. De outputspecificaties moeten de private partner ertoe aanzetten om te zoeken naar innovatieve oplossingen, optimalisatie, efficiëntieverbetering en kwaliteitsverhoging. Het is het Vlaamse Gewest die de parameters vastlegt die de kwaliteit van de weg bepalen in termen van capaciteit, comfort, levensduur,…. Het is duidelijk dat de verificatie van die parameters pas kan gebeuren na een aantal jaren gebruik. De lange duurtijd is dan ook noodzakelijk om de levenscyclus-benadering te kunnen toepassen en op die manier de kosten te kunnen minimaliseren over de ganse duurtijd van het contract. Voor de uitwerking van deze parameters werd een standaardmethodiek bepaald, waardoor de aanbestedingsprocedure voor de consortia makkelijker zal kunnen verlopen. Op basis van deze technische standaarden moeten voor de verschillende projecten op een vlotte, uniforme en gestructureerde wijze de technische bestekdocumenten kunnen opgemaakt worden. De standaarden zorgen tevens voor een herkenbaarheid bij de inschrijvers en creëren een middel om bij elk project te leren en verder te optimaliseren. De outputspecificaties zijn het onderdeel van het bestek waarin de eisen worden beschreven m.b.t. de eindsituatie (zowel functioneel als vanuit ruimtelijke kwaliteit), de minimale door de opdrachtnemer uit te voeren werkzaamheden om tot die
Résumé En cas de contrats DB(F)M, les exigences de l'infrastructure ne sont dorénavant plus définies en détail. Seule l'autorité décide quel service doit être fourni et spécifie ce service dans des spécifications d'output. Les spécifications d'output doivent stimuler le partenaire privé à rechercher des solutions innovatrices, l'optimalisation, l'amélioration de l'efficacité et l'augmentation de la qualité. C'est la Région flamande qui fixe les paramètres qui définissent la qualité de la route en termes de capacité, de confort, de durée de vie, … Il est évident que la vérification de ces paramètres ne peut se faire qu'après un certain nombre d'années d'utilisation. La longue durée est donc nécessaire pour pouvoir appliquer l'approche du cycle de vie et de cette façon, de minimaliser les frais sur toute la durée du contrat. Une méthode standard a été définie en vue de l'élaboration de ces paramètres résultant en procédure d'adjudication plus aisée pour les consortiums. Les documents techniques des cahiers des charges pour les différents projets doivent pouvoir être établis de manière aisée, uniforme et structurée sur la base de ces standards techniques. Ces standards assurent également le caractère reconnaissable vis-à-vis des soumissionnaires et créent le moyen d'apprendre et d'optimaliser d'avantage au cours de chaque projet. Les spécifications d'output constituent un élément du cahier des charges dans lequel sont décrites les exigences relatives à la situation finale (tant du point de vue fonctionnel que du point de vue de la qualité spatiale), aux travaux minimalement à exécuter par
2
eindsituatie te komen, de procedures die moeten doorlopen worden i.f.v. de realisatie van de eindsituatie, en de conditionerende randvoorwaarden. De outputspecificaties bestaan uit de volgende onderdelen: Scope-omschrijving, Programma van Eisen, Eisen i.v.m. Ruimtelijke kwaliteit, Procedure Eisen en Conditionering Eisen.
l'adjudicataire en vue d'aboutir à cette situation finale, aux procédures à parcourir en fonction de la réalisation de la situation finale et aux conditions secondaires. Les spécifications d'output comprennent les éléments suivants: Description de la portée du projet, le Programme des Exigences, les Exigences relatives à la Qualité spatiale, les Exigences relatives à la Procédure et les Exigences relatives au Conditionnement.
3
1. Inleiding De aanleg van missing links en het wegwerken van andere capaciteitsbeperkende knelpunten is een belangrijke voorwaarde om op termijn tot een aanvaardbare afwikkelingskwaliteit op het hoofdwegennet te komen in Vlaanderen. De Vlaamse Regering wenst dan ook op termijn de 25 resterende missing links uit het mobiliteitsplan Vlaanderen weg te werken. De Vlaamse Regering gaf daarom op 25 november 2005 haar goedkeuring aan een concept en aanpak om via alternatieve financiering een substantiële inhaalbeweging inzake openbare werken te realiseren. Deze inhaalbeweging wordt gerealiseerd via de vennootschap Via-Invest Vlaanderen. Het doel van Via-Invest is om op de meest optimale wijze publiek-private samenwerkingsprojecten (PPS-projecten) te realiseren. Via-Invest besliste daarom om voor de uitvoering van de projecten gebruik te maken van standaarden. Zo werden standaardcontracten, selectie- en gunningsleidraden, een standaard financieel model en technische standaarden (o.a. outputspecificaties, ontwerphandboeken, …) uitgewerkt zodat de PPS-projecten sneller en efficiënter in de markt kunnen geplaatst worden. Op deze manier zullen de aanbestedings- en biedkosten voor publieke en private partijen aanzienlijk verkleinen, zal de noodzaak aan externe adviseurs aanzienlijk beperkt worden en zal het gunningsproces vlotter kunnen verlopen. Bovendien kan bij standaardisatie een beter leerproces plaatsvinden over meerdere projecten heen met als gevolg een snellere evolutie naar goede praktijk. De Vlaamse Regering gaf op 7 maart 2008 haar goedkeuring over de ontwerpen van de standaardovereenkomsten. In deze paper zal meer in detail ingegaan worden op een specifiek onderdeel uit deze overeenkomsten, namelijk de outputspecificaties. Naast de theoretische benadering wordt ook de praktische toepassing binnen een concreet project toegelicht.
2. Definitie van Outputspecificaties De outputspecificaties zijn een onderdeel van het DB(F)M-contract (Design-Build-(Finance)Maintain). Hierin worden de eisen beschreven met betrekking tot de situatie in de Beschikbaarheidsfase en de minimaal te volgen procedures en uit te voeren werkzaamheden om de beschikbaarheid en instandhouding te garanderen. De outputspecificaties omvatten vijf onderdelen: de scope-omschrijving, de functionele eisen, de procedures, de condities en de vereisten aan de ruimtelijke kwaliteit. Deze worden verder in detail omschreven.
2.1 De scope De Scope definieert de uit te voeren werkzaamheden in termen van outputgerichte werkpakketten. Een werkpakket is een activiteit die door de Opdrachtnemer uitgevoerd moet worden. Per werkpakket worden de op te leveren producten of diensten gespecificeerd, en de eisen die eraan gesteld zijn.
4
De Scope is in deze nauw verbonden aan de Work Breakdown Structure (WBS) (Fig. 1) waarin de uit te voeren werkzaamheden zijn opgenomen. Het topniveau van de WBS is opgedeeld in 6 werkpakketten. De ‘Projectbeheersing’ (W01) omvat het vormgeven, opzetten en beheersen van processen. De processen met betrekking tot eisen vanuit de omgeving zitten vervat in de ‘Conditionering’ (W02). De ontwerpprocessen van het werk met tot doel uitvoerbare en beheersbare ontwerp te realiseren zijn gebundeld in het werkpakket ‘Ontwerp’ (W03). Het volgende werkpakket ‘Bouw’ (W04) geeft de realisatieprocessen ten einde het project te bouwen, conform de gerealiseerde ontwerpen weer. Onderhoudsprocessen en processen met betrekking tot financieringseisen tot slot zijn beschreven in de laatste twee werkpakketten ‘Onderhoud’ (W05) en ‘Financiering’ (W06). Dit laatste vervalt in een DBM overeenkomst. W00 Project
W10 Projectbeheersing
W20 Conditionering
W30 Ontwerp
W40 Bouw
W50 Onderhoud
W60 ...
W11 Risico management
W21 Best. toest. & nutsleidingen
W31 Schetsontwerp
W41 Definitieve Werken
W51 Preventief Onderhoud
W12 Betalingen
W22 Mobiliteit & Verkeer
W32 Voorontwerp
W42 Voorzieningen t.b.v. bouwheer
W52 Beheertaken
W13 Planning
W23 Installaties en infra van derden
W33 Definitief Ontwerp
W43 Voorbereidende werken
W53 Monitoring
W14 Veiligheid
W24 Archeologie
W34 Uitvoerings ontwerp
W44 Werfsignalisatie
W54 Schadeherstel
W35 Visualisatie
W45 Herstel oorspr. toestand
W55 Correctief Onderhoud
W16 Raakvlakken en interferenties
W46 Oplevering dossier
W16 Overdracht
W17 Kwaliteits borging
W47 Overdracht dossier
W15 Vergunningen
W18 Communicatie
Figure 1: WBS met weergave van de zes werkpaketten op topniveau. Gezien de veelheid aan informatie is er ook een codering uitgewerkt voor de regels in de Scope-omschrijving welke de opbouw van de WBS volgen. De codering, startend met de letter ‘W’, verwijst op een unieke manier naar het werkpakket, het nummer van het product of de dienst en naar het nummer van het product- of proceseis die ermee verbonden is.
2.2 De Functionele Eisen De Functionele Eisen waaraan de uit te voeren werkzaamheden en de producten moeten voldoen zijn vermeld in het PvE. Dit PvE is opgebouwd volgens de, voor het concrete project, opgestelde objectenboom (OB). Figuur 2 geeft een mogelijk voorbeeld van een OB.
5
E000 Project
E1000 Deelproject A
E1100 Wegen
E1300 Spoor- en tramwegen
E1200 Waterwegen
E1110 Primaire wegen
E1210 Bedding
E1120 Secundaire wegen
E1220 Oever constructies
E2000 Deelproject B
E1400 Civiele constructies
Ex000 Deelproject ...
E1500 Elektromechanica
E1x00 ...
E1130 Lokale wegen E1140 Fiets-en voetpaden E1150 Wegmarkering & signalisatie E1160 Veiligheids constructies E11x0 ...
E12x0 ...
E11x0 Monitoring
E12x0 Monitoring
E11x0 Bestaande wegen
E12x0 Bestaande waterwegen
Figure 2: Voorbeeld van een mogelijke objectenboom (OB). De codering uitgewerkt voor het PvE volgt de OB en geeft een verwijzing naar het over (sub)systeem, een specifiek nummer per object en per objecteis. Deze code begint steeds met de letter ‘E’.
2.3 De Procedure-eisen De Procedure-eisen formuleren eisen die gesteld worden t.a.v. administratieve procedures die door de Opdrachtnemer dienen te worden vervuld. Dit kan gaan van verplichte contactname met actoren of derden tot te volgen procedures voor opmaak en aanvraag van machtigingen. In de praktijk vertalen de procedure-eisen de door de Opdrachtgever in convenanten en protocollen met derden vastgelegde voorwaarden naar de opdrachtnemer toe. De gehanteerde code begint steeds met de letter ‘P’.
2.4 De Conditie-eisen De conditie-eisen formuleren randvoorwaarden en condities die gesteld worden door actoren of derden in functie van de realisatie van het project. Dit betreft bijvoorbeeld voorwaarden voor het (veilig) garanderen van de exploitatie van installaties van derden. Zij vertalen net zoals bij procedure-eisen de met derden vastgelegde voorwaarden naar de Opdrachtnemer toe zoals beschreven in convenanten en protocollen. Ze worden weergegeven door een code startend met de letter ‘C’.
6
2.5 De Ruimtelijke Kwaliteitseisen De Ruimtelijke Kwaliteitseisen startend met de letter ‘R’ formuleren eisen die gesteld worden t.a.v. de ruimtelijke kwaliteit van het project, meer bepaald t.a.v. duurzaamheid, integrale kwaliteit en inventiviteit.
2.6 Hantering van Outputspecificaties Met het oog op een gestructureerde opmaak en vlotte hantering worden deze eisen opgenomen in een eisen-databank. Naast de volledige W-, E-, P-, C- en R-code wordt er aan de eis ook een status gegeven. De eis kan ‘bindend’ en ‘aan te tonen’ zijn. Wanneer een eis als ‘bindend’ wordt aangevinkt, dient de Opdrachtnemer aan deze eis te voldoen, zowel voor wat betreft het te realiseren resultaat als voor wat de middelen hiertoe betreft. Een voorbeeld van een bindende eis kan bijvoorbeeld stellen dat ‘De rotonde wordt aangelegd in doorlopend gewapend beton’. Concreet betekent dit dat de rotonde in doorlopend gewapend beton aangelegd dient te worden, ook al kan de opdrachtnemer aantonen dat een bepaalde opbouw in asfalt evenwaardig is. Een niet-bindende eis kan zijn ‘De fietser wordt naast taluds en hellingen beschermd tegen valgevaar’. In voorkomend geval dient de opdrachtnemer ervoor te zorgen dat de fietser beschermd is tegen valgevaar, maar hij is vrij te kiezen op welke wijze hij deze bescherming zal uitvoeren, bijvoorbeeld door voldoende afstand te voorzien of door een beveiligingsconstructie aan te brengen. Waneer een eis ‘aan te tonen’ is, dient de Opdrachtnemer uit eigen beweging expliciet aan te tonen dat hij voldoet aan de gestelde eis. Ook de fase waarin de eis minstens van toepassing is wordt aangegeven. Afhankelijk van de soort eis kan ze relevant zijn tijdens de selectie, de aanbesteding, het ontwerp of de bouwfase. Verder kan ook gespecificeerd worden of eraan dient voldaan te zijn bij openstelling (d.i. bij afgifte van het beschikbaarheidscertificaat), bij voltooiing, bij beschikbaarheid of bij overdracht. Een openstellingseis is een voorwaarde om het systeem voor voltooiing te kunnen gebruiken en te kunnen openstellen voor het verkeer. Een voltooiingseis stipuleert de voorwaarde om het systeem als gebouwd te kunnen beschouwen. Een voorwaarde om het systeem na voltooiing te kunnen gebruiken, onderhouden en beheren is een beschikbaarheidseis. Tot slot is er de overdrachtseis die de voorwaarde aangeeft om het systeem na voltooiing uit het contract te halen of met andere woorden op te leveren.
7
3. Praktische toepassing 3.1 Het project Kempense noord-zuidverbinding Het project Kempense noord-zuidverbinding omvat twee deelprojecten, enerzijds de aanleg van een nieuwe weg tussen Geel en Kasterlee en anderzijds de heraanleg van het complex 23 Geel-West, inclusief een nieuwe brug over het Albert kanaal. Voor de nieuwe weg tussen Geel en Kasterlee besliste de Vlaamse Regering te kiezen voor het zogenaamde basistracé. Dit basistracé is voorzien in de reserveringsstrook zoals opgenomen in het Gewestplan. Het project omvat een nieuw aan te leggen weg met 2x1 rijstroken van 6,6 km, 750 meter ten westen van de bestaande N19. Het is een kortsluiting tussen de bestaande N19 tussen Kasterlee-Turnhout en het noordelijke gedeelte van de R14 ring rond Geel. Door deze tracékeuze wordt de hinder voor de mensen zo klein mogelijk gehouden, de selectieve bereikbaarheid wordt verbeterd alsook de verkeersveiligheid en leefbaarheid in de dorpskernen. Dit project is het eerste project dat op basis van de door Via-Invest ontwikkelde standaarden in de markt werd geplaatst. Voor dit project werd geopteerd voor een DBM+F (Design-BuildMaintain + Finance) werkwijze. De procedure voor de werken wordt op deze manier losgekoppeld van de procedure voor de financiering. Er wordt met andere woorden eerst een voorkeursbieder gekozen tussen de kandidaat aannemers en de kandidaat financiers dienen op basis van zijn voorstel een financieel voorstel in te dienen. Op deze manier kan de technische kwaliteit van de ingediende projecten objectiever beoordeeld worden. Het biedt ook de kans aan kleinere aannemers om deel te nemen aan het project, daar ze niet zelf op zoek dienen te gaan naar een financier. Beide procedures lopen via een onderhandelingsprocedure met voorafgaande bekendmaking. Het DBM-bestek werd op 5 augustus 2008 verstuurd aan de geselecteerde aannemers. In dit bestek omvat onder andere de outputspecificaties.
3.2 Opbouw van het bestek Het DBM-bestek omvat 3 grote delen: de gunningsleidraad, het referentiekader en de overeenkomst. Binnen de overeenkomst heb je enerzijds de DBM-basisovereenkomst en daarnaast het eisenprogramma met bijhorende annexen 3 tot en met 7 (projectbeheersing, conditionering, ontwerp, uitvoering en instandhouding). De laatste annex 8 omvat contractuele documenten welke later deel zullen uitmaken van het af te sluiten DBMcontract.
8
3.3 Projectspecifieke invulling van de outputspecificaties Het eisenprogramma of de outputspecificaties in het DBM-bestek van het dossier Kempense noord-zuidverbinding omvatten niet de volledige set van W-, E-, P-, C- en R-eisen. Enkel Wen E-eisen zijn expliciet afzonderlijk opgenomen. Hiermee wordt een antwoord geboden op de vragen ‘Wat’ en ‘Hoe’. Concreet zijn alle antwoorden op de vraag ‘Wat is er nodig?’ terug te vinden in de W-eisen en alle antwoorden op de vraag ‘Hoe moet dit?’ in de E-eisen.
3.3.1 W-eisen De W-eisen zijn opgebouwd volgens de WBS. Er zijn echter maar 5 werkpakketten: projectbeheersing, conditionering, ontwerp, bouw en onderhoud. Aangezien het een DBMbestek is wordt de financiering hier niet behandeld. Ter illustratie geeft figuur 3 een uitreksel weer uit de W-eisen. De eisen W3 hebben betrekking op het ontwerp en W32 gaat meer specifiek over het voorontwerp. Daarin staat bijvoorbeeld aangegeven wat er allemaal nodig is voor het voorontwerp, zoals een geotechnisch referentiekader, een geotechnisch voorontwerp, een hydronautmodel bestaande toestand, voorontwerp infrastructuur afwateringsvoorziening, een voorontwerp kunstwerken, enz. Het consortia kan hier duidelijk terugvinden wat dient aangeleverd te worden en bij de beoordeling vormt dit lijstje een handig hulpmiddel om het dossier te controleren op volledigheid.
Figure 3: Uitreksel uit Scope eisen (W-eisen) uit het DBM-bestek van de Kempense noordzuidverbinding
9
3.3.2. E-eisen Om te weten hoe die elementen die opgesomd worden in de W-eisen aangeleverd dienen te worden kan er gekeken worden naar het PvE of de E-eisen. In dit PvE worden de functionele eisen weergegeven op basis van de OBS. De opdrachtnemer dient deze objectenboom op te stellen. De objectenboom is een opdeling van het project in gebieden, systemen en objecten. In het bestek is reeds een bindende aanzet gegeven (Fig. 4). De opdrachtnemer dient deze basis als kapstok te gebruiken om de structuur verder uit te werken.
Figure 4: Uitreksel uit basis OBS voor de wegen Geel West uit project Kempense noordzuidverbinding. Vervolgens worden alle E-eisen aan deze OBS gekoppeld, wat leidt tot een overzichtelijk geheel. Ter illustratie zijn E-eisen voor fietspaden opgegeven in figuur 5.
10
Figure 5: Uitreksel uit PvE voor fiets- en voetpaden (E016). Dit PvE dient gelezen te worden tesamen met de overige bijlagen, ook annexen genoemd. In het PvE wordt soms expliciet verwezen naar de annexen. Het doel van deze annexen is de juiste accenten leggen en meer informatie verschaffen om het beter te begrijpen. In principe zijn alle annexen C3 tot en met C8 gelijkwaardig en dient er ook zonder expliciete vermelding in het PvE aan de ontwerphandboeken te worden voldaan. Bij tegenstrijdige bepalingen geldt de strengste eis.
3.3.3. P- en C-eisen vervat in W- en E-eisen Voor dit project zijn er geen expliciete afzonderlijke oplijstingen van procedure- en conditieeisen opgenomen in het bestek, temeer daar ze klein zijn in aantal. De P-eisen ten aanzien van administratieve procedures zitten vervat in de W- en E-eisen. ‘Wat’ er dient te gebeuren zal teruggevonden worden in de W-eisen en ‘Hoe’ dat dan in zijn werk gaat in de E-eisen. Bijvoorbeeld de resulterende afspraken na voorgaand overleg met derde rond de ontsluiting van industriezones of specifieke bedrijven zitten vervat in deze eisen. Ook de C-eisen zijn beperkt. Er zijn immers weinig installaties van derden. De eisen die daaromtrent toch noodzakelijk zijn gaan voornamelijk over het ‘Hoe’ en worden bijgevolg geklasseerd bij de Eeisen.
3.3.4. R-eisen expliciet opgenomen in de E-eisen De eisen over ruimtelijke kwaliteit zijn in de het bestek opgenomen onder de E-eisen. Ze worden niet afzonderlijk weergegeven, maar kunnen binnen de E-eisen wel duidelijk onderscheiden worden door de code. Onder de code E*6 zijn de landschapsverbonden eisen samengebracht voor het algemeen landschap, het landschap in Geel West en in Geel Kasterlee en voor de tunnel. Daar waar nodig is specifieke aandacht voor geluidswerende constructies, voor bestaande landschapselementen, natuurelementen en voor anti-barrierewerking. Deze opgelijste eisen rond ruimtelijke kwaliteit dienen natuurlijk samen beschouwd te worden met de annexen onder ‘C.5.3. Ruimtelijke kwaliteit’. Deze handboeken geven regels, richtlijnen en principes weer. Het voldoen aan de voorschriften van deze handboeken is te zien als nodige voorwaarden om een kwalitatief aanvaardbaar ontwerp af te leveren. Het handboek beschrijft echter geen voldoende voorwaarde. Deze is immers projectafhankelijk en kan enkel bepaald worden op basis van zorgvuldig overleg tussen opdrachtnemer en opdrachtgever en stoelt bovendien op de kennis en ervaring van de opdrachtnemer. De handboeken beschrijven enkel het minimum na te streven kwaliteitsniveau.
11
3.4 Beoordeling van de outputspecificaties In de gunningsleidraad van het project Kempense noord-zuidverbinding is een Eerste offerte, een Tweede offerte en een BAFO (Best And Final Offer) voorzien. Via-Invest heeft ervoor gekozen om de Eerste Offerte slechts aan de hand van een gedeeltelijke toepassing van gunningscriteria te beoordelen met het oog op het beperken van de deelnamekosten van de deelnemers. De subcriteria projectvisie en managementplan worden voor het gehele project getoets. Een belangrijke beperking is dat het subcriterium functionele eisen, op basis van het voorontwerp, bij de Eerste Offerte enkel getoets dient te worden aan twee projectonderdelen, namelijk een rotonde (de zuidelijke rotonde op Geel-West) en een brug (de brug over de E313). Het subcriterium ruimtelijke kwaliteit wordt in het stadium van Eerste Offerte niet getoetst. Wel wordt in de gunningsleidraad gesteld dat de deelnemers er zich reeds in de Eerste Offerte toe dienen te verbinden dat hun prijsvoorstel in de Tweede offerte en desgevallend BAFO, niet hoger zal zijn dan de vooropgestelde plafondprijs. Verder zal de Eerste Offerte niet aan het gunningscriterum prijs worden getoetst. Aangezien deze paper handelt over de outputspecificaties beperken we ons voor wat de beoordeling betreft hier tot de eisen van de outputspecificaties. Voor de beoordeling van de eisen dient in eerste instantie nagekeken te worden in welke fase de eisen van belang zijn en of ze al dan niet bindend en aan te tonen zijn. Het inhoudelijk beoordelen van de relevante eisen verloopt het meest efficiënt als de eis SMART gedefinieerd is. Dat wil zeggen dat een eis zeer Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdsgebonden dient te zijn. Bijvoorbeeld de E-eis ‘Voor de tunnel bedraagt de afwijking in vertikale richting 0m’ is zeer SMART gedefinieerd en kan dan ook heel gemakkelijk objectief beoordeeld worden. Bij minder SMART gedefinieerde eisen bestaat het gevaar voor discussies. Alle relevante eisen voor de specifieke fase in de beoordeling worden systematisch overlopen en beoordeeld. De min- en meerwaarden worden vastgesteld en op basis daarvan wordt een globale beoordeling met uitgebreide motivatie opgesteld.
3.5 Mogelijke optimalisatie van de outputspecificaties Naar de toekomst toe is het vooral van belang om de eisen zo mogelijk nog meer SMART te definiëren, zowel voor opdrachtnemer als voor opdrachtgever maakt het de inschatting gemakkelijker. De eisen worden opgesteld op basis van een referentieontwerp. De vraag stelt zich echter of de referentieontwerpen niet te gedetailleerd zijn. Hoe meer ontwerpvrijheid de opdrachtnemer gegund wordt, hoe minder ver het referentieontwerp dient uitgewerkt te zijn. Momenteel zijn er tengevolge van de wettelijk te doorlopen procedures (o.a. Gemeentelijke Begeleidings Commissies, Provinciale Audit Commissie, MilieuEffectenRapportage, GRUP,...) al zoveel vrijheden geëlimineerd dat de ruimte voor optimalisatie bij het ontwerpen beperkt is. De DBM-contracten verschuiven naar E&B(Engineer & Build)-contracten (Fig. 6).
12
Het onderscheid op innovatief vlak zal zich bijgevolg vooral in materiaalkeuzes en uitvoeringstechnieken laten voelen.
Figuur 6: Spanningsveld tussen de graad van uitwerking van het referentieontwerp en de resterende vrijheid van de opdrachtnemer. Het moet de bedoeling zijn om de eis op een hoger abstractie niveau vast te leggen, met ander woorden eerder op het niveau van het systeem en de subsystemen (niveau 1 en 2) om op deze manier de systeem- en productie-eisen vast te leggen. Zoveel als mogelijk dient vermeden te worden om af te dalen naar het vastleggen van eisen op het niveau van de componenten, elementen en materialen (niveau 3, 4 en 5). Het opleggen van deze prestatie, constructie- en materiaaleisen beperkt immers significant de vrijheden van de opdrachtnemer. Daarnaast dient duidelijk aangegeven te worden in welke fase een eis relevant is (cfr. §2). Er zal een verdere opsplitsing gemaakt worden tussen de verschillende fasen. De S zal aangevinkt worden indien de eis relevant is in de selectiefase. De aanbestedingsfase, welke overeenkomt met het voorontwerp, zal verder opgesplitst worden in A1 voor de eerste offerte en A2 voor de tweede offerte. De bijkomende eisen voor het definitieve ontwerp vallen onder D en finaal worden de eisen horende bij de bouwfase weergegeven door het aanvinken van de B. Wat betreft de bijlagen valt het aan te bevelen de handboeken minder uitgebreid te maken. De nadruk dient te liggen op algemeen geldende principes en zoveel mogelijk norm en richtlijn onafhankelijk te zijn. Momenteel worden er vaak elementen uit normen overgenomen daar waar dit overbodig is. Een verwijzing naar de relevante normen is voldoende, zodat het zeker volledig is en bij aanpassing van de norm de handboeken niet geüpdate dienen te worden. Op die manier maakt men de handboeken meer tijdsonafhankelijk.
13
4. Besluit De outputspecificaties leggen eisen op aan het ‘wat’ en het ‘hoe’ om te komen tot een kwaliteitsvol project. Deze eisen dienen enerzijds voor de opdrachtgever de minimaal noodzakelijke vereisten weer te geven en dit volgens het SMART-principe en anderzijds dienen ze op een voldoende hoog abstractieniveau vastgelegd te worden om de opdrachtnemer de mogelijkheid te bieden innovatief uit de hoek te komen. De opdrachtnemer wordt immers verondersteld om op basis van zijn ervaring meerwaarde te kunnen bieden op het vlak van ontwerpen, bouwen en onderhouden. Op basis van de Scope en het PvE, die onderwerp uitmaken van de onderhandelingsprocedure, zal achteraf ook de beoordeling van de inschrijvers gebeuren. Het doel is om op basis van het uiteindelijke onderhandelde DBM-contract gezamenlijk een kwaliteitsvol project te realiseren. Dit gebeurt door de kwaliteiten en capaciteiten (financieel, maatschappelijk of operationeel) van beide partijen (publiek en privaat) zo optimaal mogelijk te combineren om tot een win-win situatie te komen.