OPVOEDINGSONDERSTEUNING IN ONTMOETEN ONDERZOEKSVERSLAG TER ONTWERP VAN EEN BRONNENBOEK
Een project van het Laboratorium voor Educatie en Samenleving, K.U.Leuven, in opdracht van de Dienst Welzijn en Gezondheid, Provincie Vlaams-Brabant.
Philippe Noens & Stefan Ramaekers Laboratorium voor Educatie en Samenleving, K.U.Leuven
Projectverantwoordelijke: Stefan Ramaekers, Laboratorium voor Educatie en Samenleving, KULeuven. Onderzoek: Philippe Noens en Stefan Ramaekers, Laboratorium voor Educatie en Samenleving, K.U.Leuven.
Advies en begeleiding van de projectgroep: Myriam Philips, Kindbeleid provincie Vlaams-Brabant. © 2011 Laboratorium voor Educatie en Samenleving, K.U.Leuven. Uit dit rapport mag onbeperkt geciteerd worden, mits de juiste bronvermelding: Noens, P., & Ramaekers, S. (2011). Opvoedingsondersteuning in Ontmoeten: Onderzoeksverslag ter ontwerp van een bronnenboek. Leuven: Laboratorium voor Educatie en Samenleving, K.U.Leuven.
iii
Dankwoord Het onderzoek waarvan de resultaten hier terug te vinden zijn, hadden we niet tot een goed einde weten te brengen zonder de medewerking en steun van heel wat mensen. Een dankwoord is dan ook op zijn plaats, want zonder al deze in het dankwoord vermelde personen zou dit onderzoeksverslag niet zijn wat het is. Het project werd in eerste instantie financieel mogelijk gemaakt door Gedeputeerde Monique Swinnen en de Dienst Welzijn en Gezondheid, Provincie Vlaams-Brabant. Niet enkel zorgden zij ervoor dat het financiële plaatje klopte, ze gaven ons ook de mogelijkheid en vrijheid dit onderzoek in zijn volle complexiteit te ontwikkelen gedurende een volledig jaar (januari tot december 2010). Speciale dank voor Myriam Philips, Kindbeleid provincie Vlaams-Brabant, die haar tijd en energie in het project stopte. Bijzondere dank ook aan de verantwoordelijken opvoedingsondersteuning van de betrokken gemeentes voor alle informatie die ze ons aanleverden. Jitske Verwimp, later opgevolgd door Marjan De Cuyper uit Aarschot, Carolien De Ryck uit Asse, Christa Vanrompay uit Diest, Tom Vandenbossche uit Gooik, Astrid Van Daele uit Halle, Lien Wauters uit Herent, Martine Raes uit Overijse, Micheline Pompen uit Pepingen, Jeroen Boesmans uit Tienen en Nathalie Verrijt en Kristin de Ridder uit Zemst waren zeer betrokken en gemotiveerde gesprekspartners van het eerste uur en hun kritische bedenkingen en aanvullingen tijdens de bijeenkomsten in het kader van dit project bewezen keer op keer hun praktisch nut. We danken hen vooral voor hun hartelijkheid waarmee ze de projectmedewerker ontvingen in hun gemeente en het open vizier waarmee ze de centrale insteek van het project benaderden. Dank ook aan Murielle Mattelaer uit Leuven voor haar waardevolle bijdrage.
iii
Inhoud Dankwoord
iv
1.
Aanleiding en doel van ‘Opvoedingsondersteuning in Ontmoeten’
1
2.
Inhoudelijke achtergrond en vraagstelling
2
3.
‘Ontmoetingen’ in het landschap van de opvoedingsondersteuning
4
Ontmoetingen en het beleid
4
Ontmoetingsplaats
6
De (onthaal)medewerker
7
Naar een „model‟ of een standaard van de ontmoetingsplaats?
7
Focus op ontmoeten: contouren van een concept
9
„Een soort sociale ruimte‟
9
„Onbegrensde‟ ruimte
10
Ontmoeten als vormend
11
4.
Opvoedingsondersteuning in ontmoeten: waar het pedagogische en het sociale samenkomen
12
5.
Werkwijze
12
6.
Resultaten en conclusies
13
6.1.
Hoe krijgt opvoedingsondersteuning vorm?
13
Aanbod per gemeente
13
Enkele vaststellingen
15
Hoe „Opvoedingsondersteuning in ontmoeten‟ vormgeven?
17
Bronnenboek
17
Ter afsluiting
18
6.2.
Literatuur
19
Bijlage 1: Gemeentelijke dossiers Bijlage 2: Dossiers Leuven
iv
Philippe Noens & Stefan Ramaekers, K.U.Leuven – Opvoedingsondersteuning in ontmoeten 1.
Aanleiding en doel van ‘Opvoedingsondersteuning in Ontmoeten’
“Ik ga haar raad toch eens opvolgen. Met mijn zoontje lukt het tegenwoordig écht niet,” aldus een moeder na een lezing rond pubergedrag bij peuters. “Tja, in theorie kan dat allemaal best zijn,” reageert een vader, “maar bij mij thuis is „nee‟ nog steeds „nee‟.” Beide ouders kaarten bij het drinken van een fruitsapje nog even na. Een derde ouder staat bij hun tafeltje en trekt zijn wenkbrauwen op: “En wat als het kind daar geen oren naar heeft?” . In januari 2010 ging het project Opvoedingsondersteuning in Ontmoeten van de provincie VlaamsBrabant in samenwerking met het Laboratorium voor Educatie en Samenleving van de onderzoekseenheid Pedagogische Wetenschappen KULeuven 1 van start. Het project liep tot en met december 2010 en werd gefinancierd door de Dienst Welzijn en Gezondheid, Provincie VlaamsBrabant. Aanleiding was de actuele discussie over het inzetten van ontmoetingen tussen ouders als vorm van opvoedingsondersteuning. Deze aandacht voor ontmoetingen lag reeds in het decreet Opvoedingsondersteuning van 13 juli 2007 besloten. Men heeft het daarin over „Het stimuleren van
ontmoetingen tussen opvoedingsverantwoordelijken met de nadruk op het creëren van sociale netwerken en het bespreekbaar maken van het opvoeden van kinderen bij brede groepen van opvoedingsverantwoordelijken.‟2 Belgische initiatieven in deze lijn – geïnspireerd op buitenlandse voorbeelden zoals de „Maison Vertes‟ in Frankrijk en de „spazio inzieme‟ in Italië – zijn onder meer „De Speelbrug‟ te Antwerpen (opgericht in 1995), „SpeelOdroom‟ te Leuven (opgericht in 2008) en het recente „Baboes‟ te Brussel (opgericht in 2009). 3 Heel recent nog werd er door het Expertisecentrum Opvoedingsondersteuning (EXPOO) een dialoogmoment over het gebruik van ontmoetingsplaatsen als opvoedingsondersteunende werkvorm georganiseerd. 4 Een ander initiatief dat ontmoetingen tussen ouders centraal stelt is bijvoorbeeld „Bijtanken over opvoeding @ home‟ van de Gezinsbond. 5 De doelstelling van het project was het ontwikkelen van een bronnenboek waarin verschillende voorbeelden gepresenteerd worden van initiatieven en praktijken die opvoedingsondersteuning aan ouders aanbieden door het faciliteren en/of ondersteunen van ontmoetingen. De focus van het project lag op het faciliteren en ondersteunen van ontmoetingen, niet op de ontwikkeling van ontmoetingsplaatsen. (We komen hierop verder terug.) Via de ontwikkeling van het bronnenboek beoogde het project een bijdrage te leveren aan het uitwerken, faciliteren en ondersteunen van bestaande en nieuwe initiatieven rond ontmoeten op gemeentelijke niveau. Voor het onderzoek hebben we mogen rekenen op de medewerking van 10 gemeenten in Vlaams-Brabant, te weten Asse, Aarschot, Diest, Halle, Herent, Gooik, Overijse, Pepingen, Tienen en Zemst. Leuven, een misschien voor de hand liggende keuze voor dit onderzoek gegeven wat er zich op vlak van opvoedingsondersteuning reeds afspeelt, was niet betrokken in het onderzoek. Niettemin is er door de onderzoekers uiteindelijk toch voor gekozen om een paar voorbeelden van opvoedingsondersteuning in en door ontmoetingen uit Leuven in het bronnenboek op te nemen. Met deze doelstelling in het achterhoofd werd in elke gemeente een inventaris opgemaakt om zicht te krijgen op hoe men er rond opvoedingsondersteuning bezig is: Welke visie wordt er gehanteerd? Hoe en wanneer komt het lokaal overleg opvoedingsondersteuning samen? Welke lokale actoren zijn betrokken en werpen zich op als belangrijke steunpunten? Enz. Expliciete aandacht ging naar 1
Cf. http://ppw.kuleuven.be/ecs/les. Cf. http://wvg.vlaanderen.be/jongerenwelzijn/PDF/IWMI_POO_VHV_GHV/decreet%20opvoedingsondersteuning.pdf 3 Andere ontmoetingsplaatsen te Brussel zijn: Het Babykot, La Maison Ouverte, La Marelle, Les Petits Pas en La Margelle. 4 M.n. op 01.10.2010, cf. http://www.expoo.be/category/trefwoorden/ontmoetingsplaatsen. 5 Zie http://www.gezinsbond.be/index.php?option=com_content&task=blogcategory&id=197&Itemid=403. Recent werd dit initiatief uitgebreid voor de doelgroep grootouders. 2
-1-
Philippe Noens & Stefan Ramaekers, K.U.Leuven – Opvoedingsondersteuning in ontmoeten initiatieven die verschillende ouders en/of gezinnen samenbrachten – initiatieven waarin met andere woorden het ontmoeten centraal staat. In het kader van het onderzoek werd een denktank opgericht die tweemaandelijks samengekomen is. De denktank bestond uit een afgevaardigde van elke gemeente (meestal de lokale coördinator opvoedingsondersteuning), Myriam Philips (Kindbeleid, Vlaams-Brabant), de projectmedewerker van het Laboratorium voor Educatie en Samenleving, en de promotor van het project. Verder namen deel als waarnemers: Murielle Mattelaer (Dienst Welzijn, stad Leuven) en Hilde Timmermans (Gezinsbond). Tijdens de bijeenkomsten van deze denktank werden concrete opvoedingsondersteunende initiatieven en voorstellen waarin ontmoetingen tussen ouders centraal staan besproken en toegelicht. Dit vormde vaak meteen een aanleiding voor een discussie over het concept opvoedingsondersteuning als dusdanig. De denktank vormde ook een forum waarop het concept „opvoedingsondersteuning in ontmoeten‟ van waaruit dit project startte werd voorgesteld en kritisch bediscussieerd. De elementen die in deze discussies naar voren kwamen, zijn in de uitwerking van dit concept (zie hieronder) verwerkt. De resultaten van het onderzoek en de belangrijkste ervaringen tijdens de denktanks werden gebundeld in dit onderzoeksverslag. Op grond van de inventaris per gemeente, de discussies in de denktank, en een concept „opvoedingsondersteuning in ontmoeten‟, is een aantal concrete voorbeelden van dergelijke opvoedingsondersteunende praktijken geselecteerd en gebundeld in een bronnenboek. We hebben de voorbeelden eenvoudigweg concreet beschreven en van een korte duiding voorzien, zodat de lezer er zich een vrij gedetailleerd beeld van kan vormen. Het bronnenboek is dan ook niet bedoeld als normatief kader. We bieden de voorbeelden aan ter inspiratie, in het volle besef dat elk initiatief moet vertrekken van de lokale context, rekening houdend met de diversiteit aan betrokkenen en aan noden en behoeften.
2.
Inhoudelijke achtergrond en vraagstelling
In het decreet Opvoedingsondersteuning van 13 juli 2007 ligt de nadruk op opvoedingsondersteuning als/in termen van informatieverstrekking en adviesverlening aan ouders. Concrete initiatieven ter velde nemen dan ook vaak de vorm aan van infoavonden, workshops, enz. De klemtoon in dit soort van initiatieven ligt op de informatie die wordt doorgegeven, op het „wat‟ waarrond de bijeenkomst plaatsvindt, en niet op de ontmoeting zelf. In dit soort van initiatieven is men er met andere woorden op gericht de ouder of het kind te verrijken (met advies of informatie) of te veranderen (door middel van vorming of training). Nagenoeg altijd gebeurt dit door of in aanwezigheid van een of andere deskundige: een ontwikkelingspsycholoog, een (ortho)pedagoog, een consulent, enz., kortom experts, personen die met kennis van zaken spreken en/of ouders begeleiden of (lichtjes) bijsturen. Het gaat hier om formeel georganiseerde bijeenkomsten waar het accent ligt op informeren en/of advies verlenen. We kunnen dit bestempelen als een eerder „traditionele‟ invulling van opvoedingsondersteuning. Hiermee vellen we, voor alle duidelijkheid, geen oordeel over de waarde van dit aanbod opvoedingsondersteuning. De term „traditioneel‟ moet men hier in letterlijke zin nemen, dit wil zeggen als verwijzend naar „zoals men dat gewoonlijk doet‟. Het bestaande aanbod opvoedingsondersteuning gaat uit van een idee dat ouders op een of andere manier iets moet worden bijgebracht. Wat opvoeden is dreigt hierdoor echter op enge wijze in beeld te komen. Opvoeden wordt er eenzijdig ter sprake gebracht in termen van iets dat ouders actief moeten „doen‟ en iets dat ze mits de nodige informatie en zelfs oefening kunnen leren. Het verschijnt dan als iets dat bestaat uit een geheel van -2-
Philippe Noens & Stefan Ramaekers, K.U.Leuven – Opvoedingsondersteuning in ontmoeten vaardigheden, iets waarvoor zelfs „trainingen‟ bestaan. Opvoeden is, anders gezegd, iets waarover je kan bijleren, waarvoor je de „juiste kennis‟ kan opdoen en waarin „juist handelen‟ mogelijk is – kortom, iets waarvoor een bepaalde vorm van deskundigheid blijkt nodig te zijn. Opvoeden wordt hier dan meteen ook verengd als iets dat hoofdzakelijk draait rond het omgaan met moeilijkheden en problemen, en dan vooral rond het voorkomen ervan (preventie). Opvoeden wordt met andere woorden ter sprake gebracht in termen van „het problematische‟, en dan is meteen ook het gevaar niet denkbeeldig dat de grens tussen ondersteuning en hulpverlening vervaagt (Cf. Ramaekers, 2009). Wat naast dit deskundigheidsdenken ons hedendaags denken en spreken over opvoeden sterk mee bepaalt, is de prominente aanwezigheid van de psychologische taal en in het bijzonder de taal van de ontwikkelingspsychologie. Het is aan het (ontwikkelings)psychologisch onderzoek dat we een voor ons allen zo bekend jargon te danken hebben wanneer we opvoeding ter sprake brengen. In opvoedingsrubrieken in magazines, aankondigingen van informatieavonden voor ouders, op websites voor ouders en dergelijke meer spreekt men over het koesteren van en tegemoetkomen aan de noden van kinderen, het bieden van emotionele steun, het verhogen van het welzijn (van ouders en kinderen), het creëren van stimulerende omgevingen, het verbeteren van de interacties tussen ouders en kinderen, ruimte bieden aan kinderen om te experimenteren met het nemen van afstand ten aanzien van hun ouders, enz. Deze taal vormt op fundamentele wijze mee onze hedendaagse kijk op opvoeden. Met de ontwikkelingspsychologische taal wordt een bepaald soort logica alsook een invulling van het opvoedingsdoel (ongemerkt) in ons verstaan van opvoeden geïmporteerd – en beide (logica en doel) worden als vanzelfsprekend aangenomen en niet meer ter discussie gesteld. Opvoeden wordt begrepen als een verhaal van een min of meer lineaire ontwikkeling, waarbij als uiteindelijke „uitkomst‟ (een of andere variant van) het psychisch en emotioneel uitgebalanceerde kind (het goed functionerende kind, het zelfverzekerde kind, het emotioneel intelligente kind, enz.) voor ogen gehouden wordt. Alles wat ouders doen wordt ergens op deze ontwikkelingslijn tussen geboorte en uiteindelijke doel gesitueerd, d.w.z. wordt gezien als iets dat een causaal effect heeft op de rest van het verloop van de ontwikkeling. Opvoeden wordt zo alleen nog begrepen als datgene wat zich afspeelt in de één-op-één-interactie tussen ouder en kind, waarbij de ouder de primaire taak heeft te waken over het ontwikkelingsproces van zijn of haar kind, en dat proces zo goed mogelijk te ondersteunen en te stimuleren heeft. 6 Tegelijk wordt hiermee de mogelijkheid van „juist handelen‟ in de opvoeding nogmaals onderstreept en onderschreven. Opvoedingsondersteuning schuift zo steeds verder op naar een vorm van (preventieve) hulpverlening. Deze invulling van opvoeden heeft directe implicaties voor ouders. Wanneer opvoeden (te vaak) in beeld komt als iets dat met het voorkomen van problemen te maken heeft, met het juist (leren) omgaan met kinderen, enz. dan werkt dit bij ouders een houding in de hand van voortdurende alertheid voor mogelijke kansen, risico‟s en tekortkomingen in ontplooiingsmogelijkheden (Cf. Masschelein, 2008). Ouders worden op die manier uit hun gewone zijn en doen gerukt, en worden op een bepaalde manier gepositioneerd tegenover hun eigen opvoeden en tegenover hun kinderen. Met het project beoogden we opvoedingsondersteuning op een andere manier in te vullen dan de traditionele invulling ervan door bewust de aandacht te vestigen op ontmoetingen tussen ouders. Precies deze aandacht voor ontmoetingen tussen ouders houdt, ons inziens, een aantal mogelijkheden in: - Ten eerste kunnen we hiermee opvoeden daadwerkelijk bij de ouders laten en het hen niet, op een of andere manier (expliciet dan wel verdoken) uit handen nemen. Opvoedingsondersteuning blijft zo ook „ondersteuning‟ en niet iets dat flirt met de grens van hulpverlening of het opleggen van een normatief kader van goed ouderschap. 6
Ramaekers & Suissa (2011) voor een uitwerking hiervan. -3-
Philippe Noens & Stefan Ramaekers, K.U.Leuven – Opvoedingsondersteuning in ontmoeten - Ten tweede, bestaat de mogelijkheid om (in het algemeen, maar vooral ook in het hedendaagse veld van de opvoedingsondersteuning) opvoeden (opnieuw) als gewone, dagelijkse activiteit een plaats te geven, om anders gezegd het gewone opvoeden een plaats te geven. Ontmoetingen tussen ouders dragen in zich de mogelijkheid dat er een spontane, gewone uitwisseling over vaak alledaagse dingen plaatsgrijpt. De vragen die alle ouders wel eens hebben kunnen er gesteld worden, de onzekerheid die alle ouders wel eens ervaren kan er uitgesproken worden, over het slapen gaan bijvoorbeeld, de onderbroken nachten, over moeilijke eetmomenten, of hoe zoonlief of dochterlief zich gedraagt tegenover het nieuwbakken zusje of broertje, maar ook wat ik als ouder vanzelfsprekend bij het domein van de opvoeding zet, hoe ik dit domein afbaken, wat opvoeden voor mij vandaag betekent en de plaats die het in mijn leven heeft. - Ten derde willen we met deze expliciete aandacht op ontmoetingen ook opvoeden als dusdanig op een andere wijze in beeld laten komen. Wat opvoeden voor ons vandaag betekent, de plaats die het in ons leven heeft, en in onze samenleving, krijgt door die aandacht voor ontmoeten een andere invulling dan de invulling die we er vandaag doorgaans aan geven. Opvoeden kan hier (opnieuw) in beeld komen als die activiteit van mensen waarin de verhouding tussen generaties centraal staat, waarin het in eerste instantie gaat om het doorgeven van waarden, van zin en betekenis. Tegen deze achtergrond en met de doelstelling voor ogen een bronnenboek te ontwikkelen, wilden we een (aanzet tot) antwoord geven op de algemene vraag „ Hoe krijgt opvoedingsondersteuning op gemeentelijk vlak vorm?‟ De bedoeling was niet alleen om een zicht te krijgen op het bestaande aanbod aan opvoedingsondersteuning in de verschillende gemeenten (Welke initiatieven bestaan reeds?), maar ook om inzicht te verwerven in de aard van deze initiatieven. In welke mate worden er ook initiatieven ontwikkeld die zich (min of meer expliciet) richten op het samenbrengen van ouders? Wat gebeurt er in die initiatieven en wat maakt er dat ze opvoedingsondersteunend (kunnen) zijn? Met de betrachting een bronnenboek te ontwikkelen wilden we dan uiteindelijk ook (een aanzet) tot antwoord bieden op de vragen: Op welke wijze kan „opvoedingsondersteuning in ontmoeten‟ vorm gegeven worden? Hoe kunnen we dergelijke vorm van ondersteuning verder uitbouwen, welke ingrepen werken hierbij katalyserend en welke taak is hiervoor weggelegd voor de gemeentelijke coördinatoren opvoedingsondersteuning.
3.
‘Ontmoetingen’ in het landschap van de opvoedingsondersteuning
Ontmoetingen en het beleid Opvoeden is gedurende het afgelopen decennium meer en meer een „publiek‟ gespreksonderwerp geworden. Ten bewijze daarvan bijvoorbeeld het groeiend aanbod aan (populaire) literatuur over opvoeden, handboeken en gidsen voor ouders en andere opvoedingsverantwoordelijken, de druk bezochte infoavonden, TV-programma‟s over opvoeden, enz. Een en ander staat niet los van een groeiende nood aan opvoedingsondersteuning, zoals uit verschillende onderzoeken reeds gebleken is. 7 Uit ander onderzoek is overigens ook gebleken dat er bij heel wat jonge ouders een openheid gegroeid is voor laagdrempelige, informele opvoedingsondersteuning. 8 Deze ontwikkelingen hebben zich vertaald op beleidsniveau.9 De kiem van het Vlaamse beleid inzake opvoedingsondersteuning 7
Cf. bijvoorbeeld Snijders (2006); Snyers, Colpin & Coenen (2001). Cf. Snyers, Colpin & Coenen (2001); Vermulst (2002). 9 We spreken ons hier echter niet uit over enig oorzakelijk verband. Het lag niet in de ambitie van dit rapport om uit te maken of de nood aan opvoedingsondersteuning dan wel de bepalingen omtrent opvoedingsondersteuning op beleidsniveau de spreekwoordelijke kip of het ei zijn. We merken gewoon op dat er zich het afgelopen 8
-4-
Philippe Noens & Stefan Ramaekers, K.U.Leuven – Opvoedingsondersteuning in ontmoeten werd in 2001 gelegd met het decreet van 19 januari 2001 houdende de inrichting van activiteiten inzake opvoedingsondersteuning. Na een periode waarin opvoedingsondersteuning steeds belangrijker werd in het Welzijnsbeleid bracht het decreet van 13 juli 2007 een nieuwe wind in het Vlaamse landschap van de opvoedingsondersteuning. Vandaag is opvoedingsondersteuning een bij brede lagen van de bevolking bekend begrip en dekt het een breed gamma aan uitgangspunten, methodieken en initiatieven.10 Ontegensprekelijk is opvoedingsondersteuning in het welzijnslandschap een beleidsprioriteit voor Vlaanderen, iets wat zich recent o.m. geconcretiseerd heeft in de oprichting van een heus expertisecentrum voor opvoedingsondersteuning (EXPOO). Zoals reeds eerder gezegd ligt de aandacht voor ontmoetingen als vorm van (opvoedings)ondersteuning in het decreet Opvoedingsondersteuning van 13 juli 2007 besloten. We hernemen even de betreffende passage: „Het stimuleren van ontmoetingen tussen opvoedingsverantwoordelijken met de nadruk op het creëren van sociale netwerken en het bespreekbaar maken van het opvoeden van kinderen bij brede groepen van opvoedingsverantwoordelijken.‟ Men gaat ervan uit dat ontmoetingen (bij voorkeur tussen gelijkgestemden) ondersteunend kunnen zijn. Recent onderzoek heeft dit ook bevestigd. Zo blijkt onder meer uit de onderzoeken van Vandenbroeck et al. (2007) en Buysse (2008) dat informele sociale steun, i.e. steun die men ondervindt van van vrienden en familie, in belangrijke mate opvoedingsondersteunend is. Buysse stelt vast „dat er één steunbron is die voor alle ouders in alle groepen als ondersteunend wordt ervaren: het sociaal netwerk‟ (Buysse, 2008, geen pp.). Het is in dat opzicht niet verbazingwekkend dat initiatieven die werken aan het versterken van netwerken van ouders en die betrekking hebben op het stimuleren van ontmoetingen als vorm van opvoedingsondersteuning de laatste jaren in een stroomversnelling gekomen zijn. Er hebben zich verschillende initiatieven ontwikkeld (cf. hoger), waarvan de meest uitgesproken vorm wellicht de ontmoetingsplaatsen voor ouders en kinderen zijn. Omdat de ontmoetingsplaats het meest uitgesproken initiatief is, maar ook omdat er zich sinds kort een aantal verschuivingen voordoet zowel w.b. de concrete vormgeving ervan als w.b. de conceptualisering ervan, richten we ons in het verdere verloop van dit stuk op de ontmoetingsplaats voor ouders en hun kinderen. Het biedt ons ook de mogelijkheid om aan te stippen waarin het project „Opvoedingsondersteuning in ontmoeten‟, waarvan hier verslag, verschilt van wat met een ontmoetingsplaats beoogd wordt en hoe het zich verhoudt ten aanzien van de recente ontwikkelingen met betrekking tot de ontmoetingsplaats. We stippen in het hiernavolgende slechts een aantal elementen aan, in het volle besef dat dit geen volledig beeld is van wat een ontmoetingsplaats is en dat er uiteraard belangrijke verschillen zijn tussen de bestaande ontmoetingsplaatsen.11 We richten decennium op vlak van opvoeden en de ondersteuning ervan een aantal opmerkelijke ontwikkelingen heeft voorgedaan. 10 Cf. Poot (1992); Nys & Vandemeulebroecke (2000); Vandemeulebroecke & Nys (2002). 11 We baseren ons voor deze korte schets op een aantal documenten waarin men de ontmoetingsplaats voor ouders en hun kinderen conceptueel heeft uitgewerkt: de discussietekst die is opgesteld door het netwerk „Ontmoetingsplaatsen voor Kinderen en Ouders‟ (Van der Mespel (eindred.), cf. http://www.expoo.be/sites/default/files/kennisdocument/discussietekst_ontmoetingsplaatsen_voor_kinderen _en_ouders.pdf (geraadpleegd 2010-11-29)) het rapport „Opvoeden in Brussel‟ (Vandenbroeck et al., 2007) het rapport „Opvoeden in Brussel. Evaluatie van “Baboes”, de Brusselse ontmoetingsplaats voor ouders en kinderen‟ (Vandenbroeck & Geens, 2010), cf. http://www.expoo.be/kennisdocumenten/opvoeden-in-brusselevaluatie-van-baboes-de-brusselse-ontmoetingsplaats-voor-ouders (geraadpleegd 2010-11-29)) de presentatie „Informele en sociale steun bij de opvoeding in Vlaanderen. Modellen van ontmoetingsplaatsen voor jonge kinderen en hun ouders‟ (Van den Bruel & Vanden Avenne, 2010, cf. http://www.expoo.be/sites/default/files/kennisdocument/2010-06_definitief.pdf (geraadpleegd 2010-11-29)) het eindverslag van het dialoogmoment over ontmoetingsplaatsen (2011), cf. http://www.expoo.be/sites/default/files/kennisdocument/eindverslagdialoogmomentontmoetingsplaatsen.pdf -5-
Philippe Noens & Stefan Ramaekers, K.U.Leuven – Opvoedingsondersteuning in ontmoeten ons meer bepaald in het bijzonder op die elementen die ons in staat stellen om aan te geven waarin ons project verschilt van de huidige aandacht voor ontmoetingsplaatsen.
Ontmoetingsplaats De opkomst van ontmoetingsplaatsen moet gezien worden tegen de achtergrond van een aantal maatschappelijke ontwikkelingen en tendensen, in het bijzonder een toenemende individualisering en daarmee samenhangend een teloorgaan van sociale netwerken. Ontmoetingsplaatsen proberen dan ook plaatsen te zijn waar mensen elkaar (opnieuw) kunnen vinden, waar er (nieuwe) sociale netwerken kunnen ontstaan, en waar mensen sociale steun kunnen vinden. Dit is zeker het geval in grote steden waar er sowieso beperkte ontmoetingsmogelijkheden zijn (Cf. Vandenbroeck et al., 2007, die laten zien dat in de specifieke context van een grootstad als Brussel mensen minder kunnen terugvallen op traditionele familiale netwerken). Ontmoetingsplaatsen laten toe dat ouders hun twijfels en bekommernissen over hun kinderen en de opvoeding met elkaar delen. Ze zijn in die zin een platform om het sociale netwerk te verstevigen of uit te breiden. In sommige gevallen biedt het ook een uitweg om los te komen uit een isolement. Van belang is dat, in tegenstelling tot de nadruk die in het decreet Opvoedingsondersteuning ligt op informatieverstrekking en adviesverlening aan ouders, in het concept van de ontmoetingsplaats (althans in de originele conceptualisering ervan) informele sociale steun voorop staat. Ontmoetingsplaatsen onderscheiden zich van andere vormen van opvoedingsondersteuning in de zin dat de focus niet ligt op (intensief) informeren of vormen van kinderen of ouders. De nadruk ligt niet op intentioneel en gestructureerd bezig zijn met ontwikkelingsstimulering, of op het aanleren van opvoedingsvaardigheden. Het gaat dus ook niet, zoals Van den Bruel en Vanden Avenne in hun presentatie van ontmoetingsplaatsen benadrukken, om een oudergroepswerking (Van den Bruel & Vanden Avenne, 2010). Vandenbroeck et al. definiëren ontmoetingsplaatsen als „plaatsen waar – met deskundige begeleiding12 – kinderen met een ouder of andere opvoedingsverantwoordelijke enkele uren kunnen doorbrengen. Ze ontmoeten er andere kinderen. Hun ouders hebben er ook de gelegenheid om andere ouders te ontmoeten en over de kinderen en opvoeding te praten en van gedachten te wisselen‟ (2007, p. 71). Twee belangrijke werkingsprincipes (zoals die te vinden zijn in o.m. Vandenbroeck et al., 2007; Vandebroeck & Geens, 2010; en de discussietekst netwerk „Ontmoetingsplaatsen‟) van een ontmoetingsplaats zijn de volgende: - Opvoeden wordt begrepen als een gedeelde verantwoordelijkheid. Het is een gedeelde verantwoordelijkheid in de zin dat niet alleen ouders, maar ook de samenleving een verantwoordelijkheid heeft voor opvoeden. Een ontmoetingsplaats wordt in dit verband dan ook gezien als een overgangsgebied tussen het private en het publieke domein. - In een ontmoetingsplaats wordt vormgegeven aan de zogenaamde vrije confrontatie. Bij Vandenbroeck et al. wordt dit als volgt beschreven: „Ouders worden er […] onwillekeurig geconfronteerd met andere opvoedingsstijlen van andere ouders. Die confrontatie is vrij, omdat ze niet gestuurd wordt, er geen oordeel of duiding bij gegeven wordt en ouders dus zelf uitmaken wat ze met die confrontatie doen. Ze is uiteraard helemaal niet vrijblijvend, omdat ze hoe dan ook aan het denken zet over de eigen opvoedingsstijl.‟ (2007, p. 75) Eenzelfde opvatting vinden we weerspiegeld in de discussietekst van het netwerk „Ontmoetingsplaatsen‟, waar er ook het volgende aan toegevoegd wordt: „Het observeren en ervaren van andere ouderschapsstijlen en methoden verhoogt de creativiteit in het omgaan met de uitdagingen waar kind en ouder voor staan in zijn/haar ontwikkeling.‟ (p. 4)
Voor een volledig zicht op ontmoetingsplaatsen verwijzen we de geïnteresseerde lezer graag naar de betreffende documenten en rapporten. 12 Hiermee wordt niet noodzakelijk een psycholoog, pedagoog of andere expert bedoeld, maar eerder een deskundig onthaalmedewerker. -6-
Philippe Noens & Stefan Ramaekers, K.U.Leuven – Opvoedingsondersteuning in ontmoeten Vandenbroeck et al. (2007, pp. 71 e.v.) geven voorts aan dat ontmoetingsplaatsen verder op volgende drie wijzen beschreven kunnen worden. Vandenbroeck & Geens spreken in dit verband van „elkaar overlappende functies‟ van ontmoetingsplaatsen (2010, p. 6). - Ontmoetingsplaatsen zijn „initiatieven van opvoedingsondersteuning‟, met dien verstande dat het hier niet gaat om de traditionele invulling van opvoedingsondersteuning, maar om precies die vorm van opvoedingsondersteuning waarin „social support‟ centraal staat: laagdrempelige plaatsen waar op een vrijblijvende manier contact kan gemaakt worden, waar ouders andere ouders kunnen ontmoeten, tijd kunnen nemen om rustig met hun kind om te gaan, om desgewenst op adem te komen. - Ontmoetingsplaatsen „zijn ook plaatsen waar kinderen in hun ontwikkeling gestimuleerd worden‟ (Vandenbroeck et al., 2007, p. 72). Kinderen hebben er, bijvoorbeeld, speelmogelijkheden die ze thuis niet hebben; kunnen er ervaringen opdoen van autonomie en onderlinge verbondenheid; krijgen de kans om diverse relaties (met kinderen, met andere volwassenen) te exploreren en te verbreden, waardoor ze o.m. sociale vaardigheden kunnen ontplooien en hun veerkracht kunnen vergroten. - Ontmoetingsplaatsen zijn ook „plaatsen waar de sociale cohesie bevorderd wordt‟ (Ibid.). Omdat dagelijkse opvoedingsvragen door veel ouders gedeeld kunnen worden, kan verbondenheid tussen ouders ervaren worden in een ontmoetingsplaats. Vandenbroeck & Geens begrijpen dit als een vorm van „gemeenschapsvorming‟ (2010, p. 6).
De (onthaal)medewerker De rol van de medewerkers verdient aparte aandacht. Over de rol van de medewerkers bestaat wellicht het grootste verschil in opvattingen bij diegenen die bij ontmoetingsplaatsen betrokken zijn. In de discussietekst van het netwerk „Ontmoetingsplaatsen voor Kinderen en Ouders‟ (Van der Mespel, 2009) vinden we niettemin de neerslag van een min of meer gemeenschappelijk standpunt omtrent de rol van de medewerker (zonder daarmee afbreuk te doen aan verschillen in opvattingen en deels andere invullingen). Van de medewerker wordt een zekere deskundigheid gevraagd – niet (of toch niet in eerste instantie) inzake opvoeding, maar (vooral) inzake zijn of haar eigen rol als medewerker. Naast een aantal eerder algemene kenmerken verbonden aan wat we een „vriendelijke aard‟ zouden kunnen noemen (hartelijk onthaal, luisteren) vereist de rol van medewerker „in de eerste plaats […] een reflexieve professionaliteit. Dit betekent dat zij in staat moeten zijn om hun praktijk voortdurend te veranderen in functie van de complexe situaties waarmee ze geconfronteerd worden en om kritisch te reflecteren over hun eigen kijken en handelen.‟ (Ibid.) Daarnaast vereist de rol van medewerker vooral ook een niet-beoordelende houding. Het komt er eerder op aan dat medewerkers „observeren, benoemen, verwoorden en bevragen; niet met het doel te oordelen of te duiden, wel met het doel de vrije confrontatie, de reflectie en de ontwikkeling van eigen ideeën over opvoeding te faciliteren‟ (Ibid.) De medewerker neemt de opvoeding niet over van ouders, maar faciliteert en nodigt uit tot een ontmoeting, een reflectie, enz.
Naar een „model‟ of een standaard van de ontmoetingsplaats? Recent zijn er tekenen dat deze opvatting van de ontmoetingsplaats een belangrijke verschuiving ondergaat – een verschuiving die lijkt te wijzen in de richting van een formalisering van de ontmoetingsplaats. De verschuiving die we hier aanstippen heeft (nog) geen neerslag gevonden in beleidsdocumenten, maar laat zich o.i. goed aflezen aan de wijze waarop de ontmoetingsplaats gepresenteerd en besproken werd op het eerder vermelde dialoogmoment. 13 De verschuiving die we hier proberen aan te stippen toont zich in de veranderingen van wijzen van spreken over de onthaalmedewerker en over de rol van de ontmoetingsplaats.
13
Cf. het eindverslag van het dialoogmoment, EXPOO (2011). -7-
Philippe Noens & Stefan Ramaekers, K.U.Leuven – Opvoedingsondersteuning in ontmoeten Het zal wellicht niet de eerste keer zijn dat het woord gevallen is, maar op het vermelde dialoogmoment stond het alvast als aparte topic op de agenda: voor wat betreft de rol van de onthaalmedewerker ligt de vraag voor over welke competenties deze moet beschikken om in een ontmoetingsplaats te kunnen functioneren 14. Hiermee is, voor alle duidelijkheid, niet gezegd dat het noodzakelijk gaat/moet gaan om competenties inzake opvoeding, om „pedagogische‟ competenties (die zich bijvoorbeeld laten uitdrukken in het al dan niet gevolgd hebben van een pedagogische opleiding, bijscholing, vormingscursus, e.d.m.; moeten onthaalmedewerkers een bepaald diploma hebben? of een bepaalde vorming doorlopen hebben? of …). De competenties waarvan sprake slaan in eerste instantie op de „houding‟ van de onthaalmedewerkers, m.b. op hoe de medewerkers de functies van de ontmoetingsplaats het best kunnen realiseren. Niettemin is met deze verschuiving van de terminologie – van (het eerder algemene) „professionaliteit‟ naar (de vermeende helderheid van) „competenties‟ – een veelzeggende stap gezet: competenties zijn, zo wil het discours daarrond, aan te leren en vooral: te meten. Onthaalmedewerkers kunnen opgeleid worden. Wat meteen ook geïmpliceerd is, is dat met de taal van de competenties de mogelijkheid van een „juist handelen‟ in het vizier komt. Onthaalmedewerkers kunnen datgene waar het in een ontmoetingsplaats om draait op een „juiste manier‟ doen. Of, als dat te sterk uitgedrukt is, er is een min of meer duidelijke maatstaf die aangeeft wanneer ze het niet goed doen. Onthaalmedewerkers kunnen dus in principe ook beoordeeld worden op hun functioneren. Een en ander hangt samen met hoe de functies van een ontmoetingsplaats ongemerkt „doelststellingen‟ zijn geworden. Preciezer gesteld: wat aanvankelijk „functies‟ van de ontmoetingsplaats heetten te zijn bij Vandenbroeck & Geens (2010), wordt nu beschreven als datgene wat de ontmoetingsplaats „beoogt‟.15 De verschuiving in taalgebruik is (opnieuw) niet onbelangrijk. Functies drukken mogelijkheden uit, zonder meteen een uitspraak te doen over wat moet of wat gewenst is. Daartegenover bevatten doelstellingen een duidelijke indicatie van wat gewenst is. Genoemde verschuivingen hangen samen: de (competente) onthaalmedewerker heeft de taak ervoor te zorgen dat de doelstellingen van de ontmoetingsplaats bereikt worden. Een ontmoetingsplaats is immers meer dan zomaar een plaats waar ouders samenkomen. Het is niet zomaar een park of een speeltuintje, maar veel meer dan dat 16. Wat dat „meer‟ is, heeft precies te maken met de competentie van de onthaalmedewerker en met het gegeven dat de ontmoetingsplaats iets „beoogt‟. De onthaalmedewerker heeft een toegevoegde waarde die samenhangt met wat de ontmoetingsplaats biedt. De mate waarin de ontmoetingsplaats gezien wordt als min of meer, of zelfs sterk, verwant met de functies van kinderopvang, in het bijzonder de pedagogische en de sociale functies ervan, bewerkstelligt mede het opschuiven van de ontmoetingsplaats naar een geformaliseerde praktijk met duidelijk omschreven taken, doelstellingen en profielen van begeleiders. Zo wordt in het eerder vernoemde eindrapport over ontmoetingsplaatsen (EXPOO, 2011) de ontmoetingsplaats als vervangmilieu gezien voor kinderen die niet naar de kinderopvang gaan. Omwille van de ontwikkelingsstimulering die er kan plaatsvinden is dit „Voor sommige kinderen die niet naar de kinderopvang gaan, om welke reden dan ook, […] een ideaal overgangsmoment naar de kleuterschool‟ (EXPOO, 2011, p. 6).
14
De vraag naar de competenties van de begeleiders vormde één van de 5 workshops tijdens het dialoogmoment. De andere vier thema‟s waren: „kern ontmoetingsplaats‟, „doelstellingen en doelgroep‟, „organisatie en uitgangspunten‟ en „positionering‟. Cf. het eindverslag, EXPOO (2011, pp. 18 e.v.). 15 Cf. het eindverslag van het dialoogmoment over ontmoetingsplaatsen (2011), p. 6. Cf. ook p. 22 waar expliciet de vraag gesteld wordt naar welke doelstellingen (en ook doelgroepen) men kan bereiken met ontmoetingsplaatsen. 16 Cf. het eindverslag van het dialoogmoment over ontmoetingsplaatsen (2011), pp. 6, 8. -8-
Philippe Noens & Stefan Ramaekers, K.U.Leuven – Opvoedingsondersteuning in ontmoeten Het is o.i. begrijpelijk dat men benadrukt dat de ontmoetingsplaats de pedagogische functie deelt met kinderopvang. De moeilijkheid daarmee is echter dat de invulling van pedagogische functie van kinderopvang zelf niet onproblematisch is. De pedagogische functie van kinderopvang wordt er immers op enge wijze ingevuld als ontwikkelingsstimulering. In dat opzicht moet een kinderopvangcentrum dan ook een plaats zijn waar kinderen iets kunnen leren. Tegelijk betekent dat ook dat samenwerking met ouders (participatie van ouders) vaak ook onder dezelfde voorwaarden plaatsvindt: participatie van ouders is belangrijk omdat hierdoor samen (dit wil zeggen, medewerkers en ouders) gewerkt kan worden aan het stimuleren van de fysische en psychische ontwikkeling van kinderen. En wat meteen ook mooi meegenomen is, is dat ouders zelf ook kunnen leren. Door participatie kunnen ze tegelijk ook leren hoe ze met hun kinderen kunnen omgaan (lees: opdat de ontwikkeling van hun kinderen zo goed mogelijk gestimuleerd wordt). Binnen deze pedagogische functie wordt opvoeden, m.a.w., begrepen als datgene wat zich afspeelt in de één-op-één-interactie tussen ouder en kind. Anders gezegd wordt het pedagogische hier van meet af aan begrepen en gedefinieerd los van het sociale. Opvoeden wordt begrepen als iets dat, in zekere zin, los staat van het maatschappelijke. Het is nog maar de vraag of men hierachter kan staan als het om de ontmoetingsplaats gaat – tenminste in de „oorspronkelijke‟ formuleringen ervan.
4.
Focus op ontmoeten: contouren van een concept
Zoals gezegd lag de focus van het project (waarvan hier neerslag) van meet af aan op opvoedingsondersteuning in ontmoetingen tussen ouders, niet op de ontwikkeling van (al dan niet alternatieve) ontmoetingsplaatsen. De ontmoetingsplaats is slechts één mogelijke vorm die mogelijk maakt dat ouders andere ouders ontmoeten en waarbij er zo tegemoet gekomen kan worden aan de nood aan informele sociale steun. Of, anders gezegd, informele sociale steun (onder ouders en hun familie en vrienden) toont zich in allerlei vormen van ontmoeten. En opvoedingsondersteuning begrepen als „[h]et stimuleren van ontmoetingen tussen opvoedingsverantwoordelijken met de nadruk op het creëren van sociale netwerken en het bespreekbaar maken van het opvoeden van kinderen bij brede groepen van opvoedingsverantwoordelijken‟ (uit het gelijknamige decreet) kan dan ook op diverse manieren vormgegeven worden. Het project is gestart vanuit een bepaalde kijk op ontmoetingen tussen ouders, meer bepaald vanuit een bepaalde opvatting over wat ontmoeten kan zijn en wat opvoedingsondersteuning in ontmoeten dan zou kunnen inhouden. Dit „conceptueel kader‟, zo men wil, vormde aanzet en tegelijk inzet van het project, dit wil zeggen: het werd telkens opnieuw meegenomen in de discussies gedurende de bijeenkomsten van de maandelijkse denktank. We schetsen hier kort een aantal elementen van dat concept, met dien verstande dat we hierin ook onmiddellijk de kritische bedenkingen uit de discussies in de denktank verwerken. We willen er nadrukkelijk aan toevoegen dat dit concept niet als „af‟ beschouwd moet worden, maar eerder als een „werkconcept‟. 17
„Een soort sociale ruimte‟ Uit de resultaten van het eerder al genoemde onderzoek van Buysse bleek o.m. het volgende: „In een ideaal scenario komt vaak een soort sociale ruimte naar voor met gedeelde verantwoordelijkheid voor het opvoeden van kinderen, veel interacties en bij elkaar terecht kunnen.‟ (Buysse, 2008, geen pp.)
17
Cf. Ramaekers (2010) voor een eerste aanzet. -9-
Philippe Noens & Stefan Ramaekers, K.U.Leuven – Opvoedingsondersteuning in ontmoeten Ouders geven (in dat onderzoek) aan nood te hebben aan wat Buysse een „sociale ruimte‟ noemt, en dan vooral aan een vorm van „informeel contact waarbinnen ouders tips, feedback en bevestiging kunnen krijgen‟ (Ibid.). Het begrip „een soort sociale ruimte‟ en de wijze waarop Buysse dit verder kort invult, zijn interessant voor ons omdat het een waardevolle opstap biedt voor de uitwerking van wat we bedoelen met opvoedingsondersteuning in ontmoeten en wat dat ontmoeten dan inhoudt. Niet alleen is het begrip ruimte zelf al breed, dit wil zeggen impliceert het een openheid met betrekking tot de concrete plaats waarin ouders elkaar ontmoeten en de vorm waaronder dit dan gebeurt. Buysse benadrukt ook deze openheid door niet vast te leggen om welke ruimte het dan precies moet gaan. Voortbouwend op wat Buysse ons hier aanreikt, kunnen we de aandacht vestigen op een eerste element van onze kijk op ontmoeten. Een dergelijke sociale ruimte waarbinnen ouders elkaar ontmoeten – een ruimte waarbinnen opvoeden kan verschijnen als gedeelde verantwoordelijkheid, waarbinnen tips en feedback gegeven kunnen worden, waarbinnen ouders ook bevestiging kunnen ervaren (omdat ze het goed blijken te doen), en waar ouders bij elkaar terecht kunnen – kan op vele diverse manieren vormgegeven worden. De bedoelde sociale ruimte kan een concrete plaats zijn (ruimte in de materiële zin van het woord), maar dat hoeft niet noodzakelijk zo te zijn (het kan bijvoorbeeld ook een virtuele ruimte zijn). Het hoeft in dit verband ook niet noodzakelijk over een structureel blijvende ruimte te gaan; de ruimte kan tijdelijk zijn. En het hoeft ook niet noodzakelijk te gaan over een ruimte die „onder begeleiding‟ staat, hoewel zoiets niet uitgesloten is. De aandacht vestigen op ontmoetingen tussen ouders moet in dit project dan ook letterlijk genomen worden. Het gaat niet om de ontwikkeling van een bepaalde plaats (al dan niet naar een of ander bestaand model), evenmin ging het om de ontwikkeling van een alternatief voor de bestaande ontmoetingsplaatsen. De focus ligt op ontmoeten van ouders onderling, ongeacht waar en onder welke vorm, ongeacht of het direct op opvoeden gericht is of niet, en ook ongeacht de aanwezigheid van een begeleider (met deze of gene deskundigheid).
„Onbegrensde‟ ruimte Wanneer we het gegeven van het belang van informele, sociale steun serieus nemen – informeel, sociaal, steun – dan is het o.i. verder van belang dat deze ruimte niet op voorhand bepaald is of vastligt, maar als het ware „onbegrensd‟ is. „Onbegrensd‟ moet hier niet opgevat worden in de materiële zin van het woord (muren, bijvoorbeeld, of omheiningen), maar in immateriële zin. Een „onbegrensde‟ ruimte is in deze zin een ruimte waarbinnen niet al op voorhand bepaald is welk soort van ontmoetingen kan plaatsvinden tussen ouders onderling, tussen ouders en kinderen, tussen ouders en eventuele anderen, enz. Het is een ruimte waarbinnen er voldoende openheid is zodat ouders de ruimte zelf en wat er binnen die ruimte kan gebeuren mee vorm kunnen geven. Hier ligt o.i. een belangrijke uitdaging voor de ontmoetingsplaats zoals hoger geschetst. Deze uitdaging heeft te maken met de mate waarin de ontmoetingsplaats erin slaagt de druk van het dominante discours van opvoedingsondersteuning vandaag af te houden en iets anders te bieden naast het bestaande aanbod opvoedingsondersteuning. Hoger wezen we in dit verband op wat we een eerder „traditionele‟ invulling van opvoedingsondersteuning noemen. Doorgaans gaat men er in opvoedingsondersteuning van uit dat ouders op een of andere manier iets moet worden bijgebracht, dat ouders maar goede opvoeders zijn wanneer ze zich op een of andere manier „professionaliseren‟. Daarnaast wezen we ook op de prominente aanwezigheid van de (ontwikkelings)psychologische taal in het hedendaagse denken en spreken over opvoeding en opvoedingsondersteuning. De uitdaging voor de ontmoetingsplaats vandaag bestaat erin zich te positioneren tegenover of naast dit discours en zo een eigenheid te bewaren naar het dominante aanbod. Aansluitend bij de verschuivingen die we aangestipt hebben met betrekking tot de conceptualisering van de ontmoetingsplaats, kunnen we stellen dat het erop lijkt dat de ontmoetingsplaats door het dominante discours dreigt te worden - 10 -
Philippe Noens & Stefan Ramaekers, K.U.Leuven – Opvoedingsondersteuning in ontmoeten ingehaald. Het gevaar dat hierbij om de hoek loert is echter dat de ontmoetingsplaats daardoor een „begrensde‟ ruimte dreigt te worden, een ruimte waarin reeds op voorhand vastligt wat er moet gebeuren. De verschuiving van de (relatieve) openheid van „functies‟ van de ontmoetingsplaats naar de geslotenheid (of minstens: vooraf bepaalde gerichtheid) van „doelstellingen‟ is in dit verband veelbetekenend. Dit wil zeggen dat het ontmoeten van ouders gestimuleerd wordt in functie van wat het „officiële‟ discours over opvoeden inhoudt, of dat de ontmoetingsplaats ouders moet aanzetten om over net datgene te spreken wat het „officiële‟ discours over opvoeden inhoudt: ontwikkelingsstimulering, „hoe pak ik dit of dat aan‟, enz. Het gaat dan in wezen om een „begrensd‟ ontmoeten, dit wil zeggen een ontmoeten waarin al op voorhand bepaald is wat belangrijk is, wat ouders belangrijk (zouden) moeten vinden. In feite is zo‟n vorm van ontmoeten de zoveelste vertaling van wat ouders doen in termen van een leeractiviteit: ouders worden, met andere woorden, gestimuleerd om samen te komen omdat ze zo het best iets over opvoeden leren. In die zin is het dan ook tegelijk een gebeuren waarin ouders beoordeeld kunnen worden op grond van wat er al als kader vastligt.
Ontmoeten als vormend Ontmoeten (tussen ouders onderling, tussen ouders en kinderen, …) kan vormend zijn, in een bepaalde zin van het woord. We bedoelen hier niet in eerste instantie vorming als „leren‟. Vanuit het discours van het leren worden ouders aangesproken als wezens die een tekort ervaren (of: waaraan een tekort wordt toegeschreven) en waarin er deskundigheid is die dat tekort kan verhelpen. Zoals gesuggereerd dreigt een ontmoetingsplaats dan een „begrensde‟ ruimte te worden. Een ontmoetingsplaats dreigt, anders gezegd, een vooraf bepaalde gemeenschap te worden, c.q. een gemeenschap waarin men weet wat goed opvoeden is, waarin een bepaald weten over opvoeding normerend is. Ontmoeten in zo‟n ontmoetingsplaats is „vormend‟ in die zin dat ouders door de gemeenschap (die ze betreden) gevormd worden. We willen niet uitsluiten dat ouders in ontmoetingen met andere ouders bepaalde dingen leren (in de zin van „opsteken‟, bijvoorbeeld). Maar we willen onder de aandacht brengen dat ontmoeten ook op een andere manier vormend kan zijn voor ouders. Ontmoeten (tussen ouders onderling, enz.) is dat gebeuren waarbinnen opvoeden vorm kan krijgen. De sociale ruimte waarbinnen zo‟n ontmoetingen tussen ouders plaatsvinden is dan een „onbegrensde‟ ruimte: het gaat er om een vorm van ontmoeten die niet onder de druk staat van vooraf bepaalde doelen en de dwang van het „juiste handelen‟. Het gaat om een ruimte en om ontmoetingen waarin ouders zich (opnieuw) ten volle met opvoeden kunnen inlaten, dit wil zeggen waarin ze de vragen naar wat belangrijk is in de opvoeding, naar wat belangrijk is om door te geven aan hun kinderen, naar de plaats van opvoeden in ons leven (als ouders) en onze samenleving, enz. (opnieuw) in alle openheid kunnen stellen. Anders gezegd: dat ontmoeten vormend kan zijn betekent niet dat ouders door de gemeenschap gevormd worden, maar dat ze deze gemeenschap mee vorm geven. Dit lijkt ons ook een belangrijke invulling van het begrip „gemeenschapsvorming‟ (dat we hoger even aangestipt hebben) te zijn. Het gaat er niet om dat ouders elkaar ontmoeten in een vooraf bepaalde of reeds ingevulde gemeenschap. Het gaat er om dat de (pedagogische) gemeenschap vorm krijgt in het ontmoeten zelf.18 Het is precies op die manier dat opvoeden bij de ouders gelaten wordt, dat het opvoeden teruggegeven wordt aan de ouders: in het ontmoeten bepalen ouders zelf wat belangrijk is. (Een deel van de aantrekkingskracht van ontmoetingen met andere ouders lijkt ons overigens ook te liggen in het feit dat ouders deze zelf mee kunnen vormgeven.)
18
Cf. Ramaekers (2010). - 11 -
Philippe Noens & Stefan Ramaekers, K.U.Leuven – Opvoedingsondersteuning in ontmoeten Opvoedingsondersteuning in ontmoeten: waar het pedagogische en het sociale samenkomen Wanneer we het ontmoeten tussen ouders op deze wijze opvatten, dan wordt duidelijk dat hierin het pedagogische en het sociale samenkomen. Of minstens wordt duidelijk dat een te scherpe scheiding tussen een pedagogische functie van ontmoeten en een sociale functie kunstmatig is. In het ontmoeten (tussen ouders onderling, enz.) komen opvoeden en samenleven samen. Opvoeden is dan niet alleen meer datgene wat binnen de beslotenheid van de één-op-één relatie ontwikkelingsbevorderend is voor het kind, maar heeft onmiddellijk te maken met de vraag naar het samenleven (ouders met kinderen, ouders en andere ouders, de huidige en de nieuwe generatie, …). Opvoeden krijgt zo vorm als een gemeenschappelijk gebeuren; niet in de zin van „dat we nu samen aan de doelstellingen werken‟, maar in de zin van gezamenlijk zoeken naar wat opvoeden is, naar wat we belangrijk vinden voor onze kinderen. Opvoeden wordt op die manier verlost van de tirannie van een eenzijdig (psychologisch en deskundigheids)discours en krijgt terug het open karakter van een activiteit waarin het zoeken naar een plaats voor de nieuwe generatie in een gemeenschap (terug) centraal staat. Als ons een utopische verspreking toegestaan is: opvoeden, dus, als een daadwerkelijk sociale activiteit, die misschien zelfs het vermogen in zich draagt om een samenleving te bevragen en te veranderen.
5.
Werkwijze
De doelstelling van het project was om een bronnenboek samen te stellen dat verschillende voorbeelden bundelt van opvoedingsondersteuning aan ouders door het faciliteren en/of ondersteunen van ontmoetingen. Hiervoor hebben we een breed opgevatte inventarisatie gedaan, in 10 gemeenten uit Vlaams-Brabant. We wilden zicht krijgen op het bestaande aanbod aan opvoedingsondersteuning en inzicht verwerven in de aard van deze initiatieven. We waren in het bijzonder geïnteresseerd in de mate waarin er in dat aanbod reeds aandacht is voor ontmoetingen tussen ouders, wat er in die initiatieven dan gebeurt, en wat dan maakt dat die initiatieven opvoedingsondersteunend (kunnen) zijn. In dit stuk van het rapport gaan we kort in op hoe we dit hebben aangepakt. Als eerste werd contact opgenomen met de lokale coördinator opvoedingsondersteuning: die persoon uit elke gemeente die verantwoordelijk is voor of bezig is met ons centrale thema. Hij of zij 19 was het vertrekpunt en voornaamste aanspreekpunt, nam de onderzoeker al dan niet mee naar vergaderingen, bracht de onderzoeker vaak in contact met andere betrokkenen, enz. Hij droeg een katalyserende functie, vanuit de verwachting dat hij zicht had op het gemeentelijke aanbod opvoedingsondersteuning. De opgenomen dossiers (zie bijlage 1), met hun beschrijving van het overleg en de inventarisatie, zijn dan ook voornamelijk opgetrokken aan het werk en de suggesties van deze lokale contactpersonen. En in zekere zin zijn de dossiers mede „gekleurd‟ door hen: een medewerker van de jeugddienst (die daarnaast ook verantwoordelijk is voor het pakket opvoedingsondersteuning) denkt aan andere initiatieven en betrokkenen dan bijvoorbeeld een beleidsmedewerker burgerzaken (die daarnaast ook verantwoordelijk is voor opvoedingsondersteuning). Dankzij hun hulp (en daarnaast (telefonische) gesprekken, mails, vergaderingen met anderen: schepenen, verantwoordelijken van het OCMW, voorzitters van verenigingen en overlegplatforms, medewerkers Gezinsbond, enz.) is getracht de lokale werkelijkheid van opvoedingsondersteuning te beschrijven zonder de complexiteit ervan te sterk te reduceren. Vanwege de beperkte onderzoekstijd waarin we probeerden de gemeente en hun visie op opvoedingsondersteuning „vast te grijpen‟, geen makkelijke opdracht. Het gebeurde immers vaak dat
19
Voor de leesbaarheid van de tekst gaan we vanaf hier verder met de mannelijke vorm, in het volle besef dat we hiermee de realiteit echter ernstig geweld aandoen. - 12 -
Philippe Noens & Stefan Ramaekers, K.U.Leuven – Opvoedingsondersteuning in ontmoeten men in de loop van de gesprekken nieuwe inzichten kreeg, nog snel enkele andere betrokkenen contacteerde. Daarnaast waren de tweemaandelijkse denktanks (zie hoger) een belangrijke informatiebron. Er werd samengekomen om kennis en ervaringen uit te wisselen. Zo werden concrete opvoedingsondersteunende initiatieven en voorstellen waarin ontmoetingen tussen ouders centraal staan besproken en toegelicht. Een terugkerend punt op elk van deze vergaderingen was het voorstellen en bespreken van een of meer gemeentelijke dossiers opvoedingsondersteuning. Zoiets gaf vaak aanleiding tot discussie over het doel, het nut en de praktische haalbaarheid van opvoedingsondersteuning op gemeentelijk niveau. Ook het concept opvoedingsondersteuning als dusdanig werd vaak kritisch onder de loep genomen, niet in het minst door de lokale coördinatoren opvoedingsondersteuning. Het decreet opvoedingsondersteuning – of liever, de uitwerking ervan – roept toch heel wat kritische vragen op. Zo vragen heel wat lokale besturen meer duidelijkheid, meer middelen (of een herschikking van de middelen), ruimte om de lokaal coördinator opvoedingsondersteuning te ontlasten van hun andere taken en een minder versnipperd aanbod. Dit laatste bracht een interessante denkpiste met zich mee die draaide rond de vraag hoe ver men kon gaan in het aanbod opvoedingsondersteuning, en concreter, wat men kan plaatsen onder deze noemer en wat niet. Los daarvan vormde de denktank ook een forum waar op het concept „opvoedingsondersteuning in ontmoeten‟, van waaruit dit project startte, werd voorgesteld en verder vorm kreeg door de kritische discussies. De verworven inzichten hielpen om het concept „Opvoedingsondersteuning in ontmoeten‟ te verfijnen én de link met de praktijk niet uit het oog te verliezen. Kortom, de denktanks leidden tot een flexibele onderlinge uitwisseling van ideeën, zowel tussen de lokale coördinatoren opvoedingsondersteuning onderling als tussen de waarnemers, de projectmedewerker, de promotor en lokale coördinatoren opvoedingsondersteuning samen. Naast de denktank als uitwisselingsplatform was de denktank eveneens een opstap voor de lokale coördinatoren opvoedingsondersteuning om een bredere/andere visie te krijgen op opvoedingsondersteuning en daardoor ook andere bijeenkomsten als (mogelijke) vormen van opvoedingsondersteuning te zien. Tot slot zijn we een aantal initiatieven op het spoor gekomen door eerder toevallige contacten met lokale verenigingen in de gemeente alsook door bezoeken die de projectmedewerker bracht aan plaatselijke openbare ruimtes (de bibliotheek, het zwembad, gemeentelijke sportterreinen, schoolpoorten, wachtruimtes, enz.). Zo werden er workshops bezocht (georganiseerd door een jeugddienst), maar evengoed werd er een plaatselijke kookclubje van vaders bezocht, of verjaardagsfeestjes in het zwembad of bowlingzaal. Hoewel dit niet zo gepland was, liet het de projectmedewerker wel toe zich gedeeltelijk onder te dompelen in een stukje van de alledaagse realiteit van ouders. Vanuit een brede interesse om vat te krijgen op initiatieven die ouders informeel samenbrengen en waar het „gewone‟ opvoeden ter sprake kan komen, heeft dit de inventaris toch enigszins verrijkt.
6.
Resultaten en conclusies
6.1.
Hoe krijgt opvoedingsondersteuning vorm?
Hier gaan we in op de voornaamste resultaten met betrekking tot de volgende vragen: Hoe krijgt opvoedingsondersteuning op gemeentelijk vlak vorm? Wat is het aanbod opvoedingsondersteuning in de verschillende gemeenten? Wat is de aard van deze initiatieven. In welke mate worden er ook initiatieven ontwikkeld die zich (min of meer expliciet) richten op het samenbrengen van ouders? Wat gebeurt er in die initiatieven en wat maakt dat ze opvoedingsondersteunend (kunnen) zijn?
- 13 -
Philippe Noens & Stefan Ramaekers, K.U.Leuven – Opvoedingsondersteuning in ontmoeten Aanbod per gemeente Er zijn tien gemeentelijke dossiers opgenomen (zie bijlage 1). De gegevens die op grond van de inventarisatie per gemeente verzameld zijn, werden op een bepaalde manier geordend en weergegeven. De opbouw van de dossiers ziet er als volgt uit. Eerst wordt een korte situering van de gemeente gegeven. Vervolgens wordt de plaats die het lokaal overleg opvoedingsondersteuning 20 in de betreffende gemeente heeft, toegelicht. Daaropvolgend wordt ten slotte het aanbod opvoedingsondersteuning overlopen. Hier wordt ingegaan op belangrijke lokale actoren, en wordt een overzicht van (een aantal) initiatieven opgelijst. Er wordt per dossier apart ingegaan op de wijze waarop het lokaal overleg opvoedingsondersteuning (LOO) (indien daarvan sprake is) vorm krijgt. Niet alleen is het LOO een middel om samenwerking te helpen realiseren, door toedoen van het decreet opvoedingsondersteuning van 2007 is een overlegplatform min of meer voorgeschreven. Het is niet zo dat men gemeenten oplegt een apart „opvoedingsondersteunend‟ overleg te organiseren – het thema kan evengoed aangesneden worden op een lokaal overleg kinderopvang – maar op een gegeven moment moeten zoveel mogelijk partners toch eens rond de tafel worden gebracht, om elkaar (beter) te leren kennen, om informatie uit te wisselen en hun werking op elkaar af te stemmen, en het belangrijkste: om afspraken te maken en concrete initiatieven uit te dokteren. Apart inzoomen op waar het overleg over opvoedingsondersteuning plaatsvindt en hoe dat georganiseerd wordt, levert o.i. een aantal interessante gegevens op die tot nadenken stemmen over hoe men opvoedingsondersteuning invult. Over die invulling kan bijvoorbeeld een en ander afgeleid worden van wie door het lokaal bestuur (of de verantwoordelijke opvoedingsondersteuning) uitgenodigd werd op het LOO, maar ook van het gegeven wie inging op de uitnodiging en welke organisaties/verenigingen/instanties zich opwierpen als belangrijke lokale actoren opvoedingsondersteuning. In de loop van het onderzoek kwamen verschillende verenigingen of instanties (de Gezinsbond, Kind & Gezin, het OCMW, het CLB, CAW Hageland) regelmatig terug als actieve lokale actoren opvoedingsondersteuning. Om de leesbaarheid van de dossiers te behouden worden deze collectieve aanbieders opvoedingsondersteuning niet telkenmale tot in detail beschreven, maar nemen we ze hieronder, als gemeenschappelijke factor, op. Soms geven we ze toch nog mee en dan vooral wanneer ze in die gemeente een speciale activiteit organiseren die elders niet gebeurt (een tweedehandsmarkt voor speelgoed, bijvoorbeeld). We zetten de belangrijkste, actief in VlaamsBrabant, hier alvast kort op een rijtje. - Mobiele Gezinsondersteunning, afgekort MGO, is een deelwerking van CAW Hageland (Centrum Algemeen Welzijnswerk regio Hageland). Er wordt toegespitst op gezinnen en alleenstaande ouders die hulp zoeken bij de opvoeding van hun kind(eren) en waarbij begeleiding aan huis noodzakelijk is. Mobiele gezinsondersteuning betekent dat er samen (met ouders en kinderen) wordt gepraat over opvoeden en dat er thuis mogelijke oplossingen worden uitgeprobeerd en ingeoefend. Zo wordt er bijvoorbeeld gewerkt rond thema‟s als grenzen stellen, straffen en belonen, huiswerk maken, enz. Het eerste gesprek vindt op het centrum plaats met een hulpverlener die luistert naar de vragen en verwachtingen. Hij bekijkt daarna, samen met de ouders, of Mobiele Gezinsondersteuning de gepaste hulp is. Indien positief worden er enkele huisbezoeken opgestart. Op die wijze krijgt de hulpverlener een duidelijker zicht op de problemen en de sterke kanten van het gezin. De begeleiding is gratis en na zes maanden wordt de toegepaste aanpak geëvalueerd. Indien nodig kan de hulpverlening verlengd worden. Meer informatie op www.cawhageland.be. 20
Verder afgekort met LOO. - 14 -
Philippe Noens & Stefan Ramaekers, K.U.Leuven – Opvoedingsondersteuning in ontmoeten
- De preventieve kinderzorg van Kind & Gezin biedt individuele begeleiding aan ouders en kinderen. De regioverpleegkundigen komen aan huis, geven tips en advies of verwijzen ouders met specifieke vragen of moeilijkheden door. Ouders worden daarna uitgenodigd op het consultatiebureau in de gemeente. Daar volgt de kinderarts en een regioverpleegkundige de gezondheid en de ontwikkeling van het kind verder op, samen met de ouders. Er is oog voor de volledige leefsituatie van het kind en zijn gezin. Wensen de jonge ouders meer ondersteuning of blijkt de noodzaak uit de contacten, dan kan meer gerichte opvoedingsondersteuning aangeboden worden. Dit is een begeleiding (tijdens maximum 5 gesprekken) waar dieper wordt ingegaan op opvoedingsvragen van de ouders; bijvoorbeeld bij moeilijke gezinssituaties of probleemgedrag bij het kind. Indien nodig zal er gericht doorverwezen worden. Deze dienstverlening wordt door K&G gratis aangeboden aan elk jong gezin. Er gaat bijzondere aandacht naar maatschappelijk kwetsbare gezinnen. Heel recent heeft K&G een DVD ontwikkeld over de ontwikkeling van kinderen van 0 tot 3 jaar: „Kijk, ik groei‟. De DVD kan gebruikt worden tijdens huisbezoeken of tijdens het spreekuur opvoedingsondersteuning. Hij is beschikbaar in negen talen en vult de bestaande schriftelijke informatie aan. Ouders kunnen de inhoud van de DVD binnenkort terugvinden op de website. De DVD bevat een werkmap „Kind in beeld‟ met o.a. fotomateriaal om thema‟s van gezinnen met jonge kinderen bespreekbaar te maken. Meer informatie op www.kindengezin.be/home_ouder.jsp. - De Gezinsbond is aanbieder van vorming aan ouders. Zij hebben een werking vanuit hun plaatselijke afdelingen en zijn voor samenwerking op gemeentelijk niveau belangrijke partners. Ook op gewestniveau organiseren zij vorming rond specifieke thema‟s die met opvoeding te maken hebben. Ze verzorgen publicaties (BJO, BOTsing, De Bond, Brief aan Jonge Grootouders), vormingsavonden, oefenscholen, het project bijtanken over opvoeding @ home, veilig online i.s.m. Childfocus, culturele- en andere gezins activiteiten, gezinspolitieke standpunten en brochures en een kinderoppasdienst. Meer informatie op www.degezinsbond.be/opvoeden. - Basis en Secundaire Scholen organiseren al dan niet via oudercomité‟s voordrachten rond opvoedingsthema‟s voor ouders van leerlingen van hun school. Dit wordt ook via de leerlingen bekendgemaakt. Zij zijn lokaal mogelijke partners om gezamenlijk een voordracht/reeks te organiseren. Ook Kinderopvanginitiatieven (bijvoorbeeld vanuit de Landelijke Kinderopvang, Breugelkind, Huis van het Kind, Dienst voor Onthaalouders, enz.) organiseren soms voor eigen cliënten oudercontactavonden rond een opvoedingsthema. Zij zijn partners om lokaal in samenwerking vorming aan ouders wil aanbieden. - Elke school in Vlaanderen werkt samen met een centrum voor leerlingenbegeleiding. Ouders, leraren, directies en ook de kinderen of jongeren kunnen er terecht voor informatie, hulp en begeleiding. In een CLB werken diverse vakmensen samen: artsen, verpleegkundigen, maatschappelijk werkers, psychologen, pedagogen. CLB speelt een rol bij hulp aan ouders bij kleine opvoedingsvragen, voornamelijk waarbij er een link is met het (schoolse) (dis)functioneren van het kind. Indien de opvoedingsvragen en –moeilijkheden ernstige en langdurige gevolgen hebben, wordt er vaak doorverwezen (bijvoorbeeld, naar het CAW). Meer informatie op www.ond.vlaanderen.be/clb/.
Enkele vaststellingen De dossiers spreken o.i. grotendeels voor zichzelf. Niettemin willen toch kort een paar opmerkingen en nuanceringen aanbrengen en een aantal vaststellingen in de verf zetten.
- 15 -
Philippe Noens & Stefan Ramaekers, K.U.Leuven – Opvoedingsondersteuning in ontmoeten - Hoger hebben we het reeds aangegeven, maar we willen expliciet benadrukken dat de dossiers opgesteld zijn met behulp van het werk en de suggesties van de lokale contactpersonen en dus in zekere zin door hen „gekleurd‟ zijn. Dit maakt dat, hoewel we de dossiers van een gelijke vorm voorzien hebben, deze toch aardig van elkaar kunnen verschillen. O.i. is dat echter geen bezwaar, of een nadeel, maar eerder een rijkdom: het lag niet in de bedoeling van dit project om een vergelijking te maken tussen de gemeentes (en op basis daarvan een beoordeling, bijvoorbeeld), maar slechts om een overzicht te bieden van de concrete initiatieven, met het oog op het bundelen van een aantal van deze initiatieven in een bronnenboek. - Er is sprake van één intergemeentelijk overleg (zie Gooik en Pepingen). Daarnaast is het opvallend dat het thema opvoedingsondersteuning doorgaans gevoegd wordt bij (de agenda van) het lokaal overleg kinderopvang. Een aparte overlegstructuur komt duidelijk minder voor. - Opvoedingsondersteuning, in een brede visie erop, bestaat uit al die activiteiten die tot doel hebben om ouders hulp te bieden of steun te bieden bij het opvoeden. Uit onze contacten tijdens de inventarisatie is gebleken dat lokale besturen en lokale coördinatoren opvoedingsondersteuning het nog steeds moeilijk vinden om het terrein opvoedingsondersteuning beleidsmatig af te bakenen van andere terreinen. Het is soms onduidelijk wat onder hun bevoegdheid valt en wat niet. - Zoals uit de contacten bleek, en zoals ook uit de dossiers blijkt, is het vaak moeilijk om opvoedingsondersteuning te denken (en dus ook vorm te geven) buiten het „traditionele‟ discours. Het is voor de betrokkenen een permanente oefening, en vergt een bijzondere aandacht, om opvoedingsondersteuning (in ontmoeten) te denken en vorm te geven op een andere wijze dan in termen van ontwikkelingsgerichte en vormende of lerende praktijken. - In het verlengde hiervan: het blijkt dan ook dat een aanbod „ontmoetingen‟ samenstellen voor een verscheiden publiek van ouders (met kinderen) niet makkelijk is, en al zeker niet vanuit de optiek dat deze ontmoetingen mogelijk opvoedingsondersteunend (kunnen) werken. De groep (alleenstaande) ouders per gemeente is groot en het stimuleren van ontmoetingen tussen ouders voor zulk een groot en verscheiden publiek wordt snel vereenzelvigd met „massaproducties‟ of gedacht in termen van „grote activiteiten‟ (een picknick voor ouders met hun kinderen, bijvoorbeeld, of een Kinderhoogdag) – en deze worden niet meteen beschouwd als activiteiten die behoren tot opvoedingsondersteuning, of tot wat de kern daarvan zou (kunnen) uitmaken. Integendeel, de opvatting leeft hier en daar dat dit het soort van activiteiten is waarvoor niet in eerste instantie de lokale coördinator opvoedingsondersteuning verantwoordelijk is, maar waarvoor eerder in de richting van cultuurbeleid gekeken moet worden. In het algemeen kunnen we stellen dat culturele activiteiten vaak niet bekeken worden als mogelijk opvoedingsondersteunend. Het bereiken van de ouders in de gemeente, onder meer via nieuwe kanalen zoals culturele of sportieve activiteiten, is nochtans iets waar men zijn tanden in kan zetten. De context waarin ouders leven en opvoeden, met hun sociale netwerk, is immers per persoon (en bijgevolg per gemeenschap of gemeente) heel verschillend. Waar ouders zich naar elkaar toe bewegen en steun ondervinden bij elkaar, is situationeel gebonden. Daarop als lokaal bestuur zicht krijgen is echter niet evident. In bijlage 1 zijn de 10 gemeentelijke dossiers opgenomen. Daarnaast is in bijlage 2 het dossier van stad Leuven opgenomen. Zoals hoger gezegd was Leuven niet betrokken in het onderzoek. Het leek ons echter te verantwoorden dat de lokale coördinator opvoedingsondersteuning van Leuven, omwille van wat er in een centrumstad zoals Leuven al rond opvoedingsondersteuning gebeurt, minstens betrokken was bij de besprekingen en de discussies in de denktanks, precies omdat dit deze - 16 -
Philippe Noens & Stefan Ramaekers, K.U.Leuven – Opvoedingsondersteuning in ontmoeten besprekingen en discussies zou kunnen verrijken. Dit dossier is ons aangeleverd door de betrokken lokale coördinator opvoedingsondersteuning en is niet tot stand gekomen zoals de andere dossiers. De hierboven geformuleerde opmerkingen en vaststellingen slaan dan ook niet op dit dossier. We hebben als onderzoekers wel de vrijheid genomen om een aantal voorbeelden en initiatieven te selecteren voor het bronnenboek.
6.2.
Hoe „Opvoedingsondersteuning in ontmoeten‟ vormgeven?
Met de betrachting een bronnenboek te ontwikkelen wilden we, zoals gezegd, ook (een aanzet) tot antwoord bieden op de vraag hoe „opvoedingsondersteuning in ontmoeten‟ vorm te geven. Hoe kan we dergelijke vorm van ondersteuning (verder) uitgebouwd worden? Welke ingrepen werken hierbij katalyserend en welke taak is hiervoor weggelegd voor de gemeentelijke coördinatoren opvoedingsondersteuning.
Bronnenboek Hoe kan een lokaal bestuur „zorg dragen‟ voor ontmoetingen tussen ouders maar tegelijkertijd ouders de vrijheid bieden om de andere spontaan en vrijblijvend te ontmoeten? In het stellen van deze vraag schuilt zowel een kracht als een relativerend vermogen. Zich als lokaal bestuur (of concreter, als lokale coördinator opvoedingsondersteuning) niet alleen concentreren op informeren, adviseren, doorverwijzen en preventie kan nieuwe werelden openen – dus ook ontmoeting tussen ouders stimuleren. Dat is de kracht. De relativering schuilt hierin dat het niet de eerste opdracht moet zijn dat alle ouders „vrienden‟ worden. Wanneer de opzet eruit bestaat een hecht sociaal netwerk te vormen rond (alleenstaande) ouders, bestaat het risico dat het lokaal beleid zich te zeer mengt in wat er reeds gebeurt van terloopse ontmoetingen tussen ouders en dat het doel niet of onvoldoende wordt bereikt. Het bronnenboek – dat doelstelling en sluitstuk van het project vormt – kan misschien een antwoord zijn op deze „hoe‟-vraag. Het bevat 25 voorbeelden van ontmoetingen tussen ouders die op een of andere manier ondersteunend voor het opvoeden kunnen zijn. We bieden de voorbeelden aan ter inspiratie, als bronnen om aan te boren bij het vormgeven van opvoedingsondersteuning van ouders door ontmoetingen. Het biedt een mogelijke invulling van wat in het decreet Opvoedingsondersteuning opgenomen is over ontmoetingen als vorm van opvoedingsondersteuning. Het boek is apart uitgegeven door de Provincie Vlaams-Brabant, onder de titel „Opvoedingsondersteuning in ontmoeten: Een bronnenboek ter inspiratie‟, en werd voorgesteld, op 24-01-2011, op een gesprek met beleidsverantwoordelijken over opvoedingsondersteuning, Provinciehuis, Vlaams-Brabant.21 In elk van de voorbeelden ligt het accent op ontmoetingen tussen ouders in een brede zin van het woord. Het gaat dan ook om een divers aanbod aan voorbeelden dat laat zien dat er op velerlei manieren gestalte wordt gegeven aan de informele sociale steun waarvan we uit onderzoek weten dat ouders daar nood aan hebben. Die diversiteit laat zich zien in de vele dimensies die in de voorbeelden terugkomen en die elkaar ook doorkruisen. Sommige voorbeelden hebben een duidelijke focus op (een) opvoeding(sthema) en lijken daarom dicht aan te leunen bij een eerder traditionele invulling van opvoedingsondersteuning, terwijl andere slechts zijdelings of (ogenschijnlijk) helemaal niet op opvoeden gericht zijn. In sommige voorbeelden is een „deskundige‟ of een begeleider aanwezig, in andere helemaal niet. Sommige voorbeelden zijn gericht op een specifieke doelgroep, andere dan weer niet. In sommige voorbeelden gaat het om ontmoetingen omwille van opvoeden, in andere gaat het ontmoetingen in een context van opvoeden, en in weer andere gaat het om ontmoetingen waarin opvoeden veraf lijkt te staan. Het gaat er telkens om dat ouders samenkomen en elkaar kunnen ontmoeten, en dat in die ontmoetingen iets kan gebeuren dat (opvoedings)ondersteunend is. 21
Noens & Ramaekers (2011). - 17 -
Philippe Noens & Stefan Ramaekers, K.U.Leuven – Opvoedingsondersteuning in ontmoeten De voorbeelden in dit bronnenboek laten zien dat opvoedingsondersteuning anders ingevuld kan worden dan in het „traditionele‟ aanbod, precies door de aandacht te vestigen op ontmoetingen tussen ouders. Met deze voorbeelden wordt o.i. duidelijk dat en hoe men opvoedingsondersteuning kan vormgeven op een wijze waardoor opvoeden op een zinvolle manier bij de ouders gelaten kan worden, waardoor het gewone (van het) opvoeden ter sprake kan komen, en waardoor opvoeden (opnieuw) in beeld komt als die plaats waar het draait om wat ouders aan hun kinderen willen doorgeven. Het versterken van netwerken rond ouders wordt vandaag vlug gezien in termen van het ontwikkelen en toepassen van nieuwe methodieken die dan door de medewerkers ter velde moeten worden ingezet. Het bronnenboek biedt geen methodiek. Het bevat geen uitgeschreven stappenplan of richtlijnen ter houvast om ontmoetingen tussen ouders vorm te geven, of te ondersteunen, of te faciliteren. Het is „slechts‟ een bundeling van voorbeelden – maar dan wel voorbeelden die laten zien dat er niet altijd technische expertise nodig is om ontmoetingen te faciliteren, maar dat „kleine ingrepen‟ kunnen volstaan. Men kan het zien als een knutselboek, een boek dat beroep doet op de creativiteit van verantwoordelijken opvoedingsondersteuning om van ontmoeten iets moois te maken, in het volle besef dat elk initiatief moet vertrekken van de lokale context, rekening houdend met de diversiteit aan betrokkenen, noden en behoeften.
Ter afsluiting Het bronnenboek vormt een eerste aanzet en biedt inspiratie om op een bepaalde manier met ouderlijke ontmoetingen bezig te zijn. Hierachter steekt een bepaalde kijk op ontmoeten, waarover we hoger reeds iets gezegd hebben. Ter afsluiting willen we daar kort het volgende nog aan toevoegen. We zijn er ons van bewust dat we op een bepaalde manier een inventarisatie per gemeente opgesteld en op grond daarvan een bronnenboek samengesteld hebben. We hebben een vijfentwintig voorbeelden opgenomen, maar in elke gemeente gebeurt er uiteraard meer, veel meer. In de uitgebreidheid van elke gemeente voltrekken zich zoveel verschillende en kleine ontmoetingen tussen ouders, zonder dat ze opgemerkt worden of een formeel karakter hebben, maar daarom niet minder belangrijk zijn. Anders gesteld, ontmoetingen tussen ouders vinden plaats, maar men moet ze kunnen zien. Een andere – wellicht aanvullende – wijze van werken ware daarom geweest om in elke gemeente een soort van vrije exploratie uit te voeren, precies vanuit de veronderstelling dat ouders elkaar ook sowieso opzoeken en/of tegenkomen (aan de schoolpoort, in de cafetaria van een sportclub, …), ook zonder dat daarvoor een formele bijeenkomst georganiseerd moet worden. Op die manier kan men vooreerst een overzicht krijgen van plaatsen, in het bijzonder publieke plaatsen en openbare ruimtes, en momenten waarop mensen, c.q. ouders, samenkomen, om vervolgens proberen vat te krijgen op de aard van die ontmoetingen tussen ouders, en of deze ontmoetingen opvoedingsondersteunend (kunnen) zijn. Zulk onderzoek, waarbij de kern wordt gevormd door het meeleven en observeren in de gemeentes, is noodzakelijkerwijs kleinschalig en erg arbeidsintensief, maar waarschijnlijk de moeite waard. Een belangrijke (te onderzoeken) veronderstelling is hier dat in deze „losse‟ ontmoetingen, onder de vleugels van het „traditionele‟ denken vandaan, het gewone opvoeden beter uit de verf komt.22 Binnen het kader van het onderhavige project was zoiets echter niet mogelijk omwille van beperkingen in de tijd.
22
Cf. Van de Walle (2009) voor een analyse van de wachtruimte van het consultatiebureau van Kind & Gezin. - 18 -
Philippe Noens & Stefan Ramaekers, K.U.Leuven – Opvoedingsondersteuning in ontmoeten Literatuur Buysse, A. (2008). Opvoedingsondersteuning. Ondersteuning van gezinnen vandaag: een onderzoek. Gent: Universiteit Gent. http://www.gezinsbond.be/images/stories/opvoeden/rapport.pdf EXPOO. (2011). Ontmoetingsplaatsen. Eindverslag dialoogmoment. Expoo. http://www.expoo.be/sites/default/files/kennisdocument/eindverslagdialoogmomentontmoetin gsplaatsen.pdf Masschelein, J. (2008). Inleiding. In J. Masschelein (Red.), De lichtheid van het opvoeden. Een oefening in kijken, lezen en denken. Leuven: LannooCampus. Noens, P., & Ramaekers, S. (2011). Opvoedingsondersteuning in ontmoeten: Een bronnenboek ter inspiratie. Leuven: Provincie Vlaams-Brabant. Nys, K., & Vandemeulebroecke, L. (2000). Opvoedings- en gezinsondersteuning. Tijdschrift Voor Welzijnswerk, 24(232), 5-10. Poot, W.I. (1992). De populariteit van opvoedingsondersteuning. Aandacht voor opvoeding en ondersteuning in onderzoek. In: A. Hol (Ed.), Opvoedingsondersteuning. Methoden, nieuwe opvattingen en praktische toepassingen (pp. 38-50). Utrecht: SWP. Ramaekers, S. (2009). Moeten ouders de opvoeders van hun kinderen zijn?. Alert voor Sociaal Werk en Politiek, 4. Ramaekers, S. (2010). Pedagogy of the encounter? Philosophical notes on the idea of „meeting places‟ as forms of parent support. http://www.philosophy-ofeducation.org/conferences/Conference_details.asp?id=16. Philosophy of Education Society Annual Conference. New College, Oxford, 26 - 28 March 2010. Oxford: Philosophy of Education Society of Great Britain. Ramaekers, S., & Suissa, J. (2011, in press). The parent-child relationship: The hidden normativity of developmental psychology. In P. Smeyers & M. Depaepe (Eds.), Educational research. The attraction of psychology. Dordrecht: Springer. Snijders, J. (2006). Ouders en hun behoefte aan opvoedingsondersteuning . Utrecht: Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn. Snyers, K., Colpin, H., & Coenen, M. (2001). Behoefte aan opvoedingsondersteuning. Een onderzoek bij ouders in Maasmechelen. Leuven: Garant. Vandemeulebroecke, L., & Nys, K. (2002). Het concept opvoedingsondersteuning. In: L. Vandemeulebroecke, H. Van Crombrugge, J. Janssens, & H. Colpin (Eds.), Gezinspedagogiek – Deel II: Opvoedingsondersteuning (pp. 11-30). Antwerpen/Apeldoorn: Garant. Vandenbroeck, M., Boonaert, T., Van der Mespel, S., & De Brabandere, K. (2007). Opvoeden in Brussel. Gent: UGent. Vandenbroeck, M. & Geens, N. (2010). Evaluatierapport van Baboes, de Brusselse ontmoetingsplaats voor kinderen en ouders. Gent: Vakgroep Sociale Agogiek UGent. Van den Bruel, B., & Vanden Avenne, S. (2010). Informele en sociale steun bij de opvoeding in Vlaanderen. Modellen van ontmoetingsplaatsen voor jonge kinderen en hun ouders . Expoo. http://www.expoo.be/sites/default/files/kennisdocument/2010-06_definitief.pdf Van der Mespel, S. (2009). (Red.). Ontmoetingsplaatsen voor kinderen en ouders. Discussietekst van het netwerk ontmoetingsplaatsen voor kinderen en ouders . http://www.expoo.be/sites/default/files/kennisdocument/discussietekst_ontmoetingsplaatsen_v oor_kinderen_en_ouders.pdf Van de Walle, S. (2009). De wachtzaal van het consultatiebureau van Kind & Gezin als publieke ruimte in de stad. Een ontmoetingsplaats voor ouders met jonge kinderen? Niet-gepubliceerder licentiaats verhandeling. Faculteit Psychologische en Pedagogische Wetenschappen, UGent. Vermulst, A. (2002). Opvoedingsproblemen van tieners en de behoefte aan opvoedingsondersteuning. In: L. Vandemeulebroecke, H. Van Crombrugge, J. Janssens, & H. Colpin (Eds.), Gezinspedagogiek – Deel II: Opvoedingsondersteuning (pp. 182-201). Antwerpen/Apeldoorn: Garant. - 19 -
Bijlage 1: Gemeentelijke dossiers bij onderzoeksverslag ‘Opvoedingsondersteuning in Ontmoeten’ Inleiding In wat volgt zijn tien gemeentelijke dossiers opgenomen. Ze vormen de neerslag van het antwoord op een deel van de vragen die in het kader van het project Opvoedingsondersteuning in Ontmoeten van de provincie Vlaams-Brabant in samenwerking met het Laboratorium voor Educatie en Samenleving van de onderzoekseenheid Pedagogische Wetenschappen K.U.Leuven1. We verwijzen hier naar het betreffende onderzoeksverslag voor details, m.b. punt 6.1. Per dossier wordt een korte situering van de gemeente gegeven. Vervolgens wordt de plaats die het lokaal overleg opvoedingsondersteuning in de betreffende gemeente heeft, toegelicht. Daaropvolgend wordt ten slotte het aanbod opvoedingsondersteuning overlopen. Hier wordt ingegaan op belangrijke lokale actoren2, en wordt een overzicht van (een aantal) initiatieven opgelijst. De dossiers, met hun beschrijving van het overleg en de inventarisatie, zijn hoofdzakelijk opgetrokken aan het werk en de suggesties van de lokale contactpersonen. Lijst van gebruikte afkortingen BJB Bijzondere JeugdBijstand BJO Brieven aan Jonge Ouders BOTsing Brieven aan Ouders met Tieners CAW Centrum voor Algemeen Welzijnswerk CBJ Comité voor Bijzondere Jeugdzorg CGG Centrum Geestelijke Gezondheidszorg CJK Centrum voor het Jonge Kind CKO Centrum voor Kinderopvang CLB Centrum voor Leerlingen Begeleiding HvhK Huis van het Kind IBO Initiatief voor Buitenschoolse Opvang IGO InterGemeentelijk Opbouwwerk JAC Jongeren AdviesCentrum JRB Sociale dienst van de JeugdRechtBank K&G Kind en Gezin LCO Lokale Coördinator Opvoedingsondersteuning LEN Lokaal Educatief Netwerk LOK Lokaal Overleg Kinderopvang LOO Lokaal Overleg Opvoedingsondersteuning LOP Lokaal OverlegPlatform MGO Mobiele Gezinsondersteuning OCMW Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn OinO Opvoedingsondersteuning in Ontmoeten OO Opvoedingsondersteuning PTC Pyscho-Therapeutisch Centrum VBO Verbond van Belgische Ondernemingen VCLB Vrij Centrum voor Leerlingen Begeleiding VDAB Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling
1
en
Beroepsopleiding
Cf. http://ppw.kuleuven.be/ecs/les. In de loop van het onderzoek kwamen verschillende verenigingen of instanties (de Gezinsbond, Kind & Gezin, het OCMW, het CLB, CAW) regelmatig terug als actieve lokale actoren opvoedingsondersteuning. Om de leesbaarheid van de dossiers te behouden werden deze collectieve aanbieders opvoedingsondersteuning niet telkenmale herhaald, maar opgenomen in het onderzoeksverslag, als gemeenschappelijke factor. Ze worden uitzonderlijk toch nog vermeld wanneer ze in een bepaalde gemeente een speciale activiteit organiseren die elders niet gebeurt. Zie onderzoeksverslag, p. 14. -12
Bijlage 1: Gemeentelijke dossiers bij onderzoeksverslag ‘Opvoedingsondersteuning in Ontmoeten’
Aarschot Korte situering Aarschot is een gemeente in het Hageland, een landelijk gebied met Tienen, Diest en Landen als andere voornaamste (kleine) steden. De gemeente kreeg er de jongste jaren heel wat nieuwe inwoners bij. In de periode tussen 2000 en 2010 steeg het aantal inwoners met 933, van 27.499 naar 28.432. De stad telt vandaag 12.463 gezinnen. Op amper een jaar kwamen er meer dan tweehonderd gezinnen bij. Dit zou toe te schrijven zijn aan de hogere werkgelegenheid gekoppeld aan de lage bouwgrondprijzen. De toename van het aantal Aarschotse ouders wordt toegejuicht door het lokaal overleg opvoedingsondersteuning, met als voornaamste contactpersoon Jitske Verwimp (jeugdconsulent bij jeugdcentrum JC De Klinker) – sinds oktober vervangen door Marjan De Cuyper. Lokaal overleg opvoedingsondersteuning Het LOO (gecoördineerd vanuit de werkgroep Lokaal Sociaal Beleid, cluster gezin en jongeren) te Aarschot wil ouders en opvoeders ondersteunen in hun zoektocht door op regelmatige basis – er wordt zo‟n vier keer per jaar samengekomen – de voornaamste lokale actoren rond de tafel te brengen met als voornaamste doelstellingen: het bestaande aanbod opvoedingsondersteuning analyseren (zowel op lokaal als regionaal niveau), behoeften van opvoedingsverantwoordelijken registreren, bespreken en in functie daarvan nieuwe initiatieven ontwikkelen en de op til staande initiatieven betreffende opvoedingsondersteuning bekendmaken (bij inwoners). Deze taken worden gedragen door de deelnemers aan het overleg, zijnde Kind en Gezin, CAW, Landelijke kinderopvang/Stekelbees, Provinciale cel kindbeleid: Vlaams Brabant, schepen Jeugd en Welzijn, politie, CGG, CLB, LOP, OCMW, Transit, Arktos, Integrale jeugdzorg, Welzijnsdienst, Scholen Damiaan instituut / BUSO de Brug en de jeugddienst. Tijdens de eerste bijeenkomsten stelden de aanwezige partners kort hun werking voor. Het bestaande aanbod opvoedingsondersteuning werd opgelijst ten einde zicht te krijgen op de (mogelijke) hiaten en mogelijkheden. Zo bleek dat er al heel wat initiatieven waren. Doorheen gesprekken met lokale actoren (gemeentelijke coördinator opvoedingsondersteuning, Schepen Jeugd en Welzijn, Sociale Dienst OCMW-Aarschot, CAW-Hageland, schooldirecties, maar ook Aarschotse ouders) is duidelijk geworden dat de Aarschotse visie op opvoedingsondersteuning op verschillende manieren ingevuld wordt. Aarschotse ouders leggen vooral de nadruk op (kwaliteitsvolle) kinderopvang, degelijk onderwijs en prijzen het goed uitgebouwde jeugdcentrum. Ouders zijn ook vragende partij voor meer themabijeenkomsten (zoals de Miet en Griet, waar telkenmale een dertigtal opvoeders aanwezig waren) en activiteiten die ze samen met hun kinderen kunnen ondernemen (koken, knutselen, workshops). Ze vinden het gemakkelijk dat de meeste initiatieven plaatsvinden op een centraal gelegen locatie (bv. het cultureel centrum). Gezien de grote scholenconcentratie in Aarschot denken de schooldirecties eerder aan het helpen van leerkrachten die geconfronteerd worden met spijbelende leerlingen, schooluitval en softdruggebruik van jongeren. Ze achten hun leerkrachten professioneel genoeg om om te gaan met gedrags- en leerproblemen, maar ondervinden dat heel wat leerkrachten worstelen met hun opvoedende taken (hoewel ze de hulp van het CLB appreciëren en er een degelijke samenwerking tussen beide instanties bestaat; ook de projecten GIMME A BREAK en TIME OUT brachten soelaas). Zo blijkt er heel veel vraag naar hoe omgaan met „grensoverschrijdend gedrag‟. De Sociale Dienst OCMW houdt zich dan weer vooral bezig met doorverwijzen en adviseren, en vindt in dat opzicht het LOO een sterk gegeven: zoveel mogelijk belanghebbende actoren rond de tafel brengen helpt hen connecties te onderhouden en overzichtelijk te houden. Dit lijkt inderdaad tot dusver de voornaamste taak van het LOO te zijn geweest: het verspreiden van
informatie (en materiaal), a.d.h.v. een oplijsting van het bestaande aanbod zicht krijgen op wat er opvoedingsondersteunend gebeurt te Aarschot om zo te kunnen inspelen op de blinde vlekken en nieuwe noden. Met andere woorden, Aarschot vertrekt niet vanuit één bepaalde (gemeentelijke) visie
op opvoedingsondersteuning. Opvoedingsondersteuning is er een vlag die vele ladingen dekt. Het LOO verzamelt dan ook groepen die – elk vanuit hun eigen invalshoek, opgebouwde praktijk en -2-
Bijlage 1: Gemeentelijke dossiers bij onderzoeksverslag ‘Opvoedingsondersteuning in Ontmoeten’
knowhow – een bijdrage (willen) leveren. Hieruit vloeit onmiddellijk een algemene bekommernis van het LOO: met de inventarisatie van wat er momenteel bestaat is er één stap gezet, maar er blijft nog een lange weg te gaan, en hoe moet het nu verder? Hierbij aansluitend vinden nogal wat organisaties
het jammer dat de Vlaamse overheid geen financiële tussenkomst voorziet voor de aanstelling van een gemeentelijke coördinator opvoedingsondersteuning. Men is er van mening dat wanneer het takenpakket van de lokaal coördinator opvoedingsondersteuning zich hoofdzakelijk zou centreren rond wat het LOO allemaal met zich meebrengt, deze coördinator nog meer dan nu het geval is een trekkersrol zou kunnen hebben. De juiste mensen zijn verzameld rond de tafel, maar een visie en een brede kijk op opvoedingsondersteuning (ontwikkeld en onder ogen gebracht door de coördinator) zou de dynamiek ten goede komen. Aanbod opvoedingsondersteuning Belangrijke lokale actoren De Landelijke Kinderopvang Stekelbees organiseert sinds 1991 initiatieven buitenschoolse opvang in locaties met de naam „Stekelbees‟. Deze plaatsen, voor schoolgaande kinderen tot en met het zesde leerjaar, zijn opgetrokken op een 100-tal plaatsen in Vlaanderen. In samenwerking met gemeentes en scholen, en binnen de krijtlijnen van het lokaal overleg, wordt buitenschoolse opvang georganiseerd voor en na schooltijd, op woensdagnamiddag, tijdens de schoolvakanties en op snipperdagen. Het CGG Vlaams-Brabant Oost biedt ambulante hulp aan kinderen, volwassenen en ouderen met ernstige psychische problemen of psychiatrische stoornissen en aan hun omgeving. Naast het verlenen van basiszorg is het centrum gespecialiseerd in preventiewerk, drughulpverlening, forensische hulpverlening, problematiek van kindermishandeling en andere. De zorg wordt verstrekt op 6 locaties: Aarschot, Diest, Leuven (2 adressen), Sterrebeek en Tienen. Elk van deze locaties bedient, in hoofdzaak, de inwoners van de omliggende gemeenten. De teams werken multidisciplinair. Ze bestaan voornamelijk uit psychiaters, psychologen en maatschappelijk werkers. De hulpverleners beschikken over diverse expertises zowel inzake aard van de problematiek als behandelingsmethodiek. De hulpverlening is curatief en ondersteunend; ze omvat voornamelijk advies, indicatiestelling, behandeling en begeleiding. Hierbij wordt aandacht besteed aan psychologische, sociale en lichamelijke factoren die van invloed zijn op de problemen van de cliënt. Dienstverlening bestaat uit het ondersteunen van derden – zoals huisartsen, leerkrachten – in hun contacten met personen die psychiatrische problemen hebben of dreigen te ontwikkelen. Dit kan de vorm aannemen van teambegeleiding of individuele coaching. Het Lokaal OverlegPlatform (LOP) Aarschot wil gelijke onderwijskansen voor iedereen creëren. Alle basisscholen van Aarschot werkten in 2007 rond het thema kansarmoede. In 2008 wil het LOP Aarschot de kinderen stimuleren om hun digitale talenten te ontwikkelen door hen een digitaal portfolio te laten maken. In 2006 werkten verschillende partners (afgevaardigden van het LOP, de Stad en vertegenwoordigers van elke basisschool) samen de figuur 'Lopke‟ uit. Lopke is een meisje dat opgroeit in een kansarm gezin en net als alle andere kinderen naar school gaat in Aarschot. Ze heeft het daar niet altijd even gemakkelijk, maar ze is veerkrachtig en inventief. De tekenacademie zorgde voor tekeningen en posters, schrijvers schreven verhalen, er werd muziek gemaakt, handelaars stelden hun vitrines open voor „werkjes‟… De figuur van Lopke kreeg meer en meer bekendheid. Een werkgroep van leerkrachten werkte, onder begeleiding van het CEGO, een didactisch pakket uit om Lopke in de klas te leren kennen. Doorheen verschillende verhalen en activiteiten groeit Lopke mee op met de kinderen, van de kleuterklas tot het zesde leerjaar. Aan de hand van concrete verhalen over het dagelijkse leven van Lopke krijgen de kinderen een beeld over wat kansarmoede eigenlijk is. Dagcentrum Transit verleent tijdelijke hulp aan gezinnen met schoolgaande jongeren tussen 6 en 18 jaar waarbij de opvoeding moeilijk verloopt. Dit kan te maken hebben met problemen van allerlei aard: schoolse problemen, echtscheidingssituatie, individuele problematiek van kinderen en jongeren, financiële problemen, … Dagcentrum Transit biedt hulp aan gezinnen uit Aarschot en omgeving. Het dagcentrum situeert zich binnen de Bijzondere Jeugdzorg wat impliceert dat een begeleiding enkel -3-
Bijlage 1: Gemeentelijke dossiers bij onderzoeksverslag ‘Opvoedingsondersteuning in Ontmoeten’ kan starten na een doorverwijzing door het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg (CBJ) of de Sociale Dienst van de Jeugdrechtbank (JRB). Arktos vzw is een partner in heel wat jongerenprojecten. Arktos bestaat uit enkele vormingscentra die infosessies en workshops verzorgen voor jongeren (en hun begeleiders) en iedereen ondersteunen die met jongeren werkt. Zo werkte in 2008 het OCMW Aarschot samen met Arktos rond het project „Stroom Aarschot‟ wat tot doel had om jongeren met een leefloon van het OCMW te activeren, hen te laten deelnemen aan sociale, educatieve en sportieve activiteiten, hen intensief te begeleiden en hen sociale vaardigheden en een goede arbeidshouding aan te leren. Voor elke deelnemer werd een individueel traject uitgewerkt met de te bereiken doelen op verschillende levensdomeinen. Het jeugdcentrum De Klinker was de plaats van samenkomst. Enkele activiteiten In 2009 werd in samenwerking met dienst Welzijn, cel Kindbeleid, het project “Waarom? Daarom! Opvoeden, een uitdaging” opgestart. Via houten boekenhuizen (aangemaakt door PISO Tienen) werd in de Vlaams-Brabantse bibliotheken en consultatiebureaus van Kind en Gezin een aanbod voor ouders en kinderen in de kijker gezet. In het boekenhuis werd aan ouders een reeks actuele boeken over opvoedingsthema‟s aangeboden. Voor de kinderen kon het huis aangevuld worden met (voorlees)boekjes. In de consultatiebureaus werd dan voor meer materiaal doorverwezen naar de plaatselijke bibliotheek via een folder. Eveneens in 2009 ging „Op het Potje‟ door, een voordracht over zindelijkheid bij jonge kinderen (op 23 november 2009 in het Jeugdcentrum). De deelname was gratis. Het spreekuur opvoedingsondersteuning, georganiseerd door Kind & Gezin voor ouders met kinderen tot drie jaar. Indien ouders meer informatie wensen over het spreekuur moeten ze contact opnemen met Kind & Gezin (folders liggen bij verscheidene diensten van de gemeente). Het Agentschap Jongerenwelzijn lanceerde in juni 2009 een oproep voor het indienen van projectvoorstellen die het aanbod opvoedingsondersteuning verrijken. Deze projectvoorstellen werden voor advies voorgelegd aan de Vlaamse Coördinatoren Opvoedingsondersteuning (VCO) en aan Expoo. De VCO brachten dan een advies uit (na raadpleging van de provinciale steunpunten Opvoedingsondersteuning). De subsidieaanvragen werden „gewogen‟ aan de hand van een aantal factoren: het innoverend karakter van het voorstel, de mate waarin het de samenwerking stimuleert op lokaal/bovenlokaal niveau, zijn gedragenheid, enz. Op basis van de adviezen en binnen de marges van het beschikbare budget (100.000 euro) werd ook het Aarschotse projectvoorstel geselecteerd, met name Miet en Griet. Het project bestond uit twee avonden (14 en 26 april 2010). De eerste keer werd de focus gelegd op de leefwereld van jongeren. Informatie werd doorgespeeld aan de hand van twee sprekers. De tweede avond werd de focus gelegd op de communicatie en de praktijk van het communiceren met pubers. Deze avond werd begeleid door een kinderpsychologe/gedragstherapeute. Deze twee avonden werden (gratis) aangeboden door de Stad Aarschot in samenwerking met jongerenwelzijn. Dat dit laatste initiatief gericht was op de tieneropvoeding, bleek geen toeval. Doorheen het LOO waren enkele besluiten getrokken. Zo hadden de meeste actoren in het verleden werk gemaakt van mooie folders en brochures, maar deze werden nog te beperkt gespreid. De folders werden doorgegeven aan elkaar en gecentraliseerd in verscheidene gemeentediensten (bibliotheek, politie, jeugddienst, enz.). In het verlengde van deze centralisatie werd de kei kassei brochure (een brochure waar alle vrije tijdsinitiatieven en verenigingen voor de jeugd in verzameld worden) aangepast (met de nodige aandacht voor het opvoedingsaanbod). In deze brochure vinden ouders en kinderen (van 3 tot 12 jaar) een handig overzicht van wat Aarschot als vrijetijdsactiviteiten te bieden heeft. Kortom,
het LOO Aarschot heeft al heel wat energie en tijd gestoken in het uitwisselen van informatie en het streven naar duidelijkheid (onder de verschillende lokale actoren, maar ook op maat van de (jongere)
inwoners). Op die wijze kwamen enkele hiaten aan het licht: er bleken weinig opvoedingsondersteunende initiatieven te bestaan gericht op tieners-adolescenten en men wou naast de takken preventie, hulpverlening en informatieverstrekking ook aandacht geven aan het -4-
Bijlage 1: Gemeentelijke dossiers bij onderzoeksverslag ‘Opvoedingsondersteuning in Ontmoeten’ ondersteunen van gezinnen tijdens hun vrije tijd. Het LOO gaat er namelijk van uit dat opvoeders samenkomen (tijdens sportactiviteiten, concerten, enz.) en dat deze piste mogelijkheden biedt om op een informele manier opvoedingsondersteuning te voorzien. Dit idee is tot op heden niet verder uitgewerkt.
-5-
Bijlage 1: Gemeentelijke dossiers bij onderzoeksverslag ‘Opvoedingsondersteuning in Ontmoeten’
Asse Korte situering Asse behoort tot het arrondissement Halle-Vilvoorde. In zijn huidige vorm is het ontstaan op 1 januari 1977 door de samenvoeging van de gemeentes Asse, Bekkerzeel, Kobbegem, Mollem, Relegem en Zellik. Het totale bevolkingsaantal was op 1 januari 2010 30.224 inwoners. De gemeente is 4.976 ha groot en is gelegen aan de rand van het Pajottenland, vlakbij Brussel. De gemeente is niet echt landelijk meer, maar ook niet echt verstedelijkt. In het landschap vindt men sporen van de agrarische geschiedenis terug: hoevegebouwen, weilanden en akkers trekken de aandacht. Ondanks de nabijheid van de hoofdstad Brussel en de opkomende verstedelijking, is er aan beide zijden van de drukke verkeersader Brussel-Aalst-Dendermonde nog voldoende ruimte voor landbouw en natuur overgebleven. Asse telt ook de enige geuze- en kriekbrouwerij van de Brabantse Kouters, nl. Mort Subite. De contactpersoon in de gemeente Asse was Carolien De Ryck, verantwoordelijke voor kinderopvang en opvoedingsondersteuning. Ze zorgt voor de praktische organisatie van het IBO (Initiatief Buitenschoolse Opvang Spinibo Asse), een gemeentelijk initiatief dat sinds 2006 (buitenschoolse) opvang organiseert voor kinderen uit het kleuter- en het lager onderwijs. Kinderen die in Asse wonen of er naar school gaan, krijgen voorrang indien er plaatstekort zou zijn. Het IBO staat eveneens open voor inclusieve opvang van kinderen met een specifieke zorgbehoefte. Carolien heeft de leiding over het personeel en onderhoudt de contacten met de ouders, het ruime publiek en externe instanties. Lokaal overleg opvoedingsondersteuning Asse, als middelgrote gemeente, is verantwoordelijk voor heel wat opvangplaatsen voor kinderen van 0 tot 3 jaar. Asse heeft ongeveer 250 plaatsen ter beschikking. Het gemiddeld aantal plaatsen voor de hele provincie ligt op 177. Kleinere gemeentes zoals Pepingen tellen zelfs minder dan 30 plaatsen) (Kind en Gezin, 2005). Asse telt drie erkende kinderdagverblijven. Twee hebben een capaciteit van ongeveer 60 kinderen, één een capaciteit van ongeveer 40 kinderen. Daarnaast is er de Dienst onthaalouders met 32 aangesloten onthaalmoeders. Men heeft ook nog twee zelfstandige kinderdagverblijven (plaats voor circa 20 kinderen) en één erkend IBO (met een capaciteit van 42 kinderen). Er is ook nog een zelfstandig kinderdagverblijf voor het BKO in hetzelfde gebouw gelegen (voor 22 kinderen). Net zoals andere gemeentes sukkelt Asse met een lange wachtlijst wat betreft kinderopvang en buitenschoolse opvang. Meestal worden ouders verplicht om ouderschapsverlof op te nemen of een andere tussenoplossing uit te dokteren. Dat er een lokaal overleg kinderopvang – als een gemeentelijke adviesraad waarbij alle lokale actoren die kinderopvang aanbieden en een afvaardiging van de lokale gebruikers op uitgenodigd moeten worden – werd opgestart, was dan ook een logisch gevolg. In dit lokaal overleg zetelen: Dienst opvanggezinnen OCMW, zelfstandige onthaalouders, kinderdagverblijven, de afgevaardigde van de schepen van Jeugd, het IBO met Carolien De Ryck, de vakantiespeelpleinen Boekfos, de directies van kleuter en lagere scholen, Kind en Gezin, Gezinsbond (afdeling kinderopvang), opbouwwerk Haviland, alle leden van de gemeenteraad en verschillende oudercomités. Daar waar het LOK in het verleden vooral ging over de buitenschoolse kinderopvang is dit nu verbreed naar het kinderopvanglandschap in het algemeen (0 – 12j). Daarnaast is er steeds ruimte voor variapunten die heel uiteenlopend kunnen zijn. Het was tijdens het LOK van 18 november 2009 dat Veerle Roels, Vlaams coördinator opvoedingsondersteuning, het decreet rond opvoedingsondersteuning kwam voorstellen en aanhaalde wat er verwacht werd van de gemeenten. Het LOK komt minimum één keer per jaar samen (meestal twee keer per jaar) of wanneer de gemeente een specifiek advies rond kinderopvang nodig heeft. Er is een LOK doorgegaan in februari 2010. Hetzelfde jaar ging een LOO door waar opvoedingsondersteuning op de agenda stond. Carolien De Ryck is begin 2010 aangesteld als coördinator opvoedingsondersteuning. Bedoeling was in dat jaar voeling te krijgen met het thema om het jaar daaropvolgend een lokaal overlegplatform op te starten. Vanwege een groeiend enthousiasme ging een eerste lokaal overleg opvoedingsondersteuning al in 2010 door. -6-
Bijlage 1: Gemeentelijke dossiers bij onderzoeksverslag ‘Opvoedingsondersteuning in Ontmoeten’
Het eerste LOO vond plaats 26 oktober 2010 en is dan ook opgebouwd rond de vraag welke plaats opvoedingsondersteuning kan krijgen in het lokaal beleid. Ook de manier waarop opvoedingsondersteuning gecoördineerd kan worden en wat de taak is en kan zijn van de verschillende lokale actoren (die rechtstreeks of onrechtstreeks met opvoedingsondersteuning in aanraking komen) stond op de agenda. Hiervoor waren twee gastsprekers uitgenodigd: Barbara Gabriëls, Vlaamse coördinatrice opvoedingsondersteuning van de dienst Jongeren Welzijn, en Astrid van Daele, lokale coördinatrice opvoedingsondersteuning stad Halle. Mevrouw Gabriëls heeft toelichting gegeven rond het decreet opvoedingsondersteuning en de meerwaarde van een beleid en visie daaromtrent, mevrouw van Daele heeft uitleg gegeven bij de concrete werking van het LOO te Halle. De lokale coördinator opvoedingsondersteuning liet zich leiden door het decreet opvoedingsondersteuning om diverse instanties en initiatieven aan te schrijven, al nodigde ze ook organen/instellingen uit die het decreet niet aanbrengt. Immers, het decreet schrijft voor om het overlegplatform zo breed mogelijk te houden. Bedoeling is ieder die zich aangesproken voelt (van de Gezinsbond tot de politie) om deel te nemen aan een LOO rond de tafel te krijgen. Er waren vertegenwoordigers van het lokaal bestuur aanwezig, CLB, medewerkers revalidatiecentra, leden van oudercomités, enz. Aanbod opvoedingsondersteuning De integratie van anderstaligen is een belangrijk gegeven in Asse en de gemeente hecht hier dan ook veel belang aan. Er worden heel wat initiatieven georganiseerd om deze mensen op te nemen in de gemeenschap en hen de Nederlandse taal bij te brengen. In de taal-o-theek te Zellik kunnen anderstalige gezinnen allerlei spelletjes en boeken uitlenen om op een speelse wijze hun kennis over de Nederlandse taal uit te breiden. Er worden ook op zaterdagvoormiddag taalspelen georganiseerd. Monitoren vangen anderstalige kinderen op en spelen samen met hen. Het spel werkt als een stimulans om de taal machtig te worden en het gezin uit zijn isolement te krijgen. Ook café Combinne helpt bij de integratie door een ontmoetingsplaats te organiseren waar anderstaligen op uitgenodigd worden. Iedere keer komt er een bepaald onderwerp – vaak opvoedingsthema‟s – aan bod. Men stimuleert de aanwezige ouders om zich uit te drukken in het Nederlands. De vrije kleuterschool Asse maakt dan weer gebruik van een Babbelklas. Anderstalige ouders worden betrokken bij het schoolgebeuren door de taalbarrière deels op te heffen aan de hand van symbolen. In plaats van brieven en telefoontjes worden ouders uitgenodigd en krijgen ze zicht op de symbolen die gebruikt worden in de school (bijvoorbeeld het pictogram voor een „zwemzak‟ of „kleurpotloden‟). Daarnaast krijgen ze tijdens hun bezoek meer informatie over lopende en toekomstige activiteiten voor ouders (zowel op school als op gemeentelijk vlak). Asse nam in 2010 voor het eerst deel aan de „Week van de Opvoeding‟, georganiseerd door het gemeentebestuur in samenwerking met de provincie Vlaams-Brabant. De eerste activiteit was een vormingsavond rond babygebarentaal door het Centrum van het Jonge Kind. Het CJK leverde ook een „opvoedingskast‟ met gebruiksvriendelijke folders voor ouders met vragen rond opvoeding. Thema‟s uit de opvoedingskast zijn onder meer „kinderen en echtscheiding‟, „grenzen stellen‟, „rouw en verlies bij kinderen‟. De eerste vormingsavond lokte een dertigtal belangstellenden. Ook werd tijdens de Week van de Opvoeding reclame gemaakt voor de tweede vormingsavond die doorging op woensdag 17 november 2010 met als onderwerp „Een tikkeltje anders: creatief denken in opvoeding‟. Beide vormingen stonden open voor alle ouders, professionelen en geïnteresseerden en waren gratis. Ze gingen door op buitenschoolse kinderopvang Spinibo. Tijdens de Week van de Opvoeding deelden vrijwilligers kogelspelletjes uit aan de schoolpoorten in Asse. Dit om het thema „opvoeden is samenspel‟ in de kijker te brengen. Tegelijk werden de ouders geïnformeerd over het project en over de vormingen die dit jaar nog plaatsvonden. Op vrijdag was er in Spinibo een gratis ontbijt voor de ouders. Op zaterdag was het zwembad en de bibliotheek aan de beurt met standjes met ballonnen, flyers en een infozuil. De bedoeling hiervan is om te vertrekken van plaatsen waar ouders met hun kinderen heen gaan (zoals de sporthal, de scholen, het zwembad, enz.). -7-
Bijlage 1: Gemeentelijke dossiers bij onderzoeksverslag ‘Opvoedingsondersteuning in Ontmoeten’
Naast dit momentaan aanbod van opvoedingsondersteuning, kunnen we ook een structureel verankerd aanbod van opvoedingsondersteuning onderscheiden. Hiervoor verwijzen we naar de websites: http://www.jeugdwerkingasse.be /http://www.archeduc.be/ http://www.kindengezin.be/kok/Vlaams_brabant.jsp http://www.gezinsbond-asse.be/ http://www.cawdelta.be/
-8-
Bijlage 1: Gemeentelijke dossiers bij onderzoeksverslag ‘Opvoedingsondersteuning in Ontmoeten’
Diest Korte situering De stad Diest ligt in het noordoosten van de provincie in het Hageland en grenst in het noorden aan de provincie Antwerpen en in het oosten aan de provincie Limburg. Diest telt zo‟n 23.000 inwoners. Diest telt een populatie van ongeveer 200 Roma. De stad koos ervoor om opvoedingsondersteuning en opvang deels te richten op deze groep. Voornamelijk wil men zich als stad bezighouden met het welbevinden en de integratie van de kinderen. De oprichting van een Dienst Integratie spreekt hierbij boekdelen. Participatie en interculturalisering zijn een duurzaam en sterk aandachtpunt voor de stad Diest. Momenteel is de stad bezig met het schrijven van een integratiebeleidsplan. Bij de opmaak van dit eerste integratiebeleidsplan zijn zowel interne als externe diensten en organisaties, evenals de doelgroep betrokken. Vanuit een omgevingsanalyse en een grondige bespreking met de verschillende actoren, gaat de stad een aantal strategische en operationele doelstellingen formuleren die het diversiteitsbeleid in Diest gaan vormgeven. Dit beleidsplan gaat de basis vormen voor de erkenning en subsidiering van de diversiteitdienst van Diest vanaf 2011. Betrokkene bij de stad Diest was Christa Van Rompay. Zij is het diensthoofd sport-jeugd-welzijn van de stad Diest en werd aangesteld als de lokale coördinator Opvoedingsondersteuning. Lokaal overleg opvoedingsondersteuning Omdat er al verschillende fora waren waarop er rond gezinsondersteuning gewerkt werd, heeft de stad Diest ervoor geopteerd geen apart orgaan naast de bestaande fora op te richten. Het Lokaal Overleg Coördinatie Opvoedingsondersteuning van Diest is gegroeid uit een overleg dat begin 2009 werd opgestart rond kinderen en jongeren in de regio Diest op initiatief van het CGG (centrum geestelijke gezondheidszorg). Het werd in eerste instantie gecoördineerd door het CGG. Vanaf 2010 gebeurt dit door Christa Van Rompay. Het overleg wordt voorgezeten door schepen van onderwijs Geert Cluckers. Het is schepen voor gezin Gaby Nackaerts dat het LOP opvolgt. Het LOO van Diest wil bereiken dat de Diestse ouders en andere opvoedingsverantwoordelijken beroep kunnen doen op een meer versterkt, afgestemd, gestroomlijnd, laagdrempelig, vraaggestuurd en participatief opvoedingsondersteunend aanbod dat vertrekt van de krachten en mogelijkheden die er in elk gezin zijn, alle opvoedingsbehoeften dekt en gericht is op alle gezinnen, met bijzondere aandacht voor kansengroepen. Om deze missie te bereiken, kiezen ze voor een stappenplan. Centraal staan: In een eerste fase: de bekendmaking van het opvoedingsondersteunend aanbod in Diest bij de diverse „ondersteuners‟ of opvoedingsondersteunende initiatieven. Dit willen ze bereiken door netwerkvorming tussen opvoedingsondersteunende initiatieven te stimuleren en het aanbod te inventariseren. Nu zit men in de inventarisatiefase. In een tweede fase: de bekendmaking van het opvoedingsondersteunend aanbod bij de diverse toeleiders. Dit willen ze bereiken door netwerkvorming te stimuleren tussen toeleiders en opvoedingsondersteunende initiatieven en tussen lokale coördinator opvoedingsondersteuning en toeleiders en door informatie op maat van de toeleiders te voorzien. In dit kader zal de werkgroep „toeleiders: een cruciale schakel‟ een belangrijke rol speken. In een derde fase het verhogen van de toegankelijkheid van het opvoedingsondersteunend aanbod voor ouders en andere opvoedingsverantwoordelijken zodat er transparantie bestaat over waar je als ouder terecht kan, naargelang je vraag of probleem en de leeftijd van je kind. Om dit te verwezenlijken, moeten de doelstellingen van de eerste 2 fases verwezenlijkt zijn. Ondertussen stelden ze vast dat er noden zijn die niet gedekt worden door het opvoedingsondersteunend aanbod: zoals het ondersteunen van ouders met vragen over baby‟s in de eerste levensfase (en zelfs daarvoor) – borstvoedingsadvies, enz. Het netwerk ontwikkelt zo nodig initiatieven om aan deze noden tegemoet te komen. Ook is er nood aan betere samenwerking van de al bestaande initiatieven rond opvoedingsondersteuning. Tevens is er nood aan een laagdrempelig initiatief met een outreachend aanbod i.v.m. opvoedingsondersteuning (bijvoorbeeld een inloopcentrum, opvoedingswinkel, proactieve benadering van de doelgroep) waardoor een betere doorstroming naar tweedelijnsdiensten zoals het CGG mogelijk wordt. -9-
Bijlage 1: Gemeentelijke dossiers bij onderzoeksverslag ‘Opvoedingsondersteuning in Ontmoeten’ Men zal op de volgende vergadering, begin 2011, de gedane inventarisatie betreffende het aanbod opvoedingsondersteuning voorstellen. Daarna zal men nadenken over de vraag hoe nu dit aanbod overzichtelijk te maken voor zowel doorverwijzers als ouders. Men denkt in de richting van twee aparte brochures met een droge opsomming van contactpersonen en telefoonnummers. De brochure voor de toeleiders zou iets uitgebreider zijn. Deelnemers aan het lokaal overleg zijn: Schepen onderwijs, CLB vrij onderwijs, CLB gemeenschapsonderwijs, CAW Hageland, OCMW- diensthoofd sociale dienst, stad- diensthoofd welzijn, Integrale jeugdhulp, Psychiatrisch ziekenhuis St. Annendael Diest, CGG VBO- vestiging Diest, CGG- VBO moeder- baby, Kind en Gezin, LOP, CKG De Schommel, BJB Thuisbegeleiding Huize St. Vincentius, Arktos, VDAB, Stop 4-7. De kleuterscholen, de lagere scholen, de basisscholen en de secundaire scholen zijn vertegenwoordigd via de voorzitter van het LOP en de afgevaardigden van de CLB‟s die eveneens deel uitmaken van het coördinatie- overleg van de directies van de Diestse scholen: CODIDIBA (basisonderwijs) en CODIDISO (secundair onderwijs). De ouderverenigingen zijn vertegenwoordigd via de voorzitter van het LOP die spreekt o.m. namens de LOP- werkgroep WOL (Werkgroep Ouders). De lokale coördinator opvoedingsondersteuning is tevens diensthoofd van de buitenschoolse kinderopvang, de jeugddienst en de sportdienst en vertegenwoordigt deze stadsdiensten. Het diensthoofd sociale dienst is tevens de vertegenwoordiger van de OCMWkinderkribbe. De huisartsenkring in Diest is niet actief. Daarom organiseerde de lokale coördinator een apart overleg met een delegatie van de huisartsen om een eerste zicht te hebben op de noden in Diest vanuit het standpunt van de huisartsen. Deze informatie zal besproken worden op het lokaal overleg. De Lokale Politie is op dit moment nog niet betrokken maar onderzoekt op welke manier dit in de nabije toekomst mogelijk is. Dit geldt ook voor de 2 lokale afdelingen van de Gezinsbond. Aanbod opvoedingsondersteuning Belangrijke lokale actoren Een overlegorgaan dat zijn stempel drukt op opvoedingsondersteuning in het onderwijs is het LOP Diest. Met andere woorden, het LOP Diest valt binnen het beleidsdomein onderwijs. Dit LOP bestaat uit twee administratief afzonderlijke LOP‟s: één voor het basis- en één voor het secundair onderwijs. In de concrete werking manifesteert het LOP Diest zich echter als één geheel. De betrokken actoren, vertegenwoordigd op de algemene vergadering, zijn de schoolbesturen en –directies, de CLB‟s, de vakverenigingen, de leerlingen en ouders, de welzijnsorganisaties, de stad en sociaal-culturele organisaties. De algemene vergadering gaat in principe twee keer per jaar door. Dat het LOP zijn pijlen vooral richt op het onderwijs maken volgende initiatieven duidelijk3: In het schooljaar 2007-2008 werden enkele initiatieven opgericht en geëvalueerd, waaronder (1) een project taalstimulering kleuters in kleuteronderwijs en leerlingen uit de B-stroom, (2) huistaakbegeleiding en vorming huistaakbeleid 2007-2008 (met meer begrip voor kansarmen of leerlingen die nood hebben aan huistaakbegeleiding) en (3) BOS-werking (beter op school). In 2009 besloot het LOP een infomoment voor 6de en 7de jaars beroep te organiseren. Dit infomoment, waarbij scholieren grondig worden voorbereid op de arbeidsmarkt, werd verzorgd door drie instanties: OCMW, VDAB en JAC. Ze dachten na over de invulling van het contactmoment en een spreker werd aangeduid. De plaatselijke afdeling Gezinsbond Diest zorgt (net zoals in andere onderzoeksgemeentes) voor een gevarieerd activiteitenaanbod en een rijk dienstverleningspakket. Het Centrum Algemeen Welzijnswerk of CAW staat open voor iedereen met vragen en problemen (en zeker voor mensen die meer kwetsbaar zijn, door kansarmoede, thuisloosheid, scholing, leeftijd of afkomst).Aan de hand van een gesprek (of gesprekken) proberen ze samen naar een antwoord of oplossing te zoeken. Een onderdeel daarvan is het BWO. Begeleid wonen met 3
Het LOP organiseert meer initiatieven, zoals een taalbad voor anderstalige kleuters, maar we beperken ons hier tot enkele. - 10 -
Bijlage 1: Gemeentelijke dossiers bij onderzoeksverslag ‘Opvoedingsondersteuning in Ontmoeten’ opvoedingsondersteuning is er voor gezinnen of alleenstaande ouders met kinderen die het op verschillende gebieden niet meer zien zitten en hiervoor hulp en ondersteuning kunnen gebruiken. CGG VBO staat voor Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg Vlaams-Brabant Oost, en heeft als werkingsgebied de gemeenten ten oosten van de provincie. Een CGG is een tweedelijnsdienst die vaak op verwijzing werkt, maar waar cliënten ook op eigen initiatief of via mond aan mond reclame beroep op doen. Het CGG voorziet in ambulante hulp (individueel, in groep, ook relatie- en gezinstherapie) en werkt met een multidisciplinair (psychiater, psycholoog, maatschappelijk werker) team. Sinds een drietal jaren heeft het CGG VBO besloten om de kinder-en jongerenwerking voor de subregio‟s Diest en Aarschot te centraliseren in Aarschot. De middelen die de overheid de CGG toebedeelt, verplicht hen keuzes te maken. Het voordeel is dat de krachten van degenen die rond kinderen en jongeren werken in die regio gebundeld worden. Enkele initiatieven Een begeleider gaat ‟s morgens van deur tot deur om de kansarme kinderen (zowel allochtoon als autochtoon) op te halen en te begeleiden naar school. Dit wordt volgehouden tot de kinderen de weg naar school (letterlijk en figuurlijk) kennen. De begeleider houdt zich wat langer op rond de school, spreekt leerkrachten en directie aan en fungeert als tussenpersoon tussen de Romagezinnen en andere allochtone gezinnen en de schoolomgeving. Meer specifiek gericht op de Roma is het BOS-project (Beter op school), waarvan al hierboven sprake. Het project ontstond door de uitval van de Romakinderen in het onderwijs. Met „time-in‟ projecten wou men zoveel mogelijk ondersteuning geven aan leerkrachten, leerlingen en ouders zodat de jongeren in de school blijven functioneren. Eerst ging het project in op crisissituaties, nu eerder preventief en gaat men bv. met de jongeren stappen in de vakantieperiode, er zijn samenkomsten met leerlingbegeleiders, enz. Ook spreekt men in Diest over het A-Team. Een aantal allochtone studenten en afgestudeerden geven huiswerkbegeleiding, waarbij de ruime context wordt betrokken. Zo kan er bvba. oriëntatie zijn naar een turnvereniging en gaat me jongeren ondersteunen in verband met hun rapport naar ouders en school. Omdat in basisschool de Tovertuin een groot aantal leerlingen zit die volledig Nederlandsonkundig zijn, worden in kleine groepjes door twee vrijwilligers bijkomende taallessen gegeven en activiteiten georganiseerd. Subsidie van het Federaal Impulsfonds wordt aangewend om de vrijwilligers te vergoeden. In het weekendschooltje worden elke zaterdag van 10u tot 12u ongeveer 10 à 15 allochtone kinderen, Turken en Roma‟s, begeleid in huistaken en taalacties, door Elif Demirci en twee stagiaires van de lerarenopleiding. Het Ontmoetingscentrum De Brug werd in oktober 2008 geopend in de Overstraat. Rowan Eykens is de brugfiguur, geholpen door enkele vrijwilligers. De acties richten zich tot op heden voornamelijk op de roma-populatie. Daartoe werden in oktober en in mei 2008 twee inforondes georganiseerd door het LOP over de roma-cultuur, met medewerking van expert Natasja Naegels van het minderhedencentrum “de 8” van Antwerpen, voor een breed publiek. In oktober 2009 werd een vergadering belegd om een netwerk op te starten rond Roma-werking. In 2009 werd er een oproep uitgebracht van een Diestse vroedvrouw. Volgens haar was er nood aan een ruimte waar een professionele (vroedvrouw) over een (opvoedkundig) thema komt praten, maar waar daarnaast ouders de kans krijgen om met elkaar in contact te komen en met elkaar te praten. Dit voorstel ligt tot op heden nog steeds op tafel en vindt men het bekijken waard. Er zijn wel geen mensen en middelen beschikbaar vanuit de (stads)diensten. Een digitaal ontmoetingsforum lijkt misschien een (financieel meer haalbaar) alternatief.
- 11 -
Bijlage 1: Gemeentelijke dossiers bij onderzoeksverslag ‘Opvoedingsondersteuning in Ontmoeten’
Gooik Korte situering Gooik ligt in het zuidwesten van de provincie Vlaams-Brabant op zowat 25 km van Brussel. De gemeente heeft een oppervlakte van 3.969 ha en telt ongeveer 9.000 inwoners. Gooik bestaat uit de deelgemeenten Gooik, Oetingen, Kester en Leerbeek, al verdient het gehucht Strijland zeker ook een naamvermelding binnen de fusiegemeente. De gemeente ligt in het centrum van het Pajottenland. Uit de externe omgevingsanalyse te Gooik (voornamelijk gebaseerd op het cijfermateriaal opgesteld door de provincie voor de periode 2000-2005, en al is dit al vijf jaar geleden, de algemene tendensen blijven ongeveer dezelfde): Gooik is een gemeente met een lage bevolkingsdichtheid (223 inw./km²); 13% van de burgers zijn jonge gezinnen (gemeten in 2003); Gooik zit qua echtscheidingen beduidend onder het Vlaamse gemiddelde; het aantal niet-Belgen in de regio is opvallend laag (Gooik duikt onder de 1% grens); het werkloosheidscijfer (laagste van het land) en (verdoken) armoede valt te Gooik relatief goed mee (beide lager dan het provinciaal gemiddelde). Er zijn nog meer gegevens beschikbaar (zie bijvoorbeeld de externe omgevingsanalyse op ocmw.gooik.be/107612.fil) maar hier worden enkel gegevens opgenomen die van toepassing zijn voor het opstellen van het dossier opvoedingsondersteuning. Afgaande van de gegevens mogen we stellen dat de gemeente een aanbod opvoedingsondersteuning kan voorzien voor het „gemiddeld gezin‟ en minder rekening hoeft te houden met een groot aantal echtscheidingen en alleenstaande ouders. Let wel, we spreken hier over indicatoren die een bepaalde richting aangeven maar niet te verwarren zijn met gegeven feiten. De Gooikse contactpersoon is Tom Van den Bossche, stafmedewerker voor jeugd, gezin en gezondheid. Zoals de titel doet vermoeden houdt hij zich voornamelijk bezig met de jeugd, zoals het opstellen van een jeugdbeleidsplan. Andere thema‟s die hem aanbelangen zijn gezondheid en ontwikkelingssamenwerking. Eén van de zaken die hem nauw aan het hart liggen is bijvoorbeeld „de week van de Fair Trade‟. Lokaal overleg opvoedingsondersteuning Er werd in Gooik een gemeentelijk overlegorgaan rond kinderopvang opgericht. Het LOK, opgericht in 2006, komt normaal een tweetal keer per jaar samen. Dit jaar komt een kleinere groep betrokkenen intensiever samen (een vijftiental keer) om een enquête rond „kwaliteit en noden kinderopvang‟ uit te werken en af te nemen. Deze werkgroep hoopt zowel sterke punten als de hiaten in het aanbod aan de oppervlakte te krijgen. Er bevinden zich twee kinderdagverblijven te Gooik: kinderkribbe Zonnetje Gooik en kinderdagverblijf Disneyland. Daarnaast kunnen ouders beroep doen op 16 onthaalouders (aangesloten bij Landelijke Kinderopvang- dienst opvanggezinnen gelegen te Herne). Verder organiseert de gemeente buitenschoolse kinderopvang voor kleuters en leerlingen van de lagere scholen van Gooik. De kinderopvang start ‟s morgens vanaf 6u30 en eindigt ‟s avonds om 18u30. De tarieven zijn vastgelegd op € 0,25 per begonnen half uur per kind. Het eerste half uur vóór en na de schooluren is gratis. Sinds dit jaar werd Katrien Neuckermans als coördinator aangesteld voor de BKO. Ze werkt intens aan een kwaliteitsverbetering op organisatorisch en vormingsvlak van de BKO. Daarnaast is het LEN (het lokaal educatief netwerk) een sterke lokale actor wat betreft mensen van verschillende lokale verenigingen samen te brengen. De cultuurraad te Gooik startte in het najaar van 2009 met een nieuw project waarin die samenwerking tussen verenigingen centraal staat. Volkshogeschool Arch‟educ vond de Gooikse cultuurraad en het gemeentebestuur bereid om van start te gaan met een nieuw project voor de regio Halle-Vilvoorde: het Lokaal Educatief Netwerk. Het LEN geeft de (lokale) verenigingen de kans om met elkaars werking in contact te komen en elkaars aanbod beter af te stemmen: het bijhorend boekje verschijnt viermaandelijks en men maakte er onder meer in bekend een avond over zelfvertrouwen bij kinderen, kookcursussen, vormingsavonden, goedkope filmavonden, enz. In het LEN zitten een 15-tal Gooikse verenigingen, de cultuurraad en Arch‟educ. - 12 -
Bijlage 1: Gemeentelijke dossiers bij onderzoeksverslag ‘Opvoedingsondersteuning in Ontmoeten’
Een laatste orgaan waar Gooik deel van uitmaakt is het lokaal overleg opvoedingsondersteuning Pajottenland. In dit forum zijn diverse actoren die begaan zijn met opvoedingsondersteuning vertegenwoordigd (gemeente, OCMW, CAW, CLB, preventiewerker van de politie, de provincie). Dit LOO bestaat uit verschillende werkgroepen. In de werkgroep „vorming‟ zetelen Tom Van den Bossche en schepen voor gezin Jo Baert. Een activiteit die de werkgroep heeft georganiseerd is bijvoorbeeld de samenspeeldag – die doorging in het ontmoetingscentrum Ter Loo in Pepingen - tijdens de Week van de Opvoeding, dit in samenwerking met de gemeenten Bever, Galmaarden, Gooik, Herne, Lennik, Pepingen, het Huis van het Kind, het Centrum Jonge Kind, het Preventieteam Jongerenwelzijn, CAW Delta/Jac en Arch‟educ. Meer dan 150 kinderen kwamen met hun ouders picknicken en deelnemen aan verschillende workshops. Er stond ook een toneelvoorstelling te Herne op het programma met als titel „Moeder... is een noodzakelijk kwaad‟, over de relatie tussen een moeder en tienerzoon. Voor de praktische uitwerking en opvolging van initiatieven (die door de werkgroep georganiseerd worden) is het belangrijk dat er binnen elke gemeente één contactpersoon is. De werkgroep houdt zich onder meer bezig met het maken van een kort overzicht van activiteiten rond opvoedingsondersteuning (die in de eigen gemeente plaatsvinden), bekijken welke locaties geschikt zijn voor bepaalde activiteiten, de planning van de gemeentelijke initiatieven overlopen, enz. Opvoedingsondersteunend denkt de werkgroep erover na om meer „alternatieve‟ vormen te gebruiken, zoals toneeltjes, gezelschapsspelen of ouders en kinderen samen vorming en informatie te geven. Aanbod opvoedingsondersteuning Eén van de actiefste lokale actoren die werkt rond opvoedingsondersteuning is Het Huis van het Kind. Het HvhK organiseert verschillende activiteiten voor (aanstaande) ouders: prenatale infosessies rond zwangerschap en bevalling, een „babybabbel‟ (samenzijn met andere ouders), postnatale gym in groep, sessies babymassage, zwangerschaps-yoga, baby-yoga, kraamzorg aan huis (gespecialiseerde zorg rond een thuisbevalling of een vroeggeboorte, bijvoorbeeld), informatiebijeenkomsten (rond reflex of huilbaby‟s, bijvoorbeeld, en in maart ging er een avond door – in samenwerking met de gemeente – rond signalen opvangen bij jonge kinderen) en workshops. De OCMW‟s van Gooik, Galmaarden, Herne, Lennik, Pepingen, Bever en Roosdaal hebben sinds jaren een samenwerkingsverband voor sociale projecten. Dankzij projectsubsidies van „Jongerenwelzijn‟ en in samenwerking met CAW Delta hebben de 7 OCMW‟s vanaf 1 oktober 2010 (voor de periode van 1 jaar) een 2/5 VTE hulpverlener ter beschikking voor opvoedingsondersteuning in de 7 gemeentes. Het opvoedingspunt Pajottenland is een mobiel infopunt en wil vooral outreachend en proactief werken: - info en advies geven aan ouders en andere opvoedingsverantwoordelijken over alle mogelijke opvoedingsvragen; - regionaal aanspreekpunt voor opvoedingsvragen en opvoedingsondersteuning; - onderzoeken welke noden en behoeftes er leven m.b.t. opvoedingsondersteuning in de respectieve lokale besturen; - bundelen en communiceren van de meest voorkomende vragen en antwoorden via de plaatselijke infokanalen en andere al bestaande websites zoals www.groeimee.be en www.opvoedingstelefoon.be. De OCMW‟s zullen na één jaar werking het project evalueren. Gooik bevindt zich wat betreft de Gezinsbond in de regio Asse-Halle-Vilvoorde. Plaatselijke initiatieven zijn bijvoorbeeld een tweedehandsbeurs (kledij en speelgoed), vormingsavonden rond opvoedingsondersteuning i.s.m. het Huis van het Kind. Schepen Jo Baert wil samen met de Gezinsbonden informele avonden „Ten huize van‟ organiseren waarbij thema‟s rond opvoedingsondersteuning aan bod komen. Dit idee wordt later dit jaar geconcretiseerd. In 2009 werd het mammacafé opgericht, dat elke eerste en derde donderdag van de maand in het Huis van het Kind doorgaat. Het mammacafé is zowel een online als een offline forum voor (alleenstaande) ouders. In tegenstelling tot de insteek te Overijse – waar het babycafé een dubbele functie heeft met het aanleren en onderhouden van de Nederlandse taal – spitst het mammacafé zich toe op allerhande vragen over pril ouderschap, borstvoeding, het uitdelen van ervaringen en het leggen van contacten met ouders uit de buurt. Er wordt voorzien in een speelhoekje voor de kinderen, - 13 -
Bijlage 1: Gemeentelijke dossiers bij onderzoeksverslag ‘Opvoedingsondersteuning in Ontmoeten’ voorzieningen om de baby of peuter te verschonen en er is een informatiehoekje met boeken en folders. Net zoals het babycafé te Overijse wordt het mammacafé begeleid door vrijwilligers die, indien nodig, moeders doorverwijzen naar meer gespecialiseerde centra. Het mammacafé is gratis. De huidige locaties te Vlaams-Brabant zijn Gooik en Boortmeerbeek. Op 17 november 2010 werd een vormingsavond aangeboden door het educatief team JAC Delta in samenwerking met het OCMW Gooik, de Gezinsbond Kester, KAV Oetingen en CAW Delta rond GSM en budgetbeheer. Hoewel deze vormingsavond vooral gericht was op de jeugd, kwamen er toch ook enkele (bezorgde) ouders opdagen. Op 25 februari 2010 ging er een infoavond door in kinderkribbe Zonnetje Gooik. Op de agenda stond het belang van grenzen stellen en belonen bij jonge kinderen. Deze avond richtte zich in de eerste plaats naar ouders van de kribbe maar stond ook open voor iedere geïnteresseerde. Er waren ongeveer 30 deelnemers, waaronder meer dan de helft jonge ouders en ook enkele geïnteresseerden die professioneel kleine kinderen opvoeden/begeleiden. Ouders van de kribbe worden via folders en affiches geïnformeerd over initiatieven m.b.t. opvoedingsondersteuning (vormingsavonden, praatgroepen, mamacafé, beschikbare brochures over opvoedingsthema‟s…) Op 16 september 2010 ging er een infoavond door met als thema „Een tikkeltje anders, creatief zijn in de opvoeding‟. Deze infoavond werd georganiseerd vanuit het Lokaal Overleg Kinderopvang. Er waren 25 deelnemers, voornamelijk mensen die zich professioneel met opvoeding bezig houden (begeleiders BKO, leerkrachten) en een vijftal grootouders.
- 14 -
Bijlage 1: Gemeentelijke dossiers bij onderzoeksverslag ‘Opvoedingsondersteuning in Ontmoeten’
Halle Korte situering Om Halle een gezicht te geven maken we gebruik van het document „ Kansarmoede in het onderwijs. Een omgevingsanalyse van Halle‟, meer bepaald van gegevens uit gegevens uit de voorbereidingsfase daarvan (2005). Er werden al lange tijd signalen opgevangen voor knelpunten in het onderwijs, o.a. via het huiswerkklasje van het buurtwerk, via het scholenoverleg van de preventiedienst van de stad, maar ook via de werkgroep opvoedingsondersteuning en via het PRIC (Provinciaal IntegratieCentrum Vlaams-Brabant). Naar aanleiding van die signalen waren er gesprekken met diverse organisaties die (on)rechtstreeks met onderwijs begaan zijn. Tijdens de voorbereidingsfase ging men dieper in op het onderwijslandschap en het welzijnslandschap van Halle. Ook kansarmoede en (on)gelijke kansen en achterstelling in het Halse Basisonderwijs kwamen erin aan bod. Bij de opsomming van alle actoren die op één of andere manier met opvoedingsondersteuning bezig zijn hebben we geput op de data uit de voorbereidingsfase. In het document werden dan wel alle centra en initiatieven aangestipt die zich met welzijn bezighouden, er waren er toch een aantal die raakpunten met „opvoeding‟(sondersteuning) hadden. Halle is een stad, gelegen in de provincie Vlaams-Brabant en het administratief arrondissement HalleVilvoorde. Halle ligt op 15 km ten zuiden van Brussel. De huidige stad omvat sinds 1 januari 1977 de voormalige gemeenten Buizingen, Halle en Lembeek. De stad telt 34 675 inwoners (31/12/2004), waarvan 16 915 mannen en 17 760 vrouwen. Halle heeft een oppervlakte van 4 440 ha en er wonen gemiddeld 781 mensen per km². Onze contactpersoon was Astrid Van Daele, coördinator kindbeleid van Halle. Ze werd enkele jaren geleden aangesteld en hield zich onder meer bezig met het uitschrijven van een beleid rond kinderopvang, opvoedingsondersteuning en flankerend onderwijs. Astrid Van Daele werd op 1 januari 2008 in dienst genomen. Lokaal overleg opvoedingsondersteuning Sinds 2003 bestaat er in Halle een Platform Opvoedingsondersteuning (POO). Naar aanleiding van het decreet opvoedingsondersteuning (2007) zijn er nieuwe partners uitgenodigd maar de naam POO blijft behouden. Informatieverspreiding is de belangrijkste reden waarom leden blijven komen. Ze sluiten dit overleg ook steeds af met een rondje „nieuws van de diensten‟ waarop iedere partner kan meegeven wat ze de volgende maanden gaan verwezenlijken. Op deze manier zijn er al veel (nieuwe) samenwerkingsinitiatieven tot stand gekomen. Het in kaart brengen van noden binnen de regio is ook belangrijk. Zo vinden er heel wat infoavonden rond opvoeding plaats binnen de gemeente. Naast het platform opvoedingsondersteuning wordt in de gemeente al geruime tijd gewerkt aan en rond het lokaal sociaal beleid. Dit lokaal sociaal beleid bestond vroeger uit 11 thema‟s, waarvan onder andere kinderopvang – omgevormd tot kindbeleid – er een was. Men merkte echter dat de leden van de themagroep kindbeleid grotendeels dezelfde waren als de leden van het platform opvoedingsondersteuning. De gemeente heeft er daarom voor gekozen om het thema kindbeleid te integreren bij het platform opvoedingsondersteuning zodat het één overlegorgaan werd. Sinds het decreet opvoedingsondersteuning (2007) heeft de gemeente dit platform opvoedingsondersteuning uitgebreid (er worden meer mensen en organisaties uitgenodigd) en omgevormd tot een lokaal overleg opvoedingsondersteuning. De uitbreiding had tot doel om een minimaal aantal overlegorganen te behouden en zo een horizontaal beleid te voeren. Het lokaal overleg opvoedingsondersteuning komt ongeveer 4 à 5 keer per jaar samen en wordt geleid door Astrid Van Daele en Myriam Phillips, van provinciaal kindbeleid. De voornaamste doelstellingen van het overleg zijn samen initiatieven ontwikkelen en organiseren enerzijds en informatiedoorstroming anderzijds. Eén van de voordelen van het overlegorgaan is dat veel mensen naar het overleg opvoedingsondersteuning komen om informatie te krijgen over projecten en werkingen, zodat ze mensen gericht kunnen doorverwijzen. - 15 -
Bijlage 1: Gemeentelijke dossiers bij onderzoeksverslag ‘Opvoedingsondersteuning in Ontmoeten’ De structuur van het lokaal overleg opvoedingsondersteuning was recent veranderd van een grote vergadering naar drie kleinere vergaderingen, een vergadering over -12 jarigen, een gezamenlijke vergadering en een vergadering over +12 jarigen. Eén van de redenen hiervoor was dat opvoedingsondersteuning bij ouders van +12 jarigen tot nu toe nauwelijks aan bod kwam in het overleg omdat het een samensmelting was van kindbeleid en opvoedingsondersteuning. Hoewel de structuur veelbelovend was, bleek het in de praktijk toch enigszins anders te lopen. Astrid Van Daele, als coördinator kindbeleid, concentreert zich toch meer op acties voor kinderen van nul tot twaalf jaar. De vergadering over +12 jarigen lokte ook beduidend minder deelnemers. Na verloop van tijd stapte men dan ook af van dit idee en kwam er terug een gezamenlijke (grote) vergadering. Sinds kort nemen ook mensen van het OCMW deel aan het overleg opvoedingsondersteuning en daaruit bleek dat klanten van het OCMW vaak niet naar de infoavonden georganiseerd door de gemeente kwamen. Vanuit die vaststelling heeft de gemeente een apart overleg opvoedingsondersteuning opgericht voor bepaalde (kansarme, kwetsbare) doelgroepen. Dit overleg zorgt in samenwerking met het OCMW en Arch‟educ voor informatieavonden en toeleiding afgestemd op de doelgroep. Sinds een jaar zetelt ook een afgevaardigde van het lokaal overleg kinderopvang op de vergaderingen opvoedingsondersteuning. Het gemeentebeleid van Halle ervaart in haar opvoedingsondersteunende missie een grote steun vanuit de provincie, cel Kindbeleid. De medewerkers van Halle staan vooral in contact met Myriam Phillips. Zij legt onder andere contacten voor hen, zorgt voor sprekers en voor het indienen van projecten. Door de nauwe samenwerking van Halle met de provincie krijgt de gemeente heel wat middelen en input vanuit de provincie en wordt het lokale niveau afgestemd op het provinciale niveau. In augustus 2009 heeft de gemeente vanuit het lokaal overleg opvoedingsondersteuning een eerste project ingediend rond opvoedingsondersteuning voor het verkrijgen van subsidies. Het idee is om „opvoedingspunten‟ op te richten in vier wachtruimtes gespreid over de gemeente en twee mobiele opvoedingspunten te maken die uitgeleend kunnen worden. Verder zijn er vanuit het lokaal overleg opvoedingsondersteuning nog enkele andere ideeën gekomen die voorlopig nog niet in de praktijk omgezet geraken, zoals een voorleesproject (wijkgroep doelgroep, momenteel niet gerealiseerd), het ontwikkelen van een logo opvoedingsondersteuning om het thema op kaart te zetten (eventueel zelfs een digitaal logo in de lijn van de gemeentelijke website) en een site waarop alle activiteiten, werkingen en gebeurtenissen rond opvoedingsondersteuning gebundeld worden. Het vermelden waard is de „jumelage‟ met de stad Kadan uit Tsjechië 4. In 2009 zakten enkele vertegenwoordigers af naar Halle om de werking van de kinderopvang onder de loep te nemen. Bedoeling is binnenkort naar daar af te reizen om hetzelfde te doen. Aanbod opvoedingsondersteuning Sinds enkele jaren staat „opvoedingsondersteuning‟ hoog op de agenda van het Halse stadsbestuur. We mogen stellen dat Halle een zeer actief platform opvoedingsondersteuning heeft waaruit heel wat acties ontstaan. Naast de opsomming van de belangrijkste betrokken actoren trachten we een chronologische weergave van de opvoedingsacties (voornamelijk infosessies) te geven. Belangrijke lokale actoren Sinds enkele jaren is het Centrum voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning (CKG) actief in Halle. Het is een centrum, met de hoofdzetel in Ganshoren, die allerlei diensten voorziet rond opvoeding. Het CKG is van plan om een centrum, een soort „Huis van het Kind‟ te bouwen, centraal gelegen in de stad Halle, waar ruimte zal zijn voor een kribbe, een opvoedingswinkel, vorming, … Alvorens de oprichting van dit HvhK, is er in Dworp een voorlopig opvangcentrum gevestigd. Het Centrum van het Jonge Kind huist onder meer een opvangplaats voor kinderen in een crisissituatie. 4
Jumelage is een permanente verbintenis tussen twee of meer Europese steden of gemeenten, bekrachtigd door een officiële overeenkomst. Het doel is kennis en ervaring uit te wisselen. Deze uitwisseling gebeurt tussen verenigingen, scholen, besturen en alle lagen van de bevolking. De jumelage-gedachte is ontstaan in Frankrijk, na de tweede wereldoorlog. - 16 -
Bijlage 1: Gemeentelijke dossiers bij onderzoeksverslag ‘Opvoedingsondersteuning in Ontmoeten’ Kinderen tot 12 jaar kunnen er zeven dagen op zeven terecht voor opvang. Kinderen worden naar het centrum doorverwezen via scholen of huisartsen. Geïnteresseerden kunnen er uiteraard ook rechtstreeks aankloppen. Naast kinderopvang helpen medewerkers ook met thuisbezoeken een crisissituatie onder controle te krijgen of komen kinderen en ouders op bezoek in het centrum. Zoals gesteld, is de opvangplaats slechts voorlopig gevestig te Dworp. Bedoeling was tegen 2012 het centrum een definitief onderdak te geven in Halle. Men sprak over een nieuwbouw met alle mogelijke opvoedingsondersteunende initiatieven. Momenteel werkt men aan de eerste fase: de bouw van een kribbe in een modulaire structuur. Dit is echter een voorlopige oplossing. In een latere fase wenst het CKG te starten aan een nieuwbouw op een nog niet nader bepaalde locatie. Al van in 2008 is het CKG bezig met de organisatie van SAM 0 – 12 (SAM = Sleutelen Aan Moeilijk gedrag). SAM 0-12 richt zich op alle ouders en kinderen tussen 0 en 12 jaar die geconfronteerd worden met moeilijk gedrag. Wanneer deze ouders en kinderen vragen hebben over of handvaten willen voor omgaan met moeilijk gedrag, kunnen zij terecht bij SAM 0-12. SAM 0-12 gaat samen met de ouders en de kinderen op zoek naar een gepaste oplossing voor hun specifieke situatie. Afhankelijk van de probleemanalyse wordt er een passende cursus gekozen voor de ouders. Deze cursus kan op verschillende locatie in de stad plaatsvinden, veelal gebeurt dit in scholen of in de gebouwen van het OCMW. In Halle zijn er twee CLB‟s werkzaam. Enerzijds is er het CLB van het vrij onderwijs dat werkt voor de scholen die deel uitmaken van het vrij onderwijs. Daarnaast is er in Halle ook het CLB van het gemeenschapsonderwijs dat werkt voor de scholen die behoren tot het gemeenschapsnet. De Stedelijke basisscholen Beukenbos en ‟t Parkske zijn aangesloten bij het CLB van het Vrije Onderwijs. De Stedelijke basisschool “De Klimop” is vandaag aangesloten bij het CLB van het Gemeenschapsonderwijs. Buurthuis Ommekaar is ontstaan in 1987 uit de parochiale werkgroep Welzijnszorg-Buizingen. Op basis van een sociale enquête werden de taken van het uit te werken Buurthuis uitgetekend. Het huidige Buurthuis ging voor het eerst open op 31 mei 1990. Het Buurthuis heeft verschillende afdelingen: een praatcafé; een kinderhoekje; het verdelen van tweedehands kledij; ook van baby en kinderkledij; een boodschappen- en vervoerdienst; een sociale dienst; een wereldwinkel; aanwezigheid van de dagelijkse krant en verschillende weekbladen; ook speelgoed en klein huishoudgerief. Het Buurthuis wordt gedragen door meer dan 30 vrijwilligers die in een beurtrol samen het Buurthuis open houden. Op de sociale dienst is één beroepskracht, een sociaal werkster, werkzaam. In samenwerking met Riso Vlaams-Brabant startte de stad Halle in 1999 de buurtwerking in de wijk Windmoleken op. Ondertussen is de buurtwerking uitgebreid naar de wijken Kriekenveld en Vogelweelde. Het doel is de leefbaarheid in de wijken verhogen door het versterken van het sociale weefsel en het verbeteren van de fysische leefbaarheid. Om dit in de wijken te verwezenlijken wordt getracht dat de bewoners zichzelf kunnen ontdekken en verder ontplooien en wordt gestreefd naar een harmonieuze samenleving tussen de verschillende bewoners. De buurtwerking in de sociale wijk Windmoleken is werkzaam op drie gebieden: volwassenen, jongeren en kinderen. De volwassenenwerking wordt gedragen door een stevige groep van vrijwilligers. Samen met de buurtwerkers worden verschillende activiteiten en projecten uitgewerkt zoals de buurtmaaltijden, de bibliotheekhoek, cyberhoek, buurtfeest, enz. De jongerenwerking tracht de jongeren in de wijk verantwoordelijkheid bij te dragen door hun vrije tijd op een zinvolle manier te besteden. Met de jongeren worden activiteiten georganiseerd zoals kampen, weekends, uitstappen, sportmanifestaties en -activiteiten en buurtgebonden activiteiten i.s.m. de vrijwilligersploeg, enz. De kinderwerking probeert de kinderen uit de wijk een waaier van mogelijkheden te bieden om op een zinvolle manier met hun vrije tijd om te springen en om kinderen toe te leiden naar het reguliere aanbod. Naast deze activiteiten organiseert de buurtwerking ook huistaakbegeleiding. De buurtwerking in de wijk Vogelweelde heeft als doel een vertrouwensrelatie op te bouwen tussen kinderen, jongeren, ouders en de wijkwerkers. De wijkwerking richt zich enerzijds op kinderen en jongeren en anderzijds op een sterke communicatie omtrent de inrichting en het gebruik van de nieuwe speelpleinen. Vanuit de dialoog met bewoners en gebruikers van de speelpleintjes is al een sterke bewonersgroep gegroeid die instaat voor de organisatie van allerlei activiteiten die de wijk Vogelweelde (bijvoorbeeld Wijkfeest - 17 -
Bijlage 1: Gemeentelijke dossiers bij onderzoeksverslag ‘Opvoedingsondersteuning in Ontmoeten’ en kinderdag). De wijkwerking in het Kriekenveld beperkt zich tot de ondersteuning van het wijkcomité en overleg met de jongeren en omwonenden van het speelplein. De Wip is als een Dagcentrum Bijzondere Jeugdzorg erkend door het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. De werking is gebaseerd op vier pijlers. De eerste is jongerenbegeleiding: opvang van één of meerdere jongeren van hetzelfde gezin. De tweede is gezinsbegeleiding: Aandacht wordt besteed aan de werkpunten die werden geformuleerd ten aanzien van de wettelijke vertegenwoordigers en eventuele andere betrokkenen. De derde pijler is de schoolbegeleiding: Begeleiding bij de studie en in samenspraak met de wettelijke vertegenwoordigers opvolging van de schoolse aangelegenheden. De vierde pijler is ouderwerking: Samenbrengen van de wettelijke vertegenwoordigers en gezinnen, ervaringen en ideeën uitwisselen, educatieve activiteiten aanbieden. Kind en Gezin is eveneens een betrokken actor te Halle met een waaier aan (preventieve) diensten. Zo wordt je op de consultatiebureaus als ouder bijgestaan door regioverpleegkundigen, artsen, vrijwilligers en gezinsondersteuners. Je kunt als ouder van hun dienstverlening gebruikmaken tot je kind 3 jaar oud is. Ze spreken samen met jou over thema‟s als: gezonde voeding, veiligheid, verzorging, opvoeding, ontwikkeling, gezondheid en vaccinatie. Daarnaast bieden ze een gehoortest aan. Zowel de gesprekken als gehoortest zijn gratis. Kind en Gezin brengt een bezoek in de kraamkliniek, komt één of meerdere keren bij je thuis, geeft ruimte aan consulten in een consultatiebureau en verzorgt een spreekuur opvoedingsondersteuning. In Halle bevindt er zich een consultatiebureau (Halleweg 1a) dat op dinsdag en woensdagmiddag open is. Daarnaast is er een „Socialistische Vooruitziende Vrouwen van Brabant vzw‟ te Halle (Molenborre 15) dat je kunt raadplegen op dinsdagvoormiddag en donderdagmiddag. Elke werkdag (van 8u tot 20u) kan men ook terecht bij de Kind en Gezin-Lijn of via het e-mailadres (
[email protected]) en dit voor alle vragen m.b.t. de opvoeding van het kind, om informatie in te winnen of een afspraak te maken voor een huisbezoek of een consult. Kind en Gezin staat ook open voor vragen over kinderopvang en adressen van (andere) consultatiebureaus. Enkele initiatieven De provincie Vlaams-Brabant organiseerde in 2008 drie vormingsavonden rond opvoeding. Die vormingsavonden, die gesteund worden door de Halse welzijnsraad, gingen door op dinsdag 29 april, maandag 19 mei en dinsdag 3 juni in de raadzaal van het stadhuis. Het thema „Opvoeden… een uitdaging‟ kende heel wat succes. De drie onderwerpen waren: kinderen opvoeden in een verwenmaatschappij, je kind en jezelf structuur bijbrengen en positief opvoeden. Twee medewerkers van het Centrum voor kinderzorg en gezinsondersteuning van Ganshoren gaven tijdens de laatste avond een uiteenzetting over hun SAM 0-12 project. Alle sociale organisaties en alle Halse basisscholen werden via flyers op de hoogte gebracht van de vormingsavonden. Er ging een infomoment „opvoedingsondersteuning, een zoom op lokaal niveau‟ door in het stadhuis op 9 oktober 2008. Men stond stil bij de inhoud van het decreet en de werking van opvoedingsondersteuning op het lokaal niveau. Jongerenwelzijn was de initiatiefnemer. Dit infomoment ging door te Halle maar richtte zich op alle gemeentes van Vlaams-Brabant (een ander infomoment ging door te Leuven). In 2008 stonden er heel wat acties gepland rond opvoedingsondersteuning. Om dit aanbod bekend te maken bij de dienstverleners uit de regio werd er op maandag 13 oktober 2008, om 20 uur in de raadzaal van het stadhuis, een persmoment georganiseerd. Er waren toelichtingen over de verschillende acties zoals die gepland in de buurt Windmoleken, de informatieavonden gepland door de cel kindbeleid van de provincie Vlaams-Brabant, het project van vijf residentiële plaatsen van het CKG in Dworp en de avonden rond echtscheiding georganiseerd door de stad in samenwerking met Arch‟educ. Ook het decreet „Organisatie opvoedingsondersteuning‟ en het Lokaal Overleg Opvoedingsondersteuning werden toegelicht. Van 24 maart tot en met 10 april 2009 was in de foyer van het stadhuis de interactieve en informatieve fototentoonstelling „‟t Is hier veel ça va‟ te zien. De foto‟s brachten de omgeving in beeld van jongeren uit de Bijzondere Jeugdzorg tijdens verschillende fotoworkshops die de vzw - 18 -
Bijlage 1: Gemeentelijke dossiers bij onderzoeksverslag ‘Opvoedingsondersteuning in Ontmoeten’ Ondersteuningsstructuur Bijzondere Jeugdzorg (vzw OSBJ) organiseerde. De reizende fototentoonstelling van de vzw OSBJ kaderde in een project rond opvoedingsondersteuning. Fotografe Lieve Blancquaert hielp bij de selectie van de meest sprekende, creatieve en mooie foto‟s. Op dinsdag 14 april 2009 was er de infoavond „Stress bij kinderen, hoe ga ik er mee om?‟. Wendy Peerlings gaf tips, trucjes en adviezen om je kind zonder druk vlotter te laten leren, om van een SOS-kind (kind met zichtbare Stress, Onderprestaties en Spanningsklachten) een relaxed kind te maken dat zich goed voelt in zijn vel en plezier heeft in het leren. De organisatie van de avond was een samenwerking tussen de bibliotheken van Halle en Beersel en de kindbeleidcoördinator. Maandag 18 mei 2009 kwam Dr. Peter Adriaenssens een tweede keer de lezing „De rol van ouders is belangrijker dan ooit‟ geven in Halle. De eerste infoavond van 13 januari 2009 kende namelijk zo een overdonderend succes dat er meteen een tweede werd vastgelegd. Op woensdag 17 juni 2009 was er de infoavond „Op het potje!‟ rond zindelijkheidstraining. Sprekers waren professor J.J. Wyndaele en kinesiste Alexandra Vermandel. De infoavond was het resultaat van een bevraging in de regio. Daaruit is gebleken dat er nood is aan informatie rond zindelijkheid. Organisatoren zijn medewerkers van het KOM-IN project en het Huis van het Kind uit Oetingen. Op woensdag 10 maart 2010 hield supernanny Wendy Bosmans in Halle een lezing rond kinderen belonen en straffen, een thema dat heel wat geïnteresseerden op de been bracht. De infoavond werd georganiseerd in samenwerking met het Lokaal Overleg Kinderopvang, was gratis en ging door om 20 uur in cc ‟t Vondel. Op 16 maart ging een lezing door getiteld „Leven in een nieuw samengesteld gezin‟. Tijdens de informatieavond nam de spreker deze nieuwe gezinsvorm onder de loep. Na de voordracht was er de mogelijkheid om vragen te stellen. In dezelfde lijn ging op 1 juni 2010 de lezing „Leven in een eenoudergezin‟ en op 16 november 2010 „Co-ouderschap: leven in twee huizen‟ door. De infoavonden werden georganiseerd door Arche‟duc in samenwerking met CAW Zenne Zoniën, Stad Halle en het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk. Dit was overigens niet de eerste maal dat men deze problematiek onder de aandacht bracht. De eerste avondreeks rond ouderschap en echtscheiding ging door in het jaar 2008, met op donderdag 23 oktober de lezing „opvoeden in een eenoudergezin‟ en op dinsdag 4 november de lezing „als je kind gaat scheiden: grootouder zijn na een scheiding‟. In de week van maandag 29 maart tot vrijdag 2 april 2010 werd „opvoeding in Halle‟ extra in de kijker gezet. Naar aanleiding van de effectieve start van het project „Opvoedingsondersteuning‟ organiseerden de dienst sociale projecten, in samenwerking met Het Centrum voor het Jonge Kind, verschillende infomomenten rond diverse onderwerpen. Op maandag 29 maart was er een persmoment in het OCMW waar schepen van sociale zaken Guy Nechelput en voorzitter van het OCMW Marie-Rose Harnie samen het project toelichtten. Diezelfde avond was er een infomoment voor ouders in kinderdagverblijf ‟t Pagadderke getiteld „ beweegkriebels‟ – over het belang van bewegen voor baby‟s, peuters en kleuters. De volgende dag was er „s ochtends een infomoment voorzien in het OCMW, wederom voor ouders, met als titel „ Kinderen stimuleren tot meer zelfvertrouwen‟ – een infomoment gericht naar ouders die gebruik maken van de diensten van het OCMW. ‟s Avonds volgde er dan een infomoment voor ouders met kinderen in het lager onderwijs. Dit infomoment ging door in de raadzaal van het stadhuis „Kinderen en internetgebruik‟. Woensdag ging er ‟s ochtends een infomoment door tijdens het koffiemoment in basisschool De Leerboom in samenwerking met Greet Marcelis van Schoolopbouwwerk rond „Meertaligheid en huiswerkbegeleiding‟ – voor ouders die regelmatig deelnemen aan die koffiemomenten. Woensdagmiddag ging er een infomoment door voor ouders in de stedelijke bibliotheek „Hoe leer ik voorlezen aan mijn kind‟ – uiteraard voor ouders met jonge kinderen (en ouders die lid zijn van de bibliotheek). Helaas omwille van een overaanbod de voorbije maanden zijn niet alle infomomenten kunnen doorgaan. Donderdag 1 april werd er voorzien in een informatiestand op de markt waar toelichting werd gegeven rond de komende acties rond - 19 -
Bijlage 1: Gemeentelijke dossiers bij onderzoeksverslag ‘Opvoedingsondersteuning in Ontmoeten’ opvoedingsondersteuning (o.a. de infoavond over slapen en slaapproblemen, de infoavonden rond echtscheiding, enz.). Immers, na de week waar „opvoeding‟ nadrukkelijk aan bod kwam (vooral door de infomomenten) werden de maanden daaropvolgend nog andere acties gepland. Op woensdag 5 mei 2010 was er een infoavond rond opvoeding, met als thema „Slaap en slaapstoornissen van kind tot adolescent‟. Spreekster was dr. Karlien Dhondt, kind- en jeugdpsychiater en verbonden aan het slaapcentrum pediatrie in het UZ Gent. Tijdens de infoavond ging dr. Karlien Dhondt in op de betekenis van de slaap voor de ontwikkeling van het opgroeiende kind, de oorzaken van slaapproblemen, wat ouders er aan kunnen doen, wanneer onderzoek noodzakelijk is, welke behandelingen mogelijk zijn, enz. De infoavond ging door om 20 uur in de raadzaal van het stadhuis en was een organisatie van het stadsbestuur, Arch‟Educ en „Het huis van het kind‟ van Oetingen. Het huis van het kind voorzag die avond een informatiestand waar mensen terecht kunnen met specifieke vragen rond opvoeding. Een andere actie is dat er op vier verschillende plaatsen – 4 publieke wachtruimtes – „opvoedingspunten‟ zijn geopend. De toegewezen plaatsen zijn: (1) de wachtruimte van de burgerlijke stand in het stadhuis, (2) de wachtruimte van het OCMW, (3) de wachtruimte van de afdeling pediatrie in het ziekenhuis en (4) de jeugdafdeling van de bibliotheek. Er wordt gebruik gemaakt van wachtruimtes aangezien dit plaatsen zijn waar mensen (en dan meer specifiek ouders) al komen. Getracht wordt op een ongedwongen wijze opvoedingsthema‟s aan de ouders/grootouders/andere opvoeders te brengen, en dan meer specifiek de dagelijkse opvoedingsvragen en problemen. De opvoedingspunten werken niet enkel laagdrempelig, maar ze werken ook drempelverlagend naar andere acties toe, bijvoorbeeld de infoavonden (georganiseerd in de bibliotheek). Men hoopt dat dankzij de inzet van opvoedingspunten ook kansarmen en allochtonen worden bereikt en gemotiveerd worden om stappen te ondernemen bij eventuele (kleine) problemen. Tegelijk geven de opvoedingspunten een gezicht aan het project opvoedingsondersteuning te Halle. Door in publieke ruimtes te werken wordt er een omgeving gecreëerd waarbij ouders onderling ervaringen kunnen delen en contacten kunnen leggen. Daarnaast zorgt het boekenhuisje dat kinderen op een speelse en spontane wijze met boeken worden geconfronteerd. Zulk een opvoedingspunt bestaat uit een boekenhuisje en een LCD-scherm met filmpjes rond opvoeding. Daarnaast is er één flexibel opvoedingspunt voorzien dat kan uitgeleend worden door scholen, kinderdagverblijven, vzw‟s, enz. Het project is er gekomen dankzij de projectsubsidies van het Vlaams Agentschap Jongerenwelzijn en de ondersteuning vanuit de dienst welzijn van de provincie Vlaams-Brabant.
- 20 -
Bijlage 1: Gemeentelijke dossiers bij onderzoeksverslag ‘Opvoedingsondersteuning in Ontmoeten’
Herent Korte situering De bevolking in Herent blijft permanent toenemen. Eind 2009 werd de symbolische grens van 20 000 inwoners overschreden, ondertussen benadert Herent de 20 300 inwoners. Ongeveer de helft van dat aantal woont in de hoofdgemeente. De deelgemeentes Winksele en Veltem-Beisem zijn elk goed voor een kwart van de bewonerspopulatie. De bevolking van Herent behelst alle lagen van de samenleving: van de exclusieve residentiële wijken, over de nieuwbouw luxe-loften naar de gezinswoningen, de appartementen en appartementjes, tot ongeveer 1000 sociale koop- en huurwoningen (=12,5% van het woningenbestand). De bevolkingspiramide is de typische piramide van grote steden: de zogenaamde hooiberg. Dit is een bevolkingspiramide voor de vergrijzing van de industrielanden: een smalle basis, uitzetting bij de oudste groep volwassenen, plus oververtegenwoordiging van de oudsten. Tegelijk kent Herent een significant hoger nataliteitscijfer dan de andere Vlaamse gemeenten. De instroom van jonge gezinnen in de vele nieuwbouwprojecten is daar wellicht niet vreemd aan. De Herentse inwoners hebben meer dan 70 verschillende nationaliteiten. Er is geen enkele nationaliteit die een echte gemeenschap binnen de gemeenschap vormt, daarvoor zijn de groepen te klein. In meer dan de helft van de Herentse gezinnen wonen geen kinderen (4577 van 7965 gezinnen). Zo‟n 2300 gezinnen zijn een gehuwd koppel met 1 tot 11 thuiswonende kinderen. In de andere gezinnen met kinderen is het gezinshoofd ongehuwd, uit de echt gescheiden of weduwe/weduwenaar. Het is uit de cijfers niet af te leiden of deze volwassenen in het dagelijks leven ook alleenstaand zijn of niet. Als randgemeente bij Leuven, trekt Herent jonge gezinnen aan die na hun studies in de omgeving van Leuven en Brussel blijven hangen. Dit zijn jonge gezinnen, starters, die door hier te blijven hangen, niet altijd een eigen netwerk hebben waar ze op kunnen steunen, bijvoorbeeld voor kinderopvang of opvoedingsvragen. Onze contactpersoon te Herent was Lien Wauters, beleidsmedewerker burgerzaken. Lokaal overleg opvoedingsondersteuning Het LOKO (Lokaal Overleg KinderOpvang) is samengesteld uit vertegenwoordigers van het lokale bestuur, vertegenwoordigers van de voorzieningen voor kinderopvang en vertegenwoordigers van de ouders. Voor de werking van het LOKO wordt Herent ondersteund door IGO Leuven. Voor Herent is dat Carina Kenis. Kind en Gezin stuurt een consulent lokaal beleid kinderopvang naar de bijeenkomsten van het LOKO. Contactpersoon daar is Sigrid Cox. In 2009 voerde deze raad (samen met GELIJK – De adviesraad voor gelijke kansen) een onderzoek naar de behoeften op het vlak van kinderopvang en op het vlak van opvoedingsondersteuning in Herent. In de loop van de zomer van dat jaar kregen jonge gezinnen een vragenlijst in de bus om te peilen naar hun behoeften op het vlak van kinderopvang. Het volledige rapport is beschikbaar bij Lien Wauters of via de website http://www.herent.be/content/downloads/record.php?ID=1180. Het onderzoek maakte meer dan duidelijk dat gepaste opvang vinden voor jonge Herentse gezinnen dikwijls erg moeilijk is. Wat de behoefte aan opvoedingsondersteuning betreft, was het moeilijk een duidelijk beeld uit de resultaten te halen. Met de bevolkingsaangroei is het logisch aan te nemen dat de vraag naar opvang zal blijven groeien. De strategische ligging van Herent maakt dat ook een aantal gezinnen dat niet in Herent woont, opvang zoeken in Herent. Tegelijk stelt men vast dat nergens in de provincie (op Leuven na) het aantal opvangplaatsen per 100 kinderen tussen 0 en 2 jaar oud zo hoog ligt als in Herent: 53,8 plaatsen per 100 kinderen. In het lokaal sociaal beleidsplan staat de doelstelling te zorgen voor nog meer opvangplaatsen. - 21 -
Bijlage 1: Gemeentelijke dossiers bij onderzoeksverslag ‘Opvoedingsondersteuning in Ontmoeten’
Aanbod opvoedingsondersteuning Het Sociaal Huis te Herent verzorgt een aantal opvoedingsondersteunende taken. Zo verzorgt het Sociaal Huis onder meer volgende diensten: Dienst Gezinszorg, Kinderopvang, Onthaalouders, Opvang van kinderen voornamelijk van werkenden en Psychosociale hulp en ondersteuning (enkel de diensten die rechtstreeks met opvoedingsondersteuning te maken hebben zijn opgenomen, voor gedetailleerde informatie zie de gemeentelijke website www.herent.be). Binnen de groepswerking van het Sociaal Huis Herent worden allerlei activiteiten georganiseerd waarbij ouders met hun kinderen samengebracht worden. De doelstellingen van deze activiteiten zijn tweeledig: - enerzijds is het de bedoeling (alleenstaande, nieuwe) ouders te laten kennis maken met socio-culturele activiteiten om zo een integratie in de maatschappij te bevorderen, - anderzijds is het ook de bedoeling mensen, en meer specifiek (alleenstaande) ouders, hun netwerk van contacten uit te breiden zodoende dat zij bij elkaar steun kunnen vinden en van elkaar kunnen leren. Een aantal van deze activiteiten is eveneens gericht op kinderen. Het jaarlijks Sinterklaasfeest is hiervan het mooiste voorbeeld. Ook op het jaarlijks kerstfeest en de jaarlijkse barbecue zijn kinderen welkom. Daarnaast worden er tijdens de vakantiemaanden juli en augustus allerlei uitstappen georganiseerd om van de vakantie van cliënten van het Sociaal Huis en hun kinderen een leuke vakantie te maken. Zulke momenten waarbij ouders en kinderen samen gebracht worden, vergroten de mogelijkheid dat er tussen ouders informeel over opvoeding gesproken wordt. Tot slot kan nog gewezen worden op de budgetgroepen die binnen de groepswerking georganiseerd worden en waarbij het aspect kinderen en opvoeden aan bod komt, beginnend bij de financiële aspect van ouder zijn en kinderen hebben. Herent ziet wel mogelijkheden om het CLB optimaal te begeleiden, onder meer door aan te sluiten bij het Leuvens CLB. Tot op heden blijft men samenwerken met Brussel, wat toch wel wat gevolgen met zich meedraagt. Immers, de problematieken van het Herentse en Leuvense basisonderwijs sluiten dichter bij elkaar aan. Men verwijst hierbij naar de goede samenwerking tussen het Herentse gemeenschapsonderwijs én het Leuvens CLB voor het gemeenschapsonderwijs (het enige onderwijsnet waar wél de oversteek naar Leuven wordt gemaakt). Tijdens september 2004 ging in de gemeente Herent een erkend en gesubsidieerd Initiatief voor Buitenschoolse Opvang (IBO) van start. Het beheer van het IBO is in handen van IGO Leuven. De gemeente zorgt voor de infrastructuur. Via een samenwerkingsovereenkomst met de gemeente bood IGO Leuven al geruime tijd begeleiding en ondersteuning aan bij het kinderopvangbeleid in Herent. Die ondersteuning resulteerde o.a. in de opmaak een eerste beleidsplan Buitenschoolse Kinderopvang. Begin juni 2004 werd ook het tweede beleidsplan voor de periode 2004-2006 goedgekeurd door de gemeenteraad. Uit het lokaal overleg groeide de idee om, samen met de opstart van het IBO, ook de organisatie van de schoolopvang anders aan te pakken. In overleg en over de grenzen van de drie schoolnetten heen, werd beslist dat IGO Leuven ook het beheer van de schoolopvang zou opnemen. Het gezamenlijke project kreeg de overkoepelende naam Hib-Hop (Herents IBO & Herentse schoolopvang) en heeft tot doel om een kwalitatief en éénvormig beleid te voeren binnen de gemeente. Tijdens elke schoolvakantie (uitgezonderd de kerstvakantie) organiseert de gemeente vakantiewerking „De Speelkriebels‟ voor alle kinderen en tieners tussen 4 en 15 jaar. Een bende gemotiveerde én gebrevetteerde monitoren biedt dagelijks een brede waaier aan activiteiten te aan. Speelpleinwerking: Het accent van de speelpleinwerking ligt niet op opvang, maar wel op het entertainen van het jonge publiek. Buiten een aantal 'klassiekers' streeft de ploeg er naar om ook telkens nieuwe spelideeën te bedenken. Zo proberen ze sinds enkele jaren verschillende wekelijkse extraatjes in het programma op te nemen. Enerzijds heb je de 'traditionals' zoals het zwemmen op - 22 -
Bijlage 1: Gemeentelijke dossiers bij onderzoeksverslag ‘Opvoedingsondersteuning in Ontmoeten’ dinsdagmiddag en de open werking op dinsdag- en vrijdagvoormiddag. Alle leeftijdsgroepen kunnen dan vrij kiezen uit een aantal activiteiten. Anderzijds heb je de 'specials' zoals de maandelijkse pretparkuitstap op vrijdag, kleuterwerking „Kletz‟ op donderdagnamiddagen of de extraatjes op het plein zelf (vb. „The End of the Summer‟, theatervoorstelling, ...). Elke maandagochtend kondigt de begeleiding aan waar en wanneer de speelgroepen die week naartoe trekken. Voor de uitstappen moet men vooraf inschrijven. Grabbelpas- en swapwerking: Bij de grabbelpas- en swapwerking (7 tot en met 11 & 12 tot en met 15 jaar) kunnen de deelnemers en hun ouders vrij keuzes maken uit het aanbod. Samenwerkingen vanuit de jeugddienst met andere diensten staan hierbij voorop. Zo kunnen de kids & teens proeven van de verschillende sporttakken in Herent, een familievoorstelling in GC „De Wildeman‟ bijwonen of een bezoekje gaan brengen aan een keramiekatelier. Meer informatie via www.jeugddienstherent.be. Elk jaar organiseren de jeugddienst en IGO Leuven samen een ouderavond voor alle ouders waarvan de kinderen oud genoeg zijn om te kunnen deelnemen aan de verschillende gemeentelijke opvanginitiateven. Tijdens de vakanties vangt Hib-Hop kleuters op van 2,5 jaar (schoolgaand) tot en met de kinderen van de 3de kleuterklas. De bibliotheek is – net zoals bij andere gemeentes – een plaats waar men inwoners tracht naartoe te lokken en met elkaar te laten interageren. Elke maand organiseert de Herentse bibliotheek een „boekentafel‟ rond een bepaald thema. Op de tafel liggen verschillende (wetenschappelijke, fictieve) boeken over het onderwerp. De bezoekers kunnen de werken vrij inkijken en uiteraard ook ontlenen. In 2011 gaat de cursus „Opvoeden met een positieve blik. Zorg dragen voor mijn kinderen, maar ook voor mezelf‟door in ‟t Groeihuis te Herent. De cursus helpt meer zicht te krijgen op je opvoedkundige taak en gaat door op 18 en 25 januari. Een derde sessie gaat door op 1 februari. In december 2009 werd in samenwerking met het LOGO, het sociaal huis en de gemeentelijke welzijnsdienst de informatie-voormiddag „Reclame, we zijn er vet mee!‟ georganiseerd. Tijdens de voormiddag werd ingegaan op voedingsgewoonten van kinderen en het effect van reclame op die gewoonten. Vanuit het gezondheidscentrum GC Alpe werden in het recente verleden initiatieven genomen om ouders rond opvoedingsthema‟s zoals grenzen stellen samen te brengen. Dit bleek niet evident. De cultuurdienst organiseerde in samenwerking met het GC De Wildeman al een paar keer de Kinderhoogdag. http://www.herent.be/content/content/record.php?ID=1362&markSrch=1. Kinderen en hun ouders kunnen zich zondag in het centrum van Herent laten onderdompelen in een dag vol leuke activiteiten. Zo zijn er verschillende theatervoorstellingen, workshop, knutselactiviteiten, danslessen, tentoonstellingen, films ... De verantwoordelijke van de babysitdienst van de Gezinsbond laat weten dat de vereniging in het recente verleden herhaaldelijk activiteiten heeft gepland rond opvoeding waar (jammer genoeg) weinig volk op af kwam, meestal de bestuursleden van de gezinsbond en een paar externen. Omdat ze allemaal beroepsactief zijn, én ouder, én ze hierin als niet-bezoldigd vrijwilliger toch wel wat tijd en energie instaken, hebben ze vorig jaar besloten om deze activiteiten niet meer te organiseren.
- 23 -
Bijlage 1: Gemeentelijke dossiers bij onderzoeksverslag ‘Opvoedingsondersteuning in Ontmoeten’
Overijse Korte situering De status van Overijse inzake opvoedingsondersteuning wordt hieronder gedeeltelijk weergegeven aan de hand van een selectie van initiatieven van het laatste jaar. Vooral de informele draagwijdte van georganiseerde ontmoetingsmomenten komt hierbij in beeld. De socio-economische en demografische identiteit van de gemeente heeft uiteraard een belangrijke uitwerking op (de beleving van) sociale initiatieven. Overijse, aan de bovenloop van de IJse, is een uitgestrekte gemeente (4.444 hectare) aan de zuidelijke rand van het Zoniënwoud. Overijse ligt in het Vlaamse Gewest, maakt deel uit van de provincie Vlaams-Brabant en is een ééntalig Vlaamse gemeente zonder taalfaciliteiten. Overijse bestaat uit zes duidelijk gescheiden woonkernen: Overijsecentrum met daarrond Jezus-Eik, Eizer, Terlanen, Tombeek en Maleizen. Overijse telt – in vergelijking met andere gemeentes uit het onderzoek – meer alleenstaande ouders. Uit de omgevingsanalyse in het kader van het lokaal sociaal beleid (anno 2006) komen volgende gegevens naar voor: Overijse telt 8.1.% alleenstaande ouders (t.o.v. het totaal aantal gezinnen), terwijl het Vlaams gewest afklokt op 7.2.%. Ook huisvesting is een belangrijk thema te Overijse (en in het verlengde, in geheel Vlaams-Brabant). De huisvesting in Overijse is – samen met WezembeekOppem, Hoeilaart en Kraainem – duur. De aantrekkelijkheid van de gemeente in de nabijheid van Brussel en de doortocht van personen werkzaam te Brussel heeft hier mee te maken. Zo wonen er behoorlijk wat personen werkzaam bij Europese instellingen te Overijse. De gemeente voelt zich dan ook genoodzaakt om te voorzien in enkele onthaalmomenten voor de diverse buitenlanders (er wonen 100 nationaliteiten) die hun stek hebben in Overijse: een barbecue voor nieuwe inwoners, een wandeling door de gemeente, enz. Vanwege de duurdere huisvesting vinden lokale jonge gezinnen niet zo gemakkelijk een betaalbare woning te Overijse. De gemeente steekt heel wat energie in gezinnen met kinderen (en dan voornamelijk alleenstaande ouders) die dreigen in achterstelling te komen. Lokaal overleg opvoedingsondersteuning Het Lokaal Overleg Kinderopvang te Overijse vindt het belangrijk dat ook ouders hun weg vinden naar de overlegmomenten, maar dit blijkt in de praktijk niet altijd haalbaar te zijn. Toch ijvert men al jaren voor het betrekken van ouders en na een rondvraag enkele jaren geleden kwamen er meer ouders die actief hun steentje bijdragen tijdens het overleg (het laatste LOK telde vier ouders, wat toch als een goed gemiddelde opgetekend kan worden). Natuurlijk is er een verloop van betrokken ouders, de meeste van hen stoppen wanneer hun kind de overgang maakt van de kinderopvang naar de lagere school. Het LOK te Overijse komt drie- tot viermaal per jaar samen. Kinderopvang te Overijse is stevig geworteld, de middelgrote gemeente heeft 119 gesubsidieerde plaatsen: 42 plaatsen in de Kinderkribbe ‟t Beierskind en 77 bij de Dienst voor Onthaalouders van het OCMW ter beschikking voor kinderen van 0 tot 3 jaar. Deze betaalbare openbare Nederlandstalige kinderopvang is in Overijse relatief beperkt tegenover de vraag. Overijse telt naast de gesubsidieerde voorzieningen heel wat privé kinderopvang: 10 mini-créches, 7 kinderdagverblijven en 4 zelfstandige onthaalouders. Die zijn vaak Franstalig en ze vangen behoorlijk wat kinderen van buiten de gemeente Overijse op. Hoewel het decreet opvoedingsondersteuning 2007 de optie aankaart om een goeddraaiend LOK uit te breiden met een luik opvoedingsondersteuning, vindt de gemeente nog moeilijk zijn weg in het opzetten van een lokaal overleg waar ook opvoedingsondersteuning rechtstreeks op tafel ligt. Of liever, het betrekken van opvoedingsondersteuning in het lokaal overleg kinderopvang is niet zo evident aangezien men er nog niet volledig uit is welke instantie of persoon zich met dit pakket dient bezig te houden. Mogelijkerwijs komt er toch tijd en ruimte vrij om opvoedingsondersteuning te bespreken tijdens het lokaal overleg kinderopvang. Een andere piste is dat iemand van het steunpunt algemeen welzijn (CAW) zich opwerpt als dé betrokkene rond opvoedingsondersteuning. Ook wordt - 24 -
Bijlage 1: Gemeentelijke dossiers bij onderzoeksverslag ‘Opvoedingsondersteuning in Ontmoeten’ een mogelijke samenwerking met buurgemeente Hoeilaart als een meerwaarde beschouwd. Dit om te vermijden dat elk apart een soortgelijk aanbod opvoedingsondersteuning uitwerken. Aanbod opvoedingsondersteuning Het lokaal bestuur voorziet jaarlijks een budget voor ontmoetingsmomenten en infoavonden voor ouders (met speciale aandacht voor alleenstaande ouders). Zo werd op maandag 17 mei 2010, om 20 uur, een infoavond „Ook peuters puberen‟ georganiseerd in het Gemeentelijk Cultuurcentrum Den Blank. Een psychologe van het Psycho-Therapeutisch Centrum Overijse (een dienst van het OCMW) gaf er tips om preventief om te gaan met dit gedrag en hoe hierop te reageren. Er was ook een infohoekje en boekenhuisje voorzien. Deze infoavond kwam er dankzij de samenwerking van OCMW Overijse, de gemeentelijke Dienst Cultuur en Welzijn, de provincie Vlaams-Brabant, de Gemeentelijke Bibliotheek van Overijse, de Welzijnsraad, het CAW, het LOK en de Gezinsbond. Dit was overigens niet de eerste maal dat Overijse een infoavond organiseerde. Op dinsdag 19 januari 2010 organiseerde de gemeente een infoavond voor ouders en opvoeders van pubers in het Cultuurcentrum Den Blank. Voor en na de lezing hadden de deelnemers de mogelijkheid om kennis te maken met de diverse diensten over opvoedingsondersteuning van pubers. In de loop van februari leidden psychologen nog drie aansluitende workshops. Ouders konden zich gratis inschrijven voor deze workshops. In kleine groepen werden knelpunten in de opvoeding van hun pubers besproken. Een andere voordracht in samenwerking met de provincie Vlaams-Brabant ging door op donderdag 21 oktober met als onderwerp „slaapproblemen bij kinderen‟. Ook voor deze infoavond was de belangstelling groot (75 personen). De Gezinsbond is zeer actief te Overijse. Deze vereniging organiseert een kinderoppas/babysitdienst, een jaarlijkse boeken- en speelgoedmarkt en twee tweedehandsbeurs. Daarnaast biedt de Gezinsbond cursussen watergewenning aan en kortingskaarten voor het openbaar vervoer voor gezinnen met drie of meer kinderen, enz. Ook de speel-o-theek „De Belleborre‟ is een initiatief van de Gezinsbond, een plaats waar speelgoed kan uitgeleend worden mits een kleine vergoeding. Tevens houdt de Gezinsbond zich bezig met een Paaseierenzoektocht, een Sinterklaasfeest en diverse kinderateliers. Overijse heeft een Psycho-Therapeutisch Centrum waar zowel kinderen, jongeren en volwassenen terecht kunnen met verschillende problemen (opvoedingsproblemen, relatieproblemen, depressie, eenzaamheid, school- en gedragsproblemen, enz.). Er werken gespecialiseerde hulpverleners (kinderpsychologen, criminologen, psychotherapeuten, enz.) die ondersteunende begeleiding of therapie aanbieden. Dit centrum is enkel toegankelijk voor mensen met een bepaald maximum inkomen. Zo wordt de prijs voor een consultatie bepaald aan de hand van het inkomen. Op die manier richt men zich naar de meest kwetsbare gezinnen, personen in de samenleving die niet terecht kunnen in de duurdere (privé)hulpverlening. Daarnaast komt de gemeente tussenbeide aan de hand van participatiesubsidies aan gezinnen die zich onder een zeker barema (hoger dan het leefloon) bevinden. Er worden premies uitgereikt voor sociale culturele participatie, mensen kunnen participeren aan allerlei activiteiten dankzij een financiële tussenkomst. Al lijkt dit op het eerste zicht geen opvoedingsondersteunende activiteit, wanneer de gemeente het mogelijk maakt „iets te doen‟ (te gaan zwemmen, bijvoorbeeld, dankzij een zwemkaart) kan dit als ondersteunend gezien worden. In dezelfde lijn worden er films vertoond in het cultureel centrum aan de democratische prijs van één euro. De tickets worden heel goedkoop verkocht, in samenwerking met de lokale middenstand. In Overijse gaat – net zoals in de opgenomen onderzoekgemeentes Gooik, Zemst en Tienen – een Kinderhoogdag door, een dag waar kinderen tussen 3 en 12 jaar centraal staan. Van april tot november 2010 kon men op 12 verschillende gemeentes in de provincie Vlaams-Brabant zo‟n Kinderhoogdag meemaken. Elke deelnemende gemeente stelt op die dag een mooie mix samen van theater, dans, film, muziek, circus, actieve workshops en andere culturele activiteiten. Het is een initiatief van de provincie Vlaams-Brabant en de coördinatie is in handen van Artforum vzw. - 25 -
Bijlage 1: Gemeentelijke dossiers bij onderzoeksverslag ‘Opvoedingsondersteuning in Ontmoeten’
Pepingen Korte situering Pepingen is een landelijke, uitgestrekte gemeente in het zuiden van het Pajottenland. De gemeente behoort tot het arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde in de provincie Vlaams-Brabant. De omliggende gemeenten uit Vlaams-Brabant zijn: Herne, Gooik, Lennik, Sint-Pieters-Leeuw en Halle. Pepingen grenst aan enkele Waals-Brabantse gemeenten, nl. Tubeke, Rebecq en Edingen. De meest nabijgelegen stad is Halle, maar Pepingen ligt eveneens binnen de invloedssfeer van Ninove (OostVlaanderen). Dit heeft vooral te maken met het feit dat de gemeente wordt doorkruist door de verbindingsweg N28 Halle-Ninove. De gemeente Pepingen heeft 6 deelgemeenten: Heikruis, Bellingen, Elingen, Beert, Bogaarden en Pepingen zelf. De gemeente Pepingen telt 4383 inwoners (toestand op 01.01.2010) op 3604 ha, waaronder 2155 mannen en 2228 vrouwen. Dit maakt dat de bevolkingsdichtheid 121 inwoners per vierkante km bedraagt. De contactpersoon was Mich Pompen, OCMW voorzitster en schepen bevoegd voor Personeel, Onderwijs, Sociale en familiale zaken, welzijnsbeleid, Middenstand, Werklozen, tewerkstelling, Ontwikkelingshulp, Economie, Gezin, O.C.M.W. Lokaal overleg opvoedingsondersteuning Het overlegplatform „Opvoedingsondersteuning in het Pajottenland‟ ontstond in 2009 omdat de OCMW‟s samen met andere opvoedkundige organisaties wilden nadenken over het thema opvoeding en een project opvoedingswinkel wilden uitbouwen. Het project opvoedingswinkel en trajectbegeleiding van de sociaal zwakkere gezinnen m.b.t. opvoedingsondersteuning werd niet weerhouden voor subsidies, maar alle deelnemers vonden het belangrijk om verder samen te komen. Sindsdien komen alle actoren van de regio die rond opvoeding werken, tweemaal per jaar samen voor netwerking en informatie-uitwisseling. Dit overlegplatform wordt voorlopig gecoördineerd door het Preventieteam Jongerenwelzijn en recent werd het platform uitgebreid met alle contactpersonen opvoedingsondersteuning van de gemeenten. Op elke vergadering wordt een actueel thema centraal op de agenda geplaatst zodanig dat het ook voor de maatschappelijk werkers interessant blijft om deel te nemen. Overzicht van de deelnemers: de gemeenten en OCMW‟s van Bever, Galmaarden, Gooik, Herne, Lennik, Pepingen en Roosdaal, de alcohol- en drugpreventiemedewerker Pajottenland, het Huis van het Kind, het CKG Centrum voor het Jonge kind, Kind en Gezin, CAW Delta en het JAC, het Vrij CLB Halle en Ninove, het CLB GO! Halle, Begeleid Wonen Pajottenland, Arch‟educ, de dienst Welzijn van de provincie Vlaams-Brabant en het Preventieteam Jongerenwelzijn. Uit het overlegplatform groeide in 2010 de werkgroep „Vorming opvoedingsondersteuning‟. Deze werkgroep wordt gecoördineerd door Arch‟educ en samen met de gemeenten/OCMW‟s van Bever, Galmaarden, Gooik, Herne, Lennik, Pepingen, het Huis van het Kind, het Centrum Jonge Kind, het Preventieteam Jongerenwelzijn, de provincie Vlaams-Brabant en het CAW Delta/JAC organiseerden zij tijdens de Week van de Opvoeding enkele activiteiten in de eerste Week van de Opvoeding van Pajottenland. In de eerste Week van de Opvoeding van Pajottenland gingen volgende initiatieven door: op 19 mei de dag van de Opvoeding „Samenspelen‟ in het ontmoetingscentrum Ter Loo: een reuzepicknick met allerlei workshops, animatie en streekproducten op 20 mei een toneelstuk „Moeder... is een noodzakelijk kwaad‟ in de gemeenteschool De Regenboog in Herfelingen op 20 mei in de namiddag een rondetafelconferentie in Dilbeek over het decreet opvoedingsondersteuning (i.s.m. de Welzijnskoepel). Katrien Parys, intergemeentelijk coördinator opvoedingsondersteuning Welzijnszorg Kempen, kwam hun project toelichten. - 26 -
Bijlage 1: Gemeentelijke dossiers bij onderzoeksverslag ‘Opvoedingsondersteuning in Ontmoeten’ Na de evaluatie van de Week van de Opvoeding, startte de werkgroep met de organisatie van een „vormingscarrousel‟, dit betekent dat in 2011 in elk van de 7 gemeenten een vormingsavond georganiseerd zal worden. In elke gemeente wordt een ander onderwerp uitgediept en de promotie voor deze activiteiten wordt in alle gemeenten gevoerd. In maart 2011 start de carrousel in Pepingen met EHBO en CPR bij kinderen (van baby's tot 12-jarigen). In mei 2010 werd een project ingediend bij het Agentschap Jongerenwelzijn en half juni kregen ze de toezegging dat het project „Opvoedingspunt Pajottenland‟ weerhouden werd. Het is een laagdrempelig mobiel infopunt opvoeding in elke deelnemende gemeente (Bever, Galmaarden, Gooik, Herne, Lennik, Pepingen en Roosdaal). Het opvoedingspunt Pajottenland is een mobiel infopunt en wil vooral outreachend en proactief werken door (1) informatie en advies te geven aan ouders en andere opvoedingsverantwoordelijken over alle mogelijke opvoedingsvragen, (2) een regionaal aanspreekpunt te zijn voor opvoedingsvragen en opvoedingsondersteuning, (3) te onderzoeken welke noden en behoeftes er leven m.b.t. opvoedingsondersteuning in de respectievelijke lokale besturen en (4) de meest voorkomende vragen en antwoorden te bundelen en te communiceren via de plaatselijke infokanalen en andere al bestaande websites zoals www.groeimee.be en www.opvoedingstelefoon.be. De 7 OCMW‟s van het Pajottenland werken samen met CAW Delta vzw – Zwartenbroekstraat 127 te 1750 Lennik. Het OCMW van Pepingen is indiener van het project en werd door de andere OCMW‟s gemandateerd om het project te coördineren. Het project krijgt een inbedding in het al bestaande platform „Opvoedingsondersteuning in het Pajottenland‟.5 De samenwerking met CAW Delta is essentieel aangezien zij een unieke partner zijn als het gaat over opvoedingsondersteuning, cf. hun brede eerstelijnsopdracht en preventieve insteek, hun netwerking (de bestaande contacten in het Pajottenland met lokale besturen, maar ook met scholen, jongeren enz.), hun brede kijk naar opvoeding, hun laagdrempelig karakter, geen leeftijdsbeperking voor cliënten en speciale aandacht voor kansengroepen. Vragen en antwoorden van ouders kunnen door de intergemeentelijke opvoedingscoördinator gebundeld en gecommuniceerd worden via de gemeentelijke websites (eventueel een apart luik opvoedingsondersteuning waar ook de linken gelegd worden naar al bestaande sites). Naast deze laagdrempelige contactmogelijkheden, verleent de opvoedingscoördinator ook advies aan de medewerkers van de sociale dienst (voor of na de openingsuren) van het OCMW. De 7 lokale besturen zijn op zoek gegaan naar een laagdrempelige locatie om het infopunt te vestigen en vanaf januari 2011 zijn deze allemaal in gebruik. Meer informatie via Natasja Lories – www.opvoedingspuntpajottenland.be of 0473 47 07 66 –
[email protected]. Het Lokaal Overleg Kinderopvang werd opgericht in oktober 1999 en werd in november 2007 omgevormd tot een officiële gemeentelijke adviesraad. Sinds 2010 werd Opvoedingsondersteuning toegevoegd aan dit Overleg. In 2009 werd ook het OOG opgericht. Dit is een Overleg Onderwijs Gemeente – een vergadering tussen de Vrije basisscholen Harten Troef en Spring-in-‟t-veld (er zijn geen gemeentescholen in Pepingen) en de gemeentelijke dienst Onderwijs en de Politie. Tijdens deze vergaderingen worden alle activiteiten/acties besproken die de gemeentelijke diensten samen met de scholen en ouderraden organiseren, zoals de Maand van de Zachte Weggebruiker, de gezondheidsmaand, de milieu- en
5
Huidige deelnemers aan dit platform opvoedingsondersteuning (kan nog uitgebreid worden met andere actoren actief in opvoedingsondersteuning): de gemeenten en OCMW‟s Bever, Galmaarden, Gooik, Herne, Lennik, Pepingen en Roosdaal, Kind & Gezin, Vrij CLB Halle, Vrij CLB Ninove, CLB GO! Halle, Arch‟educ, CKG Het jonge kind, Huis van het kind, CAW Delta, Begeleid Wonen Pajottenland, Intergemeentelijke alcohol- en drugspreventiewerker, preventieteam Jongerenwelzijn en de provincie Vlaams-Brabant. - 27 -
Bijlage 1: Gemeentelijke dossiers bij onderzoeksverslag ‘Opvoedingsondersteuning in Ontmoeten’ duurzaamheidsacties (o.a. het MOS-logo of zwerfvuilacties, compost enz.), de opvoedingsweek, de scholenveldloop, de 11-novemberviering, de cultuuracties en –voorstellingen enz. Aanbod opvoedingsondersteuning Sinds november 2005 organiseert het OCMW van Pepingen – en sinds mei 2009 samen met CKO ‟t Breugelkind – de minicrèche Pinokkio. Deze crèche biedt dagopvang aan kinderen van 0 tot 3 jaar, en dit van maandag tot vrijdag van 07.00 tot 18.00 uur. Er is plaats voor 14 kinderen en zij worden begeleid door 4 gediplomeerde kinderverzorgsters en 1 coördinator. Ouders betalen een bijdrage volgens hun inkomen en kunnen deze kosten fiscaal aftrekken van hun belastbaar inkomen. Vermindering kan voor gezinnen met 2 of meer kinderen. Pinokkio staat onder toezicht van Kind en Gezin. In maart 2009 opende CKO ‟t Breugelkind i.s.m. het OCMW van Pepingen een tweede kinderdagverblijf „ „t Zonnetje‟ op de benedenverdieping van het gemeentehuis te Pepingen. „t Breugelkind organiseert verschillende vormen van kinderopvang in de brede regio West-Brabant. In Pepingen betekent dit extra dagopvang voor 17 kinderen van 0 tot 3 jaar - 3 plaatsen zijn voorbehouden voor kwetsbare doelgroepen. Naast deze kinderdagverblijven zijn er nog andere kinderopvanginitiatieven: alle onthaalouders (4 onthaalouders met gemiddeld 5 plaatsen per ouder) van de dienst Opvanggezinnen van de Landelijke Kinderopvang en de verantwoordelijke van de minicrèche ‟t Pajotje (10 erkende plaatsen) staan dagelijks ook in voor de opvang van vele baby‟s en peuters. Samen vormen zij een belangrijke schakel in het totaal aanbod van kwalitatieve kinderopvang. Om onthaalouders en mini-crèches te ondersteunen, heeft men via het OCMW sinds januari 2009 drie soorten premies voorzien: 1. een startpremie van 250 euro (ook voor onthaalouders/crèches die al actief zijn) 2. een jaarlijkse verwarmingspremie van 250 euro 3. een jaarlijkse speelgoedpremie van 100 euro voor een crèche en een tweejaarlijkse speelgoedpremie van 100 euro voor onthaalouders. Sinds september 1999 organiseert de gemeente Pepingen de voor- en naschoolse kinderopvang (IBO) van kinderen tussen 2,5 en 12 jaar die in Groot-Pepingen wonen of er naar school gaan in de prachtige locatie De Kinderschuur. De oude hoeve Vander Stokken aan de Ninoofsesteenweg werd omgebouwd tot een aangename huiselijke kinderopvang waar goedopgeleide begeleid(st)ers samen met de kinderen knutselen, tekenen, lopen en ravotten, toffe spelletjes spelen, enz. Sinds 1 juli 2010 wordt voor deze opvang eveneens samengewerkt met CKO „t Breugelkind. In het voorjaar van 2010 startte de gemeente met een gloednieuw project: het LEN of Lokaal Educatief Netwerk (waarvan ook in het dossier van Gooik sprake is). Dit LEN wil geëngageerde mensen vanaf 18 jaar of verenigingen samenbrengen om vormingsactiviteiten te stimuleren en beter op elkaar af te stemmen en te promoten. Na de voorbereidende LEN-vergaderingen in elke deelgemeente waarin het project werd voorgesteld, hebben al 2 effectieve LEN-overlegvergaderingen plaats gevonden. Dit resulteerde in een mooi vormingsaanbod aan interessante lezingen (over opvoeden), infomomenten (voor ouders), cursussen, uitstappen, enz. Dit alles was te raadplegen in de LEN-brochures die huis aan huis bedeeld werden. De gemeente Pepingen heeft oog voor initiatieven waar mensen (en in het bijzonder ouders met kinderen) elkaar kunnen ontmoeten. Daarom besloot het gemeentebestuur in samenspraak met de cultuurraad enkele jaren geleden al om de bestaande buurt- en straatfeesten in de gemeente extra te ondersteunen en het organiseren van nieuwe activiteiten te stimuleren. Op 26 juni 2008 keurde de gemeenteraad het reglement „buurt- en straatfeesten‟ goed. Op basis van dit reglement wordt het eerste jaar van een buurt-of straatfeest een starttoelage voorzien van 125 euro per initiatief, om de organisatiekosten te helpen dragen. Het daaropvolgende jaar kunnen bestaande initiatieven een waardebon ontvangen van eveneens 125 euro, geldig bij de plaatselijke handelaars. Elke nieuwe, initiatiefnemende buurt (= een aantal straten/pleinen die met elkaar verbonden zijn), straat, duidelijk afgebakend gedeelte van een straat of plein die dit jaar voor het eerst een feest organiseert, kan de starttoelage van 125 euro bekomen. Uitgesloten zijn evenwel markten, privé-feesten, activiteiten met - 28 -
Bijlage 1: Gemeentelijke dossiers bij onderzoeksverslag ‘Opvoedingsondersteuning in Ontmoeten’ een winstoogmerk of met een promotioneel karakter. Het ingediende project moet zich richten tot alle inwoners van de bedoelde buurt. In het najaar van 2009 organiseerde Pepingen in de polyvalente zaal van de school Harten Troef drie workshops opvoedingsondersteuning. Dit was een samenwerking tussen Arch'educ, het Huis van het Kind, de politie en de gemeente. De infoavonden waren een groot succes omdat 'theorie' gecombineerd werd met praktijkuitwisselingen: de ouders wisselden op een ongedwongen manier 'weetjes en probleempjes' uit en bleven nog lang napraten in kleinere groepen. In 2011 wil de gemeente in het gebouw van de Kinderschuur een polyvalente zaal inrichten voor gebruik door de buitenschoolse kinderopvang. Dit geeft Pepingen de kans om een ruimte te voorzien voor ouders die hun kinderen afhalen – op dit ogenblik is er bijna geen ruimte in de lokalen om eventueel een kort gesprek met andere ouders aan te knopen. Naast en achter de Kinderschuur richten ze een speelweide met speeltoestellen in (hiervoor zijn ook subsidies aangevraagd bij de provincie). Dit speelplein zal ook gebruikt worden door de inwoners van de Kerkstraat en het centrum van Pepingen. Er zijn ook enkele banken voorzien aan de voorzijde van de speelweide. In 2010 is de gemeente gestart met de oprichting van een kinderraad. Dit is een groep van kinderen die in Pepingen wonen en/of er naar school gaan. Tweemaal per jaar komen zij samen om hun ideeën en opmerkingen aan het gemeentebestuur te uiten, niet toevallig staat dan „opvoeding‟ sterk op de agenda. Er wordt onder meer nagedacht over initiatieven die kinderen (eventueel met hun ouders) samenbrengen. Tussendoor krijgen ze verschillende opdrachten die ze tot een goed einde moeten brengen. Daarnaast organiseert de gemeente tal van activiteiten voor Pepingse kinderen en jongeren, zoals o.a. Roefeldag, buitenspeeldag, sportdag, speeldagen op speelweiden, Halloween, Open Straat Dag, gitaarlessen, quiz, zwerfvuilactie, Maand van de Zachte Weggebruiker, autoluwe schooldagen, start to run, jeugdboekenweek, gezondheidsmaand, plantjesweekend Kom op tegen Kanker, kinderraad, enz. Deze activiteiten worden door de gemeentelijke diensten georganiseerd, m.n. jeugd, sport, cultuur, mobiliteit, milieu, BKO De Kinderschuur, en de bibliotheek. Elke jongere tussen 0 en 25 jaar heeft jaarlijks recht op 1 chequeboekje KOE-PONGS, met een totale waarde van € 15. De KOE-PONGS zijn een soort van betaalmiddel, die in te ruilen zijn bij verschillende Pepingse jeugd-, sport- en socio-culturele verenigingen, vrijetijdsdiensten en bibliotheek. De KOE-PONGS kunnen gebruikt worden om het inschrijvingsgeld of deelname aan een activiteit mee te betalen. Deze cheques hebben als doel enerzijds om de participatie in het Pepings verenigingsleven en het gemeentelijk aanbod te verhogen, en anderzijds de (financiële) drempel ertoe te verlagen. In 2003 startte de gemeente met de aanleg van een geboorteboomgaard. Jaarlijks worden alle ouders van kinderen, die in het vorig jaar geboren werden, uitgenodigd om daar een boom te planten. Naast de boom wordt dan een plakkaat „geplant‟ met de naam van het kindje. Tot nu tellen we ongeveer 80 bomen. Daarnaast is er ook plaats gemaakt voor een wilgenhut, enkele bijenkasten en een hooiweide voor schapen. Om de twee jaar worden alle aanbieders van kinderopvang (crèches en onthaalouders) uitgenodigd om – na de boomplantactie – deel te nemen aan een receptie met streekgerechten. Op deze manier brengt het gemeentebestuur op informele manier jonge ouders (en grootouders) direct in contact met de aanbieders van kinderopvang.
- 29 -
Bijlage 1: Gemeentelijke dossiers bij onderzoeksverslag ‘Opvoedingsondersteuning in Ontmoeten’
Tienen Korte situering Als scharnierpunt tussen Hageland en Haspengouw, op de grens van Vlaams-Brabant met Limburg en Wallonië, vind je Tienen op de landkaart. De stad strekt zich uit over meer dan 7.000 hectaren en telt ongeveer 32.500 inwoners. Tienen omvat 8 deelgemeentes: Oorbeek, Goetsenhoven, Hakendover, Sint-Margriete-Houtem, Vissenaken, Kumtich, Oplinter en Bost. Tienen was vroeger vooral bekend om zijn suikerklontjes, maar sinds een aantal jaren werkt Tienen aan een ruimer imago. Eén van de gevolgen daarvan is dat het aantal inwoners jaar na jaar blijft stijgen. In totaal zijn er 14.952 gezinnen geregistreerd, waarvan 9.863 gezinnen zonder kinderen en 4.906 alleenstaanden. Het aantal geboortes blijft ongeveer stabiel op 338. De stad Tienen verwacht de komende jaren een verdere toename van haar bevolking. O.m. met het Arena- en Anemonenproject en met de woonzorgwijk „Park Passionisten‟ wordt er bijkomende woongelegenheid gecreëerd en zullen ook in de toekomst steeds meer mensen de weg naar Tienen vinden. Kortom, Tienen is bezig met een inhaalbeweging en dan zeker op structureel gebied. Zo is CC De Kruisboog erkend als cultureel centrum en worden er verwoede pogingen gedaan om het cultureel aanbod te verruimen naar jonge gezinnen. Ook werd na ruim een jaar verbouwen, op woensdag 27 januari 2010, de nieuwe cultuurzaal Manège officieel ingehuldigd. Met de Manège heeft Tienen een polyvalente zaal ter beschikking geschikt voor een duizendtal bezoekers. De aanpalende lounge biedt nog eens plaats aan 200 personen. Onze contactpersoon was Jeroen Boesmans: coördinator kinderopvang De Grabbelton, secretaris lokaal overleg kinderopvang en Jeugdanimator. Hij is al een drietal jaren werkzaam in deze functie. Lokaal overleg opvoedingsondersteuning Enkele jaren geleden was er een lokaal overleg opvoedingsondersteuning opgestart, maar dat overlegplatform is echter na een tijdje doodgebloed – er kwamen steeds minder deelnemers naartoe. Nu worden heel wat thema‟s omtrent opvoedingsondersteuning besproken op het Lokaal Overleg Kinderopvang, waaraan heel wat leden van eerder genoemd overleg ook aan deelnemen (en men vond het lokaal overleg kinderopvang omvangrijk en intensief genoeg). Het LOK komt een tweetal keer per jaar samen. Aanwezigen zijn de schooldirecties en verantwoordelijke van de kinderdagverblijven. Andere aanwezigen kunnen zijn: Begeleid Wonen Tienen, Kind en Gezin, Opvoedingskring provincie Vlaams-Brabant, OCMW Tienen, cel gelijke kansen provincie VlaamsBrabant, provinciaal educatief centrum, enz. Thema‟s die besproken worden zijn bijvoorbeeld: de subsidies en invulling van voor- en naschoolse kinderopvang. Zo werd in 2002 het project „Studiegeno(o)t‟ opgestart, een project dat tot op heden nog steeds loopt. Het project wordt gecoördineerd door de jeugddienst van Tienen. Zij zetten jongeren in om de vaste begeleiders te helpen tijdens de voor- en naschoolse kinderopvang. Heel wat studenten en scholieren namen deel aan dit project. Behalve animeren en voorlezen, begeleidden ze de kinderen ook bij het maken van hun huiswerk. In ruil voor hun inzet kregen ze een (kleine) vrijwilligersvergoeding. Al naargelang de themata worden er werkgroepen samengesteld die het voorbereidende werk – onder leiding van de voorzitter – op zich nemen. Afgelopen jaren werden er zo werkgroepen „buitenschoolse kinderopvang binnen de schoolmuren‟ en „flexibele kinderopvang‟ in het leven geroepen. De samenstelling van deze werkgroepen is geen statisch gegeven. Iedere geïnteresseerde – al dan niet lid van de algemene vergadering van het LOK – die voeling heeft met de betreffende materie kan er deel van uitmaken. Zo werden bijvoorbeeld mensen uit de bedrijfswereld uitgenodigd op de werkgroep „flexibele kinderopvang‟. De laatste jaren is er een werkgroep geweest rond „Brede school‟ en het aanbieden van kinderopvang a.d.h.v. dienstencheques. Dit laatste kreeg onder de naam Kangoeroe Tienen een concrete invulling (zie website http://www.jobcoop.be/Blikvangers/KangoeroeTienen/tabid/2154/language/nl-NL/Default.aspx). Tienen telt enkele particuliere kinderdagverblijven: ‟t Pagadderke, ‟t Zoetebolleke en De Vlindertjes. Daarnaast zijn er nog kinderdagverblijven De Hartjes, Ooievaarsnest, Klimop, Grabbelton (die in de toekomst zal uitbesteed worden aan Stekelbees) en de stedelijke dienst voor opvanggezinnen. In - 30 -
Bijlage 1: Gemeentelijke dossiers bij onderzoeksverslag ‘Opvoedingsondersteuning in Ontmoeten’ 2009 werd een onderzoek verricht naar de (lange) wachtlijsten in de kinderopvang. Het bleek dat ouders zich inschrijven in verscheidene opvangcentra om toch maar zeker te zijn van een plaatsje. Aanbod opvoedingsondersteuning Belangrijke lokale actoren Belangrijke lokale actoren in Tienen zijn Kind en Gezin, Begeleid Wonen Tienen, jeugddienst Tienen, CAW Hageland, OCMW Tienen, enz. Kind en Gezin biedt, zoals gekend, een waaier van (preventieve) diensten en ondersteuning in de opvoeding. Men wordt als ouder bijgestaan door regioverpleegkundigen, artsen, vrijwilligers en gezinsondersteuners die samenwerken binnen een regio. Begeleid Wonen biedt hulp aan huis en is vooral gericht op personen die zelfstandig wonen en daarbij problemen ondervinden. Deze personen moeten een toestemming hebben van het Vlaams Fonds. Enkele projecten, ondernomen door Begeleid Wonen, zijn bijvoorbeeld „De Huiswerkbrug‟ (waarbij studiebegeleiding aan huis wordt geboden aan lagere schoolkinderen uit kansarme gezinnen met nood aan extra ondersteuning) en „De Babbelgroep‟ (een praatgroep, opgestart in 2001, voor personen met een verstandelijke handicap en psychische problemen). Het Centrum Algemeen Welzijnswerk of CAW staat open voor iedereen met vragen en problemen (en zeker voormensen die meer kwetsbaar zijn). Je kunt CAW Hageland terugvinden in Diest, Tienen en Aarschot. Het CAW bestaat uit verschillende werkingen waaronder Mobiele Gezinsondersteuning (MGO) die gezinnen met opvoedingsproblemen ondersteunt en Begeleid Wonen met Opvoedingsondersteuning (BWO) die ondersteuning aan huis aanbiedt in het alleen wonen en de opvoeding van de kinderen. Het OCMW verzorgt onder meer de (buitenschoolse) kinderopvang, enkele infoavonden opvoedingsondersteuning en vormingsavonden voor (alleenstaande) ouders. De jeugddienst verzorgt eveneens workshops en infoavonden (voor ouders) en is daarnaast onder meer verantwoordelijk voor de speelpleintjes (letterlijk de veldjes) en de speelpleinwerking (tijdens de vakantieperiodes). Heel wat vragen betreffende opvoedingsondersteuning komen terecht bij Jeroen Boesmans van de jeugddienst Tienen, wellicht omwille van zijn functie als secretaris van het Lokaal Overleg Kinderopvang. Enkele activiteiten Op woensdag 5 mei 2010 werd het project 'Tieners opvoeden ... Hoe doe je dat?! - Een beeldig werkinstrument' voorgesteld. Het gaat om een project van vzw Begeleid Wonen Tienen, gesteund door Jongerenwelzijn en Jeugddienst Tienen. Hoofddoel is het ondersteunen en informeren van ouders omtrent de opvoeding van tieners. Daarnaast wil men handvaten aanreiken aan hulpverleners, scholen en jeugdwerkers die worden geconfronteerd met opvoedingsvragen rond tieners. Om deze doelstellingen te bereiken, werd een werkinstrument ontwikkeld dat enerzijds bestaat uit een praktisch en gemakkelijk bruikbaar boekje. In dit boekje kan men zowel inhoudelijke informatie rond de opvoeding van tieners terugvinden als informatie over belangrijke contactadressen in de regio Tienen. Anderzijds werd meer concreet materiaal ontwikkeld in de vorm van fiches. Op elke fiche werd aan de hand van tekeningen een bepaald opvoedingsthema uitgewerkt op een duidelijke en creatieve manier. Tiense jongeren stimuleren om ook later in Tienen te blijven wonen, dat is één van de doelstellingen van het city- en regiomarketingplan. Bij de aangifte van de geboorte krijgen de ouders een geboortepakketje mee naar huis. Dit bevat informatie over het identiteitspasje en de geboortepremie die de stad Tienen uitkeert. En de pasgeborenen worden ook persoonlijk verwelkomd met een kleine knuffelattentie, een slabbetje en een cd met wiegeliedjes. Ongeveer één op drie baby‟s van inwoners komt niet in Tienen ter wereld. De aangifte gebeurt in dit geval ook niet op het stadhuis van Tienen, maar in de gemeente waar de geboorte plaatsvond. Deze ouders krijgen een waardebon toegestuurd waarmee ze een geboortepakketje bij de dienst burgerlijke stand op het stadhuis kunnen afhalen. Een aantal jaren geleden organiseerde de jeugddienst van Tienen de winterspeeltuin. Deze leuke activiteit, waarbij heel wat maatschappelijk kwetsbare gezinnen werden bereikt, vindt nu terug zijn tweede adem en wel in combinatie met de organisatie van hun jaarlijkse Kinderhoogdag, waar vooraf vernoemd publiek slechts in weinige getallen naartoe kwam. Door beiden te combineren gaat men - 31 -
Bijlage 1: Gemeentelijke dossiers bij onderzoeksverslag ‘Opvoedingsondersteuning in Ontmoeten’ met de jeugddienst de uitdaging aan om maatschappelijk kwetsbare gezinnen op ongedwongen wijze in contact te brengen met leuke theatervoorstellingen, workshops, doorlopende animatie, … Het vermelden waard is de website „opgewekt Tienen‟. De website spreekt van een organisatie van Tienenaars die gaan voor een positief stadsimago en ervoor wil zorgen dat iedereen zich thuis voelt in zijn buurt. De groep staat in voor verscheidene buurtinitiatieven, dorpsinitiatieven, een blog, en diverse ludieke acties. Zo verwelkomden in april 2010 twee harmonieën en een fanfare de treinreizigers in het Tiense station. Ook voorziet men in buurtcoaches, vrijwilligers die helpen om een bepaald initiatief tot een goed einde te brengen. De initiatiefnemers worden begeleid door de buurtcoaches, zonder dat deze iets overneemt. De buurtbewoners blijven eigenaar van het project zodat ook zonder verdere steun van de coaches het initiatief kan blijven bestaan. Sinds oktober 2010 is er ook een inspiratiegids voor de buurten. In de gids kunnen bewoners inspiratie opdoen voor een origineel idee in de buurt, maar ze kunnen ook opzoeken waar men geld en materiaal kan vinden.
- 32 -
Bijlage 1: Gemeentelijke dossiers bij onderzoeksverslag ‘Opvoedingsondersteuning in Ontmoeten’
Zemst Korte situering Zemst is een landelijk gelegen gemeente in Vlaams-Brabant, op ongeveer 20 kilometer ten noorden van Brussel, 7 kilometer van Mechelen en 8 kilometer van Vilvoorde. Deze ligging – tussen twee grotere steden en op de rand van Antwerpen en Vlaams-Brabant – heeft zijn weerslag op de gemeente. Men dient burgers vaak door te verwijzen naar de twee genoemde steden (naar de opvoedingswinkel in Mechelen, bijvoorbeeld, of het CGG in Vilvoorde). Wat eveneens opvalt, is dat Zemst niet beschikt over middelbare scholen. Jongeren vinden hun richting in Mechelen, Vilvoorde of Kapelle-op-den-Bos. De gemeente bestaat uit zes leefkernen: Elewijt, Eppegem, Hofstade, Weerde, Zemst en Zemst-Laar. Zoals gezegd spreken we over een landelijk gelegen gemeente en dit heeft te maken met nog onaangetaste natuurgebieden en de aanwezigheid van verschillende kasteeldomeinen. De centrale ligging (tussen Mechelen en Brussel), en het landelijke karakter, is voor de nieuwe inwoners een belangrijk argument om voor Zemst te kiezen. Zemst telt 21.925 inwoners, waarvan 3.260 gezinnen (koppels met kinderen tot 18 jaar) en 617 alleenstaande ouders (BRON: Omgevingsanalyse voor een sociaal beleid in Vlaams-Brabant 2010). De nieuwe inwoners zijn hoofdzakelijk jonge gezinnen. Een indicator hierbij is het hoge aantal kinderen tussen de 5 en 14 jaar. Zemst heeft, in tegenstelling tot enkele andere gemeentes uit het onderzoek, weinig inwoners die behoren tot verschillende kansengroepen. In het algemeen mogen we stellen dat Zemst een welvarende gemeente is. Ook telt Zemst weinig vreemdelingen of anderstaligen. Er waren twee contactpersonen in de gemeente: een medewerkster van de gemeentelijke dienst Welzijn en een medewerkster van de dienst Kinderopvang OCMW. Ze maken deel uit van een grotere werkgroep opvoedingsondersteuning bestaande uit vijf personen. In de werkgroep zetelen ook nog de OCMW-voorzitter Zemst (die tevens schepen van sociale zaken is), de schepen van onderwijs, vooren buitenschoolse kinderopvang en opvoedingsondersteuning, en als laatste het hoofd van de gemeentelijke dienst Vrije Tijd & Welzijn. Lokaal overleg opvoedingsondersteuning Zoals hierboven gesteld, wordt het overleg rond opvoedingsondersteuning gecoördineerd door een groep van vijf personen samengesteld uit het gemeentebestuur en het OCMW van Zemst. Deze groep overlegt ongeveer om de twee maanden. Het lokaal overleg opvoedingsondersteuning is nog niet zo lang geleden opgericht, met name in 2010. De coördinatoren van het overleg hebben de verschillende partners die in Zemst met opvoeding bezig zijn al één keer samen geroepen. Op deze informatieve vergadering waren aanwezig: het gemeentebestuur, OCMW, kinderopvang, lagere scholen, ouderraad, politie, CLB, CAW, Kind en Gezin, gezinsbond en zeker ook het vermelden waard: enkele geïnteresseerde ouders. Afwezigen waren de mutualiteiten en huisartsen, maar men hoopt alsnog op hun aanwezigheid op de komende vergadering. Zemst zit dus in de opstartende fase van opvoedingsondersteuning. Op het eerste lokaal overleg werden de verschillende partners samengebracht en geïnformeerd over het bestaan en de inhoud van het decreet opvoedingsondersteuning. Het merendeel reageerde positief en was bereid om deel uit te maken van het lokaal overleg opvoedingsondersteuning. Daarnaast trachtte men een overzicht te krijgen van de verschillende organisaties binnen en buiten de gemeente Zemst die dagelijks werken met en rond (problematische) opvoedingssituaties en ouderbegeleiding. De belangrijkste organisaties zijn gebundeld in een brochure en deze brochure is uitgedeeld aan de geïnteresseerde ouders tijdens de Kinderhoogdag in juli (waar een infostand „opvoedingsondersteuning‟ aanwezig was). Ook zullen alle partners die binnen de gemeente werken rond opvoedingsondersteuning bevraagd worden over hun aanbod en noden. Waar het eerste lokaal overleg voornamelijk informatief werd ingevuld, gaat men bij het tweede lokaal overleg de lokale actoren meer betrekken (onder andere met het oog op toekomstige projecten). Na zicht te krijgen op het aanbod opvoedingsondersteuning van de lokale partners zou men systematisch de schouders willen zetten onder vernieuwende projecten opvoedingsondersteuning. Zo hebben - 33 -
Bijlage 1: Gemeentelijke dossiers bij onderzoeksverslag ‘Opvoedingsondersteuning in Ontmoeten’ enkele partners al aangegeven dat ze willen meewerken aan projecten waarbij kwetsbare gezinnen geholpen worden bij de opvoeding. Andere partners hebben dan weer benadrukt dat opvoedingsondersteuning meer is dan het organiseren van infoavonden en dat men wil meedenken over mogelijke andere pistes. Na de opstartende fase zal men proberen opvoedingsondersteuning meer te laten opvallen in het Zemstse straatbeeld. De eerste aanzet is gegeven door met een infostand „opvoedingsondersteuning‟ aanwezig te zijn tijdens de Kinderhoogdag. Er waren opvoedingsfilmpjes, brochures, folders, stickers en meer onderhoudende teksten over bepaalde opvoedingsthema‟s. Aanbod opvoedingsondersteuning Belangrijke lokale actoren De coördinatoren van het overleg hebben de verschillende partners die in Zemst met opvoeding bezig zijn al rond de tafel verzameld. De lokale actoren (OCMW, CLB, enz.) zijn eveneens sterke partners in de andere onderzoeksgemeentes. Elke georganiseerde activiteit rond opvoedingsondersteuning (ook van de lokale partners) wordt aangekondigd in het Gemeentelijke Informatieblad Zemst en op de gemeentelijke website. Enkele initiatieven Kinderen van 2,5 tot 12 jaar woonachtig te Zemst of die naar een Zemstse basisschool gaan, kunnen tijdens de schoolvakanties terecht in de Buitenschoolse Kinderopvang van 7.30u tot 18u. De gemeente voorziet 7 weken Speelpleinwerking en 2 weken Buitenschoolse Opvang. Tijdens de Speelpleinwerking is er geen Buitenschoolse Kinderopvang. Alle kinderen met of zonder handicap vanaf 3 jaar (geboortejaar 2008) tot en met 15 jaar (geboortejaar 1996) die in Zemst wonen of naar school gaan/ging zijn van maandag 4 juli 2011 tot en met donderdag 18 augustus 2011 welkom op gemeentelijk speelplein Kaktus. Speelplein Kaktus Zemst maakt in 2011 werk van de inclusiewerking. Vanuit de visie dat kinderen met een handicap ook recht hebben op spelen, integreren zij hen net als vorige jaren in de werking. Ieder kind met een handicap heeft recht op een één-op-één-begeleiding. Dit betekent dat de kinderen meespelen met hun leeftijdsgenoten, maar als er extra zorg nodig is, als het kind begeleiding nodig heeft bij het spel of als er een moeilijk moment optreedt, staat de begeleid(st)er permanent klaar om het kind te helpen en te ondersteunen. Als het eten niet zo vlot verloopt of er is hulp nodig bij het toiletgebeuren, is ook daar de begeleider aanwezig. Speel-o-theek Boemerang opent maandelijks zijn deuren voor alle ouders van kinderen en voor de kinderen tussen 3 maand en 6 jaar. De Speel-o-theek wordt gerund door vrijwilligers. Maandelijks maken ze hiervoor ongeveer twee avonden vrij. Met de grabbelpas krijgen kinderen en jongeren toegang tot een afwisselend en boeiend vrijetijdsprogramma. Een grabbelpas is één jaar geldig in Zemst, maar ook in andere gemeenten zoals Vilvoorde en Mechelen. In Zemst hebben ze tijdens verschillende schoolvakanties Grabbelpasactiviteiten. Naast de Zemstse activiteiten biedt de grabbelpas een heleboel nationale kortingen en voordelen. Elke Grabbelpasser in Vlaanderen krijgt heel wat kansen om korting te krijgen op toegangsprijzen, deelnemingskosten, enz. Jaarlijks vindt het Wereldfeest in de Schranshoeve in Eppegem plaats. Dit gratis mondiaal feest is een kleurrijk en multicultureel evenement. De bezoekers kunnen genieten van de heerlijke mix van muziekoptredens, workshops en animatie, expo, exotische Fair Trade cocktail bar en een wereldkeuken. Boekbaby‟s wil ouders met hun kleine kinderen laten genieten van boeken. In de praktijk willen ze ouders van baby‟s en peuters regelmatig een boekenpakket met informatie over voorlezen en de bibliotheek cadeau doen. Zo kan Boekbaby's ouders aanmoedigen om hun kinderen zo vroeg mogelijk boekjes én de bibliotheek te laten ontdekken. In de gemeenten waar het project (o.a. Zemst) loopt, - 34 -
Bijlage 1: Gemeentelijke dossiers bij onderzoeksverslag ‘Opvoedingsondersteuning in Ontmoeten’ krijg je de geschenkpakketten automatisch in het consultatiebureau van Kind & Gezin of de bibliotheek. In 2010 werden er twee gratis vormingen aangeboden worden via provincie Vlaams- Brabant in het kader van Waarom?Daarom! Een project in samenwerking met de bibliotheek.
- 35 -
Bijlage 2: Dossier Leuven
INLEIDING Er werd in samenspraak met de provincie gekozen om Leuven niet als onderzoeksgemeente te benaderen, mede vanwege het brede spectrum aan opvoedingsondersteuning dat in Leuven te vinden is waardoor het moeilijk vergelijkbaar is met de groep van tien onderzoeksgemeenten. Murielle Mattelaer, lokale coördinator opvoedingsondersteuning voor Leuven, is sinds 2009 aangesteld als projectmedewerker opvang en opvoeding en coördineert vanuit die functie het „Centrum voor Kinderopvang‟, het „Lokaal Overleg Opvoedingsondersteuning‟ en haar werkgroepen en andere projecten rond kinderopvang of opvoedingsondersteuning. Dit dossier is ons aangeleverd door de betrokken lokale coördinator opvoedingsondersteuning en is niet tot stand gekomen zoals de andere dossiers.
OMGEVINGSANALYSE Leuven is één van de dertien centrumsteden en de enige centrumstad van de provincie VlaamsBrabant. Als centrumstad oefent Leuven een centrale functie uit voor zijn omgeving, onder andere op het vlak van werkgelegenheid, verzorging, onderwijs, cultuur en ook welzijn. De stad Leuven heeft een oppervlakte van 5.751,25 ha en bestaat uit de deelgemeenten Heverlee, Leuven, Kessel-Lo, Wilsele en Wijgmaal. Uit de omgevingsanalyse van Leuven springen de volgende gegevens naar voor: - groeiende stad Leuven telt in 2010 95.980 inwoners en is een groeiende stad: tussen 1990 en 2010 nam het aantal inwoners steeds toe en er wordt verwacht dat deze trend zich zal blijven verderzetten. - Stadsvlucht van jonge gezinnen met kinderen Ondanks de groei van de bevolking kent Leuven een grote interne en externe woonmobiliteit: zowel de inwijkingcijfers als uitwijkingscijfers schommelen de laatste 10 jaar sterk, waardoor jaarlijks zo‟n 7 % van de bevolking wordt vervangen, terwijl het natuurlijk vervangingstempo op 1 % ligt. Achter het migratiesaldo schuilt dan ook een complexe en zeer dynamische realiteit, die onder andere te maken heeft met de aanwezigheid van een zeer sterk uitgebouwd hoger onderwijs en met de tewerkstellingsmogelijkheden voor pas afgestudeerden in Leuven. Deze jonge, vaak hoog opgeleide instromers beschouwen Leuven dikwijls als de start van een beroepsloopbaan: vooral personen de leeftijdscategorie 18-24 jaar trekken naar de stad. Voor de jonge gezinnen (30-39 en 0-9 jaar), nemen we in de periode 2004-2006 het meest negatieve migratiesaldo van alle centrumsteden (-37,1 °/°°) waar, wat aangeeft dat de uitstroom van jonge gezinnen veel groter was dan de instroom. Deze selectieve stadsvlucht is wellicht mee te verklaren door de evoluties op de woningmarkt: in de loop van de laatste jaren zijn de vastgoed- en huurprijzen sterk gestegen en liggen ze een stuk hoger dan in de rest van Vlaanderen. - grote groep alleenstaanden In 2005 bestond 46 % van de gezinnen uit alleenstaanden. Dit percentage ligt een stuk hoger dan het gemiddelde in Vlaams-Brabant (25,7%) en Vlaanderen (29 %). In de binnenstad loopt dit percentage nog op. Dit is belangrijk omdat alleenstaanden een groter risico lopen om in kansarmoede te verzeilen. In vergelijking met het totaal aantal gezinnen behoort Leuven tot de gemeenten met het kleinste aandeel alleenstaande ouders (6.3%). In vergelijking met het aantal gezinnen met kinderen behoort Leuven tot de gemeenten met het grootste aandeel eenoudergezinnen. Dit grote verschil is te verklaren door het kleine aantal gezinnen met kinderen in Leuven - mix van nationaliteiten Het totaalcijfer van inwoners van Leuven met een buitenlandse nationaliteit blijft stijgen (14,7% in 2009) en is hoog in vergelijking met andere gemeenten uit Vlaams-Brabant (7,2%). De groep met buitenlandse nationaliteit is bovendien meer divers dan in andere centrumsteden: in Leuven leven 154 verschillende nationaliteiten. Door de aanwezigheid van het residentiële woonwagenterrein Dijledreef, verblijft in Leuven een groep woonwagenbewoners bestaande uit Romzigeuners en voyageurs. De grote meerderheid van hen heeft de Belgische nationaliteit.
-1-
Bijlage 2: Dossier Leuven
- Inkomensdualiteit Wanneer we ons baseren op het gemiddeld belastbaar inkomen en mediaaninkomen), lijkt Leuven een rijke stad. Toch lag het interkwartiel verschil in 2003 met 21.586 EUR hoger dan het Vlaams gemiddelde (19.517 EUR), en het hoogst van alle centrumsteden. Dit betekent dat de Leuvense samenleving gekenmerkt wordt door een relatief hoge graad van inkomensdualiteit, ook in de middengroep. Op basis van de inkomensgegevens op het niveau van de statistische sector, blijken er ook belangrijke verschillen tussen de verschillende Leuvense deelgemeenten en wijken te bestaan. - Hoog aantal leefloon- en leefgeldgerechtigden Vergeleken met andere centrumsteden ligt het aandeel huishoudens met OCMW-steun relatief hoog in Leuven (8,7 per 1000 meerderjarigen). Ondanks een daling tot 2005, lijkt er de voorbije jaren een stijging te zijn voorgevallen. Leuven heeft veel leefloners en ligt hiermee ver boven het Vlaamse en Vlaams-Brabantse gemiddelde. Meer dan driekwart hiervan bestond uit alleenstaanden of éénoudergezinnen. - Kansarme gezinnen In vergelijking met de provincie Vlaams-Brabant ligt het aantal geboortes in kansarme gezinnen in Leuven hoog (met een gemiddelde van 12.92% over 3 jaar in 2009 volgens Kind en Gezin). Deze cijfers moeten wel met de nodige omzichtigheid behandeld worden omdat ze mee afhankelijk zijn van de interpretatie van de verpleegkundigen van Kind&Gezin. - hoge werkgelegenheidsgraad Leuven is door zijn ligging (de nabijheid van Zaventem, Brussel en een grote afzetmarkt) en de aanwezigheid van de K.U.Leuven en hooggeschoolde arbeidskrachten een aantrekkelijke vestigingsplaats voor bedrijven. Het is dan ook een belangrijke tewerkstellingspool in de regio. De hoge werkgelegenheidsgraad van Leuven – steeds hoger dan 100% - wijst op een omvangrijke arbeidsmarkt en een duidelijke aantrekkingskracht op werknemers van buiten de stad. De grootste werkgelegenheid wordt gecreëerd in de tertiaire en quartaire sector, wat van Leuven een uitgesproken dienstenstad maakt. De werkgelegenheidsgraad ligt een stuk hoger dan in het arrondissement, de provincie, Vlaanderen en de andere centrumsteden. In 2009 telde Leuven een werkgelegenheidsgraad van 118% - Lage werkloosheidsgraad In Leuven ligt het aantal langdurig werklozen het laagst van alle centrumsteden (33,8% in 2009). Wel merken we dat het aantal en het aandeel van de langdurig werklozen sterk gestegen is tussen 2003 en 2010. Het laatste jaar steeg het aantal zelfs met 32%. De werkloosheidsgraad bedraagt in 2009 6,7% en ligt hiermee een stuk lager dan gemiddeld in de centrumsteden. Bijzondere aandacht moet gaan naar die groepen die de werkloosheidsstatistieken structureel bevolken. Deze doelgroepwerknemers beantwoorden doorgaans aan een combinatie van kenmerken: lage scholing, onvoldoende kennis van de Nederlandse taal of andere basiscompetenties, weinig of geen werkervaring, een negatief werkverleden,… Bron: voortgangsrapport Stedenfonds, november 2010
LOKAAL OVERLEG OPVOEDINGSONDERSTEUNING 1.
Inleiding
Het Lokaal Overleg Opvoedingsondersteuning van Leuven wordt voorgezeten door schepen van schepen van cultuur, sociale zaken, gelijke kansen en studentenzaken Denise Vandevoort en gecoördineerd door Murielle Mattelaer (projectmedewerker kinderopvang en opvoedingsondersteuning). Bij de opstart van het LOOO werd haar missie omschreven als: bewerkstelligen dat Leuvense ouders en andere opvoedingsverantwoordelijken beroep kunnen doen op een “meer versterkt, afgestemd,
gestroomlijnd, laagdrempelig, vraaggestuurd en participatief opvoedingsondersteunend aanbod dat vertrekt van de krachten en mogelijkheden die er in elk gezin zijn, alle opvoedingsbehoeften dekt en gericht is op alle gezinnen, met bijzondere aandacht voor kansengroepen”.
Om deze missie te bereiken, werd gekozen voor een meersporenbeleid. Enerzijds staat de bekendmaking van het Leuvense opvoedingsondersteunend aanbod bij de diverse „ondersteuners’ of opvoedingsondersteunende initiatieven centraal. Dit wordt bereikt door netwerkvorming tussen de -2-
Bijlage 2: Dossier Leuven
verschillende opvoedingsondersteunende initiatieven te stimuleren, via de werkgroepen, studiedagen, projecten,…. Anderzijds richten we ons op de bekendmaking van het Leuvense opvoedingsondersteunend aanbod bij de diverse toeleiders (de zogenaamde „nuldelijn‟). Dit wordt bereikt door netwerkvorming te stimuleren tussen toeleiders en opvoedingsondersteunende initiatieven en tussen lokale coördinator opvoedingsondersteuning en toeleiders (bvb. website). De lokale coördinator opvoedingsondersteuning moet in dit kader de toeleiders van informatie op maat voorzien. 2.
Voorgeschiedenis
Vanaf 2001 verenigde het „Platform Opvoedingsondersteuning‟ een 30-tal organisaties uit verschillende sectoren om opvoedingsondersteunende initiatieven in de regio te inventariseren en leemtes aan te kaarten. Vanaf 2003 werd beslist om te werken aan de oprichting van een Opvoedingswinkel Om dit te realiseren, werd een „Stuurgroep Opvoedingswinkel‟ opgericht met daarin CAW Regio Leuven, vzw Sporen, VCLB en CLB GO!, CKG De Schommel, vzw De Trommel, RISO Vlaams-Brabant, vzw Amber, Kind & Gezin en de Provincie Vlaams-Brabant. Vzw De Trommel werd werkgever. Toen in 2007 de projectoproep Opvoedingswinkels werd gelanceerd, nam de Stuurgroep contact op met Stad Leuven en OCMW Leuven. De aanvraag werd samen ingediend en in april 2009 opende de opvoedingswinkel zijn deuren in de Debériotstraat 2. In de opvoedingswinkel van Leuven kunnen ouders en opvoedingsverantwoordelijken van kinderen tussen 0 en 18 jaar vrijwillig en anoniem terecht voor (1) onthaal met vraagverheldering; (2) informatie en voorlichting (via rechtstreeks contact in de winkel, telefonisch, via mail, via het uitgebreide informatie- en documentatieaanbod in de winkel en virtueel bestaande uit folders, boeken, educatieve spelen, educatieve materialen,.. en via informatie- en vormingsbijeenkomsten voor de verschillende doelgroepen. Ook kunnen ouders en andere opvoedingsverantwoordelijken terecht voor (3) pedagogisch advies (dit wordt aangeboden in samenwerking met Kind & Gezin). De medewerkers van de opvoedingswinkel zijn tevens op de hoogte van het opvoedingsondersteunend aanbod en zullen wanneer daar vraag naar is (4) gericht doorverwijzen naar de hulpverlening wanneer de vraag een probleem of crisis blijkt. 3.
Samenstelling
Bij de start van het Leuvens LOOO in oktober 2009, werden alle decretaal vernoemde actoren uitgenodigd. De respons was hoog: een jaar later zijn gemiddeld een 30- à 50-tal personen aanwezig op deze vergaderingen. Het LOOO komt een 2 à 3-tal keer per jaar samen. Inhoudelijk wordt het aangestuurd door een stuurgroep. Onder de aanwezigen (min of meer in de volgorde van het decreet): De sociale dienst van OCMW Regio Leuven. De coördinator van „Parel’ (Perinataal Aanbod Regio Leuven (UZ Leuven)) is aanwezig op het overleg. Voor „Khobra‟ (De Kring van Huisartsen Oost-Brabant) en de Leuvense Wijkgezondheidscentra (WGC de Central en WGC Ridderbuurt) is het moeilijk om op het LOOO aanwezig te zijn. Zij volgen de vergaderingen op via de verslaggeving. Gezien het grote aantal onderwijsactoren in Leuven, is ervoor gekozen deze omvangrijke groep niet (langer) uit te nodigen op het LOOO. Wel neemt de LCOO deel aan het Leuvens overleg zorgcoördinatoren en is er regelmatig overleg tussen de LCOO en de coördinator „Thuis op School‟ van de dienst Onderwijs. Daarnaast nemen twee mederwerkers van Riso Vlaams-Brabant vzw deel. Ook vertegenwoordigers van de koepels van ouderverenigingen VCOV, OVSG en GO! zijn aanwezig. De drie CLB’s sturen een vertegenwoordiger CLB GO! Leuven, VCLB en CLG VGC. Van de lokale politie is meestal een vertegenwoordiger van de Preventiedienst aanwezig. In Leuven nemen beide verenigingen waar armen het woord nemen – Leren Ondernemen vzw en ‟t Lampeke vzw – deel. De educatief medewerker Regio Leuven van de Gezinsbond neemt deel, net als de educatief medewerker van VormingPlus Oost –Brabant. Van de voorzieningen verbonden aan Kind & Gezin, nemen deel: de verantwoordelijke van het lokaal samenwerkingsverband Opvoedingswinkel; de opvoedingsconsulenten van de opvoedingswinkel; de regioteamverantwoordelijke van Leuven van Kind en Gezin; de medewerker(s) van INLOOPteam „de Mobil‟; de medewerkers van CKG De Schommel; de medewerker(s) van Expertisecentrum Borstvoeding ‘de Bakermat’ -3-
Bijlage 2: Dossier Leuven
Ten slotte nemen de overige leden van het oorspronkelijke „platform opvoedingsondersteuning‟ deel, alsook vernieuwende initiatieven die ontstaan en andere geïnteresseerden: CAW regio Leuven; Vzw De Trommel; Vzw Sporen; Vzw Amber; Vzw Domo; De coördinator van Centrum voor Kinderopvang ‘het Kind’; Het project ‘Eerste Stappen’; De Scheidingsschool; SpeelOdroom vzw; Integratiedienst vzw; Opvang vzw; Wigwam vzw; Kreakatau vzw; MSOC Vlaams-Brabant; Centrum voor relatievorming en zwangerschapsproblemen. De Provincie Vlaams-Brabant en de Vlaamse Coördinatoren van het Agentschap Jongerenwelzijn zijn strikt genomen geen lid van het LOOO maar worden wel geregeld uitgenodigd voor deze vergaderingen. Naast het LOOO dat 2 à 3 keer per jaar samenkomt, zijn er een aantal werkgroepen in het leven geroepen die rond specifieke thema‟s werken, dewelke dan worden teruggekoppeld naar het LOOO. Opgestarte werkgroepen zijn: Werkgroep „ontmoeting‟ als opvoedingsondersteuning Werkgroep kansarme ouders Werkgroep „vorming‟ Werkgroep „PAREL‟ (Perinataal Aanbod) Werkgroep „Week van de Opvoeding‟ Werkgroep „Toeleiders, een cruciale schakel‟
INVENTARISATIE AANBOD OPVOEDINGSONDERSTEUNING Het aanbod aan opvoedingsondersteuning in Leuven is net als in andere centrumsteden erg omvangrijk en divers. Veel hangt uiteraard ook af van hoe ruim opvoedingsondersteuning wordt gedefinieerd. Onderstaande inventarisatie is opgedeeld volgens het soort ondersteuning dat wordt geboden. Uit noodzaak is geopteerd voor een eerder „beperkte‟ omschrijving van opvoedingsondersteuning, in tegenstelling tot de ruimere omschrijving die in het onderzoek van Noens en Ramaekers (2010) werd gevolgd. „Beperkt‟ ook, omdat het een „work in progress‟ betreft (dat grotendeels is opgesteld d.m.v. de onderzoeksfocus). 1.
INFORMATIE EN VORMING OVER OPVOEDING
Individueel informatieaanbod Opvoedingswinkel Informatie per mail, telefoon of in de winkel zelf via de Leuven medewerker van de opvoedingswinkel of via een aanbod aan boeken, tijdschriften, educatieve koffers, opvoedingsdossiers,..(grotendeels uit de voormalige PEC-collectie) Kind en Gezin Informatie via regioverpleegkundigen (consultatiebureaus) Informatie via de Kind & Gezin-lijn (078 15 01 00) of de website www.kindengezin.be over zwangerschap of de zorg voor jonge kinderen (bvb. voeding, verzorging, veiligheid, opvoeding) tussen 0 en 3 jaar. Opvoedingslijn Informatie over opvoeding via website (www.opvoedingslijn.be) en telefoonpermanentie (078/15 00 10) De Bakermat Informatie over zwangerschap, borstvoeding en het jonge (expertisecentrum ouderschap via infotheek (gespecialiseerde boeken, tijdschriften en dvd‟s) kraamzorg) en „informatiewinkel‟ (waar met kraam- en borstvoedingsmaterialen te huur Telefonische infolijn (016/20 77 40) Gezinsbond Uitgaven: Brieven aan jonge ouders, BOTsing, De Bond Website www.gezinsbond.be Groeimee Website www.groeimee.be informatie over opvoedingsthema‟s, antwoorden op de meest prangende opvoedingsvragen, activiteiten in de regio en informatie over opvoedingsondersteunende diensten. Daarnaast is er een open platform voor ideeën en meningen van ouders. -4-
Bijlage 2: Dossier Leuven
Bibliotheek Tweebronnen Centra voor Leerlingenbegeleiding Klasse Gids voor gezinnen
Boeken over opvoeding Informatie per mail, telefoon of op afspraak Uitgaven (klasse voor ouders, …) en website www.klasse.be www.gidsvoorgezinnen.be Bundeling van alle informatie in verband met het leven in een gezin initiatief van het HIG – HUB met steun van de Vlaamse overheid
Groepsaanbod: infomomenten, vorming, workshops,… Opvoedingswinkel Leuven VormingPlus
Bolle Buik Cel Kindbeleid Provincie VlaamsBrabant CLB’s De Bakermat (expertisecentrum Kraamzorg) Gezinsbond Stad Leuven
Mutualiteiten
De Scheidingsschool
Koepels van ouderverenigingen (VCOV, OVSG, GO!) Riso Vlaams-Brabant vzw Anderen
vormingsaanbod op vraag (bvb. ism UZLeuven rond opvoeding van chronisch zieke kinderen) VormingPlus organiseert – naast andere vormingen – ook vorming rond opvoedingsthema‟s en richt zich daarbij op een breed publiek. Vanuit het team wordt jaarlijks een planning opgesteld om een gedifferentieerd aanbod te doen naar doelgroepen (algemeen, kerngezinnen, grootouders, vaders,..), leeftijdscategorieën, thematieken en leerstijlen toe. Bolle Buik is een team van zelfstandige vroedvrouwen die regelmatig workshops organiseren rond zwangerschap, bevalling en de eerste weken met je kindje. kader van „Waarom? Daarom!‟ vormingsaanbod in bibliotheken Vlaams-Brabant Verspreidt „boekenhuisjes‟ in bibliotheken en welzijnsorganisaties vormingsaanbod op maat Workshops ivm borstvoeding, zwangerschap en geboorte,.. Infoavonden (lokaal of regionaal georganiseerd) Jeugd- en sociale dienst politie Leuven Preventiedienst Dienst kinderopvang, Integratiedienst (vrouwenwerking), Wijkbureaus Thuiszorgcentrum CM organiseert op geregelde basis vormingsavonden rond opvoeding (bvb. reeks over gedragsproblemen) FSMB (socialistische mutualiteit van Brabant) organiseert af en toe vormingen rond opvoeding Ook verenigingen als KAV, KVLV organiseren vormingsactiviteiten rond opvoeding 7 infoavonden met informatie, tips en begeleiding bieden om van de uitdagingen die gepaard gaan met een echtscheiding een leerzame en constructieve ervaring te maken, met speciale aandacht voor de kinderen, de grootouders en andere mogelijke betrokkenen De taak van koepels van ouderverenigingen is aangesloten ouderverenigingen te ondersteunen. Deel van het ondersteuningspakket is kant-en-klare vormingspakketten voor de ouders van hun schoolgaande leerlingen aan te bieden. Daarnaast verzorgen sommige koepels van ouderverenigingen open toegankelijke vormingsavonden Schoolopbouwwerk (Nog verder uit te werken) ZitStil vzw; Veerhuis, Gezin en Handicap vzw (infoavonden over handicap, vorming op maat voor scholen en sociale organisaties) -5-
Bijlage 2: Dossier Leuven
De Rode Antraciet, Autisme Centraal VCOK 2.
PRAKTISCHE STEUN BIJ DE OPVOEDING
Gezinsbond Kinderopvang Kraamzorg
SpelOtheek
Diensten thuiszorg
voor
Domo vzw Consultatiebureaus Kind en Gezin Andere
3.
Kinderoppasdienst Aanbod van voorschoolse en buitenschoolse opvang, opvang voor zieke en gehandicapte kinderen, occasionele opvang, flexibele opvang, etc. Zie www.kinderopvangleuven.be Bolle Buik Landelijke Thuiszorg Familiehulp Solidariteit voor het gezin Gespecialiseerde kraamverzorgenden helpen jonge ouders aan huis met verzorging, begeleiding, ondersteuning, uitvoeren huishoudelijke taken, Spelotheek met aangepast spelmateriaal voor kinderen met ontwikkelingsstoornissen Tegelijkertijd krijgen ouders de kans om ervaringen te delen, netwerken te vormen De werking wordt gedragen door vrijwillige medewerkers, die ofwel zelf ouder zijn van een kind met een ontwikkelingsprobleem ofwel professioneel vertrouwd zijn met de problematiek. OCMW Leuven, CM Leuven, Familiehulp Landelijke Thuiszorg Solidariteit voor het Gezin Verzorgenden bieden steun, erkenning en aandacht voor de gezinssituatie. Cf. infra Nog verder uit te werken Bvb. strijkdiensten etc. kunnen zeker praktische steun vormen bij de opvoeding
ONTMOETING TUSSEN OUDERS BEVORDEREN
Domo vzw
SpeelOdroom vzw Eerste Stappen
Organisatie die opvoedingsondersteuning aanbiedt via „domovrijwilligers die wekelijks een halve dag doorbrengen in het gezin en er een aantal jaren aanwezig blijven. Ze doen niet aan hulpverlening, maar gaan samen met het gezin op zoek wat Domo kan doen. Een belangrijk element van de ondersteuning bestaat erin dat de vrijwilliger als „vriend aan huis‟ Domo bezit ook een eigen uitleendienst met sport- en spelmaterialen, waarop de vrijwilligers beroep kunnen doen wanneer ze naar hun gezin gaan. Ook wordt cultuurparticipatie gestimuleerd door Laagdrempelige spel- en ontmoetingsruimte voor kinderen van 0 tot en met 3 jaar vergezeld van een ouder, grootouder of andere vertrouwde volwassene (cf. goede voorbeelden) Wekelijkse moedergroepen waar kansarme (veelal allochtone) moeders elkaar ontmoeten en praten over de opvoeding van hun jonge kinderen (0-3j), terwijl de kinderen spelen. Bedoeling is de gezinnen „„stappen‟ te helpen zetten naar bvb. kinderopvang of onderwijs. Belangrijk is het feit dat de ondersteuning (1) cultuursensitief is: één van de twee aanwezige begeleid(st)ers is intercultureel bemiddelaar, -6-
Bijlage 2: Dossier Leuven
INLOOPteam Mobil
de
Gezinsbond
Stad Leuven
Wigwam De Trommel vzw
Buurtwerk Lampeke vzw
Leren vzw
’t
Ondernemen
Riso Vlaams-Brabant
het interieur verwijst naar diversiteit en (2) laagdrempelig: deelname is niet verplicht en gratis. Naast het groepsaanbod zijn individuele gesprekken mogelijk, op vraag van de ouders. integrale en laagdrempelige preventieve ondersteuning rond opvoeding voor kansarme gezinnen met kinderen tussen 0 en 3 jaar (tot 6 jaar indien de kinderen niet naar school gaan) en kansarme zwangere gezinnen. Kern van de werking is laagdrempelig onthaal en groepswerk Wanneer nodig kunnen de medewerkers voorzien in individuele ondersteuning, zorgbemiddeling en begeleide doorverwijzing. Zoals de naam De Mobil suggereert is er in Leuven gekozen voor een mobiele werking: het team beweegt zich naar plaatsen waar mensen in armoede zich bevinden. Het project „Bijtanken over Opvoeding@home‟ wil ouders de kans bieden met elkaar in gesprek te gaan over opvoeding in een vertrouwde omgeving (iemands huiskamer) en in vertrouwd gezelschap (de eigen kennissenkring). De Gezinsbond stelt gratis een deskundige gespreksleider ter beschikking op voorwaarde dat de organiserende gastouder lid is (of wordt) van de Gezinsbond. Met het toelagereglement „kom op voor je wijk‟ wil Stad Leuven initiatieven van bewoners, bewonersgroepen, lokale verenigingen en lokale organisaties die de leefomgeving en het samenleven in hun wijk, buurt of straat verbeteren, ondersteunen. De ondersteuning in het kader van dit reglement kan zowel een financiële, logistieke, technische, materiële als expertisecomponent hebben. Binnen de Integratiedienst worden tal van taalstimuleringsinitiatieven ondersteund die ook interculturele ontmoeting tussen nederlands- en anderstalige mannen en vrouwen beogen (cf. goede voorbeelden); Andere? Kinderdagverblijf dat naast kinderopvang ook gezinsondersteuning aanbiedt en waar intensief gewerkt wordt aan ouderbetrokkenheid, bvb. via de dagelijkse „onthaaltafels‟ (cf. goede voorbeelden) In de moeder- of oudergroepen van Dagcentrum de Trommel komen mensen samen die hetzelfde meemaken, om te ervaren dat ze er niet alleen voor staan. Daarnaast organiseert de Trommel voor de gezinnen die door hen begeleid worden, allerlei activiteiten (speeltuin, pannenkoekenavond, gezinsweekend,..) opdat de gezinnen elkaar beter leren kennen en andere ouders ontmoeten. In Buurthuis ‟t Lampeke wordt ontmoeting tussen ouders en kinderen gestimuleerd via tal van activiteiten, vaak gelinkt aan de kinderwerking Fabota, het buurthuis, dagopvang de Wurpskes, de vakantiewerking, etc. Maandelijks komt ook een oudergroep samen waar ouders uitwisselen over zelf aangebrachte thema‟s, soms in verband met opvoeding. Participatie van ouders en ontmoeting tussen ouders wordt in Leren Ondernemen bereikt via tal van activiteiten, bvb. vanuit het sociaal restaurant, de buitenschoolse kinderopvang,…
Schoolopbouwwerk Oudergroepen Andere?
CAW
Inloopcentrum De Meander is een ontmoetingsplaats voor mensen die, omwille van omstandigheden, uitgesloten worden op verschillende levensdomeinen. Mensen die nergens anders meer terechtkunnen, die -7-
Bijlage 2: Dossier Leuven
Mamababbel
Moeder Kind Project (CGG VlaamsBrabant Oost) Veerhuis
Andere
4.
geen sociaal netwerk meer hebben, worden verwelkomd in een warme, huiselijke omgeving. In het volwassenenonthaal van het CAW kunnen ouders met vragen langsgaan voor informatie, advies, concrete hulp of begeleiding. Er is geen specifiek aanbod rond opvoedingsondersteuning, dus naargelang de aard van de vraag zal er na het bieden van emotionele steun worden doorverwezen naar de bevoegde organisaties. Mamababbel is een tijdelijk project, opgestart vanuit de KHLeuven. Concreet gaat het om een aantal groepssessies met een kleine groep kansarme mama‟s, waar ook gezondheidsvoorlichting wordt gegeven door studenten vroedkunde van de KHL. De mama‟s zijn relatief jong, „kwetsbaar‟ en worden gerekruteerd via organisaties (bvb. de Bakermat, Parel) Inspiratie voor het project werd gevonden bij het project „Moeders voor Moeders‟ uit Antwerpen Per sessie wordt een thema behandeld, bvb. gezonde voeding, samen koken, verzorging,.. Het CGG VBO biedt naast psychologische hulp aan kinderen, jongeren en volwassenen ook ouderschapsondersteuning aan ouders met psychische problemen en hun partners aan (het vroegere KOPP-project). Ontmoeting tussen ouders in dezelfde situatie staat hier centraal. Het Veerhuis (cf. supra) heeft occasionele oudergroepen opgestart met druggebruikende ouders, zodat ze onderling contacten kunnen leggen bij opvoedingsproblemen – zowel algemene als gerelateerd aan de verslavingsproblematiek Alle organisaties die vorming aanbieden, koppelen hier vaak een luik „ontmoeting‟ aan, door bvb. voor of na een vorming een receptie aan te bieden, zodat ouders elkaar kunnen ontmoeten, ervaringen kunnen uitwisselen, etc. (cf. STOP 4-7, Opvoedingswinkel Leuven)
PEDAGOGISCH ADVIES EN LICHTE OPVOEDINGSONDERSTEUNING
Spreekuur Opvoedingsondersteuning Kind en Gezin Opvoedingswinkel Leuven
CLB’s CGG’s (Passant en VBO)
Ouders met kinderen tot drie jaar kunnen met hun eigen verhaal en vragen over opvoeding terecht op het spreekuur opvoedingsondersteuning. Ze kunnen hun situatie bespreken met een medewerker van Kind en Gezin die geschoold is in pedagogisch advies, in één of meerdere gesprekken van ongeveer een uur. Een van de taken van de opvoedingswinkel is „vraaggericht pedagogisch advies bij specifieke opvoedingsvragen‟. Concreet gaat het om maximaal 5 individuele gesprekken met de ouder(s) van maximaal 1 uur. In deze gesprekken zal de opvoedingsconsulent in eerste instantie het probleem verhelderen en vervolgens op zoek gaan naar bruikbare tips. Vaak wordt het advies aangeboden in combinatie met emotionele steun en feedback en het uitbreiden van de formele en informele netwerken. Wanneer dit aanbod niet volstaat – in het geval van opvoedingscrisis of problematische opvoedingssituatie, wordt gericht doorverwezen. Nog verder uit te werken Aanbod van ouderbegeleiding, gezinsbegeleiding en individuele sessies op afspraak op het centrum Het CGG VBO biedt ook ouderschapsondersteuning aan ouders met psychische problemen en hun partners aan. Thema‟s als praat je met kinderen over psychische problemen komen aan bod. Daarnaast worden opvoedingsvaardigheden getraind in een 7 namiddagen durende programma -8-
Bijlage 2: Dossier Leuven
Doel van de Pedagogische oefenschool is het aanleren van opvoedingsvaardigheden rond thema‟s als is opvoeden dan geen kinderspel, opvoeden doe ik dat nu alleen (voor eenoudergezinnen na scheiding), ik heb het zo niet bedoeld (voor ouders van tieners), zijn we nu één grote familie (voor nieuw samengestelde gezinnen). Oudergroepen komen een 5 à 6-tal keer samen rond deze thema‟s. Het is onduidelijk of de oefenschool onder deze categorie hoort, dan wel beter valt onder een minder intensieve ondersteuningscategorie.
Gezinsbond
5.
MEER INTENSIEVE PEDAGOGISCHE BEGELEIDING
CKG de Schommel
STOP 4-7 (Samen sterker Terug Op Pad)
Kleuterproject Trommel’
‘De
Thuisbegeleiding: De thuisbegeleiding door CKG De Schommel is gesubsidieerd door Kind & Gezin. Doelgroep zijn gezinnen met kinderen van 0-12j (met specifieke aandacht voor kinderen tussen 0 en 6 jaar oud) waar de opvoeding moeilijk loopt. De begeleiding duurt doorgaans 6 maanden en kan oplopen tot maximaal 9 maanden. Thuisbegeleiding bestaat uit een wekelijks huisbezoek door een gezinsbegeleider. Voorwaarde voor begeleiding is dat ouders akkoord gaan. De „Ambermodule‟ (intensieve gezinsondersteuning) startte in de schoot van vzw Amber (met een erkenning binnen Jongerenwelzijn) vanuit de vaststelling dat thuisbegeleiding onvoldoende preventief werkte Vanaf 1 januari 2001 kreeg deze werkvorm een projecterkenning van Kind en Gezin. Naast het verder uitbouwen van de concrete werking kreeg het project de opdracht om de mogelijkheden tot implementatie van deze intensieve ambulante werkvorm in de ambulante werking van de CKGs te verkennen. Er wordt intensieve begeleiding geboden aan 4 gezinnen vanaf 1 maand voor de geboorte tot maximaal 6 maanden na de geboorte en wonende in een straal van 15 tot 20 km rond Leuven.. Vanaf 1 januari 2010 valt dit project volledig onder CKG De Schommel, Stop 4-7 geeft intensieve trainingen voor kinderen tussen 4 en 7 jaar oud met gedragsproblemen. Zowel kinderen, ouders als leerkrachten nemen deel aan trainingen. Positief opvoeden staat centraal. Doel is het negatieve interactiepatroon tussen kinderen met gedragsproblemen en hun omgeving (ouders en leerkrachten) te doorbreken. Kleutertrainingen, oudertrainingen en leerkrachttrainingen worden gecombineerd en soms aangevuld met gezinsbegeleiding die ook na de trainingen kan verderlopen. Dit programma is gebaseerd op een evidence-based programma ontwikkeld door Wim de Mey (UGent). Het is gesubsidieerd door Kind & Gezin en valt onder CKG De Schommel Het kleuterproject omvat de begeleiding van ouders en hun kinderen, bestaande uit: spelnamiddagen, oudertrainingen en individuele oudergesprekken aan huis of in de Trommel. Sessies duren doorgaans twee uur. De opvoedingsthema‟s die aan bod komen, worden gekozen aan de hand van de opvoedingsvragen die naar voren komen tijdens de intakegesprekken. De sessie start met een spelmoment voor de ouders met hun kleuters. Na dit spelmoment start het trainingsmoment met de ouders, waarop verder wordt ingegaan op het thema. Ondertussen werken de kleuters samen met een begeleidster verder rond het thema adhv spel, beweging, knutselactiviteiten,… Doorheen het traject staat de positieve relatie tussen ouder en kind centraal. Elk traject duurt ongeveer 3 maanden, maar ouders krijgen de kans om verschillende trajecten achtereen te volgen indien ze -9-
Bijlage 2: Dossier Leuven
Gezinsondersteunende pleegzorg
CGG Oost
6.
Vlaams-Brabant
dat nodig vinden. Doorverwijzingen gebeuren vanuit het Comité Bijzondere Jeugdzorg, de Jeugdrechters en de „werkgroep kleuters‟ die in Leuven werd opgericht. Opvang vzw en vzw Kinderdienst Diensten voor pleegzorg begeleiden personen die (tijdelijk) niet voor zichzelf kunnen zorgen, in andere gezinnen. Het zijn particuliere initiatieven die erkend zijn door de overheid. „Erkend' betekent dat zij door de overheid gesubsidieerd en geïnspecteerd worden. Dankzij de erkenning als Dienst voor Gezinsondersteunende Pleegzorg (GOP) door het agentschap Kind en Gezin bij de Vlaamse Gemeenschap kunnen kinderen ook preventief in pleeggezinnen geplaatst en begeleid worden, voor lichtere problemen die op korte termijn kunnen opgelost worden. Op die manier wordt voorkomen dat opvoedingssituaties echt problematisch worden. Gezinsondersteunende pleegzorg Kan enkel op vraag van de ouders. Dit betekent dat verwijzende instanties in principe geen rol spelen, al gebeurt een toeleiding vaak via deze organisaties (bvb. OCMW, CAW, CLB,..). Deze GOP bestaat in 2 vormen: onderbroken (enkel weekends, vakanties, korte periodes) en ononderbroken (maximaal 90 dagen). GOP kan voor kinderen tot en met 12 jaar (of zolang ze in de lagere school ingeschreven zijn) moeder-baby project CGG Preventief-therapeutische interventie aan huis voor depressieve moeders en hun baby.Doel van het project zijn onder andere het voorkomen van latere ontwikkelingsstoornissen en psychopathologie bij het kind en het vergroten van het inlevingsvermogen van de moeder.
ONDERSTEUNING VAN PROBLEMATISCHE OPVOEDINGSSITUATIES
Strikt genomen valt dit aanbod niet onder opvoedingsondersteuning, maar onder „opvoedingshulp‟ of intensieve hulpverlening. We vermelden ze omwille van het belang van gerichte doorverwijzing tussen opvoedingsondersteuning en opvoedingshulp. De volgende organisaties bieden deze aan: De Trommel vzw Sporen vzw Amber vzw Centrum Pleegzorg Kessel-Lo Open Thuis Vlaams-Brabant CGG’s (Vlaams-Brabant Oost en Passant) Vertrouwenscentrum Kindermishandeling Vlaams-Brabant Monte Rosa De Wissel De Dam Comité voor Bijzondere Jeugdzorg Leuven
- 10 -