Open brief aan de redactie van het Nederlands Dagblad Afzender: J. Spaans
Aan : Redactie Nederlands Dagblad
Hoogeveen
(ND)
[email protected]
[email protected]
www.jaapspaans.nl Hoogeveen, 19 juli 2012 Geachte leden van de ND-redactie, Hierbij breng ik onder uw aandacht onderstaande open brief aan u gericht, die als volgt is ingedeeld: 1.Aanleiding tot het schrijven van deze open brief (de Kwestie Frank Ouweneel verder in deze brief aangeduid als ‘de KFO’) 2.De macht van de media 3.Analyse van een persoonlijke ervaring met het ND uit 1998 4.Reacties op de publicatie ‘Overwegend’ uit 1998 5.Het Publiek Debat Biometrie 6.Relevante publicaties uit het ND in de periode na het verschijnen van de hiervoor aangehaalde publicatie ‘Overwegend’ m.b.t. het gestelde onder punt 3 7.Visie op de toekomst 8.Waakzaamheid geboden ? 9.Christelijke media en moderne theologen: waar ligt jullie verantwoordelijkheid? 10.Hoe ga ik zelf met mijn bronnen om? 1.Aanleiding tot het schrijven van deze open brief, de Kwestie Frank Ouweneel Op 11 juli 2012 verscheen op de voorpagina van het ND onder de kop ‘Bijbelleraar verzonfeiten en bronnen voor eindtijdstudie’ een publicatie naar aanleiding van het rapport van W. van den Esker en G. Wagenaar ‘De waarheid achter de Eindtijdstudie Editie 2011’. Samengevat komt de kritiek er op neer dat F. Ouweneel als voorganger/Bijbelleraar zijn verkondiging mede baseerde op foute en zelfs verzonnen gegevens. Ik ga daar niet dieper op in. De gegevens zijn bekend, de inhoud van het rapport spreekt voor zich. Wat Ouweneel deed is volstrekt ontoelaatbaar en het is goed dat hij daarop is gewezen. Al snel echter nam de discussie een onverkwikkelijke wending. Niet de persoonlijke keuze en verantwoordelijkheid van Ouweneel kwamen centraal te staan in publicaties en reacties die verschenen en de discussie die ontstond, maar het verschijnsel in brede zin, dus ook de leerstellige aspecten. Als een van de felste critici ontpopte zich in uw dagblad Jan Martijn Abrahamse, wetenschappelijk medewerker van het Baptistenseminarie 1
Vrije Universiteit te Amsterdam. In een ingezonden opiniestuk op 13 juli 2012 verlegt hij de verantwoordelijkheid voor het gedrag van Ouweneel van de persoon naar wat hij aanduidt als de context, waarin de misstap kon plaats vinden. Om zijn betoog te onderbouwen haalt hij slechts 1 bron aan en legt de schuld voor Ouweneels misstap onder andere bij ‘Bladen als Het Zoeklicht’. Hij is niet mals in zijn taalgebruik en gebruikt denigrerende termen als ‘dit soort figuren’ en ‘deze figuren’. Ouweneel is ook maar ‘slachtoffer van een klimaat waarin weinig ruimte is voor het mysterie van de Schrift’. Verder heeft hij het over ‘Een neiging die vaak vermomd gaat als waakzaamheid’. Ik heb zelf over deze reactie een opiniestuk gezonden naar het ND, dat op 18 juli is geplaatst en naar welke reactie ik verwijs. Daarin heb ik de kritiek op de werkwijze van F. Ouweneel onderstreept, maar nadrukkelijk afstand genomen van de kritiek op de zogenaamde context. Op zaterdag 14 juli wordt de discussie verder verbreed in een paginagrote publicatie in het ND onder de kop ‘Het fenomeen Bijbelleraar’. De schrijver geeft aan dat het gaat om een ‘Een zoektocht naar motieven, boodschap en publiek’ en besteedt ook aandacht aan bijvoorbeeld de eindtijdwebsites die snel in aantal toenemen en het fenomeen ‘online Bijbelleraar’. De discussie is daarmee zo ontspoord dat onzorgvuldig handelende sprekers, eindtijdsites, een blad als Het Zoeklicht dat al sinds 1919 bestaat en anderen die het wagen een eschatologische visie te hebben op deze tijd, op één grote hoop worden gegooid. En dat op een verwerpelijke, generaliserende en weinig liefdevolle wijze. Iets in mij zegt dat deze verontwaardiging niet geheel zuiver is. Wat zijn de beweegredenen en intenties van deze gretige en triomfantelijke critici? Abrahamse presenteert zich als wetenschappelijk medewerker, maar uit zich zodanig generaliserend, dat alleen dit al strijdig is met wetenschappelijke regels van zorgvuldigheid. Een serieuze wetenschapper zou nooit op basis van 1 geïsoleerd geval zo’n generaliserend opiniestuk inzenden. Het gaat hen dan ook niet zozeer om de misstap van Ouweneel maar om een diepgewortelde aversie tegen een Bijbelse opvatting, die via deze kwestie een uitweg zoekt. Het probleem zit veel dieper en het ND en andere critici zouden ook eens bij zichzelf te rade moeten gaan. Van wetenschappers mag je verwachten dat ze emoties en feiten kunnen scheiden. Een van de vragen die de critici zich in deze eens zouden moeten stellen, is of zij zich zelf wel voldoende inspannen om moderne ontwikkelingen als de computerisering van de samenleving, globalisering, de snelle wetenschappelijke ontwikkelingen bijvoorbeeld op het gebied van genetica en nanotechnologie en de gevolgen ervan voor individu en samenleving, een plaats trachten te geven in hun Bijbelse exegese. Daaraan is namelijk een groeiende behoefte. Ik kom daar nog op terug. 2.De macht van de media De KFO toont weer eens aan hoe groot de macht van de media is. Er wordt een onderzoek ingesteld en vervolgens wordt een publicatie gelanceerd met alle gevolgen van dien. Met positieve gevolgen laat ik dat voorop stellen, want mensen worden erdoor aan het denken gezet en gedwongen om voortdurend alert en zorgvuldig te zijn bij het selecteren van bronnen. De andere kant van de medaille is echter dat door de generaliserende wijze waarop dit gebeurt, mensen en organisaties die geen enkel aandeel hebben in de verkeerde keuze van een individu, ook worden beschadigd. De media pretenderen vaak objectief te zijn, maar alleen al door de wijze waarop nieuws wordt geselecteerd, vaak op basis van allerlei ideologische of levensbeschouwelijke vooronderstellingen, komen ook zij voortdurend in conflict met die objectiviteit. De Telegraaf heeft een achterban die weer afwijkt van die van de Volkskrant en er bestaan ook aanzienlijke verschillen tussen christelijke 2
media als Trouw, het Reformatorisch Dagblad en het ND. Datzelfde geldt voor andere media als omroepen en periodieken. Wanneer je, zoals in mijn geval, regelmatig persberichten of rondzendmails verspreid, weet je zo ongeveer wel wat je kunt verwachten. De Volkskrant neemt een onderwerp van mij over als het bijvoorbeeld over de bonuskaart van Albert Heijn gaat. Maar op het moment dat je al te nadrukkelijk verwijst naar je levensbeschouwelijke uitgangspunten, is er geen belangstelling. Ik neem dat de media overigens niet kwalijk. Ik selecteer zelf ook, de bladen waarvoor ik schrijf doen dat en ik begrijp dat een journalist, net zoals andere burgers, een levensbeschouwelijke of ideologische achtergrond of visie heeft (vrijgemaakt, socialistisch, evangelisch etc.) en dat men rekening moet houden met de achterban. We hebben gelukkig grondrechten, een vrije pers en onze democratische rechtsstaat is gebaat bij een goed geïnformeerde bevolking. De grens tussen objectiviteit, vooringenomenheid of zelfs rancuneuze vooroordelen blijkt echter flinterdun te zijn en ik ben van mening dat die grens in de KFO is overschreden. De keuze om F. Ouweneel als slachtoffer van een bepaalde context te bestempelen en daaropvolgend de plotselinge stortvloed aan verwijten naar die ‘verwerpelijke’ context en de generaliserende wijze waarop dit gebeurde, hebben velen aan het denken gezet. Zitten degenen die deel uitmaken van die context die nu zo onder vuur ligt (evangelischen, vrije baptisten maar ook vele uniebaptisten en behoudende reformatorischen etc.) er dan geheel naast en hebben de critici (moderne Bijbelwetenschappers, de meer progressieve reformatorischen en uniebaptisten) het dan geheel bij het rechte eind? Als straks ‘de kruitdampen zijn opgetrokken’, zouden verhoudingen weleens blijvend beschadigd kunnen zijn. Immers, veel christenen die zich wel betrokken voelen bij de door de criticus geschetste context, zullen willen weten waar zij aan toe zijn en wat die kritische en moderne Bijbelwetenschappers en leraren dan zelf te bieden hebben. Welke antwoorden hebben zij op de vele ethische en levensbeschouwelijke vragen die onder mensen leven. 3.Analyse van een persoonlijke ervaring met het ND uit 1998 Ik ben zelf gewend om mensen tijdens lezingen/presentaties te prikkelen om te reageren of kritische vragen te stellen en dat geldt ook voor de lezers van mijn boeken of publicaties. Kritiek zal er natuurlijk altijd wel blijven. Verantwoording afleggen van datgene wat je beweert, ervaar ik echter als een Bijbelse noodzaak. Is het correct wat ik bijvoorbeeld 15 jaar geleden schreef en hoe heeft een visie die ik presenteerde in de praktijk uitgewerkt? Maar dat geldt ook voor degenen die zich in deze discussie zo kritisch en generaliserend opstellen. De volgende analyse van een persoonlijke ervaring betreft een ‘conflict’ dat ik in 1998 had met de hoofdredacteur van het ND. Ik neem dit als voorbeeld, omdat er een langdurige periode overheen is gegaan, met voortschrijdende inzichten en het voorbeeld illustratief is voor het feit dat veel christenen, media incluis, het laten afweten bij een aantal nieuwe ontwikkelingen. Men publiceert er wel over en brengt het als nieuws, maar slaagt er vervolgens niet in om die informatie gedegen te analyseren en er een Bijbelse uitleg (exegese) aan te verbinden. Als je het exegetisch laat afweten, moet je niet vreemd opkijken dat anderen trachten het ontstane gat op te vullen. Als je daarover vervolgens verontwaardigd bent, wordt het tijd eens kritisch in de spiegel te kijken. Ruim 14 jaar geleden, op 23 januari 1998, wijdde de toenmalige hoofdredacteur van het ND, J.P. de Vries, in de rubriek ‘Overwegend’ een halve pagina aan mijn boek ‘De gecontroleerde samenleving’ onder de kop ‘Spanning tussen privacy en toezicht’ (zie bijlage). Eerder al, in dezelfde rubriek van 26 april 1996, had deze hoofdredacteur bij een bespreking van mijn boek ‘Christenen en de welvaartsmaatschappij’, aangegeven dat mijn 3
evangelische inslag zich verraadde ‘door sterke nadruk te leggen op de vrije wil van de mens’. Ik zou daarmee de kracht van het zondige hart onderschatten, ook in het leven van de gelovigen, wat natuurlijk niet zo is want ik ken mijzelf goed. Mijn boek De gecontroleerde samenleving dat anderhalf jaar later verscheen, kon niet rekenen op veel sympathie van dhr. De Vries. Ik had het boek niet uitgegeven onder mijn naam, maar onder mijn tiencijferig Anummer, waaronder ik stond geregistreerd in de gemeentelijke basisadministratie. Dat was een bewuste keuze, omdat het toen al mijn vaste overtuiging was, dat nummeridentificatie in combinatie met andere identificatiesystemen de persoonlijke levenssfeer van de burger, die ligt verankerd in artikel 10 van onze Grondwet, in de toekomst ernstig zou kunnen aantasten. Maar die mening werd niet gedeeld door De Vries en ik zal dat met enige citaten van hem uit de omvangrijke publicatie onderbouwen, met aanvullende opmerkingen van mijzelf: ‘Nummers vergemakkelijken de koppeling van computerbestanden. Dat maakt intensievere controle mogelijk. Is dat een bezwaar?’. Volgens De Vries niet want ‘Wie niets te verbergen heeft, wordt daardoor niet geschaad’. Als het over de ethiek van de privacy gaat stelt De Vries: ‘Als ik mij op straat behoorlijk gedraag, heb ik geen last van een videocamera. Als vervolgens mijn portemonnee gerold wordt, ben ik blij als de dader via een video-opname kan worden achterhaald. De controle beschermt me dan in plaats van mij te bedreigen. Zo werkt een goede overheid naar Romeinen 13’. Over de Registratiekamer (thans College Bescherming Persoonsgegevens/CBP): ‘De overheid moet daarvoor regels stellen en op de naleving daarvan toezien. Daarvoor hebben we de Registratiekamer. Soms vraag je je af of deze instelling zelf geen ‘big brother’ geworden is, een alles controlerende instantie zoals geschetst in Orwell’s roman 1984, waar Grote Broer langs deze weg de mensen totaal overheerste’. Opmerkelijk want de overheid heeft de Registratiekamer zelf ingesteld als waakhond en hoe verhoudt zich dat dan tot zijn eerdere opmerking over Romeinen 13? Over biometrie: ‘Spaans maakt zich ook grote zorgen over nieuwe methoden van identificatie door ‘biometrie’(vingerafdruk of gezichtsherkenning). Wij zien juist voordelen, als de pincode hierdoor kan worden vervangen. Geen problemen meer met het onthouden van cijfers en geen risico als je pasje in onbevoegde handen terecht komt’.
Omslag boek ‘De gecontroleerde samenleving’
4.Reacties op de publicatie ‘Overwegend’ uit 1998 Op de vermelde publicatie ontving ik vele verontwaardigde reacties richting De Vries van medechristenen, zowel voor wat betreft inhoud als teneur. Een ingezonden brief van mij werd door de redactie geweigerd, omdat het om een boekbespreking/recensie zou gaan, wat mijns inziens niet het geval was want er werden geen boekgegevens bij vermeld. Essentieel is echter wat de praktijk bracht in de ruim 14 jaren die volgden op de publicatie van De Vries. Dat is de reden dat ik dit voorbeeld gebruik in het licht van de KFO-discussie. Was de kritiek 4
van De Vries terecht, had ik mij wellicht vergaloppeerd bij de inschatting van de ethische en levensbeschouwelijke gevolgen van een nieuwe ontwikkeling, maar vooral wat was de inhoud/strekking van publicaties in het ND over dit onderwerp in de jaren die volgden? Vermeldenswaardig in het licht van de actuele discussie, is dat ik mijn boek had onderbouwd met in totaal 100 bronnen variërend van het ND en vakliteratuur tot officiële rapporten als de Nota Telematica en Vervoer en publicaties als Persoonsregistratie en privacy. Uit de publicatie bleek niet dat de bewuste bronnen dan wel de bronnenonderbouwing als geheel, relevant waren voor De Vries. Hij had zijn eigen persoonlijke referentiekader of context om bij het jargon van de actuele discussie te blijven. Overigens was het internet toen nog niet zo algemeen toegankelijk als nu. 5.Het Publiek Debat Biometrie
Foto: Deutsche Bundes Druckerei Berlin
In 2000 ontving ik van de Registratiekamer, door De Vries in 1998 nog bekritiseerd, een uitnodiging om in Den Haag deel te nemen aan het Publiek Debat Biometrie. Het debat werd gehouden op initiatief van de overheid, omdat zij wel inzag dat er voor de burgers een zeer ingrijpende ontwikkeling op komst was. In het permanente spanningsveld tussen privacy en rechtshandhaving was het van groot belang dat er een ethische en levensbeschouwelijke visie op dat onderwerp tot stand kwam, ook gezien de behoefte die er was onder veel christenen. Het deelnemersveld bestond voornamelijk uit journalisten, politici, ambtenaren, vertegenwoordigers van de zorg en het bedrijfsleven. De kerken en ook de christelijke media schitterden bij mijn weten door afwezigheid. Dat gold ook tijdens de bijeenkomsten van het Nederlands Biometrie Forum die in de jaren die volgden werden gehouden. In het jaar na het debat, in september 2001, voltrok zich ‘nine-eleven’. In de schokgolf die daarop volgde in de Westerse wereld, kwam het zwaartepunt te liggen bij bestrijding van terreur en criminaliteit en op veiligheid. Voor de identificatierevolutie die zou volgen, werden fondsen vrijgemaakt om moderne identificatiemiddelen te ontwikkelen op basis van biometrie en chiptechnologie en een grotere nadruk te leggen op persoonsregistratie en nummeridentificatie. Anno 2012, ruim een decennium later dus, heeft iedere Nederlander een uniek persoonsnummer (BSN) dat ook mag worden gebruikt buiten de overheidssector (zorg/verzekeringen), worden er alleen nog paspoorten verstrekt met een chip voorzien van biometrische kenmerken (gezichtsherkenning/digitale vingerafdruk), geldt een algemene identificatieplicht en worden digitale transacties gestimuleerd en traditionele transacties (contant geld) ontmoedigd. De wereld ondergaat op alle fronten een ingrijpende wijziging als gevolg van opkomende machtsblokken en economieën en grensoverschrijdende ontwikkelingen als computercriminaliteit (cybercrime) etc. Zo had Veiligheid topprioriteit tijdens bijeenkomsten van de wereldelite, bijvoorbeeld in het World Economic Forum. Cybercrime/datafraude worden beschouwd als ‘core global risks’ in het Global Risks Report 2012 (schema van technological risks, pagina 4, onderwerp cyberattacks) http://www3.weforum.org/docs/WEF_GlobalRisks_Report_2012.pdf . Zou het ons 5
niet te denken moeten zetten, dat men erin is geslaagd om in een periode van ruim 10 jaar, mondiale standaardisatie te ontwikkelen op een groot aantal gebieden, zoals biometrie, chiptechnologie, koppelen van computerbestanden en ondersteunende computersystemen? 6. Relevante publicaties uit het ND in de periode na het verschijnen van de hiervoor aangehaalde publicatie ‘Overwegend’ en het gestelde onder punt 3 Bijzonder relevant is hoe in het afgelopen decennium de berichtgeving in het ND is geweest over de onderwerpen die ik hiervoor besprak. Is de mijns inziens naïeve visie van De Vries die in zijn rubriek Overwegend naar voren komt het uitgangspunt geweest, of is zijn visie ‘ingehaald’ door feiten, omstandigheden en de veranderende situatie op de wereld? Waren zijn overreactie en felle woordgebruik naar mij toe terecht, of kan achteraf worden gesteld dat die niet terecht waren? Die vaststelling is vooral van belang in het licht van de discussie over de KFO rond ‘de context’ zoals criticus Abrahamse in zijn opiniebijdrage stelde, waarbij een aanzienlijke groep christenen wordt gestigmatiseerd. Om dat vast te stellen ‘laat ik enige bronnen uit het ND spreken’ van het afgelopen decennium en mag u zelf uw conclusies trekken. Ik vind overigens dat het de redactie van het Nederlands Dagblad siert, dat men deze vaak kritische artikelen heeft gepubliceerd. --Technologie op paspoort leidt tot meer misbruik, redactie samenleving in het ND van 23 juli 2003. Citaat: ‘Zo is de apparatuur die paspoorten en identiteitskaarten met daarop gecodeerde unieke lichaamskenmerken moet controleren, gemakkelijk te misleiden. En ook het Burger Service Nummer (BSN), de opvolger van het sofinummer, is gevoelig voor fraude’. Deze waarschuwing uit informatiestrateeg dr. mr. Jan Grijpink, raadsadviseur bij het ministerie van justitie. Zie bronnen aan het einde. --‘Plan voor nationale DNA-bank roept vragen op’, Rudi Buis in het ND van 1 maart 2005. Citaten: ‘Toch breekt Broeders geen lans voor invoering van een nationale databank met profielen van alle burgers. Er zitten haken en ogen aan. Wat als jij een haar verliest op een plaats waar even later een misdrijf wordt gepleegd? Dan ben je ook verdachte’ en ‘Soms gaan criminelen een stap verder; ze leggen dwaalsporen’ en ‘De kans op valse sporen is groot, zegt de Nijmeegse hoogleraar strafrecht Ybo Buruma’ en ‘Hoogleraar Buruma: ‘Dan kun je zien of iemand suikerziekte heeft of een grote kans heeft op een erfelijke ziekte. Dan komt het gevaar van genetische discriminatie om de hoek kijken’ en ‘En dan ook nog een databank met DNA-profielen? De overheid krijgt wel erg veel over ons te weten’. --‘Hoeder van burger mag niet Big Brother worden’, J. Cordia in het ND van 23 juni 2005 over het rapport ‘Politie in ontwikkeling’. Citaten: ‘In een nieuw rapport balanceert de top van de Nederlandse politie op een dunne lijn tussen zorgen voor meer veiligheid en een forse ingreep in de persoonlijke levenssfeer’. en ‘Dat er iets moet gebeuren om de misdaad het hoofd te kunnen bieden is buiten kijf. Maar dat moet zo weinig mogelijk leiden tot het in de tang nemen van de burger. Dat gevaar is niet geheel denkbeeldig als de politiet op volledig z’n zin krijgt‘. --‘Rouvoet ziet dreiging van ‘seculiere dictatuur’, redactie politiek in het ND van 23 juni 2005. Citaat: ‘Als voorbeeld van de dreigende intolerantie noemt de ChristenUnie voorman de vanuit beduchtheid voor terrorisme en uitwassen van de islam vergaande voorstellen van het CDA om grondrechten in te perken. Bijvoorbeeld het preventief aan banden leggen van de vrijheid van meningsuiting’. 6
--‘Alle telefoondata jaar lang opslaan’, ANP-bericht in het ND van 22 september 2005 over een voorstel vanuit de Europese Commissie over de opslag van o.a. telefoon- en mailverkeer. Citaat: ‘De maatregel moet de strijd tegen terreur en zware misdaad makkelijker maken’. --‘Slimme camera’s in strijd tegen terreur’, ANP-bericht in het ND van 9 september 2006’. Citaat: ‘Vijf jaar na de aanslagen in de Verenigd Staten is ook Nederland in de ban van het terrorisme. De situatie zal nog vele jaren duren verwacht Donner’, --‘Overheid houdt burger in de tang in naam van veiligheid’ (woord ‘veiligheid’ is in mijn archiefkopie iets weggevallen, maar leek mij logisch), redactie binnenland in het ND van 3 februari 2007. Gaat over het toen verschenen rapport ‘Van Privacyparadijs tot controlestaat?’ van het Rathenau-instituut. Citaten: ‘Veel van de maatregelen hebben met de bestrijding van terrorisme weinig tot niets te maken en werden al voor die aanslagen voorbereid, stellen de onderzoekers’ en ‘Politie, justitie, belastingdienst en andere opsporingsdiensten hebben vrijelijk toegang tot gegevens die helemaal niet voor opsporingsdoeleinden bestemd waren. Zo niet vrijwillig dan onder dwang van de Europese – wet.’ en ‘Het Rathenau-instituut probeert met dit rapport de publieke discussie aan te zwengelen’. Deze oproep hadden dus ook de kerken zich mogen aantrekken (J.S). --‘Zorg ChristenUnie over RFID-chip niet terecht’ , Wim Griffioen, ND-site van 18 februari 2008. Citaten: ‘Bedreiging van de privacy wordt veel eerder veroorzaakt door gekoppelde netwerken’ en ‘We zijn vertrouwd geraakt met identificatievormen die inbreuk maken op onze privacy’ en ‘Door de hype over de risico’s van RFID-chips, sneeuwen de immense voordelen van het gebruik volledig onder’ waarbij de auteur 6 voordelen van RFIDtechnologie opsomt. Naar aanleiding daarvan heb ik een opiniestuk ingezonden ‘Chip zet lichamelijke integriteit op het spel’, dat op 20 februari 2008 in het ND werd geplaatst. --Politiek neemt privacywaakhond niet serieus, redactie binnenland in het ND van 20 februari 2008. Gaat over de opslag van (digitale) vingerafdrukken in een centrale databank. Citaten: ‘Die databank komt er ondanks kritiek van het CBP’ (J.S. College Bescherming Persoonsgegevens is de rechtsopvolger van de Registratiekamer) en ‘Het college spreekt zelfs van een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer’ en ‘Maar dit advies wordt terzijde gelegd en de maatregel wordt er zo maar doorheen gejast’ zegt Prins (J.S. lid van de WRR ), die de databank ziet als een regelrechte inbreuk op de privacy van de burgers’. --‘De controleur mag altijd binnenvallen’, Jacqueline Steenwijk in het ND van 15 januari 2010. Gaat over een wetsvoorstel waarbij wordt geregeld dat bepaalde groepen burgers zich moeten onderwerpen aan een huisbezoek van controle-instanties, ook als zij nog niet als verdachte zijn aangemerkt. Diverse vertegenwoordigers van belangenorganisaties en juristen komen in de publicatie aan het woord. Citaten: ‘De grondrechten zijn na de Tweede Wereldoorlog in het EVRM vastgelegd vanuit de gedachte ‘dit nooit meer’ legt hoogleraar staats- en bestuursrecht Janneke Gerards uit’ en ‘Inperking van dat recht mag alleen als er een goede reden is. Die goede reden is er vooralsnog niet, stelt de Raad van State’, in een zeer kritisch advies over het wetsvoorstel. --CBP: ‘kopietje paspoort mag niet’ in het ND van 13 juli 2012, over de risico’s die verbonden zijn aan het afgeven van een kopie van het paspoort. Citaten: ‘Bedrijven 7
maken vaak kopieën van paspoorten. Maar dat is wettelijk niet toegestaan’ en ‘Daarbij moeten dan wel de pasfoto en het burgerservicenummer worden afgeschermd. Als de auto weer wordt ingeleverd dienen verhuurbedrijven de kopie te vernietigen’. Ik realiseer mij dat ik door het geven van bovenstaande voorbeelden ook heb geselecteerd, zowel wat betreft de keuze van publicaties als de aangehaalde citaten. De bronnen zijn beschikbaar. Mochten er onjuistheden in zitten of als er vragen zijn over de selectie, dan neem ik daar graag kennis van. 7.Visie op de toekomst Ik zit met een fundamentele vraag die voor mij persoonlijk van belang is, maar ook uiterst relevant in het kader van de discussie rond de KFO. Hoe verhoudt de visie van de toenmalige hoofdredacteur zich tot de inhoud van de vele kritische publicaties die nadien zijn verschenen in het ND? Is hij te voorbarig geweest en zou daar dan geen lering uit getrokken moeten worden. Ik doel dan met name op het feit dat de felle kritiek in de KFO zich ontlaadde richting de zogenaamde context, degenen die nog wel geloven in de vervulling van Bijbelse profetieën, die bladen als Het Zoeklicht maken of lezen en waartoe ik ook mijzelf reken. Een visie die overigens niet noemenswaardig afwijkt van datgene wat geleerd wordt/werd in onder andere de Gereformeerde belijdenisgeschriften. In het boek ‘Onze geloofsbelijdenis’ van Ds.J.G. Feenstra, Uitgave Kok Kampen 1947, lees ik op pagina 479 onder B een visie op de Wederkomst van Christus. Die zal volgens de auteur zijn 1. Lichamelijk en zienlijk 2. Met grote heerlijkheid en majesteit 3. Als rechter 4. Als Herschepper. In de voorafgaande pagina’s schetst de auteur de situatie op de wereld, de gebrokenheid ervan en wordt expliciet verwezen naar Bijbelgedeelten, waarvan moderne Bijbelwetenschappers menen dat we die eigenlijk niet zouden mogen uitleggen of op de huidige tijd mogen toepassen. Ik realiseer mij dat het een visie betreft van ruim 60 jaar geleden. Het grote verschil is vooral dat er in veel kerken niet meer over gepreekt wordt, terwijl het voor een blad als Het Zoeklicht en anderen nog wel degelijk relevant is. Gelet op de publicaties die ik heb aangehaald en geciteerd, durf ik de conclusie te trekken dat de visie van voormalig hoofdredacteur J.P. De Vries in 1998 niet juist was. Niet alleen blijkt dit mijns inziens uit de ND-publicaties die ik heb aangehaald, maar ook uit de ontelbare publicaties in andere media (het zijn er teveel om op te sommen) en studies en rapporten van gezaghebbende personen en instanties. Maar ook bredere maatschappelijke discussies over bijvoorbeeld invoering van het Elektronisch Patiëntendossier, het afblazen van een landelijke databank met paspoortgegevens wegens veiligheidsproblemen, de snelle toename van cybercrime of computercriminaliteit zoals phishing, skimming, identiteitsfraude en computervredebreuk (hacking / artikel 138 a Wetboek van Strafrecht). Aan het eind van deze open brief verstrek ik een kort overzicht van enige relevante publicaties, waarnaar ikzelf heb verwezen of waarnaar is verwezen in ND-publicaties. Als ik de eerste letters van deze open brief intyp is het zondagavond 15 juli 2012. In het journaal wordt aandacht besteed aan het feit dat het die dag exact 70 jaar geleden is, dat de eerste trein met Joden vertrok vanuit Westerbork richting Auschwitz. Premier Rutte was bij de herdenking in Westerbork aanwezig en sprak enige indrukwekkende woorden: ‘Wat hier is gebeurd en het lot van de mensen die vanuit Westerbork naar de kampen werden gedeporteerd, gaat ons verstand ver te boven. En juist daarom moeten wij dat verleden onder ogen blijven zien. Om niet te vergeten’.
8
8.Waakzaamheid geboden? In de zeer scherpe reactie van Jan Martijn Abrahamse op de KFO (Frank Ouweneel is ook slachtoffer, ND van 13 juli 2012) wordt niet alleen gesteld dat Ouweneel ook maar slachtoffer is van een bepaalde context, maar wordt tevens het volgende gesteld: ‘’Echter, de waakzaamheid die de Schrift noemt, is een oplettende houding, juist omdat het ons ontbreekt aan kennis van de toekomst’. De waakzaamheid van mensen als Ouweneel beschouwt hij als een vermomming. Ik wijt het maar aan jeugdige onbezonnenheid van Abrahamse en een gebrek aan levenservaring, maar die stelling rammelt. Een mens, maar ook de mensheid als geheel, moet juist lering trekken uit de geschiedenis om fouten in de toekomst te voorkomen. De Vries sloeg de plank mis met zijn clichéopmerking ‘Wie niets te verbergen heeft, wordt daardoor niet geschaad’. Zijn kritiek op mij over nummeridentificatie en de verontwaardiging over het plaatsen van mijn A-nummer op de boekomslag, zijn door de massale invoering van het BSN volstrekt achterhaald. Iedere Nederlander moet zich regelmatig identificeren op basis van zijn BSN. Om aan te tonen dat we waakzaam moeten zijn, haal ik 2 praktijkvoorbeelden aan uit de recente geschiedenis, die ook weer verband houden met het voorgaande: --Tijdens de Tweede Wereldoorlog behoorde Nederland tot de landen waaruit de meeste Joden zijn afgevoerd naar vernietigingskampen en niet teruggekeerd. Geschiedschrijvers en andere deskundigen zijn het er over eens dat dit onder andere verband hield met de perfecte persoonsregistratie en bevolkingsadministratie, in combinatie met een identificatieplicht en een voor die tijd perfect persoonsbewijs. Tijdens de oorlog circuleerde in Amsterdam een zogenaamde ‘stippenkaart’. Elke stip 10 Joden. Buurten met Joodse bewoners waren gedetailleerd in kaart gebracht. Zo konden tijdens razzia’s die buurten hermetisch worden afgesloten, waarna de Joodse medeburgers werden afgevoerd naar de doorgangs- en vernietigingskampen.
http://www.verzetsmuseum.org/museum/en/alwayspresent,topstukken/stippenkaart --Na de val van de muur in 1989 werden de archieven van de Staatssicherheitsdienst (Stasi) van de DDR geopend. Veel materiaal was vernietigd of door de papierversnipperaar gehaald. Uit het resterende archiefmateriaal bleek dat in de voormalige DDR een zeer repressief systeem heerste, waarbij de overheid op grote schaal burgers controleerde, manipuleerde en tegen elkaar opzette via allerlei kliksystemen. Het gebeurde allemaal na WO2, toen het ´Nie Wieder´ nog vers in het geheugen lag bij de Europeanen. Thans liggen er vele duizenden postzakken met papiersnippers te wachten, die men met behulp van een nieuw computerprogramma weer tracht om te zetten in leesbare documenten. Het siert het 9
huidige Duitsland, dat men tracht in het reine te komen met het verleden en dat te verwerken. Maar deze twee praktijkgevallen zouden ons ook moeten leren dat het juist van groot belang is om rekening te houden met de toekomst. Wat in de DDR mogelijk was zonder dat er massaal computertechnologie beschikbaar was, zou in de toekomst met behulp van de moderne technologie vele malen kunnen worden overtroffen. De aangehaalde voorbeelden wijzen ook uit dat de cliché-uitdrukking dat, wie niets te verbergen heeft niets te vrezen heeft, onrealistisch is. Mensen werden vervolgd omdat zij Jood waren en in de DDR gold dat ook voor bijvoorbeeld levensbeschouwing, afwijkende of kritische opvattingen over de overheid etc. 9.Christelijke media en moderne theologen, waar ligt jullie verantwoordelijkheid? Deze open brief is gericht aan het ND, maar bestemd voor ons allemaal. In de KFO maakt het ND het theologen en anderen die aan het woord geweest zijn, wel heel gemakkelijk om de verantwoordelijkheid voor Ouweneel´s misstap ten dele bij ´de context te leggen´ zoals bijvoorbeeld Abrahamse stelt en waarvoor hij ter onderbouwing slechts 1 voorbeeld aanhaalt (Bladen als Het Zoeklicht). Maar welke inspanning hebben de christelijke media, theologen en moderne Bijbelwetenschappers zelf verricht om antwoorden te geven op de vele vragen waarmee mensen worstelen, zowel gelovig als seculier? Vragen over de dominante rol van de computer in de samenleving, wat de gevolgen daarvan kunnen zijn voor personen en hun grondrechten, maar vooral hoe mensen daar op een Bijbels verantwoorde wijze mee kunnen omgaan. De snelheid waarmee nieuws moet worden gemaakt, maar ook het gemak waarmee bronnen kunnen worden opgehaald en de mogelijke valkuilen daarbij. Waarom gaan jullie al steigeren als Openbaring 13 wordt aangehaald, maar stellen er vervolgens niets tegenover? Openbaring 13 gaat niet alleen over een merkteken, maar schetst ook een universele maatschappelijke context, oftewel een samenleving die rijp is voor machtsconcentratie, gedomineerd wordt door verleidingen en waarbij mensen door een druk op de knop kunnen worden uitgesloten van een maatschappelijk systeem. Een systeem dat, technologisch bezien, anno 2012 volledig te realiseren is. Jullie kennen de lessen van de geschiedenis toch ook en waarop berust dan jullie optimisme? Ontkenning dan wel het negeren van de ernstige situatie in onze moderne samenleving, zal uiteindelijk averechts werken. Kerken en christelijke media: waar waren jullie tijdens Het Publiek Debat Biometrie? Hoe gaan jullie om met nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen, bijvoorbeeld op het gebied van genetica/erfelijkheidsleer en andere ontwikkelingen die op ons afkomen zoals de nanotechnologie? Wat is jullie rol in de maatschappelijke discussie over de dominante rol van de computer, de enorme informatie/overlast die mensen tot verwarring en uitputting brengt, de ingrijpende gevolgen van globalisering, overbelasting van onze planeet, de huidige chaos en het gebrek aan overzicht in de financiële wereld, de schuldencrisis en andere grensoverstijgende problemen. Jullie brachten bijna dagelijks het vaak schokkende nieuws over al die ontwikkelingen, maar meenden jullie nu werkelijk dat dit vrijblijvend zou zijn? Die dagelijkse stortvloed aan nieuwsfeiten, wordt opgenomen en verwerkt in de menselijke geest en vervolgens gaat men op zoek naar antwoorden. Ook jullie dragen verantwoordelijkheid voor het gat dat is ontstaan, waardoor ook veel christenen de weg dreigen kwijt te raken? F. Ouweneel heeft ontoelaatbaar gehandeld en ik wil dat zeker niet bagatelliseren. Maar het gaat allang niet meer om de misstap van één persoon, maar om datgene wat hij leert. Ik geef zelf slechts ongeveer 10 presentaties per jaar naast de zondagse spreekbeurten en presenteer mijzelf zeker niet als Bijbelleraar. Ik ervaar echter wel degelijk dat er onder 10
mensen een groeiende behoefte is aan informatie en kennis over de moderne ontwikkelingen die ik aanhaalde. Ontwikkelingen waarover in de Bijbel weinig wordt geschreven, maar die een aanzienlijke impact hebben op de persoonlijke situatie van mensen en grote invloed zullen hebben op de toekomst. Regelmatig word ik benaderd voor lezingen/presentaties door geloofsgemeenschappen van uiteenlopende signatuur, variërend van PKN tot evangelisch en geografisch bezien van Zeeland tot Noord/Holland. Als ik dan aangeef dat ik om persoonlijke redenen niet op een verzoek kan ingaan en men vraagt mij of ik iemand anders weet die over een specifiek onderwerp een presentatie zou willen of kunnen houden (meestal de ethische, levensbeschouwelijke en grondwettelijke aspecten van biometrie-chiptechnologie-, persoonsregistratie of nummeridentificatie), moet ik het antwoord schuldig blijven. Analytisch maar vooral exegetisch worden deze onderwerpen gemeden en genegeerd, terwijl er wel volop over wordt gepubliceerd in christelijke en seculiere media. De meeste Nederlanders zitten dagelijks achter de computer, telebankieren en beschikken over een paspoort voorzien van een chip met biometrische kenmerken. Een groeiend aantal Nederlanders worstelt met fundamentele vragen op deze gebieden, maar kan niet met vragen terecht bij de moderne theologen en Bijbelwetenschappers. Die hebben het vaak te druk met gemeente/opbouw, dogmatische kwesties, Schriftkritiek en het oplossen van interne conflicten. Het negeren van deze onderwerpen en de personen of media die zich hier wel op richten, zou weleens als een boemerang kunnen terugslaan op degenen die nu zo kritisch zijn als het een Bijbelse en profetische uitleg betreft over de toekomst. De KFO heeft een discussie geopend die nog lang kan duren, maar tevens een open zenuw is. 10.Hoe ga ik zelf met mijn bronnen om? De vraag zal opkomen hoe ik dan zelf omga met bronnen. Ik durf te stellen dat ik altijd heb getracht mijn publicaties gedegen te onderbouwen. Een aantal voorbeelden daarvan is te vinden op mijn website www.jaapspaans.nl en voor iedereen toetsbaar. Ik had de gewoonte om na uitgave van een boek of het verschijnen van een publicatie de bronnen in de regel nog jaren te bewaren in mijn kast met archiefmappen. Sinds het internet beter toegankelijk is, is de situatie gewijzigd. Ik besteed nog veel tijd aan bronnenonderzoek in bibliotheken en kopieer nog regelmatig relevante bronnen. Steeds vaker ‘googel’ ik echter en maak gebruik van de enorme hoeveelheid informatie die via internet beschikbaar is. Sinds enige jaren hebben bij presentaties en lezingen ‘het verbale’ en de overheadprojector, plaats gemaakt voor power point presentaties. Niet omdat ik het zo graag wilde, maar men vroeg er simpelweg om. ´De beamer als leraar´ gaat op voor veel kerken en geloofsgemeenschappen en we kunnen er niet omheen dat beelden vaak indringender zijn dan woorden. Selectie en keuze van bronnen kan gemakkelijk op gespannen voet komen te staan met de eisen van zorgvuldigheid, die iedere spreker/schrijver zichzelf zou moeten opleggen. De nieuwe media zijn doeltreffend, maar gebruik ervan brengt ook risico’s met zich mee. Dat geldt overigens ook voor andere aspecten die verbonden zijn aan het gebruik van deze media. De gevaren van een impulsief medium als Twitter, de groeiende informatieoverlast, tijdsdruk etc. Ik herinner mij dat ik van een redactie de mededeling kreeg dat ik minder bronnen met voetnoten diende op te voeren, om de leesbaarheid van publicaties te bevorderen. Daarna haalde ik ook nog bronnen aan, maar minder, want ze moesten in de tekst worden verwerkt zonder verwijzing naar voetnoten. Mijn bezwaren tegen die nieuwe werkwijze is gebleven en die heb ik ook diverse malen aangekaart. Vooral omdat ik regelmatig schrijf over onderwerpen die al snel als ‘zweverig’ of ‘complotachtig’ worden bestempeld. Het was 11
voor mij ook een extra reden om vooral veel seculiere bronnen te gebruiken. Het is echter een probleem waarmee ook journalisten van bijvoorbeeld dagbladen en actualiteitenrubrieken te maken hebben. Lang niet altijd worden bronnen vermeld en als die al worden vermeld, betwijfel ik weleens of die onder de bestaande tijdsdruk voldoende zijn gelezen en onderzocht. Veel dagbladen nemen publicaties over van persbureaus en gaan er daarbij van uit, dat die bronnen daar goed zijn onderzocht of gelezen. Ik doel dan met name op uitgebreide rapporten of studies, die dienen te worden samengevat in een korte en overzichtelijke tekst waarin dan naar de bron wordt verwezen. Maandblad De Oogst van mei 2012 publiceerde een zeer aansprekend en open interview met de huidige hoofdredacteur van het ND, Peter Bergwerff. Hij heeft de moed om eerlijk en open in te gaan op aspecten die ook de christelijke journalistiek raken, zoals mediahypes, sensatiezucht maar ook machtsmisbruik van media, bijvoorbeeld in de kwestie Different. Hij is bezorgd over christenvervolgingen op de wereld en beschrijft christelijk Nederland als één toeterend verkeersplein. Hij eindigt het interview met een indrukwekkende slotvraag die mij aan het denken heeft gezet: ‘Waarom hoor je nergens een oproep tot rust?, met verwijzing naar Jesaja 30:15. Met die woorden besluit ik. Ik realiseer mij dat deze open brief vanwege de lengte niet voor publicatie in aanmerking komt. Ik hoop wel dat velen er kennis van nemen en de inhoud een bijdrage mag leveren aan een discussie, die naar mijn inschatting nog lang niet voorbij is. Hoogachtend en vriendelijke groet, Jaap Spaans, Hoogeveen Enige relevante bronnen waarnaar is verwezen in deze open brief of aangehaalde publicaties: --Verzetsmuseum en stippenkaart. http://www.verzetsmuseum.org/kinderen/nl/digitale_expo/topstukken,stippenkaart --Rapport ´At Face Value´, was de grondslag voor Het Publiek Debat Biometrie in 2000. http://www.cbpweb.nl/Pages/av_15_At_face_value.aspx --Het Biometrisch Paspoort in Nederland, crash of zachte landing? Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid WRR’. http://www.wrr.nl/publicaties/publicatie/article/hetbiometrisch-paspoort-in-nederland-crash-of-zachte-landing-51/ --Van Privacyparadijs tot controlestaat?, Rathenau Instituut 2007. http://www.rathenau.nl/en/themes/project/the-screening-society.html --Visie ChristenUnie op RFID/chips http://ede.christenunie.nl/k/news/view/116322 en
http://ede.christenunie.nl/k/news/view/41329 Rapport ‘Gegeven de genen’ Morele en juridische aspecten van het gebruik van genetische gegevens. http://www.cbpweb.nl/downloads_av/av07.pdf Identiteitsfraude als uitdaging voor de rechtstaat door dr.mr.J.H..A.M. Grijpink. http://www.staff.science.uu.nl/~hage0101/identiteitsfraudealsuitdaging-sep2004.pdf
12