OPEL CORSA
Handleiding Infotainment
Inhoud
IntelliLink ........................................ 5 CD 3.0 BT / R 3.0 ........................ 63 FlexDock .................................... 107
IntelliLink
Inleiding ......................................... 6 Radio ........................................... 21 Externe apparaten ....................... 31 Spraakherkenning ........................ 44 Telefoon ....................................... 46 Trefwoordenlijst ........................... 58
6
Inleiding
Inleiding Algemene aanwijzingen ................. 6 Antidiefstalfunctie ........................... 7 Overzicht bedieningselementen .... 8 Gebruik ........................................ 10 Basisbediening ............................ 13 Geluidsinstellingen ...................... 16 Volume-instellingen ..................... 17 Systeeminstellingen ..................... 19
Algemene aanwijzingen Het infotainmentsysteem biedt u eer‐ steklas infotainment voor in uw auto. Met radiotunerfuncties kunt u maxi‐ maal 35 zenders op zeven favoriete pagina's registreren. Voor de verschillende frequentiebe‐ reiken is de radio voorzien van vijftien automatisch in te stellen voorkeur‐ zenders. Bovendien kunnen er nog 35 voorkeurzenders handmatig wor‐ den ingesteld (frequentiebereikonaf‐ hankelijk). U kunt externe gegevensopslagappa‐ raten als andere audiobronnen op het Infotainmentsysteem aansluiten, bijv. iPod, USB-apparaten of andere randapparatuur; via een kabel of via Bluetooth. Met de bedieningsorganen en menu's van het Infotainmentsysteem kunt u goedgekeurde smartphone-applica‐ ties gebruiken, bijv. een navigatieapp.
Ook is het Infotainmentsysteem uit‐ gevoerd met een telefoonportal waar‐ mee u uw mobiele telefoon comforta‐ bel en veilig in de auto kunt gebrui‐ ken. Als optie kan het Infotainmentsys‐ teem worden gebruikt met de bedie‐ ningselementen op het stuur of via het spraakherkenningssysteem 'Siri Eyes Free'. Door het goed doordachte design van de bedieningselementen, het aan‐ raakscherm en de heldere displays kunt u het systeem gemakkelijk en in‐ tuïtief bedienen. Let op Deze handleiding beschrijft alle voor de diverse Infotainmentsystemen beschikbare opties en functies. Be‐ paalde beschrijvingen, zoals die voor display- en menufuncties, gel‐ den vanwege de modelvariant, landspecifieke uitvoeringen, speci‐ ale uitrusting en toebehoren wellicht niet voor uw auto.
Inleiding Belangrijke informatie over de bediening en de verkeersveiligheid 9 Waarschuwing Het Infotainmentsysteem moet worden gebruikt zodat er te allen tijde veilig met de auto kan worden gereden. Zet bij twijfel de auto aan de kant en bedien het Infotain‐ mentsysteem terwijl u stilstaat.
Radio-ontvangst
Tijdens de radio-ontvangst kan gesis, geruis, signaalvervorming of signaal‐ uitval optreden door: ■ wijzigingen in de afstand tot de zen‐ der, ■ ontvangst van meerdere signalen tegelijk door reflecties, ■ obstakels.
Antidiefstalfunctie Het Infotainmentsysteem is voorzien van een elektronisch beveiligingssys‐ teem dat het systeem tegen diefstal beveiligt. De beveiliging houdt in dat het Info‐ tainmentsysteem alleen in uw auto werkt en daarom voor een eventuele dief waardeloos is.
7
8
Inleiding
Overzicht bedieningselementen Bedieningspaneel
Inleiding 1 2
Display / aanraakscherm ...... 13 Beginmenu ............................ 13
N : Bluetooth-apparaat aangesloten .......................... 31
Knoppen op het scherm voor toegang tot:
g : smartphone-applicatie actief ..................................... 31
5
p : geluid onderdrukt ............. 10 Tijd en datum, buitentemperatuur Tijd en datum instellen, zie Gebruikershandleiding. ;-toets ................................. 13
L Instellingen : systeem‐ instellingen Functie-indicators
6
Indrukken: hoofdmenu openen (zie pun 2) m-toets .................................. 10
Indien symbool gemarkeerd:
7
Indrukken: infotainment‐ systeem in-/uitschakelen Knoppen ∨ VOL ∧ ................. 10
♪ Audio : audiofuncties P Galerij : afbeeldings- en filmfuncties h Telefoon : mobieletelefoonfuncties
4
K Apps : smartphone-applicaties
3
TP - verkeersberichten via radio actief ............................ 25 M : extern apparaat aangesloten op USB-poort . . . 31 G : randapparaat aangesloten op AUXingang ................................... 31
∨ : volume verlagen ∧ : volume verhogen
9
Audiobedieningsknoppen aan stuurwiel
1
7w Kort drukken: telefoongesprek aannemen . . 46 of nummer bellen in oproeplijst .............................. 51 of actieve spraakherkenning ................. 44 Lang indrukken: gesprekslijst openen ............. 51 of handsfreemodus in-/ uitschakelen .......................... 51
10 2
Inleiding SRC (bron) ............................ 10 Drukken: selecteren audiobron .............................. 10 Bij actieve radio: omhoog/ omlaag zetten om volgende/vorige voorkeurszender te selecteren ............................. 21 Bij een actief extern apparaat: omhoog/omlaag draaien om volgend(e)/ vorig(e) track/hoofdstuk/ afbeelding te selecteren ........ 34 Met actief telefoonportaal en open bellijst (zie punt 1): draai omhoog/ omlaag voor het selecteren van volgende/ vorige vermelding in bellijst ... 51 Bij actieve telefoonportal en gesprekken in de wacht: omhoog/omlaag draaien om tussen gesprekken te schakelen ...... 51
3
+
4
Volume verhogen –
5
Volume verlagen xn Indrukken: gesprek beëindigen/weigeren ............. 51 of oproeplijst sluiten .............. 51 of spraakherkenning uitschakelen .......................... 44 of mutefunctie activeren/ deactiveren ........................... 10
Gebruik Bedieningselementen
Het Infotainmentsysteem wordt be‐ diend met behulp van functietoetsen, een aanraakscherm en op het display weergegeven menu's. Invoer kan naar keuze plaatsvinden via: ■ de centrale bedieningseenheid op het instrumentenpaneel 3 8, ■ audioknoppen op het stuurwiel 3 8, ■ het spraakherkenningssysteem 3 44.
Het Infotainmentsysteem in- of uitschakelen
Druk op X. Na het inschakelen wordt de laatst geselecteerde Infotainment‐ bron actief. Automatisch uitschakelen Wanneer u het Infotainmentsysteem, terwijl het contact wordt uitgescha‐ keld, met behulp van X hebt inge‐ schakeld, dan wordt het 10 minuten na de laatste invoer automatisch weer uitgeschakeld.
Inleiding Volume instellen
Druk op ∨ of ∧. De actuele instelling verschijnt op het display. Naar keuze, op het aanraakscherm: beweeg de volumeschuif met uw vin‐ ger naar links of rechts. Bij het inschakelen van het Infotain‐ mentsysteem wordt automatisch het laatst geselecteerde volume inge‐ steld mits dit het maximale inschakel‐ volume niet overschrijdt. Voor een gedetailleerde beschrijving 3 17. Voor snelheid gecompenseerd volume Na inschakeling van het volume met snelheidscompensatie 3 17 wordt het volume automatisch zodanig aan‐ gepast dat u geen geluid van het weg‐ dek of van de rijwind hoort.
Mutefunctie annuleren: druk op ∨ of ∧. Het laatst geselecteerde volume wordt weer ingesteld. Volumebeperking bij hoge temperaturen Bij erg hoge temperaturen binnen de auto beperkt het Infotainmentsys‐ teem het maximaal instelbare vo‐ lume. Indien nodig wordt het maxi‐ male volume automatisch verlaagd.
Bedieningsstanden
Druk op de ;-toets om het begin‐ menu weer te geven.
11
Let op Voor een gedetailleerde beschrij‐ ving van de werking van het menu via het aanraakscherm 3 13. Audio Selecteer de knop Audio op het scherm om het hoofdmenu van de laatst geselecteerde audiomodus te openen. Selecteer Bron op de bovenste regel van het menu om een vervolgkeuze‐ lijst te openen.
Volume van verkeersberichten (TA) Het volume van verkeersberichten kan apart worden ingesteld 3 17. Mute Druk op ∨ of ∧ en tik vervolgens in het weergegeven volumemenu op het scherm op de knop p.
Andere audiomodus inschakelen: tik op een van de opties in de lijst.
12
Inleiding
Voor een gedetailleerde beschrijving van: ■ Radiotunerfuncties 3 21 ■ Externe apparaten (USB, AUX, Bluetooth) 3 34. Galerij Selecteer de knop Galerij op het scherm om het hoofdmenu van de laatst geselecteerde afbeeldings- of filmmodus te openen. Tik op Bron op de bovenste regel van het menu om een vervolgkeuzelijst te openen.
Andere afbeeldings- of filmmodus in‐ schakelen: tik op een van de opties in de lijst. Voor een gedetailleerde beschrijving van: ■ Afbeeldingsfuncties 3 37 ■ Filmfuncties 3 39. Telefoon Selecteer de knop Telefoon op het scherm om een Bluetooth-verbinding tussen het Infotainmentsysteem en een mobiele telefoon tot stand te brengen. Bij het tot stand brengen van een ver‐ binding verschijnt het hoofdmenu van de telefoonmodus.
Voor een gedetailleerde beschrijving van de werking van de mobiele tele‐ foon via het Infotainmentsysteem 3 51. Als er geen verbinding tot stand kan worden gebracht, verschijnt er een bericht met die strekking. Voor een gedetailleerde beschrijving van het opzetten en het tot stand brengen van een Bluetooth-verbinding tussen het Infotainmentsysteem en een mobiele telefoon 3 46.
Inleiding
Basisbediening
Apps Selecteer de knop Apps op het scherm voor het openen van een menu voor het selecteren en starten van door het Infotainmentsysteem goedgekeurde smartphone-applica‐ ties.
Bedieningsorganen voor de menu's
Tijd- en datuminstellingen en Voer‐ tuiginstellingen worden in de Gebrui‐ kershandleiding beschreven. Alle andere instellingen worden op onderwerp in de betreffende hoofd‐ stukken van deze handleiding be‐ schreven. Voor een gedetailleerde beschrijving 3 31 en 3 42. Instellingen Selecteer de knop Instellingen op het scherm om een menu voor diverse systeemspecifieke instellingen te openen.
13
Aanraakscherm Het display van het Infotainmentsys‐ teem heeft een aanraakgevoelig op‐ pervlak voor rechtstreekse interactie met de getoonde menubedieningsor‐ ganen. U kunt bijvoorbeeld een knop op het scherm activeren door met uw vinger erop te tikken of een schuifelement op het scherm met uw vinger verschui‐ ven.
Voorzichtig Gebruik geen puntige of harde voorwerpen zoals balpennen, pot‐ loden of iets soortgelijks voor het aanraakscherm. ;-toets Druk op de ;-toets om naar het be‐ ginmenu te gaan.
14
Inleiding Druk bij het navigeren door de menu's in het betreffende submenu op de knop q op het scherm om naar het naasthogere menu terug te gaan.
Menubediening (voorbeelden)
Meldingen Vóór het uitvoeren van een systeem‐ functie wordt u soms met een bericht hierom gevraagd. Bevestig indien vereist het bericht of selecteer één van de opties.
Knop op het scherm of menuoptie selecteren
Via het aanraakscherm komt u bij ver‐ dere menu's en functies. Knop q op het scherm
Tik op een knop op het scherm of menuoptie. De betreffende systeemfunctie wordt geactiveerd, er verschijnt een mel‐ ding of een submenu met verdere op‐ ties.
Het selecteren en activeren van een knop in een melding op het scherm werkt precies zoals beschreven voor knoppen in een menu op het scherm.
Inleiding Door een lange lijst met menuopties bladeren
Als er meer menuopties beschikbaar zijn dan het scherm kan bevatten, verschijnt er een schuifbalk. Om door de lijst met menuopties te bladeren: ■ Tik op ▲ of ▼ boven of onder de schuifbalk of ■ verplaats de schuif van de schuif‐ balk met uw vinger omhoog of om‐ laag.
Een instelling aanpassen De verschillende typen instellingen in de diverse instellingenmenu's wor‐ den onderstaand getoond en be‐ schreven. Voorbeeld: Display-instellingen
15
Voorbeeld: Radio-instellingen
Tik op < of > naast een instelling om een van de beschikbare opties te kie‐ zen of om een specifieke waarde in te stellen. Tik op - of + of verplaats de schuif‐ knop naast een instelling om deze aan te passen. Bevestig uw keuze door OK te selecteren. Let op In de volgende hoofdstukken wor‐ den de stappen voor het instellen via het aanraakscherm beschreven als "...zet...op...".
Let op In de volgende hoofdstukken wor‐ den de handelingen voor het over‐ schakelen naar een andere optie via het aanraakscherm beschreven als "...zet...op...'naam van op‐ tie'/'waarde'...".
16
Inleiding
Voorbeeld: optie RDS
Voorbeeld: DAB-categorielijst
Geluidsinstellingen In het geluidsinstellingenmenu kunt u voor elk radiofrequentiebereik en voor elke externe audiobron afzon‐ derlijk de geluidskarakteristieken in‐ stellen. Het menu is toegankelijk van‐ uit elk specifiek hoofdmenu audio. Open het geluidsinstellingenmenu met MENU op de onderste regel van het betreffende hoofdmenu. Blader zo nodig door de lijst met menuopties en selecteer Geluidsinstellingen. Het betreffende menu verschijnt.
Tik op Aan of Uit naast een instelling om deze optie te activeren of te deac‐ tiveren. Let op In de volgende hoofdstukken wor‐ den de handelingen voor het over‐ schakelen van een instelling Aan of Uit via het aanraakscherm beschre‐ ven als "...zet...op...Aan" of "...zet...op...Uit".
Tik op een lijstoptie om de optie te se‐ lecteren of te deselecteren. Als er een lijstoptie wordt geselecteerd, ver‐ schijnt er een kruisje in het vakje naast de optie. Let op In de volgende hoofdstukken wor‐ den de handelingen voor het kiezen van een optie via het aanraak‐ scherm beschreven als "...kies...'naam van optie'...".
EQ-modus
(EQ: equalizer)
Inleiding Gebruik deze instellingen voor een optimaal geluid voor het muziek‐ genre, bijv. Rock of Klassiek. Selecteer de gewenste klankstijl. Als u Handboek kiest, kunt u de volgende instellingen handmatig aanpassen. Bas Met deze instelling kunt u de lage fre‐ quenties van de audiobronnen ver‐ sterken of dempen. Zet Bas op een waarde tussen -12 en 12. Midden Met deze instelling kunt u de midden‐ frequenties van de audiobron verster‐ ken of dempen. Zet Midden op een waarde tussen -12 en 12. Hoog Met deze instelling kunt u de hoge frequenties van de audiobronnen ver‐ sterken of dempen. Zet Hoog op een waarde tussen -12 en 12.
Balance en fader instellen Gebruik de illustratie rechts van het menu om balance en fader in te stel‐ len. Tik voor het definiëren van het punt in het interieur waar het geluidsniveau het hoogst is op het bijbehorende punt in de illustratie. Ook kunt u de rode marker met uw vinger naar het gewenste punt verschuiven.
17
Volume-instellingen Maximaal opstartvolume aanpassen
Druk op de toets ; en selecteer ver‐ volgens de knop Instellingen op het scherm. Blader door de lijst tot Maximale startvolume.
Let op De instellingen voor balance en fa‐ der gelden voor alle audiobronnen. Deze kunnen niet apart voor elke au‐ diobron worden ingesteld. Terugzetten op fabriekswaarden Selecteer Resetten. Huidige instellingen opslaan Selecteer OK. Zet Maximale startvolume op een waarde tussen 13 en 37.
18
Inleiding
Snelheidsgecompenseerd volume aanpassen
Druk op de toets ; en selecteer ver‐ volgens de knop Instellingen op het scherm. Selecteer Radio-instellingen om het betreffende menu weer te geven.
Zet voor het bijstellen van de volume‐ aanpassing Automatisch volume op Uit, Laag, Midden of Hoog. Uit: geen harder volume bij een toe‐ nemende snelheid. Hoog: maximaal hard volume bij een toenemende snelheid.
Volume van verkeersberichten aanpassen
Het volume van verkeersberichten kan onafhankelijk van het "normale" volumeniveau apart vooraf worden in‐ gesteld. Druk op de toets ; en selecteer ver‐ volgens de knop Instellingen op het scherm. Selecteer Radio-instellingen en dan RDS-optie om het betreffende menu weer te geven.
Beltoonvolume aanpassen
Druk op de toets ; en selecteer ver‐ volgens de knop Instellingen op het scherm. Selecteer Verbindingsinstelllingen om het betreffende menu weer te ge‐ ven.
Zet Beltoonvolume op een waarde tussen 0 en 63.
Zet TP-volume op een waarde tus‐ sen 0 en 63.
Inleiding Functie volume aanraakpiep activeren of deactiveren
Als de functie van het volume voor de aanraakpiep wordt geactiveerd, gaat elke tik op een knop of het scherm of menuoptie vergezeld van een piep‐ geluid. Druk op de toets ; en selecteer ver‐ volgens de knop Instellingen op het scherm. Blader door de lijst tot Volume pieptoon bij bediening.
Systeeminstellingen De taal aanpassen
Druk op de toets ; en selecteer ver‐ volgens de knop Instellingen op het scherm. Selecteer Talen (language) om het betreffende menu weer te geven.
19
Tekstbladerfunctie activeren of deactiveren
Als er lange tekst op het scherm ver‐ schijnt, kan de tekst voortdurend wor‐ den doorgebladerd of kan deze een‐ maal worden doorgebladerd en in verkorte vorm worden weergegeven. Druk op de toets ; en selecteer ver‐ volgens de knop Instellingen op het scherm. Blader door de lijst tot Tekstscroll.
Taal voor de menuteksten aanpas‐ sen: tik op de gewenste taal. Zet de functie op Aan of Uit.
Als u voortdurend door de tekst wilt bladeren, zet de functie dan op Aan. Als u in blokken door de tekst wilt bla‐ deren, zet deze dan op Uit.
20
Inleiding
Terugzetten op fabriekswaarden
Alle instellingen, bijv. het volume en de geluidsinstellingen, de favorieten‐ lijsten en de lijst met Bluetooth-appa‐ raten, kunnen op de fabriekswaarden worden teruggezet. Druk op de toets ; en selecteer ver‐ volgens de knop Instellingen op het scherm. Selecteer Radio-instellingen om het betreffende menu weer te geven.
Alle instellingen terugzetten: tik op Fabrieksinstellingen radio en beves‐ tig de daarop volgende berichten.
Systeemversie weergeven
Druk op de knop ; en selecteer Instellingen. Blader door de lijst en selecteer Systeemversie.
Radio
Radio
Gebruik Radio activeren
Gebruik ........................................ 21 Zender zoeken ............................. 21 Autostore-lijsten ........................... 22 Favorietenlijst ............................... 23 Frequentiebereikmenu's .............. 24 Radio Data System (RDS) ........... 25 Digital Audio Broadcasting .......... 27
Druk op de toets ; en selecteer ver‐ volgens de knop Audio op het scherm. Het laatst geselecteerde hoofdmenu audio verschijnt. Selecteer Bron op een vervolgkeuze‐ lijst te openen.
Selecteer een radiofrequentiebereik, bijv. AM of FM. De laatst ten gehore gebrachte zen‐ der van het geselecteerde frequentie‐ bereik wordt ontvangen.
21
Let op Informatie over de momenteel be‐ luisterde radiozender weergeven: tik op het display.
Zender zoeken Automatisch zender zoeken
Tik kort op t of v om de vorige of volgende zender in het zendergeheu‐ gen weer te geven.
Handmatig zender zoeken
Tik op t of v en houd deze vast. Loslaten wanneer de gewenste fre‐ quentie bijna bereikt is.
22
Radio
De volgende ontvangbare zender wordt opgezocht en automatisch af‐ gespeeld. Let op Handmatig zender zoeken: Als de radio geen station vindt, schakelt hij automatisch naar een gevoeliger zoekniveau. Als er dan nog geen station wordt gevonden, zal de laatst actieve frequentie weer worden ge‐ kozen. Let op Frequentiebereik FM: Als de RDSfunctie is ingeschakeld, wordt er al‐ leen naar RDS-zenders 3 25 ge‐ zocht en als verkeersinformatie TP is ingeschakeld, wordt er alleen naar zenders met verkeersinformatie 3 25 gezocht.
Afstemmen op zender
Op _ of 6 tikken en vasthouden of herhaaldelijk erop tikken om de fre‐ quentie van de gewenste radiozender aan te passen.
Als Radioafstemmingsbalk in het menu Radio-instellingen (zie onder‐ staande opmerking) op Aan wordt ge‐ zet, verschijnt er bij het tikken op _ of 6 een afstembalk.
U kunt nu handmatig op radiozenders afstemmen of ernaar zoeken. Let op Naar het menu Radio-instellingen gaan: druk op de knop ;, selecteer op het scherm de knop Instellingen en selecteer menuoptie Radioinstellingen.
Autostore-lijsten De ontvangen zenders in een be‐ paald frequentiebereik kunnen met de autostorefunctie automatisch wor‐ den opgezocht en opgeslagen.
Elk frequentiebereik heeft 3 Autostore-lijsten (AS 1/3, AS 2/3 en AS 3/3), waarin elk 5 zenders kunnen worden opgeslagen. Let op Als het tabblad FAV momenteel op de voorgrond verschijnt: tik op het tabblad AS om de Autostore-lijsten weer te geven.
Radio Let op Het huidige station wordt gemar‐ keerd.
Zenders opslaan
Tik zo nodig op het tabblad AS om de Autostore-lijsten weer te geven. Tabblad enkele seconden AS indruk‐ ken en vasthouden. Er verschijnt een bericht en de zenders met de beste ontvangst in het actieve frequentie‐ bereik worden in de Autostore-lijsten opgeslagen. Let op Als er in de AS-zenderlijsten geen zenders zijn opgeslagen, worden de lijsten bij de eerste keer selecteren van het tabblad AS automatisch bij‐ gewerkt.
Zenders oproepen
Tik zo nodig op het tabblad AS om de Autostore-lijsten weer te geven. Tik zo nodig op < of > om een andere Autostore-lijst te selecteren. Selecteer op het scherm de voorkeu‐ zeknop waaronder de gewenste radi‐ ozender opgeslagen is.
Favorietenlijst Zenders van alle frequentiebereiken kunnen handmatig in de favorieten‐ lijsten worden opgeslagen.
Er zijn zeven favorietenlijsten be‐ schikbaar, waarin elk 5 zenders kun‐ nen worden opgeslagen. Let op Als het tabblad AS momenteel op de voorgrond verschijnt: tik op het tab‐ blad FAV om de Favorietenlijsten weer te geven.
23
Let op Het huidige station wordt gemar‐ keerd.
Een zender opslaan
Tik zo nodig op het tabblad FAV om de favorietenlijsten weer te geven. Tik zo nodig op < of > om een andere favorietenlijst te selecteren. Momenteel actieve radiozender on‐ der een voorkeuzeknop op het scherm opslaan: op gewenste knop op het scherm tikken en deze gedu‐ rende enkele seconden vasthouden. De bijbehorende frequentie of zen‐ dernaam verschijnt op de knop op het scherm.
Zenders oproepen
Tik zo nodig op het tabblad FAV om de favorietenlijsten weer te geven. Tik zo nodig op < of > om een andere favorietenlijst te selecteren. Selecteer op het scherm de voorkeu‐ zeknop waaronder de gewenste radi‐ ozender opgeslagen is.
24
Radio
Frequentiebereikmenu's Andere manieren voor het instellen van zenders zijn beschikbaar via fre‐ quentiebereikspecifieke menu's. Tik op MENU op de onderste regel van het actieve radiohoofdmenu om het bijbehorende frequentiebereik‐ specifieke menu te openen.
Favorietenlijst
Selecteer Favorietenlijst om alle mo‐ menteel in de favorietenlijsten opge‐ slagen zenders weer te geven.
van het betreffende frequentiebereik en in het huidige ontvangstgebied worden weergegeven.
Let op De volgende specifieke FM-displays worden als voorbeeld getoond.
Selecteer de gewenste zender. Selecteer de gewenste zender. Let op De momenteel beluisterde radiozen‐ der wordt aangeduid door het sym‐ bool l naast de naam van de zen‐ der.
Zenderlijsten
Binnen een frequentiebereikmenu selecteert u een zenderlijst, bijv. FMzenderlijst. Alle ontvangbare zenders
Let op De momenteel beluisterde radiozen‐ der wordt aangeduid door het sym‐ bool l naast de naam van de zen‐ der.
Categorielijst
Tal van radiozenders zenden een PTY-code uit die het uitgezonden programmatype aangeeft (bijv. nieuws). Sommige zenders wijzigen
Radio afhankelijk van de inhoud die op dat moment wordt uitgezonden ook de PTY-code. Het Infotainmentsysteem slaat deze zenders, gesorteerd op programma‐ type, in de desbetreffende categorie‐ lijst op. Let op Het submenuoptie van de categorie‐ lijst is niet beschikbaar voor het AMfrequentiebereik. Zoeken op een programmatype dat door de zenders wordt opgegeven: selecteer de specifieke categorielij‐ stoptie van het frequentiebereik.
Er verschijnt een lijst met momenteel beschikbare programmatypen. Let op Bij het frequentiebereik DAB ver‐ schijnen alleen de geselecteerde ca‐ tegorieën 3 27 in de categorielijst. Selecteer het gewenste programma‐ type. Er verschijnt een lijst met zen‐ ders die een programma van het ge‐ selecteerde type uitzenden. Selecteer de gewenste zender. Let op De momenteel beluisterde radiozen‐ der wordt aangeduid door het sym‐ bool l naast de naam van de zen‐ der.
Zenderlijsten bijwerken
Als de zenders die in een zenderlijst met specifiek frequentiebereik zijn opgeslagen, niet meer kunnen wor‐ den ontvangen, selecteert u de be‐ treffende menuoptie om de zenderlijst in het frequentiebereikmenu bij te werken, bijv. FM-zenderlijst updaten.
25
Let op Bij het bijwerken van een lijst van een zender op een specifiek fre‐ quentiebereik wordt de overeen‐ komstige categorielijst ook bijge‐ werkt. Het toestel zoekt naar zenders en er verschijnt een bijbehorend bericht. Na het zoeken verschijnt de betref‐ fende zenderlijst. Let op De momenteel beluisterde radiozen‐ der wordt aangeduid door het sym‐ bool l naast de naam van de zen‐ der.
Geluidsinstellingen
Voor een gedetailleerde beschrijving van het menu Geluidsinstellingen 3 16.
Radio Data System (RDS) RDS is een dienst van FM-zenders die het vinden van de gewenste zen‐ der en een storingsvrije ontvangst aanzienlijk vereenvoudigt.
26
Radio
Voordelen van RDS
■ Op het display verschijnt de pro‐ grammanaam van de zender in plaats van de frequentie. ■ Tijdens het zoeken naar zenders stemt het Infotainmentsysteem al‐ leen af op RDS-zenders. ■ Het Infotainmentsysteem stemt al‐ tijd af op de zendfrequentie van de ingestelde zender met de beste ontvangst via AF (alternatieve fre‐ quentie). ■ Afhankelijk van de ontvangen zen‐ der geeft het Infotainmentsysteem radiotekst weer die bijv. informatie over het actuele programma kan bevatten.
Menu RDS-optie
Om het menu voor het configureren van RDS te openen: Druk op de toets ; en selecteer ver‐ volgens de knop Instellingen op het scherm. Selecteer Radio-instellingen en dan RDS-optie om het betreffende menu weer te geven.
Let op Als RDS op Uit wordt gezet, worden niet alle bovenstaand getoonde me‐ nuopties weergegeven.
Verkeersberichten (TA)
Zenders met radioverkeerinformatie‐ service zijn RDS-zenders die ver‐ keerinformatie uitzenden. Als ver‐ keersinformatie is ingeschakeld, wordt de momenteel actieve functie voor de duur van het verkeersbericht onderbroken. Verkeersberichten in- en uitschakelen Zet TA op Aan of Uit.
Als de verkeersinformatie geacti‐ veerd is, verschijnt [TP] op de boven‐ ste regel van alle menu's. Als de ac‐ tuele zender geen verkeersinforma‐ tiezender is, wordt TP grijs weerge‐ geven en wordt er automatisch naar de volgende verkeersinformatiezen‐ der gezocht. Zodra er een verkeers‐ informatiezender wordt gevonden, wordt TP gemarkeerd. Als er geen verkeersinformatiezender wordt ge‐ vonden, blijft TP grijs. Als er een verkeersbericht op de be‐ treffende zender wordt uitgezonden, verschijnt er een bericht. Bericht onderbreken en teruggaan naar de eerder geactiveerde functie: selecteer Annuleren in het bericht. TP-volume Het volume van verkeersberichten kan vooraf worden ingesteld op een waarde tussen 0 en 63.
RDS-configuratie
Zet RDS op Aan of Uit.
Radio Radiotekst Als de RDS-functie wordt geactiveerd en er momenteel een RDS-zender wordt ontvangen, verschijnt er infor‐ matie over het huidige programma en de momenteel beluisterde muzeik‐ track onder de naam van het pro‐ gramma. Toon of verberg deze informatie door Radiotekst op Aan of Uit te zetten. Regio-instelling Soms zenden RDS-zenders regio‐ naal verschillende programma's op verschillende frequenties uit. Zet Regionaal op Aan of Uit. Als de regio-instelling ingeschakeld is, worden er zo nodig andere fre‐ quenties met dezelfde regionale pro‐ gramma's geselecteerd. Is de regioinstelling uitgeschakeld, worden al‐ ternatieve frequenties voor de zen‐ ders geselecteerd zonder rekening te houden met regionale programma's.
PSN bladeren blokkeren Sommige RDS-zenders geven niet alleen de programmaservicenaam (PSN) weer op het display, maar to‐ nen ook extra informatie over de hui‐ dige zender. Als er extra informatie verschijnt, is de programmanaam verborgen. Zet om te voorkomen dat er extra in‐ formatie verschijnt Bevries PSNscrollen op Aan.
Digital Audio Broadcasting Digital Audio Broadcasting (DAB) is een innovatief en universeel uitzend‐ systeem. DAB-zenders worden aangeduid met de programmanaam in plaats van de zendfrequentie.
Algemene informatie
■ Met DAB kunnen verschillende pro‐ gramma's (diensten) op dezelfde frequentie worden uitgezonden (ensemble).
27
■ Naast hoogwaardige diensten voor digitale audio is DAB ook in staat om programmagerelateerde gege‐ vens en een veelvoud aan andere dataservices uit te zenden, inclusief reis- en verkeersinformatie. ■ Zolang een bepaalde DAB-ontvan‐ ger een signaal van een zender kan opvangen (ook al is het signaal erg zwak), is de geluidsweergave ge‐ waarborgd. ■ Er is fading (zwakker worden van het geluid dat typerend is voor AMof FM-ontvangst). Het DAB-signaal wordt met een constant volume weergegeven. Als het DAB-signaal te zwak is om door de radio te worden opgevan‐ gen, wordt de weergave geheel on‐ derbroken. Dit probleem kan wor‐ den vermeden door in het optie‐ menu DAB Service koppelt DAB en/of Service koppelt FM te active‐ ren (zie onderstaand). ■ Interferentie door zenders op nabu‐ rige frequenties (een verschijnsel dat typisch is voor AM- en FM-ont‐ vangst) doet zich bij DAB niet voor.
28
Radio
■ Als het DAB-signaal door natuur‐ lijke obstakels of door gebouwen wordt weerkaatst, verbetert dit de ontvangstkwaliteit van DAB, terwijl AM- en FM-ontvangst in die geval‐ len juist aanmerkelijk verslechtert. ■ Na het inschakelen van DAB-ont‐ vangst blijft de FM-tuner van het In‐ fotainmentsysteem op de achter‐ grond actief en zoekt voortdurend naar de best ontvangbare FM-zen‐ ders. Als TP 3 25 geactiveerd is, worden er verkeersberichten van de momenteel best ontvangbare FM-zender doorgegeven. Deacti‐ veer TP, als DAB-ontvangst niet door FM-verkeersberichten moet worden onderbroken.
Menu DAB-optie
Om het menu voor de DAB-configu‐ ratie op te roepen: Druk op de toets ; en selecteer ver‐ volgens de knop Instellingen op het scherm. Selecteer Radio-instellingen en dan DAB-optie om het betreffende menu weer te geven.
DAB categorie-instellingen
Om te kiezen welke categorieën in DAB-categorieënlijst in DAB-menu 3 24 worden weergegeven selecteert u DAB categorie-instellingen. Het be‐ treffende menu verschijnt.
Selecteer Alle of selecteer en dese‐ lecteer alleen bepaalde categorieën uit de beschikbare opties. Selecteer OK om uw keuze te beves‐ tigen.
DAB-configuratie
In het menu DAB-optie kunt u functies met betrekking tot de DAB-radio-ont‐ vangst instellen.
Servicekoppeling DAB Als deze functie geactiveerd is, scha‐ kelt het systeem over op dezelfde ser‐ vice van een ander DAB-ensemble
Radio (frequentie indien beschikbaar) als het DAB-signaal te zwak is om door de radio te worden opgevangen. Zet Service koppelt DAB op Aan of Uit. Servicekoppeling FM Als deze functie geactiveerd is, scha‐ kelt het systeem over op eenzelfde FM-zender van de actieve DAB-ser‐ vice (indien beschikbaar) als het DAB-signaal te zwak is om door de radio te worden opgevangen. Zet Service koppelt FM op Aan of Uit. Dynamische bereikcompressie Als deze functie geactiveerd is, wordt het dynamische bereik van het DABsignaal gereduceerd. Dit betekent dat het niveau harde geluiden wordt ge‐ reduceerd en dat het niveau van rus‐ tige geluiden wordt verhoogd. Daar‐ door kan het volume van het infotain‐ mentsysteem zo worden afgesteld dat zacht geluid goed hoorbaar is zonder dat hard geluid te hard klinkt. Zet Dyn. bereikregeling op Aan of Uit.
Frequentiebereik selecteren Via deze functie kunt u definiëren welke DAB-frequentiebereiken door het Infotainmentsysteem moeten worden ontvangen. Kies Alleen L-band (1452 1492 MHz, grond- en satellietradio) Alleen Band III (174 - 240 MHz, grondradio) of Allebei. Radiotekst Als deze functie geactiveerd is, ver‐ schijnt er extra informatie over het momenteel ontvangen programma of de momenteel ten gehore gebrachte muziektrack, zoals titel, artiest, genre, nieuws of verkeersberichten. Toon of verberg deze informatie door Radiotekst op Aan of Uit te zetten. Diavoorstelling Als deze functie geactiveerd is, ver‐ schijnt er extra informatie over het momenteel ontvangen programma of de momenteel ten gehore gebrachte muziektrack in de vorm van afbeel‐ dingen, grafische vormgeving of korte videoclips.
29
Toon of verberg deze afbeeldingen, grafische vormgeving of videoclips door Diavoorstelling op Aan of Uit te zetten.
Golfbandmenu
Tik op de knop MENU op het scherm op de onderste regel van het DABhoofdmenu om het frequentiebereik‐ submenu te openen. DAB-berichten Naast hun muziekprogramma's zen‐ den veel DAB-zenders ook diverse categorieën berichten uit. Als u som‐ mige of alle categorieën activeert, wordt de momenteel ontvangen DABservice bij een bericht uit deze cate‐ gorieën onderbroken. Selecteer DAB-aankondigingen in het DAB-frequentiebereikmenu. Er verschijnt een lijst met categorieën.
30
Radio EPG zenderlijst De EPG stationlijst bevat de zenders met een elektronische programma‐ gids.
Selecteer één van de categorieën en kies een specifieke optie om gedetail‐ leerde informatie weer te geven.
Info
Selecteer de menuoptie Info voor ge‐ detailleerde informatie over de mo‐ menteel actieve DAB-zender.
Activeer alle of alleen de gewenste berichtcategorieën. Er kunnen ver‐ schillende berichtcategorieën tegelijk worden geselecteerd. EPG huidig programma Veel DAB-zenders bieden ook een elektronische programmagids. Een elektronische programmagids (EPG) voorziet u van voortdurend bijge‐ werkte informatie over huidige en ko‐ mende programma's. Om informatie over het momenteel actieve programma weer te geven se‐ lecteert u EPG huidig programma.
Selecteer Info naast de zendernaam om de huidige en komende program‐ ma's van de betreffende zender weer te geven.
Intellitext
Met de functie Intellitext kunt u extra informatie zoals berichten, financiële informatie, sport, nieuws, enz. ont‐ vangen.
Externe apparaten
Externe apparaten Algemene informatie .................... 31 Audio afspelen ............................. 34 Afbeeldingen weergeven ............. 37 Films afspelen .............................. 39 Smartphone-applicaties gebruiken ..................................... 42
Algemene informatie In de middenconsole onder de knop‐ pen voor de klimaatregeling bevindt zich een AUX-poort en een USB-aan‐ sluiting voor het aansluiten van ex‐ terne audiogegevensbronnen. Let op Houd de aansluitingen altijd schoon en droog.
Een apparaat aansluiten Gebruik een van de volgende kabels om het randapparaat op de AUX-in‐ gang van het Infotainmentsysteem aan te sluiten: 3-polig voor audiobron, 4-polig voor filmbron.
AUX-ingang
U kunt bijv. een iPod of een ander randapparaat op de AUX-ingang aan‐ sluiten. Na het aansluiten op de AUX-ingang wordt het audiosignaal van het rand‐ apparaat via de luidsprekers van het Infotainmentsysteem verzonden. Het volume en de geluidsinstellingen kunnen via het Infotainmentsysteem worden aangepast. Alle andere be‐ dieningsfuncties werken via het rand‐ apparaat zelf.
31
1 2 3 4
= = = =
Audiosignaal links Audiosignaal rechts Massa Videosignaal
32
Externe apparaten
Audiofunctie AUX Het Infotainmentsysteem kan mu‐ ziekbestanden op externe apparatuur afspelen, bijv. smartphones of iPod/ iPhone producten.
Let op Niet alle modellen mp3-spelers, USB-drives, SD Cards, iPods of smartphones worden ondersteund door het Infotainmentsysteem.
Filmfunctie AUX Het Infotainmentsysteem kan films op externe apparatuur afspelen, bijv. smartphones of iPod/iPhone produc‐ ten.
Een apparaat aansluiten/loskoppelen Sluit het USB-apparaat of IPod aan op de USB-poort. Gebruik voor de iPod de juiste aansluitkabel. De mu‐ ziekfunctie start automatisch.
Let op Sluit voor het gebruiken van de film‐ functie met uw iPod/iPhone uw toe‐ stel alleen op de AUX-aansluiting aan. Via de USB-poort is er geen permanente verbinding mogelijk.
USB-poort
Op de USB-poort kunt u een mp3speler, USB-drive, SD Card (via USBaansluiting/adapter), iPod of smart‐ phone aansluiten. Na het aansluiten op de USB-poort werken diverse functies van het bo‐ venvermelde apparaat via de knop‐ pen en menu's van het Infotainment‐ systeem.
Let op Bij het verbinden van een niet-lees‐ baar USB-apparaat of een iPod ver‐ schijnt er een bijbehorende foutmel‐ ding en schakelt het Infotainment‐ systeem automatisch terug naar de vorige functie. Ontkoppel het USB-apparaat of de IPod door een andere functie te se‐ lecteren en daarna het USB-opslag‐ medium te verwijderen.
Voorzichtig Koppel het toestel tijdens het af‐ spelen niet los. Hierdoor kan het toestel of het Infotainmentsysteem beschadigd raken. Audiofunctie USB Het Infotainmentsysteem kan mu‐ ziekbestanden op USB-opslagmedia of iPod/iPhone-producten afspelen. Afbeeldingsfunctie USB Het Infotainmentsysteem kan afbeel‐ dingsbestanden op USB-opslagme‐ dia weergeven. Filmfunctie USB Het Infotainmentsysteem kan films op USB-opslagmedia afspelen. Let op Sluit voor het gebruiken van de film‐ functie met uw iPod/iPhone uw toe‐ stel alleen op de AUX-aansluiting aan. Via de USB-poort is er geen permanente verbinding mogelijk.
Externe apparaten Bluetooth
Bluetooth-compatibele audiobronnen (bijv. mobiele telefoons voor muziek, mp3-spelers met Bluetooth enz.) die de Bluetooth-muziekprofielen A2DP en AVRCP ondersteunen, werken draadloos op het Infotainmentsys‐ teem. Een apparaat aansluiten Voor een gedetailleerde beschrijving van de Bluetooth-verbinding 3 47.
Audiofunctie Bluetooth Het Infotainmentsysteem kan mu‐ ziekbestanden op Bluetooth-appara‐ ten afspelen, bijv. smartphones of iPod/iPhone producten.
Ondersteuning van smartphone-applicaties
Met de functie Apps van het Infotain‐ mentsysteem hebt u toegang tot goedgekeurde smartphone-applica‐ ties. Het Infotainmentsysteem autori‐ seert applicatie-updates zodra ze ver‐ krijgbaar zijn.
Alvorens een goedgekeurde applica‐ tie met de bedieningsorganen en me‐ nu's van het Infotainmentsysteem kan worden gebruikt, moet de betref‐ fende applicatie op de smartphone worden geïnstalleerd. Ga bij het installeren van een goed‐ gekeurde smartphone-applicatie te werk volgens de instructie op de smartphone.
Bestandsindelingen en mappen
De maximale capaciteit van een door het Infotainmentsysteem onder‐ steund apparaat is 2500 muziekbestanden, 2500 afbeeldingsbestanden, 250 filmbestanden, 2500 mappen en 10 niveaus mappenstructuur. Alleen apparaten met een formattering in het FAT16/FAT32-bestandssysteem worden ondersteund.
Let op Sommige bestanden worden wel‐ licht niet goed afgespeeld. Dit kan worden veroorzaakt door een ander opnameformaat of de staat van het bestand.
33
Bestanden van online-winkels met digitaal rechtenbeheer kunnen niet worden afgespeeld. Het Infotainmentsysteem kan de vol‐ gende audio-, afbeeldings- en filmbe‐ standen op externe apparaten afspe‐ len/weergeven. Audiobestanden De afspeelbare audiobestandsinde‐ lingen zijn .mp3, .wma, .ogg en .wav. Bij het afspelen van een bestand met ID3 tag-informatie kan het Infotain‐ mentsysteem informatie weergeven, bijv. over de titel van de track en de artiest. Afbeeldingsbestanden De weergeefbare afbeeldingsbe‐ standsindelingen zijn .jpg, .bmp, .png en .gif. .jpg-bestanden moeten 64 tot 5000 pixels breed en 64 tot 5000 pixels hoog zijn. .bmp-, .png- en .gif-bestanden moe‐ ten een formaat van 64 tot 1024 pixels breed en 64 tot 1024 pixels hoog hebben.
34
Externe apparaten
Filmbestanden De afspeelbare filmbestandsindelin‐ gen zijn .avi, .mpg, .mp4, .divx, .xvid en .wmv. De resolutie van de bestanden moet binnen een bereik van 720 pixels breed en 576 pixels hoog zijn. De her‐ halingsfrequentie moet minder dan 30 fps zijn. Bruikbare codecs zijn divx, xvid, mpeg-1, mpeg-4 (mpg4, mp42, mp43) en wmv9 (wmv3). De afspeelbare audio-indelingen zijn .mp3, .ac3, .aac en .wma. De weergeefbare ondertitelingsinde‐ ling is .smi.
Audio afspelen Randapparaat AUX-functie activeren Als het randapparaat nog niet met het Infotainmentsysteem verbonden is, verbind het apparaat dan 3 31. Het audiomenu AUX verschijnt en het af‐ spelen van de audiotracks start auto‐ matisch.
Als het randapparaat al verbonden is: Druk indien vereist op de toets ; en selecteer de knop op het scherm Audio om het laatst geselecteerde hoofdmenu audio te openen. Selecteer indien nodig Bron om een vervolgkeuzelijst te openen en selec‐ teer vervolgens AUX om het betref‐ fende audiohoofdmenu te openen. Het afspelen van de audiotracks start automatisch.
Geluidsinstellingen wijzigen Selecteer k Geluidsinstellingen om het betreffende menu te openen. Voor een gedetailleerde beschrijving 3 16. Let op De volume- en geluidsinstellingen kunnen via het Infotainmentsysteem worden aangepast. Alle andere functies werken via het randappa‐ raat.
USB-apparaat en iPod Functie USB-apparaat of IPod activeren Als het USB-apparaat of de iPod nog niet met het Infotainmentsysteem ver‐ bonden is, verbind het apparaat dan 3 31. Het betreffende hoofdmenu au‐ dio verschijnt en het afspelen van de audiotracks start automatisch. Als het USB-apparaat of de iPod al verbonden is: Druk indien vereist op de toets ; en selecteer de knop op het scherm Audio om het laatst geselecteerde hoofdmenu audio te openen.
Externe apparaten Selecteer indien nodig Bron om een vervolgkeuzelijst te openen en selec‐ teer vervolgens USB om het betref‐ fende audiohoofdmenu te openen. Het afspelen van de audiotracks start automatisch.
Tik op l om het afspelen te hervat‐ ten. Volgende of vorige track afspelen Tik op v om de volgende track af te spelen. Tik binnen de eerste 2 seconden van de afgespeelde track op t om naar de vorige track terug te gaan. Terug naar het begin van de huidige track gaan Tik na 2 seconden van de afge‐ speelde track op t.
Let op Albumhoezen worden weergegeven als zij in het audiobestand, bijv. mp3bestand, staan. Afspelen onderbreken en hervatten Tik op = om het afspelen te onder‐ breken. De knop op het scherm ver‐ andert in l.
Snel vooruit en achteruit gaan Tik op t of v en houd deze vast. Loslaten om naar de normale af‐ speelmodus terug te keren. Ook kunt u de schuif die de positie van de huidige track aangeeft met uw vinger naar links of rechts verplaat‐ sen. Tracks steeds opnieuw afspelen Tik herhaaldelijk op r om één van de volgende opties te kiezen.
35
1
= De huidige track wordt steeds opnieuw afgespeeld. ALLE = Alle tracks op het apparaat worden steeds weer op‐ nieuw afgespeeld. UIT = Normale afspeelmodus. Tracks in willekeurige volgorde afspelen Tik herhaaldelijk op s om de functie te activeren of te deactiveren. AAN = Alle tracks op het apparaat worden in willekeurige volg‐ orde afgespeeld. UIT = Normale afspeelmodus. Informatie bekijken Tik op het scherm voor informatie over de huidige track. Er verschijnt een bericht met informatie, bijv. over de titel, de artiest, het album die bij de track is opgeslagen. Het muziekmenu gebruiken Tik op MENU om het betreffende mu‐ ziekmenu te openen.
36
Externe apparaten
Er verschijnen verschillende catego‐ rieën waarin de tracks zijn gesor‐ teerd, bijv. Mappen, Artiesten of Albums.
Selecteer de gewenste categorie, subcategorie (indien beschikbaar) en kies dan een track. Geluidsinstellingen wijzigen Selecteer Geluidsinstellingen om het betreffende menu te openen. Voor een gedetailleerde beschrijving 3 16.
Bluetooth-muziek Bluetooth-muziekfunctie activeren Als het Bluetooth-apparaat nog niet met het Infotainmentsysteem verbon‐ den is, breng dan een Bluetooth-ver‐ binding 3 47 tot stand en ga te werk zoals onderstaand beschreven. Als het Bluetooth-apparaat al verbonden is: Druk indien vereist op de toets ; en selecteer de knop op het scherm Audio om het laatst geselecteerde hoofdmenu audio te openen. Selecteer indien nodig Bron om een vervolgkeuzelijst te openen en selec‐ teer vervolgens Bluetooth om het be‐ treffende audiohoofdmenu te ope‐ nen. Het afspelen van de audiotracks start automatisch.
Afspelen onderbreken en hervatten Tik op = om het afspelen te onder‐ breken. De knop op het scherm ver‐ andert in l. Tik op l om het afspelen te hervat‐ ten. Volgende of vorige track afspelen Tik op v om de volgende track af te spelen. Tik binnen de eerste 2 seconden van de afgespeelde track op t om naar de vorige track terug te gaan.
Externe apparaten Terug naar het begin van de huidige track gaan Tik na 2 seconden van de afge‐ speelde track op t. Snel vooruit en achteruit gaan Tik op t of v en houd deze vast. Loslaten om naar de normale af‐ speelmodus terug te keren. Een track of bestand steeds opnieuw afspelen Tik herhaaldelijk op r om één van de volgende opties te kiezen. 1 = De huidige track wordt steeds opnieuw afgespeeld. ALLE = Alle tracks op het apparaat worden steeds weer op‐ nieuw afgespeeld. UIT = Normale afspeelmodus. Een bestand in willekeurige volgorde afspelen Tik herhaaldelijk op s om de functie te activeren of te deactiveren. AAN = Alle tracks op het apparaat worden in willekeurige volg‐ orde afgespeeld. UIT = Normale afspeelmodus.
Let op Afhankelijk van de mobiele telefoon zijn sommige van deze functies wel‐ licht niet beschikbaar. Geluidsinstellingen wijzigen Selecteer k om het menu Geluidsin‐ stellingen te openen. Voor een gede‐ tailleerde beschrijving 3 16.
Afbeeldingen weergeven U kunt afbeeldingen van een USBapparaat bekijken. Let op Voor uw eigen veiligheid werken sommige functies onderweg niet.
Afbeeldingen bekijken
Als het USB-apparaat nog niet met het Infotainmentsysteem verbonden is, verbind het apparaat dan 3 31 en ga te werk zoals onderstaand be‐ schreven. Als het USB-apparaat al aangesloten is:
37
Druk indien vereist op de toets ; en selecteer de knop Galerij op het scherm om het laatst geselecteerde hoofdmenu afbeeldingen of films te openen. Selecteer indien nodig Bron om een vervolgkeuzelijst te openen en selec‐ teer vervolgens USB (Afbeelding) om het betreffende hoofdmenu te ope‐ nen. Een afbeelding wordt automatisch weergegeven.
38
Externe apparaten
Tik op het scherm om de afbeelding op het volledige scherm te bekijken. Tik opnieuw op het scherm om de vol‐ ledige-schermmodus af te sluiten.
Het afbeeldingenmenu gebruiken
Tik op MENU om USB Fotomenu te openen.
Volgende of vorige afbeelding bekijken
Tik op c om de volgende afbeelding te bekijken. Tik op d om de vorige afbeelding te bekijken.
Een afbeelding draaien
Tik op u of v om de afbeelding rechtsom of linksom te draaien.
Een diavoorstelling bekijken
Tik op t om de afbeeldingen op het USB-apparaat als diavoorstelling te bekijken. Tik op het scherm om de diavoorstel‐ ling af te sluiten.
Inzoomen op een afbeelding
Tik één of meerdere keren op w om in te zoomen op een afbeelding of om deze op het oorspronkelijke formaat weer te geven.
Bestandenlijst foto's Alle lijsten met afbeeldingsbestanden worden weergegeven. Zoek naar de afbeelding die u wilt zien en selecteer deze.
Als u nogmaals op de bestandsnaam van de afbeelding tikt, verschijnt er een klein voorbeeld naast de bestan‐ denlijst. Als u er nogmaals op tikt of als u O onder de voorbeeldafbeel‐ ding selecteert, verschijnt de afbeel‐ ding op het hoofdmenu. Sorteren op titel Er verschijnt een lijst met alle afbeel‐ dingsbestanden in alfabetische volg‐ orde.
Externe apparaten Sorteren op datum Er verschijnt een lijst met alle afbeel‐ dingenbestanden gesorteerd op da‐ tum beginnend met de meest recente datum.
Let op Sluit voor het gebruiken van de film‐ functie met uw iPod/iPhone uw toe‐ stel alleen op de AUX-aansluiting aan. Via de USB-poort is er geen permanente verbinding mogelijk.
Tijd diavoorstelling Stel de tijd gedurende welke een af‐ beelding in een diavoorstelling ver‐ schijnt in. Klok/temp. display Als u de tijd en de temperatuur in vol‐ ledige-schermmodus wilt zien, zet Klok/temp. display dan op Aan. Weergave-instellingen Stel de helderheid en het contrast van het afbeeldingendisplay in.
39
Let op Voor uw eigen veiligheid werkt de filmfunctie onderweg niet.
Randapparaat Zet Helderheid op een waarde tussen -9 en 9. Zet Contrast op een waarde tussen -15 en 15.
Films afspelen U kunt films bekijken via randappara‐ tuur die op de AUX-ingang aangeslo‐ ten is of vanaf een USB-apparaat dat op de USB-poort aangesloten is.
AUX-functie activeren Als het randapparaat nog niet met het Infotainmentsysteem verbonden is, verbind het apparaat dan 3 31. Het filmmenu AUX verschijnt en het af‐ spelen van de filmbestanden start au‐ tomatisch. Als het randapparaat al verbonden is: Druk indien vereist op de toets ; en selecteer de knop Galerij op het scherm om het laatst geselecteerde hoofdmenu afbeeldingen of films te openen.
40
Externe apparaten
Selecteer indien nodig Bron om een vervolgkeuzelijst te openen en selec‐ teer vervolgens AUX (Film) om het betreffende hoofdmenu te openen. Het afspelen van de filmbestanden start automatisch.
Let op Behalve instellingen als volume, ge‐ luid en display moeten alle functies via de randapparatuur worden be‐ diend. Filmmenu AUX gebruiken Tik op MENU om AUX Filmmenu te openen.
Zie voor nadere informatie over de beschikbare instellingen de bijbeho‐ rende beschrijvingen voor USB-ap‐ paratuur onderstaand.
USB-apparaat Functie USB-apparaat activeren Als het USB-apparaat nog niet met het Infotainmentsysteem verbonden is, verbind het apparaat dan 3 31 en ga te werk zoals onderstaand be‐ schreven. Als het USB-apparaat al aangesloten is: Druk indien vereist op de toets ; en selecteer de knop Galerij op het scherm om het laatst geselecteerde hoofdmenu afbeeldingen of films te openen. Selecteer indien nodig Bron om een vervolgkeuzelijst te openen en selec‐ teer vervolgens USB (Film) om het betreffende hoofdmenu te openen. Het afspelen van filmbestanden start automatisch.
Afspelen onderbreken en hervatten Tik op = om het afspelen te onder‐ breken. De knop op het scherm ver‐ andert in l. Tik op l om het afspelen te hervat‐ ten. Volgende of vorige track afspelen Tik op c om het volgende filmbestand af te spelen. Tik binnen de eerste 5 seconden van de afgespeelde film op d om naar het vorige filmbestand terug te gaan.
Externe apparaten
41
Terug naar het begin van de huidige film gaan Tik na 5 seconden van de afge‐ speelde film op d. Snel vooruit en achteruit gaan Tik op d of c en houd deze vast. Los‐ laten om naar de normale afspeelmo‐ dus terug te keren. Volledig scherm Tik op x om naar volledige-scherm‐ modus te gaan. Tik opnieuw op het scherm om de volledige-schermmo‐ dus af te sluiten. Filmmenu USB gebruiken Tik op MENU om het USB-filmmenu te openen.
Lijst filmbestanden Alle lijsten met filmbestanden worden weergegeven. Zoek naar de film die u wilt zien en selecteer deze. De betref‐ fende film wordt nu afgespeeld. Klok/temp. display Als u de tijd en de temperatuur in vol‐ ledige-schermmodus wilt zien, zet Klok/temp. display dan op Aan. Weergave-instellingen Stel de helderheid en het contrast van het filmdisplay in.
Zet Helderheid op een waarde tussen -9 en 9. Zet Contrast op een waarde tussen -15 en 15. Geluidsinstellingen Voor een gedetailleerde beschrijving 3 16. Ondertiteling en audiotaal activeren of deactiveren Als de film ondertiteling en audiotaal heeft, kunt u deze opties activeren of deactiveren. Selecteer _ aan de rechterzijde van het scherm.
42
Externe apparaten
Activeer of deactiveer de taal van de ondertiteling door de functie Q op Aan of Uit te zetten. Activeer of deactiveer de taal van de audio door de functie R op Aan of Uit te zetten.
Druk op de toets ; en selecteer de knop op het scherm Apps om het be‐ treffende menu te openen. Tik op de knop op het scherm van de gewenste applicatie. Er komt een ver‐ binding met de betreffende applicatie op de verbonden smartphone tot stand. Het hoofdmenu van de applicatie ver‐ schijnt op het display van het Infotain‐ mentsysteem.
Smartphone-applicaties gebruiken Alvorens een goedgekeurde applica‐ tie met de bedieningsorganen en me‐ nu's van het Infotainmentsysteem kan worden gebruikt, moet de betref‐ fende applicatie op de smartphone worden geïnstalleerd.
Voor een gedetailleerde beschrijving van de betreffende applicatie verwij‐ zen wij u naar de website van de be‐ treffende softwarefabrikant.
Ondersteunde applicaties
Een applicatie starten
Druk op de toets ; en selecteer de knop op het scherm Apps om het be‐ treffende menu te openen. Het menu toont welke smartphoneapplicaties momenteel door het Info‐ tainmentsysteem worden onder‐ steund, zie "Pictogrammen weerge‐ ven of verbergen" onderstaand.
Verbind de smartphone als deze nog niet met het Infotainmentsysteem ver‐ bonden is: ■ iPod/iPhone: verbind het apparaat met de USB-poort 3 31 ■ Android phone: breng een Blue‐ tooth-verbinding tot stand 3 47. Download indien niet geïnstalleerd de betreffende applicatie naar uw smart‐ phone.
Let op Controleer bij het gebruik van een navigatie-applicatie of de GPS-ont‐ vangst van de smartphone goed is.
Applicatiepictogrammen weergeven of verbergen
U kunt definiëren welke van de door het Infotainmentsysteem onder‐ steunde goedgekeurde applicaties in het menu Apps zichtbaar en selec‐ teerbaar zijn. Selecteer 5 Instellingen op de onder‐ ste regel van het hoofdmenu Apps om het menu App instellingen te openen.
Externe apparaten
Selecteer of deselecteer de gewenste applicaties en selecteer vervolgens de knop OK op het scherm.
43
44
Spraakherkenning
Spraakherkenning Algemene informatie .................... 44 Gebruik ........................................ 44
Algemene informatie Met de functie Siri Eyes Free van het Infotainmentsysteem hebt u toegang tot Siri, de spraakinterpretatie- en herkenningsinterface op uw iPhone of iPod. Raadpleeg de gebruikershand‐ leiding van uw iPhone of iPod om na te gaan of deze Siri ondersteunt. Siri Eyes Free werkt met de meeste van de ingebouwde apps op uw iPhone of iPod. U kunt Siri vragen om bijv. mensen te bellen, muziek af te spelen, SMS-berichten te beluisteren en op te stellen, e-mails te dicteren, nieuwe berichten te beluisteren, de weg te vinden of herinneringen toe te voegen. Raadpleeg voor nadere in‐ formatie de gebruikershandleiding van uw iPhone of iPod.
Opmerkingen
■ Voor het gebruik van Siri Eyes Free moet uw iPhone of iPod via een USB-kabel 3 31 of via Bluetooth 3 47 met het Infotainmentsys‐ teem verbonden zijn.
■ Voor Siri Eyes Free is 3G of toe‐ gang tot wifi-internet op uw iPhone of iPod nodig. ■ Siri Eyes Free is niet compatibel met de goedgekeurde smartphoneapps 3 42 die door het Infotain‐ mentsysteem worden onder‐ steund. Dat houdt in dat u deze apps niet via Siri Eyes Free kunt besturen.
Gebruik Spraakherkenning activeren
Druk op w rechts op het stuurwiel om een spraakherkenningssessie te star‐ ten. Er verschijnt een spraakbestu‐ ringsbericht op het scherm. Na de pieptoon kunt u direct een com‐ mando geven. Raadpleeg voor infor‐ matie over ondersteunde comman‐ do's de gebruiksaanwijzing van uw iPhone of iPod.
Spraakherkenning Volume van gesproken vragen aanpassen Druk op + / - rechts op het stuurwiel om het volume van gesproken com‐ mando's hoger of lager te zetten. Een gesproken vraag onderbreken Als ervaren gebruiker kunt u een ge‐ sproken commando onderbreken door in het spraakbesturingsbericht op het scherm op de annuleerknop te drukken. Er klinkt meteen een pieptoon. U kunt nu meteen een commando uitspre‐ ken zonder dat u hoeft te wachten.
Spraakherkenning deactiveren
Druk op x/n rechts op het stuur‐ wiel. Het spraakbesturingsbericht verdwijnt, de spraakherkenningsses‐ sie wordt beëindigd.
45
46
Telefoon
Telefoon Algemene aanwijzingen ............... 46 Bluetooth-verbinding .................... 47 Noodoproep ................................. 50 Bediening ..................................... 51 Mobiele telefoons en CB-zendapparatuur .................... 56
Algemene aanwijzingen De telefoonportal biedt u de mogelijk‐ heid om via een microfoon en de luid‐ sprekers van de auto telefoonge‐ sprekken te voeren en met het info‐ tainmentsysteem van de auto de be‐ langrijkste functies van de mobiele te‐ lefoon te bedienen. Om het telefoon‐ portaal te kunnen gebruiken, moet de mobiele telefoon via Bluetooth met het Infotainmentsysteem verbonden zijn. Niet alle functies van de telefoon wor‐ den door elke mobiele telefoon on‐ dersteund. Welke telefoonfuncties bruikbaar zijn, hangt af van de des‐ betreffende mobiele telefoon en van de netwerkprovider. Verdere informa‐ tie hierover kunt u in de bedienings‐ handleiding van uw mobiele telefoon vinden. U kunt hierover ook informa‐ tie vragen bij uw netwerkprovider.
Belangrijke informatie voor de bediening en de verkeersveiligheid 9 Waarschuwing Mobiele telefoons hebben invloed op uw omgeving. Daarom zijn er veiligheidsvoorschriften en richtlij‐ nen opgesteld. Alvorens gebruik te maken van de telefoonfunctie dient u op de hoogte te zijn van de desbetreffende richtlijnen.
9 Waarschuwing Het gebruik van de telefoon in handsfree-modus tijdens het rij‐ den kan gevaarlijk zijn doordat uw concentratie afneemt tijdens het telefoneren. Parkeer uw auto
Telefoon voordat u de telefoon in hands‐ free-modus gebruikt. Volg de be‐ palingen van het land waarin u zich bevindt. Volg de voorschriften die in som‐ mige gebieden gelden op en zet uw mobiele telefoon uit als mobiel telefoneren verboden is, als de mobiele telefoon interferentie ver‐ oorzaakt of als er zich gevaarlijke situaties kunnen voordoen.
Bluetooth
Het telefoonportal is gecertificeerd door de Bluetooth Special Interest Group (SIG). Meer informatie over de specificatie kunt u op internet op http://www.blue‐ tooth.com vinden
Bluetooth-verbinding Bluetooth is een radiografische norm voor het draadloos verbinden van bijv. mobiele telefoons, iPod/iPhonemodellen of andere apparaten.
Voor het instellen van een Bluetoothverbinding met het Infotainmentsys‐ teem moet de Bluetooth-functie van het Bluetooth-apparaat worden geac‐ tiveerd. Voor nadere informatie ver‐ wijzen wij u naar de gebruiksaanwij‐ zing van het Bluetooth-apparaat. Via het menu Bluetooth instelling wor‐ den Bluetooth-apparaten met het In‐ fotainmentsysteem gekoppeld (uit‐ wisselen van pincode tussen Blue‐ tooth-apparaat en Infotainmentsys‐ teem) en verbonden.
Menu Bluetooth instelling
Druk op de toets ; en selecteer ver‐ volgens de knop Instellingen op het scherm. Selecteer Verbindingsinstelllingen en dan Bluetooth instelling om het be‐ treffende menu weer te geven.
47
Een apparaat koppelen Opmerkingen ■ Aan het systeem kunnen maximaal vijf apparaten worden gekoppeld. ■ Er kan slechts één gekoppeld ap‐ paraat tegelijk met het infotain‐ mentsysteem worden verbonden.
48
Telefoon
■ Koppelen is in de regel slechts één keer noodzakelijk, tenzij het appa‐ raat van de lijst met gekoppelde ap‐ paraten wordt gewist. Als het appa‐ raat eerder verbonden was, brengt het Infotainmentsysteem de verbin‐ ding automatisch tot stand. ■ Bij werken via Bluetooth wordt de accu van het apparaat aanzienlijk belast. Laat het apparaat daarom via een stopcontact opladen. Een nieuw apparaat via het menu Bluetooth-instellingen koppelen 1. Druk op de toets ; en selecteer vervolgens de knop Instellingen op het scherm. Selecteer Verbindingsinstelllin‐ gen en dan Bluetooth instelling om het betreffende menu weer te geven. 2. Op het Infotainmentsysteem: zet de functie Vast te stellen op Aan om het Infotainmentsysteem voor het Bluetooth-apparaat zichtbaar te maken.
Op het Bluetooth-apparaat: acti‐ veer de Bluetooth-functie en de detecteerbaarheidsmodus. 3. Op het Infotainmentsysteem: se‐ lecteer Apparaat koppelen om het betreffende submenu weer te ge‐ ven.
4. Op het Infotainmentsysteem: tik op de knop Bluetooth-Apparaat Zoeken op het scherm. Alle de‐ tecteerbare Bluetooth-apparaten in de omgeving verschijnen op een lijst. 5. Tik op het Bluetooth-apparaat dat u wenst te koppelen.
6. Als SSP (secure simple pairing) wordt ondersteund: Bevestig de berichten op het Info‐ tainmentsysteem en het Blue‐ tooth-apparaat. Als SSP (secure simple pairing) niet wordt ondersteund: Op het Infotainmentsysteem: er verschijnt een Info-bericht waarin u wordt gevraagd om een pincode op uw Bluetooth-apparaat in te voeren. Op het Bluetooth-apparaat: voer de pincode in en bevestig de in‐ gevoerde gegevens. 7. Het Infotainmentsysteem en het apparaat zijn gekoppeld.
Telefoon
49
Let op Bij problemen met de Bluetooth-ver‐ binding verschijnt er een storings‐ melding op het scherm van het Info‐ tainmentsysteem. 8. Het telefoonboek wordt automa‐ tisch naar het Infotainmentsys‐ teem gedownload. Als deze func‐ tie niet door het Bluetooth-appa‐ raat wordt ondersteund, verschijnt er een bijbehorend bericht. Let op Na het koppelen van het Bluetoothtoestel geeft het symbool h naast het Bluetooth-toestel aan dat de te‐ lefoonfunctie geactiveerd is en geeft het symbool y naast het Bluetoothtoestel aan dat de functie Streaming audio via Bluetooth geactiveerd is. Let op Het verbonden toestel en de be‐ schikbare opties worden gemar‐ keerd.
Een nieuw apparaat via het menu Telefoon koppelen Druk op de toets ; en selecteer ver‐ volgens de knop Telefoon op het scherm. Bevestig het bericht Info waarin u wordt gevraagd of u een Bluetoothapparaat wenst te koppelen. Het menu Apparaat koppelen wordt weer‐ gegeven. Ga verder vanaf stap 4 zoals boven‐ staand beschreven. Als het koppelen van het apparaat voltooid is, verschijnt het hoofdmenu Telefoon.
De Bluetooth-pincode wijzigen Druk op de toets ; en selecteer ver‐ volgens de knop Instellingen op het scherm. Selecteer Verbindingsinstelllingen, Bluetooth instelling en dan Wijzig PIN-code om het betreffende menu weer te geven. Voer de gewenste viercijferige pin‐ code in. Selecteer ⇦ om een ingevoerd num‐ mer te wissen. Bevestig dit door OK te selecteren.
50
Telefoon
Een gekoppeld apparaat verbinden
Druk op de toets ; en selecteer ver‐ volgens de knop Instellingen op het scherm. Selecteer Verbindingsinstelllingen, Bluetooth instelling en dan Apparaat koppelen om het betreffende menu weer te geven. Selecteer het Bluetooth-apparaat dat u wenst te koppelen. Het apparaat is verbonden.
Een apparaat loskoppelen
Druk op de toets ; en selecteer ver‐ volgens de knop Instellingen op het scherm. Selecteer Verbindingsinstelllingen, Bluetooth instelling en dan Apparaat koppelen om het betreffende menu weer te geven. Selecteer het momenteel verbonden Bluetooth-apparaat. Er verschijnt een vraag die u moet beantwoorden. Selecteer Ja om het apparaat los te koppelen.
Een apparaat wissen
Druk op de toets ; en selecteer ver‐ volgens de knop Instellingen op het scherm. Selecteer Verbindingsinstelllingen, Bluetooth instelling en dan Apparaat koppelen om het betreffende menu weer te geven. Selecteer Wissen naast het Blue‐ tooth-apparaat. Er verschijnt een vraag die u moet beantwoorden. Selecteer Ja om het apparaat te wis‐ sen.
Apparaatinfo
Druk op de toets ; en selecteer ver‐ volgens de knop Instellingen op het scherm. Selecteer Verbindingsinstelllingen, Bluetooth instelling en dan Apparaat koppelen om het betreffende menu weer te geven. De weergegeven informatie omvat Apparaatnaam, Adres en PIN-code.
Noodoproep 9 Waarschuwing Het tot stand brengen van de ver‐ binding kan niet onder alle om‐ standigheden worden gegaran‐ deerd. Daarom is het belangrijk dat u bij gesprekken van levens‐ belang (bijv. bij het inroepen van medische hulp) niet alleen op een mobiele telefoon vertrouwt. Voor sommige netwerken kan het noodzakelijk zijn dat er op de juiste manier een geldige simkaart in de mobiele telefoon is aangebracht.
9 Waarschuwing Denk eraan dat u met uw mobiele telefoon kunt bellen en ontvangen indien u zich in een gebied bevindt met een voldoende sterk signaal. Onder bepaalde omstandigheden kunnen nooddiensten niet op alle
Telefoon mobiele telefoonnetwerken wor‐ den gebeld; mogelijkerwijs kun‐ nen deze oproepen niet gedaan worden wanneer bepaalde net‐ werkdiensten en/of telefoonfunc‐ ties actief zijn. U kunt hierover uw lokale netwerkexploitant raadple‐ gen. Het alarmnummer kan per land en regio variëren. Wij raden u aan het juiste alarmnummer voor de rele‐ vante regio van tevoren op te vra‐ gen.
Een noodoproep doen
Vorm het noodnummer (bijv. 112). De telefoonverbinding met de alarm‐ centrale wordt tot stand gebracht. Antwoord als het dienstdoende per‐ soneel u vragen stelt over het nood‐ geval.
9 Waarschuwing Beëindig het gesprek pas als de alarmcentrale u daarom vraagt.
Bediening Zodra er een Bluetooth-verbinding tussen uw mobiele telefoon en het in‐ fotainmentsysteem tot stand is ge‐ bracht, kunt u tal van functies van uw mobiele telefoon via het infotainment‐ systeem bedienen. Let op In de handsfree-modus blijft bedie‐ ning van de mobiele telefoon moge‐ lijk, bv. een gesprek beantwoorden of het volume regelen. Na het tot stand brengen van een ver‐ binding tussen de mobiele telefoon en het Infotainmentsysteem worden er gegevens van de mobiele telefoon naar het Infotainmentsysteem ver‐ stuurd. Afhankelijk van de mobiele te‐ lefoon en de hoeveelheid over te dra‐ gen gegevens kan dit enige tijd in be‐ slag nemen. Tijdens deze periode is het bedienen van de mobiele telefoon via het Infotainmentsysteem slechts beperkt mogelijk.
51
Let op Niet elke mobiele telefoon onder‐ steunt alle functies van de telefoon‐ portal. Zodoende is het mogelijk dat de functionaliteit die bij deze speci‐ fieke mobiele telefoons staat be‐ schreven, afwijkt.
Hoofdmenu Telefoon
Druk op de toets ; en selecteer de knop Telefoon op het scherm om het betreffende menu weer te geven.
52
Telefoon
Let op Het Telefoon hoofdmenu is alleen beschikbaar als er via Bluetooth een mobiele telefoon met het Infotain‐ mentsysteem verbonden is. Voor een gedetailleerde beschrijving 3 47. Veel functies van de mobiele telefoon kunnen nu worden bediend via het hoofdmenu Telefoon (en bijbeho‐ rende submenu's) en via de telefoon‐ knoppen op het stuurwiel.
Telefoongesprek initiëren Een telefoonnummer invoeren Druk op de toets ; en selecteer de knop Telefoon op het scherm om het betreffende menu weer te geven. Voer met het toetsenblok in het Telefoon hoofdmenu een telefoon‐ nummer in. Tik even of lang op ⇦ om één of meer ingevoerde tekens te wissen. Tik op de knop y op het scherm of druk op de knop 7 op het stuurwiel om het kiezen te starten.
Het telefoonboek gebruiken Let op Bij het koppelen van een mobiele te‐ lefoon aan het Infotainmentsysteem via Bluetooth wordt het telefoonboek van de mobiele telefoon automa‐ tisch gedownload. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van uw mobiele telefoon als het te‐ lefoonboek niet wordt gedownload.
Snelzoeken 1. Blader door de lijst met telefoon‐ boekvermeldingen. 2. Tik op de contactpersoon die u wenst te bellen. Er verschijnt een menu met alle telefoonnummers die voor het geselecteerde con‐ tact zijn opgeslagen.
Druk op de toets ; en selecteer de knop Telefoon op het scherm om het betreffende menu weer te geven. Selecteer Telefoonboek.
3. Selecteer het gewenste telefoon‐ nummer om de oproep te starten. Zoekmenu Als het telefoonboek veel vermeldin‐ gen bevat, kunt u via het zoekmenu comfortabel naar het gewenste con‐ tact zoeken.
Telefoon Selecteer o in het menu Telefoonboek om het zoektabblad weer te geven.
2. 3.
4. Net als op een telefoon of een mo‐ biele telefoon zijn de letters in alfabe‐ tische groepen op de knoppen op het scherm ingedeeld: abc, def, ghi, jkl, mno, pqrs, tuv en wxyz. Gebruik ⇦ om een ingevoerde letters te wissen. 1. Selecteer de knop met de eerste letter van de contactpersoon waarnaar u wilt zoeken. Bijvoorbeeld: Als de contactper‐ soon die u wilt zoeken met een 'g'
5.
begint, selecteert u de knop ghi op het scherm. Alle contactpersonen die een let‐ ter op deze knop bevatten, in dit geval 'g', 'h' en 'i', verschijnen. Selecteer de knop met de tweede letter van de contactpersoon waarnaar u wilt zoeken. Blijf meer letters van de contact‐ persoon die u wilt zoeken invoe‐ ren totdat de gewenste contact‐ persoon verschijnt. Tik op de contactpersoon die u wenst te bellen. Er verschijnt een menu met alle telefoonnummers die voor het geselecteerde con‐ tact zijn opgeslagen. Selecteer het gewenste telefoon‐ nummer om de oproep te starten. Het volgende display verschijnt.
53
Belhistorie gebruiken Alle ontvangen, uitgaande of gemiste oproepen worden vastgelegd. Druk op de toets ; en selecteer de knop Telefoon op het scherm om het betreffende menu weer te geven. Selecteer Belgeschiedenis om het betreffende menu weer te geven.
54
Telefoon Selecteer de gewenste vermelding om de oproep te starten.
Selecteer a voor uitgaande oproe‐ pen, b voor gemiste oproepen en c voor ontvangen oproepen. De betref‐ fende bellijst wordt weergegeven.
Een nummer opnieuw kiezen Het systeem kan het laatst gekozen telefoonnummer opnieuw kiezen. Druk op de toets ; en selecteer de knop Telefoon op het scherm om het betreffende menu weer te geven. Tik enkele seconden op y. Het laatst gekozen nummer wordt opnieuw ge‐ kozen. Snelkiesnummers gebruiken Snelkiesnummers die op de mobiele telefoon zijn opgeslagen, kunnen ook met het toetsenblok van het hoofd‐ menu Telefoon worden gekozen. Druk op de toets ; en selecteer de knop Telefoon op het scherm om het betreffende menu weer te geven. Voer het gewenste snelkiesnummer in: Als het snelkiesnummer uit één cijfer bestaat, tik dan lang op het betref‐ fende cijfer om de oproep te starten.
Als het snelkiesnummer uit twee cijfers bestaat, tik dan op het eerste cijfer en tik lang op het tweede cijfer om de oproep te starten.
Inkomend telefoongesprek Een oproep aannemen Als er bij een inkomende oproep een audiomodus, bijv. de radio- of USBmodus, actief is, wordt het geluid van de audiobron onderdrukt en blijft dit zo totdat het gesprek wordt beëin‐ digd. Er verschijnt een melding met het te‐ lefoonnummer of de naam van de bel‐ ler (indien beschikbaar).
Telefoon
55
Beantwoord de oproep door de knop Accepteren op het scherm in het be‐ richt te selecteren of door op de knop 7 op het stuurwiel te drukken. Een oproep weigeren Selecteer Weigeren in het bericht of druk op n op het stuurwiel om de oproep te weigeren. Beltoon wijzigen Druk op de toets ; en selecteer ver‐ volgens de knop Instellingen op het scherm. Selecteer Verbindingsinstelllingen en dan Wijzig beltoon om het betref‐ fende menu weer te geven. Er ver‐ schijnt een lijst met beltonen.
Selecteer één van de beltonen. Voor een gedetailleerde beschrijving van de Beltoonvolume 3 17.
Functies tijdens het gesprek
Tijdens een telefoongesprek ver‐ schijnt het hoofdmenu Telefoon op het display.
Handsfreemodus tijdelijk deactiveren Selecteer m voor het vervolgen van het gesprek via de mobiele telefoon. Selecteer m weer om naar de hand‐ sfreemodus terug te keren. Let op Na het activeren is het bijbehorende symbool gemarkeerd. Microfoon tijdelijk deactiveren Selecteer n om de microfoon uit te schakelen. Selecteer n om de microfoon weer in te schakelen.
56
Telefoon
Let op Na het activeren is het bijbehorende symbool gemarkeerd. Telefoongesprek beëindigen Selecteer J om het gesprek te be‐ eindigen.
Mobiele telefoons en CB-zendapparatuur Montage- en gebruiksvoorschriften
Bij de montage en het gebruik van een mobiele telefoon moeten de mo‐ delspecifieke montagehandleiding en de gebruiksvoorschriften van de fa‐ brikant van de telefoon en de hands‐ free-carkit in acht genomen worden. Anders kan de typegoedkeuring van de auto vervallen (EU-richtlijn 95/54/EG).
Aanbevelingen voor een storingsvrij gebruik: ■ Vakkundig gemonteerde buitenan‐ tenne, waardoor de maximale reik‐ wijdte wordt bereikt, ■ Maximaal zendvermogen 10 watt, ■ Installatie van de telefoon op een daartoe geschikte plek, neem de relevante opmerking in de Gebrui‐ kershandleiding, hoofdstuk Airbagsysteem, in aanmerking. Laat u informeren over de voorziene montageposities voor de buitenan‐ tenne of de toestelhouder en de mo‐ gelijkheden tot gebruik van toestellen met een zendvermogen van meer dan 10 watt. Het gebruik van een handsfree-carkit zonder buitenantenne voor mobiele telefoons type GSM 900/1800/1900 en UMTS is alleen toegestaan, wan‐ neer het maximale zendvermogen van de mobiele telefoon niet groter is dan 2 watt bij GSM 900 en niet groter is dan 1 watt bij de andere types.
Uit veiligheidsoverwegingen wordt te‐ lefoneren tijdens het rijden afgera‐ den. Ook bij handsfree telefoneren kan de aandacht op het verkeer ver‐ slappen.
9 Waarschuwing Gebruik van zendapparatuur en mobiele telefoons die niet aan de bovenstaande normen voor mo‐ biele telefoons voldoen en radio's is alleen toegestaan met een bui‐ tenantenne op de auto.
Voorzichtig Mobiele telefoons en zendappara‐ tuur kunnen als de voornoemde aanwijzingen niet in acht worden genomen bij gebruik in het interi‐ eur zonder buitenantenne aanlei‐ ding geven tot functiestoringen in de autoelektronica.
Telefoon
57
58
Trefwoordenlijst
A
Afbeeldingen weergeven.............. 37 Afbeeldingsbestanden.................. 31 Afbeelding via USB activeren....... 37 Algemene aanwijzingen........... 6, 46 Algemene informatie.............. 31, 44 Apps.......................................... 31 AUX........................................... 31 Bluetooth................................... 31 DAB........................................... 27 Infotainmentsysteem................... 6 Smartphone-applicaties............ 31 Telefoon.................................... 46 USB........................................... 31 Antidiefstalfunctie .......................... 7 Apps....................................... 31, 42 Audio afspelen.............................. 34 Audiobedieningsknoppen aan stuurwiel...................................... 8 Audiobestanden........................... 31 Audio via AUX activeren............... 34 Audio via iPod activeren............... 34 Audio via USB activeren............... 34 Automatisch volume..................... 17 Autostore-lijsten............................ 22 Zenders oproepen..................... 22 Zenders opslaan....................... 22
AUX Algemene informatie................. 31 Apparaat aansluiten.................. 31 Audiomenu AUX........................ 34 Filmmenu AUX.......................... 39
B
Basisbediening............................. 13 Bediening...................................... 51 Externe apparaten.................... 31 Menu......................................... 13 Radio......................................... 21 Telefoon.................................... 51 Bedieningselementen Infotainmentsysteem................... 8 Stuurwiel..................................... 8 Bedieningspaneel Infotainment...... 8 Beginmenu................................... 13 Bel Beltoon...................................... 51 Functies tijdens het gesprek..... 51 Inkomend gesprek.................... 51 Telefoongesprek initiëren.......... 51 Beltoon Beltoon wijzigen........................ 51 Beltoonvolume.......................... 17 Bestandsindelingen Afbeeldingsbestanden.............. 31 Audiobestanden........................ 31 Filmbestanden........................... 31
59 Bluetooth Algemene informatie................. 31 Apparaat aansluiten.................. 31 Bluetooth-verbinding................. 47 Koppelen................................... 47 Menu Streaming audio via Bluetooth................................... 34 Telefoon.................................... 51 Bluetooth-verbinding.................... 47 Bijwerken zenderlijst..................... 24
C
Categorielijst................................. 24
D
DAB.............................................. 27 Datuminstellingen......................... 10 Digital Audio Broadcasting........... 27 Display-instellingen................. 37, 39 Dynamische bereikcompressie..... 27
E
EPG.............................................. 27
F
Fabrieksinstellingen radio............. 10 Favoriete lijsten............................ 24 Zenders oproepen..................... 23 Zenders opslaan....................... 23 Favorietenlijst............................... 23
Filmbestanden.............................. 31 Films afspelen.............................. 39 Film via AUX activeren................. 39 Film via USB activeren................. 39 Frequentiebereik........................... 27 Frequentiebereikmenu's............... 24
M
G
N
Gebruik............................. 10, 21, 44 AUX........................................... 31 Bluetooth................................... 31 iPod........................................... 31 Menu......................................... 13 Radio......................................... 21 Telefoon.................................... 51 USB........................................... 31 Geluidsinstellingen....................... 16
I
Infotainmentsysteem inschakelen 10 Intellitext....................................... 27 iPod Algemene informatie................. 31 Apparaat aansluiten.................. 31 iPod-audiomenu........................ 34
K
Koppelen...................................... 47
Maximaal inschakelvolume........... 17 Menubediening............................. 13 Mobiele telefoons en CB-zendapparatuur................... 56 Mute.............................................. 10 Navigatie....................................... 42 Noodoproep.................................. 50
O
Oproepenhistorie.......................... 51 Overzicht bedieningselementen..... 8
R
Radio Afstemmen op zender............... 21 Autostorelijsten.......................... 22 Bijwerken zenderlijst................. 24 Categorielijst............................. 24 Configureren DAB..................... 27 Configureren van RDS.............. 25 DAB-berichten........................... 27 Digital audio broadcasting (DAB)........................................ 27 Dynamische bereikcompressie. 27 EPG huidig programma............. 27 EPG zenderlijst......................... 27 Favoriete lijsten................... 23, 24
60 Frequentiebereik....................... 27 Frequentiebereik selecteren..... 21 Frequentiebereikmenu's............ 24 Gebruik...................................... 21 Inschakelen............................... 21 Intellitext.................................... 27 Radio Data System (RDS)........ 25 Regio-instelling.......................... 25 Regionaal.................................. 25 Verkeersberichten..................... 25 Volume TP................................ 25 Zender zoeken.......................... 21 Zenderlijsten.............................. 24 Zenders oproepen............... 22, 23 Zenders opslaan................. 22, 23 Radio activeren............................. 21 Radio Data System (RDS) ........... 25 RDS.............................................. 25 Regio-instelling............................. 25 Regionaal..................................... 25
S
Selectie van frequentiebereik....... 21 Siri Eyes Free............................... 44 Smartphone............................ 31, 42 Smartphone-applicaties gebruiken.................................. 42 Snelkiesnummers......................... 51 Spraakherkenning........................ 44 Stemherkenning........................... 44
Streaming audio via Bluetooth activeren.................................... 34 Systeeminstellingen...................... 19 Fabrieksinstellingen radio......... 10 Taal........................................... 10 Tekstbladerfunctie..................... 10 Tijd- en datuminstellingen......... 10 Voertuiginstellingen................... 10
U
T
Verkeersberichten Inschakelen............................... 25 Volume TP................................ 25 Voertuiginstellingen...................... 10 Volume Automatisch volume.................. 17 Beltoonvolume.......................... 17 Maximaal inschakelvolume....... 17 Mutefunctie................................ 10 Volume aanraakpiep................. 17 Volume instellen........................ 10 Volume TP................................ 17 Volumebeperking bij hoge temperaturen............................. 10 Voor snelheid gecompenseerd volume............ 17 Volume aanraakpiep.................... 17 Volume-instellingen...................... 17 Volume TP.................................... 17
Taal............................................... 10 Tekstbladerfunctie........................ 10 Telefoon Algemene informatie................. 46 Beltoon selecteren.................... 51 Bluetooth................................... 46 Bluetooth-verbinding................. 47 Een nummer invoeren............... 51 Functies tijdens het gesprek..... 51 Hoofdmenu Telefoon................ 51 Inkomend gesprek.................... 51 Noodoproepen.......................... 50 Oproepenhistorie...................... 51 Snelkiesnummer....................... 51 Telefoonboek............................ 51 Telefoon activeren........................ 51 Telefoonboek................................ 51 Tijdinstellingen.............................. 10
USB Afbeeldingenmenu USB............ 37 Algemene informatie................. 31 Apparaat aansluiten.................. 31 Audiomenu USB........................ 34 Filmmenu USB.......................... 39
V
61 Z
Zenderlijsten................................. 24 Zenders oproepen.................. 22, 23 Zenders opslaan..................... 22, 23 Zender zoeken.............................. 21
62
CD 3.0 BT / R 3.0
Inleiding ....................................... 64 Radio ........................................... 77 Cd-speler ..................................... 86 AUX-ingang ................................. 89 USB-poort .................................... 90 Streaming audio via Bluetooth ..... 93 Telefoon ....................................... 95 Trefwoordenlijst ......................... 104
64
Inleiding
Inleiding Algemene aanwijzingen ............... 64 Antidiefstalfunctie ......................... 65 Overzicht bedieningselementen . . 66 Gebruik ........................................ 71 Basisbediening ............................ 73 Geluidsinstellingen ...................... 74 Volume-instellingen ..................... 75
Algemene aanwijzingen Het infotainmentsysteem biedt u eer‐ steklas infotainment voor in uw auto. Met de radiotunerfuncties kunt u maximaal 36 zenders op zes favo‐ riete pagina's registreren. De geïntegreerde cd-speler onder‐ houdt u met audio- en MP3/WMACD’s. U kunt externe gegevensopslagappa‐ raten als andere audiobronnen op het Infotainmentsysteem aansluiten, bijv. iPod, mp3-speler, USB-stick of een draagbare cd-speler; via een ka‐ bel of via Bluetooth. Ook is het Infotainmentsysteem uit‐ gevoerd met een telefoonportal waar‐ mee u uw mobiele telefoon comforta‐ bel en veilig in de auto kunt gebrui‐ ken. Eventueel kunt u het Infotainmentsys‐ teem met de knoppen op het stuur‐ wiel bedienen. Door het goeddoordachte design van de bedieningselementen en de hel‐ dere displays kunt u het systeem ge‐ makkelijk en intuïtief bedienen.
Let op Deze handleiding beschrijft alle voor de diverse Infotainmentsystemen beschikbare opties en functies. Be‐ paalde beschrijvingen, zoals die voor display- en menufuncties, gel‐ den vanwege de modelvariant, landspecifieke uitvoeringen, speci‐ ale uitrusting en toebehoren wellicht niet voor uw auto.
Belangrijke informatie over de bediening en de verkeersveiligheid 9 Waarschuwing Het Infotainmentsysteem moet worden gebruikt zodat er te allen tijde veilig met de auto kan worden gereden. Zet bij twijfel de auto aan de kant en bedien het Infotain‐ mentsysteem terwijl u stilstaat.
Inleiding Radio-ontvangst
Tijdens de radio-ontvangst kan gesis, geruis, signaalvervorming of signaal‐ uitval optreden door: ■ wijzigingen in de afstand tot de zen‐ der, ■ ontvangst van meerdere signalen tegelijk door reflecties, ■ obstakels.
Antidiefstalfunctie Het Infotainmentsysteem is voorzien van een elektronisch beveiligingssys‐ teem dat het systeem tegen diefstal beveiligt. De beveiliging houdt in dat het Info‐ tainmentsysteem alleen in uw auto werkt en daarom voor een eventuele dief waardeloos is.
65
66
Inleiding
Overzicht bedieningselementen Bedieningspaneel CD 3.0 BT
Inleiding 1
m VOL
8
FAV 1-2-3
9
2 3
Draaien: volume aanpassen ............................ 71 Beeldscherm MENU-TUNE
Radiofavorieten en Autostore-lijsten .................... 79 MEDIA
Activeren of deactiveren verkeersberichten ................. 81 11 RADIO
4 5
Centraal bedieningselement voor selectie en navigatie in menu's .................................. 73 AUX-ingang ........................... 89 P BACK
Indrukken: infotainment‐ systeem in-/uitschakelen ....... 71
Menu: een niveau terug ........ 73
6
Invoer: wissen laatste teken of gehele invoer .......... 73 CONFIG
7
Systeeminstellingen .............. 71 u Radio: vooruit zoeken ........... 77 Cd/mp3/wma: nummer vooruit overslaan ................... 87
Media activeren of naar andere audiobron gaan ......... 71 10 TP
Radio inschakelen of van frequentiebereik wisselen ..... 77 12 TONE Geluidsinstellingen ................ 74 13 s
67
14 INFO Radio: Informatie over de huidige zender Cd/mp3/wma: informatie over de huidige track 15 y / @ Openen hoofdmenu telefoon ................................. 95 of mutefunctie activeren/ deactiveren ........................... 71 16 Disksleuf 17 d Disc uitwerpen ...................... 87 18 Radiozendertoetsen 1 - 6
Radio: achteruit zoeken ........ 77
Lang drukken: station opslaan ................................. 79
Cd/mp3/wma: informatie achteruit overslaan ............... 87
Kort drukken: station selecteren ............................. 79
68
Inleiding
Bedieningspaneel R 3.0
Inleiding 1
m VOL
8
FAV 1-2-3
9
Radiofavorieten en Autostore-lijsten .................... 79 AUX
Indrukken: infotainment‐ systeem in-/uitschakelen ....... 71
2 3
Draaien: volume aanpassen ............................ 71 Beeldscherm MENU-TUNE
4 5
Centraal bedieningselement voor selectie en navigatie in menu's .................................. 73 AUX-ingang ........................... 89 P BACK Menu: een niveau terug ........ 73
6
Invoer: wissen laatste teken of gehele invoer .......... 73 CONFIG
7
Systeeminstellingen .............. 71 u Vooruit zoeken ...................... 77
Randapparaat activeren ....... 71 10 TP Activeren of deactiveren verkeersberichten ................. 81 11 RADIO Radio inschakelen of van frequentiebereik wisselen ..... 77 12 TONE Geluidsinstellingen ................ 74 13 s Achteruit zoeken ................... 77 14 INFO Informatie over de huidige radiozender 15 @ Mutefunctie activeren/ deactiveren ........................... 71
69
16 Radiozendertoetsen 1 - 6 Lang drukken: station opslaan ................................. 79 Kort drukken: station selecteren ............................. 79
70
Inleiding
Audiobedieningsknoppen aan stuurwiel
2
SRC (bron) ............................ 71 Drukken: selecteren audiobron .............................. 71 Bij actieve radio: omhoog/ omlaag zetten om volgende/vorige voorkeurszender te selecteren ............................. 77 Bij actieve cd-speler: omhoog/omlaag zetten om volgende/vorige cd/ mp3/wma-track te selecteren ............................. 87
1
7 Kort drukken: telefoongesprek aannemen . . 95 of functie Opnieuw kiezen activeren ............................... 99 of nummer bellen in oproeplijst .............................. 99 Lang indrukken: gesprekslijst openen ............. 99 of handsfreemodus in-/ uitschakelen .......................... 99
Met actief telefoonportaal en open bellijst (zie punt 1): draai omhoog/ omlaag voor het selecteren van volgende/ vorige vermelding in bellijst ... 99 Bij actieve telefoonportal en gesprekken in de wacht: omhoog/omlaag draaien om tussen gesprekken te schakelen ...... 99
3
+
4
Volume verhogen –
5
Volume verlagen xn Indrukken: gesprek beëindigen/weigeren ............. 99 of oproeplijst sluiten .............. 99 of mutefunctie activeren/ deactiveren ........................... 71
Inleiding
Gebruik Bedieningselementen
Het Infotainmentsysteem wordt be‐ diend met behulp van functietoetsen, een knop MENU-TUNE en menu's op het display. Keuzen worden ingevoerd via het be‐ dieningspaneel op het Infotainment‐ systeem 3 66 Of deze kunnen via de audiobedie‐ ningselementen op het stuur worden gemaakt 3 66.
Het Infotainmentsysteem in- of uitschakelen
Druk kortstondig op X VOL. Na het inschakelen wordt de laatst geselec‐ teerde Infotainmentbron actief. Druk opnieuw op X VOL om het sys‐ teem uit te schakelen. Automatisch uitschakelen Wanneer u het Infotainmentsysteem, terwijl het contact uitgeschakeld is, met behulp van X VOL inschakelt,
dan wordt het 10 minuten na de laat‐ ste invoer automatisch weer uitge‐ schakeld.
Volume instellen
Draai m VOL. De actuele instelling verschijnt op het display. Bij het inschakelen van het Infotain‐ mentsysteem wordt automatisch het laatst geselecteerde volume inge‐ steld mits deze instelling het maxi‐ male volume bij het starten niet over‐ schrijdt (zie onderstaand). U kunt het volgende afzonderlijk in‐ voeren: ■ het maximale inschakelvolume 3 75 ■ het volume van verkeersberichten 3 75. Voor snelheid gecompenseerd volume Na inschakelen van het voor snelheid gecompenseerd volume 3 75 wordt het volume automatisch zodanig aan‐ gepast dat u geen geluid van het weg‐ dek of van de rijwind hoort.
71
Mutefunctie Druk op y / @ of @ (als telefoonportaal beschikbaar is: enkele seconden in‐ drukken) om de audiobronnen te dempen. Mutefunctie annuleren: draai m VOL of druk opnieuw op y / @ of @ (indien telefoonportaal beschikbaar: enkele seconden indrukken). Volumebeperking bij hoge temperaturen Bij erg hoge temperaturen binnen de auto beperkt het infotainmentsys‐ teem het maximaal instelbare vo‐ lume. Indien nodig wordt het maxi‐ male volume automatisch verlaagd.
Bedieningsstanden Radio Druk op RADIO om het radiohoofd‐ menu te openen of te wisselen tussen de verschillende frequentiebereiken. Druk op MENU-TUNE om naar de fre‐ quentiebereikmenu's met opties voor zenderselectie te gaan.
72
Inleiding
Zie voor een gedetailleerde beschrij‐ ving van de radiofuncties 3 77.
Voor een gedetailleerde beschrijving van de telefoonportal 3 95.
Audiospelers R 3.0 Druk op AUX om de modus AUX te activeren. CD 3.0 BT Druk één of meerdere keren op MEDIA om naar het hoofdmenu CD, USB, iPod of AUX te gaan of om tus‐ sen deze menu's te wisselen. Druk op MENU-TUNE om naar de be‐ treffende menu's met opties voor trackselectie te gaan. Voor een gedetailleerde beschrijving van CD-spelerfuncties 3 86, AUXfuncties 3 89, USB-poortfuncties 3 90 en functies voor streaming au‐ dio via Bluetooth 3 93.
Systeeminstellingen
Telefoon Druk kort op y / @ om naar het tele‐ foonmenu te gaan. Druk op MENU-TUNE om naar het telefoonmenu met opties voor het in‐ voeren en selecteren van nummers te gaan.
De taal aanpassen De menuteksten op het display van het infotainmentsysteem zijn beschik‐ baar in diverse talen. Druk op CONFIG om het menu Instellingen op te roepen. Selecteer Talen (Languages) in het menu Instellingen om het betreffende menu weer te geven.
Kies de gewenste taal voor de menu‐ teksten. Let op Voor een gedetailleerde beschrij‐ ving van de menubediening 3 73.
Tijd- en datuminstellingen Vind een gedetailleerde beschrijving in de Gebruikershandleiding. Voertuiginstellingen Vind een gedetailleerde beschrijving in de Gebruikershandleiding. Andere instellingen U vindt een gedetailleerde beschrij‐ ving voor alle andere instellingen in de betreffende hoofdstukken. Fabrieksinstellingen terugzetten Alle instellingen, bijv. de volume- en geluidsinstellingen, de favorietenlijs‐ ten of de lijst met Bluetooth-appara‐ ten, kunnen worden teruggezet op de fabrieksinstellingen. Druk op CONFIG om het menu Instellingen op te roepen. Selecteer Auto-instellingen en vervolgens Fa‐ brieksinstellingen herstellen. In het submenu wordt u een vraag gesteld. Selecteer Ja om alle waar‐ den op de fabriekswaarden terug te zetten.
Inleiding
Basisbediening MENU-TUNE-knop
De knop MENU-TUNE is het centrale bedieningselement voor de menu's. Draai MENU-TUNE om: ■ een menuoptie te markeren, ■ een numerieke waarde instellen. Druk op MENU-TUNE om: ■ de gemarkeerde optie te selecteren of in te schakelen, ■ een ingestelde waarde te bevesti‐ gen, ■ een systeemfunctie in of uit te scha‐ kelen.
Knop P BACK
Druk kortstondig op P BACK om: ■ een menu te verlaten, ■ van een submenu naar het vol‐ gende, hogere menuniveau te gaan, ■ het laatste teken van een teken‐ reeks te wissen. Houd P BACK enkele seconden in‐ gedrukt om de hele invoer te wissen.
Voorbeelden van de menubediening
73
Een instelling activeren
Selecteren van een optie
Draai MENU-TUNE om de cursor (= gekleurde achtergrond) naar de gewenste optie te verplaatsen. Druk op MENU-TUNE om de gemar‐ keerde optie te selecteren. Submenu's Een pijltje aan de rechterkant van het menu geeft aan dat na er na het se‐ lecteren van die optie een submenu met verdere opties verschijnt.
Draai MENU-TUNE om de gewenste instelling te markeren. Druk op MENU-TUNE om de instel‐ ling te activeren. Instellen van een waarde
Draai MENU-TUNE om de actuele waarde van de instelling te wijzigen. Druk op MENU-TUNE om de inge‐ stelde waarde te bevestigen.
74
Inleiding
De cursor gaat daarna naar de vol‐ gende waarde. Als alle waarden zijn ingesteld, gaat u automatisch terug naar het naasthogere menuniveau.
Druk op MENU-TUNE om tussen de instellingen Aan en Uit te wisselen. Invoeren van een tekenreeks
Een instelling aanpassen
Draai MENU-TUNE om de instelling bij te stellen. Druk op MENU-TUNE om de instel‐ ling te bevestigen. In- of uitschakelen van een functie
Draai MENU-TUNE om de functie die u in of uit wilt schakelen te markeren.
Tekenreeksen invoeren, bijv. pinco‐ des of telefoonnummers: Draai MENU-TUNE om het gewenste teken te markeren. Druk op MENU-TUNE om het gemar‐ keerde teken te bevestigen. Het laatste teken in de tekenreeks kan worden gewist met de optie k op het display of door op P BACK te drukken. Door P BACK ingedrukt te houden wordt de complete invoer ver‐ wijderd. Wijzig de positie van de cursor in de al ingevoerde tekenreeks door ◀ of ▶ op het display te selecteren.
Geluidsinstellingen In het geluidsinstellingenmenu kunt u voor elk radiofrequentiebereik en voor elke audiospeler afzonderlijk de geluidskarakteristieken instellen.
Druk op TONE om het geluidsinstel‐ lingenmenu te openen.
Lage, middelhoge en hoge tonen instellen
Blader door de lijst en selecteer Bas, Midrange of Treble. Stel voor de geselecteerde optie de gewenste waarde in.
Inleiding Volumeverdeling voor en achter instellen
Een geluidsstijl selecteren
Blader door de lijst en selecteer EQ (equalizer). Het menu EQinstellingen wordt weergegeven.
75
Alle waarden worden op "0" terugge‐ zet, de EQ-voorkeuzeinstelling wordt op "UIT" gezet.
Volume-instellingen Snelheidsgecompenseerd volume aanpassen
Blader door de lijst en selecteer Fader. Stel de gewenste waarde in.
Volumeverdeling rechts en links instellen
De getoonde opties bieden voor de desbetreffende muziekstijl geoptima‐ liseerde voorkeursinstellingen voor de lage, middelhoge en hoge tonen. Selecteer de gewenste optie.
Druk op CONFIG om het menu Instellingen op te roepen. Selecteer Radio-instellingen en ver‐ volgens Autom. volumeregeling.
Terugzetten van een persoonlijke instelling op "0"
Blader door de lijst en selecteer Balans. Stel de gewenste waarde in.
Selecteer de gewenste optie en druk enkele seconden op MENU-TUNE. De waarde wordt teruggezet op "0".
Alle instellingen op "0" of "UIT" zetten Druk enkele seconden op TONE.
De functie Autom. volumeregeling kan worden gedeactiveerd of de mate van volumeaanpassing kan worden geselecteerd in het getoonde menu. Selecteer de gewenste optie.
76
Inleiding
Maximaal opstartvolume aanpassen
Druk op CONFIG om het menu Instellingen op te roepen. Selecteer Radio-instellingen en ver‐ volgens Maximaal startvolume.
Stel de gewenste waarde in.
Volume van de beltoon aanpassen
Stel de gewenste waarde in.
Volume van verkeersberichten aanpassen
Het volume van verkeersberichten kan zodanig vooraf worden ingesteld dat het met het normale audiovolume toe- of afneemt. Druk op CONFIG om het menu Instellingen op te roepen. Selecteer Radio-instellingen, RDSopties en vervolgens TA-volume.
Druk op CONFIG om het menu Instellingen op te roepen. Selecteer Telefooninstellingen, Geluid & Signalen en vervolgens Belvolume. Stel de gewenste waarde in.
Radio
Radio
Gebruik Radio activeren
Gebruik ........................................ 77 Zender zoeken ............................. 77 Autostore-lijsten ........................... 78 Favorietenlijst ............................... 79 Frequentiebereikmenu's .............. 79 Radio Data System (RDS) ........... 81 Digital Audio Broadcasting .......... 83
Druk op RADIO om het radiohoofd‐ menu te openen.
77
Zender zoeken Automatisch zender zoeken
Druk kort op s of u om de vol‐ gende zender in het zendergeheugen weer te geven.
Handmatig zender zoeken
De laatst ten gehore gebrachte zen‐ der wordt weergegeven.
Frequentiebereik selecteren
Druk één of meerdere malen op RADIO om het gewenste frequentie‐ bereik te selecteren. De laatst ten gehore gebrachte zen‐ der van dat frequentiebereik wordt weergegeven.
Houd s of u ingedrukt. Loslaten als de gewenste frequentie bijna is bereikt op het frequentiedisplay. De volgende ontvangbare zender wordt opgezocht en automatisch af‐ gespeeld. Let op Handmatig zender zoeken: Als de radio geen station vindt, schakelt hij automatisch naar een gevoeliger zoekniveau. Als er dan nog geen station wordt gevonden, zal de laatst actieve frequentie weer worden ge‐ kozen. Let op Frequentiebereik FM: Als de RDSfunctie is ingeschakeld, wordt er al‐ leen naar RDS-zenders 3 81 ge‐ zocht en als verkeersinformatie TP
78
Radio
is ingeschakeld, wordt er alleen naar zenders met verkeersinformatie 3 81 gezocht.
De zender opslaan in een lijstpositie: druk op de desbetreffende zender‐ knop 1...6 tot een bevestigingsbericht wordt weergegeven.
Handmatig zenders afstemmen Druk in het radiohoofdmenu op MENU-TUNE om naar het betref‐ fende frequentiebereikmenu te gaan en selecteer handmatig afstemmen. Draai op het frequentiedisplay dat verschijnt aan MENU-TUNE en stel de optimale ontvangstfrequentie in.
Autostore-lijsten De ontvangen zenders in een be‐ paald frequentiebereik kunnen met de autostorefunctie automatisch wor‐ den opgezocht en opgeslagen. Elk frequentiebereik heeft 2 Autostore-lijsten (AS-zenders 1, AS-zenders 2), waarin elk 6 zenders kunnen worden opgeslagen.
Let op Het huidige station wordt gemar‐ keerd door i.
Zenders automatisch opslaan
Houd FAV 1-2-3 ingedrukt totdat een bericht over automatisch opslaan ver‐ schijnt. De 12 sterkste zenders in het actuele frequentiebereik worden in de 2 Autostore-lijsten opgeslagen. Druk op MENU-TUNE om de Auto‐ store-procedure te annuleren.
Zenders met de hand opslaan
Zenders kunnen ook handmatig in de autostorelijsten worden opgeslagen. Selecteer de zenders die u op wilt slaan. Druk één of meerdere keren op FAV 1-2-3 om naar de gewenste lijst over te schakelen.
Let op Handmatig opgeslagen zenders worden bij het automatisch zenders opslaan overschreven. Let op Voor het werken met deze functie moet de functie AS-zenders geacti‐ veerd zijn (zie onderstaand).
Een zender oproepen
Druk één of meerdere keren op FAV 1-2-3 om naar de gewenste lijst over te schakelen. Druk kort op één van de voorkeur‐ toetsen 1...6 om de zender in de bij‐ behorende lijstpositie op te roepen. Let op Voor het werken met deze functie moet de functie AS-zenders geacti‐ veerd zijn (zie onderstaand).
Radio Functie Autostore-zenders activeren
Druk op CONFIG om het menu Instellingen op te roepen. Selecteer Radio-instellingen en daarna AS-zenders om naar het het betreffende menu te gaan. Stel de autostorezenders voor het be‐ treffende frequentiebereik in op Aan.
Favorietenlijst Zenders van alle frequentiebereiken kunnen handmatig in de favorieten‐ lijsten worden opgeslagen.
In elke favorietenlijst kunnen 6 zenders worden opgeslagen. Het aantal beschikbare favorietenlijsten kan worden ingesteld (zie hieronder).
Let op Het huidige station wordt gemar‐ keerd door i.
Een zender opslaan
Selecteer de zenders die u op wilt slaan. Druk één of meerdere keren op FAV 1-2-3 om naar de gewenste lijst over te schakelen. De zender opslaan in een lijstpositie: druk op de desbetreffende zender‐ knop 1...6 tot een bevestigingsbericht wordt weergegeven.
Een zender oproepen
79
Selecteer Radio-instellingen en daarna Radio-favorieten om het menu Max. aantal favorietenpagina's te openen.
Selecteer het gewenste aantal be‐ schikbare favorietenlijsten.
Frequentiebereikmenu's
Druk één of meerdere keren op FAV 1-2-3 om naar de gewenste lijst over te schakelen. Druk kort op één van de voorkeur‐ toetsen 1...6 om de zender in de bij‐ behorende lijstpositie op te roepen.
Andere manieren voor het instellen van zenders zijn beschikbaar via fre‐ quentiebereikspecifieke menu's.
Het aantal favorietenlijsten instellen
Zenderlijsten
Druk op CONFIG om het menu Instellingen op te roepen.
Let op De volgende displays worden als voorbeeld getoond. Draai in een radiohoofdmenu aan MENU-TUNE om de zenderlijst van het betreffende frequentiebereik te openen.
80
Radio
De ontvangbare radiozenders in het actuele ontvangstgebied worden ge‐ toond.
Selecteer de betreffende menuoptie om de zenderlijst bij te werken in het betreffende frequentiebereikmenu, bijv. FM-zenderlijst updaten. Het zoeken naar zenders wordt ge‐ start. Als het zoeken is voltooid, klinkt de laatst ontvangen zender. Druk op MENU-TUNE om het zoeken naar een zender te annuleren.
Let op Als er van tevoren geen zenderlijst is aangemaakt, zoekt het Infotain‐ mentsysteem automatisch naar zen‐ ders.
Let op Als het Infotainmentsysteem met een dubbele tuner uitgevoerd is, worden de zenderlijsten voortdu‐ rend op de achtergrond bijgewerkt. U hoeft het systeem niet handmatig bij te werken.
Selecteer de gewenste zender. Let op Het huidige station wordt gemar‐ keerd door i.
Zenderlijsten bijwerken
Druk in een radiohoofdmenu op MENU-TUNE om het betreffende fre‐ quentiebereikmenu te openen. Als de zenders in de frequentiebe‐ reikspecifieke zenderlijst niet meer kunnen worden ontvangen:
Let op Bij het bijwerken van een lijst van een zender op een specifiek fre‐ quentiebereik wordt de overeen‐ komstige categorielijst ook bijge‐ werkt.
Favorietenlijst
Druk in een radiohoofdmenu op MENU-TUNE om het betreffende fre‐ quentiebereikmenu te openen.
Selecteer Favorietenlijst. Alle zen‐ ders die in de favorietenlijst zijn op‐ geslagen, worden weergegeven.
Selecteer de gewenste zender. Let op Het huidige station wordt gemar‐ keerd door i.
Categorielijst
Tal van radiozenders zenden een PTY-code uit die het uitgezonden programmatype aangeeft (bijv. nieuws). Sommige zenders passen de PTYcode ook aan de actuele inhoud van het uitgezonden programma aan. Het Infotainmentsysteem slaat deze zenders, gesorteerd op programma‐ type, in de betreffende categorielijst op.
Radio Een door een zender gedefinieerd programmatype zoeken: selecteer de optie frequentiebereikspecifieke ca‐ tegorielijst. Er verschijnt een lijst met momenteel beschikbare programmatypen.
De categorielijst wordt tijdens de up‐ date van de zenderlijst die bij het des‐ betreffende frequentiebereik hoort, eveneens bijgewerkt. Let op Het huidige station wordt gemar‐ keerd door i.
DAB-berichten
Selecteer het gewenste programma‐ type. Er verschijnt een lijst met zenders die een programma van het geselec‐ teerde type uitzenden.
Selecteer de gewenste zender.
Naast muziekprogramma's zenden tal van DAB-zenders 3 83 diverse berichtcategorieën uit. De momenteel ontvangen DAB-ser‐ vice (programma) wordt onderbroken wanneer er een bericht van voorheen geactiveerde categorieën in de wacht staat. Activeren van berichtcategorieën Selecteer in DAB-menu de optie DAB-berichten om het betreffende menu weer te geven.
81
Activeer de gewenste berichtcatego‐ rieën. Er kunnen diverse berichtcategorieën tegelijk worden geselecteerd. Let op DAB-berichten kunnen alleen ont‐ vangen worden als de DABgolfband geactiveerd is.
Radio Data System (RDS) RDS is een dienst van FM-zenders die het vinden van de gewenste zen‐ der en een storingsvrije ontvangst aanzienlijk vereenvoudigt.
Voordelen van RDS
■ Op het display verschijnt de pro‐ grammanaam van de geselec‐ teerde zender i.p.v. de frequentie. ■ Tijdens het zoeken naar zenders stemt het Infotainmentsysteem al‐ leen af op RDS-zenders.
82
Radio
■ Het infotainmentsysteem stem al‐ tijd af op de zendfrequentie van de ingestelde zender met de beste ontvangst via AF (alternatieve fre‐ quentie). ■ Afhankelijk van de ontvangen zen‐ der geeft het Infotainmentsysteem radiotekst weer die bijv. informatie over het actuele programma kan bevatten.
Let op Na het uitschakelen van RDS wordt deze functie automatisch weer inge‐ schakeld bij het afstemmen op een andere zender (via de zoekfunctie of een voorkeuzeknop). Let op De volgende opties zijn alleen be‐ schikbaar als RDS op Aan wordt ge‐ zet.
Configureren van RDS
RDS-opties
Zet de optie RDS op Aan of Uit.
In- en uitschakelen van regioinstelling Soms zenden RDS-zenders op ver‐ schillende frequenties programma's uit die regionaal van elkaar verschil‐ len. Zet de optie Regionaal op Aan of Uit. Als de regio-instelling is ingescha‐ keld, worden er uitsluitend alterna‐ tieve frequenties (AF) met dezelfde regionale programma's geselecteerd.
Druk op CONFIG om het menu Instellingen op te roepen. Selecteer Radio-instellingen en ver‐ volgens RDS-opties.
Is de regio-instelling uitgeschakeld, worden alternatieve frequenties voor de zenders geselecteerd zonder re‐ kening te houden met regionale pro‐ gramma's. RDS-scrolltekst Sommige RDS-zenders gebruiken de regel van de programmanaam voor het tonen van eventuele extra infor‐ matie. Om te voorkomen dat extra informatie wordt weergegeven: Zet Geen rollende displaytekst op Aan. TA-volume Het volume van verkeersberichten (TA) kan vooraf worden ingesteld. Voor een gedetailleerde beschrijving 3 75.
Radioverkeerinformatieservice
(TP = verkeersprogramma) Zenders met radioverkeerinformatie‐ service zijn RDS-zenders die ver‐ keerinformatie uitzenden.
Radio Het in- en uitschakelen van de radio‐ verkeerinformatieservice Het in- en uitschakelen van de standby verkeersberichtenfunctie van het infotainmentsysteem: Druk op de TP-toets. ■ Is de radioverkeerinformatieservice ingeschakeld, wordt [ ] weergege‐ ven in het radiohoofdmenu. ■ Alleen zenders met radioverkeerin‐ formatieservice worden ontvangen. ■ Is het huidige station geen zender met radioverkeerinformatieservice, wordt een zoekopdracht gestart naar de volgende zender met radi‐ overkeerinformatieservice. ■ Wordt een zender met radiover‐ keerinformatieservice gevonden, wordt [TP] weergegeven in het ra‐ diohoofdmenu. ■ Verkeersberichten worden afge‐ speeld op het ingestelde TA-vo‐ lume 3 75. ■ Als verkeersinformatie is ingescha‐ keld, wordt de cd-/mp3-weergave voor de duur van het verkeersbe‐ richt onderbroken.
83
Alleen naar verkeersberichten luisteren Schakel de radioverkeerinformatie‐ service in en draai het volume van het infotainmentsysteem helemaal terug. Blokkeren van verkeersberichten Om verkeersberichten te blokkeren, bijv. tijdens afspelen van CD/MP3: Druk op TP of MENU-TUNE om het annuleringsbericht op het display te bevestigen. Het verkeersbericht wordt geannu‐ leerd, maar de verkeersinformatie blijft ingeschakeld.
Digital Audio Broadcasting Digital Audio Broadcasting (DAB) is een innovatief en universeel uitzend‐ systeem. DAB-zenders worden aangeduid met de programmanaam in plaats van de zendfrequentie.
Algemene informatie
■ Met DAB kunnen verschillende pro‐ gramma's (diensten) op dezelfde frequentie worden uitgezonden (ensemble). ■ Naast hoogwaardige diensten voor digitale audio is DAB ook in staat om programmagerelateerde gege‐ vens en een veelvoud aan andere dataservices uit te zenden, inclusief reis- en verkeersinformatie. ■ Zolang een bepaalde DAB-ontvan‐ ger een signaal van een zender kan opvangen (ook al is het signaal erg zwak), is de geluidsweergave ge‐ waarborgd. ■ Er is fading (zwakker worden van het geluid dat typerend is voor AMof FM-ontvangst). Het DAB-signaal wordt met een constant volume weergegeven.
84
Radio
■ Als het DAB-signaal te zwak is om door de radio te worden opgevan‐ gen, wordt de weergave geheel on‐ derbroken. Dit probleem kan wor‐ den vermeden door in het menu DAB-instellingen Automatische groeplinks en/of Automatische links DAB-FM te activeren. ■ Interferentie door zenders op nabu‐ rige frequenties (een verschijnsel dat typisch is voor AM- en FM-ont‐ vangst) doet zich bij DAB niet voor. ■ Als het DAB-signaal door natuur‐ lijke obstakels of door gebouwen wordt weerkaatst, verbetert dit de ontvangstkwaliteit van DAB, terwijl AM- en FM-ontvangst in die geval‐ len juist aanmerkelijk verslechtert. ■ Na het inschakelen van DAB-ont‐ vangst blijft de FM-tuner van het In‐ fotainmentsysteem op de achter‐ grond actief en zoekt voortdurend naar de best ontvangbare FM-zen‐ ders. Als TP 3 81 geactiveerd is, klinken de verkeersberichten van de FM-zender met het krachtigste signaal. Deactiveer TP, als DAB-
ontvangst niet door FM-verkeers‐ berichten moet worden onderbro‐ ken.
Configureren DAB
Druk op CONFIG. Selecteer Radio-instellingen en ver‐ volgens DAB-instellingen.
De volgende opties zijn beschikbaar in het configuratiemenu: Automatisch ensemble koppelen Als deze functie ingeschakeld is, schakelt het systeem over op de‐ zelfde service van een ander DABensemble (frequentie) als het DABsignaal te zwak is om door de radio te worden opgevangen. Zet de functie op Aan of Uit.
Automatisch koppelen DAB-FM Als deze functie ingeschakeld is, schakelt het systeem over naar een overeenkomstige FM-zender van de actieve DAB-service als het DAB-sig‐ naal te zwak is om door de radio te worden opgevangen. Zet de functie op Aan of Uit. Dynamisch audioaanpassing Als deze functie geactiveerd is, wordt het dynamische bereik van het DABsignaal gereduceerd. Dat houdt in dat het volume van hard geluid wordt ge‐ reduceerd en dat van zacht geluid wordt verhoogd. Daardoor kan het volume van het Infotainmentsysteem zo worden afgesteld dat zacht geluid goed hoorbaar is zonder dat hard ge‐ luid te hard klinkt. Zet de functie op Aan of Uit. Bereik selecteren Selecteer de menuoptie Bandkeuze om het betreffende menu weer te ge‐ ven.
Radio Om te definiëren welke DAB-golfbe‐ reiken door het Infotainmentsysteem moeten worden ontvangen, activeert u één van de opties: L-band: 1452 - 1492 MHz, grond- en satellietradio Band III: 174 - 240 MHz, grondradio Beide
85
86
Cd-speler
Cd-speler Algemene aanwijzingen ............... 86 Gebruik ........................................ 87
Algemene aanwijzingen De CD-speler van het infotainment‐ systeem kan audio-CD's en MP3/ WMA afspelen.
Opmerkingen Voorzichtig Plaats in geen geval single-cd's met een diameter van 8 cm of spe‐ ciaal vormgegeven cd's in de au‐ diospeler. Plak nooit stickers op uw cd's. De cd's kunnen in de speler vast blij‐ ven zitten en deze ernstig bescha‐ digen. Een vervanging van uw toe‐ stel is dan noodzakelijk. ■ De volgende CD-formaten kunnen worden gebruikt: CD-ROM Mode 1 en Mode 2. CD-ROM XA CD-ROM XA Mode 2, Form 1 en Form 2. ■ De volgende bestandsformaten kunnen worden gebruikt:
ISO 9660 Level 1, Level 2 (Romeo, Joliet). Het is mogelijk dat MP3- en WMAbestanden die in een ander formaat zijn geschreven dan hierboven ver‐ meld niet correct worden afge‐ speeld en dat hun bestands- en mapnamen niet correct worden weergegeven. ■ Audio-cd's met kopieerbeveiliging die niet voldoen aan de audio-cd-standaard, worden moge‐ lijk niet correct of zelfs helemaal niet afgespeeld. ■ Zelfgebrande cd-r's en cd-rw's zijn kwetsbaarder dan voorbespeelde cd's. Ga op een correcte manier met de cd's om. Dit geldt vooral voor zelfgebrande cd-r's en cd-rw's (zie hieronder). ■ Zelfgebrande cd-r's en cd-rw's wor‐ den mogelijk niet correct of zelfs helemaal niet afgespeeld. In derge‐ lijke gevallen is er dus niets mis met de apparatuur.
Cd-speler ■ Bij Mixed-Mode-CD’s (waarop au‐ diotracks en gecomprimeerde be‐ standen, bijv. MP3) kunnen audio‐ trackgedeelte en de gecompri‐ meerde bestanden separaat wor‐ den afgespeeld. ■ Zorg dat er bij het wisselen van cd's geen vingerafdrukken op de cd's komen. ■ Berg cd's onmiddellijk veilig op na het uitnemen uit de cd-speler om ze tegen beschadiging en vuil te be‐ schermen. ■ Vuil en vloeistof op de cd's kunnen de lens van de cd-speler binnen in het apparaat vies maken en storin‐ gen veroorzaken. ■ Bescherm cd's tegen warmte en di‐ rect zonlicht. ■ De volgende beperkingen gelden voor mp3/wma-cd's: Bit rate: 8 kbit/s - 320 kbit/s. Samplingfrequentie: 48 kHz, 44,1 kHz, 32 kHz (voor mpeg-1) en
24 kHz, 22,05 kHz, 16kHz (voor mpeg-2). ■ De volgende beperkingen zijn van toepassing op gegevens die op een mp3/wma-cd zijn opgeslagen: Aantal tracks: max. 999. Aantal tracks per mapniveau: max. 512. Diepte mappenstructuur: max. 10 niveaus. Let op Dit hoofdstuk beschrijft alleen het af‐ spelen van mp3-bestanden, aange‐ zien het werken met mp3- en wmabestanden hetzelfde is. Bij het laden van een cd met wma-bestanden ver‐ schijnen er mp3-gerelateerde me‐ nu's.
Gebruik Afspelen van een cd starten
Druk één of meerdere keren op MEDIA om naar het hoofdmenu Cd of Mp3 te gaan.
87
Is er een CD in de CD-speler, wordt het afspelen van de CD gestart. Afhankelijk van de data die op de au‐ dio- of mp3-cd is opgeslagen ver‐ schijnt er op het display verschillende informatie over de cd en de huidige muziektrack.
Cd plaatsen
Plaats de CD met de bedrukte kant naar boven in de CD-sleuf totdat de CD naar binnen wordt getrokken. Let op Bij het plaatsen van een cd ver‐ schijnt 0 op het display.
Naar de volgende of vorige track gaan Druk kort op s of u.
88
Cd-speler
Snel vooruit of achteruit
Houd s of u ingedrukt voor snel vooruit of achteruit van de huidige track.
Tracks selecteren met behulp van het audio-cd-menu
Druk op MENU-TUNE om het menu Cd op te roepen.
Tracks shuffelen Alle tracks in willekeurige volgorde af‐ spelen: stel deze functie in op Aan. Let op Bij het activeren van deze functie verschijnt 2 in het betreffende hoofdmenu. Herhalen Een track steeds opnieuw beluiste‐ ren: stel deze functie in op Aan.
Let op Bij het activeren van deze functie verschijnt 1 in het betreffende hoofdmenu. Tracklijst Een nummer op een cd selecteren: selecteer Tracklijst en selecteer ver‐ volgens de gewenste track. Mappen Een track uit een map selecteren: se‐ lecteer Mappen. Er verschijnt een lijst met alle opgeslagen mappen op de cd. Selecteer één van de mappen en se‐ lecteer vervolgens de gewenste track. Let op Deze menuoptie is alleen beschik‐ baar als er een mp3 cd wordt ge‐ plaatst. Zoeken... Voor het openen van een menu voor het zoeken en selecteren van tracks: selecteer Zoeken....
Selecteer één van de categorieën en selecteer vervolgens de gewenste track. Let op Deze menuoptie is alleen beschik‐ baar als er een mp3 cd wordt ge‐ plaatst. Een cd verwijderen Druk op d. De cd wordt uit de cd-sleuf geworpen. Als de cd na het uitwerpen niet wordt verwijderd, wordt hij na enkele secon‐ den automatisch weer naar binnen getrokken.
AUX-ingang
AUX-ingang Algemene aanwijzingen ............... 89 Gebruik ........................................ 89
89
Algemene aanwijzingen Op het bedieningspaneel van het In‐ fotainmentsysteem 3 66 zit een AUXingang voor het aansluiten van ex‐ terne audiobronnen. Het is bijvoorbeeld mogelijk om een draagbare cd-speler op de AUX-in‐ gang aan te sluiten met een 3,5 mm stekkeringang. Let op Deze poort moet u altijd schoon- en drooghouden.
Gebruik CD 3.0 BT Druk één of meerdere malen op MEDIA om de modus AUX te active‐ ren. R 3.0 Druk op AUX om de modus AUX te activeren.
Stel het volume bij door m VOL van het Infotainmentsysteem te draaien. Alle andere functies werken alleen via de bedieningsorganen van de audio‐ bron.
90
USB-poort
USB-poort Algemene aanwijzingen ............... 90 Opgeslagen audiobestanden afspelen ....................................... 91
Algemene aanwijzingen In de middenconsole onder de knop‐ pen voor de klimaatregeling bevindt zich een USB-aansluiting voor het aansluiten van externe audiogege‐ vensbronnen. Let op Deze poort moet u altijd schoon- en drooghouden. Op de USB-poort kunt u een mp3speler, USB-drive, SD Card (via USBaansluiting/adapter) of iPod aanslui‐ ten. Na het aansluiten op de USB-poort kunnen diverse functies van de bo‐ venstaande apparaten worden be‐ diend via de bedieningsorganen en menu's van het infotainmentsysteem. Let op Niet alle modellen mp3-spelers, USB-drives, SD Cards of iPods wor‐ den ondersteund door het infotain‐ mentsysteem.
Opmerkingen
■ De op de USB-poort aangesloten externe apparaten moeten voldoen aan de USB Mass Storage Classspecificatie (USB MSC). ■ Via USB aangesloten apparaten worden ondersteund volgens USBspecificatie V 2.0. Maximale onder‐ steunde snelheid: 12 Mbit/s. ■ Alleen apparaten met een FAT16/FAT32-bestandssysteem worden ondersteund. ■ Vaste-schijfstations (HDD) worden niet ondersteund. ■ USB-hubs worden niet onder‐ steund. ■ De volgende bestandsformaten kunnen worden gebruikt: ISO9660 Level 1, Level 2 (Romeo, Joliet). Het is mogelijk dat MP3- en WMAbestanden die in een ander formaat zijn geschreven dan hierboven ver‐ meld niet correct worden afge‐ speeld en dat hun bestands- en mapnamen niet correct worden weergegeven.
USB-poort ■ De volgende beperkingen zijn van toepassing op de bestanden die op het externe apparaat zijn opgesla‐ gen: Bit rate: 8 kbit/s - 320 kbit/s. Samplingfrequentie: 48 kHz, 44,1 kHz, 32 kHz (voor mpeg-1) en 24 kHz, 22,05 kHz, 16kHz (voor mpeg-2). ■ Voor de gegevens op externe ap‐ paraten die zijn aangesloten op de USB-poort gelden de volgende be‐ perkingen: Aantal tracks: max. 999. Aantal tracks per mapniveau: max. 512. Diepte mappenstructuur: max. 10 niveaus. Wma-bestanden met Digital Rights Management (DRM) van onlinemuziekwinkels kunnen niet worden afgespeeld. WMA-bestanden kunnen alleen goed worden afgespeeld als deze met Windows Media Player, mini‐ maal versie 9, zijn aangemaakt.
Toepasbare afspeellijstexten‐ sies: .m3u, .pls, .wpl. De afspeellijstitems moeten als re‐ latieve paden zijn opgemaakt. Het systeemkenmerk voor map‐ pen/bestanden dat audiogegevens bevat, mag niet ingesteld zijn.
Opgeslagen audiobestanden afspelen Druk één of meerdere malen op MEDIA om de modus Mp3 of iPod te activeren. Het afspelen van audiogegevens die op het toestel zijn opgeslagen, wordt automatisch gestart. MP3:
91
Toestelspecifiek menu gebruiken
Druk op MENU-TUNE om naar het menu van het momenteel verbonden apparaat te gaan.
Tracks shuffelen Alle tracks in willekeurige volgorde af‐ spelen: stel deze functie in op Aan.
iPod:
Let op Bij het activeren van deze functie verschijnt 2 in het betreffende hoofdmenu.
92
USB-poort
Herhalen Een track steeds opnieuw beluiste‐ ren: stel deze functie in op Aan. Let op Bij het activeren van deze functie verschijnt 1 in het betreffende hoofdmenu. Mappen Een track uit een map selecteren: se‐ lecteer Mappen. Er verschijnt een lijst met alle opgeslagen mappen op het toestel. Selecteer één van de mappen en se‐ lecteer vervolgens de gewenste track. Let op Deze menuoptie is niet beschikbaar als er een iPod verbonden is. Zoeken... Voor het openen van een menu voor het zoeken en selecteren van tracks: selecteer Zoeken.... Selecteer één van de categorieën en selecteer vervolgens de gewenste track.
Toestel verwijderen Verwijder het toestel veilig door USB uitnemen of iPod uitwerpen te selec‐ teren en daarna het toestel te ontkop‐ pelen.
Streaming audio via Bluetooth
Streaming audio via Bluetooth Algemene informatie .................... 93 Bediening ..................................... 93
Algemene informatie
Bediening
Bluetooth-compatibele audiobronnen (bijv. mobiele telefoons voor muziek, mp3-spelers met Bluetooth enz.) die het Bluetooth-muziekprotocol A2DP ondersteunen, werken draadloos op het Infotainmentsysteem.
Voorwaarden
Opmerkingen
■ Het Infotainmentsysteem werkt al‐ leen met Bluetooth-apparaten die A2DP (Advanced Audio Distribu‐ tion Profile), versie 1.2 of hoger, on‐ dersteunen. ■ Het Bluetooth-apparaat moet AVRCP (Audio Video Remote Con‐ trol Profile), versie 1.0 of hoger on‐ dersteunen. Als het apparaat AVRCP niet ondersteunt, werkt al‐ leen de volumeregeling via het in‐ fotainmentsysteem. ■ Maak uzelf voorafgaand aan het aansluiten van het Bluetooth-appa‐ raat op het Infotainmentsysteem vertrouwd met de gebruiksaanwij‐ zing voor Bluetooth-functies van het apparaat.
93
Voor de Bluetooth-muziekmodus van het infotainmentsysteem moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan: ■ De Bluetooth-functie van het info‐ tainmentsysteem moet geactiveerd zijn 3 96. ■ De Bluetooth-functie van de ex‐ terne Bluetooth-audiobron moet geactiveerd zijn (zie gebruiksaan‐ wijzing van het apparaat). ■ Afhankelijk van de externe Blue‐ tooth-audiobron moet u het appa‐ raat wellicht op "zichtbaar" zetten (zie gebruiksaanwijzing van het ap‐ paraat). ■ De externe Bluetooth-audiobron moet met het infotainmentsysteem gekoppeld en verbonden zijn 3 96.
Bluetooth-muziekmodus activeren
Druk één of meerdere malen op MEDIA om de Bluetooth muziekmo‐ dus te activeren.
94
Streaming audio via Bluetooth
Streaming audio via Bluetooth moet via het Bluetooth-apparaat worden gestart en onderbroken/gestopt.
Bediening via infotainmentsysteem Volume aanpassen Het volume kan via het Infotainment‐ systeem worden aangepast 3 71. Naar volgende of vorige track gaan Druk kort op s of u op het be‐ dieningspaneel van het Infotainment‐ systeem.
Telefoon
Telefoon Algemene aanwijzingen ............... 95 Bluetooth-verbinding .................... 96 Noodoproep ................................. 98 Bediening ..................................... 99 Mobiele telefoons en CB-zendapparatuur .................. 102
Algemene aanwijzingen De telefoonportal biedt u de mogelijk‐ heid om via een microfoon en de luid‐ sprekers van de auto telefoonge‐ sprekken te voeren en met het info‐ tainmentsysteem van de auto de be‐ langrijkste functies van de mobiele te‐ lefoon te bedienen. Om het telefoon‐ portaal te kunnen gebruiken, moet de mobiele telefoon via Bluetooth met het Infotainmentsysteem verbonden zijn. Niet alle functies van de telefoonpor‐ tal worden door elke mobiele telefoon ondersteund. Welke telefoonfuncties mogelijk zijn, hangt af van de desbe‐ treffende mobiele telefoon en van de netwerkprovider. Verdere informatie hierover vindt u in de bedienings‐ handleiding van uw mobiele telefoon. U kunt hierover ook informatie vragen bij uw netwerkprovider.
95
Belangrijke informatie voor de bediening en de verkeersveiligheid 9 Waarschuwing Mobiele telefoons hebben invloed op uw omgeving. Daarom zijn er veiligheidsvoorschriften en richtlij‐ nen opgesteld. Alvorens gebruik te maken van de telefoonfunctie dient u op de hoogte te zijn van de desbetreffende richtlijnen.
9 Waarschuwing Het gebruik van de telefoon in handsfree-modus tijdens het rij‐ den kan gevaarlijk zijn doordat uw concentratie afneemt tijdens het telefoneren. Parkeer uw auto
96
Telefoon
voordat u de telefoon in hands‐ free-modus gebruikt. Volg de be‐ palingen van het land waarin u zich bevindt. Volg de voorschriften die in som‐ mige gebieden gelden op en zet uw mobiele telefoon uit als mobiel telefoneren verboden is, als de mobiele telefoon interferentie ver‐ oorzaakt of als er zich gevaarlijke situaties kunnen voordoen.
Bluetooth
Het telefoonportal is gecertificeerd door de Bluetooth Special Interest Group (SIG). Meer informatie over de specificatie vindt u op internet op http://www.bluetooth.com
Bluetooth-verbinding Bluetooth is een radiografische norm voor het draadloos verbinden van bijv. een telefoon met andere appa‐ ratuur. Gegevens zoals een telefoon‐ boek, gesprekslijsten, de naam van de netwerkoperator en de sterkte van
de verbinding kunnen worden over‐ gedragen. Welke functies er beschik‐ baar zijn hangt af van het type tele‐ foon. Om een Bluetooth-verbinding met de telefoonportal tot stand te kunnen brengen, moet de Bluetooth-functie van de mobiele telefoon zijn inge‐ schakeld en moet de mobiele tele‐ foon in de stand "zichtbaar" worden gezet. U vindt een gedetailleerde be‐ schrijving in de gebruiksaanwijzing van de mobiele telefoon.
Zet Bluetooth op Aan door de vraag naar keuze met Ja of Nee te beant‐ woorden.
Een Bluetooth-apparaat koppelen
Druk op CONFIG om het menu Instellingen op te roepen. Selecteer Telefooninstellingen en vervolgens Apparaat koppelen. Of u kunt tweemaal op y / @ drukken. Het volgende display verschijnt:
Bluetooth inschakelen
Druk op CONFIG om het menu Instellingen op te roepen. Selecteer Telefooninstellingen en vervolgens Bluetooth. In het sub‐ menu wordt u een vraag gesteld.
Zodra het telefoonportal van het Info‐ tainmentsysteem wordt gedetec‐ teerd, verschijnt het in de apparaten‐ lijst van uw Bluetooth-toestel. Selec‐ teer het telefoonportal. Voer op verzoek de pincode op uw Bluetooth-toetsel in. De apparaten worden gekoppeld en verbonden.
Telefoon Let op Het telefoonboek van uw mobiele te‐ lefoon wordt automatisch gedown‐ load. De presentatie en volgorde van de telefoonboekvermeldingen kunnen op het display van het Info‐ tainmentsysteem en op het display van de mobiele telefoon verschillend zijn. Na het tot stand komen van de Blue‐ tooth-verbinding: als er een ander Bluetooth-apparaat was verbonden met het Infotainmentsysteem, wordt dat apparaat nu losgekoppeld van het systeem. Als de Bluetooth-verbinding mislukt: start de bovenstaande procedure nogmaals of raadpleeg de gebruiks‐ aanwijzing van het Bluetooth-appa‐ raat. Let op Aan het Infotainmentsysteem kun‐ nen maximaal 5 toestellen worden gekoppeld.
De Bluetooth-code wijzigen
Druk op CONFIG om het menu Instellingen op te roepen.
97
Selecteer Telefooninstellingen en vervolgens Bluetooth-code wijzigen. Het volgende display verschijnt:
Voer de gewenste viercijferige pin‐ code in en bevestig de door u inge‐ voerde gegevens met OK.
Een ander gekoppeld apparaat verbinden
Druk op CONFIG om het menu Instellingen op te roepen. Selecteer Telefooninstellingen en vervolgens Apparatenlijst. Er ver‐ schijnt een lijst met alle Bluetooth-ap‐ paraten die momenteel aan het info‐ tainmentsysteem gekoppeld zijn. Let op Het momenteel met het Infotain‐ mentsysteem verbonden Bluetoothtoestel wordt aangeduid met 9.
Kies het gewenste apparaat. Er ver‐ schijnt een submenu. Selecteer de submenuoptie Selecteren om de verbinding tot stand te brengen.
Een apparaat loskoppelen
Druk op CONFIG om het menu Instellingen op te roepen. Selecteer Telefooninstellingen en vervolgens Apparatenlijst. Er ver‐ schijnt een lijst met alle Bluetooth-ap‐ paraten die momenteel aan het info‐ tainmentsysteem gekoppeld zijn. Let op Het momenteel met het Infotain‐ mentsysteem verbonden Bluetoothtoestel wordt aangeduid met 9. Selecteer het gekoppelde apparaat. Er verschijnt een submenu.
98
Telefoon
Selecteer de submenuoptie Verbreken om het apparaat te ont‐ koppelen.
Een gekoppeld apparaat verwijderen
Druk op CONFIG om het menu Instellingen op te roepen. Selecteer Telefooninstellingen en vervolgens Apparatenlijst. Er ver‐ schijnt een lijst met alle Bluetooth-ap‐ paraten die momenteel aan het info‐ tainmentsysteem gekoppeld zijn. Let op Het momenteel met het Infotain‐ mentsysteem verbonden Bluetoothtoestel wordt aangeduid met 9. Kies het gewenste apparaat. Er ver‐ schijnt een submenu. Als het apparaat aangesloten is, moet het eerst worden ontkoppeld (zie hier‐ boven). Selecteer de submenuoptie Wissen om het apparaat te verwijderen.
Fabriekswaarden terugzetten
De telefooninstellingen, bijv. de ap‐ paratenlijst, de Bluetooth-code en het belgeluid, kunnen worden teruggezet op de fabrieksinstellingen. Druk op CONFIG om het menu Instellingen op te roepen. Selecteer Telefooninstellingen en vervolgens Fabrieksinstellingen herstellen. In het submenu wordt u een vraag gesteld. Selecteer Ja om alle waar‐ den op de fabriekswaarden terug te zetten.
Noodoproep 9 Waarschuwing Het tot stand brengen van de ver‐ binding kan niet onder alle om‐ standigheden worden gegaran‐ deerd. Vertrouw daarom niet al‐ leen op een mobiele telefoon bij gesprekken van levensbelang (bijv. bij het inroepen van medi‐ sche hulp).
Voor sommige netwerken kan het noodzakelijk zijn dat er op de juiste manier een geldige simkaart in de mobiele telefoon is aangebracht.
9 Waarschuwing Denk eraan dat u met uw mobiele telefoon kunt bellen en ontvangen indien u zich in een gebied bevindt met een voldoende sterk signaal. Onder bepaalde omstandigheden kunnen nooddiensten niet op alle mobiele telefoonnetwerken wor‐ den gebeld; mogelijkerwijs kun‐ nen deze oproepen niet gedaan worden wanneer bepaalde net‐ werkdiensten en/of telefoonfunc‐ ties actief zijn. U kunt hierover uw lokale netwerkexploitant raadple‐ gen. Het alarmnummer kan per land en regio variëren. Wij raden u aan het juiste alarmnummer voor de rele‐ vante regio van tevoren op te vra‐ gen.
Telefoon Een noodoproep doen
Vorm het noodnummer (bijv. 112). De telefoonverbinding met de alarm‐ centrale wordt tot stand gebracht. Antwoord als het dienstdoende per‐ soneel u vragen stelt over het nood‐ geval.
9 Waarschuwing Beëindig het gesprek pas als de alarmcentrale u daarom vraagt.
Bediening Zodra er een Bluetooth-verbinding tussen uw mobiele telefoon en het In‐ fotainmentsysteem tot stand is ge‐ bracht, kunt u tal van functies van uw mobiele telefoon ook via het Infotain‐ mentsysteem bedienen. U kunt via het infotainmentsysteem bijv. een verbinding tot stand brengen met de telefoonnummers die in uw mobiele telefoon zijn opgeslagen of telefoonnummers wijzigen.
Let op In de handsfree-modus is bediening van de mobiele telefoon nog steeds mogelijk, bijv. een gesprek beant‐ woorden of het volume regelen. Na het tot stand brengen van een ver‐ binding tussen de mobiele telefoon en het Infotainmentsysteem worden er gegevens van de mobiele telefoon naar het Infotainmentsysteem ver‐ stuurd. Afhankelijk van het model te‐ lefoon kan dit enkele minuten duren. Tijdens deze periode is het bedienen van de mobiele telefoon via het Info‐ tainmentsysteem slechts beperkt mo‐ gelijk. Let op Niet elke mobiele telefoon onder‐ steunt alle functies van de telefoon‐ portal. Zodoende is het mogelijk dat de functionaliteit die bij deze speci‐ fieke mobiele telefoons staat be‐ schreven, afwijkt.
99
Voorwaarden
Voor de handsfreemodus van het in‐ fotainmentsysteem moet aan de vol‐ gende voorwaarden zijn voldaan: ■ De Bluetooth-functie van het info‐ tainmentsysteem moet geactiveerd zijn 3 96. ■ De Bluetooth-functie van de mo‐ biele telefoon moet geactiveerd zijn (zie gebruiksaanwijzing van het ap‐ paraat). ■ De mobiele telefoon moet op "zicht‐ baar" staan (zie gebruiksaanwij‐ zing van het apparaat). ■ De mobiele telefoon moet aan het infotainmentsysteem gekoppeld zijn 3 96.
Handsfreemodus activeren
Druk op y / @ op het bedieningspa‐ neel van het Infotainmentsysteem. Het hoofdmenu van de telefoon ver‐ schijnt. Let op Als er geen mobiele telefoon met het Infotainmentsysteem verbonden is, verschijnt Geen telefoon
100
Telefoon
beschikbaar. Voor een gedetail‐ leerde beschrijving van het tot stand brengen van een Bluetooth-verbin‐ ding 3 96.
Voer het gewenste nummer in en se‐ lecteer y op het display om het kie‐ zen te starten. Veel functies van de mobiele telefoon kunnen nu worden bediend via het hoofdmenu van de telefoon (en bijbe‐ horende submenu's) en via de tele‐ foonspecifieke knoppen op het stuur‐ wiel.
Telefoongesprek initiëren Handmatig een nummer invoeren Druk in het telefoonhoofdmenu op MENU-TUNE om Menu telefoon te openen. Selecteer de submenuoptie Nummer invoeren. Het volgende scherm ver‐ schijnt.
Let op Voor het openen van het scherm Zoeken van het telefoonboek selec‐ teert u 4. Het telefoonboek gebruiken Het telefoonboek bevat namen en nummers van contactpersonen. Druk in het telefoonhoofdmenu op MENU-TUNE om Menu telefoon te openen. Selecteer de submenuoptie Telefoonboek. Het volgende scherm verschijnt.
Net als op een telefoon of mobiele zijn de letters alfabetisch op het display gegroepeerd: abc, def, ghi, jkl, mno, pqrs, tuv en wxyz. Selecteer de gewenste groep letters. Het telefoonboek verschijnt met de vermeldingen die met één van de let‐ ters in de lettergroep beginnen. Blader door de lijst en selecteer de naam van de gewenste vermeldin‐ gen. Blader door de lijst met telefoonnum‐ mers en selecteer het gewenste num‐ mer. Het systeem kiest het betref‐ fende telefoonnummer. Sorteervolgorde van telefoonboek aanpassen Na het koppelen en verbinden van een mobiele telefoon met het Infotain‐ mentsysteem, wordt het telefoonboek
Telefoon van de mobiele telefoon met num‐ mers en namen automatisch naar het Infotainmentsysteem gedownload. Het telefoonboek op het Infotainment‐ systeem kan op Voornaam of Achternaam worden gesorteerd. Druk op CONFIG om het menu Instellingen op te roepen. Selecteer Telefooninstellingen en vervolgens Telefoonboek sorteren. Selecteer de gewenste optie. Bellijsten gebruiken Alle inkomende, uitgaande of gemiste oproepen worden geregistreerd in bij‐ behorende bellijsten. Druk in het telefoonhoofdmenu op MENU-TUNE om Menu telefoon te openen. Selecteer de submenuoptie Gesprekslijsten. Eventueel kunt u de toets y / @ in‐ drukken. Het volgende scherm verschijnt.
101
Druk op xn op het stuurwiel om het menu Opnieuw kiezen te verlaten. Gebruik eventueel de knop MENU-TUNE om Nee op het display te selecteren. Selecteer de gewenste bellijst, bijv. Gemiste oproepen. Er verschijnt een menu met de bijbehorende bellijst.
Telefoongesprek initiëren: selecteer de gewenste lijstvermelding. Het sys‐ teem kiest het betreffende telefoon‐ nummer. Telefoonnummer opnieuw kiezen Het systeem kan het laatst gekozen telefoonnummer opnieuw kiezen. Druk op 7 op het stuurwiel om naar het menu Opnieuw kiezen te gaan. Druk op 7 om een telefoonnummer te gaan kiezen.
Inkomend telefoongesprek
Als er bij een inkomende oproep een audiomodus, bijv. de radio- of cd-mo‐ dus, actief is, wordt het geluid van de betreffende audiomodus onderdrukt en blijft dit zo totdat het gesprek wordt beëindigd. Oproep beantwoorden: selecteer Aannemen op het display. Oproep weigeren: selecteer Weigeren op het display. Tweede inkomende oproep Als er tijdens een gesprek nog een oproep binnenkomt, verschijnt er een bericht. Tweede oproep beantwoorden en huidig gesprek beëindigen: selecteer Aannemen op het display. Tweede oproep weigeren en huidig gesprek voortzetten: selecteer Weigeren op het display.
102
Telefoon
Beltoon wijzigen Druk op CONFIG om het menu Instellingen op te roepen. Selecteer Telefooninstellingen, Geluid & Signalen en vervolgens Beltoon. Er verschijnt een lijst met alle beschikbare beltonen. Selecteer de gewenste beltoon. Voor een gedetailleerde beschrijving van het beltoonvolume 3 75.
Functies tijdens een telefoongesprek
Tijdens een telefoongesprek ver‐ schijnt het hoofdmenu van de tele‐ foon als volgt.
Selecteer Menu op het display om naar het menu Verbonden te gaan. Selecteer Ophangen op het display om het gesprek te beëindigen.
Privémodus activeren Selecteer in het menu Verbonden de submenuoptie Gesprek via handset om het gesprek door te schakelen naar de mobiele telefoon. Het vol‐ gende display verschijnt.
Selecteer Menu op het display en daarna Gesprek doorschakelen om het gesprek terug te schakelen naar het Infotainmentsysteem. Microfoon deactiveren/activeren Zet in het menu Verbonden de sub‐ menuoptie Mic dempen op Aan. De beller kan u niet meer horen. Microfoon opnieuw activeren: zet de submenuoptie Mic dempen weer op Uit.
Mobiele telefoons en CB-zendapparatuur Montage- en gebruiksvoorschriften
Bij de montage en het gebruik van een mobiele telefoon moeten de mo‐ delspecifieke montagehandleiding en de gebruiksvoorschriften van de fa‐ brikant van de telefoon en de hands‐ free-carkit in acht genomen worden. Anders kan de typegoedkeuring van de auto vervallen (EU-richtlijn 95/54/EG). Aanbevelingen voor een storingsvrij gebruik: ■ Vakkundig gemonteerde buitenan‐ tenne, waardoor de maximale reik‐ wijdte wordt bereikt, ■ Maximaal zendvermogen 10 watt, ■ Installatie van de telefoon op een daartoe geschikte plek, neem de relevante opmerking in de Gebrui‐ kershandleiding, hoofdstuk Airbagsysteem, in aanmerking.
Telefoon Laat u informeren over de voorziene montageposities voor de buitenan‐ tenne of de toestelhouder en de mo‐ gelijkheden tot gebruik van toestellen met een zendvermogen van meer dan 10 watt. Het gebruik van een handsfree-carkit zonder buitenantenne voor mobiele telefoons type GSM 900/1800/1900 en UMTS is alleen toegestaan, wan‐ neer het maximale zendvermogen van de mobiele telefoon niet groter is dan 2 watt bij GSM 900 en niet groter is dan 1 watt bij de andere types. Uit veiligheidsoverwegingen wordt te‐ lefoneren tijdens het rijden afgera‐ den. Ook bij handsfree telefoneren kan de aandacht op het verkeer ver‐ slappen.
9 Waarschuwing Gebruik van zendapparatuur en mobiele telefoons die niet aan de bovenstaande normen voor mo‐ biele telefoons voldoen en radio's is alleen toegestaan met een bui‐ tenantenne op de auto.
Voorzichtig Mobiele telefoons en zendappara‐ tuur kunnen als de voornoemde aanwijzingen niet in acht worden genomen bij gebruik in het interi‐ eur zonder buitenantenne aanlei‐ ding geven tot functiestoringen in de autoelektronica.
103
104
Trefwoordenlijst
A
Afspelen van een cd starten......... 87 Algemene aanwijzingen............ .......................... 64, 86, 89, 90, 95 Algemene informatie..................... 93 AUX-ingang............................... 89 Bluetooth-muziek...................... 93 CD-speler.................................. 86 Infotainmentsysteem................. 64 Telefoon.................................... 95 USB-poort................................. 90 Antidiefstalfunctie ........................ 65 Audiobedieningsknoppen aan stuurwiel.................................... 66 Automatische volumeregeling...... 75 Autostore-lijsten............................ 78 Zenders oproepen..................... 78 Zenders opslaan....................... 78 AUX-functie activeren................... 89 AUX-ingang Algemene informatie................. 89 Bediening.................................. 89 Inschakelen............................... 89 Volume aanpassen................... 89
B
Basisbediening............................. 73 Bediening............................... 93, 99 AUX-ingang............................... 89
Bluetooth-muziek...................... 93 CD-speler.................................. 87 Menu......................................... 73 Radio......................................... 77 Telefoon.................................... 99 USB-poort................................. 91 Bedieningselementen Infotainmentsysteem................. 66 Stuurwiel................................... 66 Telefoon.................................... 95 Bedieningspaneel Infotainment.... 66 Bel Beltoon...................................... 99 Functies tijdens het gesprek..... 99 Inkomend gesprek.................... 99 Telefoongesprek initiëren.......... 99 Beltoon Beltoon selecteren.................... 99 Beltoonvolume.......................... 75 Blokkeren van verkeersberichten. 81 Bluetooth Bluetooth-muziek...................... 93 Bluetooth-verbinding................. 96 Telefoon.................................... 99 Bluetooth-muziek Algemene informatie................. 93 Bediening.................................. 93 Inschakelen............................... 93 Voorwaarden............................. 93
105 N
Bluetooth-verbinding.................... 96 Bijwerken zenderlijst..................... 79
Frequentiebereik selecteren......... 77 Functie Opnieuw kiezen............... 99
Noodoproep.................................. 98
C
G
O
Categorielijst................................. 79 Cd-menu....................................... 87 CD-speler Afspelen van een cd starten..... 87 Algemene informatie................. 86 Cd plaatsen............................... 87 Cd-menu................................... 87 Een cd verwijderen.................... 87 Gebruik...................................... 87 Inschakelen............................... 87 CD-speler activeren...................... 87
Gebruik....................... 71, 77, 87, 89 AUX-ingang............................... 89 Bluetooth-muziek...................... 93 CD-speler.................................. 87 Menu......................................... 73 Radio......................................... 77 Telefoon.................................... 99 USB-poort................................. 91 Geluidsinstellingen....................... 74 Gesprekkenlijsten......................... 99
D
Handsfree telefoonmodus activeren.................................... 99
DAB.............................................. 83 Datuminstellingen......................... 71 De radio inschakelen.................... 77 Digital Audio Broadcasting........... 83 Dynamisch audioaanpassing....... 83
F
Favoriete lijsten............................ 79 Zenders oproepen..................... 79 Zenders opslaan....................... 79 Favorietenlijst............................... 79 Frequentiebereikmenu's............... 79
H I
Infotainmentsysteem inschakelen 71
K
Knop MENU-TUNE....................... 73
M
Maximaal inschakelvolume........... 75 Menubediening............................. 73 Mobiele telefoons en CB-zendapparatuur................. 102 Mute.............................................. 71
Opgeslagen audiobestanden afspelen..................................... 91 Overzicht bedieningselementen... 66
R
Radio Afstemmen op zender............... 77 Autostorelijsten.......................... 78 Bereik selecteren...................... 83 Bijwerken zenderlijst................. 79 Categorielijst............................. 79 Configureren DAB..................... 83 Configureren van RDS.............. 81 DAB-berichten........................... 79 Digital audio broadcasting (DAB)........................................ 83 Dynamisch audioaanpassing.... 83 Favoriete lijsten......................... 79 Frequentiebereik selecteren..... 77 Frequentiebereikmenu's............ 79 Gebruik...................................... 77 Inschakelen............................... 77 Radio Data System (RDS)........ 81 Radioverkeerinformatieservice.. 81 Regio-instelling.......................... 81 Verkeersberichten..................... 81
106 Zender zoeken.......................... 77 Zenderlijsten.............................. 79 Zenders oproepen............... 78, 79 Zenders opslaan................. 78, 79 Radio activeren............................. 77 Radio Data System (RDS) ........... 81 Radioverkeerinformatieservice..... 81 RDS.............................................. 81 Regio-instelling............................. 81
S
Streaming audio via Bluetooth activeren.................................... 93 Systeeminstellingen Fabrieksinstellingen terugzetten 71 Taal........................................... 71 Tijd- en datuminstellingen......... 71 Voertuiginstellingen................... 71
T
Taalinstellingen............................. 71 TA-volume.................................... 75 Telefoon Algemene informatie................. 95 Bedieningselementen............... 95 Beltoon selecteren.................... 99 Bluetooth................................... 95 Bluetooth-verbinding................. 96 Een telefoonnummer kiezen..... 99 Functies tijdens het gesprek..... 99
Gesprekkenlijsten...................... 99 Inkomend gesprek.................... 99 Inschakelen............................... 99 Noodoproepen.......................... 98 Opmerkingen............................. 95 Telefoonboek............................ 99 Telefoonnummer opnieuw kiezen........................................ 99 Voorwaarden............................. 99 Telefoonboek................................ 99 Tijdinstellingen.............................. 71
U
USB-functie activeren................... 91 USB-menu.................................... 91 USB-poort Activering.................................. 91 Algemene informatie................. 90 Bediening.................................. 91 Opmerkingen............................. 90 USB-apparaat aansluiten.......... 90 USB-apparaat verwijderen........ 91 USB-menu................................. 91
V
Verkeersberichten........................ 81 Volume Automatische volumeregeling... 75 Beltoonvolume.......................... 75 Maximaal inschakelvolume....... 75
Mutefunctie................................ 71 TA-volume................................. 75 Volume instellen........................ 71 Volumebeperking bij hoge temperaturen............................. 71 Voor snelheid gecompenseerd volume............ 75 Volume-instellingen...................... 75
Z
Zenderlijsten................................. 79 Zenders oproepen.................. 78, 79 Zenders opslaan..................... 78, 79 Zender zoeken.............................. 77
FlexDock
FlexDock .................................... 108 Trefwoordenlijst ......................... 110
108
FlexDock
FlexDock Algemene informatie .................. 108 Gebruik ...................................... 109
Algemene informatie FlexDock bestaat uit een ingebouwde basisplaat en verschillende typen cradles die aan de basisplaat kunnen worden bevestigd. Door het plaatsen van een iPhone of een andere smart‐ phone in de cradle kan de smart‐ phone via het Infotainmentsysteem, de knoppen op het stuurwiel of het touchscreen worden bediend. Voor nadere informatie over het ge‐ bruik van de cradle verwijzen wij u naar de bij elke cradle meegeleverde handleiding van de cradle.
9 Waarschuwing Met het FlexDock verbonden toe‐ stellen moeten zodanig worden gebruikt dat de bestuurder niet wordt afgeleid en dat de verkeers‐ veiligheid op geen enkel moment in het geding komt. Houd u altijd aan de betreffende wet- en regel‐ geving van het land waarin u rijdt. Deze wetgeving kan verschillen van de informatie in deze handlei‐
ding. Zet bij twijfel uw auto aan de kant en bedien de apparatuur ter‐ wijl u stilstaat. Let op Gebruik via de USB-aansluiting niet tegelijkertijd een andere audiobron om superposities van beide audio‐ bronnen te voorkomen.
Voorzichtig Laat de mobiele telefoon ter voor‐ koming van diefstal bij het verlaten van de auto niet in het FlexDock achter.
FlexDock
Gebruik Cradle op de basisplaat bevestigen
109
iPhone De iPhone wordt bij het plaatsen in de cradle automatisch verbonden. Afhankelijk van de aanwezige soft‐ ware en hardware kan de functionali‐ teit van de iPhone beperkt zijn.
De smartphone bedienen
1. Haal de kap van de basisplaat. 2. Druk de cradle in de basisplaat en klap deze neer.
Smartphone met het Infotainmentsysteem verbinden Universele smartphone Verbind de smartphone via de aan‐ sluitkabel met de cradle.
Bij het verbinden van de smartphone via FlexDock heeft deze dezelfde functionaliteit als wanneer deze via de USB-aansluiting wordt aangeslo‐ ten. Zie de betreffende instructies in deze handleiding voor gedetailleerde informatie. Voor het gebruik van de telefoonfunc‐ tie of de functie Streaming audio via Bluetooth moet er een Bluetooth-ver‐ binding tot stand worden gebracht. Zie de betreffende instructies in deze handleiding en de gebruiksaanwijzing bij de smartphone voor gedetailleerde informatie.
Cradle van de basisplaat verwijderen 1. Druk op de ontgrendelingsknop en verwijder de cradle.
2. Bevestig de cradle op de basis‐ plaat.
110
Trefwoordenlijst
A
Algemene informatie................... 108
B
Basisplaat................................... 109
C
Cradle......................................... 109
F
FlexDock..................................... 109
G
Gebruik....................................... 109
www.opel.com Copyright by ADAM OPEL AG, Rüsselsheim, Germany. De gegevens in deze publicatie waren correct op de onderstaande uitgiftedatum. Wijzigingen in de techniek, uitrusting of vorm van de auto's ten opzichte van de gegevens in deze publicatie, alsmede wijzigingen van deze publicatie zelf blijven Adam Opel AG voorbehouden. Uitgave: september 2014, ADAM OPEL AG, Rüsselsheim. Gedrukt op chloorvrij gebleekt papier.
KTA-2765-nl
*KTA-2765-NL*
09/2014