JURIDISCHE TOELICHTING EN VOORSCHRIFTEN, behorende bij het bestemmingsplan Brandevoort I van de gemeente Helmond
Opdrachtgever: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Helmond
Wissing stedebouw en ruimtelijke vormgeving b.v.
Procedure: Terinzage inspraak 1eterinzagelegging Vastgesteld door raad 2e terinzagelegging Goedgekeurd door G.S 3e terinzagelegging In Werking vanaf
d.d. d.d. d.d. d.d. d.d. d.d. d.d.
12-12-1996 24-02-1997 13-05-1997 no. 116 02-07-1997 18-12-1997 no. 179895/180402 15-01-1998
1 I.
INLEIDING Brandevoort dient een gedifferentieerd opgebouwde wijk met een evenwichtige sociale structuur en een wervend en concurrerend woonmilieu te worden. De ambitie voor Brandevoort is het ontwikkelen van een woonwijk met een zeer duidelijke, markt anticiperende signatuur. Het concept biedt ruimte om gedurende de periode tot en met het jaar 2005 circa 3000 woningen, bijbehorende voorzieningen en circa 6 hectare bedrijventerrein te realiseren. Het plan is ontworpen met respect voor de bestaande groenelementen en er wordt voorzien in de noodzakelijke ecologische structuur zodat ook in dit opzicht een duurzame woonwijk ontstaat. Het Masterplan Brandevoort dient beschouwd te worden als een uitvoerige toelichting, behorende bij het bestemmingsplan. In onderhavige aanvullende toelichting wordt derhalve uitsluitend naderingegaan op de juridische vormgeving, de maatschappelijke uitvoerbaarheid en de resultaten van het overleg ex artikel 10 Bro. Als bijlage behorend bij hetMasterplan iseentechnische toelichtende paragraafopgenomen terzake van de geurhindercontouren.
3 1.
Inleiding In deze paragraaf wordt in het kort ingegaan op de uitgangspunten en doelstellingen die als basis hebben gediend voor de voorschriften en het opstellen van de plankaart van het bestemmingsplan "Brandevoort I". Na deze paragraaf volgt een toelichting op de voorschriften.
Het plan Het bestemmingsplan Brandevoort I is een globaal en flexibel plan dat is gebaseerd op heldere doelstellingen. Het is zowel een ontwikkelingsplan als een op de toekomst gericht beheersplan. Gekozen is voor globale niet uit te werken eindbestemmingen, waarvan de belangrijkste bestemmingen "woongebied", "centrumgebied", "bedrijfsdoeleinden" en "groendoeleinden, natuurontwikkeling" betreffen.Daarnaastkomennogenkelegedetailleerdemaatbestemmingenvoorzoals de bestemmingen "woondoeleinden", "verkeersdoeleinden" etc. Deze bestemmingen liggen, anders dan bij globale eindbestemmingen, vast. De ontwikkeling van Brandevoort naar een kwalitatief hoogwaardig woongebied zal langs vooraf gekozen procedures en patronen dienen plaats te vinden. Alleen op deze wijze zullen de gekozen uitgangspunten voor beoogde stedebouwkundige en architectonischekwaliteit,zoals neergelegdin het Masterplan Brandevoort kunnen worden gerealiseerd. 2.
Algemeen
2.1.
Globaliteit en flexibiliteit Het onderhavige bestemmingsplan is qua opzet een plan dat voortvloeit uit de gedachten over globaliteit en flexibiliteit, zoals deze ten grondslag hebben gelegen aan de herziene Wet op de Ruimtelijke Ordening en het nieuwe Besluit op de Ruimtelijke Ordening.
4
In het Bro1985 komen nietlanger die bepalingen voordie in de praktijk bleken te leiden tot vergaande detaillering in eenbestemmingsplan. Zo staat het Bro1985 thans geen samengestelde bestemmingen meerin dewegenopentzij de mogelijkheid ommeerkwalitatieve aspecten in eenbestemmingsplan op te nemen.
Met nameartikel 12verschaft gemeenten de nodige flexibiliteit om soepel op steedsveranderende situaties te kunnen inspelen, zonderdatdaarbij eenbestemmingsplan moetworden herzien, danwel een vrijstellings- en/of anticipatieprocedure moet worden toegepast. Zo kentartikel 12Bro,eerstelid, ondera. de mogelijkheid van eenbeschrijving in hoofdlijnen, welke in grotelijnen aangeeft opwelkewijze de aanhet plantoegekende doeleinden worden nagestreefd. Naast de hierboven genoemde flexibiliteit biedt een dergelijke beschrijving goede mogelijkheden om adequaat rekening te houden met omstandigheden in een concrete situatie. Dit bevordert de effectiviteit van het bestemmingsplaninstrument. Ook kan meer kostenbesparend te werk worden gegaan. Extra procedures blijken minder snel noodzakelijk. Uit de tekst van artikel 12 Bro blijkt duidelijk, dat de beschrijving in hoofdlijnen geen verplicht planonderdeel is. Het kan in voorkomend geval dienst doen als "bindmiddel" tussen de gelegde bestemming ennate streven doeleinden enerzijds endedaarop betrekking hebbende planvoorschriften anderzijds. In dit bestemmingsplan hebben, naast een algemene beschrijving in hoofdlijnen die voor alle bestemmingen geldt, diverse bestemmingen eenapartebeschrijving in hoofdlijnen, welke beschrijving onderdeel uitmaakt van deze voorschriften. Het toevoegen van een beschrijving in hoofdlijnen moeteen functionele meerwaarde hebben. Die meerwaarde lijkt vooral te kunnen worden bereikt door gebruik te maken van globale niet nader uit te werken bestemmingen.
5 Naarmate een bestemming globaler is omschreven, zal namelijk de behoefte sterker worden om aan te geven op welke manier de gemeente haar doeleinden wenst na te streven. Vaagheid en rechtsonzekerheid moeten daarbij worden vermeden. Om als toetssteen te kunnen dienen, zullen de in de beschrijving in hoofdlijnen op te nemen elementen zo objectief mogelijk moeten zijn. Die objectiviteit zal echter op een ander niveau kunnen liggen dan tot dusverre van gedetailleerde voorschriften werd vereist. Als de beschrijving in hoofdlijnen kwalitatieve elementen bevat, zullen deze wel zodanig moeten worden geformuleerd, dat daaraan in concrete gevallen een norm is te ontlenen. Dit laatste is in dit plan gebeurd. 2.2.
Opbouw van het plan De plankaart en de voorschriften vormen het juridische, het bindende gedeelte van het bestemmingsplan. De toelichting is naast een intentieverklaring van het gemeentebestuur van wat haar als de meest gewenste ontwikkeling voor het plangebied voor ogen staat, een motivering van het op de plankaart en in de voorschriften neergelegde resultaat. De plankaart Op de plankaart (kaartnr. W.691-A-21 bp) zijn alle noodzakelijke (en door het Besluit op de ruimtelijke ordening vereiste) gegevens ingetekend. Daardoor is het voor een ieder (burger zowel als bestuurder) mogelijk om mede met behulp van het bijbehorende renvooi (verklaring van de bestemmingen op de plankaart) te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied gegeven zijn. In de voorschriften kan men lezen wat men op de verschillende bestemmingen wel en niet mag doen.
2.3.
Omgaan met het plan De bestemmingsplanpraktijk van de afgelopen jaren leverde te vaak plannen op die weliswaar een zeer duidelijk eindbeeld vastlegden, maar die slechts beperkt mogelijkheden boden om toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in te passen en te begeleiden. Als gevolg hiervan moest met grote regelmaat ad hoc van het plan worden afgeweken door middel van bijvoorbeeld een artikel 19 (anticipatie) procedure.
6 Dit was niet alleen nadelig voor de gemeente maar ook voor de burger die moest constateren, dat het bestemmingsplan slechts schijnzekerheid had geboden. Zoals onder paragraaf 1. reeds is uiteengezet is het bestemmingsplan "Brandevoort lil opgezet als een globaal eindplan.
Beschrijving in hoofdlijnen De beschrijving in hoofdlijnen geeft de beleidslijnen aan die de gemeente zowel kwantitatief als kwalitatief met het bestemmingsplan nastreeft. De beschrijving in hoofdlijnen is evenals de overige voorschriften en de plankaart juridisch bindend en dient bij een verzoek om bijvoorbeeld een bouwvergunning te worden betrokken. Daarnaast is de beschrijving in hoofdlijnen, samen met de overige voorschriften en de plankaart een belangrijk instrument voor de handhaving en het gebruik van de gronden en bouwwerken binnen het plangebied.
Masterplan, stelsel van nadere eisen Een globaal eindplan levert een directe bouwtitel op. Bij de verdere ontwikkeling en realisering van het bestemmingsplan dienen bouwplannen behalve aan de plankaart zowel aan de bebouwingsvoorschriften, als aan de beschrijving in hoofdlijnen, die meer kwalitatieve elementen bevat, te worden getoetst. Daarnaast kunnen de architectonische uitgangspunten, als neergelegd in paragraaf 3.4.3 (Architectuurregie) van het Masterplan Brandervoort als basis dienen bij het stellen van nadere eisen. Met betrekkingtot het stellen van nadere eisen ten aanzien van materiaalgebruik dakbeêindiging en detaillering is hoofdstuk 9 artikel 1 lid 2 van de bouwverordeing van toepassing. Indien door het stellen van nadere eisen niet tot een verantwoorde beeldkwaliteit passend binnen de uitgangspunten van het plan kan worden gekomen, dient het ingekomen bouwplan te worden aangepast of te worden afgewezen.
7 3.
Bestemmingen Naastde meeralgemene bepalingen, zoals die zijn weergegeven in artikel 1 "Begripsbepalingen", artikel 2 "Wijze van meten" en artikel 3 "Dubbeltelbepaling", kent het bestemmingsplan een tiental bestemmingsartikelen. Artikel 4 Beschrijving in hoofdlijnen ten behoeve van alle bestemmingen Zoals al eerder aangegeven is in dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van een beschrijving in hoofdlijnen. Door het kiezen voor een globaal eindplan met een beschrijving in hoofdlijnen kunnen nieuwe ontwikkelingen (zowel hetbouwen als hetgebruik van bestaande en nieuwe bouwwerken en terreinen) zoveel mogelijk rechtstreeks, dat wil zeggen zonder nadere procedures worden toegestaan. De in de toelichting genoemde doelstellingen en uitgangspunten komen mede tot uitdrukking in de algemene beschrijving inhoofdlijnen. Getracht is,dooreenzorgvuldige, zoveel mogelijk geobjectiveerde formulering van deze beschrijving in hoofdlijnen, duidelijkheid en (rechts-)zekerheid te bieden. Artikel 5 Woongebied Debestemming woongebied betreft deinhetplangebied tebouwen woningen enoverige voorzieningen. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen de goothoogte van de bebouwing en het woningtype, alsmede de goothoogte en oppervlakte van de andere toe te laten functies.
In devoorschriften worden dewoningen alsmede deoppervlakte aanbijgebouwen geregeld waaronder tevens aanbouwen worden begrepen. De totale bebouwingsomvang is nader bepaald door een bebouwingspercentage per perceel. De oppervlakte bijgebouwen die bij woningen is toegestaan bedraagt ten hoogste 40 m2. Deze oppervlakte kan via vrijstellingsbevoegdheid vergroot worden tot 60 m2. Daarnaast is het via vrijstelling mogelijk 100 m2 aan de bijgebouwen te realiseren ten behoeve van vrije beroepen en mindervaliden.
8 Beroepsuitoefening aan huis in woningen is mogelijk via vrijstelling van de gebruiksbepalingen tot een oppervlakte van 40 m2 per woning, mits de beroepsuitoefening aan huis ondergeschikt is aan de woonfunctie als hoofdfunctie van de woning en er geen onevenredige parkeeroverlast in de omgeving optreedt. Het onderscheid tussen vrije beroepen en de beroepsuitoefening aan huis is gemaakt omdat het beoefenen vaneenvrijeberoep volgens vaste jurisprudentie al zonder meerin dewoning is toegestaan mits de woonfunctie behouden blijft. Voor beroepsuitoefening aan huis, de zogenaamde huisgebonden beroepen geldtdezejurisprudentie niet. In de beslissing van de voorzitter van de Afdeling Rechtspraak van 28 oktober 1987 werd uitgesproken "dat een kappersbedrijf niet op één lijn kan worden geplaatst met vrije beroepen, waarop het verbod tot gebruik in strijd met de bestemming niet van toepassing is verklaard". Vanuit stedebouwkundige overwegingen is de totale oppervlakte van"extra" bijgebouwen ten behoeve van vrije beroepen en mindervaliden per woning op 100 m2 gesteld. De mindervalidenregeling is opgenomen om op een adequate wijze een aangepaste woning te kunnen realiseren. Hetopgenomen stelsel vannadere eisen moethetmogelijk kunnen maken de situering en afmetingen van gebouwen nader te "sturen". Daarnaast kunnen eisen gesteld worden aan de kapvorm en nokhoogte. Gezien de flexibiliteit van de regeling is dit de voorwaarde om tot een verantwoord stedebouwkundig concept te kunnen komen. Bij hetstelselvan nadere eisen kunnen burgemeester en wethouders de beschrijving in hoofdlijnen als kadergebruiken. Indien burgemeester en wethouders dit noodzakelijk achten kunnen zij tevens de architectonische uitgangspunten als opgenomen in paragraaf3.4.3 (Architectuurregie) van het Masterplan, alsmede hoofdstuk 9 artikel 1 lid 2 van de bouwverordening als basis voor het stellen van nadere eisen gebruiken. Zoals in het bovenstaande reeds aangegeven zijn binnen het woongebied ook andere functies toegestaan.
9 Hierbij valtte denken aankleinschalige kantoren en/ofpraktijkruimten tot eenmaximale oppervlakte van 200 m2 bedrijfsvloeroppervlak per vestiging. Daarnaast zijn ook gebouwen en voorzieningen voor maatschappelijk doeleinden als onderwijs- en medische doeleinden e.d. toegestaan. Voor onderwijsvoorzieningen is een oppervlakte gereserveerd van minimaal 0,5 ha en maximaal 2 ha. In de voorschriften zijn eveneens de hoogtematen voor deze functies aangegeven. Artikel 6 Centrumgebied
Evenals de bestemming woongebied betreftdezebestemming een globale eindbestemming. Zoals uit de beschrijving in hoofdlijnen blijkt zijn hier naast woningen, tevens functies in het kader van maatschappelijke doeleinden, detailhandelfuncties en horecafuncties toegestaan. Winkels en horeca dienen zoveel mogelijk binnen het centrumgebied te worden geconcentreerd. In verband met het karakter van de stedebouwkundige verkaveling van het centrumgebied en de daarmee samenhangende hoge gemiddelde woningdichtheid (circa 50 woningen per ha) mogen in het centrumgebied uitsluitend aaneengebouwde en gestapelde woningen worden gebouwd. Voor het overige is voor wat betreft de bebouwingsregeling qua systematiek aansluiting gezocht bij de bestemming woongebied. Hetzelfde geldt voor het stelsel van nadere eisen. Artikel 7 Bedrijfsdoeleinden
Binnen de bestemmingsregeling voor dit bedrijfsterrein is gezocht naar een evenwicht tussen de bedrijfsbelangen enerzijds en de belangen van de nabijgelegen woonbebouwing anderzijds. Hiertoe is vanuit milieu-hygiênische overwegingen met betrekking tot de toe te laten bedrijven aansluiting gezocht bij een bedrijvenlijst gebaseerd op het boekje "Bedrijven en milieuzonering" vandeVereniging vanNederlandse Gemeenten. Dezebedrijvenlijst (Staatvan bedrijfsactiviteiten) is als bijlage 1 achter de planvoorschriften opgenomen. In de planvoorschriften wordt gesproken van "bedrijven die vallen onder de werkingssfeer van de Wetmilieubeheer". Hieronderworden zowel vergunningplichtige alsmeldingsplichtigebedrijfsactiviteiten •. verstaan.
10 In artikel 2.4. van het Inrichtingen en vergunningen besluit milieubeheer, juncto artikel 41 van de Wet geluidshinder (nieuw) worden de voormalige A-inrichtingen aangeduid als "inrichtingen, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken". Deze definitie is ook gebruikt in de begripsbepalingen van de voorschriften van het onderhavige plan (zie artikel 1 sub x.). Een lijst van inrichtingen als bedoeld in artikel 41 Wgh is als bijlage 2 achter de planvoorschriften opgenomen. Binnen het bedrijvenpark zijn uitsluitend bedrijven toegestaan welke vallen binnen de categorieên 1 Um 3 van de als bijlage opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten. Inrichtingen in de zin van artikel 41 Wgh, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken (voormalige A-inrichtingen) worden in dit plan niet toegelaten. In lid 1, de doeleindenomschrijving, staan de functies waarvoor de gronden zijn bestemd. In verband met het (rijks-)Iocatiebeleid, waarover hieronder meer, mogen binnen deze bestemming geen zelfstandige kantoren worden gevestigd. Zelfstandige detailhandel en horecabedrijven zijn eveneens niet toegestaan. Lid 3 bevat een beschrijving in hoofdlijnen, waarin een aantal kwalitatieve elementen staan beschreven die de gemeente van belang acht bij de inrichting van het bedrijfsterrein. In lid 4 worden de relevante bebouwingsregels ten aanzien van hoogte, plaats van bebouwing e.d. gegeven. Voor de bedrijven geldt verder dat een bedrijfskavel voor maximaal 75% mag worden bebouwd. Van deze bepaling kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen tot 85%. Bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bestemmingsvlak met de nadere aanduiding "bedrijfswoningen toegestaan". Per bedrijf mag ten hoogste 1 bedrijfswoning worden opgericht.
11 Locatiebeleid Gezien deligging vanhetgeprojecteerde bedrijventerrein indedirectenabijheid vandeautosnelweg A270, dient het bedrijventerrein te worden aangemerkt als C-Iocatie. Hierdoorzal het accentliggen ophetweren van arbeidsintensieve bedrijvigheid. Zelfstandige kantoren zijnniettoegestaan. Aangezien bij arbeidsintensieve bedrijven de intensiteit veelal bepaald wordt door het grote aandeel aan kantoorvloeroppervlak inverhouding methettotale bedrijfsvloeroppervlak, wordthetkantoorvloeroppervlakperbedrijfindevoorschriften beperkt. Erwordennamelijk slechtsbedrijven toegelaten waarvan per bedrijfsvestiging het kantoorvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak. Aangezien heUerrein eenpotentieel B-profiel heeft, afhankelijk vande komst van de voorstadshalte, kunnen de kantooractiviteiten in de toekomst toenemen. Zonering
Vanuit de categorie-indeling is in lid 5 een zonering aangegeven met betrekking tot de afstand van bedrijven ten opzichte van het nabij het bedrijvenpark geprojecteerde woongebied. Zo mogen bedrijven in de categorie 3 slechts op een afstand van 100 m ten opzichte van de nabij gelegen woonbuurten worden gebouwd. Van deze afstanden kunnen burgemeester en wethouders onder de in lid 7 vermelde voorwaarden vrijstelling verlenen tot 50 m voor categorie 3 bedrijven, alsmede voor categorie 4 bedrijven, die gelijk te stellen zijn aan categorie 1 Um 3 bedrijven. Detailhandel Detailhandel wordt uitgesloten, behalve indien het ondergeschikte detailhandel betreft. Vrijstelling is mogelijk voor perifere detailhandel. Nadere eisen Tenslotte hebben burgemeester en wethouders de mogelijkheid nadere eisen te stellen aan de situering van gebouwen, de vorm van de bouwmassa, de kapvorm en dakbeêindiging van gebouwen, de situering en inrichting van de parkeervoorzieningen, de situering en uitvoering van lichtmasten en lichtreclames. Het stelsel van nadere eisen kan tevens worden ingezet om het streven naar een representatief bedrijfsterrein te bevorderen.
12 Nadere eisen
Tenslotte hebben burgemeester en wethouders de mogelijkheid nadere eisen te stellen aan de situering van gebouwen, de vorm van de bouwmassa, de kapvorm en dakbeêindiging van gebouwen, de situering en inrichting van de parkeervoorzieningen, de situering en uitvoering van lichtmasten en lichtreclames. Het stelsel van nadere eisen kan tevens worden ingezet om het streven naar een representatief bedrijfsterrein te bevorderen. Artikel 8 Woondoeleinden
Debestemming woondoeleinden betreft verspreid inhetplangebied voorkomende bestaande woningen. Daarbij is geen onderscheid gemaakt naar het aantal aaneen te bouwen woningen. De toegestane maximale goothoogte bedraagt voor alle woningen 6 meter. In devoorschriften worden dewoningen alsmede deoppervlakte aanbijgebouwen geregeld waaronder tevens aanbouwen worden begrepen. De totale bebouwingsomvang is nader bepaald door een bebouwingspercentage per perceel. De oppervlakte bijgebouwen die bij woningen is toegestaan bedraagt ten hoogste 40 m2. Daarnaast is het via vrijstelling mogelijk 100 m2 aan de bijgebouwen te realiseren ten behoeve van vrije beroepen en mindervaliden. Voor het overige sluit de regeling grotendeels aan bij de bestemming woongebied. Artikel 9 Groendoelelnden/Natuurontwlkkelingsgebied
Deze bestemming betreft een dwars door het plangebied gelegen zone langs de, deels nog te verleggen "Schootense Loop", die de natuurzone langshet Eindhovensch Kanaal met het Coovels bosverbindt. Degemeente beoogt metdezebestemming eenecologische verbindingszone tussen voornoemde gebieden te realiseren. Daarnaast vervultde bestemming een belangrijke recreatieve functie voorde(toekomstige) bewoners vanhetaangrenzende woon-encentrumgebied. Benadrukt dient te worden dat het hierbij gaat om extensieve recreatie (wandelen, fietsen e.d.) zodat de in het gebied aanwezige en nog te ontwikkelen natuurwaarden niet worden aangetast.
13 De aan te leggen voet- en fietspaden zijn met behulp van de aanduidingen "langzaamverkeersverbinding" op de plankaart aangegeven. Ten behoeve van de realisatie van één van de kwaliteitsdragers van dit plan: de ecologische verbindingszone, is een beschrijving in hoofdlijnen opgenomen. Artikel 10 Sportvelden Het betreft hier te realiseren sportvelden aan de zuidzijde van het plangebied.
Artikel 11 Verkeersdoeleinden Dezebestemming betreftdebestaande entoekomstige wegen. Debestemmingsregeling is zodanig gekozen, dat "soepel" tot herinrichting van wegen kan worden overgegaan. Artikel 12 Spoorzone Deze bestemming betreft de spoorweg Eindhoven-Helmond. Tevens is binnen deze bestemming langs de spoorbaan de mogelijkheid geschapen voor de bouw van een station in de vorm van een voorstadhalte. Hiertoe is op de plankaart een aanduiding "station" opgenomen. De gezamenlijke oppervlakte van de stationsgebouwen mag maximaal 500m2 bedragen en de goothoogte ten hoogste 8 meter. Methet scheppen vaneenjuridische basis voorde bouwvan een station, geeftde gemeente concreet invulling aan haar beleid tot stimulering van het openbaar vervoer. Dit beleid is tevens in de algemene beschrijving in hoofdlijnen verwoord.
Artikel13 Bovengrondse hoogspanningsleiding en artikel 14 ondergrondse gastransportleiding Deze leidingen zijn in het plan primair bestemd. Ter bescherming van de leidingen is in artikel 16 een aanlegvergunningenstelsel opgenomen.
14 Voor de gastransportleiding is een zone van 35 m ter weerszijden van de as van de leiding als zodanig bestemd. Deze afstand geldt tevens als minimale bebouwingsafstand voor woningen e.d. in de bestemming "woongebied" envoorbedrijfsgebouwen in de bestemming "bedrijfsdoeleinden". Dezeafstand is overeenkomstig de in de circulaire van het ministerie VROM genoemde minimale bebouwingsafstand vooreen woonwijk. Opgrond vande leidingspecificaties isdezebebouwingsafstand indit gevaltoegestaan. Voor"flatgebouwen" (metmeerdan3woonlagen) en/of"bijzondere objecten categorie I" (zoals kantoren) geldtop grondvan de huidige leidingspecificaties de toetsingsafstand van115malsminimum afstand. Alleen indien aanvullende veiligheidsmaatregelen worden getroffen kan - nadatvooraftoestemming van de leidingbeheerder is verkregen - ter plaatseop een kleinere afstand dan 115 m worden gebouwd. Artikel 15 en 16 Gebruiksbepalingen en Aanlegvergunningen
In heteerste lid is hetgebruik van gronden en bouwwerken geregeld. Degebruiksbepalingen bevatten, naast een meer algemeen verbod om gronden en bouwwerken anders dan overeenkomstig de gegeven bestemming, te gebruiken, nog een aantal nader genoemde verboden. Voor de (onbebouwde) gronden zijn dat bijvoorbeeld het plaatsen van onderkomens, het opslaan, opgeslagen houden, storten of bergen van voorwerpen, stoffen, produkten of het opslaan van al dan niet voor gebruik geschikte vervoermiddelen of onderdelen daarvan. Een belangrijk element wordt gevormd door de algemene vrijstellingsbepaling. Deze houdt in dat burgemeester en wethouders vrijstelling moeten verlenen indien strikte toepassing van de verbodsbepaling leidt tot een beperking van het meestdoelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Het opnemen van deze vrijstelling (ook wel toverformule genoemd) is een eis van de Kroon en is gebaseerd op een interpretatie van artikel 10 W.R.O. Medegezien de jurisprudentie zal het andere gebruik moeten aansluiten bij het in lid 1 genoemde gebruik. Toepassing van de vrijstelling mag niet leiden tot een formele bestemmingswijziging.
15 Artikel 17 Wijzigingsbevoegdheid ex artikel 11 W.R.O. In ditartikel iseen watalgemene wijzigingsbevoegdheid tenbehoeve vannutsgebouwtjes opgenomen. In lid 2 is een specifieke wijzigingsbevoegdheid opgenomen die hetvoorburgemeester en wethouders mogelijk maakt degrens tussen debestemming groendoeleinden, natuurontwikkeling enrespectievelijk de bestemmingen woongebied, centrumgebied en sportvelden over een afstand van ten hoogste 20 meter te verschuiven. Hieraan is wel de voorwaarde verbonden dat als gevolg van deze verschuivingen de totaleoppervlakte vande bestemming groendoeleinden, natuurontwikkeling met ten hoogte 2% mag worden verkleind en de breedte ten minste 60 m blijft bedragen. Vervolgens zijn aan dit artikel enige procedureregels verbonden, indien burgemeester en wethouders de voorgenomen wijziging willen effectueren. Het geeft belanghebbenden de mogelijkheid gedurende een bepaalde periode bedenkingen bij burgemeester en wethouders tegen het ontwerp-besluit in te dienen. Voor zover procedureregels van toepassing zijn, is er in de betreffende artikelen naar verwezen. Artikel 18 Algemene vrijstellIngsbevoegdheid ex artikel 15 W.R.O. Deze vrijstellingen zijn gebaseerd op artikel 15, lid 1.a. W.R.O., hebben onder meertot doel enige flexibiliteit indevoorschriften aante brengen. Viaeendoorburgemeester enwethouders te verlenen vrijstelling kunnen onder meer nutsgebouwtjes van geringe omvang worden gebouwd, geringe wijzigingen in maatvoeringen en in bestemmings- of bebouwingsgrenzen worden aangebracht.
Artikel 19 Overgangsbepalingen Deovergangsbepalingen onderlid 1heefttot doelde rechtstoestand te begeleiden vanbouwwerken die op het tijdstip van het in ontwerp tervisieleggen van het plan gebouwd zijn of kunnen worden gebouwd en die afwijken van de bebouwingsvoorschriften van het plan. Lid2 betreft hetgebruik vanonbebouwde gronden en bouwwerken in hetplan, voorzoverdit gebruik op het tijdstip van het rechtskracht verkrijgen van het plan afwijkt van de in het onderhavige plan gegeven bestemming.
16 Artikel 20 Strafbepaling
Devoorschriften betreffende het gebruikvan gronden en bouwwerken, hebben alleendan praktisch resultaat, wanneer tevens eenbepaling is opgenomen, dieovertreding vandezevoorschriften strafbaar stelt. Artikel 21 Titel van het plan
Dit artikel geeft slechts aan onder welke naam de voorschriften met bijlagen en plankaart dienen te worden aangehaald.
W
c :I: l:k:
~
al
l:k:
W
0
;::: W
:::>
Q)
32
..c: ...ro ro ...
0
Q)
.0
>
Q)
:J
:t::
"Ë
0
..c:
~
""")
lf)
w
:J
a.. a.. r:::
~
0
0 0
W
Cf)
«
:I: U
~::aE -
ro
.::t:. Cl.
~
r:::
lf)
N
18
1.
Economische uitvoerbaarheid Met betrekking tot de economische uitvoerbaarheid wordt verwezen naar de losse bijlage bij dit plan.
2.
Inspraak Ingevolge artikel 12, tweede lid onderc. van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening 1985, dienen in de toelichting op een bestemmingsplan ondermeer de uitkomsten en een rapportage over de inspraak van de bevolking als bedoeld in artikel 6.a. van de Wet te zijn neergelegd. Er zijn twee informatie- en inspraakavonden gehouden op respectievelijk 4 en 11 december 1996. De verslagen zijn hierna opgenomen. Hetconcept-bestemmingsplan inclusief Masterplan heeft vervolgens conform de inspraakverordening van 12 december 1996 tot en met 11 januari 1997een maand ter inzage gelegen. In die periode zijn 37 schriftelijke reacties binnengekomen. Een korte samenvatting van de reacties en de wijze waarop de gemeente met de reacties omgaat zijn opgenomen in een aparte notitie, die onderdeel uitmaakt vandezetoelichting. Iedereinspreker heeft deze notitie ontvangen.
19 VERSLAG (BESLOTEN) INFORMATIE-AVOND MASTERPLAN BRANDEVOORT VOOR BEWONERS EN GRONDEIGENAREN IN HET GEBIED Datum
: 4 december 1996
Plaats
: Zaal Adelaars
Aanvang
: 19.30 uur
Aanwezig
: wethouder Jonkers, de dames Machielse, Frerichs en Van Melis en de heren Blok, Van Hal, Verspaget, Kemps en Van der Berg (allen namens de gemeente), de heer Ouwens van Wissing Stedebouw en Ruimtelijke Ontwikkeling en de heer Nijhof van de Grontmlj Zuid, verder ongeveer 200 belangstellenden.
================================================================================ 1) 2) 3) 4) 5) 6) 7)
welkomstwoord door de voorzitter van de Bewonerscommissie Brandevoort, de heer A. Joosten; toelichting op het Masterplan en het Bestemmingsplan door de heer M. Ouwens van het ontwerp-team Brandevoort; korte uitleg over de te volgen procedures en de tijdsplanning door mevrouw E. Machielse, gemeentelijk projectleider; toelichting op de activiteiten van de Bewonerscommissie door de heer A. Joosten; pauze .korte uitleg over het inspraaktraject door wethouder J. Jonkers; gelegenheid om vragen te stellen en te reageren op de plannen:
20
Dhr. Gunneman, Medevoort 15, voorziet geluidshinderproblemen door de geschetste geluidswal voor zijn woning. Hoe kan hiermee rekening worden gehouden. Dhr. L. Noten:vraagt zichaf hoemenvanafdeBrandevoortse dreefopde Geldropsweg kankomen. De Geldropseweg is namelijk erg druk. Verder wil hij graag weten hoe het staat met de toename van de geluidsoverlast en de aanwezigheid van elektriciteitsmasten op sommige percelen. Ook vraagt hij of de bospercelen wel of niet in hun huidige staat kunnen blijven en hij wil weten wat de ruitjes achter de bospercelen op de Schutsboom betekenen? Dhr. Roefs, Schutsboom, vraagtwat de daadwerkelijke functie wordt van de bestaande wegen in het gebied, met name Schutsboom. Wordt die afgesloten voor gemotoriseerd verkeer. Dhr. Meulendijks, Kranenbroek, vraagtnaarde kruising vande Medevoort metde Brandevoortse Dreefals die weg is aangelegd, dit in verband met de bereikbaarheid van scholen, voorzieningen e.d. in 't Hout vanaf Diepenbroek en Kranenbroek. Dhr.V.d.Heuvel: vraagt ofde Brandevoortse dreef45meter verwijderd is van debestaande woningen. Antwoord dhr. Nijhof: gezien vanaf de as van de weg is de 45 meter-zone aangehouden. Bij de bestaande bebouwing is dit getoetst. Deze toetsing heeft ertoe geleid dat de aansluiting van de Brandevoortse dreef met de Geldropseweg is verschoven naar het zuiden om binnen de wettelijk toegelaten geluidsnormen te blijven. Dit betekent dat de woning op de hoek wordt ontzien. De bestaande wegenstructuur zal zoveel mogelijk worden gehandhaafd. Die wegen zullen dan meestal gebruikt worden als buurtontsluitingsweg of voor de fietspadenstructuur. Sluipverkeer zal geweerd worden door op diverse plaatsen verkeersstops te maken. De relatie met de wijk 't Hout zal veranderen. Als men straks met de fiets naar 't Hout gaat, kan men de bestaande wegen of zelfs vrijliggende fietspaden gebruiken. Gaat men met de auto, dan , zal menom moeten rijden. Wat schoolgaande kinderen betreft: in Brandevoort zelf komen scholen.
21 Kinderen die toch naar 't Houtof Mierlo naar school gaan, kunnen dat straks doen via vrijliggende fietspaden. Er is gezochtnaar een verkeerskundige structuur die in de woongebieden het minste overlast veroorzaakt. Er is een rekenkundig model gemaakt, uitgaande van realisatie van in totaal 6000 woningen en van verkeersreductie in 't Hout (Hoofdstraat). Het effect daarvan op Brandevoort blijkt dan mee te vallen, want de intensiteit neemt niet echt toe. De belasting van de toekomstige Brandevoortse Dreef zal met 10.000 tot 15.000 voertuigen per dag niet echt hoog zijn. Alleen bij het allernoordelijkste gedeelte van de Brandevoortse Dreef, bij de aansluiting op de N270 ter hoogtevan het toekomstige bedrijventerrein, zullen de intensiteiten een stukhoger liggen, namelijk 25.000 voertuigen perdag. De Voortzal zo'n 8000 tot 9000 voertuigen per dag gaan krijgen. In de akoestiek kun je dan tot aanvaardbare normen komen.
Dhr. H. van Gennip: wil weten welke regelingen er vóór het slaan van de eerste paal getroffen worden met betrekking tot de aanvoerwegen. Dhr. Nijhof: antwoordt dat vermeden zal worden om de ontwikkeling van deel 1 van Brandevoort te laten plaatsvinden via de bestaande wegen. De bestaande wegen worden niet gebruikt door het bouwverkeer en de toekomstige bewoners. De aanleg van de Brandevoortse dreef heeft de hoogste prioriteit. De Brandevoortse dreef wordt de hoofdas. Daarwordt alles door ontsloten. Van daaruit zal men via de nieuwe wegenstructuur in Brandevoort kunnen komen. Dhr.van Gennip: vraagtzich toch af of je bij de kruising Brandevoortse dreef-Geldropseweg niet dezelfde situatie krijgt als momenteel bij de kruising Burg. Krollaan-Mierloseweg. Door de drukte is het daar erg moeilijk om op de Mierloseweg te komen. Als bij deze huidige drukteop de Mierloseweg ook nog de toevoer naar Brandevoort komt, zal er eengrote chaos ontstaan. Hetzouverstandiger zijnalshetbouwverkeer naarBrandevoort rechtstreeks vanaf de snelweg richting Brandevoortse dreef zou gaan. Dhr. Nijhof: antwoordt dat de eerste woningen op zijn vroegst oktober '98 gereed zijn. De aansluiting van de Brandevoortse dreef op de snelweg ligt op z'n minst een jaar/anderhalfjaar later, ook al proberen we dit zo snel mogelijk te realiseren.
/~. ,
22 Voor deze tussenliggende periode moet de Geldropseweg gebruikt worden voor bouwverkeer. (Aanvullende opmerking achteraf: er wordt daar waarschijnlijk een rotonde aangelegd in plaats van een kruising, omdat een rotonde een grotere capaciteit heeft, 5-2-'97) Dhr.VanVeen, Geldropseweg, welkeprioriteit krijgt de Geldropseweg. Diewegwordt straksveel drukkerdan de Brandevoortse Dreef. Het is logisch dan eerst iets aan deze weg te doen, voordat men aande Brandevoortse Dreefbegint. Wantals er straksmeer verkeerkomt en bovendien veel bouwverkeer, dan is het voor de mensen die aan de Geldropseweg wonen niet meer mogelijk om de weg op te komen. Wat zijn de plannen voor de Geldropseweg? Antwoord dhr. Van Hal: hetonderdeel Geldropseweg wordt overigens in eenander bestemmingsplan geregeld. Degenoemde aantallen (tussen 15.000 en 20.000 voertuigen perdag)gaanpas optreden op zijn vroegst in het jaar 2010. De komende jaren zal er natuurlijk wel extra verkeerkomen, maar hooguit enkele honderden per dag extra. Pas in 2005 is de prognose zo'n 14.000 per dag. In vergelijking met de Hoofstraat: daar zijn er nu zo'n 12.000 per dag. Dhr. Van Pelt, Medevoort, zegt dat er in de Bewonerscommissie ook al over gesproken is en dat mendenktdat de cijfers die er nu liggen, in feite een stuk hogerzouden liggen. Een nadere studie zou nodig zijn. Antwoord weth.Jonkers: studie iseren zalbinnenkort openbaar worden. DeBewonerscommissie krijgt daarvan ook een exemplaar. Mevr. Frerichs: die studie is onderdeel van een groot regionaal model. Uitkomst is dat er op de Geldropseweg (ter hoogte van Brandevoort) vooral extern verkeerop zal zitten, dusverkeervanuit een andere plaats dat in Helmond moet zijn, maar heel weinig doorgaand verkeer..Dus in de toekomst •. is daar nauwelijks extra druk van te verwachten.
23 Dhr. Noten: heeftgelezen dat de Hoofdstraat misschien eenrichtingsverkeer wordt in verband met de toenemende drukte. Dit betekent dat gebruikers van de Heeklaan -waaronder de bewoners van De Akkers- niet via de Hoofdstraat richting Eindhoven gaan, maar allemaal via de Geldropseweg naar Eindhoven gaan. Dhr. Van Hal: antwoordt dat in het model ervan uit wordt gegaan dat de verkeersstroom inderdaad
zo gaat plaatsvinden. Het is de bedoeling dat bijvoorbeeld de bewoners van De Akkers straks via de Brandevoortse dreef naar Eindhoven rijden. Bij het model is uitgegaan van een groei tot 2010, zowel een groei van woningen en inwoners als van autokilometers. Desondanks komen we voor de Brandevoortse dreef uit op een heel acceptabel niveau van autobewegingen. Dhr. Noten: merktopdat mevr. Frerichs heeftvertelddat de eerstejaren maar 800 extravoertuigen
over de Geldropseweg zullen komen. Dit begrijpt hij niet want de Hoofdstraat zal toch wel eerder dan 2010 eenrichtingsverkeer krijgen en ook plan De Akkers zal toch wel eerder zijn opgeleverd. Weth. Jonkers: antwoordt datde Hoofdstraat eenander uiterlijk krijgtom te vermijden datde intensiteit
groeit tot meer dan 14.000 voertuigen per etmaal. Erkomtgeeneenrichtingsverkeer, maarerzullenhindernissen inde Hoofdstraat worden aangelegd, zodat de mensen liever via de Geldropseweg en de Brandevoortse Dreef naar de snelweg rijden. Weth. Jonkers merkt op dat de bewonerscommissie de verkeersberekeningen in haar bezit zal krijgen. Het probleem van de Geldropseweg is niet de hoeveelheid verkeer, maar de kwaliteit van het wegdek dat veel lawaai veroorzaakt. Dhr. Noten: merktopdathij opdevraagoverdegeluidsoverlast noggeenantwoord heeftgekregen.
Bovendien wil hij weten of bij de tellingen rekening is gehouden met de Hoofdstraat en met De Akkers.
24 Dhr. Nijhof: antwoordt dat bij het model uit wordt gegaan van alle verkeersbewegingen die in de regio tussen Helmond en Eindhoven plaatsvinden. Er is uitgegaan van 6.000 woningen in 2015 in Brandevoort en er is uitgegaan van volledige oplevering van De Akkers. Ook is geprobeerd om in het centrum van 't Houteen verkeersreductie van 90% van het voor 't Hout doorgaande verkeer te bereiken. Er is hier geen optimistisch model weergegeven, maar een kritisch model. We zien intensiteiten van 10.000 à 15.000 voertuigen peretmaal op de Geldropseweg. Bij deze intensiteiten denken we aan een Brandevoortse dreef met twee enkelstrookse rijbanen. De woningen hebben door de dimensionering van de weg geen akoestisch probleem. De norm om te kunnen bouwen wordt gehaald, ook in het meest ongunstige model. Dhr. V.d. Heuvel: vraagtof het uitgangspunt van45 meterbij de aansluiting van de Brandevoortse dreef op de Geldropseweg ook gehaald wordt. Dhr. Nijhof: antwoordt dat in de buurtvan de aansluiting met de Geldropseweg is afgeweken van dit uitgangspunt. De as van de Brandevoortse Dreef en de gasleiding zijn daar uit elkaar gehaald om met name de nabijgelegen woningen te behoeden voor een akoestisch probleem. Weth. Jonkers: voegt toe dat het verkeersrapport dat begin 1997 (begin januari waarschijnlijk) wordt uitgebracht goed besproken zal worden met de bewonerscommissie. Dhr. Hertogs vraagtof eendeelvanhet planBrandevoort bij het planAkkers/Houtsestraat gevoegd wordt, met name het deel Geldropseweg/Schutsboom. Antwoord dhr. Van Hal: wezijn gestartmet planontwikkeling van hetgebiedtussenGeldropseweg en Brandevoort, het gebied tussen de nieuwe wijk Brandevoort en de uitbreiding van het gebied Akkers. Dat wordt meegenomen in een apart bestemmingsplan voor dat gebied. Bekeken wordt of tenwesten van de Geldropseweg nog eenaantal vrije-sectorwoningen opgenomen kunnen worden" hetzogenaamde boswonen. Datbestemmingsplan zal in hetvoorjaarvan'97 in procedure gebracht worden. Dan komt er een aparte inspraakavond.
25 Dhr. Kusters: wil weten wanneer mensen zich kunnen inschrijven voor een kavel of waar ze zich kunnen opgeven voor bouwplannen.
Dhr. Verhoeven: vraagt of bewoners van Brandevoort voorkeur krijgen bij het aankopen van een kavel in Brandevoort.
Dhr. Verspaget: antwoordt dat de inschrijving voor kavels in Brandevoort openstaat, zowel bij de afdeling Grondzaken als bij de afdeling Voorlichting. Men krijgt altijd een schriftelijke bevestiging van de inschrijving. Verder is het zo dat 50% van de woningen in Brandevoort gebouwd wordt voor mensen uit de regio en 50% voor inwoners van Helmond. Hoe eerder men zich aanmeldt hoe hoger men op de prioriteiten lijst komt te staan.
Weth. Jonkers: antwoordt dat de mensen die in Brandevoort hun huis moeten verkopen, altijd een voorkeursbehandeling krijgen.
Dhr. Noten: ik zie op de tekeningen dat er een hoogspanningsmast op mijn terrein komt. Waarom heb ik daar nog niets van gehoord?
Antwoord dhr.Nijhof: de bestaande380-hoogspanningsleiding blijft gehandhaafd, op enkele plaatsen worden nieuwe masten geplaatst i.v.m. de vervanging van de 150 KV-leiding.
Aanvulling wethouder Jonkers: wij zullen hierover met u contact opnemen, overigens heeft nog niemand hier iets over gehoord, alles is tot nu toe vertrouwelijk geweest.
Dhr. Van Vlerken: vraagt zich af of de kavels die op de kaart niet zijn ingekleurd ook niet nodig zijn voor de ontwikkeling van Brandevoort?
26 Dhr. Ouwens: antwoordt dat alleswat ingekleurd is, behoorttot hetbestemmingsplan Brandevoort.
Maar er wordt voor het gebied direct grenzend aan het bestemmingsplan Brandevoort een ander bestemmingsplan gemaakt. Degeelingekleurde kavels hebben de bestemming wonen, dit betekent dat de met geel aangegeven huidige woonbebouwing blijft gehandhaafd. Er is één kavel waarnugeen huisstaat en waarstraks wel een woning kan komen. Dit is het resultaat van een onderhandelingsproces. Dhr. V.d. Broek: het gebied langs de Geldropseweg komt in een apart bestemmingsplan. Wat
betekent dat voor de bedrijven daar? Antwoord dhr. Van Hal: in principe worden die gehandhaafd en zoveel mogelijk ingepast in het
plan, dat geldt ook voor de agrarische bedrijven. Dhr. Van Gennip: vraagt of het agrarisch buitengebied dat in de eerste fase niet meegenomen wordt, toch agrarisch buitengebied blijft en of de agrariêrs de zekerheid krijgen dat ze tot 2005 ongemoeid worden gelaten. Dhr. Van Hal: antwoordt dat het gebied dat wel tot het masterplan Brandevoort hoort, maar niet tot de eerste fase, wordt opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied. Dit ontwerpbestemmingsplan Buitengebied zal in het voorjaar van 1997 gereed zijn en in procedure worden gebracht. We gaan daarbij uit van agrarisch gebied, dus zoals het er nu bij ligt. Net als voor de andere delen van het bestemmingsplan Buitengebied wordt bekeken welke mogelijkheden er zijn voor agrarisch gebruik en welke groeimogelijkheden er nog zijn. Dhr. Van Gennip: zegt dat de agrariêrs niet kunnen leven met een onzekerheid van 15 à 20 jaar.
Hij wil weten of de gemeente het gedeelte van Brandevoort dat nog niet ontwikkeld wordt zolang mogelijk als agrarisch gebied wil handhaven. Dus dat agrariêrs de mogelijkheid hebben om hun, bedrijfmilieu-technisch aante passen en uit te breiden. Want een bedrijf dat niet groeit gaat kapot.
27 Dhr. Van Hal: antwoordt dat dhr. van Gennip op deze vraag een antwoord krijgt in het kader van het bestemmingsplan Buitengebied. Het uitgangspunt is dat het agrarisch karakter in dat gebied voorlopig in het bestemmingsplan wordt opgenomen totdathet moment aanbreekt waarop de tweede fase van Brandevoort aan de orde komt. Weth. Jonkers: lichtnogtoedater een uitgebreide inspraakprocedure komtvoorhetbestemmingsplan Buitengebied. Bij de totstandkoming van dit bestemmingsplan is ook een klankbordgroep in het leven geroepen waarin de NeB zwaar is vertegenwoordigd. Dhr. Meijer (namens Agrarische Adviescommissie): licht toe dat het belangrijk is dat agrarischen bedrijfsverkeer tijdens de bouwperiode gewoon door kan gaan. Verder zal een boer moeten blijven investeren, als hij niet weet dat hij morgen weg moet. Doet hij dit niet dan is hij een dief van z'n eigen portemonnaie. Er wordt vanavond een plaatje geschetst van wie er voor 2005 en wie er na 2005 aan de beurt zal zijn om wel of niet in Brandevoort te blijven zitten. Bedrijven die pas na 2005 aan de beurt zijn, kunnen niet verwachten dat ze alles maar kunnen uitbreiden. Als ze in de bestaande situatie al klem zitten vanwege de huidige regelgeving, dan staat dat los van het feit van de ontwikkeling van Brandevoort. Kunnen bedrijven binnen de huidige regelgeving wel uitbreiden, dan mag Brandevoort geen belemmering vormen om te kunnen uitbreiden. Het is terecht dat bedrijven nu willen weten of ze al dan niet voor of na 2005 aan de beurt zijn. DeAgrarische Adviescommissie is er om bedrijven dieweg moeten te begeleiden bij het opstartproces op de nieuwe locatie. Dhr. J. Roefs: volgens de tekeningen blijven de meeste bedrijven zitten. Voor die bedrijven is het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied heelbelangrijk. Op 17decemberwordterdoordegemeente een inloopavond georganiseerd voor alle mensen die niet onderde eerste fase Brandevoort vallen. Wij willen datde bedrijven die de komende 10jaar nietweggaan op geenenkele manierbelemmerd worden in hun ontwikkelingsmogelijkheden.
28 Ik onderstreep het verhaal van de heer Van Gennip van harte, nl. dat wij die de eerste 10 tot 15 jaar niet aan de beurt komen, de ontwikkelingsmogelijkheden krijgen die we verdienen. Antwoord weth. Jonkers: ik sluit me aan bij wat de heer Meijer heeft gezegd. Dhr. P. Van Gennip: ik denk dat het verkeer straks een probleem wordt. Mierlo-Hout slibt helemaal dicht. Zolang de Brandevoortse Dreef er niet ligt zul je toch druk verkeer krijgen via de Burg. Krollaan en de Sleegersstraat. Ik ben heel erg bang dat de bedrijven die in het gebied Brandevoort zitten niet meer op een fatsoenlijke manier bevoorraad kunnen worden. Alles wordt hier een beetje gesust en daar ben ik benauwd voor. Antwoord weth. Jonkers: de heer Nijhof heeft al gezegd dat wij ons uiterste best doen om die Brandevoortse Dreef aan te leggen tot aan de tweede rotonde. Wij proberen om die weg op zo kort mogelijke termijn aan te leggen, maar ik kan nooit concrete toezeggingen doen, omdat we niet weten wanneer de NS groen licht geven. Dhr. Van Pelt (namens de Bewonerscommissie): geeft aan dat men bij de bewonerscommissie kan aankloppenvoor een standaard-bezwaarschrift. Verder adviseert hij de mensen te gaan nadenken over de concrete schade die ze gaan lijden. Men kan bijvoorbeeld metingen verrichten op dit moment en ook na de voltooiing van de bouwwerkzaamheden, zodat men kan constateren of er al dan niet verzakkingen hebben plaatsgevonden. Ook een punt van aandacht is een eventuele verandering van het grondwaterpeil door de bouwwerkzaamheden, en de consequentie hiervan voor de bedrijven. Dhr. Nijhof: antwoordt dat men er van uit mag gaan dat de bouw zo zorgvuldig mogelijk wordt. uitgevoerd. Er wordt rekening gehouden met de inpassing van bestaande panden en er wordt geprobeerd zo min mogelijk veranderingen in de grondwaterstand te bewerkstelligen.
29 Dhr. V.d. Heuvel: wil graag een bevestiging van het feit dat bedrijven die pas na 2005 aan de
beurt zijn tot die tijd ongemoeid worden gelaten. Weth. Jonkers: antwoordt dat vanavond het masterplan Brandevoort aan de orde is en niet het
bestemmingsplan Buitengebied. Het bestemmingsplan Buitengebied valt onder een andere portefeuillehouder en wethouder Jonkers doet hierover dan ook geen uitspraken. Men heeft recht op hetgeen het bestemmingsplan nu toestaat. Voor eventuele veranderingen in het bestemmingsplan Buitengebied wordt een apart traject gevolgd. Dhr. H. van Asten: de agrarische bedrijven die de eerste 10 tot 15 jaar niet weg hoeven, moeten
in die tijd veel milieu-investeringen doen. Om dat te kunnen betalen, moet men uit kunnen breiden. De gemeente heeft de plicht om een bouwblok te geven van 1 tot 1,5 ha. Er zijn bedrijven die daar al boven zitten. Nu kan de gemeente meewerken door een flexibel bouwblok toe te staan. Bent u bereid om dat te doen? Antwoord weth. Jonkers: ik vindt het niet juist om hier uitspraken te doen over een bestemmingsplan
van een andere portefeuillehouder. Dat wat het bestemmingsplan nu toestaat, daar hebt u recht op. 22.45 uur: wethouder Jonkers sluit de bijeenkomst.
30 VERSLAG INSPRAAK-AVOND MASTERPLAN BRANDEVOORT Datum
: woensdag 11 december 1996
Plaats Aanwezig
: Aula Jan van Brabant-scholengemeenschap, Molenstraat 191 : wethouder J. Jonkers, dhr. W. van Hal (Ruimtelijke Ordening), mevr. E. Machielse (Projectbureau Helmond), dhr. J. Verspaget (Grondzaken), dhr. M. Ouwens (Wissing Stedebouw en Ruimtelijke Vormgeving BV), dhr. J. Nijhof (Grondmij Zuid BV), dhr. F. van Da~1 (Voorlichting), mevr. A. v, Vilsteren (Voorlichting) en ± 500 belangstellenden.
================================================================================ 19.30 uur: Welkomstwoord en ontwikkelingsgeschiedenis door wethouder Jonkers. 19.45 uur: Presentatie van het project, door middel van een dia-presentatie, door de heer M. Ouwens. 21.00 uur: pauze 21.30 uur: toelichting op de bestemmingsplanprocedure door mevrouw Machielse. 21.45 uur: Gelegenheid tot het stellen van vragen. Dhr. Van derZanden vraagt of de woningen in de Veste die aan de buitenkant verschillende vormen zullen krijgen ook aan de binnenkant verschillend zijn. Dhr. Ouwens: antwoordtdat de woningenook van binnen verschillend zullen zijn. Er zullen ontwerpen komen van meerdere architecten. Sommige woningen zullen voor wat het binnenontwerp em de plattegrond betreft straatgericht kunnen zijn, andere tuingericht. Het proces van de uitwerking ligt nog voor ons. De rijkdom van architectonische verschijningsvormen van de woningen komen zeker terug in de vormen van de plattegronden. Dhr/mevr. Slegers: vraagt hoeveel procent van het totale oppervlak bestemd is voor vrije sector bouw.
31
WethouderJonkers: antwoordt datdit voordeeerstefase85%is van hettotaalaantalte realiseren woningen. Dhr Breiden: vraagtof er ook seniorenwoningen met garage, alles begane grond, in de koopsector worden gebouwd. Wethouder Jonkers: antwoordt dat er zeker seniorenwoningen zullen worden gebouwd. Relatief gezien waarschijnlijk zelfs veel, omdater rekening gehouden moetworden met de vergrijzing. Ook de uitstekende locatie, goedbereikbaar met hetopenbaar vervoer, leentzich hiervoor. De senioren vormen een heel belangrijke doelgroep. Dhr. P. van Stiphout: vraagt hoeveel woningen er per deelplan worden gebouwd en hoeveel vrije sector kavels er komen Dhr. Nijhof: antwoordt dat er in Brandevoort in totaal 6000 woningen gerealiseerd zullen worden. Volgens de planning zullen -vanafoktober 1997-400 woningen perjaar worden gebouwd. Hiervan wordt15%bestemd voorkavels in devrijesector. Inde eerstefaseworden 3000woningen gebouwd en dus zullen er ± 450 individuele bouwkavels ter beschikking komen. Mevrouw Giebels: informeert naardegrondprijs ende inschrijving voorde individuele bouwkavels. Dhr. Verspaget: antwoordt dat de inschrijving voor de bouwkavels vanaf heden open is. Men kan zich inschrijven bij de afdeling grondzaken van de gemeente. Voor de algemene informatie via mailing kanmenzich ook aanmelden bij de afdeling Voorlichting. De grondprijzen voor bouwkavels in Helmond in 1997 zijn afhankelijk van de ligging f 235,- en 250,- exclusief BTW. Dhr. K. Lütkemeijer:verwoordt zijntwijfels aan de mogelijkheid vande totale uitbouw vanBrandevoort na de 1e fase. Ook zet hij vraagtekens bij de leefbaarheid van de Veste en de komst van een voorstadshalte in Brandevoort.
32 WethouderJonkers: antwoordt dat Helmond eenzogenaamde Vinex-taakstelling heeftvoor 3000 woningen. Vinex-taakstellingen krijgen voorrang in de ruimtelijke ordening. De tijd waarin die 3000 woningen gebouwd gaanworden is niet precies te zeggen. De bouw van de Veste en de "Buitens zijn gegarandeerd. De wethouder is er van overtuigd dat ook de 2e fase wordt gerealiseerd. Het planvoor Brandevoort is stedenbouwkundig flexibel van opzet en kan in fasen worden uitgevoerd. Het ontwerp is dusdanig van opzet dat de 2e fase ook kleiner kan worden uitgevoerd. De wethouder verzekert dat de voorstadshalte er komt, anders klopt volgens hem het beleid voor het openbaar vervoer niet. Dhr P. Vervoort: vraagtnaarde voorgestelde verplaatsing van sportpark De Beemd. Hij wil weten of daarvoor in Brandevoort grond gereserveerd is. WethouderJonkers: antwoordt dat de discussie over sportpark De Beemd niet op dit moment en deze plaats moetworden gevoerd. Er is een commissie die zich bezighoudt met een onderzoek in deze kwestie en die daar een rapport over zal opstellen. Dit rapport zal in de commissie en in de raad worden besproken en dan zal er een besluitworden genomen dat zal worden uitgevoerd. Vraag: Eén van deaanwezigen wil weten of er een speciale reden iswaarom de grondprijs is verhoogd. Wethouder Jonkers: antwoordt dat per 1-1-1997 de grondprijs voor alle locaties in Helmond, afhankelijk van het uitzicht, wordt verhoogd naar f 235,- en f 250,- exclusief b.t.w.. De reden van de stijgende grondprijzen is vooral gelegen in de aankoop van dureintensieve agrarische bedrijven. Dit is een algemeen beeld in Nederland met steedsschaarsere grond. De wethouderzegt dat voor een groot plan als Brandevoort de totale kosten door de verkopen moeten worden opgebracht. Hijgeeftaandatdevastgestelde prijzen, normale grondprijzen zijn voorstedelijk gebied. Bovendien liggen de Helmondse prijzen niet hoger dan in een aantal omliggende dorpen. Na een opmerking uit de zaal vult hij hierbij nog aan dat het beleid er op gericht is om een grote. groei vande dorpen tegente gaan. Dit levert potentiêle bewoners voor Brandevoort op. In de regio is gelukkig een klimaat om niet te concurreren met grondprijzen.
33 In de toekomst zullen er regionale grondprijzen komen. Dhr. lütkemeijer: merkt op dat het beleid om de groei in de dorpen tegen te gaan de afgelopen 20 jaar niet heeft gewerkt. Dus is er nu ook geen garantie voor succes van dit beleid. Hij uit zijn twijfels ten aanzien van de haalbaarheid van het plan Brandevoort. Ook vindt hij dat er veelonduidelijkheid is. Er ligt eenconcept-structuurplan van het S.R.E. en hij vindt het belangrijk om de uitkomst daarvan af te wachten omdat het over hetzelfde gebied gaat en alles door elkaar gaat lopen. Hij mist in het masterplan Brandevoort duidelijkheid over bestemming buitengebied. Er moet naarzijn mening ook meer duidelijkheid komen over het aantal woningen in het plan. Het enige vaste gegeven op dit moment zijn 3000 Vinex-woningen. Dit aantal is gebaseerd op het trendrapport 1992/1993. De laatste berichten over het benodigde aantal nieuwe woningen liggen veel lager. Devoorstadshalte en de 2e fase worden volgens hem nooit gerealiseerd. Als het alleen bij de eerste fase blijft wordt het plan een wangedrocht. Als eerste stap in het plan moeten de voorwaarden goed worden gesteld. Dit wordt ook door de provincie vereist. De eerste fase van Brandevoort moet een afgerond geheel vormen. Wethouder Jonkers: zegt dat het plan is afgestemd op het uitwerkingsplan van het streekplan
en op hetontwerp regionaal structuurplan. De provincie is zeerenthousiast overde ontwikkelingsvisie voorhetplan Brandevoort. Deprovincie wijster in hetcommentaar op dat de eerste fase eenafgerond geheel moet zijn. Het commentaar van de provincie is in het masterplan verwerkt. De eerste fase kan nu een afgerond geheel vormen. Wat betreft de 2e fase van het plan zegt de wethouder dat het niet aan te geven is of de 'Buitens' in dit deel binnen 10 of 15jaar gerealiseerd kunnen worden. Dat is ook niet doorslaggevend want de 'Buitens' zijn afzonderlijke delen in het plan. Hierdoor kan het geheel als het ware organisch groeien. Twee locaties krijgen in hetprovinciale beleid voorrang, metname Brandevoort en Meerhoven. Hij voorziet dat de voorstadshalte over een jaar of 6 actueel wordt. De gemeente zal zich er sterk voor maken dat de halte er komt. Ze heeft daarbij ook sterke argumenten. Over de interesse voor het plan Brandevoort zegt wethouder Jonkers dat de middenstand heel geïnteresseerd is. Iedereen ziet Brandevoort als een geweldige locatie vanwege de ligging.
34
De potenties zijn goed. In de nieuwbouw in Dierdonk komt 35 á 40 % van de bewoners van buiten de stad, dat geeft een indicatie. Niemand kan echter voorspellen hoe het tempo van realisering van Brandevoort zich precies zalvoltrekken. Maardemarktpartijen ziendeontwikkeling metvertrouwen tegemoet en de gemeente ook. Dhr. Mollemans: vraagt waar de Heeklaan als onderdeel van de 'Westtangent' een aansluiting
krijgt. Dhr. Nijhof: antwoordt dat de verkeersbeweging in het gebied is bepaald aan de hand van het
regionaal verkeersmodel. Daarbij is niet alleen naar Brandevoort gekeken maar naar het hele middengebied voor wat het verkeer betreft. Er komt een aanvullende studie m.b.t. onder andere de Heeklaan. Wethouder Jonkers: antwoordt dat in het voorjaar het bestemmingsplan "Geldropseweg" wordt
gepresenteerd. Hierin worden, naastandere verkeersaspecten die daar verband meehouden, ook de konsekwenties verwerkt van het opnemen van een deel van de Geldropseweg in de rondwegstructuur van Helmond, namelijk het stuk tussen de Brandevoortsedreef en de Heeklaan. 22.15 uur: wethouder Jonkers sluit de avond af.
35 IV
RESULTATEN OVERLEG EX ARTIKEL 10 Bro In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 10 van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening is het bestemmingsplan "Brandevoort I" in juli 1996 aan de navolgende instanties toegezonden. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18.
Provinciale Planologische Commissie NV samenwerkende electriciteits-productie bedrijven SEP PNEM Waterschap de Aa Gemeente Mierlo Gemeente Someren PTT Telecom Netwerkdiensten Rijksdienst Monumentenzorg Samenwerkingsverband Regio Eindhoven Inspectie van de Ruimtelijke Ordening Zuid Inspectie Milieuhygiêne Inspectie Volkshuisvesting Noord-Brabant I Zeeland Rijkswaterstaat Noord-Brabant Ministerie van Landbouw, Natuur en Openluchtrecreatie Rijksconsultensschap Stichting Sociaal Economisch Overlegorgaan Nederlande Spoorwegen Politie Regiokorps Zuid-Oost
De instanties genoemd onder 6, 7 en 8 deelden mede dat het ontwerp-bestemmingsplan geen aanleiding gaf tot het maken van opmerkingen. De instanties onder de nummers 9 tot en met 18 hebben niet gereageerd. De overige instanties, te weten 1, 2, 3, 4 en 5 maakten de navolgende opmerkingen.
36 Tenslotte wordtopgemerkt dat tijdens het planproces najuli 1996zich nog diverse ontwikkelingen hebben voorgedaan waardoor opmerkingen/aanbevelingen (gedeeltelijk) achterhaald kunnen zijn. Voorde goede orde zij vermeld, dat het Masterplan in november 1996 aan alle genoemde instellingen is toegestuurd.
37 1.
Provinciaal Planologische Commissie Noord-Brabant, Kleine PPC vergadering d.d. 15 januari 1997/nummer 170693
Beschrijving Hetontwerp-bestemmingsplan voordeVinex-Iocatie "Brandevoort" omvat een uitgewerkt inhoudelijk kader voor de gehele bouwlocatie in de vorm van een Masterplan (6.000 woningen en 45 ha bedrijventerrein met bijbehorende infrastructuur, voorzieningen en landschappelijke verweving en inpassing), alsmede het juridisch kader (toelichting, voorschriften en plankaart) voor de eerste fase, welke de helft van het totale plan omvat wat de woningen betreft en een beperkt deel van het bedrijventerrein. Nog maar een kwartaal geleden bracht de commissie advies uit over de "Ontwikkelingsvisie Brandevoort", die de basis vormt voor het nu voorliggende ontwerp-bestemmingsplan. Voor de beschrijvingvan de bouwlocatieen het kader (Vinex, Streekplan, SRUP, RSP, Algemeen Structuurplan Helmond) verwijst de commissie naar de betreffende adviesnota (vergadering d.d. 9 oktober 1996/nummer 164276, Helmond; Ontwikkelingsvisie "Brandevoort"). Beoordeling De commissie heeft in oktober jl. haar grote waardering uitgesproken over de inspirerende ambities in het kader van de Vinex-taakstelling en de uitdagende aanpak en inhoud van de planvorming voor de bouwlocatie. Het vertrouwen dat de commissie uitsprak en haar hoge verwachtingen over de verdere uitwerking zijn volledig terecht geweest. De voortvarende planvorming verheugt de commissie vanwege het belang van het waarmaken van de verstedelijkings- en Vinex-taakstelling. Met het Masterplan is een bestemmingsplankader neergezet, dat de uniciteit van de bouwlocatie veiligstelt en de bijzondere ruimtelijke kwaliteit in uitwerking en uitvoering in hoge mate waarborgt. Chapeau!
38 Bij de planbeoordeling van de ontwikkelingsvisie heeftde commissie aandacht gevraagd voor een aantal onderwerpen, enerzijds betrekking hebbend opdepositie vanBrandevoort in het(stads)regionale kader, anderzijds elementen vande bouwlocatie zelfbetreffend. Concretisering vandezeonderwerpen werd in het kader van de ontwikkelingsvisie al toegezegd. De commissie concludeert dat in het ontwerp-bestemmingsplan op glansrijke wijze is ingespeeld op de adviezen die zij gaf over de ontwikkelingsvisie en het vervolg. Decommissie wenstnietsaf te doen aande hogekwaliteit van het plan. De volgende opmerkingen zijn bedoeld ter verduidelijking en verbetering van hetbestemminsplan openkelepunten en hebben hun belang in de verdere planprocedure. Natuur en landschap - De commissie vraagt inzicht in de ontwikkeling van bos en ecologische verbinding, die buiten hetbestemmingsplan zijn gehouden (westzijde vanhetplan; noordoostzijde bij hetCoovels Bosch). Enkele onderdelen van de landschappelijke inpassing van Brandevoort aan de westzijde, zoals aangegeven in de ontwikkelingsvisie, zijn nietopgenomen in het Masterplan. De commissie vraagt terzake verduidelijking (CaUI). Reactie
Dekaart Planvisie van hetMasterplan (blz. 19)bevat dezelfde elementen dieindeontwikkelingsvisie (kaarten blz. 14aen 34a)ter landschappelijke inpassing aan de westzijde zijn aangegeven. Het betreft de legenda elementen "Bos en recreatie buiten plangrens", "Bestaand bos" en "Groenstructuur" op de planvisiekaart van het Masterplan. Evenals de ecologische verbinding aan de noordoostzijde bij het Coovels Bosch, worden deze elementen in het bestemmingsplan Buitengebied 1997 op passende wijze bestemd. In overleg met de gemeente Mierlo zullen de elementen Bos enrecreatie diebuiten deplangrens van hetMasterplan en buiten degemeentegrens van Helmond zijn gelegen in de ontwikkelings- en beheersvisie voorde zonetussenBrandevoort en 't Broek worden opgenomen.
39 - Het gebied Diepenbroek ten zuiden van de spoorlijn vormt een onderdeel van de Groene Hoofdstructuur (natuurkerngebied voor planten en plantengemeenschappen). Dit gebied vormt in het plan onderdeel van de "verstedelijkte veste" van Brandevoort en is in die zin onmisbaar. In het Masterplan wordt gesteld dat het plan in ruime mate voorziet in compensatie door natuuraanleg rond hetcentrum endoornieuwe ecologische verbindingszones tussenonderdelen van de provinciale GHS. De commissie wijst er op dat compensatie verzekerd moet zijn en in kwalitatief opzicht onderbouwd moet worden (CaUI). Het deel van Diepenbroek ten noorden van de spoorlijn (gelegen buiten de 1e fase) kent hoge natuurwaarde (vochtig elzenbroekbos, belangrijke schakel in deecologische structuurmethetCoovelsBosch). In de ontwikkelingsvisie werd naarwaarneming van de commissie uitgegaan van behoud en inpassing van voornoemde kwaliteiten; het bestemmingsplan geeft hierover geen uitsluitsel, het Masterplan biedtonvoldoende duidelijkheid. De commissie is van mening dat het natuurkerngebied Diepenbroek ten noorden van de spoorlijn behouden moet en kan worden en dit uitgangspunt ook in het Masterplan te verwoorden (CaU).
Reactie Compensatie van hetca. 3 hagrote, ten zuiden van de spoorlijn gelegen deel van Diepenbroek datoverigens in agrarische gebruik is - vindtruimschoots plaats doorde aanleg vande ecologische verbindingszone met een omvang van ca. 18 ha. In kwalitatief opzicht bieden de principes van de"Watermachine" endedifferentiatie vande inrichting alsbos, weide, natte ruigten en speelvelden, mede afhankelijk van de hoogteligging, bodemopbouw en verschillen in drooglegging de basis voor de natuurbouw, zoals in het Masterplan in paragraaf 5.1.2 is beschreven en op blz. 42 geïllustreerd. De deelplanuitwerking zal een kwalitatieve nadere verantwoording bieden. Het deel van Diepenbroek ten noorden van de spoorlijn zal evenals in de ontwikkelingsvisie ook in het Masterplan op de kaart planvisie (blz. 19) als te handhaven "Bestaand bos" worden aangegeven. Detekstvan hetMasterplan en de illustraties op blz. 29 en 34zullen dienovereenkomstig worden aangepast. Door de koppeling aan de ecologische verbindingszone wordtde betekenis, vandit noordelijk deelvan hetnatuurkerngebied Diepenbroek versterkt. In het bestemmingsplan Buitengebied 1997 wordt een adequate bestemmingsregeling opgenomen.
40 - De commissie stemt in met de verplaatsing van de Schootenseloop. - Het planconcept Brandevoort is gebaseerd op het ontwikkelen van een nieuwe nederzetting. De commissie verwacht ter ondersteuning van het planconcept voor de overgangszone tussen de bestaande stad en de bouwlocatie een uitwerking diegevrijwaard blijftvan intensieve bebouwing (CaUI).
Reactie De uitwerking van de groenzone tussen Brandevoort en 't Houtis onderdeel van bestemmingsplan Geldropseweg e.o. en zal aan dit principe beantwoorden. - Geadviseerd wordt in de bestemming "groendoeleinden, natuurontwikkeling" onderscheid aan te brengen in bestaande en nieuwe waarden, alsmede inzicht in uitvoering en adequate planologische bescherming (CaUI).
Reactie Deze bestemming omvat slechts op zeer kleine schaal bestaande waarden, dominant is het tot ontwikkeling brengen vanpotentiêle en nieuwe natuurwaarden in relatie tot passende recreatieve gebruiksfuncties. Het aanbrengen van een onderscheid in bestaande en nieuwewaarden wordt zodoende weinig doeltreffend geacht. Ten aanzien van de adequate planologische bescherming zij vermeld dat die nog wordt versterkt op de volgende punten: - Voor de langzaam-verkeersverbindingen binnen de bestemming wordt een maximum breedte van 5 meter opgenomen. - Tenaanzien vandewijzigingsbevoegdheid art. 17lid2 wordteennaderebeperking opgenomen in diezin dat de breedte vande bestemming IGroendoeleinden/Natuurontwikkeling" ter plaatse van de ecologische verbindingszone minimaal 60 m dient te bedragen. De deelplansgewijze uitwerking van deze groene hoofdinfrastructuur zal inzicht bieden in de uitvoering.
41 - Verdervraagtde commissie waarborgen, dat de wegaanleg voorwoonwijklbedrijventerrein aan de noordkant van Brandevoort geen negatieve invloed heeft op het(buiten het plangebied gelegen) Coovels Bosch (CaUI). Reactie
Als waarborgen gelden: 1° hetwaterhuishoudkundig vrijwaren van(grond-enoppervlakte) wateronttrekking doortoepassing van een zorgvuldig te ontwerpen en uit te voeren progressief waterhuisshoudingsstelsel in Brandevoort, terwijl de schoonwatertoevoer uit het plangebied (watermachine) juist positief geconditioneerd wordt; 2° hetin hetbestemmingsplan Buitengebied 1997 bestemmen vandegronden tussen deBrandevoortse DreefenhetCoovelse Bosch tot natuurwetenschappelijk en landschappelijk waardevol agrarisch gebied en agrarisch gebied (gebruikszonering en visuele openheid); 3° het niet vergroten van de toegankelijkheid. In akoestisch opzicht ligt de geluidbelasting vanwege de Brandevoortse Dreef ruim onder de 50 dB(A) voorkeursgrenswaarde en valt in het niet ten opzichte van de geluidbelasting door de A270.
Locatiebeleid Bij de ontwikkelingsvisie vroeg de commissie expliciet aandacht voor het locatieprofiel van het bedrijventerreinin relatie tot de voorstadshalte Brandevoort. Het Masterplan gaat niet op het locatieprofiel in, in de voorschriften wordt het bedrijventerrein aangemerkt als C-Iocatie. Op 14 november jJ. adviseerde de commissie over het locatieprofiel van Bedrijvenpark Schooten. Het Bedrijventerrein Brandevoort toont overeenkomst met Bedrijvenpark Schooten; beide worden . aangemerkt als "businesspark", zijn gelegen aande verbindingsweg Eindhoven-Helmond en liggen op relatief korte afstand van een (toekomstige) voorstadshalte.
42 Decommissie gafin hetkader vanBedrijvenpark Schaaten hetadvies opstructuurniveau eenbeslissing te nemen over het segmenten vervolgens te kiezen uit drie sporen (C-Iocatie, potentiêle B-Iocatie of C-Iocatie met toekomstig B-profiel). De commissie stelt voor deze lijn ook te volgen voor Bedrijventerrein Brandevoort en eveneens met gebruikmaking van de Handleiding Mobiliteit en in nader overleg met de provincie tot een heldere keuze te komen.
Reactie Het bedrijventerrein Brandevoort wordtbeschouwd als een C-Iocatie met eentoekomstig B-profiel, bepaald doorde komst vandevoorstadshalte. Ditwordtinde beschrijving in hoofdlijnen opgenomen.
Voorzieningen/detailhandel - De commissie wenst in navolging van haar advies over de ontwikkelingsvisie nogmaals haar zorg uit te spreken over de uitdaging van de ontwikkeling van de tweede fase van Brandevoort na 2005en onvoorziene omstandigheden die kunnen leidentot afslanken of zelfs niet realiseren van deze 2e fase. Met name de (onaffe) voorzieningenstructuur zou dan aan de rand van de bouwlocatie gesitueerd zijn (CaUI).
Reactie Uitgangspunt voor het gemeentelijk beleid is dat de 2e fase gerealiseerd zal worden. Voor wat betreft het woningbouwprogramma zijn in het VINEX-uitvoeringsconvenant afspraken gemaakttussen de SRE en het ministerie van VROM voor de periode 1995-2005. Hieraan kan worden toegevoegd dat op de plankaart van het Ontwerp-Regionaal Structuurplan als tweede fase van Brandevoort (Brandevoort 11) een ruimte voor 3000 woningen is aangegeven. De SRE gaat er van uit dat hiervan binnen de periode 2005-2015 in ieder geval 2000 woningen gebouwd zullen worden. De opzet van het Masterplan -conform het Ontwerp-Regionaal Structuurplan- is gebaseerd op een continuering van de woningbouwontwikkeling in de periode 2005-2015 tot een totaalcapaciteit van 6.000 à 6.500 woningen.
43 Indien onverhoopt deze ontwikkeling niet plaats zou vinden, dan kan het plan met een beperkte capaciteit van bijvoorbeeld 4.000 woningen worden voltooid. Overigens zou dat aanzienlijke financiêle consequenties inhouden. Zie tevens het Masterplan hoofdstuk 4 en de figuur ca. 2010 op blz. 37. De voorzieningen worden gefaseerd gerealiseerd; fase 1 bevat de voorzieningen die passen bij een omvang van ca. 3.000 woningen. Op zich is dit een volwaardig niveau (2 basisscholen: één in Schutsboom, één in de Veste, een school voor voortgezet onderwijs en een sportcomplex aan de zuidoostrand van de Brand, ca. 3.000 m2 b.v.o. winkels in de Veste enz.) met een verantwoorde spreiding. - In de voorschriften (artikel 1 sub dd) is het hele scala van detailhandelsvormen opgenomen die (onder voorwaarden) toelaatbaar zijn op perifere locaties. Aan de vrijstellingsbevoegdheid zijn echter geen voorwaarden verbonden zoals "voldoende distributie-planologische ruimte", "passend in de distributie-planologische structuur" en "goedkeuring door Gedeputeerde Staten". Geadviseerd wordt deze voorwaarden aan het plan toe te voegen (CaUI).
Reactie De genoemde voorwaarden worden aan de vrijstelling toegevoegd. - In artikel 7.6. (bedrijfsdoeleinden, vrijstellingsbevoegdheid perifere detailhandel) wordt verwezen naar de begripsomschrijving in aritikel 1 sub aa. Dit dient echter artikel 1 sub dd te zijn (CaUI).
Reactie De correctie wordt verwerkt. - De commissie vraagt zich verder af of het toestaan van (een deel van) bedoelde detailhandel zich verdraagt met het beoogde parkachtige, hoogwaardige en representatieve karakter van, het bedrijventerrein (CaUIl).
44 Reactie Detailhandel in grove bouwmaterialen en tuincentra worden niet meer toegestaan. De beoogde beeldkwaliteit zal een belangrijk afwegingsaspect zijn bij het al of niet toepassen van de vrijstellingsbevoegdheid.
Infrastructuur - In het plan wordt onder bijlage 0 (Verkeer) aangegeven QP welke wijze Brandevoort wordt ontsloten op de provinciale wegen 208 (A270 Eindhoven-Helmond) en 332 (Geldrop-Mierlo-Helmond). Over de vorm en lay-out van de aansluitingen c.q. kruisingen ware overleg te plegen met de provinciale dienst W.MV., afdeling infrastructuur (CaUI).
Reactie Dit overleg vindt plaats.
Geluidhinder - Wegverkeerslawaai: de commissie heeft kennis genomen van een aanvullend akoestisch onderzoek. Uit dit onderzoek blijkt, dat op een aantal plekken een ontheffing gevraagd zal worden. De commissie adviseert over deze materie met spoed te overleggen met de diensten REW en WMV van de provincie (CaUI).
Reactie Dit overleg heeft inmiddels plaatsgevonden. Naar aanleiding hiervan vindt een nieuw aanvullend akoestisch onderzoek plaats. Spoorweglawaai:
in december 1996 is een nieuw concept-reken- en meetvoorschrift
Spoorweg lawaai uitgebracht. Het is niet duidelijk in hoeverre het plan Brandevoort hierop inspeelt (Cat. 11).
45 Reactie
Het akoestisch onderzoek is geactualiseerd; het nieuwe concept-reken- en meetvoorschrift spoorweglawaai heeft nog geen status en is niet gehanteerd.
Geurhinder - Voor de duidelijkheid wijst de commissie erop dat naast woningen, scholen e.d. ook bedrijven en bedrijfswoningen (bedrijventerrein) strijdig (kunnen) zijn met(cumulatieve) geurhindercontouren. Geadviseerd wordt het Masterplan en de voorschriften ter zake aan te passen (Cat. 11). Reactie
Dit advies wordt opgevolgd. Overigens was de grens van fase 1 reeds zodanig gekozen dat ook het bedrijventerrein buiten de geurhindercontour is gelegen van de tot 2005 te handhaven intensieve veehouderij bedrijven.
Juridische aspecten Volgens de toelichting is de bestemmingsregeling voor verkeersdoeleinden zodanig gekozen dat "soepel" tot herinrichting van wegen kan worden overgegaan. Wat opvalt is dat dedwarsprofielen erg gedetailleerd zijn en in de weg (kunnen) staan bij een "soepele" herinrichting. Dwarsprofielen hebben immers bindende werking als ze op de plankaart staan (CaUIl). Reactie
De functionele inrichting zal op de plankaart als indicatief worden aangegeven. - In artikel 4 onderWegverkeerslawaai is een vrijstellingsbepaling aangekondigd. Dezevrijstellingsbepaling is indevoorschriften evenwel nietopgenomen. Udientdit te corrigeren, (Cat. 11).
46 Reactie In de voorschriften zal met betrekking tot wegverkeerslawaai de vrijstellingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 4 nader worden uitgewerkt. De artikelen 5 en 6 zullen op dit punt worden aangepast. -
Volgens vaste kroonjurisprudentie dient een vrijstellingsbevoegdheid te worden opgenomen als bedoeld in artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening voor categorie 4-bedrljven die naar aard en invloed gelijk zijn te stellen aan categorie 1-, 2- en 3-bedrijven (Cat.11).
Reactie Aan artikel 7 lid 6 (BedrijfSdoeleinden) zal een vrijstelling worden toegevoegd waarbij categorie 4 bedrijven, welke naar aard en invloed gelijk te stellen zijn aan bedrijven in de categorie 1 Um 3, kunnen worden toegestaan.
-
Ingevolge artikel 7 lid 8 is voor het verlenen van vrijstelling als bedoeld in artikel 7 lid 6 sub d advies vereist van de Inspecteur Milieuhygiêne. Dit adviesvereiste, inclusief de vereiste verklaringen van geen bezwaar van Gedeputeerde Staten, (kan) komen te vervallen nu de inspecteur dienaangaande geen advies meer uitbrengt. Dit geldt eveneens voor het adviesvereiste in artikel 7 lid 7 (CaUI).
Reactie Artikel 7 lid 7 en 8 worden conform aangepast. -
De commissie adviseert in de artikelen 9 en 14 voor de duidelijkheid te verwijzen naar het aanlegvergunningenstelsel zoals opgenomen in artikel 1b (Cat.lIl).
47 Reactie
De verwijzing naar artikel 16 lid 1 sub b in de artikelen 9 en 14 is door de koppeling tussen beide artikelen reeds in lid 1 van de desbetreffende artikelen geregeld. Een extra verwijzing verstoort de gekozen structuur van de voorschriften en kan daardoor tot verwarring leiden. -
In artikel 5 lid 3 sub 3 is een afstand van tenminste 5 meter opgenomen. De commissie wijst erop dat uitgangspunt dient te zijn dat aan de voorkeursqrenswaarde zoals genoemd in de Wet geluidhinder wordt voldaan (CaUI). Reactie
Toegevoegd zal worden dat aan de voorkeursgrenswaarde behoudens ontheffing dient te worden voldaan. -
Voorts dient aan de vrijstellingsbepaling in artikel 5 lid 4 sub g te worden toegevoegd dat hieraan alleen gevolg kan worden gegeven mits wordt voldaan aan de Wet geluidhinder (CaUI). Reactie
Indien gebruik wordt gemaakt van het verlenen van vrijstelling voor het bouwen op kortere afstanden van de weg zal voldaan moeten blijven worden aan de bepalingen van de Wet Geluidhinder. Artikel 5 lid 4 sub g zal op dit punt worden aangevuld. -
Over de nadere eisen-regeling in arikel 5 lid 5 en artikel 6 lid 6 merkt de commissie het volgende op: Het is toegestaan nadere eisen te stellen over stedenbouwkundige aspecten. Een bestemmingsplan is evenwel niet het aangewezen instrument om welstandsaspecten te regelen. zoals materiaalgebruik. De commissie adviseert deze aspecten te regelen in de gemeentelijke bouwverordening aangezien deze verordening de juridische regeling voor welstandstoezicht. bevat. Specifiek voor Brandevoort kan in de bouwverordening aansluiting worden gezocht bij de architectuurregie zoals die is omschreven in het Masterplan.
48 Het verdient aanbeveling zowel in de beschrijving in hoofdlijnen van het bestemmingsplan als in de bouwverordening te verwijzen naar de architectonische bepalingen die in het Masterplan staan, zodat duidelijk is dat het Masterplan het uitgangspunt vormt bij welstandstoezicht. Overigens vraagtde commissie zich afwelke meerwaarde de bepaling in artikel 5 lid 5 en artikel 6 lid 6 onder b heeft ten opzichte van de bepaling onder a. Het begrip "harmonieuze ruimtelijk opbouw" verdient in dit opzicht verduidelijking (CaUI).
Reactie Bij de nadere eisenregeling ten aanzien van materiaalgebruik, dakbeeindiging en detaillering zoals aangegeven in de artikelen 5 lid 5 en artikel 6 lid 6 zal naar hoofdstuk 9 artikel 1 lid 2 van de bouwverordening worden verwezen waarbij de architectonische bepalingen van het Masterplan uitgangspunt zullen zijn. Ook artikel 4 toetsing wordt op dit punt aangepast. Hetbegrip harmonieuze opbouw van het planslaatop het totaalbeeldvan het uiteindelijke plan. De nadere eisen als bedoeld in lid a zijn vooral tijdens de realisatie van het plan per onderdeel van belang.
Conclusie - Decommissie adviseert dit aansprekende planverderin procedure te brengen rekening houdend met de in deze adviesnota geplaatste opmerkingen.
49 2. NV Samenwerkende elektriciteits-produktiebedrijven Sep. Inartikel 13,lid2vandeVoorschriften vanhetbestemmingsplan "Brandevoort" staatalsmaximale bouwhoogte opgegeven 50,00 m.Wij verzoeken u dezehoogte te wijzigen in 60,00m, daarenige van de in het gebied aanwezige hoogspanningsmasten reeds die hoogte hebben. Reactie Aan het verzoek wordt voldaan.
50 3. PNEM Besprekingsverslag d.d. 16 januari 1997. Bestemmingsplan - Op pag. 14 van de "Toelichting" wordt o.a. gesproken over het aanlegvergunningenstelsel. Dit is van belang voor de gronden bestemd tot "bovengrondse hoogspanningsleiding". De voorschriften t.a.v. deze bestemming en t.a.v. de aanlegvergunningen zijn opgenomen in respectievelijk de artikelen 13 en 16 van de "Voorschriften behorende bij het Bestemmingsplan Brandevoort". - De belangen van de PNEM zijn hierin voldoende vastgelegd. - Artikel 16 lid 5 kan vervallen. - Artikel 16 lid 7 bepaalt dat bij een beslissing omtrent eenaanlegvergunning voorgronden bestemd tot "bovengrondse hoogspanningsleiding" altijd advies ingewonnen wordtvan de leidingbeheerder/ directeur van hetenergiebedrijf. PNEM benadrukt dat bij deze advisering de "Algemene Voorwaardenbetreffende de uitvoering en instandhouding vanwerkenin de nabijheid van eigendommen van het energiebedrijf' (VWNE) zullen worden gehanteerd. - Artikel 13, lid 2: Maximale hoogte van de hoogspanningsmasten zal gewijzigd worden van 50 meter in 60 meter. - Artikel 1 van de Voorschriften geeft onder meer een omschrijving van "Bebouwing". Hoogspanningsmasten vallen hieronder. - Bij de omschrijving van o.a. de bestemming "Woongebied" wordt gesproken over openbare nutsdoeleinden. Hoogspanningslijnen vallen hier niet onder. - Uit de profielen op de plankaart is de breedte van de zakelijk rechtstrook van de 150 kV-lijn af te lezen. De breedte zal ook vermeld worden in de Toelichting van het Bestemmingsplan.
51 Plankaart - De locatie van de bestaande masten van de 380 kV-lijn zal niet wijzigen. De plaats van deze masten wordt daarom als aanduiding op de plankaart ingetekend. - Op de plankaart is het in de notitie "Tracé-studie 150 kV-hoogspanningslijn" gekozen alternatief op een correcte wijze verwerkt. - PNEM benadrukt dat de masten aan de oostzijde van het plangebied niet in hetzelfde ritme zullen staan. - Op de plankaart is een profiel opgenomen van het traject van beide hoogspanningslijnen. Naast de 150kV-lijn (noordzijde) zijn hoge bomen weergegeven. Ditzullen slechts kleine bomen kunnen zijn. Sportvelden - Op de vraag van de gemeente of sportvelden geprojecteerd kunnen worden onder de hoogspanningslijnen geeft PNEM een positieve reactie. Wel wordt gewezen op het feit dat bijbehorende kleedruimtes en verlichtingsmasten etc. vallen onder werking van de reeds eerder genoemde VWNE. De 150 kV-lijn buiten het plangebied - Voor een omlegging van de 150 kV-lijn is niet enkel een regeling nodig in het nu voorliggende Bestemmingsplan Brandevoort. Er dienen eveneens regelingen getroffen te worden in het Bestemmingsplan Buitengebied en in de plannen van de gemeente Mierlo. Het moet duidelijk zijn dat PNEM enkel aan omlegging van hettracé kan meewerken indien beide zaken zijn geregeld. Initiatief hiervoor ligtbijdegemeente Helmond. Uitgangspunt voordebesprekingen metdegemeente Mierlo vormt de reeds eerder genoemde notitie over de tracé-studie.
-.....~/
52 Overig - Vanzelfsprekend dient PNEM voor omlegging toestemming te krijgen van Provincie, Ministerie EZ en CEW. Reactie De relevante punten worden in het plan verwerkt.
53 4. Waterschap de Aa In de waterparagraafvan de ontwikkelingsvisie vermeldt u dat, om een toename van de verdroging tengevolgde vandestedelijke uitbreiding te voorkomen, er naarwordt"gestreefd omhet regenwater van schone verharde oppervlakken (daken, paden, verkeersluwwe straten e.d.) zo min mogelijk naar de riolering af te voeren, maar te infiltreren in de bodem". Ookhetwaterschap streeftnaarhetzoveelmogelijk vasthouden vanhetgebiedseigen {hemel)water ter bestrijding van de verdroging. Een bijkomend voordeel hierbij is dat de afvoer van schoon regenwater naarde rioolwaterzuiveringsinrichting wordt beperkt. Bij het directafkoppelen van schone verharde oppervlakken kunnen echtermogelijk enkele problemen ontstaan. Hierbij doelenwij met name op vervuiling van het schone hemelwater door de afvoer van strooizouten in de winterse perioden, afvoervan bijvoorbeeld autowassingen op straaten foutieveaansluitingen (bijvoorbeeld aansluitingen vanuit latere aan- en bijgebouwen op de "schoonwaterregenpijp"). Het strooizoutenprobleem kan worden voorkomen door in de rustige woonstraten niet of slechts met zand te strooien. Het autowassen en foutieve aansluitingen kunnen wellicht worden ondervangen door de schone verharde oppervlakken niet via een buizensysteem en/of straatkolken, maar geheel bovengronds (ookvia tuinpaden en straat)af te voeren naarde infiltratieplaats. Daarbij heefthet op veel plaatsen en in de buurtvan de eigen woning infiltreren veruit de voorkeur boven het centraal infiltreren op een (ver) afgelegen plaats. Immers degevolgen vanongewenste lozingsgedrag blijven/komen zodoende letterlijk en figuurlijk aan het oppervlak. Van cruciaal belang is het ook om blijvend voorlichting over het toegepaste afvoersysteem te geven, ook aan tweedeen volgende generaties bewoners. Ten aanzien van de voorlopige planopzet hebben wij geen verdere opmerkingen. Wij hopen zoals gebruikelijk weer in een vroegtijdig stadium bij de uitwerking van het waterhuishoudings- en rioleringsplan te worden betrokken.
Reactie Vanzelfsprekend zullen wij waarmogelijk tenaanzien vandezebeheersaspecten nuen in de toekomst rekening houden met de voorgestelde aanbevelingen.
54 5. Gemeente Mierlo Ruimtegebruik De aantrekkelijkheid van de steden in oost-Brabant wordt voor een belangrijk deel bepaald door de ligging in de directenabijheid van het omringende landelijke gebied. Het naarelkaar toe groeien van Eindhoven en Helmond doetafbreukaandezekwaliteit. Debestaande bufferwordtgrotendeels tenietgedaan. Dekunstmatige heuvels vanhet RAZOB-terrein vormen in feite eenstedelijke functie die ver het landelijk gebied in is opgerukt. De afstand tussen de RAZOB en de huidige westrand van de Helmondse bebouwing bedraagt circa 4 km: bij verwezenlijking van het plan Brandevoort zou deze tot ongeveer 1500meter afnemen. Blijkens de plantoelichting worden ten behoeve van de afbakening van Brandevoort de planranden aan de westzijde met groen ingericht/bebost. Op de kaartbeelden, die overigens nog zeer globaal zijn, zijn op meerdere plaatsen de woonclusters tot tegen de gemeentegrens gelegd. Van belang is om een geleidelijke overgang te creëren tussen het intensief bebouwde gebied en het buitengebied van Mierlo. Genoemde afstand is volstrekt onvoldoende; bufferzones (bijvoorbeeld inde Randstad) zijn doorgaans groter(sindsde Commissie Westen des Lands en de Tweede Nota Ruimtelijke Ordening wordt in het algemeen een maat van 4 km gehanteerd). In het Brabantse coulisselandschap is het landschap minder open dan in de Randstad, hetgeen een iets geringere breedte rechtvaardigt. Dat wordt echter anders als een voortgaande verstedelijking het beschermd dorpsgezicht "Broek" zou bereiken. Hierdoor zou de belangrijkste ruimtelijk-landschappelijke coulisse verdwijnen. Het toekomstig woongebied is hier gesitueerd opeenafstand vancirca500meter; eenmaatbeslistte smal om nogals bufferte kunnen dienen. Om de eigenidentiteit van hetgehucht veiligte stellen dient ook hier een grotereruimtelijke scheiding te worden nagestreefd. Samengevat zijnwij vanmening dat-orn als buffer tussen Eindhoven en Helmond te kunnen blijven functioneren- een landelijk gebied van tenminste2000 meter nodig is. Een landelijk gebied dat bestaat uit een afwisseling van open ruimten van voldoende afmeting, gescheiden doorruimtelijke coulissen (bos, wegbeplanting, dorpsbebouwing). Deontwikkelingsvisie past hierin niet, al zouden beplantingsschermen aan de nieuwe stadsrand de nadelige effecten op het landschap kunnen beperken. Het plan voorziet daarin weliswaar (deels), doch de groenvoorziening is op MierIo's grondgebied geprojecteerd.
55 Bij de destijds overeengekomen "overdracht" van Brandevoort zouden daaromtrent afspraken zijn gemaakt, alsdus wethouder Jonkers tijdens de presentatie op 14 oktober 1996. Hij geeft een naar onze mening onjuiste interpretatie aan de tussen Helmond en Mierlo op 20 september 1994gesloten intentie-overeenkomst, waarbij is bepaald, dat bij de "nieuwe" begrenzing het Streekplan c.q. de uitwerking daarvan als uitgangspunt wordt genomen, inclusief ruimte voor de aanleg van groen om de duurzame afbakening tussen bebouwd en onbebouwd gebied tot stand te brengen. Infra-structuur/ontsluiting De ruimtelijke opbouw van het plan kenmerkt zich door de aanwezigheid van een "zwaar" infrastructureel element, teweten de hoofdontsluiting (vroeger westtangent) Brandevoortse Dreefgenaamd. Het gekozen tracé is zoveel mogelijk gesitueerd in de buurt van de hogedruk-gasleiding, sluit aan de noordzijde aan op de A270 en aan de zuidkant is voorzien in aansluiting op de Geldropseweg. Blijkbaar is de aanleiding om de hoofdontsluiting meer in westelijke richting te verschuiven (in het Algemeen Structuurplan Helmond takte de westtangent aan op de Heeklaan) gelegen in het feit dat zoveel mogelijk het tracé van de gasleiding wordt gevolgd. Bovendien zou de weg daardoor meer centraal in het toekomstige woongebied komen te liggen. Gelet op de functie die aan deze weg wordt toegekend en gezien ook het (toekomstige) proefiel ervan (reservering van 2x2 rijbanen), vragen wij ons af of de nu al zwaar belaste Geldropseweg als volwaardige ontsluiting van dezenieuwe woonwijk kanfungeren, ondanksdat naarverwachting uwerzijds het autoverkeer zich met name in noordelijke richting zal afwikkelen (A270). Wij zullen ons er in ieder geval tot het uiterste tegen verzetten dat deze weg op lange termijn doortrokken zou worden in oostelijke richting en zou gaan fungeren als zuidelijke ringweg (o.a. met het oog op de kwetsbaarheid van de Goorloopzone). Wethouder Jonkers heeft tijdens gemelde bijeenkomst aangegeven dat deze vrees ongegrond is. De plannen -alsdie al ooit in beeld zijn geweest- zouden volgens hemgeen realiteitswaarde hebben.
56 Het toekomstperspectief zou volgens hem niet voorzien in een doortrekking naar de onlangs aangelegde kruising met de Kanaaldijk (Rochadeweg). Wat daar ook van zij, tijdens deze zelfde presentatie ter toelichting van de wegenstructuur werd een kaart getoondwaarop toch weer deze koppeling werd gesuggereerd! Bovendien heeft uw college in het kader van de terinzageligging van het voorontwerp-Retionaal Structuurplan zelfaangedrongen op een ontsluiting van het toen nog geplande stadsdeel Lungendonk via een combinatie van de "bijgestelde" westtangent met de Rochadeweg, zodat als het ware voor Helmond een complete zuidelijke randweg ontstaat. Wij kunnen deze uitspraken niet met elkaar ruimen. In hetontwerp-Regionaal Structuurplan is de toekomstige bouwlocatie Lungendonk vervolgens geschrapt, terwijl nu wel -anders dan in het voorontwerp- op het kaartmateriaal (behorende bij het Regionaal Structuurplan) indicatief deze verbinding is aangegeven; ookdit is tegenstrijdig alstenminste de door u in het kadervan de inspraak gewenste randweg alleen noodzakelijk zou zijn in het geval Lungendonk zou worden gerealiseerd. Verzocht wordt met vorenstaande bij de verdere uitwerking van de plannen ernstige rekening te houden.
Reactie De aandacht wordt gevraagd voor een tweetal punten: a. teneerstewordtgesteld dathetplanBrandevoort voorzovergelegen op Helmonds grondgebied (uitgaande van de "nieuwe" begrenzing) onvoldoende voorziet in ruimte voor de aanleg van groen om een duurzame afbakening tussen bebouwd en onbebouwd gebied tot stand te brengen. Verwezen wordt daarbij naar een afspraak welke is gemaakt in het kader van de intentieovereenkomst van 20 september 1994; b. ten tweede wordtduidelijkheid gevraagd met betrekking tot de vraagof de keuzevoor het tracé van de Brandevoortse Dreefis gebaseerd op beleidsvoornemens die voorzien in een mogelijke doortrekking in oostelijke richting (aansluiting op Rochadeweg).
57 Metbetrekking tot heteerste punt wordt opgemerkt datde definitieve afspraken overde grenscorrectie, welke zijn vastgelegd in het raadsbesluit zoals dat op 29 november 1994 door de beide raden is genomen, uitgangspunt zijn geweest voor de planvorming van Brandevoort. De afspraak waarnaar verwezen wordt is gemaakt in het kader van de intentieovereenkomst. Nadien is in vervolggesprekken het toentertijd afgesproken tracé concreet ingevuld. Op verzoek van de gemeente Mierlo is de grens, juist met het oog op de ruimtelijke en landschappelijke kenmerken van het beschermd dorpsgezicht HetBroek, opgeschoven richting Helmond, Zulks met de afspraak dat de buiten de grenscorrectie vallende onderdelen van de in de planranden van Brandevoort op te nemen groenstructuur en landschappelijke inrichting - verwezen werd naar de studie Middengebied -zowel bestemmingsplanmatig als ook financieel, voor verantwoording zijn van de gemeente Mierlo. Hierbij is overeengekomen dat de invulling van dezeplanranden in overleg tussen beidegemeentes zal geschieden. Hetvoorgaande is duidelijk verwoord onder punt 5 van de onderhavige raadsbijlage en vastgelegd in het raadsbesluit onder punt 6. Ten aanzien van het tweede punt over de infrastructuur/ontsluiting merken wij op dat het tracé van dehoofdontsluiting (DeBrandevoortse Dreef) voort komt uitdestrategische keuze omdegasleiding zoveelmogelijk te volgen. Vanuitde invalshoeken ruimtegebruik en grondexploitatie is dit de meest voor de hand liggende oplossing. Bovendien zal de meer centrale ligging van de Brandevoorte Dreef in het plangebied de ontsluitingsfunctie voor met namede woonlocatie Brandevoort nadrukkelijk ten goede komen. De suggestie dat de tracékeuze is ingegeven door een beleidsvoornemen waarin een doortrekking naarde Rochadeweg wordtnagestreefd is onjuistenmoetdanookworden ontkend. Bij degemeente Helmond bestaan op dit moment geen beleidsvoornemens terzake. Het zal overigens duidelijk zijn dat Helmond niet in de positie is om een dergelijke optie voor de toekomst uit te sluiten. Een verdergaande ontwikkeling van Helmond op de langere termijn wordt immers mede bepaald door de wijze waarop het verstedelijkingsbeleid in onze regio wordt vormgegeven.
58 Met betrekking tot het overleg over"de invulling van de planranden, overeenkomstig hetgeen is afgesproken onder punt 6 van het raadsbesluit, wordt het volgende opgemerkt. Er is voor gekozen om het externe ontwerpteam, dat belast is met de planvorming voor Brandevoort, eerst een visie te laten geven over de planranden gelegen rond het plangebied Brandevoort. Ook voor het deel dat ligt op het grondgebied van Mierlo. Via de ontwikkelingsvisie Brandevoort heeft de gemeente Mierlo inmiddels kennis kunnen nemen van de inzichten van het ontwerpteam terzake. In een binnenkort te voeren overleg zal de visie van het ontwerpteam met betrekking tot de planranden worden getoetst aan die van de gemeente Mierlo. Dit met als doel te komen tot een invulling op hoofdlijnen waar zowel de gemeente Mierlo als de gemeente Helmond zich in kan vinden.
59 V BIJLAGE
Geurhindercontouren Het plangegied van dit bestemmingsplan kent nu voornamelijk een agrarisch gebruik, waarbij het overgrote deel van de agrarische bedrijven intensleve veehouderijen zijn. De bedrijven die in het plangebied gelegen zijnzullen alleverworven worden. Hierdoor komtde geurhinder vandezebedrijven te vervallen. De milieuhinder van de intensieve veehouderijen die gelegen zijn in het totale plangebied van Brandevoort is in 1995 bepaald aan de hand van de toen geldende richtlijn Veehouderij en Hinderwet. Op basis van het aantal aanwezige stuks vee (meestal varkens) en de aard van de omgeving is voor elk individueel bedrijf de omvang van de hindercirkel berekend. Hierbij is uitgegaan van het feit dat geurhinder in een stedelijke omgeving hinderlijker is dan op het platteland. De resultaten van deze berekeningen zijn weergegeven op figuur nr. 1: individuele hindercontouren (uitgangssituatie 1995), waarbij ook andere hinderaspecten dan geur zijn verdisconteerd. Inmiddels is per 30 oktober 1996 de nieuwe richtlijn Veehouderij en Stankhinder 1996van kracht. Deze verschilt van de oude richtlijn doordat er nu uitgegaan wordtvan het maximaal aantal te houden dieren. Ditkan hoger zijndanhetaantal feitelijk gehouden dieren, waarvan de oude richtlijn Veehouderij en Hinderwet uitging. Behalve de geurhinder vande individuele bedrijven is ookdetotalecumulatieve geurhinder bepaald voor de situatie die ontstaat als het bestemmingsplan in 2005 zal zijn gerealiseerd. De berekening van de cumulatieve hindercirkel is geschied volgensde nieuwerichtlijn Veehouderij enStankhinder 1996. Deze cumulatieve geurhindercontour is berekend voorallebedrijven die buiten het plangebied van dit bestemmingsplan zijn gelegen. Hierbij is uitgegaan van de sanering van de in het plangebied aanwezige intensieve veehouderijen.
60 Deze leveren dus geen bijdrage meer aan de cumulatieve geurhinder. Uit de berekening van de cumulatieve geurhinder blijkt dat het westelijk deel van het gebied voor een klein gedeelte binnen deze hindercirkel valt, afhankelijk van een incidentele verwerving (zie figuur 2). Van de bedrijven die bijdragen aan de cumulatieve geurhindercontour zijn tenslotte in figuur 3 de individuele contouren per 1 april 1977 weergegeven.
......
~ ""'~"'
~
5 ;:i
0
1:: 0 o
~
C1)
0\
Ir)
,-..
C1)
0\ ......
.~
"0 .~
2-
.t::
bi)
e<:l
gp
}
B
C1)
Q)
c :El
.g
:~
""'"'
"8
+
+
+ + +
+
!
...
...
...
FIGUUR 2: Cumulatieve geurcontour (situatie 2005) inclusief invloed bedrijf Diepenbroek 7 ...
---
exclusief invloed bedrijf Diepenbroek 7 d.d. 7 april 1997
...
...
...
""'\
I
l
~
...
'tIS'!!iIî~~
.,~~~/~. . .FN
,~,
~ ~, Q'1::
.-:-: -
<.
'»
.
~~
+1
~
T
"', •
""'"
+
...
"''\,
'
....
+
+
+
FIGUUR 3: Individuele geurcontouren van bedrijven welke bijdragen aan cumulatie, c.q. over het plangebied vallen· +
Individuele geurcontour d.d. 1 april 1997
+
+
+
+
~ +
+
+
+
\. . -r-