qwertyuiopasdfghjklzxcvbnmqwerty uiopasdfghjklzxcvbnmqwertyuiopasd fghjklzxcvbnmqwertyuiopasdfghjklzx cvbnmqwertyuiopasdfghjklzxcvbnmq wertyuiopasdfghjklzxcvbnmqwertyui Pedagogisch Beleidsplan opasdfghjklzxcvbnmqwertyuiopasdfg 2015 hjklzxcvbnmqwertyuiopasdfghjklzxc vbnmqwertyuiopasdfghjklzxcvbnmq wertyuiopasdfghjklzxcvbnmqwertyui opasdfghjklzxcvbnmqwertyuiopasdfg hjklzxcvbnmqwertyuiopasdfghjklzxc vbnmqwertyuiopasdfghjklzxcvbnmq wertyuiopasdfghjklzxcvbnmqwertyui opasdfghjklzxcvbnmqwertyuiopasdfg hjklzxcvbnmrtyuiopasdfghjklzxcvbn mqwertyuiopasdfghjklzxcvbnmqwert yuiopasdfghjklzxcvbnmqwertyuiopas BSO de grote Uil
Inhoudsopgave Blz. Hoofdstuk 1
Voorwoord
3
Hoofdstuk 2
Visie
4
Hoofdstuk 3
Algemene informatie van de locatie
5-6
Hoofdstuk 4
Personeel & organisatie
7-9
Hoofdstuk 5
Algemeen pedagogisch beleidsplan
10-11
Hoofdstuk 6
Het pedagogisch werkplan
12-17
Hoofdstuk 7
Het dagprogramma
18-20
Hoofdstuk 8
Groepsregels
21-24
Hoofdstuk 9
Feesten, activiteiten en vrij spel
25-27
Hoofdstuk 10 Ouderbeleid
28
Hoofdstuk 11 Reflectie en bewustwording met en door het team
29
Hoofdstuk 12 Bijzondere situaties
30-32
Hoofdstuk 13 Hygiëne - en Veiligheid
33-37
Hoofdstuk 14 Veiligheidsmanagement
38-52
Hoofdstuk 15 Gezondheidsmanagement
53-72
Hoofdstuk 16 Meldcode huiselijk geweld
73-115
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
2
Hoofdstuk 1 Voorwoord Binnen BSO De Grote Uil hebben we een pedagogisch beleid ontwikkeld. Hierin staan de basisdoelen die voor onze BSO gelden. In dit plan geven wij uitleg hoe wij onze doelen bereiken. Het gaat om de volgende basisdoelen: 1 2 3 4
Het bieden van emotionele veiligheid Gelegenheid tot het ontwikkelen van persoonlijke competentie Gelegenheid tot het ontwikkelen van sociale competentie De kans om zich waarden en normen eigen te maken
Dit zijn de basisdoelen waar we dagelijks voor staan. In dit werkplan gaan we wat dieper in op de werkwijze van BSO De Grote Uil. Een werkwijze waarmee De Grote Uil zich onderscheidt van andere BSO’s en kinderdagverblijven. Uitgangspunten zijn de basisdoelen en elementen uit de visie van Reggio Emilia. Op BSO De Grote Uil bieden wij opvang aan, voor kinderen uit alle bevolkingsgroepen tussen de 4 en 13 jaar. In die periode maken kinderen een aantal belangrijke ontwikkelingsfases door. Op BSO De Grote Uil willen wij de kinderen hierbij zo goed mogelijk begeleiden en stimuleren. De leiding bestaat uit krachten die niet alleen geselecteerd zijn op professionaliteit, maar ook op hun vermogen om een veilige, gezellige en motiverende leefomgeving voor de kinderen te creëren. De BSO legt een grote nadruk op de eigen ontwikkeling van het kind. Bij het aanbieden van spel en speelgoed gaan wij zoveel mogelijk uit van de eigen belevingswereld van het kind. We benaderen de kinderen niet op een schoolse manier, maar bieden hen de ruimte en mogelijkheid om op onderzoek uit te gaan en te ontdekken. BSO De Grote Uil wil een verrijkende aanvulling op de thuisbasis zijn. Om deze reden spelen de ouders en verzorgers van de kinderen een belangrijke rol. Op individueel niveau kunnen ouders en/of verzorgers met de leiding van gedachten wisselen over de ontwikkeling van het kind op de momenten dat het wordt gehaald of gebracht. Dit kan ook door middel van de oudergesprekken en de kinderkwartiertjes. De voertaal op BSO De Grote Uil is Nederlands. Wij staan open voor ideeën en wensen van de ouders. Uitgangspunt is dat deze bijdragen aan het welzijn van kind en groep. Tenslotte staat bij ons het kind centraal. Onze BSO hecht veel waarde aan hygiëne en veiligheid. Wij worden als BSO gecontroleerd door de GGD en de brandweer op zaken als hygiëne en veiligheid. En wij krijgen pas een vergunning van de gemeente als de GGD de hygiëneaspecten en de brandweer de veiligheidsaspecten heeft goedgekeurd. Natuurlijk maken wij het niet alleen schoon omdat wij gecontroleerd worden. Wij vinden het belangrijk dat het hygiënisch en veilig is voor de kinderen. Door een goede hygiëne proberen we ziektes te voorkomen. Ook leren we de kinderen dat het belangrijk is om op te ruimen en schoon te maken. Daarom laten wij de kinderen meehelpen met simpel opruim- en schoonmaakwerk. Natuurlijk letten wij er dan op of het goed is uitgevoerd en we doen het zelf eventueel nog een keer over. Het is voor de kinderen vooral een leuke activiteit en we proberen ze te stimuleren door zelf mee te doen en eventueel een liedje erbij te zingen. Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
3
Hoofdstuk 2 Visie Men gaat ervan uit dat kinderen worden geboren vol potenties en mogelijkheden. Kinderen zijn rijk aan capaciteiten, krachtig en creatief. Zij hebben vanaf hun geboorte 100 talen om zich te uiten. Uiting in de vorm van bijvoorbeeld: dans, beweging, gebaren, toneel, creativiteit, in gesproken en geschreven woord. Met name de creativiteit speelt een belangrijke rol in de visie van Reggio Emilia. Doordat een kind opgroeit in een maatschappij vol normen, waarden en regels worden er door volwassenen 99 talen afgenomen. Volwassenen zijn de 100 talen voor een groot deel kwijt geraakt, daardoor zijn ze niet geneigd om de talen bij kinderen tot bloei te brengen. Kinderen moeten uitgedaagd worden om op ontdekking uit te gaan. De rol van de volwassenen is om een stimulerende, uitdagende omgeving te creëren voor de kinderen. Wat mede belangrijk is bij deze visie is een goede communicatie. Door een vragende houding aan te nemen ten opzichte van de kinderen worden hun gedachten geuit en gehoord. De volwassenen moeten intensief luisteren en kijken naar de kinderen. Zij moeten situaties, ervaringen, materialen en technieken aanbieden waardoor de uitingsvormen van kinderen worden geactiveerd. Hiervoor moeten volwassenen inspringen op de interesses van de kinderen. Om erachter te komen wat de kinderen bezig houdt is een oprechte nieuwsgierigheid van de volwassenen noodzakelijk. Omdat BSO De Grote Uil verantwoordelijk is voor een perfecte opvang van kinderen zullen wij werken volgens de eisen en beleidsregels van de Wet Kinderopvang. Jaarlijks zullen er controles worden uitgevoerd door de GGD en de brandweer. Waar wij naar streven? Wij noemen De Grote Uil liever geen aanbieder van producten maar een aanbieder van diensten. Door de extra service onderscheiden wij ons van andere BSO’s en kinderdagverblijven. Wij zullen namelijk zorgen voor:
Het ophalen en wederom thuis brengen van de kinderen naar en van school (een uitzondering is mogelijk als er op verzoek gevraagd wordt de kinderen ook thuis op te halen). Een persoonlijke benadering naar de ouders dus niet alleen via nieuwsbrieven via de post en/of e-mail. Een flexibele opvang waardoor de ouder(s)/verzorger(s) niet perse hun schema aan hoeven te passen voor de BSO. Wij, bij BSO De Grote Uil, zullen ons schema namelijk aanpassen aan de ouder(s)/verzorger(s).
Het verschil zit dus duidelijk in de kwaliteit van de opvang. Dit is gunstig voor beide partijen: voor de ouder(s)/verzorger(s) maar ook voor ons als BSO.
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
4
Hoofdstuk 3 Algemene informatie van de locatie Voorschoolse- en buitenschoolse opvang De Grote Uil biedt mogelijkheid voor voorschoolse- en buitenschoolse opvang. Openingstijden Wij zijn elke dag van maandag t/m vrij open van 06.30 uur t/m 19.00 uur. Deze tijden hanteren wij om zo het grootste deel van de dag te vullen. Wij houden 19.00 uur graag aan als sluitingstijd, zodat wij de volgende dag allemaal weer met frisse moed kunnen beginnen. In bijzondere gevallen willen wij op verzoek van de ouder(s)/verzorger(s)wel wat langer open blijven na sluitingstijd. Per school verschillen de schooltijden en ook kennen de meeste scholen onderscheid tussen de ophaaltijden bij de onder- en bovenbouw. De normale tijden zijn bekend bij De Grote Uil. Afwijkende tijden kunnen de ouders doorgeven zodat wij daar rekening mee kunnen houden. Voorschoolse opvang Ochtenddagdeel: 06.30 uur tot 09.00 uur De kinderen kunnen van 06.30 uur tot 09.00 uur verblijven op de voorschoolse opvang. De voorschoolse opvang is veertig weken per jaar geopend (exclusief de schoolvakanties). BSO Middagdagdeel:
12.00 uur tot 19.00 uur
De buitenschoolse opvang is tijdens schooldagen open op maandag, dinsdag en donderdag van 14.00 tot 19.00 uur. Op woensdag en vrijdag is BSO De Grote Uil geopend vanaf 12.00 tot 19.00 uur. Op woensdag lunchen de kinderen op de BSO. De kinderen van de onderbouw die alleen op vrijdagochtend les hebben, lunchen ook op vrijdag op de BSO. Adressen en telefoonnummers Adres: BSO De Grote Uil Hasseltstraat 191 5046 LK Tilburg Telefoonnummer:
013 - 5424448
E-mailadres: Website: KvK:
[email protected] www.degroteuil.nl 17241740 0000
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
5
Extra dagdelen en kosten Het is mogelijk om uw kind, buiten uw vaste contract uren om, gebruik te laten maken van extra opvang. U kunt deze extra opvang, het liefst zo ruim mogelijk van te voren, aanvragen bij de pedagogisch medewerkers van de BSO. Zij zullen kijken of het mogelijk is om uw kind de betreffende dag en tijd op te vangen. In principe is het altijd mogelijk om gebruik te maken van extra opvang. Wanneer uw kind het 11 e of 21e kind van de groep zal zijn dan zal er echter overlegd moeten worden met de leidinggevende. Omdat er in dit geval een extra pedagogisch medewerker in gezet moet worden. Uw kind zal ten alle tijden opgevangen worden binnen de eigen BSO (groep) aangezien we de geborgenheid, en gevoel van veiligheid van het kind willen blijven waarborgen. Het kind zal dan namelijk opvang genieten binnen een bekende en vertrouwde omgeving met bekende kinderen en medewerkers. Wanneer er u gebruik maakt van extra opvang, zal de pedagogisch medewerker u vragen om een formulier te ondertekenen waar de extra uren op vermeld staan, aan de hand van dit formulier zal voor de extra opvang een factuur worden opgesteld. De extra kosten zullen gefactureerd worden bovenop de vaste contractprijs van de structurele opvang.
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
6
Hoofdstuk 4 Personeel & organisatie Leidinggevende Op gezette tijden is de leidinggevende aanwezig. Hij zorgt voor de dagelijkse leiding. De leidinggevende is naast de groepsleidsters het aanspreekpunt voor de ouder(s)/verzorger(s). De precieze tijden waarop hij aanwezig is, kunt u navragen bij de pedagogisch medewerkers. Pedagogisch medewerkers Pedagogisch medewerkers vangen de kinderen op binnen de BSO. Zij ondersteunen en begeleiden de kinderen in hun ontwikkeling. De pedagogisch medewerkers bieden activiteiten aan maar zullen de kinderen ook zeker volgen in hun ideeën in hoe zij hun vrije tijd willen besteden. De rol van de pedagogisch medewerkers is om een stimulerende, uitdagende omgeving te creëren voor de kinderen, zoals aansluit bij onze visie. Tevens hebben pedagogisch medewerkers een signalerende functie binnen de opvang als het gaat om de ontwikkeling en het welzijn van het kind. Onze medewerkers hebben kennis van de algemene ontwikkeling van kinderen in de leeftijd van 4 tot 13 jaar, zodat opvallend gedrag hen op zal vallen. Ook hebben de medewerkers kennis van de meldcode, zij weten hoe zij om moeten gaan wanneer er een vermoeden is van kindermishandeling of verwaarlozing. Beroepskracht- kind-ratio Binnen de buitenschoolse opvang is er een wettelijk bepaalde beroepskracht-kind-ratio. Wij houden ons aan deze beroepskracht-kind-ratio, bij BSO de Grote Uil bedraagt dan ook de verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het feitelijk aanwezige aantal kinderen ten minste één beroepskracht per tien kinderen. Afwijken van de beroepskracht-kind-ratio De insteek van BSO de Grote Uil is dat er altijd gewerkt wordt volgens de beroepskracht-kindratio. Wanneer er meer dan tien kinderen gebruik zullen maken van de opvang, zal er altijd een tweede pedagogisch medewerker worden ingezet. Officieel mag er afgeweken worden van het beroepskracht-kind-ratio. In geval van nood of wanneer de pedagogisch medewerkers pauze moeten houden zullen wij hier van af wijken. Wanneer er een middag, na school, buitenschoolse opvang is dan mag er maximaal 30 minuten afgeweken worden van de beroepskracht-kind-ratio. Er mag dan minimaal de helft van het aantal medewerkers dat nodig is worden ingezet. Er zal dan gezorgd worden voor een achterwacht binnen het gebouw gedurende deze 30 minuten. Op vrije dagen of tijdens schoolvakanties, wanneer er minimaal tien uur opvang wordt geboden, mag er maximaal drie uur afgeweken worden van het beroepskracht-kind-ratio. Er mag echter niet afgeweken worden van het beroepskracht-kind-ratio tussen 9:30 tot 12:30 of 15:00 tot 16:30. Ook hiervoor geldt dat er ten alle tijden een achterwacht aanwezig zal zijn binnen het gebouw op het moment dat er afgeweken zal worden van de officiële beroepskracht-kind-ratio. Deze achterwacht is aanwezig voor het geval van calamiteiten, als eerste achterwacht hebben wij kinderdagverblijf the Nanny’s die aanwezig is in hetzelfde gebouw. Ondersteunend personeel De groepsleidsters worden, waar nodig, ondersteund door groepshulpen en/of huishoudelijke medewerksters. De medewerksters verzorgen het onderhoud binnenshuis. Het grote Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
7
onderhoud en grote schoonwerkzaamheden aan het gebouw is uitbesteed aan daarvoor gespecialiseerde organisaties. Leidsters in opleiding Bij BSO De Grote Uil kunnen ook leidsters in opleiding werken. Zij volgen een opleiding in het kader van de beroeps leidende leerweg (= BBL-opleiding). De eerste maanden van het eerste leerjaar zijn ze boventallig op de groep(en) aanwezig, daarna worden ze ingezet als directe collega leidsters. Stagiaires Bij BSO De Grote Uil zal regelmatig stage worden gelopen. De stagiaires volgen diverse opleidingen zoals bijvoorbeeld SPW, pedagogiek of diverse MBO opleidingen. Gedurende hun opleiding kunnen ze een arbeidsovereenkomst krijgen. Verklaring omtrent gedrag Alle pedagogisch medewerkers, invalkracht, groepshulpen, huishoudelijke medewerkers en stagiaires die werkzaam zijn binnen de BSO zijn verplicht voorafgaand aan het tekenen van de arbeidsovereenkomst en werkzaam te zijn binnen de BSO, in het bezit te zijn van een verklaring omrent gedrag. Deze is afgegeven volgens de wet justitiële documentatie of afgegeven volgens de wet op justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag of afgegeven volgens de wet justitiële en strafvorderlijke gegevens. Dit geldt zowel voor medewerkers die structureel of vrijwillig werken binnen de BSO. Dit om de veiligheid van de kinderen binnen de BSO te waarborgen. Uit deze verklaring blijkt namelijk dat het gedrag van de medewerker in het verleden geen bezwaar vormt voor het verrichten van een functie bij de betreffende werkgever. Zonder geldig VOG zullen medewerkers en stagiaires niet werkzaam zijn op de vloer. Continue screening Per 1 maart 2013 is er volgens de wet kinderopvang sprake van continue screening, dit om de veiligheid van de kinderen in de kinderopvang te waarborgen. Continue screening wil zeggen dat zodra medewerkers uit de kinderopvang in aanraking komen met justitie vanwege een strafbaar feit, Dienst Justis bekijkt of dit vergrijp van invloed is op het uitoefenen van de functie. Wanneer dit het geval is zullen wij als organisatie een melding krijgen van de GGD. Na deze melding is de medewerker verplicht een nieuwe VOG aan te vragen. Zonder VOG is deze medewerker niet meer bevoegd om te werken binnen de kinderopvang. Continue screening is nog in ontwikkeling. Om de veiligheid voor onze kinderen te waarborgen zullen wij bij het aannemen van nieuwe medewerkers ten alle tijden zelf een goede screening uitvoeren. Dit doen wij door onder andere de referenties van de medewerkers te raadplegen. Passende beroepskwalificatie Alle pedagogisch medewerkers beschikken over een voort de werkzaamheden passende beroepskwalificatie overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst kinderopvang. Dit wil zeggen dat alle pedagogisch medewerkers gekwalificeerd zijn de functie binnen BSO de Grote Uil als pedagogisch medewerker uit te voeren. Bij het aannemen van nieuwe medewerkers zal streng gecontroleerd worden of een geldig diploma in bezit is.
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
8
Achterwacht Wanneer er slechts één pedagogisch medewerker aanwezig is bij de BSO, dient er een andere volwassenen geregeld te zijn in verband met calamiteiten. Deze volwassenen dient in hetzelfde gebouw te zijn in geval van calamiteiten. BSO de Grote Uil zit in een gebouw samen met Kinderdagverblijf the Nanny’s. Medewerkers van kinderdagverblijf the Nanny’s dienen dan ook als eerste achterwacht voor BSO de Grote Uil. De openingstijden van het kinderdagverblijf zijn 6:30 tot 19:30. Tijdens de openingstijden van de BSO is het kinderdagverblijf dan ook geopend. Kinderdagverblijf the Nanny’s is op de hoogte dat zij de achterwacht zijn voor de BSO in geval van calamiteiten. Wanneer het kinderdagverblijf gesloten is dan zijn er twee andere opties als achterwacht. Twee daarvan zijn medewerkers van BSO de grote Uil, woonachtig in Tilburg. Deze telefoonnummers zijn bekend bij de medewerkers, tevens zijn de aanwezig in de BSO groepsmap.
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
9
Hoofdstuk 5 Algemeen pedagogisch beleidsplan Missie De missie van BSO De Grote Uil luidt: "BSO De Grote Uil stelt zich ten doel zowel ouders/verzorgers (indirect) als hun kinderen, zo ruim mogelijke maatschappelijke, sociale en individuele ontplooiingskansen te bieden. Daartoe biedt zij een pedagogische omgeving aan kinderen uit alle bevolkingsgroepen in de leeftijd van vier tot en met twaalf jaar." Pedagogische visie Wij beschouwen het opvangen, verzorgen, opvoeden en begeleiden van kinderen die door hun ouder(s)/verzorger(s) aan ons worden toevertrouwd als onze kerntaak. De verantwoordelijkheid voor deze taak vraagt om het werken vanuit een heldere pedagogische visie. Deze visie vindt u in de hieronder volgende tekst verwoord: Wij bieden de kinderen een zinvol ontdekkingsklimaat, waarbij optimaal spelplezier centraal staat en waarin zij hun persoonlijke en sociale vaardigheden kunnen verbreden en verdiepen. Kinderopvang biedt ouder(s)/verzorger(s) de mogelijkheid aan om de zorg voor kind(eren) te combineren met werk of andere activiteiten. Kinderopvang biedt echter meer. Kinderen hebben er van nature behoefte aan om contact te hebben met andere kinderen. In onze BSO kunnen kinderen ervaren wat het betekent om in een groep met andere kinderen van alles te kunnen ondernemen. Ze kunnen samen pret maken, op ontdekkingstocht gaan, avonturen meemaken, geheimen delen, samen verjaardagen vieren en nieuwe vrijheden en grenzen ontdekken. Ook kunnen ze ervaring opdoen in het omgaan met andere volwassenen dan de eigen ouder(s)/verzorger(s). Ze komen in aanraking met uitdagend spelmateriaal en ze leren samen om een eigen inbreng te hebben bij allerlei activiteiten die de groepjes kinderen ondernemen. Zo kan BSO De Grote Uil zowel kind als ouder een zinvolle aanvulling op de thuissituatie bieden. Onze BSO biedt kinderen van 4 jaar tot en met 12 jaar, zo ruim mogelijk ontplooiingsmogelijkheden. Dit doen wij in een geborgen sfeer die tegelijkertijd prikkelend is. We zien opvoeden als een activiteit die zicht richt op het meegeven van de bagage aan kinderen die zij nodig hebben om in de samenleving volwaardig te kunnen functioneren. In de opvang willen wij binnen onze eigen waarden en normen aanvullend zijn op de opvoeding thuis. Wij willen samen met de ouder(s)/verzorger(s) verantwoordelijk zijn voor de opvoeding. Pedagogisch doel Wij willen een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van kinderen tot mondige, zelfstandige en onafhankelijke mensen met een eigen persoonlijkheid. Dit realiseren we door situaties te creëren in onze BSO die ervoor zorgen dat kinderen zo zelfstandig mogelijk kunnen functioneren en hun eigen individuele mogelijkheden kunnen ontdekken, met respect voor, en in harmonie met zichzelf en hun omgeving.
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
10
Basisdoelen voor kinderen van alle leeftijdsgroepen. In de Wet Kinderopvang is opgenomen dat het pedagogisch beleid ten minste een beschrijving moet geven van de volgende pedagogische uitgangspunten: het bieden van emotionele veiligheid; gelegenheid tot het ontwikkelen van persoonlijke competentie; gelegenheid tot het ontwikkelen van sociale competentie de kans om zich waarden en normen eigen te maken. Deze doelen hebben we in onze eigen woorden omschreven in basisdoelen. De basisdoelen zijn afgeleid uit onze visie op hoe kinderen zich ontwikkelen en onze visie op opvoeden in een groep. Onderstaand gaan we in op wat kinderen nodig hebben om het naar hun zin te hebben en om zich in de BSO te kunnen ontwikkelen. Hierin staan de thema's geborgenheid en een prikkelende, uitdagende omgeving centraal. 1. Wij bieden kinderen emotionele veiligheid en geborgenheid. 2. Wij zien ieder kind als een uniek individu, wij hebben respect voor deze individualiteit. 3. Wij werken vanuit een positieve benadering van kinderen, juist omdat we vertrouwen hebben in de mogelijkheden van het kind zelf. 4. Wij stimuleren het zelfvertrouwen en zelfredzaamheid van het kind; 5. Wij stimuleren de kinderen bij de ontwikkeling van hun persoonlijke, sociale, cognitieve en motorische vaardigheden. 6. Wij ondersteunen de kinderen bij het ontwikkelen van waarden en normen. Basisdoelen voor kinderen van 4 tot en met 12 jaar: 1. Buitenschoolse opvang is de tijd om te spelen en te ontspannen. 2. Wij bieden veiligheid en geborgenheid, wij bieden ruimte voor groeiende zelfstandigheid. 3. Wij gaan ervan uit, dat ieder kind open staat voor (nieuwe) ervaringen. Daarom bieden wij tijdens het verblijf op BSO De Grote Uil een zinvol ontdekkingsklimaat.
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
11
Hoofdstuk 6 Het pedagogisch werkplan Het pedagogisch werkplan is gebaseerd op het algemeen pedagogisch beleidsplan en vertaald naar een concrete werkwijze op BSO De Grote Uil. In dit hoofdstuk staat beschreven hoe wij de pedagogische doelen in de dagelijkse praktijk vorm willen geven. Bij ieder doel geven we aan waarom we dit belangrijk vinden en hoe wij daar in onze rol als leid(st)er in de dagelijkse praktijk mee omgaan. 1. Wij bieden de kinderen emotionele veiligheid en geborgenheid. Wij vinden het belangrijk om een omgeving te creëren waarin kinderen zich veilig, vertrouwd en op hun gemak voelen. Een veilige basis vormt voor hen een voorwaarde om te kunnen groeien en ontwikkelen. Daarom zorgen we ervoor dat wij: laten zien, laten horen en voelen dat we er zijn voor het kind. We zijn voor hem een houvast en een vertrouwd persoon. Dit laten we het kind bijvoorbeeld ervaren door hem zorgvuldig te begroeten en op kind hoogte tegen het kind te praten. Bij binnenkomst zullen wij samen afscheid nemen en zo nodig het kind troosten. klaar staan voor het kind, zodat het kind het gevoel heeft altijd bij de leid(st)er terecht te kunnen. Dit doen we door te luisteren, door te vragen en te reageren op het kind als het naar je toe komt en daarbij op de zelfde hoogte van het kind te gaan zitten. op ooghoogte contact met de kinderen maken en interesse tonen voor wat een kind voelt en/of bedoelt, we nemen het kind met zijn gevoelens en uitingen serieus. Dit doen we door vragen te stellen om erachter te komen wat het kind bezighoudt. knuffels, een aai over de bol of complimentjes geven. Dit doen we door bij de kinderen op de grond te gaan zitten, als de kinderen naar je toe komen om te knuffelen dan knuffelen we het kind en zeggen dat het kind lekker aan het spelen is. de eigen handelingen voor het kind voorspelbaar en begrijpelijk worden door er steeds woorden aan te geven. een groepssfeer creëren die gekenmerkt wordt door goed gehumeurd zijn, gezelligheid, warmte en vrolijkheid. De groepsleiding geeft hier toe de aanzet, door enthousiast te vertellen dat de kinderen mogen schilderen of een andere activiteit mogen doen, als ze dat willen. contacten tussen de kinderen stimuleren en ze bij elkaar te betrekken. Bijvoorbeeld door groepsgesprekken aan tafel te bevorderen, dit gebeurt vaak tijdens het drinken en eten of door samen met de kinderen te spelen. De groepsleidster gaat bij de kinderen zitten en gaat bijvoorbeeld ook met lego spelen. de groepsruimte gezellig en huiselijk inrichten. Bijvoorbeeld door werk van de kinderen te presenteren in de groep. Door zelf op de knieën te kijken naar de ruimte, ervaren de leidsters hoe de kinderen de ruimte zien. De leidsters hangen bv: werkjes, posters, thema zaken e.d. op ooghoogte van de kinderen. 2. Wij respecteren en benaderen elk kind als een individu. Wij bieden elk kind de ruimte om zich binnen eigen mogelijkheden en grenzen te ontwikkelen. Elk kind is anders en ontwikkelt zich op een andere wijze en in een eigen tempo. We zien ieder kind als een individu, een eigen unieke persoonlijkheid met specifieke wensen en behoeften. Daarom zorgen wij ervoor dat we het kind individuele aandacht geven door: de emoties van het kind, ongeacht welke dat zijn (plezier, geluk, verdriet, angst, boosheid, enzovoorts) serieus te nemen. Elk kind reageert immers anders op een Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
12
situatie. We helpen het kind bij het verwoorden van zijn emotie. Als we zien dat een kind verdrietig is dan zegt een groepsleidster tegen het kind dat zij ziet dat het kind verdrietig is en geeft hierbij bijvoorbeeld een knuffel, ook zal de leidster vragen wat er aan de hand is en geeft het kind de ruimte en rust om het te vertellen. aandachtig te luisteren naar elk kind en daar de tijd voor te nemen, een kind kan bij binnenkomst een verhaal vertellen, de groepsleidster luistert naar het kind en gaat op de knieën zitten zodat zij op dezelfde hoogte als het kind zit. individuele activiteiten met een kind te ondernemen, zoals met zijn tweeën een spelletje doen, een boekje lezen, samen in de keuken iets halen e.d. een jarig kind in het zonnetje te zetten, zodat het voelt dat het bijzonder en belangrijk is, door liedjes voor het kind te zingen, door de jarige zelf een liedje uit te laten kiezen, door een zelfgemaakte verjaardagskaart te geven en het kind een cadeautje te laten grabbelen uit de grabbelton.
3. Werken vanuit wat het kind zelf aangeeft en vanuit waar het in zijn spel en ontwikkeling aan toe is door: het kind ruimte te bieden om in zijn tempo en op zijn manier te ontdekken en te leren. Een activiteit is bijvoorbeeld: vinger verven. Het ene kind zal gelijk zijn hand in de verf stoppen en het andere kind alleen zijn vinger en er wordt dan niet van het kind verwacht dat het gelijk heel zijn hand in de verf stopt. aan te sluiten bij de eigen keuzes van het kind, keuzes in met wie het wil spelen, waarmee het wil spelen, hoe het kind dat doet en, daar waar mogelijk, in welke ruimte. Materiaal wordt bijvoorbeeld zo neergezet, dat de kinderen het zo veel mogelijk zelf kunnen pakken, het speelgoed bevindt zich op pakhoogte van de kinderen. Ook zijn er pedagogische hoeken die aansluiten bij de behoeften van de kinderen. De kinderen mogen dan zelf een keuze maken wat ze willen doen. Niets is verplicht, als er een paar kinderen gaan verven hoeft niet heel de groep mee te doen, hier kiezen de kinderen zelf voor. binnen het dagritme veel ruimte voor vrij spel te bieden. Naast het eten kunnen de kinderen vrij spelen, de groepsleiding kijkt naar de vraag van de kinderen en besluit dan om bijvoorbeeld naar buiten te gaan, te wandelen of op de groep te blijven. het kind uit te dagen gebruik te maken van al zijn mogelijkheden. We geven het kind de ruimte om te experimenteren en grenzen te ontdekken en te verleggen, We helpen en stimuleren het kind als het iets nieuws probeert. Dit doen wij door het kind zelf te laten zoeken naar een oplossing. Een voorbeeld: de kinderen spelen buiten en de boom is jarig, ze willen een cadeautje geven aan de boom. De leidster stelt vragen zoals, wat willen jullie geven? Kinderen willen schilderen. De leidster creëert een situatie buiten waarin geschilderd kan worden. De kinderen pakken zelf papier en verf maar vergeten de kwasten. De leidster laat ze ontdekken dat ze iets missen. De kinderen maken hier geen punt van en willen schilderen met stokjes. Als ze klaar zijn willen ze het schilderij geven aan de boom. De leidster stelt alleen de vraag hoe ze dit willen doen, uiteindelijk komen ze zelf met de oplossing.
initiatieven van het kind de ruimte te geven.
participatie van het kind aan te moedigen. We geven kinderen op hun niveau invloed op wat er in de groep gebeurt of gaat gebeuren, bijvoorbeeld door van te voren te overleggen over wat ze die dag willen gaan doen. als we activiteiten aanbieden, hetzij aan de groep, hetzij aan een kleiner groepje of individu, het kind waar mogelijk de ruimte te bieden daar wel of niet aan mee te doen, soms kan een kind het spannend vinden en zeggen dat het niet mee wil
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
13
doen, maar het wel leuk vindt om ernaar te kijken, dit wordt bij ons geaccepteerd, ook als een kind niet mee wil doen omdat hij met een ander spel bezig is, mag het kind verder gaan met waar hij mee bezig is.
er bij de inrichting van de ruimtes van uit te gaan, dat de wensen en behoeften van de kinderen verschillen. De inrichting stimuleert de kinderen iets te ondernemen, maar biedt ook de mogelijkheid lekker te rusten of zich tijdens een spel te concentreren. Ons spelmateriaal sluit aan bij deze verschillende behoeften. We hebben bijvoorbeeld een bouwhoek, een knutselhoek, een computerhoek, een loungehoek met tv, een dvd-speler en spelcomputer en een rustige hoek waar gelezen kan worden.
4. We werken vanuit een positieve benadering van de kinderen, we hebben vertrouwen in de mogelijkheden van het kind zelf. We werken vanuit het principe, dat ieder kind er met zijn mogelijkheden en beperkingen mag zijn. We hebben een groot vertrouwen in de capaciteiten van het kind zelf: het kind is een volwaardig mens. Daarom zorgen we ervoor, dat wij:
uitgaan van wat het kind wel kan in plaats van wat het nog niet kan. Als iets niet lukt, zeggen we bijvoorbeeld niet dat het kind er nog te klein voor is, maar maken we de opdracht wat kleiner, zodat het kind het wel aan kan. Bijvoorbeeld: Een kind kan geen rits dicht doen, door de rits vast te houden en het kind zelf de rits dicht te laten ritsen krijgt het kind het gevoel dat het zelf zijn rits heeft dicht gemaakt en hier trots op kan zijn.
met het kind communiceren op basis van gelijkwaardigheid en het kind laten ervaren dat we hem/haar horen.
begrijpen door te verwoorden wat het kind bedoelt of voelt. Ook horen wij het verhaal van het kind geduldig aan en stellen wij vragen voor bevestiging van zijn/haar verhaal.
situaties zo veel mogelijk positief kleuren. We benoemen bijvoorbeeld dat de kinderen zo gezellig aan het spelen zijn. Bij minder gewenst gedrag bieden we een positief alternatief aan. Als een kind bijvoorbeeld in een rustige hoek druk aan het spelen is, dan wordt er tegen het kind gezegd dat hij in een andere hoek kan gaan spelen.
met het kind op een uitnodigende en vriendelijke toon praten en niet te moeilijke woorden te gebruiken.
het kind prijzen als het laat zien wat het al kan. Een kind komt bijvoorbeeld naar een leidster toe om te vertellen dat het een puzzeltje heeft gemaakt, de leidster zegt (met het nodige enthousiasme) tegen het kind dat hij/zij zo goed kan puzzelen;
pas grenzen aan het gedrag stellen, als de veiligheid van een kind in het gedrang komt of als het groepsgebeuren verstoord wordt. Een kind gaat bijvoorbeeld spelen bij de glijbaan en loopt niet het trapje op maar via het ‘glijdgedeelte’ naar boven. Tegen het kind wordt dan gezegd dat het via het trapje omhoog moet lopen, andere kinderen kunnen gaan glijden waardoor het kind wat omhoog klimt zich kan bezeren.
ons verdiepen in de redenen waarom een kind doet wat het doet. Waarom gaat een kind telkens aan tafel zitten? Doet hij/zij dit omdat hij/zij honger heeft, of omdat het wil knutselen of is het kind moe?.
het kind in zijn waarde laten. We keuren zo nodig wel zijn gedrag af, maar nooit het Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
14
kind zelf. Als een kind een ander kind duwt, dan wordt er tegen het kind gezegd dat hij/zij niet mag duwen omdat hij/zij andere kinderen pijn doet en er wordt niet gezegd dat het kind vervelend is omdat het aan het duwen is. 5. We stimuleren het zelfvertrouwen en de zelfredzaamheid van het kind. We gaan ervan uit, dat het zelfvertrouwen van het kind groeit als het ervaart dat hij/zij zelf iets kan, iets weet, iets mag, en dat wij daar waardering voor hebben. Daarom zorgen we ervoor dat wij: reageren zodra een kind een signaal uitzendt. Zo laten we het kind ervaren, dat hij /zij zelf kan aangeven wat hij wil en dat hij zijn omgeving hierop kan laten reageren. de zelfredzaamheid bevorderen door iets voor te doen, uit te leggen, het kind zelf dingen te laten doen, mee te helpen en complimenten te geven als iets lukt. Bijvoorbeeld als de kinderen gaan opruimen, als een kind lang met speelgoed rondloopt dan wordt de bak aangewezen waar het speelgoed in moet liggen zodat het kind zelf het speelgoed op kan ruimen. rustig en geduldig blijven en het kind de tijd geven zo veel mogelijk zelf te doen, bijvoorbeeld zelf eten of de jas aantrekken. wanneer het kind voor zichzelf een doel heeft bereikt een compliment geven. het kind begeleiden bij het zelf zoeken naar oplossingen, bijvoorbeeld als het een conflict situatie heeft met een ander kind, de groepsleidster houdt het conflict in de gaten en laat het de kinderen zoveel mogelijk zelf oplossen. het kind helpen en stimuleren als hij iets nieuws probeert door hem/haar de tijd daarvoor te geven, maar hem/haar niet forceren. Een kind wil op het toilet proberen te plassen, wordt er niet geplast, dan wordt er toch een compliment gegeven omdat het kind op het toilet heeft gezeten en het wel heeft geprobeerd. als een kind iets maakt zo min mogelijk te helpen en geen voorbewerkte werkjes aan te bieden, zodat het werk echt iets van het kind zelf is hierbij kan gedacht worden aan een leeg A4'tje en niet aan een kleurplaat. Een werkje is van en kind zelf en niet van de leidster, het kind is vrij om ervan te maken wat hij/zij wil. Het eindresultaat is niet belangrijk, wel het plezier van het kind. 6. We ondersteunen de kinderen bij het ontwikkelen van waarden en normen. We stimuleren sociaal gedrag en het hebben van respect voor elkaar. We vinden het belangrijk, dat elk kind de kans krijgt zich de waarden en normen, de 'cultuur' eigen te maken van de samenleving waar het deel van uit maakt. We realiseren ons, dat kinderen ervaren en leren van wat wij doen, niet van wat wij zeggen te doen. Daarom zorgen wij ervoor dat we: respect tonen voor de verscheidenheid aan sociale en culturele achtergronden. We laten het kind ervaren, dat we niet allemaal gelijk zijn, maar wel gelijkwaardig. De kinderen zeggen dat een ander kind er anders uit ziet, de kinderen kunnen hierbij de verschillen opnoemen. Voor de groepsleiding zijn alle kinderen even lief en dit wordt de kinderen verteld. laten merken, dat we elk kind even belangrijk vinden, we nemen alle kinderen serieus en zorgen ervoor dat niemand wordt buitengesloten, Er wordt op gelet dat bijvoorbeeld niet altijd het zelfde kind mee mag naar de keuken om het eten te halen. het kind laten voelen, dat we zijn wensen, waarden en normen proberen te begrijpen en er respect voor hebben, bijv. door het kind te volgen in wat het wel of niet wil of prettig vindt, als een kind niet mee wil doen met een activiteit, dan hoeft dit kind het niet te doen en de leidster volgen de kinderen als ze aangeven dat ze een Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
15
bepaalde activiteit willen doen. altijd reageren, als een kind ons iets komt vertellen. We luisteren, gaan op kind hoogte zitten en nemen het serieus. het kind kan ervaren, dat ieder op zijn eigen wijze bijdraagt aan de groep. We honoreren deze bijdrage door er aandacht aan te schenken, bijvoorbeeld bij het zingen van een lied of het leren van een versje. waar mogelijk aansluiten en/of overnemen wat het kind thuis gewend is, bijvoorbeeld bij het eet ritme hierbij kan gedacht worden aan bepaalde producten die niet gegeten mogen worden, de groepsleiding zorgt ervoor dat de kinderen deze producten niet eten en respecteren dit. stilstaan bij feesten en/of gewoontes uit verschillende culturen, een ouder bakt bijvoorbeeld koekjes op een culturele feestdag en dit wordt met de kinderen opgegeten en verteld waarom deze koekjes worden gegeten of het kind verteld zelf over het feest. het kind algemene omgangsvormen leren, zoals bijvoorbeeld op elkaar wachten bij het eten (d.m.v. met elkaar te praten over hoe de dag is geweest) , elkaar helpen, samen delen, rekening houden met elkaar ect. stimuleren dat het kind naar anderen luistert en anderen uit laat praten, een kind verteld iets aan een ander kind de groepsleidster merkt dat het kind niet luistert en begeleid de kinderen hierin door aan het kind te herhalen wat het andere kind heeft verteld. het kind ondersteunen bij het oplossen van conflicten, bijvoorbeeld door zijn gevoel of idee te helpen verwoorden of alternatieven aan te bieden.
7. We scheppen zo veel mogelijk verschillende spel- en ontwikkelingsmogelijkheden. Door het aanbieden van allerlei activiteiten ondersteunen we de persoonlijke en sociale vaardigheden, het leren en leren denken en de motorische vaardigheden. We zijn erop uit, dat het kind leert door zelf ervaringen op te doen. Daarom zorgen we ervoor, dat we:
de BSO hebben ingericht op een manier, dat we de kinderen uitnodigen tot verschillende activiteiten: puzzelen, spelletjes doen, knutselen, lezen, met de computer werken, constructiemateriaal, verkleedkleren, bouw- en poppenhoek, speelhuizen, zand, modder, water, enzovoorts. De hoeken worden onderscheiden van elkaar door kasten en matten.
spelmateriaal aanbieden dat begrijpelijk is voor het kind, maar dat ook uitdaagt tot onderzoeken en spelen. Het speelgoed wordt op kind hoogte aangeboden, zodat de kinderen zelf het speelgoed kunnen pakken. Het speelgoed wordt geordend aangeboden, dit doen we door hoeken te creëren op de groepen en het speelgoed moet in een bepaalde hoek blijven liggen zodat een kind het overzicht behoud om te kiezen.
een kind dat (te) eenzijdig speelt op weg helpen door ander materiaal aan te bieden en het kind te begeleiden in het spel, dit doet de groepsleiding door bijvoorbeeld een knutselactiviteit met het kind te doen, samen te spelen of aan een ander kind te vragen of het met het kind wil spelen.
als een kind niet zelf tot spelen komt iets anders aan te bieden waarvan we weten dat het kind het leuk vindt, of dat het kind uitdaagt tot iets nieuws, doordat de leidster enthousiast is en het spelen voor doet en door de kinderen het voor te laten doen. Gedacht kan worden aan een puzzel maken.
kinderen aanmoedigen tot samenspel, fantasie- en rollenspel, dit kan aangemoedigd Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
16
worden d.m.v. poppenkast poppen, verkleedkleren en een speelgoed keukentje.
het kind bij zijn taalontwikkeling ondersteunen door het kind te helpen verwoorden wat hij/zij wil zeggen. We herhalen vragen of opmerkingen van kinderen in de juiste woorden en zinsbouw.
het spel van het kind met woorden begeleiden en onze handelingen benoemen met zorgvuldig en makkelijk taalgebruik;
het kind uitnodigen tot liedjes zingen en muziek maken, iets te vertellen over wat het heeft meegemaakt ect. (Voordat we gaan eten praten we met de kinderen over hoe de dag is geweest op school). Diverse soorten muziek aanbieden, kinderliedjes, pop, jazz, en klassiek op de daarvoor geschikte momenten bijvoorbeeld als de kinderen vrij aan het spelen zijn.
het jonge kind ondersteunen bij het bewegen, omrollen, optrekken e.d. en het oudere uitdagen tot klimmen, glijden, rennen, fietsen, dansen, enzovoorts. Door bijvoorbeeld een discomiddag te organiseren of een "gymles". Daarnaast is het belangrijk dat de kinderen een maal per dag naar buiten gaan, waar ze kunnen fietsen, klimmen enz.
we gaan elke dag buitenspelen of wandelen, omdat we buitenspelen belangrijk vinden naast het spelen in de binnenruimten. Alleen bij meer dan extreme weersomstandigheden maken we daar een uitzondering op. Bij nat weer kunnen de kinderen buiten spelen met regenjassen en laarzen aan.
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
17
Hoofdstuk 7 Het dagprogramma Algemeen Regelmaat en ritme vinden wij voor jonge kinderen van groot belang. Door een vast dagprogramma schep je veiligheid en vertrouwen. Jonge kinderen hebben nog geen houvast in een lange dag, want het begrip tijd kennen ze nog niet. Door op vaste tijden een steeds terugkerend onderdeel aan te bieden, kan een kind daarin houvast vinden. Bijvoorbeeld wanneer een kind vraagt of mama komt, kan een leidster antwoorden dat mama er is, nadat er brood is gegeten en nog even is gespeeld. Langzamerhand dringt het vaste patroon van de dag door tot het kind. Er is tussen de vaste momenten van eten en drinken volop de gelegenheid om te ontdekken en te beleven. Een dag op BSO De Grote Uil moet naast inhoudelijk waardevol natuurlijk ook leuk en gezellig zijn. We werken met een dagprogramma gericht op de verschillende leeftijden van de kinderen. In het aanbod wordt gelet op de individuele ontwikkeling en het tempo van het kind. Elk kind draagt op zijn manier bij aan het groepsgebeuren, wij proberen deze inbreng zoveel mogelijk tot zijn recht te laten komen. Basisgroep Binnen de BSO dient er gewerkt te worden in basisgroepen, wanneer er meer dan twintig kinderen worden opgevangen bij de BSO. Binnen BSO de Grote Uil worden per dag op dit moment niet meer dan twintig kinderen opgevangen. Om deze reden werken wij op dit moment nog niet met basisgroepen. Wel wordt de grote groep dagelijks opgesplitst in meerdere groepen om verschillende activiteiten uit te voeren. Op het moment dat het kind aantal oploopt en wij meer dan twintig kinderen op zullen gaan vangen binnen de BSO dan zullen wij gaan werken in basisgroepen, volgens de norm. Als het dan gaat om kinderen in de leeftijd van 4 tot 12 jaar mag een basis groep uit maximaal 20 kinderen bestaan. Wanneer de groep kinderen bestaat uit de leeftijd van 8 tot 12 jaar dan mag de groep bestaan uit maximaal 30 kinderen. Naarmate de kind aantal zal oplopen zullen wij uitgebreid aandacht besteden aan het vormen van de basisgroepen en dit ook beschrijven in het pedagogisch beleid. Extra aandacht aan de omgang in de basisgroep De Buitenschoolse opvang hoort indien er meer dan 20 kinderen zijn, te worden vormgegeven in groepen. Kinderen hebben dan een eigen basisgroep waarin zij zich veilig voelen en bekend zijn met de groep. Wanneer er kinderen zijn in de leeftijd van 8 tot 12 jaar dan mag een groep een grootte hebben van maximaal 30 kinderen. Indien er een groep is met de grootte van 30 kinderen dan moet er extra aandacht worden geschonken aan de omgang in de groep. Wanneer er namelijk activiteiten worden uitgevoerd met een groep van 30 kinderen of meer dan moet hier door de houder extra aandacht aan worden besteed binnen het pedagogisch beleidsplan. Echter is er bij ons op dit moment nooit sprake van een groep die groter is dan 30 kinderen. Dit omdat wij nooit dertig kinderen tegelijk opvangen binnen de BSO. Zodra de kind aantallen binnen onze BSO zullen gaan stijgen en wij de kinderen in een groep van 30 zullen opvangen, dan zullen wij hier extra aandacht aan gaan besteden in het pedagogisch beleidsplan. Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
18
Brengen Tijdens het brengen kunnen ouders en groepsleidsters informatie uitwisselen over het kind. Zo kunnen de ouders bijvoorbeeld vertellen of het kind nog iets bijzonders heeft meegemaakt. Mocht dit zo zijn dan horen wij dat graag, wij kunnen daaraan in de loop van de dag op inspelen. Het ophalen en wederom brengen van de kinderen naar- en van school (een uitzondering is mogelijk als er op verzoek gevraagd wordt de kinderen ook thuis op te halen). Afscheid nemen tijdens schoolvakanties bij jongere kinderen Wanneer de ouder aangeeft dat het tijd is om te gaan, neemt de groepsleidster het kind over. Samen zwaaien we nog even. We vertellen het kind daarna dat het na het spelen weer opgehaald wordt. We laten het kind duidelijk afscheid nemen, dit voorkomt dat het, na een poosje spelen, er plotseling achter komt dat de ouder weg is. De kinderen mogen na het afscheid nemen, kiezen waarmee ze willen spelen. Aan tafel Een maal per dag gaan we met alle kinderen aan tafel om te praten over wat de kinderen hebben meegemaakt. Afhankelijk van de situatie, gaan we van te voren eerst samen met de kinderen opruimen. De kinderen mogen "hun verhaal" vertellen. Als de kinderen liever een verhaaltje willen horen kan dit ook natuurlijk. De kinderen krijgen na het vertellen fruit een koekje of ander hapje en een beker drinken. Afhankelijk van de leeftijd van het kind wordt het fruit in stukjes gesneden, geschild of ongeschild aangeboden. Speelblok Na de broodmaaltijd is er tijd voor een activiteit of vrij spel. Voordat we gaan drinken worden de kinderen, aangespoord naar het toilet te gaan en handen te wassen. Daarna gaan we binnen of buiten spelen. We proberen zoveel mogelijk variatie aan te brengen in het spel en de situaties, zodat de kinderen al doende ervaring opdoen en zich kunnen ontplooien. Buiten spelen Kinderen hechten waarde aan spelen. Deze mogelijkheid bieden wij door met ze buiten te spelen. In groepsverband gaan ze verschillende activiteiten doen of wandelen tijdens mooi weer. Dit laatste doen we alleen als er genoeg volwassenen mee kunnen. Binnen spelen Als we binnen spelen doen we dat in de groepsruimte. Dit gebeurt altijd onder toezicht. Er zijn een hoop dingen die de kinderen binnen kunnen doen: gezellig met elkaar spelen, hun fantasie gebruiken en imiteren. Maar er kan ook geknutseld, getekend of geverfd worden. Met elkaar of met de leiding kunnen de kinderen ontwikkelingsspelletjes of gezelschapsspelletjes doen. De kinderen geven aan waar, hoe en met wie ze willen spelen. We luisteren naar wat kinderen aangeven. Broodmaaltijd Na school gaan we brood eten. Regelmatig wordt ook iets speciaals bereid in de keuken. Bij het tafel dekken mogen de kinderen helpen. Tijdens de maaltijd verwachten we van ze dat ze aan tafel blijven zitten. Dit bevordert de rust in de groep. Bij het brood krijgen de kinderen een beker melk, ranja of water. Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
19
De leiding probeert zoveel mogelijk rekening te houden met de eetgewoonte, de culturele achtergrond en een eventuele allergie van het kind. Ophalen door ouders/verzorgers Tijdens het ophalen spreekt de groepsleidster de ouders aan. Er is dan tijd om te vertellen en te vragen hoe de dag is geweest. Als er aanleiding is om wat uitgebreider te praten of als het niet wenselijk is dat het kind aanwezig is tijdens het gesprek, maken we hiervoor een afspraak. Wennen Vooral voor het kind, maar ook voor de ouder is het belangrijk dat de wenperiode goed verloopt. We willen er voor zorgen dat de overgang, de nieuwe situatie voor het kind zo soepel mogelijk zal verlopen, zodat het kind het als prettig ervaart. Nieuwe situaties brengen nu eenmaal spanning met zich mee. Voorafgaand aan de ingangsdatum van de plaatsing worden twee wenmomenten gepland. Hierover worden tijdens het intakegesprek afspraken over gemaakt door pedagogisch medeweker en de ouder. Deze afspraken worden opgesteld en ondertekent door zowel ouder als de BSO, zodat de afspraken duidelijk zijn en vast staan. Het eerste wen moment komt u samen met het kind om 2 uurtjes op de BSO door te brengen, het kind zal dan niet worden meegeteld met het kind aantal. U kunt vragen stellen en uw kind kan rustig wennen aan de groep. Het tweede wen moment brengt u uw kind voor een dagdeel. Na dit dagdeel komt u uw kind weer ophalen en bespreken wij uitgebreid hoe het wennen is verlopen. Het is belangrijk dat u tijdens de wenmomenten maar ook tijdens de eerste echte plaatsingsdagen telefonisch bereikbaar bent zodat wij u kunnen bellen mocht dit nodig zijn. Ook dit tweede wen moment wordt het kind niet meegerekend met het kind aantal. Tijdens de wenperiode is alles nieuw voor uw kind. De groepsleidster laat uw kind kennis maken met de andere kinderen door het kind waar nodig de passende begeleiding te bieden in het spel en ondersteund bij het contact maken met andere kinderen. Ook krijgt het kind bij het eerst wen moment een rondleiding bij de BSO op een speelde manier. Door het kind te benaderen op een speelse manier zal het voor het kind minder officieel voelen en minder spanning met zich mee brengen, het kind zal zich dan sneller op haar gemak voelen. Na deze twee wen momenten start de opvang volgens het contract. Ook in deze periode besteden wij nog veel aandacht aan het feit dat het nieuw is voor het kind en dat hij/zij tijd nodig heeft om te wennen aan de nieuwe situatie en omgeving.
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
20
Hoofdstuk 8 Groepsregels BSO De Grote Uil heeft een aantal regels met betrekking tot de kinderen, leidsters en stagiaires vastgesteld. Deze regels zijn voortgevloeid uit de visie en het kindbeeld die wij aanhangen. Ons uitgangspunt is altijd dat wat het kind zelf wil en ons zelf aangeeft. We gaan dus uit van de behoeften, wensen, waarden en normen van het kind zelf (bijvoorbeeld als een kind niet mee wil doen met een groepsactiviteit mag en kan dat). Het luisteren, kijken en contact maken met het kind is belangrijk om zijn behoeften, wensen, normen en waarden te weten te komen. Dit om oog te hebben voor de 100 talen van kinderen, deze te respecteren en erop in te kunnen spelen.’ Uitleggen waarom je iets doet of juist niet doet (groepsregels opstellen en/of uitleggen op het niveau van het kind en ze consequent hanteren). Ouders laten merken dat je rekening houdt met hun waarden, normen en regels en dat je deze respecteert, ook als deze afwijken van de regels op BSO De Grote Uil. Dit doe je in elk contact met de ouders (intakegesprek, telefonisch, bij de overdracht e.d.). Binnen BSO De Grote Uil voeden we op vanuit een groep. Deze groepscultuur biedt vele mogelijkheden maar ook grenzen. Zo worden er bijvoorbeeld veel verschillende activiteiten aangeboden, maar de uitvoer hiervan kan beperkt worden door de grootte van de groep en daaruit voortvloeiende praktische problemen. (Zoals in onze visie is terug te vinden, worden er geen sekseverschillen gemaakt op BSO De Grote Uil. Voorbeeld: een jongen die graag met poppen speelt en een meisje dat graag met gereedschap speelt vinden wij geen enkel probleem). Kinderen zijn elkaars eerste pedagoog. Ze spelen in een groep met andere kinderen. Ze helpen en leren met en naast andere kinderen te spelen, samen te delen (ook de aandacht van de leiding), op zijn/haar beurt te wachten ect. We bieden verschillende spelmaterialen en thema's aan. Deze zijn afhankelijk van de behoeften van de kinderen. Wij willen nu, ter verduidelijking, de belangrijkste regels die wij binnen BSO De Grote Uil voor de kinderen en de ouders hanteren, beschrijven. Dit overzicht geeft een indruk van de belangrijkste regels met betrekking tot de kinderen. We zullen steeds eerst de regels aangeven. Vervolgens zullen we kort aangeven waarom we deze regel binnen BSO De Grote Uil hebben. Als laatste geven we aan hoe we de regel hanteren.
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
21
Uitgangspunt: Vrij spel 1. De kinderen mogen spelen met al het aanwezige speelgoed. Waarom? voor de ontwikkeling van het kind. voor de mogelijkheid tot vrij spel en voor het bevorderen van zelfredzaamheid: het kunnen maken van eigen keuzes. Hoe? Door het aanbieden van gevarieerd speelgoed op kind hoogte. door het bieden van gelegenheid tot vrij spel en door kinderen niet te verplichten. 2. Op BSO De Grote Uil zijn pedagogische hoeken te vinden. Zo is er bijvoorbeeld een bouwhoek, een computerhoek, een knutselhoek, een loungehoek, een (voor)leeshoek, en een knuffel - en poppenhoek. Deze hoeken dienen aan het eind van het spel weer opgeruimd en netjes te zijn. Waarom? zodat duidelijk is welke materialen in welke hoek thuishoren en stimuleren van de eigen keuze van kinderen; kinderen kunnen zo kennis maken met verschillende activiteiten en ook een voorkeur ontwikkelen voor een of meerdere van de activiteiten. Hoe? door een duidelijke indeling in de diverse hoeken te maken met onze kennis over ruimte indeling en door kinderen te stimuleren de materialen op die plek terug te brengen waar ze vandaan komen. 3. Door de dag heen mogen kinderen zelf beslissen waarmee, met wie en hoe ze willen spelen: zij hebben de regie in hun spel. Waarom? vrij spel, zelf keuzes maken. ontdekking is een verrijking voor het kind en ontwikkeling Hoe? door middel van een gevarieerd spelaanbod door te vragen aan het kind wat hij/zij wil doen, actief waar te nemen en het kind die mogelijkheid te bieden waar hij/zij om vraagt en het kind ruimte geven, niet storen in spel. Uitgangspunt: Zelfredzaamheid We houden rekening met elkaar. Waarom? iedereen is uniek, dus anders dan anderen. We hebben begrip en respect voor elkaar en houden rekening met ieders uniciteit (sociale zelfredzaamheid). Hoe? luisteren naar elkaar. Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
22
elkaar in eigen waarde laten en niet discrimineren, geen sekseverschil.
4. In feite staat het spelmateriaal op kind hoogte. Is dit echter niet het geval dan vragen de kinderen ernaar. Waarom? zelfredzaamheid, hulp vragen. veiligheid en met zorg met speelmateriaal omgaan. Hoe? het spelmateriaal wel aanbieden en kinderen laten weten dat ze er naar kunnen vragen. 5. Pesten mag niet. Waarom? sociale zelfredzaamheid, rekening houden met elkaar en respect hebben voor elkaar en elkaars kenmerken en niet aardig; je doet een ander verdriet. Hoe? pestgedrag niet accepteren. pestgedrag bespreekbaar maken/ aanspreken wanneer er gepest wordt en kinderen die de dupe zijn van pesten, helpen zich assertief op te stellen. Uitgangspunt: Eetsituatie 6. We eten en drinken in principe aan tafel en wachten tot iedereen klaar is. Waarom? Rustmoment; gezelligheid, sfeer, sociaal gebeuren - wachten op elkaar veiligheid, hygiëne in de ruimte. Hoe? samen aan tafel eten. 7. De kinderen kiezen zelf hun broodbeleg; de groepsleidster let hierbij wel op variatie. Waarom? eigen keuzes maken door kinderen; ze spreken hun voorkeur uit en toezicht om te voorkomen dat het kind te eenzijdig eet. Hoe? door het aanbieden van variatie in het menu ofwel beleg (maar ook niet te veel variatie...dit zou de keuze kunnen belemmeren). 8. We wassen de handen voor het eten en na het toiletgebruik. Waarom? hygiëne m.b.t. de eetsituatie. Hoe? Kinderwastafel en Met natte doekjes
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
23
Uitgangspunt: Veiligheid 11. Tijdens de overdracht met ouders verliezen we de andere kinderen niet uit het oog. Waarom? aandacht voor de kinderen kan zo niet verslappen en kinderen kunnen in een onbewaakt moment met een andere ouder de deur uitglippen. Hoe? overdracht in principe door één leidster, de andere leidster blijft bij de kinderen en deuren dicht houden. 12. Kinderen mogen niet zonder toezicht de BSO/de buitenspeelplaats verlaten. Waarom? Veiligheid. Hoe? deuren controleren (haakjes erop). voordeur buiten breng- en haaltijden afsluiten 13. Controle van buitenruimte. Waarom? om eventueel gevaarlijke voorwerpen te verwijderen en om gevaarlijke situaties te voorkomen. Hoe? dagelijkse controle door leidster. 14. Kasten en deuren dienen veilig afgesloten te zijn. Waarom? Veiligheid. Hoe? dagelijks controleren op veiligheid en continue alertheid
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
24
Hoofdstuk 9 Feesten, activiteiten en vrij spel Feesten Verjaardagen vieren van kinderen. Als een kind jarig is, wordt dit natuurlijk gevierd. De jarige mag trakteren en hierbij gaan we ten eerste uit van een gezonde traktatie, bijvoorbeeld worst, kaas, plopkoek/ kapitein koek. We geven de kinderen liever geen snoep. Er ligt op BSO De Grote Uil een traktatieboek waar ouders ideeën uit kunnen halen. Het kan soms voor komen dat er een klein cadeautje aan een traktatie wordt gehangen. Deze worden mee naar huis gegeven. Leidsters in de werkgroep geven aan geen problemen te hebben met kleine cadeautjes zoals bijvoorbeeld een fluitje of bellenblaas. Het probleem is alleen dat het geven van cadeautjes al snel regel wordt in plaats van uitzondering. Tijdens de intake, en het plannen van het feestje wordt nog eens verteld wat onze visie is omtrent verjaardagsfeestjes. De visie is als volgt: Het kind staat centraal, het gaat om het jarig zijn en het feest. Niet om de grote van de traktatie, een kleinigheidje is genoeg. Het komt wel eens voor dat een kind geen traktatie bij zich heeft. Er wordt dan natuurlijk gewoon een feestje gevierd, de leiding zorgt dan voor een "aantrekkelijke" traktatie. Als er een kind jarig is, dan wordt er een zelfgemaakte verjaardagskaart gemaakt. En het kind mag een cadeautje grabbelen uit de grabbelton. Nationale feestdagen Nationale feestdagen zoals sinterklaas, kerst en Pasen. Het creëren van een gezellige en warme sfeer is hierbij prioriteit. Het zijn dus niet alleen de thema's en de noodzakelijk vervaardigde plak- en knutselwerkjes die hierbij centraal staan. Andere feesten Er zijn natuurlijk nog meer feesten, dan alleen de bovengenoemde. Zo kennen we ook Vader- en Moederdag. Op BSO De Grote Uil besteden we aan deze dagen zeker aandacht. In de periode voor vader- of Moederdag bekijkt de groepsleiding wanneer er ruimte is om iets met de kinderen te maken voor hun papa en/of mama. Wij van BSO De Grote Uil vinden het erg belangrijk dat alle kinderen iets kunnen maken voor hun papa en/of mama. Zodat elk kindje een cadeautje mee naar huis neemt voor zijn/haar papa en/of mama. Weer andere feesten zijn de verjaardagen van papa, mama, oma, opa, tante, oom etc. Het zou kunnen dat de ouder(s)/verzorger(s) de leid(st)er(s) vragen of ze hun kind(eren) iets willen laten maken voor de jarige papa, mama etc. Voor deze feesten geldt dat de groepsleiding bekijkt per dag of er ruimte is om iets te maken (afhankelijk van de dagindeling en de dingen die er op die dag "moeten" gebeuren) en of de kinderen er zin in hebben. We verplichten de kinderen hier niet toe. In de zomer hebben we een Zomerfeest. Op dit feest worden alle kinderen en ouders uitgenodigd. Er worden dan allerlei activiteiten georganiseerd en er zal een afsluiting zijn met een receptie. Een gezellige dag om met ouders, kinderen en leiding informeel Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
25
samen te zijn. Het afscheidsfeestje wordt het zelfde gevierd als een verjaardagsfeestje (zie kopje verjaardag vieren voor kinderen). Alle kinderen komen gezellig bij elkaar, en er wordt getrakteerd. Het enige verschil is dat kinderen een knutselwerkje mee naar huis krijgen die door de andere kinderen is gemaakt. Eventueel aangevuld met foto's van het kind. Activiteiten Op BSO De Grote Uil worden verschillende activiteiten aangeboden. Er wordt door de leiding gekeken naar datgene wat het kind bezig houdt. Hierop passen zij de activiteiten aan. Ook mogen kinderen zelf kiezen welke activiteiten ze willen doen en worden er verschillende activiteiten aangeboden die te maken hebben met een thema. Wij proberen zo min mogelijk te blokkeren in de keuzes van de kinderen. Als de kinderen bijvoorbeeld buiten willen spelen in de regen moet dit kunnen (met gepaste kleding). Ook als de kinderen iets willen doen waarvan de leidsters weten dat het niet gaat lukken, zullen zij de kinderen dit zelf laten ontdekken en zij zullen stimuleren tot het zoeken naar een door de kinderen bedachte oplossing. Belangrijke aspecten binnen het aanbieden van activiteiten: Plezier hebben in de activiteit gaat boven alles. Kies een activiteit die bij de leeftijd past. Leg uit aan de kinderen wat je gaat doen. Betrek de kinderen bij de organisatie van een activiteit. Resultaat is niet belangrijk. Kinderen kunnen zelf goed bepalen of ze wel of niet met een activiteit mee willen doen. Ze zijn niet verplicht om mee te doen. Wel kunnen wij ze stimuleren mee te doen. Kinderen geven zelf vaak aan wat ze gemaakt, getekend of geplakt hebben. Het is dus niet de bedoeling om in de werkjes van de kinderen te gaan knippen of er iets bij te plakken. Op deze manier maakt de leiding iets anders van de werkstukjes dan de kinderen bedoeld hebben. We hebben respect voor de kinderen en waarderen wat ze gemaakt hebben. We geven de kinderen geen voor geknutselde werkjes. Dit kan de kinderen in hun creativiteit beperken. Onder voor geknutselde werkjes verstaan wij kant-en-klare – knutselwerkjes. We proberen verschillende materialen op verschillende manieren aan te bieden. o Verf en plak samen gebruiken. o Verven met vingers, handen, voeten, kwasten, rollers en ga zo maar door. We laten kinderen met verschillende materialen kennis maken. Ieder materiaal heeft een andere beleving. Dus voelen, ruiken, proeven, scheuren, stampen, smeren, zien en horen. Bij de "vieze knutselmaterialen" gebruiken we verfschortjes. Als kinderen bang of angstig zijn voor het dragen van een schortje, willen we daarop wel eens een uitzondering maken. We vinden het op de eerste plaats belangrijk dat het kind gezellig met ons mee doet en er plezier beleeft. Een andere optie is bijvoorbeeld een oude blouse van papa van thuis meenemen om in te knutselen. Dit is toch vertrouwd en het beschermt meteen de kleding. Vrij spel Wat vinden wij belangrijk bij het ruimte geven voor vrij spel? Zorg voor voldoende variatie in spelmateriaal en bied dit afwisselend aan. Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
26
Kijk vanuit de ogen van de kinderen. Wat ziet een kind, is de groep voor hem interessant en uitdagend? De ruimte is de tweede pedagoog voor het kind. Zorg dat het kind zich veilig voelt zodat hij op verkenning uit durft te gaan. Je zorgt ervoor dat je er voor het kind bent. Bij voorbeeld als hij schrikt of als iets niet meteen lukt. Aan de andere kant geef je het kind de ruimte om zelf te kunnen kiezen waarmee hij wil spelen en geef je het kind de ruimte om er op zijn manier mee te spelen, je houdt je dan op de achtergrond en stoort het kind niet in zijn spel. Zorg voor veilig speelgoed. Het aanbieden van vrij spel gedurende de hele dag afwisselen met heel gericht, groepsen/of individueel spel, bijv. een puzzel maken, verhaal vertellen, knuffelen, zingen. Het kind zelf laten kiezen, waar en waarmee hij wil spelen, op zijn eigen manier en in zijn eigen tempo. Zorg ervoor dat het kind voldoende ruimte (letterlijk en figuurlijk) en voldoende spelmateriaal heeft om tot eigen spel te kunnen komen. Er zijn een aantal grenzen o.a.: veiligheid van het kind of andere kinderen (bijv. niet een ander pijn doen) en het opzettelijk kapot maken van speelgoed. Verschillend spelmateriaal op verschillende plaatsen en op verschillende manieren aanbieden. Bijv. op de grond of op tafel. Maar ook op thema's die de kinderen bezig houden. Denk hierbij aan bijv. Sinterklaas, sprookjes, Muziek. Kinderen kunnen zelf kiezen waar ze willen spelen (afhankelijk van de situatie). We hebben een ruime groep die verdeeld is in pedagogische hoeken. In principe worden alle hoeken gebruikt om te spelen (m.u.v. de keuken, het kantoor etc.). BSO De Grote Uil beschikt over een gemeenschappelijke speeltuin, ongeveer vijf stappen vanaf BSO De Grote Uil.
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
27
Hoofdstuk 10 Ouderbeleid Oudercontacten en informatieverstrekking Wij vinden het erg belangrijk dat er een goed en regelmatig contact met de ouders is. We zien de opvang als een voortzetting en aanvulling van de opvoeding van thuis. Daarom is het belangrijk regelmatig informatie uit te wisselen tussen ouders en leidsters over het kind, zodat beide partijen rekening kunnen houden met de ontwikkeling en het gedrag van het kind. Zo kunnen zowel ouders als leidsters beter hierop inspelen. Bij BSO De Grote Uil kennen we verschillende manieren van oudercontacten en overdracht van informatie: Tijdens een intakegesprek. Hierin wordt informatie gewisseld over BSO De Grote Uil en het kind. Tijdens de gesprekjes bij het halen en het brengen van het kind. Actuele informatie wordt aan de ouders verstrekt doormiddel van een nieuwsbrief. Wanneer er aanleiding toe is vindt er op verzoek van de ouders of leidsters een gesprek plaats.
Ouderraad Op BSO De Grote Uil komt een ouderraad die actief is en die bestaat (natuurlijk) uit ouders. De ouderraad behartigt de belangen van ouders van BSO De Grote Uil. De ouderraad heeft een adviserende rol t.a.v. de dagelijkse opvang van zaken op de BSO, denkt mee over het groepsgebeuren en is een klankbord voor ouders, leidsters en de vestigingsmanager. De ouderraad bewaakt of het pedagogisch werkplan van BSO De Grote Uil goed wordt uitgevoerd en heeft een adviserende rol hierin. Zij heeft altijd de gelegenheid advies te geven over alles wat het groepsgebeuren aangaat. De ouderraad vergadert regelmatig en de vestigingsmanager is hierbij aanwezig. De vestigingsmanager informeert de ouderraad over de gang van zaken op de opvang. De vergadering is voor elke ouder toegankelijk. Als een ouder een keer zo'n vergadering bij wil wo nen, kan dat aan één van de leden van de ouderraad doorgegeven worden. De n otulen van de vergadering word op het mededelingen bord gehangen.
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
28
Hoofdstuk 11 Reflectie en bewustwording met- en door het team Visie op reflectie en bewustwording met en door het team Een pedagogisch beleid is geen statisch iets. Het is een doorlopend proces dat discussie, evaluatie en bijstelling behoeft. Veranderingen in de maatschappij, een nieuwe collega, een inspirerende cursus, maken dat er ontwikkelingen zijn en dat het pedagogisch beleid steeds weer bijgesteld en aangepast dient te worden. We streven ernaar een pedagogisch beleid te hebben dat dagelijks gebruikt wordt en dat niet in de kast belandt. Vanuit het plan geven wij vorm en inhoud aan ons handelen naar de kinderen. Daarnaast streven we ernaar om een cyclisch proces met betrekking tot ons pedagogisch beleid te ontwikkelen om zo op steeds terugkerende momenten te reflecteren op individueel en gezamenlijk handelen. Wij vinden het belangrijk om samen met het team steeds opnieuw op ons individuele en gezamenlijke pedagogisch handelen te reflecteren. Praktijkvoorbeelden: per jaar worden er een aantal teamvergaderingen gehouden waarbij het gehele team aanwezig is. Op de agenda proberen we naast organisatorische onderwerpen ook pedagogische gesprekspunten te zetten. Dit met de bedoeling om het pedagogisch beleidsplan te blijven bespreken en actueel te houden. Elk jaar zal het pedagogisch beleidsplan kritisch worden bekeken door het team en de oudercommissie en daar waar nodig aangepast worden aan nieuwe invalshoeken. Dit betekent dat we op teamvergaderingen regelmatig terugkomen op ons pedagogisch handelen. Naast de teamvergaderingen vindt er 1 keer per 6 weken groepsoverleg plaats waarbij groepsleidsters van de groep aanwezig zijn. In deze groepsoverleggen komen agendapunten aan de orde die betrekking hebben op het pedagogisch handelen in de groep, bijvoorbeeld: groepsregels, activiteiten, samenwerking met elkaar en het gedrag van de kinderen in de groep. Door goed te observeren en te communiceren, kunnen leidsters hun ervaringen inbrengen tijdens het groepsoverleg. Daarnaast vinden er individuele gesprekken plaats tussen vestigingsmanager en de medewerkers. Hierin staat een tijdspad aangegeven voor het voeren van functioneringsgesprekken, beoordelingsgesprekken en overige voortgangsgesprekken. Deze overlegvormen leveren een bijdrage aan de ontwikkeling, deskundigheidsbevordering en professionalisering van de individuele medewerker, het team, de vestigingsmanager en daarmee de gehele opvang. Toetsing en meting van het pedagogisch beleid bij ouders en kinderen Wij vinden het belangrijk om naast het team ook ouders en kinderen te betrekken bij ontwikkeling, evaluatie en bijstelling van ons pedagogisch handelen. Het doel hiervan is om gezamenlijk de verantwoordelijkheid te dragen voor het pedagogisch handelen binnen BSO De Grote Uil.
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
29
Hoofdstuk 12 Bijzondere situaties Een kind dat veel huilt Als een kind huilt, kan dat verschillende redenen hebben. Bij een kleuter is er bijvoorbeeld sprake van huilen uit angst voor het onbekende of wanneer het de controle over zijn gevoelens begint te verliezen. Huilen kan ook een uiting van boosheid, verdriet of van pijn zijn. Huilen mag, de emotie mag er zijn. Wanneer een kind huilt, nemen we dat serieus en proberen we er achter te komen waarom het kind huilt. Daar stemmen we onze reactie op af, bijvoorbeeld een kus op de zere plek als een kind pijn heeft of het even laten huilen om de kleuter de gelegenheid te geven om zijn boosheid te uiten. Wanneer een kind huilt omdat bijvoorbeeld de ouder weggaat, besteedt de leidster extra aandacht aan het afscheidsritueel: bijvoorbeeld samen met het kind zwaaien naar de ouders als ze gaan — we nemen duidelijk afscheid van de ouder –om daarna het kind af te leiden met iets waarmee het graag speelt. Als een kind huilt omdat het iets wil afdwingen, wordt er op dat moment zo min mogelijk aandacht aan besteedt. De leidster verwoordt waarom het kind huilt, dat ze het begrepen heeft, maar dat ze er niet op in kan gaan, zo nodig met argumenten. Wanneer een kind met grote regelmaat huilt en hiervoor geen aanwijsbare reden is, of wanneer we het kind niet rustig krijgen, zullen we dit altijd met de ouders bespreken en proberen samen tot een oplossing te komen. Ook wanneer een kind niet huilt maar toch duidelijk verdrietig is, neemt een leidster de tijd om erachter te komen wat er aan de hand is. Verlegen, teruggetrokken en/of angstig gedrag Als een kind angstig, verlegen en/of teruggetrokken gedrag vertoond zullen we allereerst kijken naar de oorzaak. Afhankelijk daarvan, de situatie en de aard van het kind ondernemen we stappen. Als een kind ergens bang voor is zullen we het aanspreken vanuit zijn belevingswereld. Een nieuwe situatie, een andere - minder vertrouwde - plek dan de thuissituatie kan een kind ook verlegen, teruggetrokken en/of angstig maken. We vinden het belangrijk om ook hier oog voor te hebben. We geven een kind altijd de ruimte om de situatie rustig af te kijken en laten het in zijn waarde en dwingen niets af. In de groep zullen we het kind er bij betrekken. Dat kan mondeling zijn of bijvoorbeeld door samen met het kind en/of samen met andere kinderen iets te gaan doen. Een duidelijke structuur in het dagprogramma helpt een kind om grip te krijgen op zijn omgeving en zich zekerder te voelen. We vinden het belangrijk om aandacht te hebben voor verlegen of teruggetrokken gedrag, maar willen het niet te veel "extra" aandacht geven om het niet te benadrukken. We overleggen met de ouders en vragen of het gedrag herkenbaar is, hoe zij er mee omgaan en of zij eventueel nog tips of hulpmiddelen hebben om het gedrag te doorbreken. Jaloers gedrag Jaloezie is een uiting van emotie. Kinderen kunnen nog niet altijd duidelijk maken wat ze voelen en waarom. Ze uiten hun gevoelens dan door bijvoorbeeld ruzie te maken, andere kinderen te slaan, aandacht te vragen op onmogelijke momenten, boos te worden of te gaan huilen. Wij proberen er achter te komen waarom het kind jaloers is en samen met het kind een oplossing te vinden. We keuren jaloers zijn zelf niet af, jaloers zijn hoort bij de ontwikkeling van het kind. Wanneer het kind zijn jaloezie-emoties uit in bijvoorbeeld agressief gedrag dan wordt er, door met het kind te praten, duidelijk gemaakt dat dit niet mag en we Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
30
proberen samen een oplossing te vinden. Wanneer een kind vaak jaloers gedrag vertoont wordt met de ouders besproken of dit misschien thuis ook zo is en welke aanpak het beste kan zijn. Een kind met koppig gedrag Bij kinderen wordt de term koppig vaak gebruikt om aan te geven dat het gedrag van het kind niet overeen komt met de grenzen van de opvoeder. Een kind zoekt grenzen als het zich bewust wordt van zijn omgeving en de invloed die het daarop kan uitoefenen. Het toont een "eigen willetje". Soms brengt dit voor het kind "moeilijkheden" met zich mee als het kind zich moet gedragen als lid van een groep. Wanneer een kind koppig gedrag vertoont waarmee het de sfeer in de groep of het spel van andere kinderen verstoort, probeert de leiding uit te zoeken waardoor dat komt en neemt de tijd om het samen met het kind te bespreken. Wanneer het gedrag na een gesprekje niet is veranderd, proberen we samen een oplossing te zoeken, bijvoorbeeld door het kind uit de situatie te halen, af te leiden, een compromis te sluiten of niet op het koppig gedrag in te gaan. Een kind wat een driftbui heeft Een driftbui is een plotselinge uitbarsting van woede en boosheid en maakt vaak onderdeel uit van het zoeken naar grenzen.(afhankelijk van het karakter van het kind). Wanneer het gedrag van het kind de groep verstoort, een ander kind pijn doet of zichzelf dan wordt er individueel bekeken hoe we met de driftbui omgaan. Het ene kind heeft de geborgenheid nodig en de ander wil juist met rust gelaten worden. De leiding zoekt daarna met het kind naar de oorzaak van de driftbui en probeert het kind zijn emoties onder woorden te laten brengen. Een kind wat andere kinderen bijt in de groep Het komt voor dat een kind andere kinderen bijt - iets wat absoluut niet toegestaan wordt maar niet altijd is te voorkomen. Vaak bijten kinderen omdat ze nog niet duidelijk kunnen maken of vertellen wat ze willen. Het kan een uiting zijn van jaloezie of andere emoties: wat gebeurt er als ik dit doe? Er wordt altijd gekeken in welke situatie het bijten is gebeurd (de oorzaak van het bijten). Wanneer het om een heel jong kind gaat, dat in een bepaalde situatie altijd bijt, dan proberen we alert te reageren en het gedrag tijdig om te buigen. Een kind wat al kan begrijpen dat het iets heeft gedaan wat niet mag, wordt op zijn gedrag aangesproken en we proberen het duidelijk te maken dat het de ander pijn heeft gedaan. We proberen het kind te laten vertellen wat hem dwars zit en stimuleren het er over te praten (zich te uiten). We leggen ook uit wat hij in het vervolg in die situatie of met die gevoelens kan doen. Als praten en/of aanspreken niet helpt, wordt het kind even uit de situatie gehaald en apart gezet. We bijten in geen geval terug om te laten voelen dat bijten pijn doet. We overleggen met de ouders van het kind dat bijt. We vertellen een ouder van een kind wat gebeten is niet de naam van het kind dat bijt. Vanwege privacy van kind en ouders.
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
31
Agressief gedrag Doordat kinderen nog niet altijd onder woorden kunnen brengen wat hen dwars zit, proberen zij dat soms duidelijk te maken met hun lichaam: schoppen, slaan, schreeuwen of met dingen gooien. Het kind gebruikt dan als het ware zijn lichaam als communicatiemiddel in situaties die het niet aankan en is in principe niet zonder reden agressief. Wanneer het duidelijk is dat kinderen onderling, binnen de grenzen van veiligheid, hun conflicten kunnen oplossen grijpen we niet in. Ze krijgen zo de ruimte om te leren hier mee om te gaan. De kinderen mogen elkaar natuurlijk geen pijn of verdriet doen. Agressief gedrag met speelgoedgeweren en pistolen staan we niet toe. Ook mag er niet expres iets kapot worden gemaakt. Wanneer een kind tijdens het spelen ongewenst gedrag vertoond wat storend is voor de groep of wanneer een kind andere kinderen pijn doet, zal de groepsleiding dit altijd met de ouders bespreken. Samen wordt er dan gekeken of het gedrag voor hen herkenbaar is en hoe er thuis mee wordt omgegaan en wat de beste aanpak kan zijn. Ook wanneer het duidelijk is dat een kind zich niet prettig voelt, worden de ouders uitgenodigd voor een gesprek. Door met elkaar in gesprek te gaan lost zich vaak al een hoop op.
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
32
Hoofdstuk 13 Hygiëne - en veiligheid
Schoonmaakschema Wij hebben voor iedere ruimte een schoonmaakschema. Deze hebben wij met de groepsleiding samengesteld en deze wordt ook weer gecontroleerd door de GGD. In deze schoonmaakschema’s zijn alle voorkomende schoonmaakwerkzaamheden van de groep
opgenomen.
Het
is
verdeeld
in
dagelijkse,
wekelijkse
en
maandelijkse
schoonmaaktaken. Het schema wordt afgevinkt als de betreffende schoonmaakwerkzaamheden zijn gedaan. Het spreekt voor zich dat als de groepsleiding ziet dat een stuk speelgoed vies is, terwijl het die week al een keer is schoongemaakt, hij of zij het toch weer zal schoonmaken. Er wordt niet gewacht tot de volgende week. De was Er staat op de groep in de keuken een wasmand die minimaal 2 keer per week geleegd word. Het streven is om de inhoud van deze wasmand 2 keer in de week te wassen. Ook deze taak wordt gedurende de maand verdeeld over de verschillende groepen (algemeen schoonmaakschema). Wij wassen het wasgoed op de volgende temperaturen:
Washanden, handdoeken e.d.
60˚C
Knuffels e.d.
40˚C
Afwas Vieze vaat wordt in de keuken afgespoeld, afgewassen en weer ingeruimd in de keukenkastjes. De afwasborstel die bij de spoelbak ligt, wordt wekelijks vervangen. Schoonmaakmiddelen Met de aankoop van schoonmaakmiddelen wordt met een aantal zaken rekening gehouden. Zaken zoals: veiligheid/giftigheid, waarvoor het gebruikt moet worden en milieu aspecten. De volgende schoonmaakmiddelen worden bij BSO De Grote Uil gebruikt:
Mr. Proper van Procter & Gamble: glasreiniger en multi-oppervlakken (voor het schoonmaken van de ramen/ spiegels.
Citronel (voor het schoonmaken van het speelgoed, de kasten, vensterbanken, de keuken, het toilet en om de vloer mee te dweilen)
Vloeibaar schuurmiddel zoals Jif (om de wasbakken schoon te maken).
Dreft afwasmiddel (voor de handmatige afwas). Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
33
De schoonmaakmiddelen worden opgeborgen in een dichte kast in de keuken, op een hoogte waar de kinderen niet bij kunnen. Legionella Wij hebben onze elektronisch temperatuurgeregelde HR-ketels afgesteld op de wettelijke normen, en hebben daar ook een onderhoudscontract voor. Wij laten de brandhaspel controleren door erkende bedrijven ter voorkoming van de Legionellabacterie. Groepen In de groepsruimte, waar de kinderen verblijven/ spelen, is voorzien van een stofvrije ondergrond. De ouders die binnen komen lopen eerst over een droogloopmat. Kapstokken/hoofdluis Bij BSO de grote uil zorgen wij voor verantwoorde bakken waar de jassen, tassen en andere spullen in kwijt kunnen. Ter voorkoming van hoofdluis gebruiken wij kapstokken met haakjes die zover van elkaar afhangen dat de luizen niet over kunnen gaan op een andere jas. leder kind heeft een eigen haakje. Luizen hebben de menselijke huid nodig om te leven. Ze prikken gaatjes in de huid en zuigen daardoor bloed op. Dit veroorzaakt hevige jeuk. De hoofdluis leeft dicht bij de hoofdhuid en legt haar eitjes (neten) vaak achter de oren tegen de haarbasis. Besmetting met hoofdluis vindt plaats door lichamelijk contact (bijvoorbeeld spelende kinderen), via kleding (bijvoorbeeld kapstokken op school)) en speelgoed (bijvoorbeeld knuffelbeesten). Er wordt wel gedacht dat een besmetting met luizen een gevolg is van armoede of slechte lichaamshygiëne, maar besmetting is onder normale hygiënische omstandigheden nauwelijks te voorkomen en is geen schande. Hoe proberen wij bij BSO De Grote Uil hoofdluis te voorkomen? Wij zorgen ervoor dat lichamelijk contact met een besmet persoon/kind wordt vermijd. En laten het kind eerst door de ouders thuis behandelen tegen hoofdluis. Ook zullen we open zijn bij een waargenomen besmetting en zullen we de ouders en leidsters waarschuwen. Evacuatieplan Er is een evacuatieplan voor de vestiging opgesteld. Daarin staat beschreven hoe wij moeten handelen in de meest voorkomende noodsituaties. We oefenen dit plan minstens Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
34
één keer per jaar om goed voorbereid te zijn. De goedgekeurde brandblusapparatuur wordt ook jaarlijks gecontroleerd (ijkcontrole) door een daartoe bevoegde instantie. E.H.B.O. Er is een EHBO-doos en een gifwijzer aanwezig in onze BSO. Deuren De buitendeuren zijn zodanig beveiligd door dubbele deuren (o.a. door een draaiknop) dat kinderen niet ongemerkt de BSO kunnen verlaten. Ook hebben we bij de buitendeuren camera’s hangen zodat wij zien wie er voor de deur staat en we zelf kunnen bepalen wie er binnenkomt. Dit om onbevoegden te weren. Glas Om te voorkomen dat men zomaar binnen kan kijken, hebben wij de ramen en deur bij de ingang beplakt met mat plakplastic. Wandcontactdozen Alle wandcontactdozen zijn geaard en voorzien van een ‘kinderbeveiliging’. Kasten Op alle hoeken van de speelgoedkasten zijn hoekbeschermers geplaatst. De kasten zijn verankerd aan de muren. Speelgoed Bij de aanschaf van het speelgoed wordt er gelet op de veiligheid, duurzaamheid, aantrekkelijkheid en de ontwikkeling die het stimuleert. Het aanwezige speelgoed wordt elke week gecontroleerd op gebreken. Indien het een gevaar vormt voor de kinderen, wordt het apart gehouden voor reparatie of weggegooid. Voeding Onze keuken is in een aparte ruimte. Zo wordt de speelruimte van de kinderen niet beperkt en worden de gevaren van de keuken, uitgesloten. De keuken is apart gesitueerd van de groepsruimte. Warme dranken Wij hebben in onze BSO de regel dat warme dranken zoals thee en koffie vervoerd worden in thermoskannen en op een veilige plek worden bewaard totdat de temperatuur van de drank zodanig gedaald is, om gedronken te worden. Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
35
Vloeren De vloer van onze BSO is goed te onderhouden. Ze is goed reinig baar, isolerend en splintervrij. Omdat de vloer glad kan zijn, vragen wij aan de ouders van kinderen om de kinderen sloffen mee te geven. Zo blijft het schoon en is het veilig. Wanden De wanden in onze BSO zijn bedekt met glad afgewerkt en afwasbare muurbekleding. De verf die hierbij gebruikt is, is gifvrij. Huisdieren Na huisstofmijten zijn huisdieren de belangrijkste bronnen van inhalatieallergenen in de woonomgeving. Wij hebben daarom geen huisdieren in onze groepsruimte. Om de kinderen kennis te laten maken met diersoorten, maken wij bijvoorbeeld uitstapjes naar de kinderboerderij. Roken In BSO De Grote Uil heerst een algemeen rookverbod. Tassen van de medewerkers In de tassen van personeelsleden kunnen kindonvriendelijke materialen, zoals sigaretten, medicijnen enz. zitten. Daarom bergen de personeelsleden hun tassen op buiten het bereik van de kinderen. Buitenspeelplaatsen Onze buitenspeelplaats zal omringd worden met een goedgekeurd hekwerk. Hierbij zal rekening worden gehouden met de afstand tussen de spijlen. Deze moeten dicht op elkaar staan (10 cm), zodat een kinderhoofd er niet tussen past en de kinderen niet vast kunnen komen te zitten of ongemerkt van de speelplaats af kunnen gaan. Verder zal het hek ook goed afsluitbaar worden en kunnen de kinderen zich er niet aan bezeren. De hoogte van het hekwerk zal 100 cm worden. De speeltoestellen op onze buitenspeelplaats
zullen
voldoen
aan
de
veiligheidseisen.
Bovendien
worden
de
speeltoestellen gecontroleerd door de Keuringsdienst van Waren. Zolang deze speelplaats er nog niet is, zullen wij met de kinderen naar een speeltuin gaan in de buurt.
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
36
Auto’s/busjes waarmee de kinderen vervoerd worden
1. Bij inschrijving geeft de ouder aan van en naar welke school het kind zal worden opgehaald en worden gebracht.
2. Wij halen en brengen de kinderen zelf van en naar school. 3. Wij gebruiken onze eigen bestemde busjes. Bij overmacht wordt er altijd voor een alternatief gezorgd, zoals taxi’s etc.
4. De kinderen moeten altijd hun gordel aan hebben. Daarnaast mag er in de auto niet gegeten of gedronken worden. Niet alleen vanwege de hygiëne, maar ook om bijvoorbeeld verstikkingsgevaar te voorkomen. Kinderen dienen zich netjes te gedragen in de bus en/of auto.
5. Kinderen worden uitsluitend binnen Tilburg opgehaald bij de afgesproken school. 6. Kinderen die niet gehaald of gebracht hoeven te worden dienen zich 24 uur van tevoren af te melden.
3.1
Bron
Voor dit plan is het volgende stuk geraadpleegd:
Toelichting bij de checklist Hygiëne en Veiligheid in de Kinderopvang van de GGD Noord-Brabant.
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
37
Hoofdstuk 14 Veiligheidsmanagement Inleiding Bij BSO De Grote Uil besteden we graag aandacht aan risico-inventarisatie. Om dit zo adequaat mogelijk te kunnen doen wordt hier twee keren per jaar aandacht aan besteed. Daarnaast krijgen nieuwe medewerkers nadat deze zijn aangenomen, een training om risico’s te kunnen herkennen en te ondervangen. Waar het nodig is worden verschillende scenario’s in de praktijk geoefend. Door al deze maatregelen hopen wij de veiligheid van de kinderen te waarborgen. Alle risico’s zijn door genomen door de vestigingsmanager en groepsleidsters.
Veiligheidsmanagment Inventarisatie lijst uitwerking
Buitenschoolse opvang De grote Uil
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
38
Entree 1) Kind valt doordat het niet bij de trapleuning kan. Uitgesloten De kans dat deze situatie zich voordoet is uitgesloten, er is geen trap aanwezig bij de BSO. 2) Kind valt doordat de trapleuning niet goed vast zit. Uitgesloten De kans dat deze situatie zich voordoet is uitgesloten, er is geen trap aanwezig bij de BSO. 3) Kind glijdt van de leuning en valt. Uitgesloten De kans dat deze situatie zich voordoet is uitgesloten, er is geen trap aanwezig bij de BSO. 4) Kind struikelt over kapotte trede. Uitgesloten De kans dat deze situatie zich voordoet is uitgesloten, er is geen trap aanwezig bij de BSO. 5) Kind glijdt uit op een gladde trede. Uitgesloten De kans dat deze situatie zich voordoet is uitgesloten, er is geen trap aanwezig bij de BSO. 6) Kind raakt bekneld tussen de treden van een open trap. Uitgesloten De kans dat deze situatie zich voordoet is uitgesloten, er is geen trap aanwezig bij de BSO. 7) Kind valt van de trap af. Uitgesloten De kans dat deze situatie zich voordoet is uitgesloten, er is geen trap aanwezig bij de BSO. 8) Kind valt aan de zijkant van de trap. Uitgesloten De kans dat deze situatie zich voordoet is uitgesloten, er is geen trap aanwezig bij de BSO. 9) Kind klimt over of door de balustrade en valt. Uitgesloten De kans dat deze situatie zich voordoet is uitgesloten, er is geen trap aanwezig bij de BSO. 10) Kind struikelt over een oneffenheid. Uitgesloten De BSO is geheel vernieuwd en bevind zich in een nieuw gebouw, alle vloeren volledig zijn geëgaliseerd. 11) Kind glijdt uit over een natte vloer. Uitgesloten In de entree ligt tapijt, dit kan niet nat worden dus kan het kind ook niet uitglijden. 12) Kind glijdt uit over gladde vloer. Uitgesloten In de entree ligt tapijt, dit tapijt is ruw van textuur, dus kan het kind ook niet uitglijden over een gladde vloer.
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
39
13) Kind bezeerd zich aan een oneffenheid. B.2 De kans dat deze situatie zich voordoet is klein, de ernst is ook klein. De kinderen komen vanuit de buiten deur, rechtstreek door een andere deur de BSO in. Kinderen mogen ook niet in de gang spelen maar de kans dat een kind zich bezeert aan de muur kan bestaan. Actieplan 13 Kind bezeerd zich aan een oneffenheid Te nemen maatregel: - Kinderen houden zich aan de groepsregel, kinderen mogen niet in de gang spelen of rennen, zij mogen daar alleen zijn onder toezicht van een pmw’er om naar buiten of binnen te gaan. Uitvoeren door/ streefdatum: - Pmw’ers maken groepsregels voor februari 2015 Gerealiseerd: Gerealiseerd februari 2015 ******************************************************** 14) Kind botst tegen kappenstok. Uitgesloten In de entree van de BSO bevindt zich geen kappenstok. 15) Kind krijgt zijn vingers tussen de deur. A.1 De kans dat deze situatie zich voordoet is groot, de ernst is ook groot. De leiding moet ten alle tijden de deuren voor de kinderen openhouden, om ervoor te zorgen dat dit scenario niet plaats vind. Bijzonderheden: Er zijn 2 deuren waar de kinderen doorheen moeten. De buitendeur, en de tussendeur. Actieplan Te nemen maatregel: Uitvoeren door/ streefdatum: Gerealiseerd: 16) Kind valt door glas in deur. B1 In de entree van de BSO bevinden zich geen ramen Actieplan Te nemen maatregel: Uitvoeren door/ streefdatum: Gerealiseerd: 17) Kind valt door ruit. B1 De kans dat deze situatie zich voordoet is klein, de ernst is ook groot. Actieplan 17 Kind valt door ruit Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
40
Te nemen maatregel: - In de entree wordt veiligheidsglas geplaatst - Kinderen houden zich aan de groepsregel, niet rennen op de groep Uitvoeren door/ streefdatum: R. Zeeman / februari 2015 Gerealiseerd: gerealiseerd februari 2015 18) Kind valt door open raam. Uitgesloten In de entree van de BSO is geen raam aanwezig dat open kan. 19) Kind botst of valt tegen radiator. Uitgesloten In de entree van de BSO bevinden zich geen verwarmingen. 20) Kind struikelt door onvoldoende licht. B2 Deze lamp wordt bij opening van de BSO meteen aangedaan. Bijzonderheden Er hangt in de Entree een brede lamp, die voorziet de hele entree voor licht. Actieplan Te nemen maatregel: Uitvoeren door/ streefdatum: Gerealiseerd: 21) Lamp wordt stuk gegooid en glas valt naar beneden. A.1 De kans dat deze situatie zich voordoet is groot, de ernst is ook groot. De BSO kinderen mogen alleen gebruik maken van het stukje entree, om naar buiten/binnen te komen. Bijzonderheden: De entree ruimte is klein, en is meer een gang pad waarin de overgang naar buiten/binnen te onderscheiden is. Actieplan Te nemen maatregel: Uitvoeren door/ streefdatum: Gerealiseerd:
22) Kind komt in contact met elektra B.1 Zodra een kabel of elektra zichtbaar is, zal dit ten aller tijden meteen vervangen worden. Bijzonderheden: Alle elektra snoeren en dergelijke zijn netjes weggewerkt met afwerk strips. Actieplan Te nemen maatregel: Uitvoeren door/ streefdatum: Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
41
Gerealiseerd:
23) Kind drinkt van schoonmaakmiddel Uitgesloten In de entree ruimte van de BSO bevinden zich geen schoonmaak middelen. 24) Kind eet van giftige plant Uitgesloten In de entree ruimte van de BSO bevinden zich geen giftige planten of dergelijke. 25) Kind eet sigaretten of medicijnen uit de tas van een leidster. Uitgesloten Alle medewerkster van de BSO, bewaren hun jassen, tassen en dergelijke in het kantoor. Bijzonderheden: De BSO entree, is een gangpad wat de buiten deur met de binnen deur verbind.
Leefruimte 26) Kind struikelt over oneffenheid B.2 De kans dat deze situatie zich voordoet is klein, de ernst is ook klein. De vloeren worden dagelijks gecontroleerd voor oneffenheid, zodra er iets word geconstateerd word daar direct op geanticipeerd. Bijzonderheden: De leefruimte is nieuw, en de vloeren zijn allemaal geëgaliseerd, waardoor er (nog) geen oneffenheid zichtbaar is.
27) Kind bezeerd zich aan een oneffenheid B.2 De kans dat deze situatie zich voordoet is klein, de ernst is ook klein. De muren worden dagelijks gecontroleerd voor oneffenheid, zodra er iets word geconstateerd word daar direct op geanticipeerd. Bijzonderheden: De locatie van de BSO is nieuw. Alle muren zijn gestuukt, waardoor er geen oneffenheden zijn.
28) Kind krijgt vingers tussen de deur. B.1 De enige deur waar de kinderen bij spelen, is aller daags dicht en op slot. Deze deur wordt niet geopend, maar wel elke avond gecontroleerd.
29) Kind valt door glas in deur De enige deur waar de kinderen bij spelen bevat geen glas.
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
42
30) Kind valt door ruit In de leefruimte van de BSO bevinden zich geen ramen.
31) Kind valt door open raam In de leefruimte van de BSO bevinden zich geen ramen.
32) Kind botst of valt tegen Radiator A.2 Verwarmingen moeten nog afgedekt worden, zodat kinderen zich hier naar aan kunnen bezeren op welke gronde dan ook. Bijzonderheden: Alle verwarmingen zijn niet afgedekt. 33) Kind struikelt door onvoldoende licht B.2. De kans dat deze situatie zich voordoet is klein, de ernst is ook klein. 34) Lamp wordt stuk gegooid en glas valt naar beneden. B.2. De kans dat deze situatie zich voordoet is klein, de ernst is ook klein. 35) Kind komt in contact met elektra B.1 Elke dag wordt er gecontroleerd of alles goed is afgedekt, mocht dit niet het geval zijn dan zal men daar spoedig op anticiperen. Bijzonderheden: Alle draden en overige elektra zijn afgesloten met een afdeklat. 36) Kind komt aan contactsnoer en krijgt apparaat op zich A.2 De kinderen mogen niet zonder toestemming en toezicht van een medewerker apparatuur gebruiken. Bijzonderheden: De Bso heeft meerdere apparaaturen tot zijn beschikking wat elektriciteit bevat. Alle snoeren zijn weggewerkt. Computers/tv/dansscherm 37) Kind drinkt van schoonmaakmiddel B.1 Medewerkers mogen alleen schoonmaken, na of voor openingstijd. Bijzonderheden: In de leefruimte bevinden zich geen schoonmaakmiddelen. 38) Kind stoot zich tegen meubilair A.2 Meubilair wordt zodanig neergezet, dat de kinderen daar zo min mogelijk last van ervaren Bijzonderheden Onontkoombaar 39) Kind krijgt splinter in vinger B.2 De kans dat deze situatie zich voordoet is klein, de ernst is ook klein. Meubilair wat kan splinteren wordt elke dag gecontroleerd op oneffenheden. Zodra dit word geconstateerd, wordt het meubilair stuk acuut verwijderd. Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
43
40) Kast valt om en kind komt onder de kast B.2 De kans dat deze situatie zich voordoet is klein, de ernst is ook klein. Het zijn grote, brede stevige kasten. Deze kunnen, na zichtbaar hinder vast gezet worden aan de muren. Bijzonderheden: Alle kasten van de BSO staan tegen de muren aan. 41) Decorstuk op onderbeen van kind gevallen. Binnen de leefruimte van de kinderen, bevinden zich geen decorstukken. 42) Kind verwond zich aan scherp speelgoed of splinters aan speelgoed. B.2 De kans dat deze situatie zich voordoet is klein, de ernst is ook klein. Wekelijks word het speelgoed gecontroleerd op oneffenheden. Wanneer men dit constateert, wordt het materiaal acuut verwijderd uit de leefruimte van de kinderen. 43) Kind verband zich aan soldeerbout Binnen de leefruimte van de BSO bevind zich geen soldeerbout. Deze is ook niet aanwezig binnen het pand. 44) Kind heeft toegang tot lucifers / aansteker Ten alle tijd, moeten collega’s hun spullen opbergen in de ruimte die daarvoor is uitgekozen. Er wordt hier duidelijk en discreet controle op gevoerd. Bijzonderheden: Alle medewerkers van de BSO hebben een aparte ruimte, waarin zij hun jassen en tassen kunnen opbergen. 45) Kind verbrand zich aan heet water Medewerkers van de BSO mogen geen heet water producten of dergelijke meenemen in de leefruimte van de kinderen. Bijzonderheden: Er word in de leefruimte van de kinderen niet gewerkt met heet water of dergelijke.
46) Thee komt over een kind heen B.1 Er word controle uitgevoerd elke dag, of daadwerkelijk aan deze regel wordt gehouden betreft het nuttigen van thee of koffie waren. Bijzonderheden: Medewerkers van de BSO mogen geen thee of koffie waren in de leefruimte nuttigen.
47) Kind zaagt in vingers BSO de grote uil heeft geen beschikking over zaag Gereedschap. Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
44
48) Kinderen botsen tegen elkaar A.2 De kans dat deze situatie zich voordoet is groot, de ernst is ook klein. Zoveel mogelijk rust bewaren binnen de BSO. Tevens is er de regel dat er alleen buiten of op de dansruimte gerend mag worden. Dit geldt even eens voor het druk doen.
49) Kind botst tegen object A.2 De kans dat deze situatie zich voordoet is groot, de ernst is ook klein. Alle meubelen en kasten worden zodanig neer gezet, zodat de kinderen weinig hinder hebben in hun doen en laten.
50) Kind wordt door huisdier gebeten Binnen de BSO bevinden zich geen huisdieren
Buitenruimte 51) Kind valt van speeltoestel op harde ondergrond Bijzonderheden: De BSO buitenspeelplaats is nog in ontwikkeling. Er word nog geen gebruik gemaakt van deze plaats. Met mooi weer, gaan medewerkers met de kinderen naar de speeltuin. Vooruitgang: De buitenruimte is nog in ontwikkeling. Hij is nog niet in gebruik
52) Kind valt door defect materiaal
53) Kind blijft met koordje van de capuchon (achter glijbaan) hangen.
54) Kind komt met nek klem tussen de traptreden
55) Kind verwond zich aan scherpe rand van het speeltoestel
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
45
56) Kind krijgt een splinter in vinger
57) Kind struikelt over speeltoestel
58) Kind botst tegen speeltoestel, obstakel of ander kind
59) Kind botst tegen een ander kind op de schommel
60) Vinger van het kind zit klem in holle buis.
61) Beknellen van de vinger bij schommelen
62) Kind valt van veerwip door defect materiaal
63) Kind snijdt zich aan zwerfvuil in zandbak.
64) Kind stoot zich tegen rand van de zandbak
65) Kind rent al spelend de straat op B.1 Er wordt afgesproken dat de kinderen niet zonder toezicht aan het hek mogen komen. Bijzonderheden: De buitenplaats van de BSO, bevind zich helemaal aan de achterzijde, wat afgesloten wordt met een hek. 66) Kind bezeerd zich aan de omheining B.1 Scherpe onderdelen worden verwijderd. Eveneens zal iedere dag waarop de buiten ruimte gebruikt wordt gemaakt een controle worden gedaan. Bijzonderheden: Scherpe onderdelen worden verwijderd eveneens als andere beschadigingen.
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
46
67) Kind kruipt onder de omheining door en komt klem te zitten B.1 Iedere dag zal er een inspectie plaats vinden om het hek werk te controleren. Wanneer men constateert dat dit niet veilig is, wordt hier adequaat naar gehandeld en zal het niet in gebruik worden genomen. Tevens zullen medewerkers er waakzaam op zijn, om dit te voorkomen. Bijzonderheden: Hoogte van het hek bedraagt ong. 70 cm. 68) Kind klimt op de omheining en valt B.1 Iedere dag zal er een inspectie plaats vinden om het hek werk te controleren. Wanneer men constateert dat dit niet veilig is, wordt hier adequaat naar gehandeld en zal het niet in gebruik worden genomen. Tevens zullen medewerkers er waakzaam op zijn, om dit te voorkomen. bijzonderheden Hoogte van het hek bedraagt 70 cm. (??) Vooruitgang In bestelling, wordt zo spoedig mogelijk geleverd. 69) Kind valt door glazen windscherm De BSO buitenplaats heeft geen windscherm. 70) Kind struikelt over boomwortel De plek waar onze buitenplaats is/wordt gevestigd, bevinden zich geen bomen of planten. 71) Kind struikelt over oneffenheid A.2 De kans dat deze situatie zich voordoet is groot, de ernst is ook klein. Zodra er zich een oneffenheid plaats vind in de buiten ruimte, zal men daar meteen actie voor ondernemen. Tevens wordt er (voor gebruik) gecontroleerd voordat de kinderen naar buiten gaan. Vooruitgang: De buitenruimte is nog in ontwikkeling. Hij is nog niet in gebruik 72) Kind glijdt uit op natte plek A.2 De kans dat deze situatie zich voordoet is groot, de ernst is ook klein. De buitenruimte word voor gebruik gecontroleerd door het personeel. Der mate proberen wij er voor te zorgen, dat eventuele gladde plek (na bijv. ijsvorming) verwijderd worden. Vooruitgang: De buitenruimte is nog in ontwikkeling. Hij is nog niet in gebruik 73) Kind rent tegen obstakel A.2 De kans dat deze situatie zich voordoet is groot, de ernst is ook klein. Eventuele obstakels die zich kunnen gaan ontwikkelen, worden meteen verwijderd of aangepast wegens veiligheid. Tevens word er iedere dag (voor het buitenspelen) gecontroleerd Vooruitgang: De buitenruimte is nog in ontwikkeling. Hij is nog niet in gebruik. 74) Kind botst tegen een fiets Er zijn geen fietsen aanwezig op de BSO. Personeel die met de fiets komt, moet deze buiten de speelplaats om plaatsen, zodat kinderen daar geen hinder van hebben. Vooruitgang De buitenruimte is nog in ontwikkeling. Hij is nog niet in gebruik 75) Kind valt van de fiets Er zijn geen fietsen aanwezig op de BSO. Kinderen kunnen daar dus ook geen gebruik van maken. Vooruitgang: De buitenruimte is nog in Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
47
ontwikkeling. Hij is nog niet in gebruik. 76) Kind bezeerd zich aan zwerfvuil B.2 De kans dat deze situatie zich voordoet is klein, de ernst is ook klein. Wanneer men naar buiten gaat, word van te voren eerst alles geïnspecteerd op zwerfvuil of andere situaties. Vooruitgang: De buitenruimte is nog in ontwikkeling. Hij is nog niet in gebruik 77) Kind word omver gelopen A.2 De kans dat deze situatie zich voordoet is groot, de ernst is ook klein. Wanneer men naar buiten gaat, word van te voren eerst alles geïnspecteerd op zwerfvuil of andere situaties. Vooruitgang: De buitenruimte is nog in ontwikkeling. Hij is nog niet in gebruik 78) Kind raakt te water Er bevind zich geen sloot, vijver of dergelijke bij/in/rondom de buitenspeelplaats van de BSO 79) Kind raakt te water tijdens vlotten bouwen Er bevind zich geen sloot, vijver of dergelijke bij/in/rondom de buitenspeelplaats van de BSO 80) Kind valt met skaten A.2 De kans dat deze situatie zich voordoet is groot, de ernst is ook klein. BSO kinderen mogen skeelers meenemen, deze mogen gebruikt worden, mits daar de ruimte voor is. Bij drukte dus niet ! Bijzonderheden: Kind mag alleen skaten, met de desbetreffende bescherming, en alleen wanneer daar de ruimte voor is. 81) Kind botst met skaten tegen ander kind aan A.1 De kans dat deze situatie zich voordoet is groot, de ernst is ook groot. BSO kinderen mogen skeelers meenemen, deze mogen gebruikt worden, mits daar de ruimte voor is. Bij drukte dus niet !
Sanitair kinderen 82) Kind glijdt uit op natte vloer B.2 De kans dat deze situatie zich voordoet is klein, de ernst is ook klein. Er word bij elke wc ronde even gecontroleerd hoe het er allemaal uit ziet. Zodra er een natte vloer word geconstateerd, zal men dit meteen opdweilen. 83) Kind verbrand zich aan heet water De kraan in de wc, geeft alleen koud water. De kinderen komen dus niet in aanraking met heet water. 84) Kind drinkt van schoonmaakmiddelen Medewerksters die de Wc schoonmaken, mogen dit buiten de tijd van kinderen omdoen. Tevens worden alle ruimtes, voor de binnenkomst van de kinderen, gecontroleerd op schoonmaakmiddelen. Bijzonderheden: In de wc van de kinderen bevinden zich geen schoonmaak materialen.
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
48
Keuken 85) Kind brand zich aan de kookplaat De bso is niet in bezit van een kookplaat of dergelijke. 86) Kind trekt pan van het fornuis De bso is niet in bezit van een kookplaat of dergelijke. 87) Kind brand zich aan oven tijdens koekjes bakken De bso is niet in bezit van een kookplaat of dergelijke. 88) Kind brand zich aan oven ruit De bso is niet in bezit van een kookplaat of dergelijke. 89) Kind loopt brandwonden op door de waterkoker over zich heen te trekken B.1 De waterkoker mag alleen door medewerkers gebruikt worden, buiten bereik van kinderen om. Bijzonderheden: De waterkoker staat veilig opgeborgen, uit de hoogte van kinderen. 90) Kind heeft toegang tot lucifers / aansteker B.1 Medewerkers behouden hun aanstekers/lucifers in eigen tassen op de aangewezen plek, waar kinderen niet bij mogen. Hier word sterk op gecontroleerd. 91) Kind brand zich aan heet water B.1 De keuken bevind zich buiten de speelruimte van de kinderen. Er is een afspraak gemaakt, dat de kinderen niet verder mogen komen dan hun eigen groepsruimte. 92) Hete thee komt over een kind heen B.1 Medewerkers mogen ten alle tijden GEEN koffie/thee waren op de groep nuttigen in samenhang met kinderen.
93) Kind snijd zich aan mes B.1 Volwassen messen (schilmesjes) moeten opgeborgen worden, waar de kinderen niet bij kunnen komen. Tevens moeten deze na gebruik, weer veilig weg gelegd worden. Kinderen moeten ook ten alle tijd uit de keuken gedeelte blijven. Bijzonderheden: BSO heeft in de keuken, waar de kinderen bij kunnen komen, alleen kindermesjes liggen van plastic
94) Kind drinkt van schoonmaak middel B.1 De kinderen mogen ten aller tijd niet in de keuken komen, met of zonder toezicht. Schoonmaakmiddelen mogen alleen gebruikt worden, wanneer de kinderen niet aanwezig zijn. Vooruitgang: Kinderslot keuken kastjes onder. Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
49
95) Kind glijdt uit over de natte vloer B.1 Er kan in de keuken altijd door personeel geknoeid worden met water of dergelijke. De medewerkers dienen dit zo snel mogelijk op te poetsen. Bijzonderheden: De kinderen mogen ten aller tijd niet in de keuken komen, met of zonder toezicht.
Bergruimte 96) Kind drinkt van schoonmaakmiddel Schoonmaakmiddelen mogen alleen gebruikt worden, wanneer de kinderen niet aanwezig zijn. Bijzonderheden: De bergruimte bevind zich in het kantoor gedeelte, waar de kinderen niet komen.
97) Kind krijgt giftige stoffen binnen omdat voedsel naast gevaarlijke stoffen wordt verborgen Voedingssupplementen zijn gescheiden van schoonmaakmiddelen of dergelijke. Deze worden apart van elkaar beheerd.
98) Kind verbrand zich aan heet water In de bergruimte, bevind zich geen kraan noch heet water.
Kantoor 99) Kind eet medicijnen uit tas leidster B.1 Medewerkers moeten hun tassen ten aller tijde opbergen en buiten bereik van kinderen houden om dit soort situaties te voorkomen Bijzonderheden: Er word geen toegang verleent tot de kantoor ruimte voor kinderen.
100) Kind sigaretten op B.1 Medewerkers moeten hun tassen ten aller tijde opbergen en buiten bereik van kinderen houden om dit soort situaties te voorkomen. Bijzonderheden: Er word geen toegang verleent tot de kantoor ruimte voor kinderen.
101) Kind eet toner van kopieermachine op B.1. Er moet altijd iemand aanwezig zijn op kantoor, als dit niet het geval is, dan wordt de kantoor ruimte afgesloten. Bijzonderheden: Er word geen toegang verleent tot de kantoor ruimte voor kinderen.
102) Kind snijd zich aan kantoor artikelen B.1 Er moet altijd iemand aanwezig zijn op kantoor, als dit niet het geval is, dan wordt de Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
50
kantoor ruimte afgesloten. Bijzonderheden: Er word geen toegang verleent tot de kantoor ruimte voor kinderen.
Sanitair volwassenen 103) Kind drinkt van schoonmaak artikelen Er moet altijd iemand aanwezig zijn op kantoor, als dit niet het geval is, dan wordt de kantoor ruimte afgesloten. Tevens word er geen toegang verleent aan kinderen. Schoonmaakmiddelen worden op een gepaste wijze opgeborgen. Bijzonderheden: Sanitair voorziening van de volwassenen, bevind zich achter de kantoor ruimte.
Omgeving 104) Kind moet oversteken tussen geparkeerde auto’s Medewerkers moeten ten alle tijden waakzaam zijn, en de kinderen nauwlettend in de gaten houden, wanneer zij de auto’s verlaten. Bijzonderheden: Om naar de BSO te kunnen komen, moet men eerst met de auto een lange oprit op. De kinderen worden niet dicht bij de straat uit de auto gehaald.
105)
Kind rent de weg op als het wordt opgehaald. B.1 Ten aller tijden de veiligheid van kinderen waarborgen. De kinderen moet onder toezicht naar de auto worden begeleid, of vandaan worden gehaald. Bijzonderheden: Om naar de BSO te kunnen komen, moet men eerst met de auto een lange oprit op. De kinderen worden niet dicht bij de straat uit de auto gehaald of opgehaald door ouders. Mocht het door drukte, dicht bij de entree zitten dan moet men hier waakzaam op zijn.
106) Kind rent al spelend de straat op B.1 De kinderen mogen alleen met toezicht de hoofdstraat naderen. De medewerkers zullen ten alle tijden waakzaam zijn. Bijzonderheden: Om naar de BSO te kunnen komen, moet men een lange oprit op/af. De speelplaats van de kinderen is omringt met een hek, zij komen niet verder. Buiten het hek om, mogen zij alleen met toezicht zich begeven.
107) Kind bezeerd zich aan omheining B.1 De kinderen mogen alleen buiten de speelplaats, onder toezicht zich hier begeven. Bijzonderheden: De omgeving van de BSO bestaat uit een lange oprit, wat is omringt met muren. De kinderen komen hier alleen, wanneer zij de auto in/uit moeten.
108) Kind kruipt onder de omheining en komt klem te zitten B.1 De enige omheining waar wij mee te maken hebben op de BSO is het hekwerk. Deze is al omschreven.
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
51
109) Kind kruipt tussen de spijlen door en komt klem te zitten In de omgeving van de BSO bevinden zich geen spijlen, waar de kinderen in aanraking mee komen.
110) Kind klimt op de omheining en valt In de omgeving van de BSO (buiten de speelplaats om) hebben wij hoge muren, waar zowel volwassenen als kinderen niet overheen kunnen komen.
111) Kind struikelt over boomwortel B.2 De kans dat deze situatie zich voordoet is klein, de ernst is ook klein. Op het terrein van de BSO staan geen bomen. De omliggende tuinen wel. Deze wortels kunnen ondergronds naar onze plaats groeien waardoor ze eventueel hinder kunnen veroorzaken.
112) Kind struikelt over oneffenheid A.2 De kans dat deze situatie zich voordoet is groot, de ernst is ook klein. Zodra zich een oneffenheid vormt, zal men daar snel een gepaste oplossing voor zoeken en ten uitvoering brengen. Bijzonderheden: Medewerkers voeren inspecties uit, om er voor te zorgen dat men zich veilig over het terrein kan begeven.
113) Kind glijdt uit op natte plek B.2 De kans dat deze situatie zich voordoet is klein, de ernst is ook klein. De buitenruimte word voor gebruik gecontroleerd door het personeel. Der mate proberen wij er voor te zorgen, dat eventuele gladde plek (na bijv. ijsvorming) verwijderd worden.
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
52
Hoofdstuk 15 Gezondheidsmanagement Inleiding Bij BSO De Grote Uil besteden we graag aandacht aan risico-inventarisatie. Om dit zo adequaat mogelijk te kunnen doen wordt hier twee keren per jaar aandacht aan besteed. Daarnaast krijgen nieuwe medewerkers nadat deze zijn aangenomen een training om risico’s te kunnen herkennen en te ondervangen. Waar het nodig is, worden verschillende scenario’s in de praktijk geoefend. Door al deze maatregelen hopen wij de gezondheid van de kinderen te waarborgen. Alle risico’s zijn door genomen door de vestigingsmanager en groepsleidsters.
Gezondheidsmanagment Inventarisatie lijst uitwerking
Buitenschoolse opvang De grote Uil
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
53
Locatie
Scenario
Urgentiecode
x
Kind komt via ongewassen handen van groepsleiding in contact met ziektekiemen
Klein
Bijzonderheden
Actie nodig
Handen wassen voor : - Bereiding en aanraken voedsel - Wondverzorging - Eten of helpen bij het eten Handen wassen na : - Hoesten, niezen etc. - Toilet bezoek - Buiten spelen - Contact met lichaamsvocht - Schoonmaakwerkzaamheden - Behandeling van vuile was
Medewerkers moeten ten alle tijden zorg dragen voor een goede handhygiëne. Tevens hangt er aan de muur een notitie waarop staat aangegeven hoe men handen moet wassen.
Er moet ten alle tijden vloeibare zeep beschikbaar zijn voor medewerkers.
Locatie
Scenario
Urgentiecode
x
Kind komt via onzorgvuldig gewassen handen van de groepsleiding in contact met ziektekiemen
Klein
Bijzonderheden
Actie nodig
Handen wassen: - Gebruik stromend water - Maak de handen nat en neem vloeibare zeep - Wrijf de handen over elkaar en zorg ervoor dat water en zeep over de gehele handen worden verdeeld - Spoel de handen al wrijvend af onder stromend water - Droog de handen af met een schone droge handdoek, gebruik het liefst papieren handdoeken
Medewerkers dragen ten alle tijden zorg voor een goede handhygiëne. Tevens hangt er aan de muur een notitie waarop staat aangegeven hoe men handen moet wassen.
Er moet ten alle tijden vloeibare zeep beschikbaar zijn voor medewerkers.
Locatie
Scenario
Urgentiecode
x
Kind komt in contact met ziektekiemen van zieke groepsleiding
Klein
Bijzonderheden
Actie nodig
-
Zorg dragen voor een goede hygiëne In het geval van ernstige symptomen zoals: diarree, overgeven, hoge koorts etc. medewerker thuis blijven
Wanneer medewerker een lange periode aaneen volgend ziek is, kan de ARBO-arts ingeschakeld worden.
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
54
Locatie
Scenario
Urgentiecode
x
Kind komt in contact met pus of vocht uit blaasjes/wondjes van ander kind
Klein
Bijzonderheden
Actie nodig
Medewerkers moeten bij behandeling van dit soort situaties ten alle tijden handschoentjes aan.
Het kind eigen spullen geven, om besmetting te voorkomen (beker, speelgoed, handdoek etc.) Tevens is eigen hygiëne zeer belangrijk. Handschoentjes aanschaffen !
Locatie
Scenario
Urgentiecode
x
Kind komt in contact met ziektekiemen door aanhoesten of niezen door groepsleiding
Klein
Bijzonderheden
Actie nodig
-
-
Dep het pus/vocht regelmatig af Dek de wond af Dek een loop oor af met een steriel gaasje Was de handen na aanraking met pus of vocht
Handen wassen na aanhoesten of niezen Hand voor je mond houden tijdens aanhoesten of niezen Zorg dragen voor goede hand hygiëne Gebruikte tissues meteen deponeren in de vuilnisbak
Medewerkers krijgen / hebben altijd toegang tot tissues
Locatie
Scenario
x
Kind komt via snot van Groot een ander kind in contact met ziektekiemen Bijzonderheden -
Kinderen met regelmaat hun neus laten snuiten Gebruikte tissues meteen deponeren in de vuilnisbak Handen wassen, ter voorkoming van verspreiding van snot.
Urgentiecode
Actie nodig
Kinderen krijgen / hebben altijd toegang tot tissues
Locatie
Scenario
Urgentiecode
x
Kind komt in contact met ziektekiemen door aanhoesten of niezen door kind/eren
Groot
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
55
Bijzonderheden -
Handen wassen na aanhoesten of niezen Hand voor je mond houden tijdens aanhoesten of niezen Zorg dragen voor goede hand hygiëne Gebruikte tissues meteen deponeren in de vuilnisbak
Actie nodig
Kinderen krijgen / hebben altijd toegang tot tissues
Locatie
Scenario
Urgentiecode
x
Kind komt door gezamenlijk gebruik van zakdoek in contact met ziektekiemen
Klein
Bijzonderheden
Actie nodig
-
-
-
Handen wassen na aanhoesten of niezen Hand voor je mond houden tijdens aanhoesten of niezen Zorg dragen voor goede hand hygiëne Gebruikte tissues meteen deponeren in de vuilnisbak Voor iedere beurt, een nieuwe tissue gebruiken
-
-
Kinderen krijgen / hebben altijd toegang tot tissues. Medewerkers houden toezicht op het gebruik van tissues
Locatie
Scenario
Urgentiecode
x
Kind komt via washandje Klein waarmee handen of monden van andere kinderen ‘gewassen’ worden in contact met ziektekiemen Bijzonderheden -
Gebruikte tissues meteen in deponeren in de vuilnisbak Voor iedere beurt, een nieuwe tissue gebruiken
Actie nodig
Wij maken gebruik van papieren tissues, waarmee men hun handen en monden kunnen poetsen.
Locatie
Scenario
Urgentiecode
x
Kind raakt besmet met ziektekiemen via ander kind dat met onzorgvuldig gewassen handen van toilet komt
Klein
Bijzonderheden
Actie nodig
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
56
De kinderen weten, dat voor iedere eet beurt of na wc ronden en buiten spelen zij hun handen moeten wassen.
Zowel bij de wastafel, als aan de muur voor de wc, bevind zich een handleiding hoe de kinderen hun handen moeten wassen. Bij de wastafel is het te zien in pictogrammen.
Locatie
Scenario
Urgentiecode
x
Kind raakt besmet met ziektekiemen via een ander kind dat met ongewassen handen van toilet afkomt.
Groot
Bijzonderheden
Actie nodig
De kinderen weten, dat voor iedere eet beurt of na wc ronden en buiten spelen zij hun handen moeten wassen. Blijvend attenderen op het beleid en de pictogrammen bespreken.
Zowel bij de wastafel, als aan de muur voor de wc, bevind zich een handleiding hoe de kinderen hun handen moeten wassen. Bij de wastafel is het te zien in pictogrammen.
Controle voeren, na wc rondes of de kinderen bij twijfel (of ze handen wassen)
Locatie
Scenario
Urgentiecode
x
Kind komt door gebruik van grote closetpot in contact met ontlasting/urine
uitgesloten
Bijzonderheden
Actie nodig
De closetpot voor de kinderen is verkleind, en is voor hun aangepast. Tevens is de wc verlaagd, zodat alle kinderen makkelijk op de wc kunnen. Locatie
Scenario
Urgentiecode
x
Kind komt via het afdrogen van handen aan een vuile handdoek of gebruik vuile kraan in contact met ziekte kiemen
Klein
Bijzonderheden
Actie nodig
-
-
Kinderen maken gebruik van papieren handdoeken die zij na gebruik in de vuilnisbak moeten gooien De kraan wordt 2 maal per dag schoon gemaakt, en tussen door wanneer men Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
57
het vies aantreft na tussen controle
Locatie
Scenario
Urgentiecode
x
Kind krijgt door het eten van onhygiënisch bereid voedsel ziekte kiemen binnen
Klein
Bijzonderheden
Actie nodig
-
Zorg dragen voor een goede hand hygiëne Werk in een schone keuken Werken volgens de hygiënecode Dateer op het product
Er is een tempraturen lijst sinds kort aanwezig, waarbij de tempratuur van de koelkast kan worden ingevuld. Tevens moeten alle voeding producten in de koelkast voorzien zijn van een sticker met datum van opening.
Locatie
Scenario
Urgentiecode
x
Kind krijgt gifstoffen of ziektekiemen binnen door het eten van bedorven voedsel
Uitgesloten
Bijzonderheden
Actie nodig
Locatie
Scenario
Urgentiecode
x
Kind komt via vuile vaatdoek in contact met ziektekiemen
Klein
Bijzonderheden
Actie nodig
Er is een tempraturen lijst, waarbij de tempratuur van de koelkast kan worden ingevuld. Tevens moeten alle voeding producten in de koelkast voorzien zijn van een sticker met datum van opening.
- Wanneer een vaatdoek bevuilt is geraakt, moet deze meteen in de wasmand worden gedeponeerd en buiten
Elke dag worden er nieuwe vaatdoeken gebruikt.
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
58
bereik van kinderen worden gehouden.
Locatie
Scenario
Urgentiecode
x
Kind komt via vuil speelgoed in contact met ziekte kiemen
Klein
Bijzonderheden
Actie nodig
-
-
-
-
Speelgoed word gereinigd en schoon gemaakt met detol desinfecterend. Bevuild speelgoed wat niet meer te reinigen is, word verwijderd. Speelgoed wordt bij ons dagelijks gecontroleerd op oneffenheden. Speelgoed zit in afgesloten bakken.
1x in de week moeten al het speelgoed gereinigd en gedesinfecteerd worden met detol.
Locatie
Scenario
Urgentiecode
x
Kind komt via vuile verkleed kleren in contact met ziekte kiemen
Uitgesloten
Bijzonderheden
Actie nodig
Geen verkleed aanwezig bij de BSO
kleren
Locatie
Scenario
Urgentiecode
x
Kind komt door zichtbaar vervuild zwemwater in contact met ziekte kiemen
Uitgesloten
Bijzonderheden
Actie nodig
Er is geen zwemwater aanwezig bij de BSO Locatie
Scenario
Urgentiecode
x
Kind komt door eten, drinken / snoepen in het zwembadje in contact met ziekte kiemen
Uitgesloten
Bijzonderheden
Actie nodig
Geen zwembadje aanwezig bij de BSO
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
59
Locatie
Scenario
Urgentiecode
x
Kind komt via (uitwerpselen van) ongedierte in contact met ziekte kiemen
Uitgesloten
Bijzonderheden
Actie nodig
Locatie
Scenario
Urgentiecode
x
Kind komt door bijten of krabben dier in contact met ziekte kiemen
Uitgesloten
Bijzonderheden
Actie nodig
De BSO heeft zelf geen huisdieren of verzorgingsdieren en deze zijn ook niet toegestaan
Bij BSO de grote uil, zien er geen huisdieren of verzorgingsdieren. Locatie
Scenario
Urgentiecode
x
Kind komt door bijten of krabben dier in contact met ziekte kiemen
Uitgesloten
Bijzonderheden
Actie nodig
Bij BSO de grote uil, zien er geen huisdieren of verzorgingsdieren Locatie
Scenario
Urgentiecode
x
Kind verblijft in een ruimte die bedompt ruikt
klein
Bijzonderheden
Actie nodig
Locatie
Scenario
Urgentiecode
x
Kind verblijft in een te koude ruimte
klein
Bijzonderheden
Actie nodig
De bso heeft een klimaat regelaar. Deze voor ziet de ruimtes van warmte en regelt de vochtigheid tempratuur. De lucht wordt meegenomen in de ruimtes. Tevens kan er een dakraam open gezet worden voor extra ventilatie van de ruimte.
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
60
De bso heeft een klimaat regelaar. Deze voor ziet de ruimtes van warmte en regelt de vochtigheid tempratuur. De lucht wordt meegenomen in de ruimtes. Hij staat ingesteld op 20 graden.
-
Wij houden rekening mee dat de tempratuur ten alle tijden niet onder de 17 graden komt
Locatie
Scenario
Urgentiecode
x
Kind verblijft in een te warme ruimte
klein
Bijzonderheden
Actie nodig
De bso heeft een klimaat regelaar. Deze voor ziet de ruimtes van warmte en regelt de vochtigheid tempratuur.
-
Speelruimte 20 graden boven 25 graden, ramen en deuren open
Locatie
Scenario
Urgentiecode
x
Kind verblijft in muf ruikende, vochtige ruimte
klein
Bijzonderheden
Actie nodig
Locatie
Scenario
Urgentiecode
x
Kind verblijft in een te droge ruimte
klein
Bijzonderheden
Actie nodig
De bso heeft een klimaat regelaar. Deze voor ziet de ruimtes van warmte en regelt de vochtigheid tempratuur. De lucht wordt meegenomen in de ruimtes. Hij staat ingesteld op 20 graden. Tevens kan er een dakraam open gezet worden voor extra ventilatie van de ruimte.
De bso heeft een klimaat regelaar. Deze voor ziet de ruimtes van warmte en regelt de vochtigheid tempratuur. De lucht wordt meegenomen in de ruimtes. Hij staat ingesteld op 20 graden. Tevens kan er een dakraam open gezet worden voor extra ventilatie van de ruimte. Locatie
-
Scenario
Eventuele natte handdoeken leggen op de kachels, mocht het voorkomen dat de ruimte te droog is.
Urgentiecode
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
61
x
Kind komt in aanraking met allergenen via stoffering van verblijfruimtes
klein
Bijzonderheden
Actie nodig
Alle stoffering moet uitgewassen worden op minimaal 60 graden.
Deze stofferingen worden om de …. gewassen
Locatie
Scenario
Urgentiecode
x
Kind verblijft in een ruimte van rook
uitgesloten
Bijzonderheden
Actie nodig
Locatie
Scenario
Urgentiecode
x
Kind verblijft in een stoffige ruimte.
klein
Bijzonderheden
Actie nodig
Medewerkers mogen niet op het terrein roken.
De ruimte bij de grote uil wordt iedere dag goed bijgehouden, daarom maakt stof (bijna) geen kans. Stof komt overal, daarom zal bij de grote schoonmaak hier extra op gelet worden
Bij de BSO zit alles opgeborgen in kasten. Tevens wordt er elke dag gestofzuigd en stof afgenomen op plekken die geconstateerd zijn.
Locatie
Scenario
Urgentiecode
x
Kind wordt blootgesteld aan vluchtige stoffen door het gebruik van spuitbussen, lijm of terpentine
Klein
Bijzonderheden
Actie nodig
Bij de grote uil wordt er in het bijzijn van kinderen geen gebruik gemaakt van spuitbussen of terpentine. Wanneer de groepsleiding met de kinderen gaat knutselen, wordt er soms wel gebruik gemaakt van lijm. De groepsleiding zal dus daarom een oogje in het zeil houden wanneer er met lijm gewerkt wordt.
Terpentine, spuitbussen en andere huishoudelijke middelen staan veilig, buiten bereik van kinderen opgeborgen.
Locatie
Scenario
Urgentiecode
x
Kind wordt blootgesteld aan gassen uit (open) verbrandingtoestellen
Klein
Bijzonderheden
Actie nodig
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
62
Bij de grote uil zal er een jaarlijkse controle zijn op geisers, cv ketels en kachels Locatie
Scenario
Urgentiecode
x
Kind verblijft in ruimte met asbest
Uitgesloten
Bijzonderheden
Actie nodig
In het pand van de grote uil is geen asbest geconstateerd. Wanneer er toch verdachte materialen gevonden worden, zullen we deze meteen laten onderzoeken.
Locatie
Scenario
Urgentiecode
x
Kind krijgt schadelijke stoffen binnen via ventilatie voorziening
klein
Bijzonderheden
Actie nodig
Locatie
Scenario
Urgentiecode
x
Kind word blootgesteld aan lawaai
klein
Bijzonderheden
Actie nodig
Locatie
Scenario
Urgentiecode
x
Kind drinkt water uit loden leidingen
Uitgesloten
Bijzonderheden
Actie nodig
De ventilatie rooster zullen ieder kwartaal worden gereinigd.
Bij aanwijzingen voor geluidoverlast zullen wij een deskundige inschakelen. Ook de televisie en computers zullen nooit op een hoge volume worden gezet.
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
63
Kinderen hebben soms dorst als de leiding nog geen drinken heeft gepakt. De kinderen vragen altijd of ze wat drinken mogen hebben. Kinderen drinken sowieso uit een beker. Tevens heeft de grote uil geen ‘loden leiding’ en kan het dus daardoor de situatie worden uitgesloten
-
-
Drinken voor de kinderen altijd in een beker schenken Opletten dat de kinderen niet uit de kraan drinken
Locatie
Scenario
Urgentiecode
x
Kinderen verblijven in een ruimte met huisdieren die een allergie kunnen oproepen
Uitgesloten
Bijzonderheden
Actie nodig
Locatie
Scenario
Urgentiecode
x
Kind verblijft in een ruimte met planten die een allergie kunnen oproepen
Uitgesloten
Bijzonderheden
Actie nodig
Er zijn geen huisdieren toegestaan bij BSO de grote uil.
Bij de grote uil zijn geen planten aanwezig. Bij inschrijving voor de opvang hebben de ouders van de kinderen in moeten vullen of hun kind/eren ergens allergisch voor zijn. Wanneer er wel kinderen met een allergie aanwezig zijn en in het pand planten zouden komen, zouden wij als medewerkers hiervan op de hoogte en wordt daar uiteraard rekening mee gehouden.
-
-
Geen planten aanwezig bij de Grote uil Tijdens inschrijving geven ouders aan of hun kind kamt met een allergie
Locatie
Scenario
Urgentiecode
x
Kind verblijft in een vervuilde ruimte doordat schoonmaak ontoereikend is.
Klein
Bijzonderheden
Actie nodig
In de BSO zijn alle ruimtes toegankelijk voor schoon te maken. Degene die schoonmaken zullen altijd met een kritisch ook te werk gaan en zorgen voor een schoon verblijf.
-
-
Schoonmaken moet kritisch uitgevoerd worden Er wordt voortdurend op hygiëne gecontroleerd.
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
64
Locatie
Scenario
Urgentiecode
x
Kind verblijft in een ruimte tijdens schoonmaakwerkzaamheden
Klein
Bijzonderheden
Actie nodig
Zoals al eerder is vernoemd, wordt er niet schoongemaakt wanneer kinderen aanwezig zijn. Schoonmaken gebeurt alleen als de kinderen naar school/naar huis gaan.
- Niet schoonmaken tijdens het verblijf van kinderen binnen de BSO.
Locatie
Scenario
Urgentiecode
x
Kind komt in contact met allergenen of huisstofmijten via verkleedkleren
Uitgesloten
Bijzonderheden
Actie nodig
Locatie
Scenario
Urgentiecode
x
Kind wordt blootgesteld aan stuifmeel van gras, onkruid of bomen die een allergie kunnen oproepen
klein
Bijzonderheden
Actie nodig
Bij de grote uil hebben wij geen verkleedkleren
Wanneer de groepsleiding met de kinderen naar buiten gaat, is het mogelijk dat zij worden blootgesteld aan stuifmeel van gras, onkruid of bomen. Dat kun je eenmaal niet uit de weg gaan. Zoals al eerder is genoemd, moeten ouders bij inschrijving aangeven of zijn of haar kind/eren een allergie hebben. De groepsleiding zal ten alle tijden hier rekening mee houden.
-
Medewerkers zijn op de hoogte van eventuele allergieën van de kinderen.
Locatie
Scenario
Urgentiecode
x
Kind komt via de zandbak aanwezige ontlasting in contact met ziekte kiemen
Uitgesloten
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
65
Bijzonderheden Wanneer de leiding met de kinderen naar een speeltuintje gaan, zal deze eerst worden gecontroleerd op eventuele uitwerpselen van dieren. Bij de grote uil is zelf geen zandbank aanwezig, vandaar de reden dat wij dit uitsluiten
-
Actie nodig
Groepsleiding controleert speeltuinen en eventuele zandbakken voordat kinderen er gaan spelen
Locatie
Scenario
Urgentiecode
x
Kind wordt gebeten door een teek
Klein
Bijzonderheden
Actie nodig
Bij de BSO de grote uil, komen wij niet snel in aanraking met de natuur. Toch moeten wij altijd rekening houden met de kans dat iemand door een teek gebeten kan worden. Wegblijven uit bossen, bosachtige omgevingen of tuinen kunnen wij niet. Maar door de juiste bescherming van kleding, kan zowel de leiding als kinderen zich redelijk beschermen tegen tekenbeten. Wij weten dat het zaak is om teken, die zich hebben vastgebeten, zo snel mogelijk te verwijderen. Wanneer groepsleiding of een kind gebeten is door een teek, noteren wij de datum meteen in de agenda. Bijt een teek zich vast, dan proberen wij hem zo snel en goed mogelijk te verwijderen. Wij desinfecteren de teek nooit voordat hij eruit getrokken wordt. De kans is dan namelijk groter dat ‘het slachtoffer’ wordt geïnfecteerd.
-
-
De teek moet er voorzichtig worden uitgetrokken met behulp van duim en wijsvinger of nog beter, een speciale tekenpincet. De teek zo snel mogelijk verwijderen Nooit van te voren desinfecteren Na het uittrekken van de teek, moet het wondje gedesinfecteerd worden met een watje, gedrenkt in alcohol.
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
66
Locatie
Scenario
Urgentiecode
x
Kind wordt gestoken door bij of wesp
Klein
Bijzonderheden
Actie nodig
Wanneer een kind of medewerker gestoken wordt door een wesp moet ervoor gezorgd worden dat de angel zo snel mogelijk wordt verwijderd. De beet kan worden verzacht met azijn of lotion. Het is ook mogelijk om een watje doordrenkt met ammoniak deppen op de wond. Ammoniak neutraliseert het wespengif. Wanneer de huid rond de prik heel dik wordt, moet er een nat verband omheen gedaan worden tot het minder dik is. Heeft de persoon aanleg voor allergische reacties, dan kan uit voorzorg direct na de beet een antihistamine tablet worden ingenomen. Wanneer het dik blijft, in de mond of keel wordt gestoken of als het ‘slachtoffer’ suf wordt, zullen wij naar de arts gaan.
-
-
-
-
Gestoken? Verwijder zo snel mogelijk de angel Verzacht de beet met azijn of lotion of met een doordrenkt watje Met het gifverwijderpompje kan de angel eruit worden gezogen Allergische reactie? Antihistamine tablet innemen Blijft het wondje dik, ga dan met het ‘slachtoffer’ naar een arts
Locatie
Scenario
Urgentiecode
x
Kind krijgt zonnesteek
Klein
Bijzonderheden
Actie nodig
Kinderen zijn extra gevoelig voor een zonnesteek. Vooral spelende kinderen op het strand bijvoorbeeld hebben niet door dat ze soms te lang in de felle zon verblijven. Wanneer de kinderen bij de grote uil verblijven is de kans op een zonnesteek klein. De groepsleiding zal ervoor zorgen dat de kinderen nooit geheel worden blootgesteld aan de volle zon Ook vinden wij belangrijk dat de kinderen met hete dagen genoeg drinken tot zich nemen.
-
-
-
Wij stellen kinderen nooit geheel bloot aan de zon Laten de kinderen regelmatig in de schaduw zitten Kinderen krijgen regelmatig drinken Worden goed ingesmeerd met zonnebrand
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
67
Locatie
Scenario
Urgentiecode
x
Kind droogt uit
Klein
Bijzonderheden
Actie nodig
Toch zijn er kinderen die dagenlang geen ontlasting produceren. De hoeveelheid in de darmen wordt dan steeds groter en droogt uit. Het kind krijgt buikpijn, maar ook het eruit persen wordt steeds moeilijker en pijnlijker. Waardoor het kind dit graag wil vermijden. Dit leidt tot weer meer buikpijn en vermindering van de eetlust. Het is belangrijk dat de kinderen goed eten en drinken, anders drogen zij uit. Verstopping kan komen door voeding met te weinig vezels. Bruin brood, volkoren pasta, fruit, rauwe groente en veel drinken kan dus helpen. Een kind moet minstens anderhalve liter per dag drinken. Denk daarbij ook aan water en thee, het hoeft die niet altijd frisdrank te zijn.
-
-
Vaste drink momenten bij de BSO Gezond eten en drinken Regelmatig drinkmomenten inlassen met name extra controle tijdens warm weer.
Locatie
Scenario
Urgentiecode
x
Kind raakt onderkoeld
Klein
Bijzonderheden
Actie nodig
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
68
Als een kind te lang in een koude omgeving is, kan het onderkoeld raken. Dit kan geheel onderkoeld zijn of plaatselijk. Bij plaatselijke onderkoeling gaat het met name om uitstekende lichaamsdelen zoals: neus, oren, vingers en tenen.
De verschijnselen van onderkoeling zijn verschillend maar het slachtoffer: - Is bleek en heeft een koude huid, rilt in het begin en voelt zich doodmoe. - Wordt suf en wil gaan slapen - Kan (diep) bewusteloos raken - Kan een stilstand van de ademhaling en/of bloedsomloop krijgen Wat kun je het beste doen als dit gebeurd? - Breng het slachtoffer na een beschutten plaats en wikkel een deken om - Ademweg vrijhouden - Beademen - Uitwendig hartmassage toepassen
Er moet altijd (!!) voor deskundig hulp worden gezorgd. In de E.H.B.O doos zit een reddingsdeken. Deze kan voor onderkoeling en verhitting gebruikt worden.
Locatie
Scenario
Urgentiecode
x
Kind komt in contact met bestrijdingsmiddelen
Uitgesloten
Bijzonderheden
Actie nodig
Locatie
Scenario
Urgentiecode
x
Kind wordt blootgesteld aan chemisch vervuilde grond
Uitgesloten
Bijzonderheden
Actie nodig
Er zijn geen bestrijdingsmiddelen in het pand van de Grote uil aanwezig.
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
69
Schakel als er aanwijzingen zijn altijd een deskundige in. De gemeente Tilburg is hiervoor verantwoordelijk. In de omgeving van de grote Uil kunnen de kinderen niet worden blootgesteld aan chemische vervuilde grond. Locatie
Scenario
Urgentiecode
x
Kind wordt blootgesteld aan verontreinigde buitenlucht
Uitgesloten
Bijzonderheden
Actie nodig
Locatie
Scenario
Urgentiecode
x
Kind krijgt medicatie verkeerd toegediend
Klein
Bijzonderheden
Actie nodig
Schakel ook hier als er aanwijzingen zijn een deskundige in. Bij een chemische ‘wolk’ worden de kinderen binnen gehouden
Er mag door de groepsleiding geen medicatie worden toegediend, tenzij anders af gesproken met de ouders/verzorgers van het kind. Dosering wordt aangegeven door ouder/verzorger. Daardoor worden duidelijke afspraken gemaakt en brief ondertekenen voor de dosering.
- Door groepsleiding wordt geen medicatie toegediend.
Locatie
Scenario
Urgentiecode
x
Kind krijgt bedorven medicatie
Klein
Bijzonderheden
Actie nodig
Er mag door groepsleiding geen medicatie worden toegediend, tenzij anders wordt afgesproken met ouders/verzorgers van het kind.
-
-
Door groepsleiding wordt geen medicatie toegediend. Wordt de medicatie toch met toestemming gegeven, dan moet telkens voor het toedienen de datum worden gecontroleerd.
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
70
Locatie
Scenario
Urgentiecode
x
Kind krijgt paracetamol toegediend zonder diagnose
Klein
Bijzonderheden
Actie nodig
Er mag door de groepsleiding geen medicatie worden toegediend, mits ouders/verzorgers toestemming hebben gegeven.
-
Door groepsleiding wordt geen medicatie toegediend.
Locatie
Scenario
Urgentiecode
x
Kind wordt niet of onjuist medisch behandeld door onvolledige of onjuiste medische dossiers
Uitgesloten
Bijzonderheden
Actie nodig
-
Er mogen geen medische handelingen worden uitgevoerd
Locatie
Scenario
Urgentiecode
x
Kind wordt ondeskundig behandeld door personeel
klein
Bijzonderheden
Actie nodig
-
Er mogen geen medische handelingen worden uitgevoerd
Locatie
Scenario
Urgentiecode
x
Kind komt via koortsthermometer in contact met ziekte kiemen
klein
Bijzonderheden
Actie nodig
Bij de grote Uil wordt de tempratuur van kinderen niet opgenomen. Wanneer het kind echt ziek aanvoelt wordt/worden de ouders/verzorgers meteen opgebeld en verzocht het kind op te halen.
-
Tempratuur niet opnemen Bij constatering ziek kind, meteen contact opnemen met ouders/verzorgers
Locatie
Scenario
Urgentiecode
x
Kind komt in contact met ziekte kiemen via zalf of crème
klein
Bijzonderheden
Actie nodig
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
71
Bij de grote Uil maken wij geen gebruik van zalfjes, crème en dergelijke
- Geen gebruik maken van zalfjes, crèmes en andere middeltjes.
Locatie
Scenario
Urgentiecode
x
Kind komt door onhygiënische wondverzorging in contact met andermans bloed of wondvocht.
klein
Bijzonderheden
Actie nodig
-
Er mogen geen medische handelingen worden uitgevoerd. Wanneer het toch nodig een wondje te bedekken worden de hygiëne regels streng nageleefd.
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
72
Hoofdstuk 16 Meldcode huiselijk geweld
Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling
bestemd voor alle beroepskrachten werkzaam in de branche kinderopvang
Branche Kinderopvang: kinderdagopvang, buitenschoolse opvang, peuterspeelzaalwerk en gastouderopvang.
VERSIE JULI 2013
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
73
Colofon Uitgever:
Brancheorganisatie Kinderopvang
Redactie:
Wendy Tazelaar JSO expertisecentrum voor jeugd, samenleving en opvoeding Nieuwe Gouwe Westzijde 1, 2802 AN Gouda Postbus 540, 2800 AM Gouda www.jso.nl Carola Bodenstaff Brancheorganisatie Kinderopvang Zwartewoud 2, 3524 SJ Utrecht www.kinderopvang.nl
Datum uitgave:
Eerste druk, december 2011
Herziene versie Datum uitgave:
Juli 2013
Redactie:
Brancheorganisatie Kinderopvang
Deze meldcode voor de kinderopvang is gebaseerd op de basis meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Ontwikkeld in opdracht van Brancheorganisatie Kinderopvang. In samenwerking met BOinK, Belangenvereniging van Ouders in de Kinderopvang, MOgroep Welzijn & Maatschappelijke Dienstverlening en het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling en Bureau Jeugdzorg ZuidHolland. Herziene versie in juli 2013 naar aanleiding van gewijzigde wet- en regelgeving. Aan de herziene versie van juni 2013 werkten mee; BOinK, MOgroep, JSO, GGD Nederland, Ministerie Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Ministerie Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Copyright © 2013 Brancheorganisatie Kinderopvang Deze informatie mag met bronvermelding worden gebruikt.
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
74
Inhoudsopgave
Een woord vooraf ...................................................................................................................................... 76 Inleiding ....................................................................................................................................................... 77 Definities ...................................................................................................................................................... 79 Overeenkomst ter gebruik van de meldcode ..................................................................................... 81 I. Route bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling ................................................... 84 Stap 1: In kaart brengen van signalen ........................................................................................... 86 Stap 2: Collegiale consultatie en zo nodig raadplegen van SHG, AMK of een deskundige op het gebied van letselduiding........................................................................................ 87 Stap 3: Gesprek met de ouder (en indien mogelijk met het kind) ........................................... 89 Stap 4: Weeg aard en ernst van het huiselijk geweld of kindermishandeling en bij twijfel altijd raadplegen van het SHG of AMK ............................................................................ 90 Stap 5: Beslissen: zelf hulp organiseren of melden ....................................................................... 91 II. Route bij signalen van mogelijk geweld- of zedendelict door een collega jegens een kind ................................................................................................................................................................ 94 Stap 1A: Signaleren ............................................................................................................................ 96 Stap 1B: Direct melding doen van vermoeden van geweld- of zedendelict jegens een kind bij houder ....................................................................................................................... 97 Stap 2: In overleg treden met vertrouwensinspecteur ................................................................ 98 Stap 3: Aangifte doen........................................................................................................................ 99 Stap 4: Handelen naar aanleiding van het onderzoek van de politie ..................................101 Stap 5: Nazorg bieden en evalueren ...........................................................................................102 III. Route bij signalen van seksueel grensoverschrijdend gedrag tussen kinderen onderling ...103 Stap 1: In kaart brengen van signalen .........................................................................................105 Stap 2: Melden van het gedrag ....................................................................................................106 Stap 3: Beoordelen ernst van het gedrag ...................................................................................107 Stap 4: Maatregelen nemen ..........................................................................................................108 Stap 5: Handelen ..............................................................................................................................109 Stap 6: Nazorg bieden en evalueren ...........................................................................................110 IV. Verantwoordelijkheden in het scheppen van randvoorwaarden voor een veilig werk- en meldklimaat .......................................................................................................................................111 V. Sociale kaart ......................................................................................................................................113
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
75
Een woord vooraf
Na de succesvolle introductie van onze Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling voor de branche kinderopvang eind 2011, bied ik u bij deze een herziene versie van de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling voor de branche kinderopvang aan. De code is gebaseerd op het basismodel meldcode Stappenplan voor het handelen bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling van het ministerie Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Deze herziene versie is ontwikkeld naar aanleiding van gewijzigde wet- en regelgeving en voldoet aan alle eisen welke vanuit de wet worden voorgeschreven. Brancheorganisatie Kinderopvang heeft er voor gekozen de basismeldcode aan te passen en specifiek te maken voor kinderopvangorganisaties. Elke kinderopvangorganisatie is immers verplicht een meldcode te hanteren. Daarnaast zijn kinderopvangorganisaties verplicht om hun medewerkers hierin te scholen en te ondersteunen bij het gebruik van de meldcode. Door de basismeldcode aan te passen en specifiek te maken voor kinderopvangorganisaties, wordt het voor kinderopvangorganisaties makkelijker gemaakt om de meldcode te implementeren binnen de eigen organisatie. Deze meldcode is bedoeld voor iedereen die werkzaam is binnen onze branche. Bovendien heeft Brancheorganisatie naast de meldcode voor huiselijk geweld en kindermishandeling in thuissituaties er voor gekozen om 2 extra routes te ontwikkelen. Deze 2 routes hebben betrekking op hoe gehandeld kan worden bij vermoedens van kindermishandeling door een beroepskracht waarbij sinds juli 2013 een meldplicht van toepassing is en hoe gehandeld kan worden bij seksueel grensoverschrijdend gedrag tussen kinderen onderling. Jaarlijks zijn tienduizenden kinderen en volwassenen slachtoffer van mishandeling, verwaarlozing of misbruik. Onderzoek wijst uit dat professionals die met een meldcode werken 3 keer zo vaak ingrijpen als collega’s waar zo’n code niet voorhanden is. Dat alleen al maakt het werken met een meldcode dubbel en dwars waard. Ik beveel u bijgaande code dan ook van harte aan en hoop dat deze een bijdrage kan zijn aan het terugdringen van huiselijk geweld en kindermishandeling. Lex Staal Directeur Brancheorganisatie Kinderopvang
Juli 2013
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
76
Inleiding
In 2013 is het Besluit vaststelling minimumeisen verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling in werking getreden. Dit besluit verplicht organisaties om een meldcode vast te stellen en kennis en gebruik ervan te bevorderen. In het kader van kwaliteitszorg wordt de plicht opgelegd om een meldcode te hanteren voor huiselijk geweld en kindermishandeling, daaronder ook begrepen seksueel geweld, vrouwelijke genitale verminking (ook wel genoemd meisjesbesnijdenis) en eergerelateerd geweld. De verplichting geldt voor organisaties en zelfstandige beroepskrachten in de gezondheidszorg, onderwijs, kinderopvang, maatschappelijke ondersteuning en jeugdzorg. Het kunnen signaleren van kindermishandeling is een belangrijke competentie waarover iedere beroepskracht die met kinderen werkt dient te beschikken. Daarnaast is een wettelijke meldplicht ingevoerd voor een vermoeden van een geweld- of zedendelict jegens een kind door een collega. Dit betekent dat een houder van een kinderopvangorganisatie (zie definitielijst) wettelijk verplicht is om contact op te nemen met een vertrouwensinspecteur als over aanwijzingen beschikt wordt dat een collega een geweld of zedendelict begaat of heeft begaan en een kind hiervan het slachtoffer is. De Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling voor de branche kinderopvang is gebaseerd op het basismodel meldcode: Stappenplan voor het handelen bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling. Betreffend basismodel is ontwikkeld door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en bedoeld voor alle sectoren waar vanuit professioneel oogpunt met kinderen wordt gewerkt. Deze meldcode is speciaal toegeschreven naar de branche kinderopvang en is bedoeld voor iedereen die werkzaam is binnen deze branche. De meldcode geeft via een stappenplan aan hoe te handelen wanneer er signalen zijn die kunnen duiden op huiselijk geweld of kindermishandeling. Daarnaast bevat deze meldcode een route hoe te handelen bij signalen van mogelijk geweld- of zedendelict door een collega en een route hoe te handelen wanneer er sprake is van seksueel grensoverschrijdend gedrag tussen kinderen onderling. Elke stap binnen de routes wordt afzonderlijk uitgebreid toegelicht. Dit document bevat een overeenkomst die de kinderopvangorganisatie kan invullen waardoor de medewerkers van de organisatie zich binden om met de meldcode en de bijbehorende stappenplannen aan de slag te gaan. Ook is een document toegevoegd waarmee de kinderopvangorganisatie zich bindt ten aanzien van verantwoordelijkheden in het scheppen van randvoorwaarden voor een veilig werk- en meldklimaat. Aangeraden wordt deze documenten binnen de organisatie in te vullen. De functies binnen de meldcode zijn zo generiek mogelijk beschreven. U kunt er voor kiezen om functies te wijzigen vanuit uw organisatiemodel. Hou hierbij wel rekening met de scheiding van (eind) verantwoordelijkheden en functieniveaus binnen de organisatie. Daarnaast bevindt zich in dit document een sociale kaart die de kinderopvangorganisatie kan invullen. Aangeraden wordt om deze kaart in te vullen, te verspreiden onder de medewerkers en op een voor iedereen binnen de kinderopvangorganisatie toegankelijke en/ of zichtbare plaats neer te leggen.
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
77
Bij deze meldcode is een toelichting ontwikkeld: Handleiding behorend bij Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Deze is bestemd voor alle beroepskrachten werkzaam in de branche kinderopvang. De handleiding geeft achtergrondinformatie en toelichtingen op elementen uit de meldcode. Voordat de meldcode wordt gebruikt is het verstandig eerst de handleiding te bestuderen. De meldcode kan niet zonder de handleiding geïmplementeerd worden binnen de kinderopvangorganisatie. Andersom kan de handleiding niet zonder de meldcode gebruikt worden.
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
78
Definities
Kinderopvang
Verzamelnaam voor kinderdagopvang, buitenschoolse opvang, peuterspeelzaalwerk en gastouderopvang.
Kinderopvangorganisatie
Waar in deze meldcode gesproken wordt over kinderopvangorganisatie, wordt bedoeld een (kinderopvang)voorziening waar minimaal één van de vier kinderopvangvormen (dagopvang, peuterspeelzaal, buitenschoolse opvang, gastouderopvang) wordt aangeboden of sprake is van een voorschool.
Gastouderbureau
Het bureau dat bemiddelt tussen gastouders en vraagouders.
Houder
Degene aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet 2007 toebehoort en die met die onderneming een kindercentrum, gastouderbureau of een peuterspeelzaal exploiteert.
Directie
Daar waar in deze meldcode en handleiding directie staat, kan ook gelezen worden houder, directeur, bestuur of stichting bestuur.
Leidinggevende
De persoon binnen de kinderopvangorganisatie die leiding geeft aan een of meer beroepskrachten.
Beroepskracht
De beroepskracht die binnen de kinderopvangorganisatie werkzaam is en die in dit verband aan kinderen zorg, begeleiding of een andere wijze van ondersteuning biedt. Hieronder vallen in ieder geval de pedagogisch medewerker, vrijwilliger1, gastouder2, peuterspeelzaalleidster, flexwerker, zelfstandige zonder personeel (zzp'er), gedragswetenschapper, leidinggevende, bemiddelingsmedewerker, directie.
Vrijwilliger
Degene die structureel al dan niet tegen een vrijwilligersvergoeding op regelmatige, niet incidentele basis werkzaam is in de kinderopvang en is belast met verzorging, opvoeding en bijdrage aan ontwikkeling van kinderen
Aandachtsfunctionaris
De beroepskracht werkzaam binnen de kinderopvangorganisatie met specifieke deskundigheid op het terrein van kindermishandeling en huiselijk geweld.
Een vrijwilliger is geen beroepskracht. In deze meldcode kan in sommige gevallen ook vrijwilliger gelezen worden volgens de opgestelde definitie 2 Bij een gastouder wordt in principe niet gesproken over een beroepskracht. In deze meldcode kan echter daar waar beroepskracht staat, ook gastouder gelezen worden. 1
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
79
Daar waar aandachtsfunctionaris wordt geschreven kan bijvoorbeeld gedacht worden aan bemiddelingswerker van het gastouderbureau, senior pedagogisch medewerker of leidinggevende. Ouders / verzorgers
De volwassenen of volwassene die verantwoordelijk zijn / is voor de zorg en opvoeding van het kind; ouder(s), verzorger(s), voogd. Daar waar ouders geschreven wordt, wordt ook verzorgers of ouder / verzorger bedoeld.
Vraagouder
De ouder die zijn kind naar de gastouderopvang brengt.
Gastouder
De natuurlijke persoon van 18 jaar of ouder die gastouderopvang aanbiedt. De opvang kan plaatsvinden in het huis van de ouder of de gastouder.
SHG
Steunpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling
AMK
Advies- en Meldpunt Kindermishandeling
Vertrouwensinspecteur
Een vertrouwensinspecteur is werkzaam bij de Inspectie van het Onderwijs. De vertrouwensinspecteur heeft geheimhoudingsplicht en is bij wet uitgezonderd van het doen van aangifte. Voor de kinderopvang is de vertrouwensinspecteur als deskundige aangewezen door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Een houder van een kinderopvangorganisatie is verplicht om bij een vermoeden van een zeden- of geweldsdelict door een werknemer (met taken belast persoon) de vertrouwensinspecteur te raadplegen
(Zeden) politie
De enige plek waar aangifte kan worden gedaan van een geweld- of zedenmisdrijf. Politie onderzoekt een vermoeden en doet aan waarheidsvinding.
Volwassen huisgenoot
De volwassen huisgeno(o)t(en) van de gastouder die mogelijk in contact kom(t)(en) met de kinderen die worden opgevangen in het huis van de gastouder.
Bemiddelingsmedewerker
De beroepskracht werkzaam bij een gastouderbureau en die in dit verband bij gastouders en vraagouders bemiddelt en begeleidt.
Hij
Waar gesproken wordt over hij kan zowel hij als zij van toepassing zijn.
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
80
Overeenkomst ter gebruik van de meldcode
Aangeraden wordt dat de kinderopvangorganisatie deze overeenkomst invult en ondertekent. De kinderopvangorganisatie geeft hiermee uiting aan het feit dat de meldcode actief binnen de organisatie gebruikt wordt. Hiermee verbinden de kinderopvangorganisatie en haar medewerkers zich tot het volgen van het stappenplan indien er signalen en zorgen zijn die kunnen duiden op kindermishandeling en/ of huiselijk geweld. Tussen de haakjes dient de naam van de kinderopvangorganisatie ingevuld te worden. Aangekruist kan worden wat van toepassing is binnen de kinderopvangorganisatie. Het bevoegd gezag van BSO de Grote uil Overwegende: dat BSO de Grote uil verantwoordelijk is voor een goede kwaliteit van de dienstverlening aan zijn kinderen en dat deze verantwoordelijkheid zeker ook aan de orde is in geval van dienstverlening aan kinderen die (vermoedelijk) te maken hebben met huiselijk geweld of kindermishandeling;
dat BSO de Grote uil een meldcode wenst vast te stellen, zodat de beroepskrachten die binnen [BSO de Grote Uil] werkzaam zijn weten welke stappen van hen worden verwacht bij signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling;
dat [BSO de Grote Uil] in deze meldcode ook vastlegt op welke wijze zij de beroepskrachten bij deze stappen ondersteunt;
dat van de beroepskrachten die werkzaam zijn bij [BSO de Grote Uil] op basis van deze verantwoordelijkheid wordt verwacht dat zij in alle contacten met kinderen attent zijn op signalen die kunnen duiden op huiselijk geweld of kindermishandeling en dat zij effectief reageren op deze signalen;
dat [BSO de Grote Uil] een meldcode wenst vast te stellen, zodat gastouders die bemiddeld zijn via deze kinderopvangorganisatie weten welke stappen van hen worden verwacht bij signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling;
dat van gastouders die bemiddeld zijn via [BSO de Grote Uil] op basis van deze verantwoordelijkheid wordt verwacht dat zij in alle contacten met kinderen attent zijn op signalen die kunnen duiden op huiselijk geweld of kindermishandeling en dat zij effectief reageren op deze signalen;
dat onder huiselijk geweld wordt verstaan: (dreigen met) geweld, op enigerlei locatie, door iemand uit de huiselijke kring, waarbij onder geweld wordt verstaan: de fysieke, seksuele of psychische aantasting van de persoonlijke integriteit van het slachtoffer, daaronder ook begrepen ouderenmishandeling, eergerelateerd geweld en vrouwelijke genitale verminking (meisjesbesnijdenis);
Tot de huiselijke kring van het slachtoffer behoren: (ex)partners, gezinsleden, familieleden en huisgenoten. Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
81
dat onder kindermishandeling wordt verstaan: iedere vorm van een voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel, daaronder ook begrepen eergerelateerd geweld en vrouwelijke genitale verminking;
dat onder beroepskracht in deze meldcode wordt verstaan: de beroepskracht die voor [BSO de Grote Uil] werkzaam is en die in dit verband aan kinderen van de kinderopvangorganisatie zorg, begeleiding, of een andere wijze van ondersteuning biedt;
dat onder gastouder in deze meldcode wordt verstaan: de persoon, die in diens eigen woning gastkinderen opvangt van de vraagouder dan wel de persoon die bij de vraagouders thuis kinderen opvangt;
dat onder bemiddelingsmedewerker in deze meldcode wordt verstaan: de beroepskracht die voor [BSO de Grote Uil] werkzaam is en die in dit verband gastouders bemiddelt en begeleidt;
dat onder volwassen huisgenoot gastouder in deze meldcode wordt verstaan: de volwassen huisgeno(o)t(en) van de gastouder die mogelijk in contact kom(t)(en) met de kinderen die worden opgevangen in het huis van de gastouder.
In aanmerking nemende: Þ het Besluit vaststelling minimumeisen verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling; Þ de Wet maatschappelijke ondersteuning; Þ de Wet op de jeugdzorg; Þ de Wet bescherming persoonsgegevens; Þ de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; Þ Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; Þ Wijzigingswet kinderopvang 2013; Þ Wet klachtrecht cliënten zorgsector; Þ het privacyreglement van [BSO de Grote Uil]; Stelt het volgende vast binnen de kinderopvangorganisatie: Þ Route bij signalen huiselijk geweld en kindermishandeling; Þ Route bij signalen van mogelijk geweld- of zedendelict door een collega; Þ Route bij signalen seksueel grensoverschrijdend gedrag tussen kinderen onderling.
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
82
Tevens neemt de kinderopvangorganisatie de verantwoordelijkheden op zich voor het scheppen van randvoorwaarden voor een veilig werk- en meldklimaat (zie onderdeel IV uit meldcode). Ook vult de kinderopvangorganisatie de sociale kaart in (zie onderdeel V uit meldcode) en zorgt dat deze toegankelijk is voor de beroepskrachten.
Handtekening houder of directie [BSO de Grote Uil]
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
83
I. Route bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling
Stap 1
In kaart brengen signalen
Stap 2 Collegiale consultatie en zo nodig raadplegen SHG, AMK of deskundige
Stap 3 Gesprek voeren met de ouder (en indien mogelijk met kind)
Stap 4 Wegen aard en Ernst en bij twijfel altijd raadplegen SHG of AMK
Stap 5A
Stap 5B
Stap 1: In kaart brengen van signalen De beroepskracht3: Þ observeert kinderen en ouders; Þ raadpleegt signalenlijst (bijlage 1 en 2); Þ bespreekt signalen met aandachtsfunctionaris; Þ deelt de zorg met ouders; Þ registreert. Stap 2: Collegiale consultatie en zo nodig raadplegen SHG, AMK of een deskundige op het gebied van letselduiding De aandachtsfunctionaris: Þ consulteert: Þ interne en externe collega’s; Þ het SHG, AMK of een deskundige op het gebied van letselduiding; Þ eventueel andere organisaties; Þ bespreekt uitkomsten consultaties met ouders; Þ registreert. Stap 3: Gesprek voeren met de ouder (en indien mogelijk met het kind) De aandachtsfunctionaris: Þ deelt de zorg met ouders; Þ bespreekt indien mogelijk met het kind; Þ registreert. Stap 4: Wegen aard en ernst van het huiselijk geweld of kindermishandeling en bij twijfel altijd raadplegen van SHG of AMK De aandachtsfunctionaris: Þ weegt het risico, de aard en ernst; Þ vraagt bij twijfel altijd SHG of AMK hierover een advies te geven; Þ registreert. Stap 5a: Hulp organiseren en effecten volgen De aandachtsfunctionaris: Þ bespreekt de zorgen met ouders; Þ organiseert hulp door ouders en kind door te verwijzen; Þ monitort of ouder en kind hulp krijgen;
Hulp Melden en 3 organiseren bespreken Daar waar in de meldcode gesproken wordt over de beroepskracht, kan ook gastouder gelezen worden. en effecten met Pedagogisch ouders Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015 volgen 84
Þ Þ
volgt het kind; registreert.
Stap 5b: Melden en bespreken met ouders De aandachtsfunctionaris: Þ meldt het vermoeden bij het AMK; Þ sluit bij de melding aan bij feiten en gebeurtenissen; Þ overlegt met AMK over acties na de melding; Þ monitort of ouder en kind hulp krijgen; Þ volgt het kind; Þ registreert.
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
85
Route bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling
Stap 1: In kaart brengen van signalen De beroepskracht brengt de signalen die een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling bevestigen of juist ontkrachten in kaart en legt deze vast. De beroepskracht legt ook de contacten over de signalen vast, evenals de stappen die worden gezet en de besluiten die worden genomen. Bij vroegsignalering worden signalen gezien die duiden op een zorgelijke of mogelijk bedreigde ontwikkeling. Zelden zullen deze signalen direct duidelijkheid geven over de oorzaak zoals huiselijk geweld of kindermishandeling. Het is daarom verstandig uit te gaan van de signalen die de beroepskracht bij het kind of in de interactie tussen ouder en kind waarneemt. Bij het signaleren van huiselijk geweld of kindermishandeling kan gebruik gemaakt worden van de signalenlijsten (bijlage 1 en 2) en de observatielijst (bijlage 4) uit de handleiding. Het is gebruikelijk om in deze fase in gesprek te gaan met de ouder tijdens haal- en brengmomenten, tijdens een tien-minutengesprek of op een ander gepland moment. Hierbij gaat het vooral om het benoemen van feitelijkheden en zaken die opvallen. Daarnaast kan het kind in de groep geobserveerd worden en de ouder met het kind tijdens contactmomenten. Alle signalen dienen te worden verzameld waardoor het duidelijker wordt welke zorgen er zijn en of deze zorgen gegrond zijn. De beroepskracht vraagt de aandachtsfunctionaris om te helpen bij het onderbouwen van de signalen. Het is belangrijk dat de kinderopvangorganisatie alles goed registreert. Alle gegevens die te maken hebben met het signaleren en handelen dienen schriftelijk te worden vastgelegd. Gespreksverslagen kunnen door betrokkenen worden ondertekend. Er kan hiervoor een kinddossier aangelegd worden, dat in een gesloten kast (met slot) of digitaal (met wachtwoord) wordt bewaard. Dit vanwege de privacygevoelige gegevens die worden verzameld. In hoofdstuk 8.5 uit de handleiding worden handvatten gegeven hoe een kinddossier kan worden opgesteld.
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
86
Stap 2: Collegiale consultatie en zo nodig raadplegen van SHG, AMK of een deskundige op het gebied van letselduiding De beroepskracht bespreekt de signalen met de aandachtsfunctionaris. Het wordt aanbevolen om advies aan het SHG, AMK of een deskundige op het gebied van letselduiding te vragen. Dit is een taak voor de aandachtsfunctionaris. Consultatie is - afhankelijk van de interne afspraken van de kinderopvangorganisatie mogelijk met de volgende interne collega’s: de leidinggevende, de bemiddelingswerker (van het gastouderbureau), de gedragswetenschapper, de aandachtsfunctionaris of een collega uit dezelfde groep. Extern is consult mogelijk met de jeugdverpleegkundige of jeugdarts van het consultatiebureau of de GGD. Indien de kinderopvangorganisatie deelneemt aan het zorgadviesteam (ZAT) is het ook mogelijk om het kind binnen dit team te bespreken. Tevens kan gebruik worden gemaakt van samenwerking met het Centrum voor Jeugd en Gezin. Consult bij SHG, AMK of deskundige op het gebied van letselduiding Indien de aandachtsfunctionaris of bemiddelingsmedewerker ook maar enige twijfel heeft over de oorzaak van de situatie en/of eventuele mogelijke onveiligheid bij het kind, kan advies worden gevraagd bij het SHG, AMK of een deskundige op het gebied van letselduiding. Het AMK kan een eerste weging maken of het terecht is dat er zorgen zijn over deze situatie en of er mogelijk sprake kan zijn van huiselijk geweld of kindermishandeling. Het SHG kan betrokken worden als er zorgen zijn over huiselijk geweld waarbij ouders c.q. meerderjarige huisgenoten betrokken zijn. Wanneer er kinderen bij zijn betrokken zal het SHG echter doorgaans doorverwijzen naar het AMK. Een deskundige op het gebied van letselduiding kan worden ingezet ter duiding van letsels waarbij een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling speelt. Zorgvuldig handelen vereist dat de aandachtsfunctionaris of bemiddelingsmedewerker bij elk vermoeden nagaat of hij advies vraagt bij het SHG, AMK of een deskundige op het gebied van letselduiding Consult bij zorgadviesteam Voor het bespreken in het zorgadviesteam wordt een intakegesprek met de ouders en/of aandachtsfunctionaris of bemiddelingsmedewerker door het maatschappelijk werk of een ander lid van het zorgadviesteam gevoerd. Door de ouder continu te betrekken en in overleg te treden, is de kans groter dat de ouder gemotiveerd is om de situatie te verbeteren en/of hulp te aanvaarden. Om het kind ‘open’ (niet anoniem) te bespreken in het zorgadviesteam en met andere externe deskundigen is schriftelijke toestemming van de ouder vereist. Indien de aandachtsfunctionaris in het contact transparant en integer is, is de kans groot dat over deze zaken een open gesprek mogelijk is. In de meeste gevallen wordt toestemming door de ouder gegeven. Gespreksvaardigheid om in gesprek te gaan over zorgen en het vragen om toestemming van de ouder is een specifieke deskundigheid en kan door middel van scholing worden aangeleerd. Ook kan de aandachtsfunctionaris of bemiddelingsmedewerker advies krijgen van het SHG, AMK of het zorgadviesteam over het in gesprek gaan met de ouder. Indien de ouder weigert, is dit een zorgelijk signaal en moet het worden meegenomen in de weging (stap 4). Het kind kan overigens anoniem worden besproken wanneer de ouder geen toestemming heeft gegeven, maar dit verdient niet de voorkeur vanwege de Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
87
eventuele vervolgacties. Meer informatie over samenwerking met andere organisaties is te vinden in hoofdstuk 7 van de handleiding. Vanaf stap 2 is het raadzaam registratie in de Verwijsindex Risicojongeren te overwegen indien de kinderopvangorganisatie op dit systeem is aangesloten. Meer informatie hierover is te vinden in hoofdstuk 1.4 van de handleiding. Noodsituaties Bij signalen die wijzen op acuut en zodanig ernstig geweld dat het kind of een gezinslid onmiddellijk moet worden beschermd, kan meteen contact worden opgenomen met het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). Het AMK maakt dan een inschatting van de ernst van de situatie. Voor noodsituaties is het AMK 24 uur per dag bereikbaar. In zeer ernstig dreigende situaties kan het AMK een melding overdragen aan de Raad voor de Kinderbescherming. Bijvoorbeeld als een kind met verwondingen naar het ziekenhuis moet en de ouders willen het niet meegeven of weghalen uit het ziekenhuis. In een dergelijke situatie kan er heel snel een voorlopige ondertoezichtstelling worden gevraagd zodat de ouders (tijdelijk) het gezag niet hebben over hun kind. In noodsituaties kan overigens ook contact gezocht worden met de crisisdienst van Bureau Jeugdzorg en/of de politie gevraagd worden om hulp te bieden. In de handleiding bevindt zich een algemeen overzicht van websites en adressen (zie bijlage 5) van instanties en organisaties waar de beroepskracht terecht kan voor ondersteuning en advies. In deze meldcode is een sociale kaart opgenomen die de kinderopvangorganisatie kan invullen met gegevens uit de eigen regio (zie onderdeel V). Het is belangrijk dat de kinderopvangorganisatie alles goed registreert. Alle gegevens die te maken hebben met het signaleren en handelen dienen schriftelijk te worden vastgelegd.
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
88
Stap 3: Gesprek met de ouder (en indien mogelijk met het kind) De aandachtsfunctionaris of bemiddelingsmedewerker bespreekt de signalen met de ouders, en indien mogelijk met het kind (eventueel samen met leidinggevende). De kinderopvangorganisatie kan er echter ook voor kiezen dat het gesprek door de beroepskracht wordt gevoerd, eventueel samen met aandachtsfunctionaris of bemiddelingsmedewerker of leidinggevende. In die gevallen wordt het gesprek altijd voorbereid met de aandachtsfunctionaris. Ook kan tijdens de voorbereiding ondersteuning worden gevraagd aan het SHG of AMK. Voor het gesprek met de ouders (en eventueel het kind) kunnen de volgende stappen worden gevolgd: 1. Leg de ouders (en eventueel het kind) het doel uit van het gesprek; 2. Beschrijf de feiten die zijn vastgesteld en de waarnemingen die zijn gedaan, geef daarbij geen waardeoordeel of eigen interpretatie; 3. Nodig de ouders uit om een reactie hierop te geven; 4. Kom pas na deze reactie zo nodig en zo mogelijk met een interpretatie van hetgeen er is gezien, gehoord en/of waargenomen; 5. Leg het gesprek vast en laat het indien mogelijk ondertekenen door alle betrokkenen. In de meeste gevallen is het onduidelijk wat de oorzaken zijn van de signalen. Door ouders te informeren en informatie uit te wisselen over de ontwikkeling van hun kind, kunnen zorgen verduidelijkt, ontkracht of bekrachtigd worden. Nodig de ouders expliciet uit tot het geven van hun mening en vraag door over kindgerelateerde onderwerpen in de thuissituatie. Herkent de ouder de situatie? Hoe gedraagt het kind zich thuis? Hoe reageren de ouders daarop? Hoe gaat het opvoeden thuis? Hoe reageert het kind hierop? Hoe is de ontwikkeling van het kind tot nu toe verlopen? Wat vinden de ouders daarvan? Hoe ervaren de ouders de opvoeding en hun rol als ouders? Indien de ouders de zorgen herkennen, kan een begin worden gemaakt met het onderzoeken van kansen en oplossingen. Ouders moeten vaak eerst gemotiveerd worden zodat de zorgen over hun kind gedeeld kunnen worden. Het helpt dan om ouders meer informatie te geven over de ontwikkeling van het kind en de effecten voor het kind in de huidige situatie. Pas als ouders niet te motiveren zijn en de zorgen blijven ontkennen is het raadzaam het AMK om advies te vragen en een melding te overwegen. Het SHG kan betrokken worden als er zorgen zijn over huiselijk geweld waarbij ouders c.q. meerderjarige huisgenoten betrokken zijn. Wanneer er kinderen bij zijn betrokken zal het SHG echter doorgaans doorverwijzen naar het AMK. Indien besloten wordt om ook met het kind zelf te spreken, is het van belang dat het kind zich veilig genoeg voelt om het gesprek te voeren. Maak hierbij de afweging of het in het belang van het kind zelf is om dit gesprek te voeren. Hierover kan ook advies worden gevraagd aan het SHG of AMK. Beloof tijdens een dergelijk gesprek nooit geheimhouding, maar geef wel aan dat de signalen serieus afgewogen zullen worden. Belangrijk is ook dat het kind niet wordt ondervraagd, maar dat het kind met name de ruimte wordt gegeven om zijn verhaal te vertellen. Zie ook de tips voor gesprekken met kinderen in hoofdstuk 6.1 van de handleiding. Het is belangrijk dat de kinderopvangorganisatie alles goed registreert. Alle gegevens die te maken hebben met het signaleren en handelen dienen schriftelijk te worden vastgelegd. Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
89
Stap 4: Weeg aard en ernst van het huiselijk geweld of kindermishandeling en bij twijfel altijd raadplegen van het SHG of AMK De aandachtsfunctionaris of bemiddelingsmedewerker weegt op basis van de signalen, van het (extern) ingewonnen advies en van het gesprek met de ouders het risico op huiselijk geweld of kindermishandeling al dan niet in overleg met leidinggevende. Daarnaast wordt de aard en de ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling gewogen. Ook moet er altijd overwogen worden of er naar de politie moet worden gegaan. Tenslotte zijn kindermishandeling en huiselijk geweld strafbare feiten. Voor de weging is het van belang dat de aandachtsfunctionaris in het dossier de signalen, de gesprekken en de stappen beschrijft en vastlegt die al gezet zijn. Daarnaast zijn voor de weging de volgende factoren van belang: Þ de leeftijd van het slachtoffer; Þ de aard van het geweld; Þ de mate van afhankelijkheid; Þ de duur van het geweld; Þ de verwachting over de schade die wordt aangericht; Þ de mate van isolement waarin het geweld zich afspeelt. Een weging is altijd persoonlijk, er zijn geen vaste richtlijnen voor. Omdat elke situatie uniek is, is hier geen standaard voor. Wanneer twijfel blijft bestaan over een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling, is het verplicht om het SHG of AMK te raadplegen. Het SHG of AMK kan helpen een risicotaxatie uit te voeren en kan helpen bepalen of het verstandig is zelf hulp te organiseren of een melding te doen. Dit is ook van toepassing als het om mogelijk eergerelateerd geweld gaat. Zo mogelijk kan ook het Landelijk Expertise Centrum Eergerelateerd Geweld (LEC EGG) van de politie om advies worden gevraagd. In bijlage 5 van de handleiding staat een algemeen overzicht van websites en adressen van instanties en organisaties waar de beroepskracht terecht kan voor ondersteuning en advies. De kinderopvangorganisatie dient zelf de sociale kaart uit deze meldcode aan te passen en in te vullen met de instanties en organisaties die werkzaam zijn binnen betreffende regio (zie onderdeel V). Het is belangrijk dat de kinderopvangorganisatie alles goed registreert. Alle gegevens die te maken hebben met het signaleren en handelen dienen schriftelijk te worden vastgelegd.
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
90
Stap 5: Beslissen: zelf hulp organiseren of melden Stap 5a: Hulp organiseren en effecten volgen Als op basis van de afweging in stap 4 genoeg gronden zijn dat het kind en zijn gezin redelijkerwijs voldoende tegen het risico op huiselijk geweld of op kindermishandeling beschermd kunnen worden: Þ bespreek met de ouders; Þ organiseer dan de noodzakelijke hulp; Þ volg de effecten van deze hulp en Þ doe alsnog een melding als er signalen zijn dat het huiselijk geweld of de kindermishandeling niet stopt, of opnieuw begint. Dit is de verantwoordelijkheid van de aandachtsfunctionaris al dan niet in overleg met de leidinggevende en/of directie. Als de kinderopvangorganisatie gebruik heeft gemaakt van het zorgadviesteam, kan het zorgadviesteam verdere actie coördineren. Het zorgadviesteam bespreekt de hulpvraag van kinderopvangorganisatie en ouders, beoordeelt de hulpvraag, stelt een aanpak vast, geeft handelingsadviezen voor de beroepskracht en adviseert over verdere hulp. Ook het CJG kan worden geraadpleegd en hierin adviseren. De aandachtsfunctionaris binnen de kinderopvangorganisatie bespreekt met de ouders de uitkomst van de bespreking met het CJG of zorgadviesteam. Met de ouders kan gesproken worden over verder te nemen stappen voor hulpverlening voor het kind en/of de ouders. Hierbij is het belangrijk om informatie te geven over de hulpverlenende instanties en of er hiervoor een indicatie nodig is van bijvoorbeeld Bureau Jeugdzorg. De ouders kunnen op deze manier worden doorverwezen. Belangrijk is om bij de ouders en de instantie te informeren of zij ook daadwerkelijk naar de verwijzende instantie zijn gegaan. Leg de gesprekken vast en laat indien mogelijk ouders het gespreksverslag ondertekenen. Indien er voor een van voorgaande stappen ondersteuning nodig is, dan kan dit gevraagd worden bij het SHG, AMK, CJG of zorgadviesteam. De kinderopvangorganisatie kan in het eigen team afspraken maken over de begeleidings- en zorgbehoeften van het kind. De uitkomst van deze teambespreking wordt vastgelegd en met de ouders besproken. Het is belangrijk dat de kinderopvangorganisatie alles goed registreert. Alle gegevens die te maken hebben met het signaleren en handelen dienen schriftelijk te worden vastgelegd.
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
91
Stap 5b: Melden en bespreken met ouders Kan het kind of kunnen de ouders niet voldoende tegen het risico op huiselijk geweld of kindermishandeling beschermd worden, of is er twijfel of de kinderopvangorganisatie hiertegen voldoende bescherming kan bieden: Þ meld het vermoeden bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling en; Þ sluit bij de melding zoveel mogelijk aan bij feiten en gebeurtenissen en geef duidelijk aan indien de informatie die gemeld wordt (ook) van anderen afkomstig is; Þ overleg bij de melding met het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling wat er na de melding, binnen de grenzen van de gebruikelijke werkzaamheden, gedaan kan worden om het kind, de ouders en mogelijke gezinsleden tegen het risico op huiselijk geweld of op mishandeling te beschermen; Þ Monitor hierbij of ouder en kind hulp krijgen; Þ Registreer. Dit is de verantwoordelijkheid van de aandachtsfunctionaris al dan niet in overleg met de leidinggevende en/of directie. Bespreek de melding vooraf met de ouders. Leg uit waarom de kinderopvangorganisatie van plan is deze melding te gaan doen en wat het doel daarvan is. Blijf in het gesprek bij de feiten en constateringen en voorkom interpretaties of waardeoordelen. 1. Vraag de ouders uitdrukkelijk om een reactie; 2. In geval van bezwaren van de ouders, overleg op welke wijze er tegemoet kan worden gekomen aan deze bezwaren en leg dit in het document vast; 3. Is dat niet mogelijk, weeg de bezwaren dan af tegen de noodzaak om het kind, de ouders en/of mogelijke gezinsleden te beschermen tegen het geweld of de kindermishandeling. Betrek in alle afwegingen de aard en de ernst van het geweld en de noodzaak om het kind, de ouders en/of mogelijke gezinsleden door het doen van een melding daartegen te beschermen; 4. Doe een melding indien naar het oordeel van de kinderopvangorganisatie de bescherming van de ouder of zijn gezinslid de doorslag moet geven. Van contacten met de ouders over de melding kan worden afgezien: Þ als de veiligheid van het kind, één van de ouders, die van de beroepskracht of gastouder zelf, en/of die van een ander in het geding is; of Þ als er goede redenen zijn om te veronderstellen dat de ouders daardoor het contact met de kinderopvangorganisatie zal verbreken. Indien na enige periode onvoldoende verbetering zichtbaar is, is het van belang opnieuw contact op te nemen met het AMK en eventueel opnieuw een melding te doen. Het AMK adviseert, indien nodig, meerdere keren contact op te nemen indien er onvoldoende verbetering of verslechtering te zien is.
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
92
Inspanningen na de melding Een melding is geen eindpunt. Als de kinderopvangorganisatie een melding doet, geeft het stappenplan daarom aan dat de aandachtsfunctionaris in zijn contact met het AMK ook bespreekt wat hij zelf, na zijn melding, binnen de grenzen van zijn gebruikelijke taakuitoefening kan doen om het kind of zijn gezinsleden te beschermen en te ondersteunen. Dit is uitdrukkelijk in stap 5 bij de melding opgenomen om duidelijk te maken dat de betrokkenheid van de beroepskracht bij het kind en ouders en mogelijke gezinsleden na de melding niet ophoudt. Van hem wordt verwacht dat hij, naar de mate van zijn mogelijkheden, het kind blijft ondersteunen en beschermen. Uiteraard gebeurt dit in overleg met het AMK om zo tot een gemeenschappelijke aanpak te komen. Het AMK houdt degene die de melding heeft gedaan op de hoogte van de uitkomsten van het onderzoek en van de acties die in gang worden gezet. Wanneer er sprake is van (een vermoeden van) kindermishandeling in de thuissituatie van één van de kinderen van de kinderopvangorganisatie kan dit ook impact hebben op de (andere) beroepskrachten en andere kinderen. Het is belangrijk dat de betreffende kinderopvangorganisatie hier aandacht aan besteedt, bijvoorbeeld in teamoverleggen of tijdens intervisie. Interne evaluatie Het is belangrijk dat de toepassing van de meldcode systematisch geëvalueerd wordt. Dit kan de aandachtsfunctionaris, leidinggevende en/of directie op zich nemen. Aangeraden wordt dat de uitvoering van de evaluatie door een ander wordt gedaan dan degene die actief binnen het proces zelf is geweest. Zo nodig worden verbeteringen in afspraken en/of procedures aangebracht. Geanonimiseerde gegevens met betrekking tot het vermoeden van kindermishandeling worden geregistreerd. Deze gegevens worden door de directie op een centraal punt bewaard. De gegevens worden geregistreerd en bewaard om bijvoorbeeld in kaart te kunnen brengen hoe vaak vermoedens van kindermishandeling binnen de gehele kinderopvangorganisatie voorkomen en op welke wijze daarmee wordt omgegaan. Het is belangrijk dat de kinderopvangorganisatie alles goed registreert. Alle gegevens die te maken hebben met het signaleren en handelen dienen schriftelijk te worden vastgelegd.
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
93
II. Route bij signalen van mogelijk geweld- of zedendelict door een collega jegens een kind
Stap 1A
Stap 1B
Signaleren
Direct melding doen van vermoeden
Stap 2
Direct in overleg treden met vertrouwensinspecte ur
Stap 3
Aangifte doen
Stap 4
Handelen naar aanleiding van onderzoek politie Stap 5
Nazorg bieden en evalueren 4
Stap 1A: Signaleren De beroepskracht of bemiddelingsmedewerker: Þ observeert; Þ raadpleegt signalenlijst (bijlage 1, 2 en 3 uit de handleiding); Þ registreert. Stap 1B: Direct Melding doen van vermoeden geweldof zedendelict door een collega jegens een kind bij houder De beroepskracht of bemiddelingsmedewerker: Þ is verplicht het vermoeden van een geweld- of zedendelict door een collega jegens een kind direct bij de houder te melden. Stap 2: In overleg treden met vertrouwensinspecteur De houder: Þ Moet direct contact leggen met een vertrouwensinspecteur (overlegplicht) indien hij aanwijzingen heeft dat een collega een geweld- of zedendelict begaat of heeft begaan jegens een kind; Þ Krijgt advies van de vertrouwensinspecteur over al dan niet doen van aangifte; Þ registreert. Stap 3: Aangifte doen De houder: Þ Is verplicht bij redelijk vermoeden aangifte te doen bij de politie (aangifteplicht); Þ Stelt de beroepskracht in ieder geval voor de duur van het onderzoek op non-actief Þ legt een draaiboek aan; Þ raadpleegt het AMK en /of GGD; Þ regelt ondersteuning van kind en ouders; Þ volgt het ingestelde onderzoek van de politie; Þ registreert. Stap 4: Handelen naar aanleiding van onderzoek van de politie De houder of directie: Þ rehabiliteert; Þ geeft waarschuwing af; Þ neemt arbeidsrechtelijke maatregelen4; Þ registreert.
Voor gastouder en vrijwilliger: zie uitwerking in stap 4 van deze route
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
94
Stap 5: Nazorg bieden en evalueren De houder, directie of leidinggevende: Þ biedt nazorg voor ouders en kinderen; Þ biedt nazorg beroepskrachten; Þ organiseert ouderavonden; Þ verwijst door naar externe hulp; Þ evalueert de procedures; Þ registreert. Algemene toelichting De meldplicht betekent dat een houder wettelijk verplicht is om contact op te nemen met een vertrouwensinspecteur als op welke wijze dan ook over aanwijzingen beschikt wordt dat een collega een geweld- of zedendelict begaat of heeft begaan en een kind is hiervan het slachtoffer. De meldplicht geldt ook voor werknemers. Werknemers zijn verplicht om bij een reëel vermoeden dat een collega zich schuldig maakt aan een mogelijk geweld- of zedendelict jegens een kind dit meteen te melden bij hun werkgever. Het is aan de houder (= het bevoegd gezag binnen de kinderopvangorganisatie) om te regelen of de houder zelf in contact treedt met de vertrouwensinspecteur of dat een leidinggevende (bijvoorbeeld een locatiemanager of directeur) dat namens hem doet. Daar waar in dat geval houder in deze route staat, kan ook de gedelegeerde persoon staan. Melding door een medewerker over de houder zelf Indien de medewerker aanwijzingen heeft dat de houder zelf een geweld- of zedendelict begaat (of heeft begaan) en een kind hiervan het slachtoffer is dan is de medewerker verplicht tot het doen van aangifte bij de politie. Hij/zij kan hierover in overleg treden met de vertrouwensinspecteur. De vertrouwensinspecteur kan de medewerker begeleiden bij het doen van aangifte. Melding door een ouder over een medewerker of leidinggevende Indien een ouder aanwijzingen heeft dat een medewerker of leidinggevende zelf een geweld- of zedendelict begaat (of heeft begaan) en een kind hiervan het slachtoffer is dan kan de ouder contact opnemen met de vertrouwensinspecteur van de Inspectie van het Onderwijs. Hiernaast heeft de ouder de (reguliere) rechtsplicht om bij een redelijk vermoeden van een strafbaar feit aangifte te doen bij de politie. De vertrouwensinspecteur zal de ouder adviseren om contact op te nemen met een leidinggevende van de kinderopvanginstelling. Betreft het de leidinggevende dan is het advies om contact op te nemen met de houder. Er ontstaat bij de leidinggevende van de kinderopvanginstelling een plicht om de houder op de hoogte te stellen van dit signaal. (zie verder onder het kopje aangifteplicht voor houder) Melding door een ouder over een gastouder / volwassen huisgenoot De situatie binnen de gastouderopvang wijkt af van de situatie in een kindercentrum, aangezien de gastouder alleen werkt, er in de meeste gevallen geen arbeidsrelatie is met het gastouderbureau en regelmatig een volwassen huisgenoot aanwezig is in de woning waar de kinderen worden opgevangen. Hoewel de bemiddelingsmedewerker de gastouder begeleidt, komt deze tussen de twee en vier maal in de opvangsetting van de gastouder en is de kans op signalering door bemiddelingsmedewerker gering. De melding van een vermoeden van een mogelijk geweld- of zedenmisdrijf zal daarom in de praktijk vooral gedaan worden door de ouder. Zie verder de bijbehorende handleiding, paragraaf 1.3.
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
95
Route bij signalen van mogelijk geweld- of zedendelict door een collega jegens een kind Stap 1A: Signaleren De beroepskracht of bemiddelingsmedewerker heeft een vermoeden of een signaal opgevangen of een ander laat doorschemeren dat er iets niet goed zit in de relatie tussen het kind en een collega werkzaam binnen de kinderopvangorganisatie. Onder collega wordt volstaan een houder, directie, leidinggevende, beroepskracht of vrijwilliger volgens de definitie in de definitielijst van deze meldcode. Niet in alle gevallen waarin beroepskrachten menen dat er niet goed met kinderen wordt omgegaan door een collega, is er sprake van een mogelijk geweld- of zedendelict. Desondanks mag niet aan deze signalen voorbij worden gegaan en zal onderzocht moeten worden wat er bij het kind wordt gesignaleerd. De beroepskracht of bemiddelingsmedewerker dient altijd direct de houder op de hoogte te stellen van zijn twijfels en niet zelf een afweging te maken. Vermoedens zijn er in uiteenlopende gradaties. Als de beroepskracht of bemiddelingsmedewerker zich met een dergelijk vermoeden (over een collega ) geconfronteerd ziet, moeten de volgende acties ondernomen worden: Þ Raadpleeg de signalenlijsten in bijlage 1, 2 en 3 uit de handleiding; Þ Registreer dat wat is waargenomen; Þ Leg het signaal direct neer bij de houder (stap 1B van deze route). Van belang is om betreffende signalen goed te registreren en te beschrijven. Tips over het registreren zijn te vinden in hoofdstuk 8.5 van de handleiding.
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
96
Stap 1B: Direct melding doen van vermoeden van geweld- of zedendelict jegens een kind bij houder Wanneer een beroepskracht of bemiddelingsmedewerker vermoedt dat een collega binnen de kinderopvangorganisatie zich schuldig maakt aan kindermishandeling moet de beroepskracht of bemiddelingsmedewerker dit direct melden bij de houder. In het stappenplan wordt er van uitgegaan dat een beroepskracht of een bemiddelingsmedewerker een mogelijk vermoeden van kindermishandeling door een collega direct meldt bij de houder. In de praktijk kunnen ook de volgende personen deze melding van vermoeden van kindermishandeling door een collega doen: a. Melding door het kind Als de melding van een geweld- of zedendelict afkomstig is van een kind, is opvang en steun voor het kind het eerste aandachtspunt. De beroepskracht bij wie het slachtoffer de klacht meldt, is verplicht dit meteen te melden bij de houder. Deze laat weten discreet te zullen handelen, maar belooft geen geheimhouding aan het kind. De houder treedt direct (onverwijld) in contact met een vertrouwensinspecteur (zie stap 2 van deze route) Naast het AMK worden zo nodig anderen ingeschakeld voor hulp. De ouders van het betrokken kind worden geïnformeerd. Aan de ouders wordt eveneens opvang en steun geboden. Het waarborgen van het gevoel van veiligheid van het kind is uitgangspunt van dit handelen. b. Melding door de ouder Als de melding van de ouders komt, zal deze melding altijd serieus genomen worden. Feiten en constateringen zullen bij ouders nagevraagd worden.De beroepskracht geeft de melding direct (onverwijld) door aan de houder. De houder treedt direct in overleg met de vertrouwensinspecteur van de Inspectie van het Onderwijs (stap 2 van deze route). De ouder kan bij een redelijk vermoeden ook zelf contact opnemen met een vertrouwensinspecteur van de Inspectie van het Onderwijs. c. Melding door derden Als de melding van derden komt, dient uitgezocht te worden over welke informatie deze persoon/ personen precies beschikt/beschikken en waar deze informatie op is gebaseerd. De beroepskracht geeft de melding onverwijld door aan de houder. De houder is verplicht om in overleg te treden met een vertrouwensinspecteur van de Inspectie van het Onderwijs (zie stap 2 van deze route) Melding over leidinggevende Wanneer de melding van toepassing is op de leidinggevende dient door de constaterende beroepskracht direct de houder te worden ingeschakeld. Melding over de directie Een bijzondere situatie betreft het geval dat de klacht het gedrag van de directie zelf betreft. Het gaat hierbij immers om de situatie waarin het niet meer mogelijk is om hogerop melding te doen. In dat geval is de constaterende beroepskracht verplicht om aangifte te doen bijde politie. De beroepskracht kan hierover in overleg treden met de vertrouwensinspecteur. De vertrouwensinspecteur kan de beroepskracht vervolgens begeleiden bij het doen van aangifte. Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
97
Deze stap dient zorgvuldig geregistreerd te worden. Stap 2: In overleg treden met vertrouwensinspecteur De houder is verplicht om direct in overleg te treden met een vertrouwensinspecteur van de Inspectie van het Onderwijs. De vertrouwensinspecteur gaat samen met de houder na of er een redelijk vermoeden bestaat en adviseert de houder over aangifte. Wanneer er geen sprake is van een redelijk vermoeden, is nader onderzoek redelijkerwijs niet aan de orde. De houder zal in gesprek gaan met betrokkenen om de mogelijk verstoorde werkhouding te herstellen. Indien de uitkomst is dat er een redelijk vermoeden bestaat dat er sprake is van een gewelds- of zedendelict dan heeft de houder een aangifteplicht. De kinderen worden dan direct afgeschermd van de betrokken beroepskracht door deze op non-actief te stellen of te schorsen. De houder deelt dit mee aan alle betrokkenen. Zie hiervoor ook de volgende stap in deze route. De houder is verantwoordelijk voor de registratie in deze stap. Aangifteplicht voor houder Indien de houder aangifte doet, treedt de vertrouwensinspecteur terug. Indien de houder weigert om aangifte te doen terwijl de vertrouwensinspecteur concludeert dat er een redelijk vermoeden bestaat, geldt de volgende escalatieladder: 1. Coördinator vertrouwensinspecteurs van de Inspectie van het Onderwijs probeert de houder te overreden; 2. Hoofdinspecteur van de Inspectie van het Onderwijs probeert de houder te overreden; 3. Hoofdinspecteur van de Inspectie van het Onderwijs legt contact met de burgemeester (het college van B&W) van de betreffende gemeente; 4. De burgemeester zal de (zeden) politie inschakelen dan wel andere activiteiten vanuit zijn bevoegdheden initiëren. NB Het is aan de houder om te regelen of de houder zelf meteen in contact treedt met de vertrouwensinspecteur of dat een leidinggevende of locatiemanager dat namens de houder doet.
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
98
Stap 3: Aangifte doen Indien na het overleg met de vertrouwensinspecteur blijkt dat er een redelijk vermoeden bestaat dat er sprake is van een geweld- of zedendelict, dan heeft de houder een meldplicht. Als deze stap wordt gezet, is er vanzelfsprekend nog steeds geen sprake van ‘schuld’ van de beroepskracht over wie het vermoeden is geuit: ‘beschuldigd’ staat niet gelijk aan schuldig. In geval van een reëel vermoeden neemt de houder, naast het doen van aangifte, de volgende maatregelen: a. Stelt de beroepskracht in ieder geval voor de duur van het onderzoek op non-actief 5 b. Het aanleggen van een draaiboek; c. Raadplegen AMK en/of lokale GGD; d. Het regelen van opvang van kind(eren) en ouders. a. Stelt de beroepskracht in ieder geval voor de duur van het onderzoek op non-actief In geval van een reeel vermoeden van een mogelijk geweld- of zedenmisdrijf, wordt de betreffende betrokken persoon in ieder geval voor de duur van het onderzoek op non-actief gesteld. In het geval dat het een gastouder betreft, is meestal geen sprake van een arbeidsrelatie tussen gastouder en gastouderbureau. De houder dient, omdat het een vermoeden betreft, maatregelen te treffen die er voor zorgen dat de betreffende gastouder gedurende het onderzoek geen kinderen opvangt. Daarnaast dienen de maatregelen zodanig te zijn dat een gastouder eveneens gerehabiliteerd kan worden indien uit het onderzoek van de politie blijkt dat de vermoedens niet juist zijn. Ook is het van belang mee te nemen dat een gastouder bij meerdere gastouderbureaus kan zijn ingeschreven. Bovenstaand geldt ook voor een vrijwilliger binnen de kinderopvangvoorziening (peuterspeelzaal). a.b. Draaiboek aanleggen De houder, of degene die in opdracht van de houder met deze taak belast is, draagt zorg voor een zorgvuldige procedure en legt een draaiboek aan. In de handleiding staan handvatten voor het aanleggen van een draaiboek (hoofdstuk 8.5). c. Raadplegen AMK en/of GGD Het AMK kan de kinderopvangorganisatie adviseren en ondersteuning bieden. Ook de GGD kan worden geraadpleegd. Voor adressen van de lokale GGD zie de sociale kaart in deze meldcode (onderdeel V). d. Het regelen van opvang voor kind(eren) en ouders Þ Voor de ondersteuning voor het kind en de ouders kan een beroep worden gedaan op een instelling als de GGD of het AMK. (Het calamiteitenteam van) GGD is gespecialiseerd in het begeleiden van organisaties bij calamiteiten. In overleg met ouders en GGD en/of AMK, wordt bezien of de opvang in de
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
99
Þ Þ
Þ
kinderopvangorganisatie kan worden gecontinueerd dan wel dat er een andere oplossing moet worden geboden. De kinderopvangorganisatie informeert ouders over de mogelijkheid aangifte te doen bij de politie. De houder of directie houdt contact, toont betrokkenheid en informeert de ouders regelmatig over de voortgang van het onderzoek en andere zaken die voor de ouders van belang zijn. De ouders van de overige kinderen moeten geïnformeerd worden. Er kan gekozen worden om kinderen elders onder te brengen. Het AMK kan worden ingeschakeld voor advies hoe bijvoorbeeld te handelen met de eigen kinderen van de beroepskracht.
Na het doen van aangifte stelt de politie in de regel een onderzoek in. De politie voert gesprekken met alle betrokkenen. Het initiatief voor het instellen van een onderzoek ligt bij de politie. De houder en directie dienen het onderzoek van de politie te volgen en zelf geen stappen te ondernemen die indruisen tegen de bewijslast van de politie.
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
100
Stap 4: Handelen naar aanleiding van het onderzoek van de politie Het onderzoek van de politie kan leiden tot verschillende uitkomsten. Afhankelijk van deze uitkomsten heeft de houder, directie of leidinggevende verschillende mogelijkheden om te handelen. a. Rehabilitatie van beroepskracht6; b. Waarschuwing afgeven; c. Arbeidsrechtelijke maatregelen. a. Rehabilitatie beroepskracht De politie kan op grond van het verrichte onderzoek constateren dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat sprake is van een geweld- of zedendelict. De betrokken beroepskracht, die voor de duur van het onderzoek geschorst of op non-actief was gesteld, wordt door de houder of directie van de organisatie in zijn functie in ere hersteld. In een dergelijke situatie moeten het belang van de beroepskracht en het algemeen belang worden afgewogen en zou het bijvoorbeeld wenselijk kunnen zijn de betreffende beroepskracht binnen de kinderopvangorganisatie over te plaatsen. Indien na het onderzoek van de politie blijkt dat er een klacht is ingediend op valse gronden, kan de directie de betrokken beroepskracht een rehabilitatietraject aanbieden. De directie kan dan tevens maatregelen nemen tegen degene, die valselijk een beschuldiging heeft geuit. Dit kan variëren van de eis dat excuses worden aangeboden, tot schorsing of tot verwijdering. b. Waarschuwing afgeven De houder of directie kan besluiten tot het geven van een schriftelijke waarschuwing, met de mededeling dat herhaling van het ongewenste gedrag arbeidsrechtelijke gevolgen heeft. Die waarschuwing kan dan worden opgenomen in het personeelsdossier. c. Arbeidsrechtelijke maatregelen Wanneer de houder of directie constateert dat op grond van het verrichte onderzoek van de politie aanleiding is om aan te nemen dat kindermishandeling heeft plaatsgevonden, neemt de directie maatregelen van arbeidsrechtelijke aard, zoals ontslag wegens een dringende reden op grond van art. 677 en art. 678 boek 7 BW, of ontbinding van de arbeidsovereenkomst via de kantonrechter (art. 685 boek 7 BW). In het geval dat het een gastouder betreft, dient de overeenkomst tussen het gastouderbureau en de gastouder per direct te worden beëindigd, evenals de overeenkomst tussen de gastouder en ouder. In geval er een arbeidsovereenkomst bestaat tussen de gastouder en ouder, dan geldt ontslag zoals boven beschreven. In het geval dat het een vrijwilliger betreft, wordt de samenwerking per direct opgezegd.
Alle beslissingen worden zorgvuldig afgewogen en zorgvuldig geregistreerd door de houder of directie.
6
Hier kan ook gastouder of vrijwilliger worden gelezen
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
101
Stap 5: Nazorg bieden en evalueren Het is belangrijk dat de kinderopvangorganisatie nazorg biedt aan alle betrokkenen. Ook het evalueren van de genomen stappen is belangrijk om in mogelijke toekomstige situaties adequaat te kunnen handelen. Nazorg Nazorg aan betrokken ouders en hun kinderen kan geboden worden door middel van ouderavonden, het uitnodigen van deskundigen daarbij of specifieke doorverwijzing. De kinderopvangorganisatie kan zich hier in laten adviseren door de GGD. Zie hiervoor hoofdstuk 7.5 uit de handleiding. Voor de kinderen kan als dit nodig is, of als de ouders van de kinderen dit nodig achten extra hulp worden ingezet. Het is belangrijk om bijzondere aandacht te hebben voor de psychische belasting van de overige beroepskrachten naar aanleiding van bovenstaand traject. Wanneer er getuigen zijn onder de beroepskrachten kan met hen apart worden besproken wat nodig is om het gebeurde te verwerken. Bij hen kunnen gevoelens van onmacht, verdriet, schaamte en schuldgevoel een rol spelen. Andere beroepskrachten kunnen ook kampen met deze gevoelens. Hier kan aandacht aan worden besteed in de teamoverleggen en daar waar nodig ook individueel. Als binnen een kinderopvangorganisatie een incident plaatsvindt, is de kans groot dat ook de media hier van op de hoogte raken. Het is verstandig van tevoren zorgvuldig te overwegen hoe er wordt omgegaan met de pers (zie bijlage 6 van de handleiding). Evalueren Het is belangrijk het gehele proces en de verschillende stappen te evalueren. Dit is de verantwoordelijkheid van houder of directie. Þ De houder of directie evalueert met medewerkers dat wat er gebeurd is en de procedures die zijn gevolgd. Þ Zo nodig wordt de zaak doorgesproken met andere betrokkenen. Þ Zo nodig worden verbeteringen in afspraken en/of procedures aangebracht. Þ Geanonimiseerde gegevens met betrekking tot het vermoeden van kindermishandeling worden geregistreerd. Deze gegevens worden door de directie op een centraal punt bewaard. Þ Blijf alert op signalen. Mogelijk zijn er meer slachtoffers.
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
102
III. Route bij signalen van seksueel grensoverschrijdend gedrag tussen kinderen onderling
Stap 1 In kaart brengen van signalen
Stap 2 Melden van het gedrag
Stap 3 Beoordelen ernst van het gedrag
Stap 4 Maatregelen nemen
Stap 1: In kaart brengen van signalen De beroepskracht: Þ observeert; Þ raadpleegt signalenlijst (bijlage 1 en 2 uit de handleiding); Þ bespreekt signalen met collega’s en de leidinggevende; Þ registreert. Stap 2: Melden van het gedrag bij leidinggevende De beroepskracht: Þ meldt het gedrag bij leidinggevende; Þ brengt de ouders van de betrokken kinderen op de hoogte. Stap 3: Beoordelen ernst van het gedrag De leidinggevende: Þ raadpleegt het AMK en/of GGD; Þ gaat in gesprek met ouders van zowel het kind dat gedrag vertoont als met de ouders van de kinderen die met het gedrag geconfronteerd worden over het gedrag; Þ taxeert de ernst van het gedrag: Þ licht seksueel grensoverschrijdend gedrag: bespreken in het team, inschakelen externe hulp niet nodig; Þ matig seksueel grensoverschrijdend gedrag: waarschuwing, inschakelen hulp; Þ ernstig seksueel grensoverschrijdend gedrag: direct ingrijpen vereist, maatregelen conform stap 4; Þ registreert in het kinddossier. Stap 4: Maatregelen nemen De directie: Þ stelt een intern onderzoek in; Þ schakelt experts in zoals GGD en AMK; Þ organiseert zorg voor kinderen en ouders; Þ gaat in gesprek met ouders van kind dat gedrag vertoont én met de ouders van kinderen die geconfronteerd werden met het gedrag over de te nemen maatregelen.
Stap 5 Handelen
Stap 6 Nazorg bieden en evalueren
Stap 5: Handelen De directie: Þ beslist naar aanleiding van het onderzoek over de opvang van het kind dat het gedrag heeft vertoond.
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
103
Stap 6: Nazorg bieden en evalueren De directie: Þ biedt nazorg voor ouders, kinderen en beroepskrachten; Þ organiseert ouderavonden; Þ verwijst door naar externe hulp; Þ evalueert de procedures en registreert.
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
104
Route bij signalen van seksueel grensoverschrijdend gedrag tussen kinderen onderling
Stap 1: In kaart brengen van signalen Wanneer er signalen zijn dat een kind of meerdere kinderen seksueel grensoverschrijdend gedrag hebben vertoond en dat een ander kind hier mee geconfronteerd is of slachtoffer van is geworden, is het belangrijk dat deze signalen in kaart worden gebracht en goed geïnterpreteerd worden. Soms zal iets vrij duidelijk zijn aan te merken als ontoelaatbare handeling, maar vaker zal het gaan om minder duidelijke signalen die niet direct te duiden zijn. Het is belangrijk om deze signalen serieus te nemen. De beroepskrachten kunnen met elkaar onderzoeken wat zij bij de kinderen merken. Door met collega’s te overleggen en van gedachten te wisselen, kan een signaal beter worden beoordeeld. De volgende acties kunnen helpen de signalen te onderbouwen: Þ Þ
Þ
Raadpleeg de signalenlijst uit de handleiding (zie bijlage 1 en 2). Bespreek de signalen met collega’s of de bemiddelingswerker, aandachtsfunctionaris, leidinggevende of gedragswetenschapper. Vraag een gesprek aan met de leidinggevende.
Leg de mogelijke signalen vast in het kinddossier. Zie hiervoor in de handleiding hoofdstuk 8.5. Als de beroepskracht vervolgens twijfelt of concludeert dat er sprake is van seksueel grensoverschrijdend gedrag dan is het belangrijk dit te melden bij de leidinggevende conform stap 2.
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
105
Stap 2: Melden van het gedrag Wanneer de beroepskracht signalen heeft dat een kind of meerdere kinderen seksueel grensoverschrijdend gedrag hebben vertoond en dat een ander kind hiermee geconfronteerd is of slachtoffer van is geworden, dan is het belangrijk dit te melden bij de leidinggevende. De ouders van de kinderen die het gedrag vertonen of ermee zijn geconfronteerd moeten op de hoogte worden gebracht. Het is belangrijk dat de kinderopvangorganisatie alles goed registreert in een kinddossier (zie hoofdstuk 8.5 uit de handleiding). Alle gegevens die te maken hebben met het signaleren en handelen, dienen schriftelijk te worden vastgelegd.
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
106
Stap 3: Beoordelen ernst van het gedrag De leidinggevende is in overleg met de directie verantwoordelijk voor een eerste beoordeling van de voorgelegde situatie. Daarbij zal in het algemeen de beroepskracht die het gedrag heeft gemeld, gehoord worden en eventueel collega’s. Ook het AMK, CJG, ZAT of de GGD kan hiervoor worden ingeschakeld. Hierbij wordt de ernst van het gedrag bepaald. Wanneer wordt geconstateerd dat er geen sprake is van leeftijdsadequaat gezond gedrag, wordt gecategoriseerd hoe ernstig het gedrag is. Bij alle vormen van seksueel grensoverschrijdend gedrag dienen de ouders van zowel het kind dat het gedrag vertoont als het kind dat met het gedrag is geconfronteerd, te worden geïnformeerd. Daarnaast dient bij alle vormen gekeken te worden of het seksueel overschrijdende gedrag een signaal is van onderliggende problematiek. Er kan geconstateerd worden dat er sprake is van: Þ licht seksueel grensoverschrijdend gedrag; Þ matig seksueel grensoverschrijdend gedrag; Þ ernstig seksueel grensoverschrijdend gedrag. Licht seksueel grensoverschrijdend gedrag kan worden gezien als een noodzakelijke stap om normen en waarden te leren kennen en zal bij veel kinderen op bepaalde momenten in de ontwikkeling voorkomen. Het is nodig dat de beroepskracht dit gedrag begrenst, hierop reageert en bespreekt met ouders. Matig seksueel grensoverschrijdend gedrag is ontoelaatbaar; het is belangrijk om een duidelijk verbod in te stellen. Aan het kind moet uitgelegd worden dat dit gedrag niet mag en er moet worden uitgelegd waarom dit niet mag. De betrokken kinderen kunnen in de groep geobserveerd worden. Belangrijk is dat er met de kinderen gecommuniceerd blijft worden en dat ouders actief betrokken worden. De leidinggevende overlegt met het AMK of een gedragswetenschapper of externe hulpverlening of advies noodzakelijk is. Ernstig seksueel grensoverschrijdend gedrag vereist dat er direct wordt ingegrepen. Er moeten maatregelen genomen worden die kunnen garanderen dat het gedrag niet meer kan voorvallen. De directie dient ingelicht te worden om verdere stappen te kunnen ondernemen, ook omdat de directie eindverantwoordelijk is voor alle interne en externe communicatie. Bij ernstig seksueel grensoverschrijdend gedrag dient stap 4 te worden ingezet. Ook voor deze stap geldt, dat alle signalen en stappen goed vastgelegd worden in het kinddossier.
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
107
Stap 4: Maatregelen nemen De directie bepaalt welke maatregelen genomen moeten worden wanneer er sprake is van ernstig seksueel grensoverschrijdend gedrag. De volgende maatregelen kunnen worden genomen: a. Het instellen van een intern onderzoek. Het is belangrijk nauw samen te werken met expertorganisaties zoals het AMK, het zorgadviesteam en de GGD. Bij ernstige zaken is het aan te bevelen een onderzoeksteam te vormen waar vertegenwoordigers van de kinderopvangorganisatie en externe deskundigen deel van kunnen uitmaken. Dit onderzoeksteam kan het incident onderzoeken en de directie advies geven hoe te handelen. Het aanleggen van een draaiboek kan structuur bieden bij de uitvoer van het onderzoek. In de handleiding staan handvatten voor het aanleggen van een draaiboek (hoofdstuk 8.5). b. Het regelen van ondersteuning van het kind en ouders. c. Aanbieden van excuses voor falend toezicht/onveilige situatie vanuit de kinderopvang. Hierbij wordt tevens aangegeven dat onderzocht wordt hoe verbeteringen binnen de kinderopvangorganisatie kunnen worden doorgevoerd om mogelijke herhaling te voorkomen. d. Aanbieden van opvang en professionele hulp voor alle kinderen en hun ouders die op welke wijze dan ook betrokken zijn geweest bij het grensoverschrijdende seksuele gedrag. Emotionele begeleiding van de direct betrokken ouders is noodzakelijk. e. Indien een kind seksueel grensoverschrijdende handelingen heeft uitgevoerd bij een ander kind dan is het belangrijk gesprekken te voeren met beide partijen ouders en gezamenlijk te komen tot oplossingen. Creëer van beide partijen ouders 'bezorgde ouders' en zoek naar een gezamenlijk belang. De kinderopvangorganisatie vertegenwoordigt de belangen van alle kinderen. Dat kan betekenen dat de kinderopvangorganisatie beslissingen neemt die één van beide partijen niet zint. De kinderopvangorganisatie kan tegen het volgende dilemma oplopen: gaat een kind van de kinderopvang af of niet? En is dat op basis van een besluit van de kinderopvangorganisatie of van de ouders (opzeggen plaatsingsovereenkomst)? Belangrijk is de ouders altijd te informeren over de gemaakte keuze en deze te beargumenteren. f.
Afscherming van het kind dat het grensoverschrijdende gedrag heeft vertoond. De leidinggevende en/of directeur draagt zorg voor een zorgvuldige procedure en registreert dit in het betreffende dossier.
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
108
Stap 5: Handelen De beoordeling van het incident en het advies uit het (eventuele) interne onderzoek kunnen leiden tot verschillende uitkomsten. Afhankelijk van deze uitkomsten heeft de directie verschillende mogelijkheden om te handelen richting het kind dat het seksueel grensoverschrijdende gedrag heeft vertoond. a. Het kind blijft op de groep; b. Het kind gaat naar een andere groep, andere locatie of andere kinderopvangorganisatie; c. Het inzetten van hulp; d. Melding bij het AMK. a. Het kind blijft op de groep Wanneer de directie constateert dat op grond van het verrichte onderzoek geen aanleiding is aan te nemen dat het gedrag zich zal herhalen of dat de aanwezigheid van het kind bedreigend is voor andere kinderen kan, in overleg met betrokken ouders, besloten worden het kind binnen de betreffende groep van de kinderopvangorganisatie te laten. b. Het kind gaat naar een andere groep of kinderopvangorganisatie De directie kan besluiten dat het in het belang is van het kind en/of de kinderen die met het gedrag geconfronteerd zijn, dat het kind naar een andere groep binnen de betreffende kinderopvangorganisatie, naar een andere locatie of naar een geheel andere kinderopvangorganisatie gaat. De directie kan hierin de ouders adviseren en eventueel contact opnemen met een andere kinderopvangorganisatie. Ook kunnen ouders zelf de conclusie trekken dat hun kind naar een andere locatie of kinderopvangorganisatie gaat. c. Het inzetten van hulp Met advies van het AMK en in overleg met de ouders kan hulpverlening voor het kind worden ingezet. d. Melding bij het AMK De directie doet een melding bij het AMK. Het gedrag van het kind kan namelijk ook op andere problematiek wijzen.
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
109
Stap 6: Nazorg bieden en evalueren Aanbevolen wordt het personeel persoonlijk te informeren. Daarnaast kunnen alle betrokkenen zo spoedig mogelijk over het seksueel overschrijdende gedrag op de hoogte worden gebracht middels een brief of een gezamenlijke (ouder)bijeenkomst. De directeur is verantwoordelijk voor de nazorg en de evaluatie. Er kan informatie worden gegeven over de concrete maatregelen die getroffen zijn ten aanzien van het kind of de kinderen die met het gedrag geconfronteerd werden. Ook kan aangegeven worden welke concrete maatregelen er ten aan zien van het kind dat het gedrag vertoonde genomen zijn en het verdere verloop van het onderzoek. Als bij een kinderopvangorganisatie een incident plaatsvindt, is er een kans dat ook de media hiervan op de hoogte raken. Het is verstandig van tevoren zorgvuldig te overwegen hoe hiermee zal worden omgegaan (zie bijlage 6 van de handleiding). Het is belangrijk het gehele proces en de verschillende stappen te evalueren. Þ De directeur evalueert met beroepskrachten en eventueel andere betrokkenen wat er is gebeurd en de procedures die zijn gevolgd. Þ Zo nodig wordt de zaak ook doorgesproken met andere betrokkenen. Þ Zo nodig worden verbeteringen in afspraken en/of procedures aangebracht. Þ Geanonimiseerde gegevens met betrekking tot het seksueel grensoverschrijdend gedrag worden geregistreerd. Deze gegevens worden door de directie op een centraal punt bewaard.
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
110
IV. Verantwoordelijkheden in het scheppen van randvoorwaarden voor een veilig werken meldklimaat Om het voor beroepskrachten / gastouders mogelijk te maken in een veilig werkklimaat huiselijk geweld en kindermishandeling te signaleren en de stappen van de meldcode te kunnen zetten, draagt [BSO de Grote Uil] er zorg voor dat: De houder of directie: Þ de meldcode opneemt in het veiligheids- of gezondheidsbeleid van de kinderopvangorganisatie; Þ een aandachtsfunctionaris huiselijk geweld en kindermishandeling (mogelijk de direct leidinggevende of bemiddelingsmedewerker) aanstelt; Þ de deskundigheidsbevordering opneemt in het scholingsplan; Þ regelmatig trainingen en andere vormen van deskundigheidsbevordering aanbiedt aan beroepskrachten, zodat zij voldoende kennis en vaardigheden ontwikkelen en ook op peil houden voor het signaleren van huiselijk geweld en kindermishandeling en voor het zetten van de stappen van de meldcode; Þ de meldcode en bijbehorende routes laat aansluiten op de werkprocessen binnen de kinderopvangorganisatie; Þ ervoor zorgt dat er voldoende deskundigen intern en extern beschikbaar zijn om de beroepskrachten te kunnen ondersteunen bij het signaleren en het zetten van de stappen van de meldcode; Þ de werking van de meldcode regelmatig evalueert en zo nodig acties in gang zet om de toepassing van de meldcode te optimaliseren; Þ binnen de kinderopvangorganisatie en in de kring van ouders bekendheid geeft aan het doel en de inhoud van de meldcode; Þ afspraken maakt over de wijze waarop [BSO de Grote Uil] haar beroepskrachten zal ondersteunen als zij door ouders in of buiten rechte worden aangesproken op de wijze waarop zij de meldcode toepassen; Þ afspraken maakt over de wijze waarop [BSO de Grote Uil] de verantwoordelijkheid opschaalt indien de signalering en verwijzing voor een kind stagneert; Þ eindverantwoordelijkheid draagt voor de uitvoering van de meldcode; Þ investeert in de opleidingen voor aankomend beroepsbeoefenaren: zorgt voor kennis en vaardigheden inzake het herkennen van en omgaan met een vermoeden van seksueel misbruik, waarbij de ontwikkeling van de seksualiteit van kinderen en het bespreekbaar maken van de eigen normen en waarden aan de orde komt; Þ investeert in nascholing van zittend personeel in de kinderopvangorganisatie (staf/management en beroepskrachten): zorgt voor kennis en vaardigheden inzake het herkennen van en omgaan met een vermoeden van seksueel misbruik, waarbij de ontwikkeling van de seksualiteit van kinderen en het bespreekbaar maken van de eigen normen en waarden aan de orde komt; Þ investeert in een open aanspreekcultuur binnen kinderopvangorganisaties: zorgt voor een open cultuur waarbinnen op professionele wijze reflectie op normen en waarden, werkwijze en handelen plaatsvindt; Þ investeert in een goede ‘zorgstructuur’ binnen kinderopvangorganisaties: zorgt voor voldoende lucht in teams, vertrouwenspersonen, vertrouwenscommissie (als van toepassing), structurele agendering, bij- en nascholing, etc.
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
111
de direct leidinggevende / bemiddelingswerker / senior pedagogisch medewerker: Þ als aandachtsfunctionaris huiselijk geweld en kindermishandeling is aangesteld; Þ als vraagbaak functioneert binnen de kinderopvangorganisatie voor algemene informatie over (de meldcode) kindermishandeling; Þ signalen herkent die kunnen wijzen op kindermishandeling of huiselijk geweld; Þ kennis heeft van de stappen volgens de meldcode; Þ taken vaststelt van een ieder (wie doet wat wanneer) en deze in de meldcode vastlegt; Þ de sociale kaart in de meldcode invult; Þ deelneemt aan het zorgadviesteam (indien dit beschikbaar is); Þ de aansluiting van de meldcode op de werkprocessen uitvoert; Þ de aansluiting van de meldcode op de zorgstructuur uitvoert; Þ samenwerkingsafspraken vastlegt met ketenpartners; Þ de uitvoering van de meldcode coördineert bij een vermoeden van huiselijk geweld en/of kindermishandeling; Þ waakt over de veiligheid van het kind bij het nemen van beslissingen; Þ zo nodig contact opneemt met het AMK voor advies of melding; Þ de genomen stappen evalueert met betrokkenen; Þ toeziet op zorgvuldige omgang met de privacy van het betreffende gezin; Þ toeziet op dossiervorming en verslaglegging. de beroepskracht / gastouder: Þ signalen herkent die kunnen wijzen op kindermishandeling of huiselijk geweld; Þ overlegt met de direct leidinggevende of bemiddelingsmedewerker bij zorg over een kind aan de hand van waargenomen signalen die kunnen wijzen op kindermishandeling of huiselijk geweld; Þ afspraken uitvoert die zijn voortgekomen uit het overleg met de direct leidinggevende of bemiddelingsmedewerker, zoals observeren of een gesprek met de ouder; Þ de resultaten bespreekt van deze ondernomen stappen met de direct leidinggevende of bemiddelingsmedewerker. de houder, directie, de leidinggevend, , de beroepskrachten en gastouders zijn niet verantwoordelijk voor: Þ het vaststellen of er al dan niet sprake is van kindermishandeling of huiselijk geweld; Þ het verlenen van professionele hulp aan ouder of kind (begeleiding).
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
112
V.
Sociale kaart
Het is belangrijk om de sociale kaart zo volledig mogelijk in te vullen met de organisaties en instanties van de regio waar uw kinderopvangorganisatie gevestigd is en dit op een zichtbare plaats voor alle beroepskrachten beschikbaar te stellen. Sociale kaart van BSO De Grote UIl Bijlage 12 Invulblad sociale kaart
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
113
Instelling: Advies-en Meldpunt Kindermishandeling Adres: Alleenhouderstraat 25, 5041 LC Tilburg Telefoonnummer/fax: 013 – 58 35 020 E-mail: Contactpersoon: ……………………………………. Tel.: …………………………… De instelling biedt: advies / consult / melding / hulpverlening/ ondersteuning / voorlichting Beschrijving werkwijze instelling: …………………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………….. Instelling: Bureau Jeugdzorg Adres: Alleenhouderstraat 25, 5041 LC Tilburg Telefoonnummer/fax: 013 - 462 03 00 E-mail: …………………………………………………………………………... Contactpersoon: ……………………………………. Tel.: ………………………….. De instelling biedt: advies / consult / melding / hulpverlening/ ondersteuning / voorlichting Beschrijving werkwijze instelling: …………………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………….. Instelling: Raad voor kinderbescherming Adres: Spoorlaan 394, 3e verdieping, 5038 CG Tilburg Telefoonnummer/fax: 013 – 549 15 49 E-mail: …………………………………………………………………………... Contactpersoon: ……………………………………. Tel.: ………………………….. De instelling biedt: advies / consult / melding / hulpverlening/ ondersteuning / voorlichting Beschrijving werkwijze instelling: …………………………………………………………………………………………………….. Instelling: Bureau Slachtofferhulp Adres: Spoorlaan 448, 5038 CH Tilburg Telefoonnummer/fax: 013 – 549 84 70 E-mail: …………………………………………………………………………... Contactpersoon: ……………………………………. Tel.: …………………………… De instelling biedt: advies / consult / melding / hulpverlening/ ondersteuning / voorlichting Beschrijving werkwijze instelling: …………………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………….. Instelling: GGD, afdeling Jeugdgezondheidszorg Adres: Ringbaan West 227. 5037 PC Tilburg Telefoonnummer/fax: 0900-4636443 E-mail: …………………………………………………………………………... Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
114
Contactpersoon: ……………………………………. Tel.: ………………………….. De instelling biedt: advies / consult / melding / hulpverlening/ ondersteuning / voorlichting Beschrijving werkwijze instelling: …………………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………….. Instelling: Politie Bureau Tilburg Leijdal ( elke dag geopend, ook in het weekend ) Adres: Ringbaan Zuid 498A, 5026 PA Tilburg Telefoonnummer/fax: 0900 - 88 44 E-mail: …………………………………………………………………………... Contactpersoon: ……………………………………. Tel.: ………………………….. De instelling biedt: advies / consult / melding / hulpverlening/ ondersteuning / voorlichting Beschrijving werkwijze instelling: …………………………………………………………………………………………………….. Instelling: Raad voor kinderbescherming Adres: Spoorlaan 394, 3e verdieping, 5038 CG Tilburg Telefoonnummer/fax: 013 – 549 15 49 E-mail: …………………………………………………………………………... Contactpersoon: ……………………………………. Tel.: …………………………… De instelling biedt: advies / consult / melding / hulpverlening/ ondersteuning / voorlichting Beschrijving werkwijze instelling: …………………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………….. Instelling: Maatschappelijk Werk / Centraal Bureau Adres: Korvelplein 213, 5025 JX Tilburg Telefoonnummer/fax: 013 – 595 27 10 E-mail: …………………………………………………………………………... Contactpersoon: ……………………………………. Tel.: ………………………….. De instelling biedt: advies / consult / melding / hulpverlening/ ondersteuning / voorlichting Beschrijving werkwijze instelling: …………………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………….. Instelling: Huisarts Adres: Telefoonnummer/fax: 013 – 535 94 55 E-mail: …………………………………………………………………………... Contactpersoon: ……………………………………. Tel.: ………………………….. De instelling biedt: advies / consult / melding / hulpverlening/ ondersteuning / voorlichting Beschrijving werkwijze instelling: …………………………………………………………………………………………………….. Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
115
Instelling: Schoolbegeleidingsdienst Adres: Postbus 4155, 5004 JD Tilburg Telefoonnummer/fax: 013 – 535 94 55 E-mail: …………………………………………………………………………... Contactpersoon: ……………………………………. Tel.: ………………………….. De instelling biedt: advies / consult / melding / hulpverlening/ ondersteuning / voorlichting Beschrijving werkwijze instelling: …………………………………………………………………………………………………….. Instelling: Blijf van mijn lijf huis Adres: Telefoonnummer/fax: …………………………………………………………………………... E-mail: …………………………………………………………………………... Contactpersoon: ……………………………………. Tel.: ………………………….. De instelling biedt: advies / consult / melding / hulpverlening/ ondersteuning / voorlichting Beschrijving werkwijze instelling: …………………………………………………………………………………………………….. Instelling: Vrouwenopvang De Bocht Adres: Tilburgseweg 184, 5000 JC Tilburg Telefoonnummer/fax: 013 - 543 30 73 E-mail: …………………………………………………………………………... Contactpersoon: ……………………………………. Tel.: ………………………….. De instelling biedt: advies / consult / melding / hulpverlening/ ondersteuning / voorlichting Beschrijving werkwijze instelling: …………………………………………………………………………………………………….. Instelling: Telefonische hulpdienst Tilburg Adres: Postbus 598, 5000 AN Tilburg Telefoonnummer/fax: 013 – 545 22 62 E-mail: …………………………………………………………………………... Contactpersoon: ……………………………………. Tel.: ………………………….. De instelling biedt: advies / consult / melding / hulpverlening/ ondersteuning / voorlichting Beschrijving werkwijze instelling: …………………………………………………………………………………………………….. Instelling: Consultatieburo voor Alcohol-en Drugs Adres: Tongelresestraat 122, 5613 DN Eindhoven Telefoonnummer/fax: E-mail: …………………………………………………………………………... Contactpersoon: ……………………………………. Tel.: ………………………….. De instelling biedt: advies / consult / melding / hulpverlening/ ondersteuning / voorlichting Beschrijving werkwijze instelling: …………………………………………………………………………………………………….. Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
116
Instelling: Steunpunt Opvoeding MEE Adres: Dillehof 71, 4907 BG Oosterhout Telefoonnummer/fax: 0162 – 48 80 08 / 06 – 543 470 25 E-mail: …………………………………………………………………………... Contactpersoon: ……………………………………. Tel.: ………………………….. De instelling biedt: advies / consult / melding / hulpverlening/ ondersteuning / voorlichting Beschrijving werkwijze instelling: …………………………………………………………………………………………………….. Instelling: Regionaal preventieteam kindermishandeling Midden-Brabant Adres: Alleenhouderstraat 25, 5041 LC Tilburg Telefoonnummer/fax: 013 – 462 03 00 E-mail: Contactpersoon: ……………………………………. Tel.: ………………………….. De instelling biedt: advies / consult / melding / hulpverlening/ ondersteuning / voorlichting Beschrijving werkwijze instelling: ……………………………………………………………………………………………………..
Pedagogisch Beleidsplan BSO De Grote Uil 2015
117