Op zijn schouder, op zijn hart Preek over Exodus 28 : 29. Lezen Exodus 28 : 6 – 30. Tekst: Exodus 28 : 29. Ds. G. Gunnink Een preek die vooral geschikt is om te lezen voor, tijdens of na het feest van hemelvaart. Maar ook los van het kerkelijk jaar is het goed, stil te staan bij Jezus de grote Hogepriester in de hemel. Aanwijzingen voor de liturgie: Tekst: Jesaja 28 : 29 Zingen: Ps. 47 : 1 - 4 Na de wet: Gez. 156 : 1 - 4 Schriftlezing: Exodus 28 : 6 - 30 Na de Schriftlezing: Gez. 119 : 1, 2 Na de preek: Ps. 145 : 4, 5 Na de geloofsbelijdenis: Gez. 28 : 2 – 4 (afwisselend) Slotzang: Ps. 72 : 1 - 3 Gemeente van Jezus Christus, Jezus. Daar gaat het om. Maar: heb je Hem ooit gezien? Soms lijkt het, of Hij echt niet naar je omkijkt. We zeggen wel, dat Jezus naar de hemel is gegaan, omdat dit beter voor ons is, maar om dat echt zo te beleven is wat anders. Hij is ons daar ten goede, zegt de Heidelbergse Catechismus. Maar wat is daar dan zo goed aan? Als iemand weggaat van wie je houdt, en je ziet Hem in geen tweeduizend jaar terug, word je daar blij van? Wat heb je nu aan iemand die je nooit ziet? In het bijbelboek Hebreeën gaat het daarover. Het gaat daar over Jezus als onze Hogepriester, bv. in Hebreeën 4 : 14. Daar staat: wij hebben een hooggeplaatste hogepriester die de hemel is doorgegaan. Het gaat in de Bijbel over allerlei menselijke hogepriesters, vanaf Aaron, maar nooit hoor je die uitdrukking. Jezus is de grote, de hooggeplaatste hogepriester. Menselijke hogepriesters liepen lang geleden de tempel in Jeruzalem binnen. Maar Jezus ging de hemel binnen om de grote hooggeplaatste hogepriester te worden. Maar wat moet je je daar nu bij voorstellen? De hemel kan zo ver weg lijken. En wat heeft dat nu te maken met jouw leven van elke dag? Met jouw verdriet? Met jouw tranen? Jouw eenzaamheid? Jouw pijn? Het mooie is, dat de Bijbel soms net een plaatjesboek is. God wil je beeldend laten zien, wie Jezus is. Vooral alles wat er bij de tempel gebeurde was een afbeelding. De offers, met al dat bloed, waren een afbeelding van Jezus’ bloed. De tempel, met de twee afdelingen van het heilige en het allerheiligste – dat was een afbeelding van de hemel. En kijk, zo liep daar ook een hogepriester rond. Prachtig aangekleed. Een plaatje.
Een afbeelding. Nu kan ik me voorstellen wat Jezus in de hemel als hogepriester voor me doet. En dan zie ik: 1. zijn kracht 2. zijn liefde 3. zijn wijsheid 1. Laten we eens even doen, alsof wij in de gouden ruimte staan van het heilige. Nou: je zou meteen je camcorder of mobieltje moeten pakken, om dit te filmen, hier een foto van te maken! Alleen mag je hier natuurlijk geen foto’s maken en niet filmen. Want dit is de ruimte van God. Dus kijk nou alleen maar ademloos toe. Daar staat de zevenvoudige gouden kandelaar, lichtend en schitterend, dankzij het licht op die gouden kandelaar blinken de gouden muren zo prachtig, dat je het nauwelijks kunt geloven. Daar aan de andere kant staat een tafel met platte broodjes, de tafel met toonbroden. Maar wat hoor je nu? Wie komt nu jouw kant uit? Je hoort zacht gerinkel, bij iedere stap zacht getinkel. Belletjes. En je ziet prachtige kleding. Met als hoofdkleuren blauw en goud. Je ziet een man in een hemelsblauw bovenkleed. Hij heeft een bijzondere hoed op, een tulband, met daarop een gouden logo met de woorden: aan de Heer gewijd. Je kunt het ook weergeven met: de Here heilig. Dan weet je dat dit de hogepriester is. Hoe zo klinkt er in die goddelijke stilte een zacht geklingel? Nou, onder aan dat blauwe prachtgewaad hangen om en om granaatappeltjes en belletjes van goud. Zie vers 35. Maar je ziet nog meer. Over de hemelsblauwe kleding draagt de man een hogepriesterlijke pull-over: dat is de efod met een moelijk woord. Oftewel de priesterschort. Maar eigenlijk is dat woord priesterschort of pull-over veel te gewoontjes. Een priesterschort was niet bestemd voor de keuken, maar voor heilige tempeldienst! Wat hij draagt is geen huiselijk vest of keukenschort, maar een ongelooflijk kostbaar kledingstuk bezet met edelstenen. Met als meest opvallend details: zie de schouderstukken en het borstschild eens! Eerst die schouders Als je er van boven op neerkijkt zie je op de schouder, we lazen dat in vers 6 – 14, twee onyxstenen. Links op de schouder een steen en rechts ook een steen. Gevat in gouden kassen. En als je heel nauwkeurig kijkt, dan zie je dat op elke steen zes namen gegraveerd staan. De namen van Israëls zonen. Ruben, Simeon, Levi, Juda, Zebulon, Issakar - en op de andere steen de andere zes namen gegraveerd. Ik onderbreek het plaatje even. Wat zag de Here dus, als de hogepriester het heiligdom binnenging? Wat zag de Here dan komen? Dan zag en hoorde God de hogepriester binnenkomen beladen met de namen van heel Israël. De man droeg heel Israël op zijn schouder. Daar in het heiligdom wilde God wonen. Dat was de afbeelding van de hemel op aarde. En de tekst legt daar ook speciale nadruk op: op het voor de Heer verschijnen. Zo draagt de hogepriester telkens als hij het heiligdom binnenkomt de namen van Israël. Zo hoefde de man echt niet altijd gekleed te gaan. Maar wel op het beslissende moment waarop Hij God nadert, voor God verschijnt. Hogepriester, het is verboden toegang voor jou, als je niet tegelijk de namen van heel Israël op je schouder meeneemt. De schouder is het teken van kracht. En van ondersteuning. En nu moet je naar Jezus Christus kijken, de grote Hogepriester die naar de hemel is gegaan.
Denk je echt, dat nu Jezus de hogepriester naar de hemel is gegaan, jou van zijn schouder heeft laten glijden? Dat Hij jou aan de kant heeft gegooid? Ik lees in de gelijkenis over het verloren schaap over de Goede Herder, die het schaap vindt, het vasthoudt, en het vol blijdschap neerlegt op zijn schouder! Toen Jezus naar de hemel ging, liet Hij je niet los. Hij legde de hele kerk op zijn schouders. Hij stond daar op de Olijfberg, samen met zijn leerlingen. Nee. daar stonden niet de twaalf zonen van Jakob, als vertegenwoordigers van het oude Israël, daar stonden wel de leerlingen die Hij had uitgekozen als vertegenwoordigers van de hele kerk. Hij heeft jou en mij op zijn schouder meegenomen de hemel binnen. Hij draagt je naar zijn Vader toe in de hemel. Al die namen, die van jou en van jou. Compleet, er ontbreekt niemand. Hebreeën 9 zegt over Jezus: Christus is de hemel zelf binnengegaan om nu te verschijnen voor God, om voor ons te pleiten. Al is Hij in de hemel en ben jij op de aarde, Hij draagt je op zijn schouder. Hij is je naam niet vergeten. Hij laat je niet los. Met zijn kracht ondersteunt Hij al die verschillende mensen, al die namen van heel Israël. En Hij brengt ze zijn Vader onder de aandacht: “Vader – die naam en die naam.” Misschien zit je wel eens met het gevoel door God vergeten te zijn. Wat merk jij van God? Is God je vergeten? Maar gaat laat je niet zitten. Kijk maar naar Ex. 28 : 12. Wanneer Aaron voor de Heer verschijnt en de namen van de Israëlieten op zijn schouders draagt zal de Heer aan de Israëlieten herinnerd worden. God zal jou om Christus’ wil nooit vergeten en je wordt op de schouder gedragen, dwars door alles heen. Als God naar Jezus kijkt ziet Hij jou. Zo kijkt God naar Jezus. Nooit naar Hem allee, maar altijd naar Hem verbonden met jou. Christus staat nooit op zichzelf! Hij is de hemel binnengegaan en heeft ons een plaats gegeven in de hemel, zegt Paulus (Efeze 2 : 6) in Christus Jezus. 2. En het is nog mooier. Want kijk maar weer verder, op de borst van de hogepriester flonkeren allerlei kleuren. Twaalf tinten. Op de priesterschort is aan de voorkant een borstschild gemaakt. Een borsttas heet het ook wel. Wat is dat? Aan de buitenkant zie je vier rijen van drie stenen onder elkaar. Robijn, topaas, smaragd, dan daaronder de volgende rij edelstenen. En zo verder. En ook daar weer staan de dezelfde twaalf namen op gegraveerd. Aan alle kanten is de hogepriester verbonden met het hele volk. Hij draagt het op de schouder, symbool van kracht, hij draagt het op het hart, symbool van liefde. Er wordt wel eens gezegd, als iemand is overleden: hij is voor altijd in ons hart. Ik denk dan: voor altijd in ons hart, voor hoe lang is dat, want ook dat hart dat zo vol liefde iemand in de herinnering wil bewaren zal straks ophouden te kloppen. Maar als Jezus Christus naar de hemel gaat, dan is het echt waar. Voor altijd in zijn hart. Hij gaat naar de hemel maar draagt je in zijn liefde mee. Op een bepaalde manier was het namaak, als de hogepriester in het heiligdom kwam. Het was namaakverzoeningsbloed, van een offerdier, namaak omdat het bloed van een dier geen echte verzoening kon brengen. En de tempel was ook namaak. Een plaatje, een voorafbeelding zegt Heb 9 van het hemelse heiligdom. In Madurodam zie je heel preciese namaak, in het klein, van echte gebouwen, echte treinen, enz. Zo is de hogepriester in de tempel een afbeelding in mini van de grote Hogepriester Jezus Christus. We denken misschien nog wel eens onwillekeurig dat de aardse tempel de echte was. En dan denk je: wat een pech. Zij hadden allemaal dingen om te zien en wij moeten geloven zonder te zien. Vroeger, toen in Jeruzalem de tempel stond, toen was er nog eens wat te beleven, en was er een echte hogepriester aan het werk. Dat was nog eens echt! Maar het is andersom Christus is het echte heiligdom binnengegaan, dat is je ware, geen namaak.
De werkelijkheid van alle voorafbeeldingen is nu gekomen. Jezus is niet in een afbeeldingenwereld binnengegaan zoals de hogepriester vroeger, Hij is echt de hemel binnengegaan voor u en jou en mij. En – dat is zo mooi – u bent ook meegegaan. Op zijn schouder en voor altijd in zijn hart. Onuitwisbaar gegrift. Zijn schouders onder je. Zijn hart klopt voor je. En zoals die stralende stenen op het hart van de hogepriester waren, zodat God er steeds naar keek, zo is Christus nu in de hemel om zonder onderbreking ons aan zijn Vader voor te houden. Die Vader, en die. Ik bid voor hem. En voor haar. En voor dat kind. En voor die puber. En voor die oudere. Wat was het al een mooi gezicht als de hogepriester in vol ornaat het heiligdom binnenging. God kon niet naar de hogepriester kijken zonder tegelijk aan al die gewone mensen te denken. Nu kan God eenvoudig niet kijken naar Hem die aan zijn rechterhand zit, in heerlijkheid op de troon, zonder aan ons te denken. Daar zit zoveel liefde in. Kijk maar eens hoe sterk dat gezegd wordt, het wordt in vers 29 en 30 als een soort liefdesverklaring driemaal herhaald. Hij zal ze op zijn hart hebben. Dat borstschild van de hogepriester wijst op het gebedschild in de hemel dat je beschermt. Christus draagt jouw naam naar zijn Vader toe, vol liefde. Altijd is die kerk Hem op het hart gebonden. En dat wordt nog versterkt, als je denkt aan dat graveren. Dat gaat dieper dan schrijven! Als je een naam in een trouwring laat graveren is dat bedoeld voor altijd. Je naam staat niet met een potlood in de hemel ergens geschreven, zodat die naam zomaar uitgegumd kan worden. Je staat in Christus’ handen en hart gegrift! En je staat ook niet geschreven op een vodje papier – maar op edelsteen. Onuitwisbaar en kostbaar. Misschien ken je wel dat gedicht dat ouders kunnen bidden voor hun kinderen. Ik leg de namen van mijn kinderen in uw handen Graveer Gij ze daarin met onuitwisbaar schrift Dat niets of niemand ze meer ooit daaruit kan branden Ook niet als satan ze straks als de tarwe zift. Wanneer Christus naar de hemel gaat, dan zegt Hij dit tegen zijn Vader: ‘Ik leg de namen van al diegenen die Ik kocht met mijn kostbaar bloed nu als kostbare edelstenen voor u neer. Ik heb voor hen betaald. Vader, nu wil ik, dat U ze bewaart en dat niemand uit hen verloren gaat.’ Zo bidt Christus onophoudelijk. ‘Ik bid voor hen, ik bid niet voor de wereld, maar voor de mensen die U mij hebt gegeven, omdat zij van U zijn. Ik vraag niet of U alle strijd en pijn wilt besparen en niet, dat U hen uit de wereld wegneemt. Maar of hen wilt beschermen tegen de duivel’ (vergelijk Johannes 17 : 9 – 15) Misschien ben je er wel blij mee, dat andere mensen voor je bidden. Dat kan je heel goed doen: een muur van gebed om je heen. Maar vergeet niet, dat er een gebedschild om je heen staat, van Hem, van Jezus, die volmaakt voor je bidt. Hij bidt je er door heen. U en jou. En misschien protesteer je en zeg je: Ik? Een kostbare edelsteen? Maar kijk dan nog eens beter. De hogepriester in vol ornaat (onderkleed, blauw bovenkleed, een schitterende priesterschort met aan alle kanten diamanten daarboven) lijkt zo’n verschil met Jezus onze Hogepriester. Hij draagt geen borstschild met twaalf edelstenen. Hij gaat niet me schitterende tekens de hemel binnen – wel met andere tekens: met littekens die om te zien niets te maken lijken te hebben met de borsttas van de hogepriester. Maar in feite hebben ze alles met elkaar te maken. Waarom is de kerk zo kostbaar voor Christus? Vanwege het kostbaar bloed dat Hij gaf. Met de hoge prijs in zijn handen en voeten gegraveerd gaat Hij naar zijn Vader – en dat is de garantie dat jij al was jij een vijand van God in Gods hart gegrift staat. 3. En Hij zal je in wijsheid de weg wijzen. Hij zal je veilig leiden. Daarover ook nog kort. Want wat zat er nu eigenlijk in die borsttas?
Ik weet het niet helemaal zeker. Twee orakelstenen, zegt vers 30. De ouderen kennen de naam daarvan nog wel: Urim en Tummim. Ja – en die hadden te maken met de borsttas. En ik besef dat ik nu vaag klink en zo wil ik het maar houden ook. Want hier zijn veel vragen. Misschien moet je bij Urim en Tummim inderdaad denken aan twee stenen. De ene betekende dan misschien JA. De andere steen: NEE. Een soort heilige dobbelstenen dus. Maar we weten het niet zeker. Wat die vreemde woorden Urim en Tummim betekenen weten we niet eens en daarom noemt de Nieuwe Bijbelvertaling de Urim en Tummim maar orakelstenen. Dus wat er nu precies in de borsttas zat weten we niet, we lezen in de Bijbel wel hoe het werkte. David is bv. in het stadje ten einde raad, want Saul dreigt de stad te omsingelen. Maar de priester Abjatar is bij hem en de priester heeft ook het priestergewaad bij zich! Dat brengt de oplossing, want dan vraagt David: zullen de burgers van Keïla mij uitleveren als Saul de stad omsingelt? De orakelstenen zeggen: Ja. En zo weet David dat hij moet wegwezen. Hadden wij nu maar zo’n duidelijke leiding, zegt iemand! Een directe lijn naar de hemel! Even om raad vragen als ik in nood zit, en dan meteen zo antwoord krijgen!? Maar laten we een ding niet vergeten. Dat was nog de kinderlijke tijd van de kerk. De tijd van de plaatjes. De tijd van orakelstenen. De tijd van Madurodam. De werkelijkheid is met Christus gekomen. De teerling is geworpen. Toen onze grote Hogepriester naar de hemel ging volgde na hemelvaartsdag de Pinksterdag! God heeft zijn Woord aan ons gegeven. En God heeft de heilige Geest uitgestort en die zal nu de gemeente leiden in alle wijsheid. Volwassen worden doet soms pijn. Het niet meer tot in de details precies voorgeschreven krijgen wat God wil en het niet meer met orakelstenen kunnen vragen naar Gods wil is voorbij. Maar eigenlijk is het veel mooier te weten, dat zijn Geest en woord ons leiden. Vraag God maar om wijsheid, om leiding. Vraag Hem maar gewoon om je te leiden. Christus draagt je op zijn schouder, op zijn hart, dan is het toch onmogelijk, dat Hij je zal mis-leiden? Urim en Tummim kun je missen, maar dit kun je nooit missen: Christus’ Geest en woord die je zullen leiden en die je laten zien, dat Christus je op zijn schouder draagt en in zijn hart. Volg Christus in je leven, waar Hij ook heengaat, en al snap je zijn weg met jou soms helemaal niet. En houdt nooit op intensief te luisteren naar de woorden van Christus. God verlangt ernaar, om zijn toekomst dichtbij te brengen. Het nieuwe Jeruzalem. We lezen daarover dat de fundamenten van de muur versierd zijn met twaalf edelstenen! Wat de borsttas van de hogepriester in het klein liet zien, 20 bij 20 cm, klein detailwerk, twaalf stenen, dat zal straks de onmetelijk grote plattegrond worden van Gods nieuwe wereld. Het borstschild is het kleine negatief van de prachtige totaalfoto, geprojecteerd op het grote projectiescherm van de eeuwigheid. Daarheen wil Christus je leiden. Amen.