JOOST VAN VOLLENHOVEN (1877-1918) ito/terdarase
ZÖOH I/I
Franse staöta- e/i
DOOR H. HOOGEWERFF
O
P 21 juli 1877 werd te Kralingen geboren Joost van Vollenhoven, zoon van de Rotterdamse wijnkoper Jacob Johannes van Vollenhoven en Helena Annette Pluygers. De vader zag voor de handel in wijnen een betere toekomst in Algerije, waarheen het gezin in 1886 vertrok. In de stad Algiers ging Joost samen met zijn oudere broer Jacob naar de lagere school. De aanpassing geschiedde voor de jongens zonder moeite. Vóór hun aankomst spraken ze reeds een mondje Frans en ze waren vlug van begrip. Na de lagere school volgde het Lyceum, waar vooral Joost bekend stond als een uitstekende leerling. De jonge lyceïst wist trouwens ook wat hij wilde: in een brief aan zijn oom in Nederland ontvouwde hij zijn toekomstplannen: hij wilde zich een hoge positie veroveren in het Franse koloniale bestuur. Hij besluit zijn brief aldus: i'avenir, vous Ie voyez, ne manque pas. Ajoutez a cela que les colonies francaises sont a peine explorées et vous comprendrez immédiatement I'avenir qu'il y a dans une telle situation pour un homme actif et ambitieux'. - Hij was toen 17 jaar. In 1899 beëindigt Joost met lof zijn studie aan de 'Ecole Supérieure de Droit' van Algiers. Nadat hij zich in februari van dat jaar tot Fransman had laten naturaliseren vertrok hij naar Parijs om te gaan studeren aan de 'Ecole Coloniale' en de doctoraalcolleges van de juridische faculteit te volgen. In 1903 doet hij eindexamen van de Koloniale School en schrijft vervolgens voor de juridische faculteit zijn doctorale these over de 'Fellah Algérien', waarin hij wijst op de fouten van het Franse koloniale bestuur waardoor de Algerijnse boer in een treurige toestand verkeert. Hij geeft ook aanwijzingen tot verbetering: decentralisatie van het bestuur, waardoor de plaatselijke ambtenaren gelegenheid krijgen het vertrouwen van de fellah te winnen. Joost, 27 jaar, op de Koloniale School opgevallen door zijn intellect en overwicht over zijn kameraden, is klaar met zijn studie. Kort na zijn examen wordt hij benoemd tot attaché aan het kabinet van de minister van koloniën. 112
. P o r / r e / va/7 yoo^r VÖ/7 Ko//e/7/7c>ve/7 in t/e /?#/ V«/7 /7e/
Ko//e/7/70ve/7 />?
//ie/ Lycee Fm?
/«
In 1905 maakte hij deel uit van de Franse delegatie die in Den Haag onderhandelingen voerde over de grens tussen Nederlandsen Frans-Guyana. Hij verraste zijn collega's en de Nederlandse onderhandelaars door zijn initiatief, zijn inzicht en zijn kennis van het administratieve recht. Als de Franse delegatie na afloop van de onderhandelingen afscheid neemt van de Nederlandse ministerpresident Kuyper vraagt deze aan Van Vollenhoven waarom hij geen Nederlander is gebleven. Van Vollenhoven antwoordde: 'Excellentie, ik was negen jaar oud toen ik Rotterdam verliet en naar Noord-Afrika vertrok. Vanaf mijn aankomst in Algiers heb ik onbewust de Franse invloed ondergaan. In Algiers heb ik gestudeerd en daarna in Parijs. Als vanzelf heb ik me gewonnen gegeven voor Frankrijk'. Waarop Kuyper hem het compliment toevoegde: 'Wel mijnheer, ik wens uw nieuwe vaderland geluk met het bezit van zulke brillante mensen'. Zijn korte loopbaan aan het ministerie van koloniën deed vermoeden wat Van Vollenhoven in de toekomst zou zijn: een zeer knap bestuurder. Een jaar na de onderhandelingen in Den Haag bood de Franse regering hem een kans: hij werd benoemd tot luitenant-gouverneur-generaal van Senegal, standplaats Dakar. Met een onderbreking van één maand - om de gouverneur-generaal van Frans-Guinee tijdelijk te vervangen - is hij tot 1908 in Senegal gebleven, het laatste jaar als gouverneur-generaal ad interim. Uit de brieven die Van Vollenhoven uit Dakar aan zijn vrienden in Frankrijk schreef blijkt de grote liefde die hij had voor Afrika. Hij hield van het land, van het klimaat, van de mensen. Vanaf zijn jeugd had hij zich geïnteresseerd voor de maatschappelijke toestanden. 'Il me semble maintenant encore que je vis un rêve. J'ai si souvent pensé a FA.O.F., j'en ai parlé ou écrit si souvent, et a plusieurs reprises déja j'ai vu échouer les projets que j'avais de la voir... je ne saurais vous décrire mon ravissement'. Hij is verrukt. Met jeugdig enthousiasme spoort hij zijn ambtenaren aan contact te zoeken met de inheemse bevolking en hun werk niet te laten verzanden door dorre bureaucratie. Hij is overal tegelijk, verplaatst snel de Europese chefs van de ene post naar de andere. Van Vollenhoven bleek een verlicht bestuurder die zijn mensen wist te overreden tot een snelle en doeltreffende administratie ten behoeve van de ontwikkeling van de inheemse bevolking. 113
In 1908 ging hij met verlof naar Frankrijk. Na een vacantiereis van enkele maanden door Europa vertrok hij naar Brazzaville in Frans-Congo, om als directeur van financiën en als secretarisgeneraal van het gouvernement de slechte financiële toestanden in Frans-Equatoriaal-Afrika te saneren. Hier bleef hij tot 1911. In 1911 riep de minister van koloniën hem naar Parijs. Op de conferentie van Algeciras in 1906 was Duitsland gedwongen Frankrijk de vrije hand te laten in Marokko. Nu, in 1911, hervatte Duitsland de diplomatieke strijd. In juli van dit jaar verscheen de Duitse kanonneerboot 'Panther' in de haven van Agadir om - aldus de verklaring - de Duitse belangen in ZuidMarokko te beschermen. Duitsland hervatte de bedreiging van Marokko en eiste geheel Frans-Congo voor zich op. Albert Lebrun, de minister van Koloniën, riep Van Vollenhoven uit Congo en benoemde hem tot chef van zijn kabinet. Hij werd naar Berlijn gezonden om de toestand te bespreken met de Franse gezant aldaar, Jules Cambon. In zijn positie had Van Vollenhoven een belangrijk aandeel in de onderhandelingen met Duitsland, die tenslotte leidden tot een verdrag dat een einde maakte aan deze ernstige crisis waaruit ieder ogenblik een wereldoorlog kon ontstaan. In 1912 vertrok Van Vollenhoven naar Indo-China waar hij benoemd werd tot secretaris-generaal van gouverneur-generaal Albert Sarraut. In 1914 vertrok zijn chef naar Parijs en werd Van Vollenhoven gouverneur-generaal ad interim. Tot 1915 hield hij het in Indo-China uit terwijl in Europa de strijd woedde. In een brief aan Sarraut, die nu in Parijs minister in het kabinet van Nationale Verdediging is, klaagt hij: 'Comme on est loin de France ici, et dire que tout cela va se passer sans nous! C'est terrible. Mais vous vaincrez et c'est dans les deuils surtout qu'on regrette d'etre loin de ceux qu'on aime'. In 1915 vraagt hij ontslag om aan het front in Frankrijk te vechten. Hij wordt ernstig gewond maar herstelt en keert naar het gevechtsterrein terug. In 1917 besluit de Franse regering om de hulpbronnen van de koloniën aan te spreken ten behoeve van het uitgeputte moederland. Men zoekt naar de geschikte persoon die de organisatie hiervan in de grote kolonie Frans-West-Afrika op zich kan nemen. In de ministerraad noemt André Maginot, minister van Koloniën, de naam van Van Vollenhoven. Deze wordt van het front geroepen en is direct voor het plan gewonnen. Het is voor hem een ern114
stige zaak: in deze moeilijke tijden moeten en kunnen de koloniën materiële hulp bieden. Op dat zelfde ogenblik komt de post vrij van gouverneur-generaal van Frans-West-Afrika. Van Vollenhoven wordt nu als zodanig benoemd met als speciale opdracht de productie van materiaal en de ravitaillering van het moederland. Op 3 juni 1917 komt Van Vollenhoven in Dakar aan. Eind 1917 neemt de Franse regering het besluit in de koloniën nieuwe inheemse troepen te werven voor de oorlog in Europa. In Dakar wordt Van Vollenhoven, druk bezig met de ravitaillering, van dit besluit op de hoogte gebracht. Hij brengt het besluit van de regering ter sprake in de Raad van Bestuur van Frans-West-Afrika, die op dat ogenblik in Dakar bijeen is. In zijn toespraak tot de Raad zegt hij onder meer: 'J'aurai a entretenir Ie Conseil d'une autre question. Pendant que nous étions ici assembles, j'ai recu du Ministre des Colonies un cablogramme dans lequel il m'annonce que Ie Gouvernement fera unnouvel appel a l'Afrique Occidentale francaise pour obtenir des troupes. Lorsque j'ai été nommé, Ie Ministre des Colonies m'avait dit que son intention était de ne plus recruter en Afrique Occidentale francaise'. Van Vollenhoven zet vervolgens uiteen waarom de regering nu tot een nieuwe recrutering overgaat: het vrijkomen van Duitse troepen aan het oostelijk front wegens de vrede die Rusland met Duitsland gesloten heeft. Hij vervolgt: 'Ce sont les arguments que Ie Gouvernement a fait valoir auprès de moi, et il m'a fait savoir que sa volonté était que les colonies diverses de 1'Algérie et de l'Afrique francaise participassent encore a la defense nationale par un nouveau et plus grand recrutement, plus grand encore que ceux que nous avons fournis déja et qui auront valu a l'Afrique Occidentale francaise la reconnaissance de la Mère-Patrie. J'ai répondu et je savais que j'interprétais votre pensee, que notre dévouement et notre sacrifice seraient en tiers et que l'Afrique Occidentale francaise saurait être a la hauteur des circonstances graves et douloureuses que traverse la Mère-Patrie. J'entends cependant, et c'est pour cela que je vais en France, que eet effort qu'on nous demande, que eet effort que nous ferons de toute notre ame et de toutes nos forces soit un effort ordonné.' Van Vollenhoven heeft bezwaren tegen een gedwongen recrutering van inheemse troepen. De Engelsen doen dit in hun koloniën ook niet. Niettemin geeft hij de eerste orders hiertoe. In januari 1918 vertrekt Van Vollenhoven naar Parijs om met 115
de regering overleg te plegen over het transport van materiaal. Op de dag dat hij in Parijs aankomt (11 januari 1918) ondertekent de president van de Republiek een decreet waarin de heer Diagne, kamerlid voor Senegal, benoemd wordt tot hoofd van een missie, in de rang van gouverneur-generaal, om in Frans-West-Afrika en Frans-Equatoriaal-Afrika inheemse troepen te werven. Van Vollenhoven leest de bekendmaking van dit besluit in de 'Journal Officiel' van 17 januari. Dezelfde dag schrijft hij de volgende brief aan zijn directe chef, de minister van Koloniën: Paris, le 17 janvier 1918. Monsieur le Ministre, J'ai pris connaissance au Journal Officiel de ce jour du décret du 14 janvier 1918 instituant en Afrique Occidentale francaise et en Afrique equatoriale francaise un Commissaire de la République dans FOuest-Africain, ayant les mêmes honneurs et préséances que les Gouverneurs généraux de ces possessions, ayant le droit de demander a ces hauts fonctionnaires et a leurs subordonnés communication de toutes instructions et mesures interessant le recrutement, correspondant enfin directement avec le Ministre des Colonies. Je ne saurais me permettre la moindre appreciation sur eet acte, dont je n'ai eu connaissance, d'ailleurs, qu'après qu'il fut signé. Mais mon devoir est de vous faire connaïtre que je me sens incapable de concilier les termes et l'esprit du décret du 14 janvier 1918 avec les termes et l'esprit des décrets du 18 Octobre 1904 qui constituent, a l'heure actuelle, la charte politique administrative et financière de FAfrique Occidentale francaise. D'après ces derniers textes, le Gouverneur general de l'Afrique Occidentale francaise est dépositaire des pouvoirs de la République, toutes les autorités civiles et militaires de la Colonie lui sont subordonnées, et seul le Gouverneur general a qualité pour correspondre avec le Ministre. Cette conciliation, que je me declare inapte a effectuer, me paraït surtout difficile a un moment oü la situation politique générale de la Colonie est delicate, ainsi que j'ai eu l'occasion de vous en rendre compte dans mon rapport du 20 décembre 1917, et a l'heure oü le Gouvernement de la République se propose d'effectuer en Afrique Occidentale francaise un recrutement intensif 116
dont j'ai signalé les aléas et les dangers dans mon rapport du 25 septembre 1917. J'ai, par suite, l'honneur de vous prier de vouloir bien me relever de mes fonctions de Gouverneur general de FAfrique Occidentale francaise et de me remettre a la disposition du Ministre de la Guerre pour continuer mes services en qualité de capitaine d'infanterie coloniale. Je me considérerais comme privilegie, si vous vouliez bien provoquer mon envoi immédiat au front dans les rangs du regiment d'infanterie coloniale du Maroc, oü j'ai fait mes premières armes, gagné l'épaulette, recu ma première blessure et obtenu ma première citation. Je ne puis, d'autre part, terminer cette lettre sans vous marquer ma gratitude pour l'accueil particulièrement bienveillant que vous m'avez réserve au cours des deux audiences que vous avez bien voulu m'accorder. Je vous prie d'agréer, Monsieur Ie Ministre, rhommage de mon respectueux dévouement. Vollenhoven.' Clemenceau, de minister-president, ontbiedt hem en verzoekt hem zijn ontslagaanvrage in te trekken. De minister-president bijt hem toe dat het oorlog is en dat zijn beslissingen over de troepenwervingen in de koloniën van belang zijn. Van Vollenhoven antwoordt dat hij niet kan accepteren dat hij - zonder daarin te zijn gekend - nu zijn gezag in Frans-West-Afrika met Diagne moet delen. 'Je n'ai pas demandé, monsieur Ie President, a gouverner l'Afrique Occidentale francaise. Lorsque j'ai été nommé a ce poste, en mai 1917, j'étais seul dépositaire des pouvoirs de la République. Aujourd'hui, nous devons être deux. C'est la, au moins a mon avis, un partage qu'un gouverneur general ne saurait accepter. C'est la principale raison pour laquelle je demande a être relevé de mes fonctions. Monsieur Ie President, je suis capitaine de réserve au regiment d'infanterie du Maroc, je ne demande qu'une seule chose: rejoindre mon regiment'. Van Vollenhoven vertrok op 25 februari naar het front. Op 19 juli 1918 werd hij in de nabijheid van Longpont, bij de herovering van een heuvel op de Duitsers, dodelijk aan het hoofd getrof117
fen. De volgende morgen stierf hij tijdens zijn transport naar het achterland. Zo eindigde op 20 juli 1918 het leven van deze Rotterdamse jongen die een bekwame hoge Franse ambtenaar werd en tevens een goed soldaat.
LITERATUUR
1) Une Ame de chef. Le Gouverneur general J. van Vollenhoven, Paris 1920. 2) P. Mangeot: 'La Vie ardente de Van Vollenhoven, gouverneur general de 1' A.O.F., un grand colonial et un grand Francais, SorlotParis 1943. 3) A. Prevaudeau: 'Joost van Vollenhoven', Larose-Paris 1953. 4) Nieuwe Rotterdamsche Courant, 6 nov. 1938, ochtendblad F.
BLADVULLING
INTERNAATSKOSTEN VAN DE LATIJNSE SCHOOL Verscheenen vijf maanden kostgeld item voor vuer, ligt enz. ten behoeve van Louis Feger te Rotterdam in de Latijnse School bij den Rector ter somme van honderd vijf en twintig gulden ƒ 125 - 0 verschooten school-en-collegiegeld veertien gulden ƒ 14 - 0 samen ƒ 139 - 0 Voldaen den 29 November 1731 door den Heer Quirijn Swarteveld. (ondert) J. Jens
118