ONTWIKKELING BEVORDEREN DOOR PLANMATIG HANDELEN Werken met een: - Individueel OntwikkelingsPlan (IOP) - Kort ActiePlan (KAP)
ADRES Postbus 307
2220 AH KATWIJK
TELEFOON 06 10 55 95 27
E_MAIL b.wiggers@z
[email protected] iggo.nl
INTERNET www.swvduinenbollenstreek.nl
1
INHOUDSOPGAVE
PAGINA Inhoudsopgave
1
Inleiding
2
1. Planmatig handelen 1.1 Een schriftelijk plan 1.2 Uitgangspunten 1.3 Verwachtingen
3 3 3 3
2. Minimumvariant van het Individueel ontwikkelingsplan (IOP) 2.1 Toelichting 2.1.1 Naam en geboortedatum van de leerling 2.1.2 Perspectief, in termen van te verwachten afsluiting van de school 2.1.3 Belemmerende factoren 2.1.4 Voorgeschiedenis 2.1.5 Voorgenomen vorm van ondersteuning en opbrengstverwachting 2.1.6 Evaluatiemoment(en) 2.2 Voorwaarden 2.2.1 Eerst aanspreekbare persoon 2.2.2 Dossier 2.2.3 Leerlingbespreking 2.2.4 Communicatie 2.2 Procedure
5 5 5 5
7 8 8 8 8 8 10
3. Kort ActiePlan (KAP) 3.1 Vragen 3.1.1 Waar loop je tegenaan? 3.1.2 Wat wil je bereiken 3.1.3 Welke aanpak? 3.1.4 Evaluatie 3.2 Reflectieproces
12 12 12 12 12 12 13
4. Indicatoren 4.1 Individueel OntwikkelingsPlan (IOP) 4.2 Kort ActiePlan (KAP)
14 14 15
6 6 6
2
Inleiding Het werken aan ontwikkelingsmogelijkheden is het centrale uitgangspunt bij het planmatig handelen in de begeleiding van leerlingen, in plaats van het werken aan problemen. In de context van de school neemt daarbij de communicatie een prominente plaats in. Communicatie tussen alle betrokken is van belang zodat er gezamenlijk een weg gezocht kan worden naar het realiseren van de ontwikkelingsmogelijkheden. De docenten en andere medewerkers van de school stellen daarbij als professionals het eigen handelen ter discussie en dat vooronderstelt veiligheid. Pas dan wordt het mogelijk gemaakt de juiste beslissingen voor de te zetten stappen te nemen. In het navolgende gaan we eerst in op aspecten van planmatig handelen. Daarna maken we een onderscheid tussen een plan voor de lange termijn dat we Individueel ontwikkelingsplan (IOP) noemen en een plan voor de korte termijn dat we Kort actieplan (KAP) noemen. Een KAP is bedoeld om voor een korte periode intensief en geconcentreerd aandacht aan een bepaald ontwikkelingsaspect te geven. Meestal gaat het om het vinden van een adequaat antwoord op de vraag hoe om te gaan met bepaalde leer- en gedragsproblematiek. Ten aanzien van het IOP worden minimumeisen genoemd. Deze zijn bindend voor alle scholen met lwoo-leerlingen of leerlingen in het praktijkonderwijs. De uitwerking daarvan kan van school tot school variëren, afhankelijk van de organisatiestructuur van de scholen. Deze notitie is voor de scholen van het Samenwerkingsverband VO/SVO Duin- en Bollenstreek een gemeenschappelijk werk- en denkkader dat wil bijdragen aan kwaliteitsverbetering van de leerlingenzorg. Tevens beidt het handreikingen voor scholen bij het vormgeven van het planmatig werken in de begeleiding van de ontwikkeling van leerlingen. Hierbij maken scholen hun eigen keuzes. Op het niveau van het samenwerkingsverband kan de verdere ontwikkeling van het werken met het IOP of het KAP ondersteund worden in de vorm van gezamenlijke scholing, intervisie en uitwisseling van ervaringen. Aan de totstandkoming van dit protocol hebben meegewerkt André Duivenvoorde, Boukje Nieuwenhuizen, Kee Vermeulen, Tom van Oort, Lydie Franke, Nienke van Berkum, Petra van de Kraan, Katinka van Netten, Frans van Efferink en Benno Wiggers. Een bijzonder woord van dank gaat uit naar Marco Bosch (KPC Groep). Hij heeft op prettige en professionele wijze de werkbijeenkomsten geleid en de eerste versies van het protocol opgesteld.
Benno Wiggers coördinator
Hillegom, 19 april 2004
3
1
Planmatig handelen
1.1
Een schriftelijk plan
In de Wet op het Voortgezet onderwijs wordt bepaald dat er voor elke leerling van het praktijkonderwijs en het leerwegondersteunend onderwijs een handelingsplan dient te zijn.* Een handelingsplan bevat, volgens de wet, een omschrijving van de wijze waarop voor de desbetreffende leerling het praktijkonderwijs c.q. het leerwegondersteunend onderwijs wordt verzorgd. Anders gezegd, het is een schriftelijke neerslag van een plan waarin beschreven staat wat de docent(en) gaat (gaan) doen om leerlingen te ondersteunen bij het behalen van bepaalde ontwikkelingsdoelen. Het in deze notitie beschreven Individueel Ontwikkelingsplan (IOP) voldoet in ruime mate aan de bepalingen in de wet op het Voortgezet onderwijs. Het Kort Actieplan (KAP) is hierop aanvullend.
1.2
Uitgangspunten
Voor het planmatig handelen is een aantal uitgangspunten te formuleren. Deze uitgangspunten hebben betrekking op het handelen van de school. Ze veronderstellen echter wel de inspanning van ouders en leerling. Bij het opstellen van een IOP of een KAP staat de individuele ontwikkeling in relatie tot de groep voorop. Verder geldt: ouders en leerlingen dienen erbij betrokken te worden; de plannen hebben primair betrekking op het handelen van de docent(en); de plannen dienen uitvoerbaar te zijn binnen de groep / voor de docent / voor de leerling; de plannen zijn middel en geen doel op zich; het planmatig handelen en de te gebruiken formulieren voor de plannen kan van school tot school verschillen. Binnen het samenwerkingsverband worden wel criteria afgesproken waaraan scholen zich verbinden over het formulier en het gebruik daarvan.
1.3
Verwachtingen
Van planmatig handelen mag je verwachten dat het bijdraagt aan het vergroten van de efficiëntie en het systematisch handelen van de betrokkenen. Daarmee geeft het richting en structuur aan de begeleiding van de leerling. Het planmatig handelen is middel om de ontwikkelingsdoelen met leerlingen te kunnen bereiken. Door te werken volgens de principes van SMART, draag je er zorg voor dat het zowel concreet als praktisch uitvoerbaar is.
* Artikel 10g, derde lid Het bevoegd gezag van de school of afdeling voor praktijkonderwijs waaraan de leerling wordt toegelaten, stelt, na overleg met de ouders, voor de leerling een handelingsplan op. Het handelingsplan bevat een omschrijving van de wijze waarop voor de desbetreffende leerling het praktijkonderwijs met inachtneming van artikel 10f, derde lid (bevat bepaling over de inhoud van het onderwijs), wordt verzorgd. Artikel 10h, zevende lid Het bevoegd gezag van de school waar de leerling ten aanzien van wie de permanente commissie leerlingenzorg de toelaatbaarheid tot het leerwegondersteunend onderwijs heeft vastgesteld, leerwegondersteunend onderwijs gaat volgen, stelt voor die leerling een handelingsplan op. Het handelingsplan bevat een omschrijving van de wijze waarop voor de desbetreffende leerling het leerwegondersteunend onderwijs wordt verzorgd.
4
SMART staat voor: Specifiek Meetbaar Aanvaardbaar Realistisch in Tijd bepaald Het planmatig handelen richt zich op de ontwikkelingsmogelijkheden in plaats van op de belemmeringen. Dit wordt mogelijk als het planmatig handelen gericht is op het scheppen van mogelijkheden om succeservaringen op te doen met het vervullen van de psychologische basisbehoeften. We bedoelen hiermee de behoefte aan relatie, autonomie en competentie.
5
2
Minimumvariant van het Individueel ontwikkelingsplan (IOP)
De minimumvariant beschrijven we aan de hand van de eisen die we kunnen stellen aan het formulier dat daartoe gebruikt wordt. Een formulier voor het opstellen van een IOP bevat tenminste de navolgende onderdelen: naam en geboortedatum van de leerling; perspectief, in termen van te verwachten afsluiting van de school; belemmerende factoren; voorgeschiedenis v.w.b. belangrijke ontwikkelingen en ondersteuning/begeleiding; voorgenomen vorm van ondersteuning en opbrengstverwachting; evaluatiemoment (en).
2.1
Toelichting
Voorop staat dat het IOP één keer per jaar (of zoveel vaker dan nodig is) geactualiseerd wordt. Dat betekent dat volgende zaken geactualiseerd dienen te worden: naam en geboortedatum van de leerling; de perspectieven; de ondernomen inspanningen en resultaten; de voorgenomen vormen van ondersteuning. Om de ontwikkelingslijn door de jaren heen te kunnen volgen worden oude versies van het IOP in het leerlingdossier bewaard. 2.1.1 Naam en geboortedatum van de leerling Er zouden eventueel meer persoonsgegevens in opgenomen kunnen worden zoals bijvoorbeeld de groep waarin de leerling zit of een schoolregistratienummer. Uit overwegingen van efficiëntie is het raadzaam om dubbelingen met het leerlingdossier / onderwijskundig rapport te voorkomen. Dit kan door in het IOP nauwkeurig te verwijzen naar betreffende stukken (pagina's en paragraaf noemen). Uitgangspunt is dat het ondubbelzinnig helder moet zijn om welke leerling het gaat. 2.1.2 Perspectief, in termen van te verwachten afsluiting van de school Als een leerling in het vmbo zit, kan aangegeven worden welke van de leerwegen met een diploma afgesloten gaat worden. Daarbij kan ook aangegeven worden voor welke sector en welk afdelingsprogramma de leerling gemotiveerd is, belangstelling en/of interesse heeft. Als dat niet duidelijk is kan nagegaan worden welke sectoren en afdelingsprogramma's niet in aanmerking komen. Uit pragmatische overwegingen kan een school alle mogelijkheden vooraf op het formulier zetten en met kruisjes aangeven welke wel aan de orde zijn. In geval van praktijkonderwijs wordt aangegeven of toeleiding en begeleiding naar de arbeidsmarkt aan de orde is, of dat doorstroom naar een ROC mogelijk is. In geval (men verwacht dat) een lwoo-leerling een ander traject gaat volgen (bijvoorbeeld een leerwerktraject of duale leerroute) en/of niet met een diploma, maar met certificaten de school zal verlaten, dient ook dit aangegeven te worden. Bij dit onderdeel wordt ook het perspectief opgenomen zoals dat door de leerling zelf, de ouders en de school gezien wordt. Dit wordt zoveel mogelijk vastgelegd in woorden van de desbetreffende betrokkenen.
6
2.1.3 Belemmerende factoren De school maakt hier helder welke keuzes er gemaakt worden. Daarbij geeft de school aan wat ze als belemmerende factoren en mogelijkheden ziet voor het realiseren van het perspectief. De school zal zich bij nieuw aangemelde leerlingen in eerste instantie baseren op de informatie van de school van herkomst en onderzoeksgegevens die er van elke lwooleerling of leerling in het praktijkonderwijs dienen te zijn. Vervolgens wordt dit beeld en het daarop gebaseerde perspectief voorgelegd aan leerling en ouders. Door de ervaringen die met de leerling worden opgedaan, door observaties, het doen van aanvullende onderzoeken, het opdoen van inzichten vanuit de leerlingbespreking, gesprekken met ouders en andere vormen van informatieverzameling ontstaat een steeds scherper en genuanceerder beeld van de mogelijkheden en de belemmerende factoren van de leerling. Belemmerende factoren kunnen van: pedagogische didactische sociale fysieke aard zijn. Op het formulier wordt deze onderscheiding weergegeven in de vorm van aandachtsgebieden. 2.1.4 Voorgeschiedenis Centraal staat hier de vraag: 'Wat is er al gedaan en met welk resultaat?' Het is wenselijk voor het Samenwerkingsverband en een aandachtspunt om met toeleverende scholen nauwgezet na te gaan welke informatie van belang is bij de overdracht. Naast een mogelijke bijstelling van het onderwijskundig rapport is het nader uitwerken van de 'warme overdracht', het bespreken van relevante leerling- en onderwijsgegevens van belang. De school voor voortgezet onderwijs dient vervolgens gedurende de tijd dat de lwoo-leerling of de leerling van het praktijkonderwijs staat ingeschreven, zijn eigen inspanningen bij te houden. Het belang van dit onderdeel is de zorg voor continuïteit in het licht van het geformuleerde en na te streven perspectief. Door hier oog voor te hebben kan lijn in de ondersteuning gebracht worden. 2.1.5 Voorgenomen vorm van ondersteuning en opbrengstverwachting Primair gaat het hier om gedrag van docenten. Eventuele afspraken die met de leerling ouders of derden in dit kader gemaakt zijn, dienen hierbij vermeld te worden. De mate van concreetheid van de voornemens is van invloed op de daadwerkelijke uitvoering er van. Daarom wordt bij dit onderdeel niet alleen de vorm van ondersteuning aangegeven, maar ook de opbrengstverwachting. Dit is tevens het lastigste onderdeel, want concretisering vraagt om een goede doordenking en dat vraagt tijd. Het rendement kan vergroot worden als hier met het docententeam (maar in ieder geval twee of drie mensen) over nagedacht wordt. Bij dit onderdeel worden de volgende aandachtsgebieden onderscheiden: pedagogisch; didactisch fysiek sociaal positie in de groep.
7
Bij het laatste aandachtsgebied (positie in de groep) gaat het om de mate van aanpassing van het onderwijs aan de individuele behoefte van betreffende leerling en de wijze waarop daarmee in de groep wordt omgegaan (pedagogisch-communicatie) en wordt gerealiseerd (didactisch-organisatorisch). 2.1.6 Evaluatiemoment(-en) Van belang is om regelmatig stil te staan bij de voortgang. Om die reden wordt in het IOP aangegeven op welk moment dat is. Tenminste één maal per jaar worden uitkomsten van de evaluatie in het IOP vastgelegd.
8
2.2
Voorwaarden
Het IOP moet binnen de begeleidingsstructuur van de school passen. De voorwaarden die we stellen hebben daarom betrekking op die structuur. We noemen hier vier aspecten die in de organisatie geregeld dienen te zijn. Het gaat daarbij om zaken als wie, wat (welke taken en verantwoordelijkheden), waar, wanneer (op welke momenten en met welke frequenties) en hoe. 2.2.1 Eerst aanspreekbare persoon Binnen de school is helder wie de eerst aanspreekbare persoon is voor de begeleiding van de betreffende leerling en het formuleren en toezicht houden op de uitvoering van het IOP 2.2.2 Dossier Om een deugdelijk IOP op te kunnen stellen moet je goed zicht hebben op het ontwikkelingsverloop van de leerling. In het dossier wordt daarom informatie over de ontwikkeling van de leerling verzameld en opgeslagen, zoals onderzoekgegevens, observatieverslagen, rapporten, verslagen van gesprekken met ouders en de leerling en ander wetenswaardigheden. Digitalisering maakt het mogelijk het dossier te koppelen aan het schooladministratie-pakket. Naast een dossier van de school kan de leerling zijn eigen dossier bijhouden, bijvoorbeeld in de vorm van een loopbaandossier/portfolio. In dat dossier wordt de nadruk gelegd op de voortgang die in de ontwikkeling wordt geboekt. Over de minimale inhoud van een loopbaandossier/portfolio zijn op het niveau van het Samenwerkingsverband nog geen afspraken gemaakt. 2.2.3 Leerlingbespreking De begeleiding van de leerling is een gezamenlijk gedragen verantwoordelijkheid van de school. Binnen de leerlingbespreking krijgt die gezamenlijkheid gestalte; In de leerlingbesprekingen worden de perspectieven die de docenten over de toekomst van de leerling hebben expliciet gemaakt en gelegd naast die van de ouders en de leerling zelf. Het doel van deze bespreking is zicht te krijgen op het handelen van docenten dat bijdraagt aan het realiseren van die perspectieven. We dienen we daarbij oog te hebben voor wat de betreffende docent wel of niet kan en moet realiseren. Tegelijkertijd dient er aandacht te zijn voor de inpasbaarheid binnen het programma van de groep. 2.2.4 Communicatie Het IOP beoogt overeenstemming tussen, instemming van en draagvlak bij de betrokkenen (ouders, leerling en school). Vanuit de school is er tenminste één persoon (eerst aanspreekbare persoon) die over het IOP communiceert met leerling en ouders. Voor het opstellen van een IOP zal de school kennis moeten nemen van de gezichtspunten van leerlingen en ouders. In gesprekken met hen kan gevraagd worden naar perspectieven en een onderbouwing van de haalbaarheid daarvan. Daarnaast vormen ouders en leerling een belangrijk bron van informatie over het ontwikkelingsverloop van de leerling. Een intakegesprek met ouders en leerlingen en minimaal jaarlijks een voortgangsgesprek worden als voorwaarden gezien voor het opstellen van een verantwoord IOP. Dergelijke gesprekken vragen een forse tijdsinvestering, maar leveren, als ze goed gevoerd worden, waardevolle informatie op voor het krijgen van een rijker beeld van de leerling. Tevens wordt de leerling op deze wijze partner en dient hij daarom ook gekend te worden in het IOP. Aangezien alle docenten die lesgeven aan betreffende leerling moeten kunnen werken vanuit het IOP, dienen zij daarom altijd tijdig en volledig geïnformeerd te worden.
9
2.3 Procedure Van iedere leerling in het lwoo of praktijkonderwijs wordt bij binnenkomst door de Interne zorgcoördinator (IZC) een IOP in concept opgesteld. Vervolgens wordt dit IOP doorgegeven aan de mentor. Deze bespreekt het concept IOP bij voorkeur vóór het begin van het nieuwe schooljaar, maar in ieder geval vóór de herfstvakantie met de ouders en de leerling. Eventuele wijzigingen worden gecommuniceerd met de Interne Zorgcoördinator en vervolgens door verwerkt de mentor deze wijzigingen in het IOP. Aanbevolen wordt bij of n.a.v. leerlingbesprekingen na te gaan of het IOP bijgesteld dient te worden. De mentor is hiervoor verantwoordelijk. Zonodig kan hij hierover overleggen met de Interne Zorgcoördinator. Bij ingrijpende wijzigingen vindt altijd overleg plaats met de Interne Zorgcoördinator. Binnen een jaar wordt het IOP geactualiseerd. Geadviseerd wordt om dit in de periode februari/maart te doen. Het is aan de mentor om hiervoor zorg te dragen. Hij is ook de procesbewaker. Dat wil zeggen dat hij nagaat of en bevordert dat de voornemens in het IOP ook nagekomen worden. In het verlengde daarvan hoort het ook tot de taak van de mentor om voor de evaluatie relevante informatie te verzamelen. In de leerlingbespreking wordt de stand van zaken opgemaakt en wordt de visie van de school verwoord. In een mentorgesprek bespreekt de mentor eventuele bijstellingen met de leerling. Met de ouders doet hij dat in een oudergesprek. Daarna vindt altijd terugkoppeling plaats naar de collega's. De Interne coördinator bewaakt op schoolniveau deze procedure. Op de volgende pagina is voorgaande in een overzicht weergegeven:
10
Wat Eerste IOP
Wie
Wanneer
Opstellen
IZC-er
Bespreken met: ∗ leerling ∗ ouders ∗ collega's Invoegen in IOP
Mentor
Voor de zomervakantie (of bij tussentijdse aanmelding voor plaatsing) Periode mei-half oktober (voor de herfstvakantie)
(voor nieuwe leerlingen)
Nieuwe informatie
Uitvoering IOP
-
Mentor in samenspraak met: ∗ IZC-er ∗ zonodig ouders en leerling ∗ docenten Mentor zonodig in samenspraak met: ∗ collega's ∗ IZC-er
Nagaan of en bevorderen dat genoemde afspraken in IOP nagekomen worden Evaluatie en - In de loop van Mentor in samenspraak bijstellen IOP het cursusjaar met: - Bespreken met: ∗ collega's ∗ leerling ∗ IZC-er ∗ ouders ∗ collega's - Jaarlijks Mentor in samenspraak met: ∗ collega's ∗ IZC-er ∗ evt. nieuwe mentor of vakdocenten ∗ leerling ∗ ouders Overdracht I.v.m. wijziging Huidige mentor naar IOP mentorschap nieuwe mentor
Indien van toepassing
Voor iedere leerling tenminste 3 keer per jaar. Aanbevolen wordt bij of n.a.v. leerlingbesprekingen na te gaan of het IOP bijgesteld dient te worden Zo vaak als nodig
Februari-april
Juni-juli
(bijv. bevordering naar volgend leerjaar)
11
3
Het Kort ActiePlan (KAP)
Soms treedt er een stagnatie op in de ontwikkeling van leerlingen. Door intensieve en geconcentreerde aandacht kan in bepaalde gevallen/situaties die ontwikkeling weer op gang gebracht worden. Voor die momenten is het Kort ActiePlan (KAP) bedoeld. Een KAP is een manier van werken waarbij de stappen, net als bij een IOP, op een formulier vastgelegd kunnen worden. Feitelijk gaat het om het vinden van antwoorden op enkele vragen die je helpen zicht te krijgen op de situatie en perspectief op een gewenste ontwikkeling. Een KAP is bedoeld voor een korte tijdsspanne. We geven hierbij als richtlijn de periode van twee weken tot maximaal twee maanden. Ouders ontvangen altijd een afschrift van het KAP. Hierdoor kunnen zij ook de ontwikkelingen van hun kind volgen en zo mogelijk ten positieve hieraan bijdragen. Bovendien worden zij bij de evaluatie van het IOP niet voor het eerst geconfronteerd met aspecten die mogelijk tot aanpassing van het IOP leiden of juist de voorwaarden voor het IOP benadrukken.
3.1
Vragen
Ten behoeve van het opstellen van een KAP is beantwoording van een aantal vragen in korte SMART-termen noodzakelijk. Deze vragen zijn: 3.1.1 Waar loop je tegenaan? We veronderstellen hier dat er hier bij de docent(en)/mentor sprake is van handelingsverlegenheid. Deze handelingsverlegenheid dient kort, concreet en meetbaar (in SMART-termen) aangeduid te worden. De situatie kan verder verhelderd worden als ook nagegaan wordt: - in hoeverre er bij de leerling sprake is van een overeenkomstig ervaren problematiek (de leerling ervaart de problematiek, maar is niet in staat dit zonder hulp van buitenaf te wijzigen in gewenst handelen)? - is de leerling gemotiveerd om daar mee aan de slag te gaan? - wie zijn er nog meer bij betrokken (andere docenten, leerlingen en/of de ouders)? - wat is hun rol in het geheel? 3.1.2 Wat wil je bereiken? Het antwoord op deze vraag dient eveneens concreet en meetbaar (in SMART-termen) geformuleerd te zijn. Tevens dient het antwoord op deze vraag gerelateerd te zijn aan het IOP, dat dient als kader. 3.1.3 Welke aanpak? Hier wordt de opbrengstverwachting omschreven. Ook weer volgens de principes van SMART. Bij de wijze waarop die opbrengstverwachting wordt gerealiseerd staat in het bijzonder het gedrag van de docent/mentor centraal, want daarbij was sprake van handelingsverlegenheid. Bij dit onderdeel komen ook de afspraken te staan en welke personen daarbij betrokken zijn. 3.1.4 Evaluatie Op welke moment wordt er geëvalueerd en wie worden daarbij betrokken? 12
3.2
Reflectieproces
Het opstellen van een KAP is het eindresultaat van een reflectieproces waarbij antwoorden zijn gegeven op bovenstaande vragen. Hierbij zij opgemerkt dat het doorlopen van de vragen niet strikt lineair is. Een antwoord op ene vraag kan gevolgen hebben voor het antwoord op andere vragen. Zo zal het antwoord op de vraag waar je als team of als docent(en) tegenaan loopt afhangen van wat je wilt bereiken. Als het om gedrag gaat van leerlingen waar je onderwijskundig als docent niet mee uit de voeten kan, helpt het door je in het reflectieproces af te vragen: - welke interactiepatronen waar te nemen zijn? - in hoeverre je die al dan niet wenselijk acht? - welke andere actiepatronen je daarvoor in de plaats wilt? - welk gedrag van jou zelf het ongewenste patroon in stand houdt? We gaan er vanuit dat tenminste de docent, de mentor en/of de Interne Zorgcoördinator bij dit reflectieproces betrokken zijn. Bespreking in een kernteam zal doorgaans tot een groter rendement leiden. Uitgangspunt daarbij is steeds het ontwikkelingsperspectief van de leerling. Die bevorder je eerder door je consequent te richten op ontwikkelingsmogelijkheden in plaats van op ontwikkelingstekorten. Dat wil niet zeggen dat je je ogen dient te sluiten voor die tekorten. Ze zijn een gegeven waar je niet om heen kunt. Maar door de blik te richten op wat je wel wilt in plaats van wat je niet wilt, sta je veel sterker. Dit is heel eenvoudig gezegd, maar de praktijk leert dat dat veel vraagt van mensen in hun denken en doen. Je moet daar voor jezelf steeds alert op zijn. Daarnaast is het belangrijk dat collega's elkaar daarin ondersteunen. Niet door elkaar te willen corrigeren, maar door elkaar te stimuleren. Dat vraagt dat er binnen teams grote aandacht is voor veiligheid binnen het team. Indien er een ontspannen, veilig en stimulerend klimaat binnen een team is, is er tevens ruimte voor creatieve oplossingsmogelijkheden.
13
4
Indicatoren
Deze lijst met indicatoren kunnen scholen gebruiken om zelf vast te stellen in hoeverre het eigen zorgaanbod voldoet aan de minimumvariant of ontwikkelingsvariant van het IOP of het KAP zoals ze in deze notitie zijn beschreven. Er kan zonodig een onderscheid gemaakt worden tussen enerzijds de afspraken die gemaakt zijn en de procedures die zijn vastgelegd en anderzijds de mate waarin dit ook daadwerkelijk praktijk is. In het eerste geval zijn de zaken geregeld, in het tweede geval zijn ze ook geïmplementeerd.
4.1
Individueel OntwikkelingsPlan (IOP)
Op school zijn da navolgende zaken geregeld: Het werken met een IOP vindt plaats volgens een in het schoolplan vastgelegde systematiek (zie procedure 2.3); De systematiek van het werken met een IOP is ingebed in de begeleidingsstructuur van de school; Ouders, leerling en school zijn partners in het IOP; Binnen de school en voor de leerling en diens ouders is helder wie de eerst aanspreekbare persoon is voor de begeleiding van de betreffende leerling Binnen de school is helder wie verantwoordelijk is voor het formuleren en toezicht houden op de uitvoering van het IOP; De informatie over de ontwikkeling van de leerling wordt verzameld en opgeslagen; De school heeft beleid geformuleerd aangaande het opslaan van de dossiergegevens het omgaan met dossiergegevens wie toegang heeft tot welke dossiergegevens en eventuele voorwaarden De begeleiding van de leerling is een gezamenlijk gedragen verantwoordelijkheid van de school. Binnen de leerlingbespreking krijgt die gezamenlijkheid gestalte; In groepsbesprekingen wordt nagegaan of en zo ja hoe op basis van de individuele IOP's het onderwijsprogramma van de groep moet worden aangepast; Met ouders en leerlingen van leerjaar 1 tot met 3 vindt tenminste eenmaal per jaar overleg plaats over het opgestelde en geactualiseerde IOP; Bij het werken met het IOP worden de principes van SMART gehanteerd; Het formulier dat voor het IOP gebruikt wordt bevat tenminste de navolgende onderdelen: naam en geboortedatum van de leerling; perspectief, in termen van te verwachten afsluiting van de school; perspectief dat de leerling voor zichzelf ziet in zijn eigen woorden; belemmerende factoren; voorgeschiedenis; voorgenomen vorm van ondersteuning en opbrengstverwachting; evaluatiemoment (en) Het digitale IOP wordt ten minste één keer per jaar geactualiseerd; De uitkomsten van de evaluatie worden in het IOP opgenomen. Oude versies van het IOP worden in het leerlingendossier bewaard;
14
4.2
Kort ActiePlan (KAP)
Een KAP omvat een periode van maximaal 2 maanden; In een KAP zijn tenminste de navolgende onderdelen opgenomen Waar loop je tegenaan? Wat wil je bereiken Welke aanpak? Evaluatie Een KAP sluit aan bij het IOP; Bij het opstellen van een KAP zijn tenminste de leerling, zijn/haar mentor betrokken; De interne zorgcoördinator wordt altijd op de hoogte gesteld van een KAP; Ouders ontvangen altijd een afschrift van een opgestelde individuele KAP; Voor groepen kan ook een groeps KAP gemaakt worden. Daarvoor gelden dezelfde uitgangspunten en dezelfde procedure en aandachtspunten.
15