Online
politiek
activisme
Het gebruik van internet voor politiek activisme in Arabische landen
Harriëtte Universiteit van Amsterdam -‐ Media & Cultuur Geschiedenis van het digitaliseren van erfgoed
Mediageschiedenis eerstejaarspaper / 6 juni 2011 / 4069 woorden
Docent: mevr. Navarrete Hernandez
Inhoudsopgave Blz.
Inleiding en onderzoeksvraag
2
Hoe wordt het internet gebruikt voor politiek activisme in Arabische landen?
Deelvraag 1:
4
Wat houdt politiek activisme op het internet in?
Deelvraag 2:
6
Hoe is de politieke situatie in Arabische landen? - De Arabische Lente
Deelvraag 3:
7 9
Wat zijn de statistische gegevens over het gebruik van internet in Arabische landen? - Aantal internetgebruikers en populatie tussen 2000 en 2010 - Aantal internetcafés in 2002
Deelvraag 4:
11
Hoe spelen Arabische overheden in op het gebruik van internet?
Deelvraag 5:
13
Hoe kunnen politiek activisten in Arabische landen gebruik maken van internet? - Het ontwijken van internetcensuur - Internet als hulpmiddel voor politiek activisme - Internet als medium voor politiek activisme
14
Conclusie
16
Literatuurlijst
18
Bijlagen
22
- Overzicht van de politieke situaties in de geanalyseerde landen - Overzicht van online politiek activisme in de geanalyseerde landen
25
1
Inleiding Het feit dat het internet de communicatiemogelijkheden op de wereld drastisch heeft veranderd is inmiddels algemeen bekend. Internet heeft ervoor gezorgd dat de landsgrenzen tussen informatiestromen een stuk vager zijn geworden en biedt daarom mogelijkheden voor politieke doeleinden; het geeft burgers immers meer keuze uit informatie dan bijvoorbeeld de plaatselijke staatskrant. Dit essay probeert een beeld te verkrijgen van politiek activisme dat plaats vindt via internet. Online politiek activisme is op verschillende manieren mogelijk. Meerdere wetenschappers analyseerden het gebruik van internet voor politiek activisme in de context van het terrorisme door islamitische groeperingen na de aanslagen in Amerika in 2001, zoals Dominic Pettman en Michael Stohl (Pettman 2002: p. 1, Stohl 2006: p. 224). Ook hoeft de geografische context van artikelen over online politiek activisme niet altijd het Midden Oosten te zijn; onder andere China staat bekend om haar 'The Great Firewall', wat de strenge controle op het internet inhoudt (Corrales en Westhoff 2006: p. 927). Sinds het begin van 2011 zijn er politieke onrusten in de Arabische wereld. In februari 2011 vertrok de Tunesische president ten gevolge van een opstand van Tunesische burgers. Zijn vertrek bracht een golf van demonstraties op gang in andere Arabische landen. Niet alleen voor de demonstranten zelf, maar ook voor de westerse media speelt het internet een belangrijke rol in deze periode van veranderingen. Hierdoor is besloten om online politiek activisme te analyseren aan de hand van deze casus. De onderzoeksvraag luidt dan ook als volgt:
Hoe wordt het internet gebruikt voor politiek activisme in Arabische landen? De universitaire studie Media en Cultuur is in deze paper de belangrijkste invalshoek, echter de gekozen deelvragen trachten zoveel mogelijk aspecten van online politiek activisme te belichten. Hiervoor is een duidelijke structuur noodzakelijk. Om deze reden is gekozen om de deelvragen te behandelen aan de hand van de betekenis van online politiek activisme zoals Sandor Vegh deze heeft geformuleerd. Hij stelt dat internet voor online politiek activisme kan dienen als hulpmiddel en als medium.
2
In de eerste deelvraag wordt verder in gegaan op online politiek activisme aan de hand van de bevindingen van Vegh. Vervolgens wordt in de tweede deelvraag een korte uiteenzetting gegeven van de politieke situatie in Arabische landen. In de derde deelvraag wordt de rol van Arabische overheden op het internet geanalyseerd. Om een volledig beeld te geven van deze landen is een deelvraag toegevoegd die in gaat op de internetstatistieken van de Arabische wereld. De vijfde deelvraag focust zich op hoe politiek activisten in Arabische landen internet kunnen gebruiken. Ten slotte kan hopelijk een duidelijke conclusie worden gevormd, die wellicht in de toekomst meer inzicht geeft in politiek activisme via internet.
3
Deelvraag 1: Wat houdt politiek activisme op het internet in? Online politiek activisme is een breed uitgemeten begrip. Deze deelvraag gaat in op de vraag wat online politiek activisme inhoudt in het algemeen. Hierbij wordt de visie van Sandor Vegh omtrent online politiek activisme als invalshoek gebruikt. Online politiek activisme bestaat uit -zoals de naam dit reeds omschrijft- activistische handelingen op het internet voor politieke doeleinden. Online politiek activisme kan op twee verschillende manieren worden bekeken, namelijk als hulpmiddel voor politieke activisten of als medium voor politiek activisme. Sandor Vegh vat dit op een duidelijke manier samen: "In the former case, the internet is only used to enhance the traditional advocacy techniques, for example, as an additional communication channel, by raising awareness beond the scope possible for the internet, or by coordinating action more efficiently. In the latter case, the internet is used for activities that are only possible online, like a virtual sit-in or hacking into target websites." (Vegh 2003: p. 71-72)
De komst van het internet zorgde voor een vermenigvuldiging van mogelijkheden voor politiek activisten. Vegh maakt in zijn artikel onderscheid tussen drie verschillende gebieden waarop het internet invloed heeft op politiek activisme. Deze afzonderlijke gebieden noemt hij 'awareness/advocacy', 'organization/mobilization' en 'action/reaction'. Met het eerste gegeven, awareness/advocacy, doelt Vegh op het feit dat het internet zorgt voor public awareness. Via internet kunnen informatiestromen tot stand komen die het publiek bewust maakt van hetgeen waar politieke activisten voor strijden. Deze informatiestromen kunnen tot stand komen door middel van bijvoorbeeld email, online forums en websites (Vegh 2003: p. 72). Het tweede afzonderlijke gebied dat Sandor Vegh noemt, organisation/mobilisation, houdt in dat internet het organiseren van politiek activisme kan vereenvoudigen. Het internet is over het algemeen niet verbonden aan landsgrenzen en biedt activisten dus de mogelijkheid om wereldwijd te communiceren (Vegh 2003: p. 74). Het derde en laatste gebied dat Sandor Vegh onderscheid in online politiek activisme noemt hij action/reaction. Dit houdt in dat het internet door activisten gebruikt kan worden om niet alleen het publiek, maar ook hun doelwit van protest op de hoogte te brengen, in de hoop dat hun acties zorgen voor een reactie van het doelwit.
4
Deze deelvraag heeft als functie om te verduidelijken wat online politiek activisme inhoudt. Verderop in dit essay volgen deelvragen waarin online politiek activisme in de Arabische wereld breder uitgewerkt zal worden. De laatste twee deelvragen zullen dieper in gaan op de vraag hoe politiek activisten in Arabische landen het internet gebruiken als respectievelijk hulpmiddel of medium.
5
Deelvraag 2: Hoe is de politieke situatie in de Arabische landen? Sinds het begin van 2011, de zogenaamde Arabische Lente, is het zeer onrustig in veel Arabische landen. Burgers protesteren tegen de voornamelijk autoritaire regimes. Om de casus van dit essay recent te houden is gekozen om een korte introductie te geven vand e politieke situaties in Bahrein, Egypte, Iran, Libië, Syrië en Tunesië. Gedetailleerde overzichten van de politieke situaties in deze landen zijn opgenomen in de bijlagen. In de geanalyseerde landen hebben de politieke regimes een islamitische grondslag, wat zorgt voor grote verschillen met het westen. Meerdere wetenschappers hebben na de aanslagen in Amerika stil gestaan bij de verschillen tussen democratie zoals westerlingen dit gewend zijn en de vrijheid die Arabische overheden hun burgers bieden. Om de standpunten van deze wetenschappers realistisch te onderbouwen is hieronder een overzicht toegevoegd van de koopkrachtpariteit op 1 juli 2010, de Freedom Rating1 en de Polity Score2 per land. Ter vergelijking zijn de beschikbare scores van westerse landen toegevoegd. De Freedom Rating betreft een analytische score van de politieke rechten en burgerlijke vrijheden in landen in 2010, afkomstig van de internationale organisatie Freedom House uit New York. De scores variëren van 1 als hoogste score tot 7 als laagste score. De Polity Score betreft een kwantitatieve score van de openheid van autoriteiten in landen in 2009 en is afkomstig van het Amerikaanse Polity IV Project. Score 10 en score -7 betekenen respectievelijk de hoogste en de laagste score. Het Polity IV Project hanteert de score +6 als minimum voor een democratie, de score -6 en lager worden als autocratie aangemerkt. Koopkrachtpariteit
Freedom Rating
Polity Score
Bahrein
40.400
6/5
-7
Egypte
6.200
6/5
-3
Iran
11.200
6/6
-6
Libië
13.800
7/7
-7
Syrië
4.800
7/6
-7
Tunesië
9.500
7/5
-3
Europa
32.900
1/1
10
V.S.
47.400
1/1
10
'Freedom in the world.' Freedom House (2011). 12-5-2011
. 2 Marshall, Monty G, Keith Jaggers. 'Polity IV Country Reports 2009'. Systemic Peace (2009-2011). 3-5-2011 . 1
6
Aan de hand van het gemaakte overzicht valt op te merken dat de politieke rechten en burgerlijke vrijheden van inwoners van de genoemde Arabische landen aanzienlijk minder zijn dan die van inwoners van de westerlijke landen. Ook zijn geen van alle onderzochte landen gebieden met een democratie. Op Bahrein na is ook de koopkracht aanzienlijk lager dan in de westerse landen. De islamitische invloed op politieke regimes in de behandelde Arabische landen wordt niet door iedere wetenschapper op dezelfde manier beoordeeld. Michael Steven Fish concludeert dat er geen directe link bestaat tussen democratie en de Islam. Fish vindt dat het feit dat islamitische landen vaak armer zijn dan westerse landen de reden is dat er een relatie bestaat tussen de Islam en autocratie. Een sociale middenklasse is over het algemeen afwezig in deze landen. Ook noemt hij het feit dat vrouwen minder rechten hebben in islamitische landen een belangrijke reden (Fish 2002: p. 16). Het vormen van een betere economie en daarmee een sociale middenklasse in bovenstaande landen is niet de meest voorname stap die genomen moet worden op weg naar democratie in deze landen. Onder andere Vickie Langohr vindt dat hierbij druk van westerse autoriteiten noodzakelijk is. "The suggestion that substantive democratization be put off until middle classes develop is of limited usefulness. On the one hand, its assumption that middle classes do not support Islamists is belied by Islamist successes in the elections within middle-class professional syndicates; on the other, the growth of strong middle classes in several Arab countries has not made regimes any more willing to devolve power democratically." (Langohr 2002: p. 117)
Ook Fareed Zakaria noemt dit als belangrijkste actie, maar hij stelt dat het westen in eerste instantie doelt op het constitutionele liberalisme in plaats van democratie, wat uiteindelijk een economische grondslag heeft (Zakaria 2004: p. 15).
De Arabische Lente De politieke onrusten begonnen in Tunesië, toen de 26-jarige student Mohammed Bouazizi zich op 17 december 2010 in brand stak uit wanhoop tegen het beleid van de toenmalige president Zine al-Abidine Ben-Ali en diens vrouw Leila Trabelsi. In januari is
7
Ben-Ali afgetreden.3 De protesten breidden zich uit naar Egypte. In Caïro protesteerden jongeren tegen president Hosni Mubarak en diens regering. Vice-president Suleiman maakte het vertrek van president Mubarak bekend op 11 februari 2011.4 In Libië braken in februari protesten uit tegen de dictatoriale kolonel Muammar Khadafi. Khadafi weigert af te treden en gebruikt militair geweld tegen de opstandelingen. Khadafi is belangrijk voor westerse landen vanwege de Libische olieproductie, echter inmiddels is er internationaal actie ondernomen om Khadafi niet langer geweld te kunnen laten gebruiken.5 In dezelfde maand zijn in Bahrein sjiitische moslims gaan demonstreren voor meer vrijheden van de soennitische koning Hamad bin Isa al-Khalifa. Deze demonstraties worden neergeslagen door de Bahreinse overheid. In maart begonnen in de Syrische hoofdstad Damascus protesten tegen het beleid van president Bashar al Assaad. De Syrische overheid gebruikt zeer veel geweld tegen de demonstranten.6 In Iran is het op dit moment relatief rustig. Echter land kent al sinds de jaren '80 volksprotesten tegen het nog altijd autoritaire beleid. Sinds 2005 is Mahmoud Ahmedinejad de president, echter geestelijken hebben veel macht in Iran vanwege het gebruik van de streng islamitische Sharia-wetgeving (Rahimi 2003: p. 102).
'President Ben Ali ontvlucht Tunesië'. NOS Nieuws (14 januari 2011). 3-5-2011 . 4 'President Hosni Mubarak afgetreden'. NOS Nieuws (11 februari 2011). 3-5-2011 . 5 'Sarkozy: Militaire actie tegen Libië begonnen'. NOS Nieuws (19 maart 2011). 3-5-2011 . 6 'Doden bij betogingen voor Daraa'. NOS Nieuws (29 april 2011). 3-5-2011 . 3
8
Deelvraag 3: Wat zijn de statistische gegevens over het gebruik van internet in Arabische landen? Deze deelvraag geeft aan de hand van statistische gegevens een beeld van het internetgebruik in Arabische landen in vergelijking tot de rest van de wereld. Onderstaande tabel weergeeft de internetstatistieken van de geanalyseerde landen in vergelijking met de EU en de Verenigde Staten7. Deze data is op basis van het aantal internetgebruikers in plaats van aansluitingen, want internet is vaak duur in Arabische landen. Volgens Deborah Wheeler hebben er relatief weinig mensen een computer en in combinatie met de hoge prijs voor internetaansluitingen betekende dit de komst van de vele internetcafés. Om onderstaande data te verduidelijken is ook hier een overzicht van toegevoegd. (Wheeler 2006: p. 8)8.
Internetgebruikers en populatie tussen 2000 en 2010 Bahrein
Populatie in 2010 738.004
Aantal gebruikers in dec. 2000 40.000
Recent aantal gebruikers 649.300
Penetratie percentage 88,0 %
Percentage toename aantal gebruikers 1.523,3 %
Egypte
22.198.110
30.000
3.935.000
17,7 %
13.016,7 %
Iran
76.923.300
250.000
33.200.000
43,2 %
13.180,0 %
Libië
6.461.454
10.000
353.900
5,5 %
3.439,0 %
Syrië
22.198.110
30.000
3.935.000
17,7 %
13.016,7 %
Tunesië
10.589.025
100.000
3.600.000
34 %
3.500,0 %
Europa
813.319.511
105.096.093
475.069.448
58,4 %
352,0 %
V.S.
310.232.863
124.000.000
239.232.863
77,3 %
151,6 %
Aantal internetcafés in 2002 Land
Aantal internetcafés in 2002
Bahrein
90
Egypte
400
Libië
700
Syrië
600
Tunesië
300
7 8
Internet World Stats (12 april 2011). 12-5-2011 . Wheeler's overzicht is op basis van data van Madar Research uit 2002. 9
Uit de tabel valt op te maken dat de penetratiegraad van internet in deze gebieden lager is dan in westerse landen, maar dat deze tussen 2000 en 2010 gestegen is. De gemiddelde procentuele stijging van het aantal internetgebruikers is het hoogste in Afrika, gevolgd door het Midden Oosten. Van de geanalyseerde landen is in Iran de meeste groei van internetgebruikers, gevolgd door Syrië. De laagste procentuele toename van het aantal internetgebruikers tussen was in Bahrein. Echter dit is het kleinste en rijkste land en Bahrein heeft dan ook de hoogste penetratie internetgebruikers. Libië heeft procentueel de minste internetgebruikers. Libië gaat gebukt onder een strenge dictatuur; Khadafi accepteert geen vrije meningsuiting en informatietoegang. Barney Warf en Peter Vincent hebben meerdere argumenten voor het relatief weinige gebruik van internet, zoals het lage inkomen en daarmee ook het lage opleidingsniveau van inwoners. Burgers zijn vaak niet goed getraind om met internet te kunnen werken. Daarnaast is het Latijnse schrift dat het internet domineert een obstakel voor landen waarin het Arabische schrift wordt gebruikt. Als laatste en de meest voorname reden noemen Warf en Vincent het lage percentage vrouwen dat in Arabische landen gebruik kan maken van internet. Volgens Warf en Vincent is waarschijnlijk slechts 20 procent van de internetgebruikers in Arabische landen vrouw (Warf en Vincent 2007: p. 88).
10
Deelvraag 4: Hoe spelen Arabische overheden in op het gebruik van internet? In deze deelvraag wordt behandeld hoe Arabische overheden inspelen op de groeiende populariteit van het internet en hun mogelijkheden om het gebruik van internet binnen de landsgrenzen te sturen. Volgens Warf en Vincent was Tunesië in 1991 het eerste Arabische land dat toegang kreeg tot het internet, Egypte volgde in 1993. Syrië was in 1997 een van de laatste landen dat toegang gaf tot het internet. Een belangrijk gegeven voor de Arabische toegang tot het internet noemen Warf en Vincent het aantal telefoonaansluitingen. In Egypte zijn de meeste telefoonaansluitingen te vinden, echter deze zijn niet allemaal van goede kwaliteit. In rijke oliestaten zoals Bahrein zijn relatief minder aansluitingen, maar deze zijn vaak van betere kwaliteit. Hierdoor is de toegang tot het internet ook beter (Warf en Vincent 2007: p. 86). Farid Shirazi noemt twee verschillende vormen van de ontwikkeling van internet in Arabische landen, namelijk partial privatization en oppressive control. Partial privatization houdt in dat overheden zich liberaler opstellen in de toegang tot internet. Onder andere in Bahrein is dit aan de orde, waar een gedeelte van de internet service providers (ISP's) niet meer in handen is van de overheid. In 2002 is in Bahrein een wet aangenomen voor telecommunicatie waarin staat dat concurrentie binnen ISP's is toegestaan, er non-profit internettoegang komt en dat internetcensuur wordt verminderd. De staat bleef echter wel grootaandeelhouder in Batelco, het belangrijkste telecommunicatiebedrijf in Bahrein. Egypte bood in 2002 de eerste gratis internetprovider aan, genaamd Noor. Tevens werd internetgebruik door de overheid gepromoot (Shirazi 2008: p. 6). Aan de andere kant zijn er veel Arabische landen waarin oppressive control heerst op het gebied van internettoegang. In deze landen worden internet en andere media streng gecontroleerd. Vooral in Syrië en Iran zijn de meeste ISP's in handen van de overheid. In deze landen wordt het internet in grote mate gecensureerd. Volgens Albrecht Hofheinz gebeurt het censureren van internet om politieke redenen alleen in Saudi Arabië en, Syrië, Tunesië en in Jemen. In Qatar wordt het internet gefilterd om pornografie tegen te houden (Hofheinz 2005: p. 80). Ronald Deibert en Nart Villeneuve geven een duidelijk overzicht van de mogelijkheden voor het censureren van internet. Volgens Deibert en Villeneuve is dit
11
mogelijk dankzij internet content filtering. Overheden kunnen online filters plaatsen die door content analysis bepaalde informatiestromen tegenhouden. Er bestaan verschillende soorten internetfilters. Inclusion filtering houdt het opstellen van een lijst in met daarin toegestane websites, alles buiten deze lijst zal worden geblokkeerd. Andersom is ook exclusion filtering mogelijk; het opstellen van een lijst met verboden. Content analysis is tevens mogelijk met gebruik van sleutelwoorden. Het gebruik van internetfilters heeft volgens Deibert en Villeneuve twee risico's. Enerzijds leidt underblocking er toe dat verboden informatie via kanalen buiten de filters wordt verspreid. Anderzijds worden door overblocking websites mogelijk onterecht geblokkeerd. Content filtering kan plaats vinden op verschillende plaatsen en manieren. Deibert en Villeneuve rangschikken deze als volgt: -
Local: op een PC of een zakelijke computer.
-
Organisational network-based: op computers binnen organisaties.
-
National: door de overheid georganiseerd.
-
Client-based: door middel van software georganiseerd op basis van de wensen van klanten, bijvoorbeeld op computers waar jonge kinderen gebruik van maken.
-
Server-based: op een proxyserver die verbindt met een netwerkserver.
-
Self-censorship: wanneer personen of organisaties er baat bij hebben om zich aan de door overheden opgestelde censuur te houden, bijvoorbeeld in China.
De sterkte van internetfilters kan variëren. Ten slotte is ook intermittend filtering mogelijk; filtering op tijdelijke basis (Deibert en Villeneuve 2004: p. 112 - 115).
12
Deelvraag 5: Hoe kunnen politiek activisten in Arabische landen gebruik maken van internet? Deze deelvraag beschrijft allereerst hoe politiek activisten in Arabische landen mogelijke censuur op het internet kunnen ontwijken. Vervolgens is geanalyseerd hoe zij internet kunnen gebruiken als hulpmiddel en als medium. Hierin onderscheiden de functies van het internet zich zoals beschreven in de eerste deelvraag. In de bijlagen is tevens een overzicht opgenomen van eerdere voorbeelden van online politiek activisme in de geanalyseerde landen.
Het ontwijken van internetcensuur Volgens Babak Rahimi is iedere nieuwe manier om internet te blokkeren gedoemd te mislukken. Een activist kan simpelweg naar een internetcafé gaan en daar anoniem internetten (Rahimi 2003: p. 110). Om ip-adressen ontraceerbaar te maken kan men een alternatieve proxyserver gebruiken voor het verbinden met een netwerkserver . Deze proxyserver zorgt ervoor dat de computer adresgegevens gebruikt van computers die zich in een neutraal gebied bevinden. Onder andere het Global Internet Freedom Consortium biedt gratis proxyservers aan, dit is een alliantie van samenwerkende internetbedrijven in de wereld die strijden tegen de internetcensuur.9 Ook individuele sympathisanten van activisten zetten proxyservers op om steun te bieden, zoals ten tijde van de demonstraties bij de Iraanse verkiezingen in 2009 (Stone en Cohen 2009: p. 1). Daarnaast bestaat er de Franse organisatie Reporters Without Borders die research doet naar de persvrijheid in de wereld en een boek heeft uitgegeven met daarin tips voor politiek activisten op het internet (Le Coz et al. 2008: p. 46 - 71).
Our Vision. Global Internet Freedom Consortium (2008-2011). 3 mei 2011 . 9
13
Internet als hulpmiddel voor politiek activisme Politiek activisten in Arabische landen kunnen volgens Sandor Vegh online acties organiseren en personen te mobiliseren hiervoor (Vegh 2003: p. 74). Al in 1999 mobiliseerden Iraanse studenten zich voor demonstraties met behulp van chatrooms (Rahimi 2003: p. 107 - 109). In Syrië spreken bloggers via chatboxen, email en Facebook af om elkaar in levende lijve te ontmoeten (Taki 2008: p. 282).Social media websites spelen een grote rol in online politiek activisme. Op Facebook kan men een profiel aanmaken communiceren met anderen. Via Twitter kan men korte berichten de wereld in sturen. Hiervan werd veel gebruik gemaakt tijdens de Iraanse demonstraties in 2009 (Hermida 2009: p. 1). De politieke onrusten in Moldavië in april 2009 waren echter een van de eerste acties waarbij de website Twitter een grote rol speelde (Stone en Cohen 2009: p. 1).
Internet als medium voor online politiek activisme Politiek activisten kunnen via internet actievoeren. Hierbij dient internet voornamelijk voor public awareness. In 2000 plaatste de Iraanse ayatollah Montazeri zijn 600 pagina's tellende memoires online, uit protest tegen het toenmalige politieke bewind (Rahimi 2003: p. 107 - 109). In 2005 werden de webmasters van Bahrain-online gearresteerd. De Bahreinse overheid achtte de webmasters verantwoordelijk voor hun slechte imago onder de bezoekers van Bahrain-online (Niethammer 2006: p. 6). Ten tijde van de Egyptische verkiezingen in 2005 opende de oppositiepartij Moslim Broederschap talloze aparte websites hierover (Ajemian 2008: p. 4). In Tunesië bevonden zich meerdere kritische bloggers, echter een voorval in 2006 toonde de angst voor de president. De Tunesische blogster Leilouta publiceerde een satirisch plaatje van president Ben Ali en de Libische kolonel Khadaffi. Vervolgens verwijderden meerdere bloggers haar uit hun blogtroll; de lijst van andere bloggers die zij volgen.10 Een andere mogelijkheid voor politiek activisten is filmpjes plaatsen op websites zoals Youtube en Liveleak. Een bekend voorbeeld is het filmpje waarin de Iraanse vrouw Neda Agha-Soltan sterft na te zijn neerggeschoten door Iraanse regeringstroepen tijdens de demonstraties in 2009 (Erdbrink 2009). Dit is tevens een voorbeeld van hoe politiek Ben Gharbia, Sarbi. 'Blogging Tunisia: whisper!'. Global Voices (5 oktober 2006). 3 mei 2011 . 10
14
activisten de aandacht van westerse media kunnen trekken. Ook is internet een oplossing voor situaties waarin westerse media geen toegang krijgen tot politiek onrustige landen. Zij kunnen gebruik maken van andere social media websites waarop activisten nieuws proberen te verspreiden. Tot slot hoeven online politieke acties niet altijd vreedzaam te verlopen. Activisten kunnen ook websites hacken, dit wordt hacktivism genoemd. Zo maakte de online community Anonymous in januari 2011 de websites van de Tunesische overheid onbereikbaar (Read 2011). Ook personen of groeperingen met terroristische bedoelingen kunnen gebruik maken van internet om hun gedachtegoed te verkondigen. Hierbij wordt vaak de term cyberterrorism gebruikt (Stohl 2006: p. 236). Ian Brown en Douwe Korff stellen net als Michaele Zanini dat de media cyberterrorism dramatiseren (Zanini 1999: p. 251). Volgens Brown en Korff hebben researchers bewezen dat terroristen het internet voornamelijk gebruiken als hulpmiddel (Brown en Korff 2009: p. 121).
15
Conclusie Deze paper omvat een analyse van het gebruik van internet voor politiek activisme in Arabische landen. De reden om Bahrein, Egypte, Iran Libië, Syrië en Tunesië als geografische context te kiezen is het feit dat hier sinds 2011 grote demonstraties plaatsvinden. Burgers strijden voor meer vrijheid en rechten. Uit de Freedom Rating en de Polity Score blijkt dat inwoners van de geanalyseerde landen relatief weinig vrijheden en rechten hebben en dat er geen democratie is. Volgens Michael Steven Fish is de Islam niet de reden grondlegger van de strenge regimes, maar armoede. De lage koopkrachtpariteit kan dit bevestigen. Uit de analyse van internetstatistieken van Arabische landen bleek dat het internet daar relatief minder ontwikkeld is dan in westerse landen, maar wel zeer in opkomst is onder de bevolking. Echter het lage aantal internetaansluitingen komt volgens Fish door de hoge prijs van internet, lage geschooldheid van de meeste inwoners, het lage percentage vrouwen dat gebruik kan maken van het internet en het mondiale gebruik van het Latijnse schrift (Fish 2002: p. 16). Volgens Farid Shirazi zijn er twee vormen van Arabisch politiek beleid omtrent internetgebruik; partial privatization, zoals in Bahrein en Egypte en oppressive control, zoals in Syrië en Iran. Oppressive control betekent dat het internet compleet in handen is van de overheid, echter ook het partial privatization-beleid kent veel censuur en internet content filtering (Shirazi 2008: p. 6). Voor politiek activisten in Arabische landen dient het internet allereerst als hulpmiddel. Sandor Vegh omschrijft deze functie als organisation/mobilisation; activisten gebruiken internet voor het organiseren en mobiliseren van acties. Zij communiceren via email, websites, online discussieforums en chatboxen. Ook social media websites zijn in opkomst. Ten tweede kan het internet een medium zijn voor politiek activisme. Dit dient voornamelijk voor de functie die Vegh awareness/advocacy noemt (Vegh 2003: p. 72 - 74). Men kan online actievoeren op pagina's van een social media website zoals Facebook, of filmpjes plaatsen op websites zoals Youtube en Liveleak. Daarnaast is hacktivism in opkomst, waarbij activisten uit protest een website plat leggen. Ook bestaat er cyberterrorism; online terroristische aanvallen. Volgens Brown en Korff wordt cyberterrorism gedramatiseerd door de media en ook Michaele Zanini stelt dat terroristen het internet vooral als hulpmiddel gebruiken (Brown en Korff 2009: p. 121, Zanini 1999: p. 251). Echter hun artikelen dateren uit
16
respectievelijk 2009 en 1999, inmiddels is het internet verder ontwikkeld. Wellicht is de opstelling van Brown, Korff en Zanini om die reden inmiddels enigszins naïef. Groeperingen zoals Anonymous zijn bijvoorbeeld reeds in staat om complete online betaalsystemen zoals Paypal te saboteren (Greenberg 2010). Het internet in Arabische landen is inmiddels een volwaardig medium en een belangrijke opkomende spil in politiek activisme. Dit valt ook op te maken uit het overzicht van eerdere politieke acties waarbij gebruik gemaakt is van het internet. Het is ook voor westerse media een belangrijke nieuwsvoorziening, echter zij dienen voorzichtig om te gaan met de betrouwbaarheid hiervan. Daarnaast spelen online censuur en internetblokkades nog steeds een grote rol in Arabische landen en is er vrije toegang tot alle online informatiestromen nog altijd niet mogelijk.
17
Literatuurlijst 1. Abdulhamid, Ammar. 'Freedom Counts The Project For Identifying, Assessing & Quantifying Obstacles To The Process Of Democratization In Syria: The Basic Outlines.' In: Ella Akerman red. Political Culture Case Studies. Camberley: Defence Academy of the United Kingdom, Conflic Studies Research Centre, 2003: p. 6979.
2. Ajemian, Peter. 'The Islamist opposition online in Egypt and Jordan.' Arab Media & Society (2008): p. 1-17. 3. Al-Azzawi, Qais et al. 'Bahrain: Turning promises into reality.' Reporters Without Borders (2008). 4-4-2011 . 4. Aita, Samir. 'Syria, What Reforms While a Storm is Building?' Arab Reform Brief, nr. 6 (2006): p. 1-8. 5. Barry, Ellen. 'Protests in Moldova explode, with help of Twitter.' The New York Times (7 april 2009). 3-3-2011 .
6. Brown, Ian, Douwe Korff. 'Terrorism and the Proportionality of Internet Surveillance.' European Journal of Criminology, jrg. 6 (2009): p. 119-134. 7. Corrales, Javier, Frank Westhoff. 'Information Technology Adoption and Political Regimes.' International Studies Quarterly, jrg. 50, nr. 4 (2006): p. 911-933. 8. Deibert, Ronald J, Nart Villeneuve. 'Firewalls and power: An overview of global state censorship of the internet.' In: Matthias Klang, Andrew Murray, red. Human Rights in the Digital Age. Londen: Glasshouse (2005): p. 111-124. 9. Erdbrink, Thomas. 'Neda wordt gezicht va Iraans protest.' NRC Handelsblad (23 juni 2009). 3-5-2011 .
18
10. Fish, Michael Steven. 'Islam and Authoritarianism.' World Politics, jrg. 55, nr. 1 (2002): p. 4-37. 11. Granick, Jackie. 'Nixing the news. Iranian internet censorship.' Harvard International Review, jrg. 27, nr. 2 (2005): p. 11-12. 12. Greenberg, Andy. 'Wikileaks supporters aim cyberattacks at PayPal'. Forbes (6 december 2010). 26-05-2011 .
13. Hermida, Alfred. 'Twittering the news. The emergence of ambient journalism.' Journalism Practice, jrg. 4, nr. 3 (2010): p. 297 - 308. 14. Hofheinz, Albrecht. 'The internet in the Arab world: Playground for political liberalization.' Internationale Politik und Gesellschaft, jrg. 3 (2005): p. 78-96. 15. Isherwood, Tom. 'A new direction or more of the same? Political blogging in Egypt'. Arab Media & Society (2008): p. 1-17. 16. Langohr, Vickie. 'An exit from Arab autocracy.' Journal of Democracy, jrg. 13, nr. 3 (2002): p. 116-122. 17. Le Coz, Clothilde et al. 'New Handbook for bloggers and cyber-dissidents.' Reporters Without Borders (2009). 4-4-2011 . 18. Mazur, Kevin. 'Of Note: Bloggers as Actors in International Affairs?' SAIS Review, jrg. 29, nr. 1 (2009): p. 99-100. 19. Niethammer, Katja. 'Voices in parliament, debates in Majalis, and banners on streets: Avenues of political participation in Bahrain.' Robert Schuman Centre for Advanced Studies, Florence. Eindpaper voor Mediterranean Programme (2006).
19
20. Pettman, Dominic. 'From September 11 to the 7-11: Popular Propaganda and the Internet's War on Terrorism.' Largeur.com (5 januari 2002). 22-5-2011 .
21. Rahimi, Babak. 'Cyberdissident: The internet in revolutionary Iran.' Middle East Review of International Affairs, jrg. 7, nr. 3 (2003): p. 1-15. 22. Read, Max. 'Anonymous attacks Tunisian government over Wikileaks Censorship.' Gawker (3 januari 2011). 3-5-2011 .
23. Sadiki, Larbi. 'Bin Ali's Tunisia: Democracy by non-democratic means.' British Journal of Middle Eastern Studies, jrg. 29, nr. 1 (2002): p. 57-78. 24. Shirazi, Farid. 'The contribution of ICT to freedom and democracy: An empirical analysis of archival data on the Middle East.' The Electronic Journal on Information Systems in Developing Countries, jrg. 35, nr. 6 (2008): p. 1-24. 25. Stohl, Michael. 'Cyber terrorism: a clear and present danger, the sum of all fears, breaking point or patriot games?' Crime Law Soc Change, jrg. 46 (2006): p. 223-238.
26. Stone, Brad, Noam Cohen. 'Social media spread defiance online.' The New York Times (16 juni 2009). 26-5-2011 .
27. Taki, Maha. 'The demise of 'virtuality': A case study of weblogs in Lebanon and Syria.' In: Nico Carpentier, Pille Pruulman-Vengerfeldt et al, red. Democracy, journalism and technology: New developments in enlarged Europe. Estland: Tartu University Press (2008): p. 281-294. 28. Vegh, Sandor. 'Classifying forms of online activism'. In: Martha McCaughey, Michael D. Ayers, red. Cyberactivism: online activism in theory and practice. New York: Routledge (2003): p. 71-96.
20
29. Warf, Barney, Peter Vincent. 'Multiple geographies of the Arab internet.' Area, jrg. 39, nr. 1 (2007): p. 83-96. 30. Wheeler, Deborah L. 'Empowering publics: Information technology and democratization in the Arab world—Lessons from internet cafés and beyond.' Oxford Internet Institute Research Report, jrg. 11 (2006): p. 1-17.
31. Zakaria, Fareed. 'Islam, democracy, and constitutional liberalism.' Political Science Quarterly, jrg. 119, nr. 1 (2004): p. 1-20.
Afbeelding op de titelpagina 1. Laughzilla. 'Laughzilla's Last Link! (Now Up Front!) Gadaffi Loses It.' Spotprent. The Daily Dose (23 februari 2011). 26-05-2011
21
Bijlagen 1. Overzicht van de politieke situaties in Bahrein, Egypte, Iran, Libië, Syrië en Tunesië. De politieke situatie in Bahrein Bahrein is een constitutionele monarchie met koning Hamad bin Isa al-Khalifa als staatshoofd. Het land heeft een parlement met de minister president als hoofd van het kabinet. Het kabinet wordt tevens gedomineerd door de familie van de koning, sinds 1971 is de oom van de koning van Bahrein de minister president van het land. Sinds 1999 bestaat er in Bahrein een handvest die vrijheid voor politieke partijen en organisaties garandeert. Echter, uit het overzicht van Freedom House over Bahrein11 blijkt dat de overheid nog altijd de meeste media in Bahrein bezit. Farid Shirazi schrijft dat de geschreven pers in Bahrein iets meer vrijheid heeft, maar dat oppositionele politieke partijen nog altijd illegaal zijn in het land (Shirazi 2008: p. 4). In februari 2011 zijn in Bahrein demonstraties uitgebroken. De koninklijke familie in Bahrein behoort tot de soennitische minderheid, maar sjiitische demonstranten eisen sinds februari meer vrijheden. Bij deze demonstraties zijn reeds veel doden en gewonden gevallen, aangezien de overheid de demonstraties verbied. Tevens zijn demonstranten inmiddels ter dood veroordeeld blijkt uit berichten van het NOS Nieuws12. De politieke situatie in Egypte In Egypte is sinds 1981 president Hosni Mubarak aan de macht geweest, na de moord op diens voorganger, president Sadat. Het land veranderde sindsdien in een dictatuur. In januari 2011 kwamen om die reden betogers bijeen op het Tahrirplein, een plein midden in de Egyptische hoofdstad Caïro. Zij eisen dat Mubarak en zijn regering vertrekken. De activisten krijgen hierbij steun van de Egyptische Nobelprijswinnaar Mohamed El Baradei, die speciaal hiervoor naar Caïro reisde. Ook is de oppositiepartij Moslim 'Country Report Bahrain'. Freedom House (2010). 3-5-2011 . 12 'Doodstraf voor betogers in Bahrein'. NOS Nieuws (28 april 2011). 3-5-2011 . 11
22
Broederschap van invloed bij de demonstraties in Egypte.13 Zakaria stelt dat deze partij al sinds de jaren '50 tot de belangrijkste oppositie van Egypte behoort, waarna deze werd verboden (Zakaria 2004: p. 12). Na veel protesten, waarbij geweld in werd gezet om deze te bestrijden, maakt vice-president Suleiman het vertrek van president Mubarak bekend op 11 februari 2011.14 De politieke situatie in Iran Iran wordt officieel geregeerd door de president en diens parlement, echter geestelijken hebben veel macht in Iran vanwege het gebruik van de islamitische Sharia-wetgeving. Sinds 1989 is Ali Khamenei de religieuze leider van Iran, hij is de zogenaamde ayatollah. Sinds 2005 is Mahmoud Ahmedinejad de president van Iran. Voor Ahmedinejad's verkiezing was de gematigdere Mohammad Khatami president. Het streng islamitische land kent al sinds de jaren '80 volksprotesten tegen het nog altijd autoritaire beleid. Ook is in Iran de islamitische sharia wetgeving van kracht (Rahimi 2003: p. 102). De politieke situatie in Libië In Libië is sinds 1969 kolonel Muammar Khadafi aan de macht. Hij regeert het land als een dictator. Libië is een relatief rijk land vanwege de grote olieproductie. Dit maakt Khadafi ook belangrijk voor westerse landen. Ook Fareed Zakaria stelt dat olie een belangrijke spil is in de houding van de Verenigde Staten en Europa naar landen in het Midden Oosten en hun weg naar democratie (Zakaria 2004: p. 15). In februari 2011 breken protesten uit tegen Khadafi's strenge regime. Khadafi weigert af te treden en gebruikt militair geweld tegen de opstandelingen, waardoor er veel doden vallen. Momenteel zijn deze gevechten nog altijd gaande en is er inmiddels onder leiding van de Franse president Sarkozy internationaal actie ondernomen om Khadafi niet langer geweld te kunnen laten gebruiken tegen de Libische burgers. 15
'Zesde dag van protest zit erop'. NOS Nieuws (30 januari 2011). 3-5-2011 . 14 'President Hosni Mubarak afgetreden'. NOS Nieuws (11 februari 2011). 3-5-2011 . 15 'Sarkozy: Militaire actie tegen Libië begonnen'. NOS Nieuws (19 maart 2011). 3-5-2011 . 13
23
De politieke situatie in Syrië De republiek Syrië heeft een autoritair regime dat gedomineerd wordt door een militair bewind. Het land heeft een president, sinds 2000 is dit Bashar al Assad. Volgens Farid Shirazi zijn in Syrië de media voornamelijk in handen van de staat en is het verboden om een sattelietschotel te gebruiken. Ook er weinig vrije meningsuiting en stelt Shirazi dat kritiek tegen de staat strafbaar is in Syrië (Shirazi 2008, p. 6). Samir Aita schrijft dat het jaar 2005 exceptioneel was voor Syrië. In dat jaar viel Syrië buurland Libanon binnen en werden de beloofde hervormingen van Assad uitgesteld door het parlement. Sindsdien is de situatie weinig veranderd (Aita 2006: p. 2). In maart 2011 braken er politieke demonstraties uit in de hoofdstad Damascus, waarna Assad in april de noodtoestand ophief. Echter demonstraties worden nog steeds neergeslagen met veel geweld.16 De politieke situatie in Tunesië In Tunesië is president Zine al-Abidine Ben-Ali sinds 7 november 1987 aan de macht geweest. Ben-Ali regeert samen met zijn vrouw Leila Trabelsi het land. Ben-Ali is niet populair onder de bevolking van Tunesië, de presidentiële familie leefde in luxe in een arm land. Politieke protesten begonnen toen de 26-jarige student Mohammed Bouazizi zich op 17 december 2010 uit wanhoop in brand stak. Op 15 januari 2011 is president Ben-Ali afgetreden.17 In zijn artikel stelt Larbi Sadiki dat het vormen van een democratie in Tunesië indertijd mislukt, omdat de familie Ben-Ali zelfs liefdadigheidsorganisaties opkocht en de democratie met dermate veel regels plande dat het inmiddels al geen democratie te noemen viel (Sadiki 2002: p. 58).
'Doden bij betogingen voor Daraa'. NOS Nieuws (29 april 2011). 3-5-2011 . 17 'President Ben Ali ontvlucht Tunesië'. NOS Nieuws (14 januari 2011). 3-5-2011 . 16
24
2. Overzicht van online politiek activisme dat in het verleden heeft plaatsgevonden in de geanalyseerde landen Online politiek activisme in Bahrein In Bahrein hebben veel shi'itische en soennitische dorpen een eigen website, weblog of online discussieforum. De belangrijkste politieke websites in Bahrein zijn Bahrain-online, Duraz-net en Al-Montadayat. Katja Niethammer bericht dat in 2005 de webmasters van Bahrain-online zijn gearresteerd. De overheid achtte hun verantwoordelijk voor het feit dat de overheid een slecht imago had bij de bezoekers van Bahrain-online. Na een serie demonstraties zijn de arrestanten vrijgelaten (Niethammer 2006: p. 6). Ook Deborah Wheeler meldt dat Bahreinse vrijheidsorganisaties organiseren en mobiliseren via internet (Wheeler 2006: p. 10). Echter de staat controleert het internet nog altijd sterk. Volgens Reporters Without Borders heeft de koning van Bahrein in 2007 47 aanklachten ingediend tegen politieke dissidenten. In 2004 werden bij demonstraties activisten opgepakt en veroordeeld, waarvan op het weblog Chan'ad Bahraini foto's werden geplaatst (Al-Azzawi 2008: p. 1). Online politiek activisme in Egypte Het internet is in Egypte relatief goed ontwikkeld. Dit geeft politieke activisten de mogelijkheid om online actie te voeren. Tom Isherwood heeft een overzicht gemaakt van bloggen om politieke redenen in Egypte. Hij noemt een voorval in 2005 als een van de eerste voorbeelden in Egypte, toen de activistische beweging Kefaya ('genoeg') in opkomst kwam. Deze beweging was tegen het bewind van president Mubarak en startte ten tijde van de verkiezingen in 2005 met weblogs hierover. Een concreet voorbeeld noemt Isherwood het voorval uit november 2006, toen een blogger een filmpje online plaatste waarin twee agenten een buschauffeur mishandelen. Dit filmpje kwam in handen van de meest invloedrijke Egyptische blogger Wael Abbas, waarna het voorval uitmondde in een compleet media-event. In november 2007 kregen de agenten 3 jaar gevangenisstraf opgelegd (Isherwood 2008: p. 5). Wael Abbas vertelt in het 'Handbook for bloggers and cyber-dissidents' dat er in 2004 een arrestatiebevel tegen hem uitgevaardigd was, omdat hij foto's online had gezet
25
van agenten die de Egyptische vlag verbranden. Echter hij werd naar eigen zeggen ook opgepakt om zaken waar hij niets mee te maken had: " But I was also accu- sed of things I hadn’t done: assaulting the security forces, attacking staff, ransacking public buildings and so on. I managed to prove that they had nothing against me but the accusations were renewed every time a demonstration was held. Ironically, I did not take part in most of the demonstrations and I was even out of the country when they took place." (Le Coz et al. 2008: p. 40)
Pete Ajemian schrijft over een andere activistische groepering in Egypte, genaamd het Moslim Broederschap. Deze groepering groeide tot de grootste oppositiepartij in Egypte en werd uiteindelijk door Mubarak verboden. In 2006 werden leden hiervan gearresteerd. De gearresteerde leden zouden anti-overheidspublicaties online hebben gezet. Al in 2004 blokkeerde de Egyptische overheid de website van het Moslim Broederschap. Als gevolg hiervan opende deze partij talloze aparte websites over de verkiezingen van 2005 en gingen de leden talloze demonstraties organiseren (Ajemian 2008: p. 4). Online politiek activisme in Iran Babak Rahimi geeft in zijn artikel enkele belangrijke voorbeelden van online activisme in Iran. Volgens Rahimi kwam het internet voor het eerst in opkomst tijdens de verkiezingen in 1997, toen de kandidaten Khatami en Nategh-e Nuri ieder een website online plaatsten. In 1999 mobiliseerden studenten zich voor demonstraties met behulp van internet. Zij organiseerden deze demonstraties indertijd in chatrooms. Rahimi schrijft tevens dat de ayatollah Montazeri in 2000 zijn memoires online plaatste. Deze memoires, een bestand bestaande uit ongeveer 600 pagina's, toonden zijn protest tegen het toenmalige gematigdere bewind van president Khatami. Sindsdien streden meerdere journalisten en schrijvers online tegen de overheid, zoals Akabar Ganji. Ganji was een activist die werd opgepakt en vervolgens een artikel in zijn cel schreef waarin hij kritiek toonde op de Iraanse ideologie. In 2001 plaatste de hervormingsgezinde activist Sazgada een kritische open brief aan president Khatami online. In 2002 kwam de Iraanse hervormingsgezinde website Emrooz.org online en lekte de website Rooydad een ontmoeting van Iraanse politici met de zoon van de Iraakse dictator Saddam Hoessein (Rahimi 2003: p. 107 - 109).
26
Babak Rahimi's artikel dateert uit 2003 en is dus enigszins verouderd. Alfred Hermida stelt in 2009 dat de demonstraties na de verkiezingen in dat jaar georganiseerd werden met behulp van Twitter (Hermida 2009: p. 1). Ook postten ooggetuigen berichten op weblogs en filmpjes op Youtube. Het bekendste voorbeeld hiervan is het filmpje waarin de Iraanse vrouw Neda Agha-Soltan sterft na te zijn neerggeschoten door Iraanse regeringstroepen. Dit filmpje zorgde wereldwijd voor grote consternatie.18 Online politiek activisme in Syrië In Syrië krijgen relatief weinig westerse journalisten toegang, hierdoor valt er moeilijker nieuws te verkrijgen uit Syrië. Hofheinz stelde in 2005 dat de Syrische controle op het internet zeer sterk was, maar dat internet toch mogelijkheden bood voor politieke activisten in Syrië: "Saudi Arabia, Syria, and Tunisia exercise the most heavy-handed control of Internet traffic in the region, but even – or perhaps especially – in these countries, the net has proven to be a vital factor in opening win- dows and expanding the realm of what can be said in public." (Hofheinz 2005: p. 80)
Dat deze controle inmiddels nog beter te omzeilen valt bewijst Kevin Mazur in 2009, zoals vermeld in de vorige deelvraag (Mazur 2009: p. 88). Maha Taki speelt ook in op het toenemende online politiek activisme in Syrië. Taki noemt het de mogelijkheid om de werkelijkheid in Syrië te ontvluchten. Volgens Taki spreken bloggers in Syrië via chatbocen, email en Facebook af om elkaar in levende lijve te ontmoeten (Taki 2008: p. 282). Dat de controle van de Syrische staat faalt concludeert ook Ammar Abdulhamid. Ook hij ziet het ontstaan van online communities voor Syrische dissidenten een gevolg van het slechte beleid. Een voorbeeld van succesvolle politieke acties op het internet noemt hij het feit dat het in 2003 nog steeds niet door de overheid gelukt was om de wet aan te passen omtrent internetgebruik (Abdulhamid 2003: p. 66). Echter politieke activisten die hun mening op het internet verkondigen zijn nog altijd niet veilig in Syrië. Op 6 juli 2007 werd de blogger Kareem Arbaji gearresteerd. Hij is op 13 september 2009 18Erdbrink,
Thomas. 'Neda wordt gezicht va Iraans protest.' NRC Handelsblad (23 juni 2009). 3 mei 2011 .
27
veroordeeld tot 3 jaar celstraf voor het publiceren van politiek gevoelige informatie op het online discussieforum Akhawia. Online politiek activisme in Tunesië Larbi Sadiki noemt een voorval in 2000, toen de Tunesische journalist Tawfiq Bin Brik bekend werd door zijn kritiek op het regime van president Ben-Ali omtrent het vervolgen van mensenrechtenactivisten in Tunesië. Hij schreef hier artikelen over en werkte voor een Franse krant, waardoor hij wereldberoemd werd. Echter hierdoor werden zijn paspoort en telefoon afgepakt en werd hij later tevens gearresteerd. Na een hongerstaking werd hij vrijgelaten (Sadiki 2002: p. 69). In Tunesië bevinden zich meerdere bloggers die kritisch zijn ten opzichte van het bewind van president Ben Ali. Een voorval in 2006 toonde echter toch hun angst voor de president. De Tunesische blogger Leilouta plaatste een satirisch plaatje van president Ben Ali en de Libische kolonel Khadaffi. Vervolgens verwijderden meerdere bloggers haar uit hun zogenaamde blogtroll, de lijst van andere bloggers die zij volgen. Een andere blogger, Sami Ben Gharbia, vroeg haar vervolgens om een reactie. Tegen Ben Gharbia legde Leilouta haar actie uit als volgt: “Maybe they were part of Ben Ali’s family! Or they were addicted to my blog and just needed to go cold turkey to get on with their lives. Seriously, I think it’s understandable given the situation. Voicing opposing views or having fun with photoshop can cause ‘problems’ and it may not be worth the risk for everyone. I don’t think my pictures were risky but…not everyone reading has the same sense of humor I do.” 19
Ben Gharbia, Sarbi. 'Blogging Tunisia: whisper!'. Global Voices (5 oktober 2006). 3 mei 2011 . 19
28