Onderzoeksrapport Zinvolle Dagbesteding De Forensische Zorgspecialisten Locaties De Voorde en KIB
April 2014
A. L. Dekker, MSc V. S. L. van Miert, MSc J. J. Roest, MSc S. de Valk, MSc P. Schaftenaar MSc Dr. G. H. P. van der Helm Prof. dr. G. J. J. M. Stams
Anna Dekker (MSc) is onderzoeker binnen het lectoraat Residentiële Jeugdzorg (onderdeel van Expertisecentrum Jeugd) van Hogeschool Leiden. Veronique van Miert (MSc) is onderzoeker binnen het lectoraat Residentiële Jeugdzorg (onderdeel van Expertisecentrum Jeugd) van Hogeschool Leiden. Jesse Roest (MSc) is onderzoeker binnen het lectoraat Residentiële Jeugdzorg (onderdeel van Expertisecentrum Jeugd) van Hogeschool Leiden. Sophie de Valk (MSc) is onderzoeker binnen het lectoraat Residentiële Jeugdzorg (onderdeel van Expertisecentrum Jeugd) van Hogeschool Leiden. Petra Schaftenaar (MSc) is adviseur zorginnovatie en onderzoeker bij DFZ (onderdeel van Arkin), Amsterdam Dr. Peer van der Helm is lector Residentiële Jeugdzorg (onderdeel van Expertisecentrum Jeugd) van Hogeschool Leiden en docent / onderzoeker aan de Universiteit van Amsterdam. Prof. Dr. Geert Jan Stams is hoogleraar Forensische Orthopedagogiek aan de Universiteit van Amsterdam.
2
Inhoudsopgave Samenvatting .......................................................................................................................................... 4 Inleiding ................................................................................................................................................... 5 Onderzoeksmethode ............................................................................................................................... 7 1. Procedure ............................................................................................................................... 7 2. Beschrijving van de steekproef ............................................................................................... 7 3. Beschrijving van de vragenlijst ............................................................................................... 7 4. Analyseplan ............................................................................................................................ 7 Resultaten: analyse van de IDAI............................................................................................................. 8 1. Totale steekproef .................................................................................................................... 8 2. Per kliniek ............................................................................................................................... 9 Discussie ............................................................................................................................................... 11 1. Bespreking van de resultaten ............................................................................................... 11 2. Beperkingen .......................................................................................................................... 11 3. Aanbevelingen ...................................................................................................................... 11 Referenties ............................................................................................................................................ 12
3
Samenvatting In december 2013 en januari 2014 heeft er een meting plaats gevonden naar de dagbesteding van de patiënten die binnen twee locaties van De Forensische Zorgspecialisten (DFZ) verblijven, namelijk locatie De Voorde en de Kliniek Intensieve Behandeling. Deze meting was onderdeel van de ontwikkeling en validatie van een nieuwe vragenlijst: the Inpatient Daily Activities Inventory (IDAI). Onderzoek heeft aangetoond dat betekenisvolle dagelijkse activiteiten bijdragen aan de kwaliteit van leven en ook een bijdrage kunnen leveren aan het voorkomen van recidive. Het doel van deze vragenlijst is drieledig: het biedt instellingen focus en daarmee ondersteuning in het creëren van dagprogramma’s, het geeft inzicht in de mate waarin de activiteiten een bijdrage leveren aan de geformuleerde kernelementen en het geeft patiënten een stem in hoe deze programma’s beleefd worden. In dit rapport worden de resultaten van de metingen onder de patiënten van DFZ beschreven en vergeleken met de normgroep. Hierin wordt ook onderscheid gemaakt tussen de twee locaties. De normgroep bestaat uit 174 respondenten uit de Oostvaarderskliniek, de Forensische Zorgspecialisten, JJI Amsterbaken, Keerpunt, FPA Roosenburg en Inforsa. In totaal hebben 35 patiënten van DFZ een vragenlijst ingevuld. Uit de resultaten blijkt dat de patiënten die binnen DFZ verblijven vergeleken met de normgroep bovengemiddeld tevreden zijn met de dagbesteding. Op alle schalen (Leren en zingeving, Ondersteuning en contact, Herstel, Structuur en Autonomie) wordt een hogere score behaald dan de normgroep. De hoogste scores worden gevonden op de schaal Ondersteuning en Contact. De verschillende locaties verschillen weinig van elkaar.
4
Inleiding In december 2013 en januari 2014 heeft er een meting plaats gevonden naar de dagbesteding van de patiënten die op de locaties Voorde en Kliniek Intensieve Behandeling van De Forensische Zorgspecialisten (DFZ) verblijven. Deze meting was onderdeel van de ontwikkeling en validatie van een nieuwe vragenlijst: the Inpatient Daily Activities Inventory (IDAI). Dit is een vragenlijst over dagbesteding die door de patiënten zelf ingevuld wordt. Onderzoek heeft aangetoond dat dagelijkse activiteiten bijdragen aan de kwaliteit van leven en bijdragen aan het voorkomen van recidive. Het doel van de vragenlijst is om instellingen te ondersteunen in het creëren van dagprogramma’s en om patiënten een stem te geven in hoe deze programma’s beleefd worden. In dit rapport worden de resultaten van de patiënten van DFZ beschreven en vergeleken met de normgroep. In Nederlandse gesloten instellingen (forensische en niet-forensische) worden volwassenen en adolescenten (hierna cliënten genoemd) met ernstige psychiatrische problemen en persoonlijkheidsstoornissen behandeld met als streven ze terug te laten keren in de maatschappij. Resocialisatie is het belangrijkste doel van een (onvrijwillige) verblijf in een (forensisch) psychiatrische (jeugd)instelling. De therapeutische en werkprogramma’s (dagelijkse activiteiten) zijn ontworpen en ingevoerd om dit mogelijk te maken. Dit is een lastige opdracht, aangezien de cliënten vaak ontkennen psychiatrische problemen te hebben, de verplichte behandeling weigeren en hun kamer niet uit komen om op die manier te protesteren (Van der Helm & Stams, 2012). Daarnaast kan het ook een teken zijn van depressie of sociale ontwijking (Teo & Gaw, 2010). Een institutionele omgeving is een lastig uitgangspunt om resocialisatie mogelijk te maken. Sykes (1958, herdruk 2007) beschreef in zijn boek ‘The society of captives’ , gevolgd door Ervin Gofman (1961), het proces van institutionalisering, waarin een cliënt al het initiatief verliest. In een studie van Farnworth et al. (2004) rapporteerden cliënten zich te vervelen en slechts de tijd te doden. Daarnaast ervoeren ze de gecreëerde omgeving als een barrière om een gewaardeerde dagbesteding te krijgen. Ook ‘aangeleerde hulpeloosheid’ (Van der Helm, Klapwijk, Stams & Van der Laan, 2009) komt voor in institutionele omgevingen en dit is niet bevorderend voor resocialisatie. In dit laatste artikel wordt een interview-quote gebruikt om aangeleerde hulpeloosheid te beschrijven: I: Hoe gaat het? R: Ik ben gewoon aan het wachten. Ik zit hier te wachten en te wachten. Ik sta stil en doe niks. Onderzoek laat zien dat bevredigende en betekenisvolle dagelijkse activiteiten kunnen bijdragen aan een betere kwaliteit van leven (KvL) voor diegenen die ernstige en langdurige ziektes hebben (Eklund, 2009). Eklund en Backstrom (2005) vonden ook dat dagelijkse activiteiten bijdroegen aan de zelf-beoordeelde KvL en dat geestelijke gezondheidsinstellingen de KvL kunnen beïnvloeden door dagelijkse activiteiten aan te bieden. Dit komt overeen met de bevindingen van Farnworth, Nikitin en Fossey (2004) die het belang van persoonlijke bronnen (zoals individuele werkhistorie, vaardigheden en interesses) benadrukken om mogelijkheden te creëren. Nederlandse onderzoekers noemen de relatie tussen betekenisvolle activiteiten, rehabilitatie en herstel (Droes & Witsenburg, 2012). Rehabilitatie, zo stellen zij, gaat over ‘het verbeteren van functioneren in zelf gewenste rollen’ (p.71). Rehabilitatie heeft (vooral) betrekking op terreinen als wonen, werk, dagelijkse activiteiten, vrije tijd en sociaal leven. Door te werken aan rehabilitatie, sluit je aan bij de doelen van een cliënt en daardoor is het herstelondersteunend. Er bestaat enig bewijs dat betekenisvolle dagelijkse activiteiten zoals werk (inclusief goed contact met collega’s en werkgever), andere vormen van georganiseerde dagbesteding en het hebben van haalbare doelen protectieve factoren zijn tegen recidive bij volwassenen (Nagtegaal & Schonberger, 2013). Volgens deze onderzoekers hebben jeugdigen op latere leeftijd baat bij steun en een goede relatie met ten minste een pro-actieve volwassene. Andrews en Bonta (2010) beschrijven hoge prestaties en tevredenheid op school, werk en ontspanning als relevante krachten. School, werk en
5
ontspanning zijn onderdeel van hun ‘moderate four’, die samen met de ‘big four’ de ‘central eight of major risk/need factors’ vormen. Van der Helm, Stams en Van der Laan (2011) beschrijven ook het belang van dagelijkse activiteiten in een therapeutische setting. In het onderzoek dat zij gedaan hebben worden betekenisvolle activiteiten meegenomen als onderdeel van de factor persoonlijke ontwikkeling (‘groei’) in de Prison Group Climate Inventory (PGCI; leefklimaatonderzoek). Psychiatrische (forensische) patiënten hebben vaak ernstige trauma’s meegemaakt gedurende hun leven en faalervaringen op educatief, professioneel en sociaal gebied. Door hun impulsieve en deviante gedrag wekken ze negatieve reacties op bij hun omgeving wat weer een lage zelfwaardering tot gevolg kan hebben (Thoits, 2013). Het ‘opgeven van de hoop’ is gerelateerd aan het hyperactieve stress systeem en sociale isolatie heeft directe invloed op het pijngebied in de hersenen (Pansepp, 2004; Raine, 2013). Sociale afwijzing vergroot het niveau van angst, depressie, jaloezie en verdriet. Daarnaast heeft het een negatieve invloed op prestaties op moeilijke intellectuele taken en kan het bijdragen aan agressie en een slechte impulscontrole (DeWall & Bushman, 2011). Een eigenschap van dagelijkse activiteiten is structuur. Een dagbesteding structureert het dagelijks leven op twee manieren. Allereerst zorgt een dagbesteding ervoor dat sociale interactie gestimuleerd wordt, omdat sociale interacties een bepaalde structuur hebben (om chaos te voorkomen en voorspelbaarheid te genereren). Voorspelbaarheid verlaagt het niveau van stress en angst. Daarnaast wordt gedrag beïnvloed doordat er doelen gesteld worden in een dagbesteding (Van der Born, 2001). Dagelijkse structuur door het hebben van (een) activiteiten(programma) en vrije tijd speelt een belangrijke rol in het voorkomen of verminderen van psychiatrische terugval (Smith-van Rietschoten et al., 1994). Samenvattend kan gezegd worden dat betekenisvolle dagelijkse activiteiten de volgende kenmerken hebben, die terugkomen in de vijf schalen van de IDAI: Het geeft betekenis aan en nadruk legt op de persoonlijke ontwikkeling (leren en zingeving); Het draagt bij aan herstel; het biedt structuur; Het stimuleert autonomie (het maken van eigen keuzes), en: Het biedt mogelijkheden tot contact en ondersteuning.
6
Onderzoeksmethode 1. Procedure Alle patiënten van DFZ die activiteiten volgen zijn door enkele teamleden benaderd of ze deel wilden nemen aan het onderzoek naar dagbesteding. 2. Beschrijving van de steekproef Er zijn 35 patiënten die de vragenlijst hebben ingevuld (25 mannen, 10 vrouwen). Op de locaties van DFZ kunnen in totaal 100 patiënten behandeld worden, de respons in dit onderzoek is 35%. De gemiddelde leeftijd is 39 (Min = 22, Max = 60, SD = 9.8). De deelnemers verblijven op twee verschillende locaties: Kliniek Intensieve Behandeling (n = 8), responspercentage 32% Locatie Voorde (n = 27), responspercentage 38,6% 3. Beschrijving van de vragenlijst De Inpatient Daily Activities Inventory (IDAI) bestaat uit 25 items, die gescoord worden op een vijf-puntsschaal. De scores variëren van 1 (= helemaal niet van toepassing) tot 5 (= helemaal wel van toepassing). Het invullen van de vragenlijst duurt ongeveer 10 minuten. De respondent vult de vragenlijst zelfstandig in, maar kan desgewenst uitleg of hulp krijgen. Foute antwoorden bestaan niet. Uit het valideringsonderzoek bleek dat de IDAI is terug te leiden tot vijf schalen: leren en zingeving, ondersteuning en contact, herstel, structuur en autonomie. Het aantal items per schaal varieert van twee tot negen items. 4. Analyseplan Voor het verwerken van de resultaten en het uitvoeren van analyses is gebruik gemaakt van het programma SPSS. De schaalscore van een respondent ontstaat door de respons van alle items die binnen de schaal vallen bij elkaar op te tellen en de som vervolgens te delen door het aantal items waar de schaal uit bestaat. Een schaalscore van de IDAI heeft om deze reden, net als de items, een minimale score van 1 en een maximale score van 5. Eén item moet worden omgescoord vanwege de negatieve vraagstelling. Een schaalscore van een respondent kan alleen worden berekend als de betreffende respondent alle items uit een schaal heeft beantwoord. Hierdoor kan het voorkomen dat het aantal respondenten waar een gemiddelde schaalscore op is gebaseerd afwijkt van het totale respondenten binnen de betreffende steekproef. De resultaten van DFZ zullen worden vergeleken met de normgroep. De normgroep bestaat uit 174 volwassenen en jongeren uit de Oostvaarderskliniek, de Forensische Zorgspecialisten, JJI Amsterbaken, Keerpunt, FPA Roosenburg en Inforsa. Om de uitkomsten te kunnen vergelijken wordt gebruik gemaakt van Cohen’s d (Cohen, 1992). De Cohen’s d is een maat (indexcijfer) voor effectgrootte, die kan worden berekend om resultaten van verschillende metingen of resultaten van verschillende steekproeven met elkaar te vergelijken. De Cohen’s d kan zowel een positieve als negatieve waarde hebben. Een d van 1.30 en hoger of lager dan -1.30 duidt op een zeer groot of sterk effect. Een d tussen de .80 en 1.29 duidt op een groot of sterk effect. Bij een d tussen de .50 en .79 spreekt men van een middelgroot effect. Als de d tussen de .20 en .49 valt, wijst dit op een klein- tot middelgroot effect. Als de d tussen de -.19 en .19 valt is er sprake van geen of een verwaarloosbaar effect (Cohen, 1992).
7
Resultaten: analyse van de IDAI Hieronder volgen de beschrijvingen van de resultaten. Allereerst zal ingegaan worden op de resultaten die gaan over alle deelnemers van DFZ. Vervolgens zullen de twee aparte locaties beschreven worden. 1. Totale steekproef In totaal hebben 35 patiënten van DFZ de vragenlijst ingevuld. De resultaten zijn terug te vinden in Tabel 1. Hieruit blijkt dat DFZ op alle factoren hoger scoort dan de normgroep. Op de schalen Leren en zingeving (M = 3.83), Ondersteuning en contact (M = 4.25) en Autonomie (M = 3.66) is sprake van een klein, positief effect (d = .27, d = .36, d = .26, respectievelijk). Op de schalen Herstel (M = 3.81) en Structuur (M = 3.81) is sprake van een verwaarloosbaar positief effect vergeleken met de normgroep (d = .03 en d = .18, respectievelijk). Tabel 1 Scores op de IDAI van DFZ in Vergelijking met de Normgroep (n = 174)
DFZ (n = 35) Schaal
N
M
SD
M norm
SD norm
d
Leren en zingeving
31
3.83
.98
3.55
1.07
.27
Ondersteuning en contact
34
4.25
.77
3.95
.91
.36
Herstel
34
3.81
1.02
3.78
.97
.03
Structuur
34
3.81
.97
3.63
1.04
.18
Autonomie
35
3.66
1.12
3.38
1.06
.26
8
2. Per locatie De resultaten van de twee afzonderlijke locaties zijn vergeleken met de gemiddelde schaalscores van DFZ. Hieruit blijken er nauwelijks verschillen te zijn in de beleving van de dagbesteding tussen de twee locaties. Locatie De Voorde Van locatie De Voorde hebben 27 patiënten de vragenlijst ingevuld. De resultaten zijn terug te vinden in Tabel 2. Hieruit blijkt dat de verschillen met de totaalscores van DFZ op alle schalen verwaarloosbaar zijn: Leren en zingeving (M = 3.84), Ondersteuning en contact (M = 4.26), Herstel (M = 3.81), Structuur (M = 3.79) en Autonomie (M = 3.67; d = .01, d = .01, d = .00, d = -.02, d = .01 respectievelijk). Tabel 2 Scores op de IDAI van de locatie De Voorde in Vergelijking met de Totale Instelling DFZ (n = 35)
Locatie De Voorde (n = 27) Schaal
N
M
SD
M DFZ
SD DFZ
d
Leren en zingeving
25
3.84
.92
3.83
.98
.01
Ondersteuning en contact
26
4.26
.81
4.25
.77
.01
Herstel
27
3.81
1.04
3.81
1.02
.00
Structuur
26
3.79
1.07
3.81
.97
-.02
Autonomie
27
3.67
1.14
3.66
1.12
.01
9
Kliniek Intensieve Behandeling (KIB) Van de KIB hebben acht patiënten de vragenlijst ingevuld. De resultaten zijn terug te vinden in Tabel 3. Hieruit blijkt dat de verschillen met de totaalscores van DFZ op alle schalen verwaarloosbaar zijn: Leren en zingeving (M = 3.78), Ondersteuning en contact (M = 4.20), Herstel (M = 3.80), Structuur (M = 3.84) en Autonomie (M = 3.63; d = -.04, d = -.07, d = -.01, d = .04, d = -.03, respectievelijk). Tabel 3 Scores op de IDAI van Afdeling Kliniek Intensieve Behandeling in Vergelijking met de Totale Instelling DFZ (n = 35)
Kliniek Intensieve Behandeling (n = 8) Schaal
N
M
SD
M DFZ
SD DFZ
d
Leren en zingeving
6
3.78
1.32
3.83
.98
-.04
Ondersteuning en contact
8
4.20
.70
4.25
.77
-.07
Herstel
7
3.80
.99
3.81
1.02
-.01
Structuur
8
3.84
.59
3.81
.97
.04
Autonomie
8
3.63
1.16
3.66
1.12
-.03
10
Discussie 1. Bespreking van de resultaten Uit de resultaten van het dagbestedingsonderzoek kan worden geconcludeerd dat de patiënten van DFZ bovengemiddeld tevreden zijn met hun dagbesteding vergeleken met de normgroep. Uit de analyse blijkt verder dat de locaties onderling nauwelijks van elkaar verschillen. De hoogste score wordt behaald op de schaal Ondersteuning en contact, wat laat zien dat patiënten tevreden zijn over de begeleiding en hulp die ze krijgen tijdens de dagbesteding. 2. Beperkingen Het aantal ingevulde vragenlijsten van de locatie KIB is relatief laag. Hierdoor geven de resultaten van het huidige onderzoek mogelijk geen representatief beeld van hoe de patiënten de dagbesteding ervaren op deze locatie. 3. Aanbevelingen DFZ scoort op alle schalen van het dagbestedingsonderzoek bovengemiddeld vergeleken met de normgroep. Daarom komen er uit dit rapport geen duidelijke aanbevelingspunten. Wel wordt er op gewezen om aandacht te blijven besteden aan dit thema zodat de goede scores behouden blijven.
11
Referenties Andrews, D. A., & Bonta, J. (2010). The psychology of criminal conduct. New Jersey: Anderson Publishing. DeWall, C. N., & Bushman, B. J. (2011). Social acceptance and rejection: The sweet and the bitter. Current directions in Psychological Science, 20, 256-260. Droës, J., & Witsenburg C. (2012). Herstelondersteunende zorg. Behandeling, rehabilitatie en ervaringsdeskundigheid als hulp bij herstel van psychische aandoeningen. Amsterdam: SWP. Eklund M.,& Bäckström, M. (2005). A model of subjective quality of life for outpatients with schizophrenia and other psychoses. Quality of Life Research, 14, 1157-1168. Eklund, M. (2009). Work Status, daily activities and quality of life among people with severe mental illness. Quality of Life Research. 18, 163-170. Farnworth, L., Nikitin, L., & Fossey, E. (2004). Being in a secure forensic psychiatric unit: Every day is the same, killing time or making the most of It. The British Journal of Occupational Therapy, 67, 430-438. Goffman, E. (1975). Totale Instituties. Rotterdam: Universitaire Pers/Standaard Wetenschappelijke Uitgeverij. Nagtegaal, M. H., & Schönberger, H. M. J. (2013). Het belang van beschermende factoren in de risicotaxatie van tbs-gestelden. Memorandum 2013-1. WODC (www.wodc.nl). Panksepp, J. (2004). Biological psychiatry sketched - past, present, and future. In Panksepp, J. (Ed.), Textbook of Biological Psychiatry (pp. 3-29). New Jersey: Wiley-Liss, Inc. Raine, A. (2013). The anatomy of violence: The biological roots of crime. New York: Pantheon Books. Smith – van Rietschoten, W., Van der Beek, J. L. M., Knoppert - van der Klein, E. A. M., Laport, R. B., Van Meer, C. R., Olivier, E., & Van Verschuer, M. (1994). In gesprek over schizofrenie. Nederlandse vereniging voor Psychiatrie (NvvP). Sykes, G. M. (2007). The society of captives. A study of a maximum security prison. Princeton: Princeton University Press. Teo, A. R., & Gaw, A. (2010). "Hikikomori, a Japanese culture-bound syndrome of social withdrawal? A proposal for DSM-5". Journal of Nervous and Mental Disease, 198, 444–449. Thoits, P. A. (2013). Self, identity, stress, and mental health. In Aneshensel, C., Ohelan, J. C., & Bierman, A. (Ed.), Handbook of the sociology of mental health (pp. 357-377). Netherlands: Springer. Van der Born, J. (2001). Dagbesteding, meer dan tijdpassering. Zoeken naar betekenis. Bohn, Stafleu, Van Loghum, Houten. Van der Helm, G. H. P., & Stams, G. J. J. M. (2012). Conflict and coping by clients and group workers in secure residential facilities. In Oei, K. T. I., & Groenhuijsen, M. S. (Ed.), Progression in forensic psychiatry: About bounderies (pp. 553-564). Deventer: Kluwer. Van der Helm, G. H. P., Stams, G. J. J. M., & Van der Laan, P. H. (2011). Measuring group climate in a forensic setting. The Prison Journal, 91, 158-177. Van der Helm, G. H. P., Klapwijk, M., Stams, G. J. J. M., & Van der Laan, P. H. (2009). ’What works’ for juvenile prisoners. The role of group climate in a youth prison. Journal of Childrens’ Services, 4, 36-48.
12