Fugro GeoServices B.V. Geo-Advies West-Nederland
RAPPORT betreffende
ONDERZOEK FUNDERING EN BOUWKUNDIGE STAAT COMPLEX 5 EN 7 TE HOORN Opdrachtnummer: 4004-0453-002
Projectleider
:
ir. M.J. Profittlich Hoofd Geo-Advies West Nederland
Opgesteld door
:
ing. R.D. Kemble Adviseur Geotechniek
:
Wouter Kooijman (Msc) Adviseur Hydrologie
:
ir. M.J. Profittlich Hoofd Geo-Advies West-Nederland
Gecontroleerd door
VERSIE
DATUM
OMSCHRIJVING WIJZIGING
1
3 mei 2013
Eerste versie
2
15 mei 2013
Opmerkingen Intermaris verwerkt
3
24 mei 2013
DEFINITIEF
PARAAF PROJECTLEIDER
FILE: 4004-0453-002.R01V03 Op deze rapportage zijn de algemene leveringsvoorwaarden ALV 2012 van toepassing die een aansprakelijkheidsbeperking bevatten Kantoor: Zekeringstraat 41a, 1014 BV Amsterdam, Tel.: 020-6510800, www.fugro.nl Handelsreg. 27114147. BTW-nr NL005621409B08. Fugro GeoServices maakt deel uit van Fugro N.V.
Fugro GeoServices B.V. Geo-Advies West-Nederland
RAPPORT betreffende
ONDERZOEK FUNDERING EN BOUWKUNDIGE STAAT COMPLEX 5 EN 7 TE HOORN Opdrachtnummer: 4004-0453-002
Opdrachtgever
:
Intermaris Postbus 554 1620 AN Hoorn
Uitvoering veldwerkzaamheden
:
Januari t/m maart 2012
Projectleider
:
ir. M.J. Profittlich Hoofd Geo-Advies West Nederland
Opgesteld door
:
ing. R.D. Kemble Adviseur Geotechniek
:
Wouter Kooijman (Msc) Adviseur Hydrologie
:
ir. M.J. Profittlich Hoofd Geo-Advies West-Nederland
Gecontroleerd door
VERSIE
DATUM
OMSCHRIJVING WIJZIGING
1
3 mei 2013
Eerste versie
2
15 mei 2013
Opmerkingen Intermaris verwerkt
3
24 mei 2013
DEFINITIEF
PARAAF PROJECTLEIDER
FILE: 4004-0453-002.R01V03 Op deze rapportage zijn de algemene leveringsvoorwaarden ALV 2012 van toepassing die een aansprakelijkheidsbeperking bevatten Kantoor: Zekeringstraat 41a, 1014 BV Amsterdam, Tel.: 020-6510800, www.fugro.nl Handelsreg. 27114147. BTW-nr NL005621409B08. Fugro GeoServices maakt deel uit van Fugro N.V.
INHOUDSOPGAVE 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
INLEIDING PROJECTLOCATIE LINTVOEGWATERPASSINGEN VISUELE INSPECTIE GROND(WATER)ONDERZOEK ONDERZOEK NAAR BOUWKUNDIGE EN CONSTRUCTIEVE STAAT BEGRIPPEN EN DEFINITIES
BIJLAGEN - Situatietekening - Resultaten grondonderzoek - "Legenda Terreinproeven en Grondsoorten" - "Continu Elektrisch Sonderen" - Sondeergrafieken - Handboorstaten - Resultaten lintvoegwaterpassing - Informatieblad “Lintvoeg- en vloerwaterpassing” - Resultaten funderingsinspectie - Peilbuisgegevens gemeente Hoorn - Locatieoverzicht en peilbuislocaties TNO - Tijd-stijghoogtegegevens peilbuizen TNO
Blz. 1 2 3 4 6 9 15 Nr. 1 2 DKM1 t/m DKM4 HB1 t/m HB7 3.1 t/m 3.6 4.1 t/m 4.3 5 6 7
1.
INLEIDING
Aanleiding Op 6 december 2011 ontving Fugro GeoServices B.V. te Amsterdam van Intermaris te Hoorn de opdracht voor het analyseren van de funderingen en bouwkundige en constructieve staat van de woningen van complex 5 en 7 te Hoorn. Dit naar aanleiding van opgetreden (verschil) zakkingen en mogelijke wateroverlast. Dit complex, gebouwd in de jaren 20 van de vorige eeuw, bestaat uit de volgende woningen (hierna: Binneblijfstraat e.o.): Binneblijfstraat 1 t/m 16, alle even en oneven huisnummers; Drieboomlaan 56 t/m 70, alleen de even huisnummers (ten noorden van Binneblijfstraat); Merensstraat 59 t/m 85 alleen de oneven huisnummers (ten zuiden van Binneblijfstraat). Onderzoeksprogramma Voor dit onderzoek zijn de volgende werkzaamheden uitgevoerd en gerapporteerd: Lintvoegwaterpassingen en visuele inspectie; Grondonderzoek, bestaande uit 4 sonderingen tot circa 25 m diepte, 7 handboringen tot circa 3 m diepte en het plaatsen van 2 peilbuizen; onderzoek naar bouwkundige en constructieve staat van de woningen (door Hooyschuur Architecten en Berkhout Tros Bouwadviseurs); funderingsinspecties door middel van proefsleuven, waarbij het aanlegniveau van de fundering is vastgesteld. Conclusies Uit de resultaten van het uitgevoerde onderzoek kan het volgende worden geconcludeerd: De bouwkundige staat (ook wel de algehele staat genoemd) van de woningen inpandig varieert van goed tot matig. De algemene staat van het casco (dragende constructie van de woning) varieert van redelijk tot slecht, deze negatieve kwalificering komt met name door de slechte kwaliteit van de fundering en het gevelmetselwerk in combinatie met de scheefstand en verzakkingen van de woningen. De constructieve staat (staat van de dragende constructie) van de woningen is redelijk tot goed te noemen, de staat van de gevels is vrijwel bij alle woningen slecht als gevolg van een onvoldoende functionerende fundering. Onder de funderingen van de woningen is samendrukbare grond (veen en klei) aanwezig. Er moet daaronder rekening mee worden gehouden dat de funderingen nog steeds in beperkte mate aan (verschil)zakking onderhevig zijn. Daarnaast blijkt uit gewichtsberekeningen dat de funderingen niet voldaan aan de hedendaagse veiligheidsnormen ten aanzien van voldoende draagkracht en stabiliteit. Momenteel is er geen sprake van wateroverlast, echter op basis van de beperkte ontwateringsdiepte kan door verdergaande zakking dit in de toekomst wel een rol gaan spelen met de bijbehorende gezondheidsrisico’s. Algemeen wordt geconcludeerd dat de funderingen niet goed functioneren als gevolg van onvoldoende draagkracht in relatie tot de aanwezigheid van een samendrukbare bodem. Dit leidt tot (verschil)zakkingen, scheefstand en schade (scheurvorming) in de gevels. Herstel van scheurvorming heeft slechts een tijdelijk effect en ingrijpende verbouwingen met verhoging van belasting (gewicht) op de funderingen zijn niet mogelijk aangezien daardoor extra zakkingen en zakkingsverschillen te verwachten zijn. 4004-0453-002.R01V03
Opdr. : Blz. :
4004-0453-002 1
2.
PROJECTLOCATIE
De woningen in de Binneblijfstraat e.o. bestaan uit geschakelde eengezinswoningen. Voor zover bekend zijn alle woningen voorzien van een ruimte onder de vloer. Bij alle woningen is deze ruimte echter niet toegankelijk via een luik. Voor zover bekend hebben de woningen geen kelders. De woningen zijn gefundeerd ‘op staal’ (niet op palen). Alle woningen hebben een achtertuin. De achtertuinen zijn bereikbaar via een achterpad. Alleen de woningen aan de Drieboomlaan hebben een voortuin. De overige woningen hebben geen voortuin. De straten zijn verhard met klinkers. In figuur 2.1 is het projectlocatie weergegeven.
Figuur 2-1: projectlocatie rood omlijnd (bron: Google Earth)
4004-0453-002.R01V03
Opdr. : Blz. :
4004-0453-002 2
3.
LINTVOEGWATERPASSINGEN
Met behulp van een waterpasinstrument, een baak en een meetlint wordt een aantal punten van de buitengevels van het pand ingemeten. De landmeter kiest hiervoor punten, waarvan mag worden aangenomen dat deze tijdens de bouw vrijwel in een horizontaal vlak hebben gelegen. Dit is meestal een lintvoeg in het metselwerk rondom het gebouw. Er kan ook worden gekozen voor het meten van een rollaag, de bovenzijde van het trasraam of de bovenzijden van raamopeningen. Door de hoogten van de gemeten punten te tekenen in lengteprofielen ten opzichte van één horizontaal vlak, wordt een beeld verkregen van de vervormingen die het pand sinds de bouw heeft ondergaan. De nauwkeurigheid van de meting is zeker niet groter dan +/- 5 mm. Dit is een gevolg van maatafwijkingen in (handvorm)stenen en het metselproces. De meting is niet geschikt om te herhalen na bijvoorbeeld enkele jaren en daarmee zakkingssnelheden vast te stellen. De resultaten van de lintvoegwaterpassing zijn gepresenteerd in de bijlagen. Op basis van de F3O-richtlijn ‘Onderzoek en beoordeling van funderingen op staal (ondiepe funderingen)’ d.d. 17 januari 2012 dienen de resultaten van de lintvoegwaterpassingen als volgt worden beoordeeld: Rotatie < 1:300 1:300 tot 1:200 1:200 tot 1:100 1:100 tot 1:75 > 1:75 zeer groot
Schade typering Geen Architectonisch Architectonisch Constructief Constructief
Benaming scheefstand Nihil Klein Matig Groot Zeer groot
De resultaten van de beoordeling zijn in de volgende tabel per straat samengevat: Locatie Merensstraat Binneblijfstraat Drieboomlaan
Voorgevel (woning) Zakkingsverschil Rotatie Tot ca. 80 mm Tot > 1:75 Tot ca. 79 mm Tot > 1:75 Tot ca. 34 mm Tot 1:100 – 1:200
Zijgevel (woning) Zakkingsverschil Tot ca. 114 mm Tot ca. 14 mm Tot ca. 130 mm
Rotatie Tot > 1:75 Tot 1:200 – 1:300 Tot > 1:75
Op basis van deze beoordeling kan het volgende worden geconcludeerd: - de woningen aan de Drieboomlaan vertonen een (zeer) grote scheefstand naar voren, loodrecht op de weg (meetbaar via de zijgevels), waarbij sprake is van mogelijk constructieve schade; - de woningen aan de Binneblijfstraat nr. 1 t/m 15 vertonen een scheefstand van nihil tot zeer groot, waarbij zakkingen toenemen richting de Merenstraat. Er is sprake van zowel architectonische als mogelijk constructieve schade; - de woningen aan de Merenstraat vertonen een matige tot (zeer) grote scheefstand naar voren, loodrecht op de weg (meetbaar via de zijgevels), waarbij sprake is van architectonisch en mogelijk constructieve schade. De zakkingen zijn het grootst nabij de kruising met de Binneblijfstraat. 4004-0453-002.R01V03
Opdr. : Blz. :
4004-0453-002 3
4.
VISUELE INSPECTIE
Op 31 januari 2012 heeft Fugro een locatiebezoek uitgevoerd en is de huidige staat van de woningen visueel aan de buitenzijde geïnspecteerd en zijn de nodige foto’s genomen. Uit de visuele inspectie is gebleken dat een aantal woningen scheurvorming vertonen. Tevens is tijdens de inspectie het volgende opgevallen. Op basis van de inspectie wordt verwacht dat de vloerniveaus in de Drieboomlaan ca. 0,1 m hoger liggen dan het maaiveldniveau. De vloerniveaus in de Binneblijfstraat en Merensstraat liggen ongeveer op hetzelfde niveau als het straatniveau. De maaiveldniveaus in de achtertuinen zijn niet bekend. Daarnaast is per laan/straat het volgende vastgesteld. Drieboomlaan Maaiveld ligt onder afschot (helling) richting de straat; Dorpels liggen ca. 0,1 à 0,3 m hoger dan de stoep; De regenpijpen zijn voor- en achter de woning aangesloten op het riool (voor zover zichtbaar); Aan de voor- en achterzijden van de woningen zijn 2 kruipruimteroosters. De uitbouwen aan de achterzijde hebben, voor zover zichtbaar, geen kruipruimteroosters.
Foto 4-1: Drieboomlaan 60 (zichtbare kruipruimteroosters) Foto 4-2: Drieboomlaan 64
Binneblijfstraat Veel kuilen en verzakkingen in de straat; Maaiveld ligt onder afschot richting de straat; Dorpels liggen ca. 5 cm hoger dan de as van de weg; De regenpijpen zijn voor- en achter de woning aangesloten op het riool (voor zover zichtbaar); Aan de voor zijden van de woningen zijn 2 kruipruimteroosters. Aan de achterzijden zijn 1 à 2 roosters. De roosters aan de achterzijde zijn regelmatig verstopt. De uitbouwen aan de achterzijde hebben, voor zover zichtbaar, geen kruipruimteroosters.
4004-0453-002.R01V03
Opdr. : Blz. :
4004-0453-002 4
Foto 4-3: Binneblijfstraat 11
Foto 4-4: Binneblijfstraat 13 (zichtbare scheurvorming)
Merensstraat Veel kuilen en verzakkingen in de straat; Maaiveld ligt onder afschot richting de straat. Op enkele locaties ligt de stoep recht en is er niet echt sprake van afschot; Dorpels liggen ca. 0 tot 10 cm hoger dan de stoep; De regenpijpen zijn voor- en achter de woning aangesloten op het riool (voor zover zichtbaar); Aan de voor zijden van de woningen zijn 2 kruipruimteroosters. Aan de achterzijden zijn 1 à 2 roosters. De roosters aan de achterzijde zijn regelmatig verstopt. De uitbouwen aan de achterzijde hebben, voor zover zichtbaar, geen kruipruimteroosters.
Foto 4-5: Merensstraat 63
4004-0453-002.R01V03
Foto 4-6: Merensstraat 63 (zichtbare scheurvorming)
Opdr. : Blz. :
4004-0453-002 5
5.
GROND(WATER)ONDERZOEK
Bodemopbouw Op basis van het uitgevoerde grondonderzoek wordt verwacht dat het maaiveldniveau ter plaatse van de Drieboomlaan en de Binneblijfstraat varieert tussen NAP -0,9 m en -1,0 m. Het maaiveldniveau in de Merensstraat is iets lager, dit varieert tussen NAP -1,1 m en -1,3 m. Het niveau van NAP -1,3 m is enkel aangetroffen ter hoogte van Merensstraat 83/85. Op basis van het grondonderzoek kan de bodemgesteldheid globaal worden geschematiseerd zoals in de volgende tabel is weergegeven. Diepte bovenkant laag in m t.o.v. NAP
Bodembeschrijving
-0,9 à -1,00
ZAND, los gepakt
-1,20 à -2,00
KLEI
ca. -4,00
VEEN
ca. -4,50
KLEI, siltig
ca. -7,00
KLEI, zandig
ca. -10,00
ZAND, kleiig
ca. -18,00
ZAND, matig vast tot vastgepakt
ca. -25,00
Maximaal verkende diepte
De tot ca. NAP -18 m aanwezige klei- en veenlagen worden gekenmerkt als samendrukbaar en kunnen derhalve vervormen als gevolg van belasting van woningen. Dit kan leiden tot (verschil)zakking van de funderingen. Tussen NAP -11,0 m en NAP -15,0 m worden zanderigere lagen aangetroffen, deze zijn niet zakkingsgevoelig. Het eerste watervoerend pakket bevindt zich onder NAP -18,0 m en bestaat uit goed doorlatende zandige afzettingen tot een diepte van ca. NAP -25,0 à -30,0 m. Grondwaterstanden Direct nabij de Binneblijfstraat e.o. is geen oppervlaktewater aanwezig. Circa 100 meter ten zuiden van de Binneblijfstraat (naast de spoorlijn) is een sloot gelegen. Het peil van deze sloot is ca. NAP -2,1 m (bron: gemeente Hoorn). In de Merensstraat ligt drainage, in de overige straten niet. Op basis van bovenstaande informatie en meetresultaten in geplaatste peilbuizen wordt verwacht dat de freatische grondwaterstanden in de Binneblijfstraat e.o. gemiddeld ca. NAP 2,0 m bedragen. Verwacht wordt dat de grondwaterstanden in natte perioden kunnen stijgen tot ca. NAP -1,7 m en in droge perioden kunnen dalen tot ca. NAP -2,2 m à -2,8 m. Mogelijk worden lokaal hogere schijngrondwaterstanden aangetroffen als gevolg van stagnerend regenwater op de slecht doorlatende klei- en veenlagen.
4004-0453-002.R01V03
Opdr. : Blz. :
4004-0453-002 6
Beoordeling ontwatering en grondwateroverlast Door de Gemeente is een rioleringstekening ter beschikking gesteld van de omgeving. Op basis van deze tekening wordt het volgende geconcludeerd: Er is sprake van een gemengd rioleringsstelsel; Voor zover bekend zijn alle verharde oppervlakken en dakoppervlakken aangesloten op het gemengd rioolstelsel; In de Drieboomlaan liggen 2 rioleringsstrengen (aan beide zijde van de straat). Het peil van de riolering langs de even huisnummers bedraagt ca. b.o.b. (=binnen onderkant buis) NAP -2,8 m. Het peil van de riolering langs de oneven huisnummers bedraagt ca. b.o.b. NAP -3,5 à -3,7 m; In de Binneblijfstraat ligt de riolering op ca. b.o.b. NAP -2,6 à -2,7 m; In de Merensstraat ligt de riolering op ca. b.o.b. NAP -2,7 à -2,9 m.; In de Merensstraat ligt een kokos-drainageleiding (Ø100 mm). De b.o.b. van deze drain is gelegen op ca. NAP -2,1 m. Onbekend is wat het instelniveau van de drain is. In de overige straten ligt (voor zover bekend) geen drainage. De benodigde ontwateringsdiepte in stedelijk gebied is afhankelijk van de terreininrichting en de diepte van de (ondergrondse) bouwdelen. Voor stedelijke gebieden worden veelal de volgende ontwateringsnormen gehanteerd: De ontwateringsdiepte voor de secundaire wegen bedraagt ten minste ca. 0,7 m beneden maaiveld; Om vochtoverlast in woonruimten met kruipruimten te voorkomen wordt de norm gehanteerd dat de grondwaterstand niet langer dan 2 dagen boven het niveau van bodem kruipruimte -0,20 m mag uitstijgen, uitgaande van een grofzandige kruipruimtebodem. Uitgaande van de voorschriften voor nieuwbouw uit het Bouwbesluit 2003 dient bij toepassing van een kruipruimte de constructie die de scheiding vormt tussen een verblijfsgebied en de kruipruimte waterdicht te zijn (art. 3.23); Voor bouwonderdelen die permanent of periodiek onder de grondwaterspiegel zijn gelegen, geldt dat deze waterdicht aangelegd dienen te worden. Structureel (te) hoge grondwaterstanden kunnen leiden tot schade aan verhardingen en plantsoenen en tot wateroverlast in woningen. Met name door stagnerend infiltrerend regenwater op slecht doorlatende bodemlagen kunnen freatische grondwaterstanden dermate hoog stijgen dat wateroverlast kan ontstaan. Toelichting ontwateringscriteria: De wegen t.pv. de Binneblijfstraat e.o. zijn geen druk bereden (hoofd)wegen. Ter plaatse van de wegen op projectlocatie wordt een minimale ontwateringsdiepte van ca. 0,7 m aangehouden. Op basis van de ingemeten maaiveldniveaus van ca. NAP -0,9 m à -1,3 m dient rekening te worden gehouden met een maatgevend ontwateringniveau in de wegen van ca. NAP -1,6 à -2,0 m; Om overlast in kruipruimten te voorkomen dient de grondwaterstand ca 0,2 m onder de kruipruimtebodem te worden beheerst. Er zijn geen kruipruimten aanwezig die bereikbaar zijn. Er is wel een geventileerde ruimte onder de houten vloer aanwezig. De diepte van deze ruimte onder de vloer is onbekend. Vooralsnog wordt een diepte aangehouden van ca. vloerpeil -0,5 m. Op basis van ingemeten maaiveldniveaus in het projectgebied wordt aangenomen dat kruipruimtebodemniveaus van ca. NAP -1,4 à -1,7 m kunnen voorkomen. Uitgaande van deze niveaus dient rekening te worden gehouden met een ontwateringniveau van NAP -1,6 à -1,9 m. 4004-0453-002.R01V03
Opdr. : Blz. :
4004-0453-002 7
Conclusie ontwatering Verwacht wordt dat het ontwateringsituatie van de kruipruimten en in de wegen gemiddeld voldoende is. In natte perioden kunnen de grondwaterstanden hoger stijgen, waardoor de ontwateringscriteria in de Merensstraat mogelijk worden overschreden. In de Binneblijfstraat en Drieboomlaan worden de ontwateringscriteria net niet overschreden. De overschrijding van het ontwateringscriteria in de Merensstraat bedraagt ca. 0,2 m. Naar verwachting staat er dan net niet een laag water in de kruipruimte van de woningen. Opgemerkt wordt dat de kruipruimten van de woningen niet zijn geïnspecteerd omdat deze niet toegankelijk zijn en dat daarom de exacte diepte van de kruipruimte onbekend is. Indien meer inzicht is gewenst in de exacte ontwateringscriteria en de eventuele overschrijding van de ontwateringscriteria dient de diepte van de kruipruimte te worden ingemeten. Tijdens de inspecties is geen grondwateroverlast waargenomen en is door de huidige bewoners aangegeven dat zij geen grondwateroverlast in de woningen ervaren. Daarnaast zijn de kruipruimten van de woningen voldoende geventileerd. De kruipruimten van de uitbouwen zijn niet geventileerd, maar hierbij bestaat de begane grondvloer uit beton waardoor een eventuele natte ruimte onder de vloer naar verwachting geen overlast veroorzaakt in de uitbouw. Op basis van de resultaten van de inspecties en de ontwateringscriteria wordt verwacht dat in het overgrote deel van de Binneblijfstraat e.o. op dit moment geen sprake is van grondwateroverlast. Mogelijk is er wel in de woningen aan de Merensstraat in natte periode sprake van lichte grondwateroverlast, hier worden namelijk de ontwateringscriteria overschreden. Doordat er echter sprake is van voldoende ventilatie van de kruipruimte hoeft dit niet te resulteren in overlast in de woning. Opgemerkt wordt dat de kruipruimten van de woningen niet zijn geïnspecteerd omdat deze niet toegankelijk zijn en dat daarom de exacte diepte van de kruipruimte onbekend is. Daarnaast betreffen de genoemde grondwaterstanden een inschatting op basis van peilbuizen op enige afstand van de Binneblijfstraat e.o. en van 2 peilbuizen in de Binneblijfstraat e.o. die 2 maal zijn opgenomen. Gezien de korte meetperiode van de peilbuizen in de Binneblijfstraat e.o. kunnen de maatgevende grondwaterstanden afwijken. Indien meer inzicht is gewenst in de exacte ontwateringscriteria en de eventuele overschrijding van de ontwateringscriteria dient de diepte van de kruipruimte te worden ingemeten en wordt geadviseerd om de 2 peilbuizen gedurende een langere periode te monitoren.
4004-0453-002.R01V03
Opdr. : Blz. :
4004-0453-002 8
6.
ONDERZOEK NAAR BOUWKUNDIGE EN CONSTRUCTIEVE STAAT
Door Berkhout Tros Bouwadviseurs b.v. en Hooyschuur architecten bna b.v. is op respectievelijk 22 en 29 februari 2012 onderzoek uitgevoerd naar de constructieve en bouwkundige staat van een aantal representatieve woningen. Het onderzoek bestond uit inspectie en beoordeling van de buitenzijde van de woningen. Daarnaast heeft bij een aantal woningen ook een inpandige inspectie plaatsgevonden. Analyse constructieve staat De kapconstructie van de woningen bestaat uit gordingen welke worden ondersteund door een houten spant. De eerste verdiepingsvloer en de begane grondvloer bestaan uit houten balklagen. De gevels en bouwmuren bestaan uit (steens)metselwerk. De fundering ‘op staal’ bestaat uit een betonnen sloof waarvan de onderzijde (aanlegdiepte) circa 0,5 m onder maaiveldniveau is gelegen. Tijdens de visuele opname is gebleken dat er veel scheurvorming in de voor- en achtergevels aanwezig is (zie ook onderstaande foto’s). Op diverse plaatsen is de scheurvorming in het verleden gerepareerd, maar desondanks weer opgetreden. Het scheefzakken is met name rondom de kozijnen goed zichtbaar.
Opgemerkt dient te worden dat de kopgevels (gevels met volledig gesloten metselwerk) van de woningen in de Merenstraat en Binnenblijfstraat geen (of nagenoeg geen) scheurvorming 4004-0453-002.R01V03
Opdr. : Blz. :
4004-0453-002 9
aanwezig is. Uit de resultaten van de lintvoegwaterpassing blijkt echter wel dat ook deze gevels aan zakking onderhevig zijn. Het relatieve stijve metselwerkvlak voorkomt echter het optreden van scheurvorming. Dit in tegenstelling van de voor- en achtergevels die, door de aanwezigheid van de nodige gevelopeningen wel gevoelig zijn voor zakkingen met daarbij gepaard gaande scheurvorming. De kwaliteit van de kapconstructie en 1e verdiepingsvloer zijn goed te noemen. Daar waar het hout zichtbaar was zijn geen afwijkingen gesignaleerd. De kwaliteit van de begane grond vloer is moeilijk vast te stellen. Er is geen bereikbare kruimruimte aanwezig. Echter er zijn geen klachten van slechte vloeren gesignaleerd. Over het algemeen is de constructieve staat van de woningen redelijk tot goed te noemen. De staat van de gevels is vrijwel bij alle woningen slecht. Dit is te wijten aan de wijze van fundatie. Uit de sonderingen blijkt dat er tot op grote diepte samendrukbare klei- en veenlagen aanwezig zijn. Deze lagen zijn zeer gevoelig voor dit type fundering. Ondanks dat de woningen decennia geleden gebouwd zijn, is niet uit te sluiten dat er in de toekomst opnieuw zakkingen (en verschil in zakkingen) op blijven treden. Reparatie van de gevels zullen daarom slechts een tijdelijk effect hebben. Analyse bouwkundige staat woningen complex A (Binneblijfstraat 1 t/m 4 en Merenstraat 59 t/m 85)
Dakwerk: - Herstelwerkzaamheden aan de pan bedekking noodzakelijk; - Herstelwerkzaamheden aan loodslabben noodzakelijk; - De goten verkeren in een redelijke staat; - Er zijn geen windveren of waterborden aanwezig maar kantpannen, deze vergen geen onderhoud; 4004-0453-002.R01V03
Opdr. : Blz. :
4004-0453-002 10
- De dakkapellen verkeren in een redelijke staat. Gevels: - Veel scheurvorming en scheefstand verzakkingen van gevels en kozijnen; - Herstelwerkzaamheden uit te voeren aan metselwerk en voegwerk; - In het verleden zijn al veel herstelwerkzaamheden aan het metselwerk uitgevoerd en gedeelten ook compleet vernieuwd; - De kozijnen zijn van een redelijke kwaliteit, het complex is recentelijk geschilderd; - Op de begane grond zijn de vaste glasvlakken in isolatieglas uitgevoerd, de draaiende delen ( klepramen ) en de kozijnen van de inpandige bergingen in enkelglas. Door verzakking van het gehele complex (de woningen zijn op staal gefundeerd) ligt de bovenzijde van de begane grondvloer nagenoeg gelijk met het straatpeil. Dit heeft als gevolg dat de oorspronkelijke ventilatie openingen van de kruipruimten zich voor het grootste gedeelte onder het straatniveau bevinden. Voor de ventilatie van de kruipruimten zijn hiervoor dan ook nieuwe (renovatie) roosters aangebracht. De bergingen zijn prefab betonnen bergingen en verkeren in een goede staat. Binnenwerk van de woningen Bij de renovatie in 1979 zijn alle plafonds vervangen door gipsplaten plafonds en alle binnendeurkozijnen en deuren vervangen door nieuwe binnendeurkozijnen met opdekdeuren. Tevens zijn toen alle installaties vernieuwd, evenals de keukens, badkamers en toiletten (de wanden t.p.v. het aanrecht, die van de toiletten en en de wanden en vloeren van de badkamers zijn toen voorzien van vinylbekleding). Inmiddels zijn de meeste vinylbekledingen vervangen door tegelwerk. Verder geldt: - De plafonds verkeren in een goede staat; - De binnendeuren verkeren in een redelijke staat; - De elektrische installatie is gedateerd (drie groepen stoppenkast); - Het sanitair van toilet en badkamer is in een redelijke staat; - De ventilatie in de woningen is, al sinds de renovatie van 35 jaar geleden, onvoldoende; - Bij de plafonds op de verdieping zijn 40mm dikke glaswoldekens aangebracht; - Tegen schuine dakvlakken en bouwmuren zijn eveneens gipsplaten met glaswoldekens aangebracht; - Bewoners klagen wel over kou vanuit de ongeïsoleerde inpandige berging; - Door de diverse verzakkingen door het gehele complex heen is er veel scheefstand van de vloeren ontstaan zowel op de begane grond als op de verdieping; - De kwaliteit van de begane grondvloeren kon niet gecontroleerd worden omdat de kruipruimten niet toegankelijk zijn, er bevindt zich alleen een vloerluik achter de voordeur t.p.v. de meterput. - De geïnspecteerde putten waren niet vochtig er zijn geen klachten over (optrekkend) vocht. Conclusie: De algemene staat van de woningen inpandig varieert van goed tot matig. De algemene staat van het casco varieert van matig tot slecht, deze negatieve kwalificering komt met name door de slechte kwaliteit van de fundering en het gevelmetselwerk in combinatie met de scheefstand en verzakkingen van het complex.
4004-0453-002.R01V03
Opdr. : Blz. :
4004-0453-002 11
Analyse bouwkundige staat woningen complex B (Binneblijfstraat 5 t/m 16 en Driebomenlaan 56 t/m 70)
Dakwerk: - Het dakwerk verkeerd in een goede staat; - De goten verkeren in een redelijke staat; - Er zijn geen windveren of waterborden aanwezig maar kantpannen, deze vergen geen onderhoud; - De dakkapellen verkeren in een redelijke staat. Gevels: Scheurvorming en scheefstand bevinden zich hoofdzakelijk in en ter plaatse van de kopgevels. Waarschijnlijk is de aanlegbreedte van de fundering t.p.v. de kopgevels, die over twee verdiepingen is opgemetseld, even breed als die van de gemetselde voor- en achtergevels die (maar) tot de eerste verdieping zijn opgemetseld. Hierdoor ontstaat er ongelijke zetting op de fundering met verzakkingen en scheurvorming tot gevolg. Ter toelichting: het gaat hier om blokjes woningen van vier onder een kap, met een lage voor- en achtergevel en hoog opgemetselde kopgevels. Herstelwerkzaamheden uit te voeren aan metselwerk en voegwerk. De in het verleden uitgevoerde herstelwerkzaamheden aan de gemetselde kopgevels (o.a. het dichtzetten van verticale scheuren) zijn nog redelijk goed geconsolideerd. 4004-0453-002.R01V03
Opdr. : Blz. :
4004-0453-002 12
De kozijnen zijn van een redelijke kwaliteit, het complex is recentelijk geschilderd. Op de begane grond zijn de vaste glasvlakken in isolatieglas uitgevoerd, de draaiende delen (klepramen) en de kozijnen van de uitpandige bergingen in enkelglas. In tegenstelling tot de andere 2 straten, ligt het niveau van de begane grondvloeren circa 10 cm boven het maaiveld wat aangeeft dat dit complex minder verzakt is. Hierdoor zijn ook de ventilatie openingen t.b.v. de kruipruimten nog redelijk zichtbaar. Desondanks zijn er ook in dit complex nieuwe (renovatie) roosters voor de ventilatie van de kruipruimten aangebracht. Binnenwerk van de woningen: Bij de renovatie in 1979 zijn alle plafonds vervangen door gipsplaten plafonds en alle binnendeurkozijnen en deuren vervangen door nieuwe binnendeurkozijnen met opdekdeuren. Tevens zijn toen alle installaties vernieuwd, evenals de keukens badkamers en toiletten (de wanden t.p.v. het aanrecht, die van de toiletten en en de wanden en vloeren van de badkamers zijn toen voorzien van vinylbekleding). Inmiddels zijn de meeste vinylbekledingen vervangen door tegelwerk. Verder geldt: - De plafonds verkeren in een goede staat; - De binnendeuren verkeren in een redelijke staat; - De elektrische installatie is gedateerd (drie groepen stoppenkast); - Het sanitair van toilet en badkamer is in een redelijke staat; - De ventilatie in de woningen is, al sinds de renovatie van 35 jaar geleden, onvoldoende; - Bij de plafonds op de verdieping zijn 40mm dikke glaswoldekens aangebracht; - Tegen schuine dakvlakken en bouwmuren zijn eveneens gipsplaten met glaswoldekens aangebracht; - Bewoners klagen wel over kou vanuit de ongeïsoleerde uitpandige berging; - Door de diverse verzakkingen door het gehele complex heen is er wel scheefstand van de vloeren ontstaan zowel op de begane grond als op de verdieping, echter in mindere mate dan bij de andere 2 straten; - De kwaliteit van de begane grondvloeren kon niet gecontroleerd worden omdat de kruipruimten niet toegankelijk zijn, er bevindt zich alleen een vloerluik achter de voordeur t.p.v. de meterput; - De geïnspecteerde putten waren niet vochtig er zijn geen klachten over (optrekkend) vocht. De bewoner van Drieboomlaan 60 heeft zelfs een luchtbevochtiger aangeschaft i.v.m. de te lage luchtvochtigheidsgraad in de woning. Conclusie: - De inpandige staat van de woningen is van redelijk tot goed; - De algemene staat van het casco varieert van redelijk tot matig - De kwalificatie matig is het gevolg van de twijfelachtige toestand van de fundering en met name die van de hoekwoningen de nieuw uitgevoerde metingen dienen hier uitsluitsel over te geven. Door monitoring (d.m.v. herhalingsmetingen) van de verzakte kopgevels krijgt men inzicht in het tempo waarop het verzakkingsproces zich voltrekt. Gewichtsberekening Door BerkhoutTros Bouwadviseurs B.V. is daarnaast een globale gewichtsberekening uitgevoerd waarbij de verticale belasting onder de funderingsstroken is bepaald. De totale belasting als gevolg van het eigen gewicht van het dak, de eerste verdiepingsvloer en 4004-0453-002.R01V03
Opdr. : Blz. :
4004-0453-002 13
begane grondvloer, de bouwmuren, de funderingssloof en de veranderlijke belastingen bedraagt 47 kN/m. Dit betreft een karakteristieke waarde. Voor het bepalen van de rekenwaarde van de belasting dient een veiligheidsfactor te worden toegepast. Volgens de huidige veiligheidsnormen (bij nieuwbouw) bedraagt deze 1,35 echter bij bestaande bouw is het gebruikelijk een gereduceerde factor van 1,1 tot 1,2 toe te passen. Dit resulteert in een rekenwaarde van de belasting van ca. 54 kN/m (bestaande bouw) tot ca. 63 kN/m op basis van de huidige veiligheidsnormen. Funderingsanalyse Door Fugro is conform de huidige normen (NEN 9997-1) de draagkracht van de fundering bepaald. Aan de hand van het door Berkhout Tros aangeleverde gewicht van de huizen is bepaald of de funderingen aan de hedendaagse normen voldoen. Hierbij dient in de uiterste grenstoestand (UGT) de rekenwaarde van de belasting (Vd) kleiner te zijn dan de rekenwaarde van de draagkracht (Rd). Voor de draagkrachtberekening van de fundering zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: Strookfundering variërend van ca. 0,5 m tot ca. 0,7 m breedte; Aanlegniveau fundering variëren van ca. NAP -1,2 tot ca. NAP -1,7 m, overeenkomende met 0,5 m à 0,65 m beneden maaiveldniveau; De woningen zijn voorzien van een kruipruimte; De gronddekking (naast de fundering in de kruipruimte) is niet exact bekend, echter op basis van de archieftekeningen kan deze variëren tussen 0 m (t.p.v. de Merensstraat) en ca. 0,4 m (t.p.v. de Drieboomlaan) zand; Horizontaal maaiveld, alsmede van verticaal en centrisch aangrijpende belastingen; De grondwaterstand is aangehouden op NAP -2,0 m. In tabel 6-1 zijn de rekenwaarden van de draagkracht (Rd) gepresenteerd. tabel 6-1 : Rekenwaarde draagkracht strookfundering (UGT) Put nr. Locatie Strookbreedte B [m]
Draagkracht Rd in kN/m¹ gronddekking d=0m
gronddekking d = 0,2 m
gronddekking d = 0,4 m
1
Merensstraat 65
Ca. 0,65
Ca. 25
Ca. 45
Ca. 65
2
Merensstraat 69-71
Ca. 0,7
Ca. 25
Ca. 55
Ca. 85
3
Drieboomlaan 70
Ca. 0,5
Ca. 20
Ca. 35
Ca. 50
De resultaten van de draagkrachtberekening laten zien dat de rekenwaarde van de draagkracht afhankelijk is van de strookbreedte van de fundering en de gronddekking (naast de fundering in de kruipruimte). Geconcludeerd kan worden dat over het algemeen de rekenwaarde van de draagkracht lager is dan de rekenwaarde van de belasting, en derhalve niet wordt voldaan aan de hedendaagse veiligheidsnormen.
4004-0453-002.R01V03
Opdr. : Blz. :
4004-0453-002 14
7.
BEGRIPPEN EN DEFINITIES
Afschot: b.o.b.: Casco: Freatische grondwaterstand: Fundering op staal: Handboring: Latei: Lintvoeg: Lintvoegwaterpassing: Maaiveld: Meetbout: NAP:
Peilbuis: Poer: Rollaag: Rotatie: Schade, architectonisch: Schade, constructief:
Scheefstand: Sloof: Sondering:
4004-0453-002.R01V03
Bewust aangebrachte helling van een vlak of leiding, voor het doen af- of weglopen van vloeistof. Binnen onderkant buis Dragende constructie van een woning inclusief de delen om het wind- en waterdicht te maken. Grondwaterstand in het bovenste pakket van de bodem waarboven de waterstand de gewone luchtdruk heeft. Fundering zonder palen op stuit of kleef, waarbij gemetselde of betonnen funderingsstroken of platen direct op de onderliggende grond rust. Ook aangeduid als "ondiepe fundering". Een boring in de grond die met de hand is uitgevoerd soort balk (van bv. beton, staal of hout) of gemetselde rollaag in muur boven deur- en raamkozijnen en andere openingen. doorgaande horizontale voeg in metselwerk. Wordt ook wel langsvoeg of strekvoeg genoemd meting van de hoogteligging ter plaatse van de bovenkant van de steen van de horizontaal aangelegde voeg. het vlak gevormd door de bovenkant van de grond of de bestrating een in een gevel van een gebouw geplaatste bout voor het uitvoeren van hoogtemetingen (bv. t.b.v. zakkingmetingen). Normaal Amsterdams Peil: vaste hoogte, die geldt voor geheel Nederland en is vastgelegd door middel van officiële hoogtemerken. Alle hoogtes, niveaus en peilen worden aangegeven ten opzichte van NAP In de grond geplaatste (pvc-)buis met een filter aan de onderzijde om de grondwaterstand te kunnen meten. Blokvormig (betonnen of metselwerk) deel van een fundering Een rollaag is een rij op hun kant gemetselde stenen, meestal een halve steen hoog, soms één steen hoog. Zakking gedeeld door de afstand waarover de zakking gemeten is. oppervlakkige schade die betrekkelijk eenvoudig is te herstellen, zoals beperkte scheurvorming, klemmende ramen en/of deuren. Schade aan de dragende constructie, zoals bv. door grote scheuren door zakking(sverschillen), uit het lood staande muren, gebroken ruiten, lekkages, etc. Hierbij kan er sprake zijn van instabiliteit en is mogelijk de veiligheid in het geding. Zakking uitgedrukt in mm scheefstand per m hoogte. Wordt ook wel uit het lood staan genoemd. Funderingsbalk of –plaat. Het in de grond drukken van een stalen stang met kegelvormige punt met sensoren waarmee de eigenschappen van de ondergrond nader kunnen worden vastgesteld. Opdr. : Blz. :
4004-0453-002 15
Strokenfundering: Trasraam: Vloerwaterpassing: Waterbord:
Waterpassing: Windveer:
Zakking: Zakkingsverschil: Zetting: Zettingsverschil:
4004-0453-002.R01V03
Fundering op staal in de vorm van strookvormige elementen. Het waterdichte metselwerk in muren tegen het optrekken van grondvocht (ook wel cementraam genoemd). Meting van de scheefstanden (ten opzichte van een horizontaal vlak) van de vloeren in een pand. Geeft mate van zakking aan daar vloeren horizontaal zijn aangebracht. Een waterbord is een bouwkundige voorziening die ertoe dient dat tussen de windveer en de dakbedekking geen water naar binnen kan komen. Het waterbord wordt uitgevoerd als een simpele plank die de dakrand volgt en enigszins schuin achterover helt. Ze dekt de naad tussen de windveer en de dakbedekking af. Het opmeten van hoogteverschillen tussen twee of meerdere punten met behulp van een waterpasinstrument en een baak. Een windveer is een bouwkundige inrichting die ervoor zorgt dat wind en regen niet onder de dakbedekking kunnen komen. De windveer bevindt zich gewoonlijk onder het waterbord en kan bestaan uit een eenvoudige plank die de daklijst volgt. Afstand waarover een bouwelement is gezakt ten opzichte van een eerdere of oorspronkelijke positie. Verschil in zakking tussen of binnen panden. Verticale vervorming van de grond onder invloed van een bepaalde belasting. Verschil in zakking tussen of binnen panden die uitsluitend door bodemvervorming worden veroorzaakt
Opdr. : Blz. :
4004-0453-002 16
1
BIJLAGE 2: GROND(WATER)ONDERZOEK
Opdr. : Blz. :
4004-0453-002 1
Programma Voor het verkrijgen van inzicht in de bodemopbouw en hoogte van de grondwaterstanden is het volgende grondonderzoek uitgevoerd: 4 sonderingen met meting van de plaatselijke wrijvingsweerstand tot circa 25 m diepte; 7 handboringen tot circa 3 m diepte; plaatsing van 2 ondiepe peilbuizen. Alle sondeer- en boorlocaties zijn uitgezet en gewaterpast ten opzichte van NAP en zijn weergegeven op de situatietekening in bijlage 1. Voor een verklaring van de op de situatietekening gebruikte tekens en symbolen wordt verwezen naar de bijlage "Legenda Terreinproeven en Grondsoorten". Voor de waterpassing is een NAP-bout als uitgangspunt voor de hoogte gehanteerd. De hoogtebepaling van de sondeer- en boorlocaties in het terrein is uitgevoerd met als doel de bodemopbouw te refereren aan een vaste referentiehoogte. De gerapporteerde hoogtes zijn niet geschikt voor andere doeleinden dan dit onderzoek. Uitvoering sonderingen De sonderingen zijn uitgevoerd met de elektrische Fugro-kleefmantelconus conform norm NEN 5140, klasse 2. Een beschrijving van de gevolgde meet- en registratiemethode is gegeven in de bijlage "Continu Elektrisch Sonderen". De conus is voorzien van een hellingmeter. In de sondeergrafieken is de diepte gecorrigeerd voor de gemeten afwijking van de verticaal. De resultaten van de sonderingen zijn getekend op de grafieken DKM1 t/m DKM4 waarop de diepte is uitgezet in meters ten opzichte van NAP. Op de grafieken van de sonderingen is het wrijvingsgetal weergegeven. Dit is de verhouding tussen de plaatselijke wrijvingsweerstand en de conusweerstand. Empirisch is vastgesteld dat het wrijvingsgetal een nauwe relatie heeft met de grondsoort, zodat een goede indicatie van de laagopbouw is verkregen. De sonderingen zijn uitgewerkt met een interpretatie van het wrijvingsgetal voor identificatie van de bodemlagen. De identificatie van de bodemlagen is uitgevoerd volgens Robertson (1990), die door Fugro is aangepast aan de Nederlandse omstandigheden. Voor achtergronden en beperkingen wordt verwezen naar de bijlage "Continu Elektrisch Sonderen”. De identificatie is indicatief en alleen geldig voor lagen onder de grondwaterstand. Uitvoering handboringen en plaatsing peilbuizen Ter verkenning van de toplagen en de actuele grondwaterstand zijn 7 handboringen uitgevoerd, waarbij het opgeboorde materiaal is geclassificeerd volgens norm NEN 5104. De resultaten de uitgevoerde handboringen zijn weergegeven op boorstaten HB1 t/m HB7 waarop de diepte is uitgezet in meters ten opzichte van NAP. In de handboorgaten van HB3 en HB6 zijn peilbuizen geplaatst conform norm NEN 5120 met de onderkant van het filters op respectievelijk NAP -0,93 en NAP -1,12 m. De locaties van de peilbuizen zijn aangegeven op de situatietekening (bijlage 1).
Opdr. : Blz. :
4004-0453-002 2
Resultaten en conclusies Op basis van het uitgevoerde grondonderzoek wordt verwacht dat het maaiveldniveau ter plaatse van de Drieboomlaan en de Binneblijfstraat varieert tussen NAP -0,9 m en -1,0 m. Het maaiveldniveau in de Merensstraat is iets lager, dit varieert tussen NAP -1,1 m en -1,3 m. Het niveau van NAP -1,3 m is enkel aangetroffen ter hoogte van Merensstraat 83/85. Op basis van het grondonderzoek kan de bodemgesteldheid globaal worden geschematiseerd zoals in de volgende tabel is weergegeven. Diepte bovenkant laag in m t.o.v. NAP
Bodembeschrijving
-0,9 à -1,00
ZAND, los gepakt
-1,20 à -2,00
KLEI
ca. -4,00
VEEN
ca. -4,50
KLEI, siltig
ca. -7,00
KLEI, zandig
ca. -10,00
ZAND, kleiig
ca. -18,00
ZAND, matig vast tot vastgepakt
ca. -25,00
Maximaal verkende diepte
In het projectgebied bevindt zich tot ca. NAP -18,0 een zeer slecht doorlatende klei- / veenlaag. Tussen NAP -11,0 m en NAP -15,0 m worden zanderigere lagen aangetroffen. Het eerste watervoerend pakket bevindt zich onder NAP -18,0 m en bestaat uit goed doorlatende zandige afzettingen tot een diepte van ca. NAP -25,0 à -30,0 m. Direct nabij de Binneblijfstraat e.o. is geen oppervlaktewater aanwezig. Ca. 100 meter ten zuiden van de Binneblijfstraat (naast de spoorlijn) is een sloot gelegen. Het peil van deze sloot is ca. NAP -2,1 m (bron: gemeente Hoorn). In de Merensstraat ligt drainage, in de overige straten niet. Informatie over de freatische grondwaterstanden en stijghoogten in de deklaag zijn verkregen uit de door Fugro geplaatste peilbuizen en langjarige gegevens uit het grondwatermeetnet van TNO en de Gemeente Hoorn. In de volgende tabel zijn de gemeten grondwaterstanden in de op de locatie geplaatste peilbuizen opgenomen. In deze tabel zijn ook de peilbuisgegevens weergegeven. Peilbuis
Bovenkant peilbuis
Filterafstelling [m t.o.v. NAP]
Laag
HB3
NAP -0,87 m
-2,9 / -3,9
HB6
NAP -1,07 m
-3,1 / -4,1
Grondwaterstand/stijghoogte 20-2-2012*
22-2-2012
26-3-2012
1
-
NAP -1,97 m
NAP -2,13 m
1
NAP -1,95 m
NAP -1,86 m
NAP -1,98 m
* Deze grondwaterstand en stijghoogte zijn op de dag van plaatsing van de peilbuis gemeten, waardoor de natuurlijke grondwaterstand mogelijk nog niet is hersteld.
Opdr. : Blz. :
4004-0453-002 3
Om inzicht te krijgen in de fluctuatie van de grondwaterstand en stijghoogte in de omgeving van de locatie zijn grondwaterstandsgegevens opgevraagd bij de Gemeente Hoorn. De peilbuislocaties zijn weergegeven in onderstaand figuur.
PB 148
PB 92
PB 135
De door de Gemeente ter beschikking gestelde metingen (van 2006 tot 2010) zijn opgenomen in de bijlage. Een samenvatting van de grondwaterstandsgegevens van de Gemeente Hoorn is weergegeven in de volgende tabel. Peilbuisgegevens Gemeente Hoorn, periode 2006 tot 2010 Nr. peilbuis
Filterafstelling van - tot (m t.o.v. NAP)
Peilbuis 92
Stijghoogten (m t.o.v. NAP) ca. Hoge
Gemiddelde
Lage
Onbekend (freatisch)
-1,6
-2,4
-2,8
Peilbuis 135
Onbekend (freatisch)
-1,7
-1,9
-2,2
Peilbuis 148
Onbekend (freatisch)
-1,7
-2,4
-2,6
Op basis van de in de tabel gepresenteerde gegevens kan het volgende worden opgemerkt: De peilbuizen van de Gemeente staan op enige afstand van de Binneblijfstraat e.o.; De filterafstelling en de bodemopbouw ter plaatse van de peilbuizen van de gemeente Hoorn zijn onbekend. Verwacht wordt dat de filters van de peilbuizen van de gemeente Hoorn in de deklaag zijn geplaatst en de freatische grondwaterstand meten; Op basis van deze gegevens wordt verwacht dat de grondwaterstanden kunnen stijgen tot ca. NAP -1,6 m en kunnen dalen tot ca. NAP -2,2 m à -2,8 m; Deze grondwaterstanden zijn lager dan het oppervlaktewaterpeil. Mogelijk worden deze grondwaterstanden gedraineerd (drainage of lekke riolering). Opdr. : Blz. :
4004-0453-002 4
Een samenvatting van de verwachte maatgevende hoge, lage en gemiddelde stijghoogte in de peilbuizen van TNO in de meetperiode van 1970 tot 2008 is weergegeven in tabel 4-4. De ligging van de peilbuizen in opgenomen in de bijlage. De in onderstaande tabel opgenomen waarden zijn afgeleid uit de tijd-stijghoogtegrafieken die zijn weergegeven in de bijlage. Peilbuisgegevens TNO, periode 1970 tot 2008 Nr. peilbuis
Filterafstelling van - tot (m t.o.v. NAP)
B19F003501 B19F008801
Stijghoogten (m t.o.v. NAP) ca. Hoge
Gemiddelde
Lage
-24,60 tot -25,60
-2,3
-2,5
-2,6
-24,95 tot -25,95
-2,3
-2,5
-2,7
Op basis van de in de tabel gepresenteerde gegevens en de grondwaterkaart van Nederland kan het volgende worden opgemerkt: De TNO peilbuis B19F0258 staat het dichtst bij de locatie. De filterafstelling van deze peilbuis is echter onbekend en de meetgegevens zijn daardoor onbruikbaar. De filters van B19F0262, B19F263 en B19F0264 staan afgesteld in de deklaag, echter deze filters staan aan de overzijde van een brede watergang. Daardoor zijn deze meetgegevens niet bruikbaar; De filters van B19F003501 en B19F008801 staan afgesteld in het eerste watervoerende pakket; Op basis van de stijghoogten opgenomen in tabel 4 en de Grondwaterkaart van Nederland wordt verwacht dat de stijghoogte in het 1e watervoerende pakket kan stijgen tot ca. NAP -2,3 m; Op basis van de grondwaterkaart van Nederland wordt ter plaatse van de projectlocatie in het 1e watervoerende pakket een stroming richting het noordoosten verwacht.
Opdr. : Blz. :
4004-0453-002 5
CONTINU ELEKTRISCH SONDEREN Meettechniek De standaard bij Fugro toegepaste conus is de “elektrische kleefmantelconus”, waarmee zowel de conusweerstand als de plaatselijke wrijvingsweerstand gelijktijdig wordt gemeten. Bij het uitvoeren van een sondering conform NEN 5140 wordt de puntweerstand gemeten, die moet worden overwonnen om een conus met een tophoek van 600 en een basisoppervlak van 1000 mm2 met een constante snelheid van ca 20 mm/s in de bodem te drukken. Voor de meting van de wrijvingsweerstand is een mantel met een oppervlak van 15000 mm2 boven de punt aangebracht. De druk op de conuspunt (conusweerstand in MPa) en de wrijving langs de kleefmantel (plaatselijke wrijvingsweerstand in MPa) worden door rekstroken in de conus continu gemeten. Volgens NEN 5140 mag het basisoppervlak van de conus tussen 500 en 2000 mm2 variëren zonder dat correctiefactoren op de meetresultaten behoeven te worden toegepast. Fugro sonderingen worden standaard uitgevoerd met een sondeerconus met een basisoppervlak van 1500 mm2 en een manteloppervlak van 20000 mm2. Veelal wordt gebruik gemaakt van een kortere conus waarbij in afwijking van NEN 5140 het cilindrische deel vanaf de conuspunt een lengte heeft van 230 mm in plaats van de genormeerde lengte van 400 mm. Onderzoek (1) heeft aangetoond, dat de invloed van de lengte van de conus op het sondeerresultaat verwaarloosbaar is, terwijl met een kortere conus met minder risico een grotere sondeerdiepte kan worden bereikt. De meetsignalen worden digitaal via een kabel of draadloos naar een elektrische meeteenheid gestuurd en tezamen met de diepte en de tijd in een computer opgeslagen. Definitieve verwerking vindt daarna op kantoor plaats, waarbij de gemeten parameters tegen de diepte in grafiekvorm wordt uitgewerkt. Door continue registratie van de gemeten conus- en wrijvingsweerstand wordt een nauwkeurig beeld van de gelaagdheid en de vastheid van de bodem verkregen. In de elektrische conus is standaard een hellingmeter ingebouwd waarmee tijdens het sonderen de afwijking van de conus met de verticaal wordt geregistreerd. Onjuiste diepteaanduiding als gevolg van “krom sonderen” wordt hiermee voorkomen. Afhankelijk van de sondeerklasse wordt de diepte hiervoor gecorrigeerd. Interpretatie van de sonderingen met plaatselijke wrijvingsweerstand Meting van zowel de conusweerstand qc als de plaatselijke wrijvingsweerstand fs maakt het mogelijk het wrijvingsgetal Rf te berekenen. Het wrijvingsgetal wordt gedefinieerd als het quotiënt van de plaatselijke wrijving en de op gelijke diepte gemeten conusweerstand, vermenigvuldigd met een factor 100. Hierbij wordt rekening gehouden met laagscheidingen ter hoogte van de mantel. Het wrijvingsgetal geeft samen met de conusweerstand over het algemeen een goed beeld van de bodemopbouw beneden de grondwaterspiegel. In de onderstaande tabel zijn enige kenmerkende waarden van het wrijvingsgetal aangegeven. Met nadruk dient te worden gesteld dat deze waarden slechts indicatief zijn en getoetst dienen te worden aan boringen of lokale ervaring en uitsluitend gelden voor de cilindrische elektrische conus. grondsoort wrijvingsgetal
grondsoort wrijvingsgetal
Grind, grof zand 0,2 – 0,6 Zand 0,6 – 1,2
Klei 3,0 – 5,0 Potklei 5,0 – 7,0
Silt, leem, löss 1,2 – 4,0
Veen 5,0 – 10,0
In geroerde grond en in grond boven de grondwaterspiegel kunnen grote afwijkingen ten opzichte van de genoemde waarden voorkomen. Presentatie sondeergegevens De sonderingen zijn uitgewerkt met een interpretatie van het wrijvingsgetal voor identificatie van de bodemlagen. De identificatie van de bodemlagen is uitgevoerd volgens Robertson [1990] (2), die door Fugro is aangepast aan de Nederlandse omstandigheden. Bij deze interpretatie wordt uitgegaan van de genormaliseerde waarden van de conusweerstand nQc en wrijvingsgetal nRf als ingangsparameters. 1
) Lunne en Powell, A comparison of different sized piezocones in UK clays. ) Robertson, P.K. [1990] “Soil Classification using the cone penetration test”. Canadian Geotechnical Journal, 27(1), 151-8
2
MB01
datum: 01-04-2012
1-4
CONTINU ELEKTRISCH SONDEREN De genormaliseerde waarden van de conusweerstand nQc en wrijvingsgetal nRf worden als volgt berekend: Genormaliseerde conusweerstand:
nQc =
qt − σ v 0 σ 'v 0
Genormaliseerd wrijvingsgetal:
nR f =
100 ⋅ f s qt − σ vo
Waarin: σ’v0
=
σv0
=
qt
=
β
=
α
=
u1 u2 u0 fs
= = = =
de effectieve verticale korrelspanning uitgaande van het effectieve volumiek gewicht dat per bodemlaag wordt bepaald. de verticale grondspanning uitgaande van het volumiek gewicht dat per bodemlaag wordt bepaald. gemeten conusweerstand (qc) gecorrigeerd voor de waterspanning: qc + (1-α){β(u1 - u0) + u0 } of qc + (1-α)u2 (respectievelijk voor een filter in de punt (u1) en een filter direct achter de conuspunt (u2)); factor voor de verschillende grondsoorten voor omrekening van u1 naar u2; meestal wordt hiervoor aangehouden 0,8; netto oppervlakteverhouding coëfficiënt van de conus i.v.m. spleet achter de conuspunt; de gemeten waterdruk bij een filterplaatsing in de punt; de gemeten waterdruk bij een filterplaatsing achter de punt; de hydrostatische stijghoogte gemeten plaatselijke wrijvingsweerstand.
In geval er geen waterspanning is gemeten, wordt voor qt de waarde van qc gebruikt. Voor de grondsoorten, die specifiek zijn voor de Nederlandse ondergrond condities, zijn in de Bodem Classificatiegrafiek van Robertson [1990] twee aanpassingen gedaan om de Nederlandse situatie beter te beschrijven: • Gebieden 4 en 5 zijn anders ingedeeld, zodat losgepakte zanden en ondiepe kleilagen beter worden geïnterpreteerd. Deze aanpassingen zijn in de figuur op de volgende pagina weergegeven. • Bovendien is een extra voorwaarde ingebracht om Holocene veenlagen goed te kunnen classificeren. Voor qc < 1,5 MPa en Rf > 5 % wordt de grond als veen geclassificeerd.
MB01
datum: 01-04-2012
2-4
CONTINU ELEKTRISCH SONDEREN
Voor een aantal specifieke grondtypen, zoals bijvoorbeeld potklei, Boomse klei, overgeconsolideerd veen en glauconiethoudend zand is tevens het classificatie gebied aangegeven. Deze stemmen niet direct overeen met de benamingen van gebieden een tot en met negen. De identificatie is indicatief en alleen geldig voor lagen onder de grondwaterstand. De resultaten dienen te worden geverifieerd met boringen of geologische informatie. Uitgedroogde cohesieve toplagen geven een te hoge waarde geven voor het wrijvingsgetal, daardoor worden bijvoorbeeld uitgedroogde kleilagen mogelijk onterecht geïnterpreteerd als veenlagen. Ook is de correlatie voor de toplagen minder betrouwbaar vanwege het lage effectieve spanningsniveau in deze lagen. Andere conustypen Naast de meting van conusweerstand en plaatselijke wrijving is het mogelijk extra (combinaties van) metingen uit te voeren. In onderstaand schema zijn enkele mogelijkheden aangegeven. Indien gewenst kan nadere informatie over metingen en toepassingsmogelijkheden worden verschaft.
MB01
datum: 01-04-2012
3-4
CONTINU ELEKTRISCH SONDEREN type meting
Meetresultaten
toepassingsmogelijkheden
waterspanning
waterspanning ter plaatse van de punt
magnetometer
Magnetische veldsterkte in 3 orthogonale richtingen (X,Y,Z)
geleidbaarheid
elektrische geleiding grond en grondwater
temperatuur
temperatuurmeting op verschillende diepten
schuifgolfsnelheid (seismisch) versnelling
dynamische bodemparameters op verschillende diepten versnellingen op verschillende diepten
registreren waterremmende lagen indicatie stijghoogte grondwater classificatie / gelaagdheid bodem Blindganger onderzoek, onderzoek ligging obstakels ( (stalen leidingen), grondankers), onderzoek paalpunt niveau / schoorstand funderingspalen, onderzoek ligging onderzijde stalen damwanden indicatie waterkwaliteit / zoet - zout water grens onderzoek verspreiding verontreiniging warmteoverdracht in de bodem bepaling temperatuurgradiënt machinefunderingen, windturbinefunderingen
CPM (conuspressiometer) MIP (membrane interface probe)
spannings-rek-gedrag en sterkte in situ verticale verspreiding van vluchtige (gechloreerde) koolwaterstoffen
bepaling grondstijfheid, horizontale korrelspanning, ongedraineerde schuifweerstand en relatieve dichtheid bestudering zak/drijflagen en/of verontreinigingen met vluchtige (gechloreerde) koolwaterstoffen
ROST (rapid optical screening tool) video
verticale verspreiding van (aromatische) koolwaterstoffen videobeeld van de grond bij het passeren van de conus
bestudering zak/drijflagen en/of verontreinigingen met (aromatische) koolwaterstoffen nadere geotechnische classificatie / structuur informatie over bodemverontreiniging (verkleuring)
heitrillingen / verkeerstrillingen
Klassenindeling NEN 5140 De Nederlandse norm gaat uit van vier kwaliteitsklassen. Voorafgaand aan de uitvoering dient een keuze te worden gemaakt binnen welke kwaliteitsklasse het werk minimaal uitgevoerd moet worden. De klassenindeling heeft voornamelijk betrekking op de nauwkeurigheid van de gemeten conusweerstand, plaatselijke wrijvingsweerstand en diepte, zoals blijkt uit de onderstaande tabel. klasse 1
2
3
4
meetgrootheid Conusweerstand
toelaatbare meetonzekerheid 0,05 MPa of 3%
Plaatselijke wrijvingsweerstand Helling Sondeerdiepte Conusweerstand Plaatselijke wrijvingsweerstand Helling Sondeerdiepte
0,01 MPa of 10% o 2 0,2 m of 1 % 0,25 MPa of 5% 0,05 MPa of 15% o 2 0,2 m of 2 %
Conusweerstand Plaatselijke wrijvingsweerstand Helling Sondeerdiepte Conusweerstand Plaatselijke wrijvingsweerstand
0,5 MPa of 5% 0,05 MPa of 20% o 5 0,2 m of 2 % 0,5 MPa of 5% 0,05 MPa of 20%
meetinterval 20 mm
50 mm
100 mm
100 mm
Sondeerlengte 0,1 m of 1% Opmerking: De toelaatbare meetonzekerheid is de grotere waarde van de absolute meetonzekerheid en de relatieve meetonzekerheid. De relatieve meetonzekerheid geldt voor de meetwaarde en niet voor het meetbereik.
Voor projecten, waarbij parameters op basis van Tabel 2.b NEN 9997-1 worden afgeleid, is een hoge nauwkeurigheidsklasse gewenst. Het is in slappe grondlagen met lage conusweerstand extra moeilijk om aan de eisen van klassen 1 en 2 te voldoen. Dit in tegenstelling tot grondsoorten met hoge conusweerstand. Het bij Fugro gehanteerde meetsysteem voor sonderen is bijzonder nauwkeurig door strikte kwaliteitscontroles en calibraties. Fugro sonderingen vallen dan ook standaard in klasse 2. Klasse 1 sonderingen dienen alleen voor calibratiedoeleinden en wetenschappelijk onderzoek. Bij routinematige sonderingen kunnen de specificaties van klasse 1 sonderingen alleen door aanvullende maatregelen worden benaderd.
MB01
datum: 01-04-2012
4-4
Wrijvingsweerstand,fs [MPa] .0 .1
8
.3 10 -1.03 -1.13
-2
2.00 m voorgeboord -1.63 -2.53
-3 Diepte t.o.v. NAP [m]
UNIPLOT 05.18.nl / QcFsClass-N3.cmd / 2012-03-02 08:55:43
-1
0 2 4 6 Conusweerstand,qc [MPa]
.2
12
.4 14
16
.5 18
20
10 22
24
8
6
26
28
Indicatieve bodembeschrijving
Wrijvingsgetal,Rf [%] 4 2 0 30
Hellingshoek α
Automatisch gegenereerd uit data van de sondering, geldig onder grondwaterpeil (Robertson 1990, NL corr.)
linkers zand klei leem 1
-3.03 -4
(3) KLEI, zwak siltig tot siltig (10) VEEN
-5
-6
0
(3) KLEI, zwak siltig tot siltig
-7 (3) KLEI, zwak siltig tot siltig (3) KLEI, zwak siltig tot siltig
-8
(3) KLEI, zwak siltig tot siltig (3) KLEI, zwak siltig tot siltig
-9
(3) KLEI, zwak siltig tot siltig -10
1 (5) ZAND, siltig tot LEEM (4) KLEI, siltig / LEEM
-11
(5) ZAND, siltig tot LEEM (5) ZAND, siltig tot LEEM
-12 2
(5) ZAND, siltig tot LEEM
-13
(4) KLEI, siltig / LEEM (4) KLEI, siltig / LEEM
-14
3
(4) KLEI, siltig / LEEM (4) KLEI, siltig / LEEM
4
(3) KLEI, zwak siltig tot siltig
-15
-16
(3) KLEI, zwak siltig tot siltig
-17 5
(3) KLEI, zwak siltig tot siltig
-18 6
-19
-20 4004-0453-001
-21
7 (6) ZAND, zwak siltig tot siltig
-22 8 -23
-24 8
-25
-26
-27
-28
-29
-30
-31
-32
-33
-34 -35 DKM1 - 1
Opg. : Get. :
AVS/FVK STIGTC
d.d. d.d.
22-Feb-2012 2012-03-02
conus : F7.5CKE2HA/B 1701-21 X = 0.0 MV = NAP -1.03 m Y = 0.0
Sondering volgens norm NEN 5140, klasse2 2. Conustype cylindrisch elektrisch, 1500 mm. Specificaties conform bijl. Elektrisch sonderen.
SONDERING MET PLAATSELIJKE KLEEFMETING COMPLEX 4+5 TE HOORN -ONDERZOEK TBV FUNDERING EN VOCHTOVERLAST
Opdr. Sond.
4004-0453-001 DKM1
Wrijvingsweerstand,fs [MPa] .0 .1
8
.3 10 -1.00 -1.10
-2
2.00 m voorgeboord -2.20
12
.4 14
16
.5 18
20
10 22
24
8
6
26
28
Indicatieve bodembeschrijving
Wrijvingsgetal,Rf [%] 4 2 0 30
Hellingshoek α
Automatisch gegenereerd uit data van de sondering, geldig onder grondwaterpeil (Robertson 1990, NL corr.)
linkers zand leem
-3.00
-3 Diepte t.o.v. NAP [m]
UNIPLOT 05.18.nl / QcFsClass-N3.cmd / 2012-03-02 08:55:46
-1
0 2 4 6 Conusweerstand,qc [MPa]
.2
3
(3) KLEI, zwak siltig tot siltig
-4 (10) VEEN (3) KLEI, zwak siltig tot siltig
-5
(3) KLEI, zwak siltig tot siltig -6
(4) KLEI, siltig / LEEM (3) KLEI, zwak siltig tot siltig
-7 2 -8
(3) KLEI, zwak siltig tot siltig (3) KLEI, zwak siltig tot siltig (3) KLEI, zwak siltig tot siltig
-9 (3) KLEI, zwak siltig tot siltig -10 (5) ZAND, siltig tot LEEM -11 (5) ZAND, siltig tot LEEM (6) ZAND, zwak siltig tot siltig (5) ZAND, siltig tot LEEM
-12 2
(5) ZAND, siltig tot LEEM
-13
(4) KLEI, siltig / LEEM -14 3 (5) ZAND, siltig tot LEEM
-15
-16 (3) KLEI, zwak siltig tot siltig (3) KLEI, zwak siltig tot siltig
-17
(3) KLEI, zwak siltig tot siltig 4
-18
(5) ZAND, siltig tot LEEM
30 31
-19
5
-20 4004-0453-001
-21 6 -22
-23 7 -24
-25
7
-26
-27
-28
-29
-30
-31
-32
-33
-34 -35 DKM2 - 1
Opg. : Get. :
AVS/FVK STIGTC
d.d. d.d.
22-Feb-2012 2012-03-02
conus : F7.5CKE2HA/B 1701-21 X = 0.0 MV = NAP -1.00 m Y = 0.0
Sondering volgens norm NEN 5140, klasse2 2. Conustype cylindrisch elektrisch, 1500 mm. Specificaties conform bijl. Elektrisch sonderen.
SONDERING MET PLAATSELIJKE KLEEFMETING COMPLEX 4+5 TE HOORN -ONDERZOEK TBV FUNDERING EN VOCHTOVERLAST
Opdr. Sond.
4004-0453-001 DKM2
(6) ZAND, zwak siltig tot siltig
Wrijvingsweerstand,fs [MPa] .0 .1
8
.3 10 -1.09 -1.19
-2
2.00 m voorgeboord -1.89 -2.59
-3 Diepte t.o.v. NAP [m]
UNIPLOT 05.18.nl / QcFsClass-N3.cmd / 2012-03-02 08:55:48
-1
0 2 4 6 Conusweerstand,qc [MPa]
.2
12
.4 14
16
.5 18
20
10 22
24
8
6
26
28
Indicatieve bodembeschrijving
Wrijvingsgetal,Rf [%] 4 2 0 30
Hellingshoek α
Automatisch gegenereerd uit data van de sondering, geldig onder grondwaterpeil (Robertson 1990, NL corr.)
linkers zand veen leem 3
-3.09 -4
(3) KLEI, zwak siltig tot siltig (2) VEEN, organisch materiaal
-5
-6
(3) KLEI, zwak siltig tot siltig
-7
-8
3
-9
(3) KLEI, zwak siltig tot siltig
-10 (5) ZAND, siltig tot LEEM -11
4
(5) ZAND, siltig tot LEEM (5) ZAND, siltig tot LEEM
-12
(5) ZAND, siltig tot LEEM -13
5 (4) KLEI, siltig / LEEM
-14 (5) ZAND, siltig tot LEEM
-15 6
(3) KLEI, zwak siltig tot siltig
-16
-17
(3) KLEI, zwak siltig tot siltig 7
-18 8 -19 9 -20 4004-0453-001
10 -21
(6) ZAND, zwak siltig tot siltig
-22 11 -23 12
-24
12
-25
-26
-27
-28
-29
-30
-31
-32
-33
-34 -35 DKM3 - 1
Opg. : Get. :
AVS/FVK STIGTC
d.d. d.d.
22-Feb-2012 2012-03-02
conus : F7.5CKE2HA/B 1701-21 X = 0.0 MV = NAP -1.09 m Y = 0.0
Sondering volgens norm NEN 5140, klasse2 2. Conustype cylindrisch elektrisch, 1500 mm. Specificaties conform bijl. Elektrisch sonderen.
SONDERING MET PLAATSELIJKE KLEEFMETING COMPLEX 4+5 TE HOORN -ONDERZOEK TBV FUNDERING EN VOCHTOVERLAST
Opdr. Sond.
4004-0453-001 DKM3
Wrijvingsweerstand,fs [MPa] .0 .1
8
.3 10 -1.10 -1.20
-2
2.00 m voorgeboord -2.50
12
.4 14
16
.5 18
20
10 22
24
8
6
26
28
Indicatieve bodembeschrijving
Wrijvingsgetal,Rf [%] 4 2 0 30
Hellingshoek α
Automatisch gegenereerd uit data van de sondering, geldig onder grondwaterpeil (Robertson 1990, NL corr.)
linkers zand leem
-3.10
-3 Diepte t.o.v. NAP [m]
UNIPLOT 05.18.nl / QcFsClass-N3.cmd / 2012-03-02 08:55:50
-1
0 2 4 6 Conusweerstand,qc [MPa]
.2
1 0 -4
1
(3) KLEI, zwak siltig tot siltig (3) KLEI, zwak siltig tot siltig (10) VEEN (3) KLEI, zwak siltig tot siltig
-5
(3) KLEI, zwak siltig tot siltig
-6
(3) KLEI, zwak siltig tot siltig
-7
(3) KLEI, zwak siltig tot siltig
-8
(3) KLEI, zwak siltig tot siltig (3) KLEI, zwak siltig tot siltig
-9
2 (3) KLEI, zwak siltig tot siltig
-10 (5) ZAND, siltig tot LEEM (4) KLEI, siltig / LEEM
-11 3 -12
(5) ZAND, siltig tot LEEM (5) ZAND, siltig tot LEEM (5) ZAND, siltig tot LEEM (5) ZAND, siltig tot LEEM (5) ZAND, siltig tot LEEM
-13
4 (4) KLEI, siltig / LEEM
-14
(4) KLEI, siltig / LEEM -15 5 (3) KLEI, zwak siltig tot siltig
-16 6
-17
(3) KLEI, zwak siltig tot siltig (3) KLEI, zwak siltig tot siltig (5) ZAND, siltig tot LEEM
-18 7
(5) ZAND, siltig tot LEEM
-19 8 -20 4004-0453-001
9
-21
(6) ZAND, zwak siltig tot siltig
-22
10
-23
-24 11 11
-25
-26
-27
-28
-29
-30
-31
-32
-33
-34 -35 DKM4 - 1
Opg. : Get. :
AVS/FVK STIGTC
d.d. d.d.
22-Feb-2012 2012-03-02
conus : F7.5CKE2HA/B 1701-21 X = 0.0 MV = NAP -1.10 m Y = 0.0
Sondering volgens norm NEN 5140, klasse2 2. Conustype cylindrisch elektrisch, 1500 mm. Specificaties conform bijl. Elektrisch sonderen.
SONDERING MET PLAATSELIJKE KLEEFMETING COMPLEX 4+5 TE HOORN -ONDERZOEK TBV FUNDERING EN VOCHTOVERLAST
Opdr. Sond.
4004-0453-001 DKM4
Boring: HB1 Referentie (m tov NAP)
Pagina 1 van 1
Veldclassificatie Monsternr.
Bodembeschrijving volgens
-0.97 tot -1.07 -1.07 tot -1.17 -1.17 tot -1.97 grijs -1.97 tot -2.17 -2.17 tot -2.37 -2.37 tot -2.57 -2.57 tot -3.67
-1.00
-2.00
-3.00
, stenen Zand, matig fijn, resten puin grijs Klei, sterk humeus, zwak zandig, matig stevig, resten puin, roest, donker Klei, matig humeus, matig stevig, resten puin, roest, donker grijs Klei, matig humeus, matig stevig, donker bruin Klei, sterk humeus, matig stevig, donker bruin Klei, uiterst siltig, matig stevig, donker grijs
-3.67 tot -3.97 Klei, sterk siltig, zwak zandig, matig stevig, donker grijs
Algemene opmerking:
X: 132914.089
Datum uitvoering: 07-02-2012
Y: 517685.865
GWS (m tov NAP): -2.62
GHG (m tov NAP):
Coördinatenstelsel:
MV (m tov NAP): -0.97
GLG (m tov NAP):
Boormeester: tam Boorvloeistof: 0 l.
Geclassificeerd door: tam
Boring: HB2 Referentie (m tov NAP)
Monsternr.
Bodembeschrijving volgens NEN 5104
-0.92 tot -1.02 -1.02 tot -1.22 -1.22 tot -1.82 -1.82 tot -2.32
-1.00
-2.00
, klinker Zand, matig fijn, licht bruin Klei, matig siltig, zwak humeus, matig stevig zwart-grijs Klei, matig siltig, matig stevig grijs
-2.32 tot -3.42 Zand, matig fijn, uiterst siltig grijs -3.00
-3.42 tot -3.92 Klei, uiterst zandig grijs
Versie 2012-01-12
Algemene opmerking:
Datum uitvoering: 20-02-2012
X: 132937.405 Y: 517680.801
GWS (m tov NAP): -1.82
GHG (m tov NAP):
Coördinatenstelsel: RD
MV (m tov NAP): -0.92
GLG (m tov NAP):
Boormeester: Boorvloeistof:
BORING VOLGENS NEN-EN-ISO 22475-1
Complex 4+5 te Hoorn - onderzoek t.b.v. fundering en vochtoverlast
Geclassificeerd door:
Fugro GeoServices B.V.
4004-0453-001
Boring: HB3 Referentie (m tov NAP)
Pagina 1 van 1
Veldclassificatie Monsternr.
Bodembeschrijving volgens NEN 5104
-1.00
-0.87 tot -0.97 , klinker -0.97 tot -1.67 Zand, matig fijn, zwak siltig, licht bruin
-2.00
-1.67 tot -1.97 Zand, matig fijn, sterk siltig, licht grijs -1.97 tot -2.47 Klei, sterk zandig grijs -2.47 tot -3.87 Zand, matig fijn, zwak siltig grijs
-3.00
Algemene opmerking:
X: 132946.425
Datum uitvoering: 20-02-2012
Y: 517665.819
GWS (m tov NAP):
GHG (m tov NAP):
Coördinatenstelsel: RD
MV (m tov NAP): -0.87
GLG (m tov NAP):
Boormeester: Boorvloeistof:
Geclassificeerd door:
Boring: HB4 Referentie (m tov NAP)
Monsternr.
Bodembeschrijving volgens NEN 5104
-2.00
-1.07 tot -1.17 , klinker -1.17 tot -1.47 Zand, matig fijn, licht grijs -1.47 tot -2.77 Klei, matig siltig, matig stevig blauw-grijs
-3.00
-2.77 tot -3.87 Klei, sterk zandig, slap grijs
-4.00
-3.87 tot -4.07 Veen, donker bruin
Versie 2012-01-12
Algemene opmerking:
Datum uitvoering: 20-02-2012
X: 132960.651 Y: 517628.534
GWS (m tov NAP): -2.72
GHG (m tov NAP):
Coördinatenstelsel: RD
MV (m tov NAP): -1.07
GLG (m tov NAP):
Boormeester: Boorvloeistof:
BORING VOLGENS NEN-EN-ISO 22475-1
Complex 4+5 te Hoorn - onderzoek t.b.v. fundering en vochtoverlast
Geclassificeerd door:
Fugro GeoServices B.V.
4004-0453-001
Boring: HB5 Referentie (m tov NAP)
Pagina 1 van 1
Veldclassificatie Monsternr.
Bodembeschrijving volgens
-1.14 tot -1.54 Zand, matig fijn, zwak humeus, resten puin grijs -1.54 tot -1.94 Klei, zwak siltig, matig humeus, matig stevig, resten puin, donker grijs
-2.00
-1.94 tot -2.14 Klei, matig humeus, matig stevig, brokken puin, donker bruin -2.14 tot -2.44 Klei, sterk siltig, zwak humeus, matig stevig, donker grijs -2.44 tot -2.84 Zand, matig fijn, uiterst humeus, zwak kleiig, resten puin, resten veen, donker zwart-bruin -2.84 tot -3.14 Klei, sterk siltig, matig stevig, donker grijs -3.14 tot -4.14 Klei, uiterst siltig, zwak humeus, matig stevig, resten riet, donker grijs
-3.00
-4.00
Algemene opmerking:
X: 132948.928
Datum uitvoering: 07-02-2012
Y: 517625.382
GWS (m tov NAP): -2.99
GHG (m tov NAP):
Coördinatenstelsel:
MV (m tov NAP): -1.14
GLG (m tov NAP):
Boormeester: Boorvloeistof: 0 l.
Geclassificeerd door:
Boring: HB6 Referentie (m tov NAP)
Monsternr.
Bodembeschrijving volgens NEN 5104
-1.15 tot -1.25 , klinker -1.25 tot -1.35 Zand, matig fijn, licht bruin -1.35 tot -2.15 Zand, matig fijn, zwak kleiig, zwak humeus, donker bruin
-2.00
-2.15 tot -2.75 Klei, matig zandig, resten puin grijs -2.75 tot -4.15 Klei, sterk zandig grijs
-3.00
-4.00
Versie 2012-01-12
Algemene opmerking:
Datum uitvoering: 20-02-2012
X: 132979.953 Y: 517637.783
GWS (m tov NAP): -1.95
GHG (m tov NAP):
Coördinatenstelsel: RD
MV (m tov NAP): -1.15
GLG (m tov NAP):
Boormeester: Boorvloeistof:
BORING VOLGENS NEN-EN-ISO 22475-1
Complex 4+5 te Hoorn - onderzoek t.b.v. fundering en vochtoverlast
Geclassificeerd door:
Fugro GeoServices B.V.
4004-0453-001
Boring: HB7 Referentie (m tov NAP)
Pagina 1 van 1
Veldclassificatie Monsternr.
Bodembeschrijving volgens NEN 5104
-1.27 tot -1.37 , klinker -1.37 tot -1.67 Zand, matig fijn, licht bruin -1.67 tot -2.77 Klei, matig stevig, resten puin grijs
-2.00
-3.00
-2.77 tot -3.07 Klei, zwak humeus, matig stevig grijs-bruin -3.07 tot -3.87 Klei, matig zandig, slap grijs
-4.00
-3.87 tot -4.27 Veen bruin
Algemene opmerking:
X: 133024.882
Datum uitvoering: 20-02-2012 GWS (m tov NAP): -2.17
GHG (m tov NAP):
Coördinatenstelsel: RD
MV (m tov NAP): -1.27
GLG (m tov NAP):
Boormeester: Boorvloeistof:
Geclassificeerd door:
Versie 2012-01-12
Y: 517653.409
BORING VOLGENS NEN-EN-ISO 22475-1
Complex 4+5 te Hoorn - onderzoek t.b.v. fundering en vochtoverlast
Fugro GeoServices B.V.
4004-0453-001
BIJLAGE 3: LINTVOEGWATERPASSINGEN
Opdr. : Blz. :
4004-0453-002 1
De resultaten van de metingen kunnen als volgt worden samengevat: Zakkingsverschillen en rotaties uit lintvoegwaterpassing voorgevels woonblok Drieboomlaan 64 t/m 70
Drieboomlaan
Maximaal zakkingsverschil in mm
Rotatie
Scheefstand
64
27
1:400 tot 1:130
nihil tot matig
130 (zijgevel)
1:60
zeer groot
66
13
1:415 tot 1:370
nihil
68
6
<1:500
nihil
70
17
<1:500 tot 1:180
nihil tot matig
91 (zijgevel)
1:100 tot 1:70
groot
Zakkingsverschillen en rotaties uit lintvoegwaterpassing voorgevels woonblok Binneblijfstraat 6 t/m 16 en Merensstraat 67
Binneblijfstraat
Maximaal zakkingsverschil in mm
Rotatie
Scheefstand
Merensstraat 67
64 (zijgevel)
1:400 tot 1:13
nihil tot zeer groot
30
1:170
matig
2
27
<1:500 tot 1:165
nihil tot matig
4
37
1:240 tot 1:45
klein tot zeer groot
6
5
<1:500 tot 1:400
nihil
8
36
1:190 tot 1:105
matig
10
38
1:145 tot 1:105
matig
12
14
<1:500 tot 1:180
nihil tot matig
14
8
<1:500 tot 1:265
nihil tot klein
16
14
<1:500 tot 1:170
nihil tot matig
2 (zijgevel)
<1:500
nihil
Zakkingsverschillen en rotaties uit lintvoegwaterpassing voorgevels woonblok Merensstraat 69 t/m 85
Merensstraat
Maximaal zakkingsverschil in mm
Rotatie
Scheefstand
69
53 (zijgevel)
1:190 tot 1:110
matig
30
1:285 tot 1:105
klein tot matig
71
27
1:280 tot 1:215
klein
73
80
1:80 tot 1:55
groot
52 (zijgevel)
1:145 tot 1:140
matig
101 (zijgevel)
1:100 tot 1:60
groot tot zeer groot
22
<1:500 tot 1:175
nihil tot matig
75
Opdr. : Blz. :
4004-0453-002 2
Merensstraat
Maximaal zakkingsverschil in mm
Rotatie
Scheefstand
77
18
1:365 tot 1:265
nihil tot klein
79
38
<1:500 tot 1:60
nihil tot zeer groot
81
33
1:315 tot 1:95
nihil tot groot
83
23
1:320 tot 1:130
nihil tot matig
85
12
1:350 tot 1:285
nihil tot klein
106 (zijgevel)
1:75 tot 1:70
groot tot zeer groot
Zakkingsverschillen en rotaties uit lintvoegwaterpassing voorgevels woonblok Merensstraat 59 t/m 63
Merensstraat
Maximaal zakkingsverschil in mm
Rotatie
Scheefstand
59
57 (zijgevel)
1:160 tot 1:110
matig
27
1:325 tot 1:125
nihil tot matig
61
16
<1:500 tot 1:265
nihil tot klein
63
14
<1:500 tot 1:280
nihil tot klein
113 (zijgevel)
1:70 tot 1:65
zeer groot
Zakkingsverschillen en rotaties uit lintvoegwaterpassing voorgevels woonblok Binneblijfstraat 1 t/m 15 en Merensstraat 65
Binneblijfstraat
Maximaal zakkingsverschil in mm
Rotatie
Scheefstand
Merensstraat 65
14
<1:500 tot 1:255
nihil tot klein
29 (zijgevel)
1:175
matig
1
21
1:335 tot 1:235
nihil tot klein
3
29
1:290 tot 1:85
nihil tot groot
5
6
1:375 tot 1:335
nihil
7
79
1:100 tot 1:40
groot tot zeer groot
9
7
<1:500 tot 1:355
nihil
11
29
1:300 tot 1:115
klein tot matig
13
5
<1:500
nihil
15
18
1:315 tot 1:210
nihil tot klein
14 (zijgevel)
<1:500 tot 1:270
nihil tot klein
Opdr. : Blz. :
4004-0453-002 3
Zakkingsverschillen en rotaties uit lintvoegwaterpassing voorgevels woonblok Drieboomlaan 56 t/m 62
Drieboomlaan
Maximaal zakkingsverschil in mm
Rotatie
Scheefstand
56
84 (zijgevel)
1:95 tot 1:85
groot
14
<1:500 tot 1:270
nihil tot klein
58
23
1:325 tot 1:160
nihil tot matig
60
34
1:180 tot 1:115
matig
62
10
<1:500
nihil
125 (zijgevel)
1:65 tot 1:55
zeer groot
Opdr. : Blz. :
4004-0453-002 4
3.1
3.2
3.3
3.4
3.5
3.6
LINTVOEG- EN VLOERWATERPASSING
Algemeen Lintvoeg- en vloerwaterpassingen zijn metingen, waarbij op een eenvoudige en relatief goedkope wijze informatie verkregen over de vervormingen die een pand heeft ondergaan. De metingen worden vaak in de beginfase van een funderingsonderzoek uitgevoerd. In combinatie met andere onderdelen van het funderingsonderzoek wordt een totaalbeeld verkregen van de kwaliteit van de funderingen van een pand of woningblok.
Methode Lintvoegwaterpassing Met behulp van een waterpasinstrument, een baak en een meetlint wordt een aantal punten van de buitengevels van het pand ingemeten. De landmeter kiest hiervoor punten, waarvan mag worden aangenomen dat deze tijdens de bouw vrijwel in een horizontaal vlak hebben gelegen. Dit is meestal een lintvoeg in het metselwerk rondom het gebouw. Er kan ook worden gekozen voor het meten van een rollaag, de bovenzijde van het trasraam of de bovenzijden van raamopeningen. Door de hoogten van de gemeten punten te tekenen in lengteprofielen ten opzichte van één horizontaal vlak, wordt een beeld verkregen van de vervormingen die het pand sinds de bouw heeft ondergaan. De nauwkeurigheid van de meting is zeker niet groter dan plus of min 5 mm. Dit is een gevolg van maatafwijkingen in (handvorm)stenen en het metselproces. De meting is niet geschikt om te herhalen na bijvoorbeeld enkele jaren en daarmee zakkingssnelheden vast te stellen. Nauwkeurigheidswaterpassingen zijn daarvoor wel geschikt.
Methode Vloerwaterpassing Als het pand deel uit maakt van een woningblok, dan kan alleen de voorgevel en mogelijk de achtergevel worden gemeten met een lintvoegmeting. In zo’n situatie wordt de hoogteligging van een oorspronkelijke, sinds de bouw aanwezige, vloer gemeten. Over het algemeen gebeurt dit op de 4 hoekpunten en halverwege tussen de voor- en achtergevel. Op deze wijze wordt een globale indruk verkregen van het zakkingsverschil dat tussen de voor- en achtergevel is opgetreden.
Absolute zakking Op de bestektekening is vaak de hoogte ten opzichte van NAP gegeven van de begane grondvloer, het maaiveld of een ander object. Door de hoogte hiervan opnieuw vast te stellen ten opzichte van NAP wordt een indruk verkregen van de absolute zakking van dat punt in de constructie sinds de bouw. De nauwkeurigheid van dit gegeven is niet bijzonder hoog als gevolg van afwijkingen van de bestektekening en opgetreden zakkingen tijdens de bouwfase.
21-11-2011
LINTVOEG- EN VLOERWATERPASSING
Beoordeling meetresultaten De meetresultaten van de lintvoegwaterpassing en de vloerwaterpassing worden in één tekening weergegeven en geven een compleet beeld van de zakkingsverschillen die sinds de bouw in de gevels zijn opgetreden. Uit de zakkingsverschillen en de afstanden tussen de meetpunten kan worden herleid op welke wijze het metselwerk van de gevels vervormd is. Deze vervormingen of rotaties kunnen scheurvorming veroorzaken. Bij welke rotaties scheurvorming begint op te treden, is afhankelijk van de stijfheid van de constructie en de gebruikte bouwmaterialen. Gelijkmatige zakking of scheefstand van een pand hoeft dus niet tot schade te leiden. Grote zakkingsverschillen op korte afstand zullen wel schade veroorzaken. Beide situaties kunnen op gebreken in de fundering duiden. De beoordeling hiervan dient echter in combinatie met andere onderdelen van het funderingsonderzoek plaats te vinden. Fugro GeoServices B.V. hanteert de volgende beoordelingswaarden conform de F3O richtlijn “Onderzoek en beoordeling van houten paalfunderingen onder gebouwen” van 18 januari 2011: Rotatie
Schade typering
Benaming
< 1:300
Geen
Nihil
1:300 tot 1:200
Architectonisch
Klein
1:200 tot 1:100
Architectonisch
Matig
1:100 tot 1:75
Constructief
Groot
> 1:75
Constructief
Zeer groot
Indien noodzakelijk wordt op basis van met name de resultaten van de lintvoegwaterpassing één of meerdere locaties voor het graven van inspectieputten vastgesteld. Bij het beheer van onroerend goed wordt vaak hoofdzakelijk op basis van de resultaten van de lintvoeg- en de nauwkeurigheidswaterpassing het moment bepaald, waarop eventueel tot funderingsherstel moet worden overgegaan.
21-11-2011
3.1 4.1
VERSLAG FUNDERINGSINSPECTIE
Ja:
Fugro had coördinatie graaf- en pompwerkzaamheden Inspectieput is op de juiste plaats gegraven Inspectieput is conform F3O richtlijnen (2011) uitgevoerd Datum onderzoek : 26-3-2012 Houtmonster(s) paal : Geen hout aangetroffen
Nee:
X X X
Merensstraat 65 Geen funderingshout aangetroffen Geen grondwater aangetroffen Metselwerk redelijk
Merensstraat 69-71 Geen funderingshout aangetroffen Geen grondwater aangetroffen Metselwerk matig; scheur horizontaal langs voeg (foto 7)
Drieboomlaan 70 Geen funderingshout aangetroffen Geen grondwater aangetroffen Metselwerk matig; deels hersteld, scheurtjes aanwezig (foto 11)
FUNDERINGSINSPECTIES COMPLEX 5 EN 7, BINNEBLIJFSTRAAT TE HOORN
Opdracht: Bijl.:
4004-0453-001 3.2 5.2 4.2
Foto nummer 1 Put 1: Merensstraat 65
Foto nummer 2
FUNDERINGSINSPECTIES COMPLEX 5 EN 7, BINNEBLIJFSTRAAT TE HOORN
Werknummer:4004-0453-001 4.3 Fotobijlage
Foto nummer 3
Foto nummer 4
FUNDERINGSINSPECTIES COMPLEX 5 EN 7, BINNEBLIJFSTRAAT TE HOORN
Werknummer:4004-0453-001 4.3 Fotobijlage
Foto nummer 5 Put 2: Merensstraat 69-71
Foto nummer 6
FUNDERINGSINSPECTIES COMPLEX 5 EN 7, BINNEBLIJFSTRAAT TE HOORN
Werknummer:4004-0453-001 4.3 Fotobijlage
Foto nummer 7
Foto nummer 8
FUNDERINGSINSPECTIES COMPLEX 5 EN 7, BINNEBLIJFSTRAAT TE HOORN
Werknummer:4004-0453-001 4.3 Fotobijlage
Foto nummer 9 Put 3: Drieboomlaan 70
Foto nummer 10
FUNDERINGSINSPECTIES COMPLEX 5 EN 7, BINNEBLIJFSTRAAT TE HOORN
Werknummer:4004-0453-001 4.3 Fotobijlage
Foto nummer 11
Foto nummer 12
FUNDERINGSINSPECTIES COMPLEX 5 EN 7, BINNEBLIJFSTRAAT TE HOORN
Werknummer:4004-0453-001 4.3 Fotobijlage
BIJLAGE : PEILBUISGEGEVENS GEMEENTE HOORN
B19F0035 B19F0088 519000
518500
518000
B19F0258
517500
B19F0264 B19F0263 B19F0262
517000
Copyright © Topografische Dienst, Emmen
516500
516000
515500 131500
132000
132500
133000
133500
134000
134500
135000
Peilbuizen van het landelijk meetnet van TNO
schaal 1 : 25.000 LOCATIEOVERZICHT EN PEILBUISLOCATIES TNO COMPLEX 5 EN 7, BINNEBLIJFSTRAAT TE HOORN
Opdr. : 4004-0453-001 Bijlage : 6765
stijghoogte (m tov NAP)
2 1,5 1 0,5 0 -0,5 -1 -1,5 -2 -2,5 -3
Opdracht:
COMPLEX 5 EN 7, BINNEBLIJFSTRAAT TE HOORN
Bijlage:
m tov NAP m tov NAP -24,95 -25,95 van tot Filterafstelling: 134500 519150 x-coord. y-coord. B19F0088 01
Filterafstelling: B19F0035 02
TIJD-STIJGHOOGTEGEGEVENS PEILBUIZEN TNO
Peilbuisnummer:
NAP NAP NAP NAP tov tov tov tov m m m m -24,60 -25,60 -60,60 -61,60 van tot van tot Filterafstelling:
134600 519150 134600 519150 x-coord. y-coord. x-coord. y-coord. B19F0035 01
B19F0035 02 B19F0035 01 2 1,5 1 0,5 0 -0,5 -1 -1,5 -2 -2,5 -3
Peilbuisnummer:
Referentie: NAP
1-1-2008 1-1-1970 tot: TNO
Periode van:
Tijd-stijghoogtelijnen DINO Grondwater
jan-07 jan-06 jan-05 jan-04 jan-03 jan-02 jan-01 jan-00 jan-99 jan-98 jan-97 jan-96 jan-95 jan-94 jan-93 jan-92 jan-91 jan-90 jan-89 jan-88 jan-87 jan-86 jan-85 jan-84 jan-83 jan-82 jan-81 jan-80 jan-79 jan-78 jan-77 jan-76 jan-75 jan-74 jan-73 jan-72 jan-71 jan-70 stijghoogte (m tov NAP)
jan-07 jan-06 jan-05 jan-04 jan-03 jan-02 jan-01 jan-00 jan-99 jan-98 jan-97 jan-96 jan-95 jan-94 jan-93 jan-92 jan-91 jan-90 jan-89 jan-88 jan-87 jan-86 jan-85 jan-84 jan-83 jan-82 jan-81 jan-80 jan-79 jan-78 jan-77 jan-76 jan-75 jan-74 jan-73 jan-72 jan-71 jan-70
4004-0453-001 6.1 8,1 7.1
stijghoogte (m tov NAP)
TIJD-STIJGHOOGTEGEGEVENS PEILBUIZEN TNO
Opdracht:
COMPLEX 5 EN 7, BINNEBLIJFSTRAAT TE HOORN
Bijlage:
m tov NAP m tov NAP -1,05 -1,55 van tot Filterafstelling: 133070 516933 x-coord. y-coord. B19F0262 01 Peilbuisnummer:
m tov NAP m tov NAP 0,00 0,00 van tot Filterafstelling: 133500 517480 x-coord. y-coord. B19F0258 01
2 1,5 1 0,5 0 -0,5 -1 -1,5 -2 -2,5 -3
2 1,5 1 0,5 0 -0,5 -1 -1,5 -2 -2,5 -3
Peilbuisnummer:
Referentie: NAP
1-1-2008 1-1-1970 tot: TNO
Periode van:
Tijd-stijghoogtelijnen DINO Grondwater
jan-07 jan-06 jan-05 jan-04 jan-03 jan-02 jan-01 jan-00 jan-99 jan-98 jan-97 jan-96 jan-95 jan-94 jan-93 jan-92 jan-91 jan-90 jan-89 jan-88 jan-87 jan-86 jan-85 jan-84 jan-83 jan-82 jan-81 jan-80 jan-79 jan-78 jan-77 jan-76 jan-75 jan-74 jan-73 jan-72 jan-71 jan-70 stijghoogte (m tov NAP)
jan-07 jan-06 jan-05 jan-04 jan-03 jan-02 jan-01 jan-00 jan-99 jan-98 jan-97 jan-96 jan-95 jan-94 jan-93 jan-92 jan-91 jan-90 jan-89 jan-88 jan-87 jan-86 jan-85 jan-84 jan-83 jan-82 jan-81 jan-80 jan-79 jan-78 jan-77 jan-76 jan-75 jan-74 jan-73 jan-72 jan-71 jan-70
4004-0453-001 8,2 7.2
stijghoogte (m tov NAP)
TIJD-STIJGHOOGTEGEGEVENS PEILBUIZEN TNO
Opdracht:
COMPLEX 5 EN 7, BINNEBLIJFSTRAAT TE HOORN
Bijlage:
m tov NAP m tov NAP -2,69 -3,19 van tot Filterafstelling: 132639 517343 x-coord. y-coord. B19F0264 01 Peilbuisnummer:
m tov NAP m tov NAP -1,58 -2,08 van tot Filterafstelling: 132840 517140 x-coord. y-coord. B19F0263 01
2 1,5 1 0,5 0 -0,5 -1 -1,5 -2 -2,5 -3
2 1,5 1 0,5 0 -0,5 -1 -1,5 -2 -2,5 -3
Peilbuisnummer:
Referentie: NAP
1-1-2008 1-1-1970 tot: TNO
Periode van:
Tijd-stijghoogtelijnen DINO Grondwater
jan-07 jan-06 jan-05 jan-04 jan-03 jan-02 jan-01 jan-00 jan-99 jan-98 jan-97 jan-96 jan-95 jan-94 jan-93 jan-92 jan-91 jan-90 jan-89 jan-88 jan-87 jan-86 jan-85 jan-84 jan-83 jan-82 jan-81 jan-80 jan-79 jan-78 jan-77 jan-76 jan-75 jan-74 jan-73 jan-72 jan-71 jan-70 stijghoogte (m tov NAP)
jan-07 jan-06 jan-05 jan-04 jan-03 jan-02 jan-01 jan-00 jan-99 jan-98 jan-97 jan-96 jan-95 jan-94 jan-93 jan-92 jan-91 jan-90 jan-89 jan-88 jan-87 jan-86 jan-85 jan-84 jan-83 jan-82 jan-81 jan-80 jan-79 jan-78 jan-77 jan-76 jan-75 jan-74 jan-73 jan-72 jan-71 jan-70
4004-0453-001 7.3 8,3