O nd e r ne m e n z o nd e r p e r so n e e l
Resultaten zzp-panel meting I van 2012
drs. A. Bruins drs. N.E. de Vries drs. P.J.M. Vroonhof Zoetermeer, december 2012
ISBN:
978-90-371-1048-7
Bestelnummer: A201215 Prijs:
€ 45,-
Dit onderzoek is gefinancierd door het programmaonderzoek MKB en Ondernemerschap (www.ondernemerschap.nl) en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Voor alle informatie over MKB en Ondernemerschap: www.ondernemerschap.nl.
De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij EIM. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van EIM. EIM aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.
The responsibility for the contents of this report lies with EIM. Quoting numbers or text in papers, essays and books is permitted only when the source is clearly mentioned. No part of this publication may be copied and/or published in any form or by any means, or stored in a retrieval system, without the prior written permission of EIM. EIM does not accept responsibility for printing errors and/or other imperfections.
Inhoudsopgave
Samenvatting
5
1
Inleiding
9
2
Beschrijving van het panel
11
2.1
Thematische opbouw van het panel
11
2.2
De nieuwe opzet van het panel
12
2.3
Definities en samenstelling van het panel
13
3
Kenmerken van de ondernemers en de ondernemingen
17
3.1
Kenmerken van de ondernemers
17
3.2
Kenmerken van de ondernemingen
21
4
Bedrijfsvoering
23
4.1
Inzet in het bedrijf
23
4.2
Prijs en tarief
27
4.3
Omzet en opdrachtgevers/klanten
29
5
Inkomen
33
5.1
Huidig inkomen
33
5.2
Inkomensrisico
35
5.3
Oudedagsvoorziening
38
6
Geraadpleegde bronnen
41
Bijlagen I
Toelichting op het panel
43
II
Veldwerkverantwoording
51
III
Vragenlijst en routing
53
3
Samenvatting
Z zp ' er s z ett en ee n ta ndj e b ij o m in k om en o p pe i l t e ho ud en De aanhoudende economische tegenwind heeft ook zijn uitwerking op zelfstandige ondernemers zonder personeel. Opdrachtgevers letten meer en meer op hun uitgaven en besteden steeds minder werk uit. Om de omzet en het inkomensniveau op vergelijkbaar peil te houden moeten de zzp'ers in 2012 meer uren besteden in hun bedrijf en wat besparen op verzekeringen en pensioenen. Desondanks zou 87% van de zzp'ers weer kiezen voor het zelfstandig ondernemerschap als zij opnieuw voor de keuze zouden worden gesteld.
H e t wo r dt a l l em a a l wa t z wa a r d er … De omzet over het jaar 2011 komt nog sterk overeen met die van 2010. Ruim de helft realiseerde in 2011 een omzet tot 50.000 euro en 33% een omzet tot 25.000 euro. Ook wat betreft inkomen uit het bedrijf is 2012 vergelijkbaar met 2011. Bijna 1 op 3 heeft een gemiddeld netto maandinkomen van minder dan 1.250 euro. 1 op 5 verdient meer dan 3.000 euro per maand. Toch geven de zelfstandige ondernemers zonder personeel in het zzp-panel aan dat zij op verschillende fronten moeten inbinden. De belangrijkste aspecten waarop bijgestuurd wordt zijn…
M e er u re n in h et b e dr i jf … Om de omzet en het inkomensniveau op vergelijkbaar peil te houden moeten de zzp'ers in 2012 meer uren besteden in hun bedrijf. Bijna een op de drie ondernemers van eenpersoonsbedrijven besteedt gemiddeld meer dan 40 uur per week in het bedrijf. Langere werkweken zijn nodig om de daling in het aandeel declarabele uren te compenseren. Ondernemers met een hoger inkomen hebben gemiddeld ook een hoger aandeel declarabele uren op hun totale tijdsbesteding. De tarieven zijn grotendeels gelijk gebleven.
M in d e r zz p 'e rs n em en pe r so ne e l a a n… Hoewel het panel gericht is op ondernemers die geen personeel in dienst hebben, is er een groep die wel doorgroeit in personele zin. Zij nemen (tijdelijk) mensen in dienst. In 2012 heeft 1,6% van de ondernemers uit de vorige meting (tijdelijk) personeel in dienst. Ten opzichte van vorig jaar is dit aandeel wat gedaald (was 2,5%). Ook is het aandeel met uitzicht op een vast dienstverband afgenomen (nu 33% tegenover 54% vorig jaar).
M in d e r g e l d op z i j vo or d e o ud e da g en m in de r v e r zek e r in ge n… Door de zwaardere omstandigheden komen ook de sociale zekerheid en de pensioenvoorziening onder druk te staan. De sterkste daling is terug te zien bij arbeidsongeschiktheidsverzekeringen. Dat aandeel is van 38% in 2011 gedaald naar 33% in 2012. Verzekering tegen arbeidsongeschiktheid hangt sterk samen met inkomensniveau. Hoe hoger het inkomen hoe vaker zzp'ers verzekeringspremies afdragen tegen inkomensri-
5
sico's. Ten opzichte van vorig jaar zijn zzp'ers minder goed in staat gebleken om inkomen te reserveren voor hun oude dag. In 2011 spaarde de helft van de zzp'ers voor hun pensioen, terwijl dat nu 47% is. Ook is het aandeel van het inkomen dat opzij wordt gezet voor de oude dag kleiner (nu gemiddeld 5,3% tegenover 6,5% vorig jaar).
M e er o mz et bi j b e la n g r ij k s te o p dra ch tg ev e r/k la n t… Gemiddeld realiseren zzp'ers 33% van hun omzet bij hun belangrijkste opdrachtgever. Dit is iets toegenomen ten opzichte van 2011.
D e so nda nk s to ch z e lf b ew us t ze l fs ta n d ig on d er ne m e r… Ondanks de verslechterde omstandigheden zou wederom slechts een op de acht zzp'ers nu liever kiezen om in loondienst te werken als zij weer voor de keus gesteld worden. Dit aandeel is vergelijkbaar met 2011. Onder de groep overige ondernemers zonder personeel (ozp'ers), die voornamelijk goederen verkopen, is het animo om terug te willen in loondienst groter (17%). In de sector handel, horeca en reparatie ligt het aandeel dat liever terug in loondienst wil (21%) fors boven het gemiddelde. Hier zijn relatief vaker ozp'ers actief. Ook onder middelbaar en lager opgeleide zzp'ers en in de lagere inkomensklassen is het aandeel dat liever weer in loondienst zou werken relatief hoog.
O ve r i ge a s pe ct en r e la t ie f sta b i e l… Investeringen in bijvoorbeeld scholing zijn op vergelijkbaar niveau als vorig jaar. Zzp'ers investeren meer in opleidingen dan de groep ozp'ers (52% tegenover 29%). Ook de prijs of het tarief is bij de meeste ondernemers vergelijkbaar met 2011. Zzp'ers brengen vaker dan ozp'ers een hoger(e) tarief/prijs in rekening. Verder heeft een grote meerderheid van ondernemers van eenpersoonsbedrijven meerdere opdrachtgevers/klanten. Ruim 60% heeft zelfs meer dan tien opdrachtgevers/klanten. Ten opzichte van 2011 zijn de verschuivingen in het aantal opdrachtgevers zeer beperkt.
I nk o me n na a st d e on d er n em in g en ink om en sr is i co 's … 70% van de ondernemers zonder personeel heeft naast het inkomen uit de onderneming geen andere inkomstenbron. Er is een samenhang met inkomensniveau. Ondernemers met een hoger inkomen uit het bedrijf hebben minder vaak een parallelinkomen. Naast het persoonlijk inkomen wordt de financiële positie van zzp'ers ook bepaald door gezinsinkomen en andere inkomstenbronnen (bijvoorbeeld inkomsten uit vermogen). Bijna de helft kan niet meer in het levensonderhoud voorzien als het inkomen uit de onderneming geheel zou wegvallen.
H e t z zp - pa n e l 20 12 : op en k e l e pu nt en ve r be t er d Het zzp-panel geeft inzicht in relevante aspecten rond de bedrijfsvoering en de continuïteit van zzp-ondernemingen. Dit panel is in 2009 opgezet door Panteia/EIM in samenwerking met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Inmiddels is dit de zesde meting van het zzp-panel en hieraan hebben ruim 3.000 panelleden meegewerkt. In 2012 is het
6
panel op enkele punten verbeterd. Allereerst is het panel uitgebreid tot alle ondernemers van eenpersoonsbedrijven. Uit deze meting blijkt dat 80% van de eenpersoonsbedrijven een zzp'er is volgens de definitie zoals eerder in het panel gehanteerd (zij bieden voornamelijk hun eigen arbeid aan). 20% valt in de groep overige ondernemer zonder personeel (ozp) die voornamelijk producten verkopen en/of medeondernemers hebben.
7
1
Inleiding
De belangstelling voor zzp'ers is de laatste jaren sterk toegenomen. Het aandeel zzp'ers onder de werkende bevolking stijgt sterk1. In de media, de politiek en ook de wetenschap neemt de belangstelling voor zzp'ers toe. Ook worden steeds vaker beleidsvoornemens en -maatregelen afgekondigd die betrekking hebben op zzp'ers2. Zzp'ers vormen dus een belangrijke factor binnen de Nederlandse economie. Met behulp van het zzp-panel wordt deze belangrijke groep ondernemers in kaart gebracht. Het volgen van de zzp'ers in de tijd heeft daarbij de speciale aandacht. Eind 2009 is een begin gemaakt door een pilotstudy uit te voeren naar het functioneren van zzp'ers tijdens de crisis. Ruim 1.000 ondernemers, verdeeld over alle economische sectoren, werkten mee aan dat onderzoek. Jaarlijks wordt het panel aangevuld, waarbij de representativiteit in acht wordt genomen. Tijdens de laatste meting, van november 2011, zijn ruim 1.600 ondernemers benaderd met vragen over de ontwikkeling van hun bedrijf en over de ondernemende houding van zzp'ers. In dit rapport worden de uitkomsten van de eerste meting van 2012 (in
Aan deze meting hebben ruim 3.000
het voorjaar) beschreven. Het panel is vergeleken met voorgaande jaren
panelleden meege-
op een aantal punten verbeterd. Het panel bestrijkt nu alle ondernemers van eenpersoonsbedrijven, onderscheiden in zzp'ers, die voornamelijk
werkt.
arbeid aanbieden, en overige ondernemers zonder personeel (ozp'ers), die voornamelijk goederen verkopen. Het is daardoor beter mogelijk om de resultaten te relateren aan andere bronnen zoals het CBS. In deze rapportage is evenwel nog steeds een belangrijke plaats ingeruimd voor de uitkomsten die betrekking hebben op zzp'ers. De uitkomsten van de huidige meting kunnen dus worden vergeleken met die van voorgaande jaren. In hoofdstuk 2 komen de verbeteringen aan het panel uitgebreid aan bod. Veel aandacht is daarbij uitgegaan naar het behoud van oorspronkelijke panelleden. Het panel is weer aangevuld om de uitval te compenseren. Aan deze meting hebben in totaal 3.000 panelleden meegewerkt. De wijze waarop het huidige panel is samengesteld, wordt beschreven in bijlage I. Daarbij wordt ook ingegaan op enkele belangrijke aandachtspunten bij het gebruik van een panel als instrument (onder andere de consequenties van uitval). De veldwerkverantwoording is opgenomen in bijlage II.
1
Van der Ende, Erken & Streefkerk (2010).
2
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (2011).
9
2
Beschrijving van het panel
2.1
Thematische opbouw van het panel Het zzp-panel is primair gericht op allerlei relevante aspecten rond de bedrijfsvoering en de continuïteit van zzp-ondernemingen. Het panel geeft thematisch inzicht in o.a. persoonskenmerken, bedrijfskenmerken, bedrijfsvoering en inkomen, verzekeringen, zelfstandigheid, marktom-
Het panel geeft in-
standigheden, innovatie en investeringen (zie figuur 1). Aanvankelijk
zicht in relevante
maakte ook het onderwerp arbeidsomstandigheden (bijv. tevredenheid
aspecten rond de
en autonomie) deel uit van de thematische opbouw van het panel. Met
bedrijfsvoering en
de komst van de Zelfstandigen Enquête Arbeid (de ZEA)1 van TNO in sa-
de continuïteit van
menwerking met het CBS, wordt dit thema niet meer via het panel ge-
zzp-ondernemingen.
meten. Figuur 1
Denkkader en opzet van het zzp-panel
Bedrijfsvoering
Inkomenspositie
Structurele eigenschappen
Bedrijfskenmerken
Inkomensverzekeringen Objectief succes Economische zelfstandigheid
Zzponderneming Subjectief succes
Marktomstandigheden
Innovatie
Persoonskenmerken ondernemer
Investeringen
Bron: Panteia/EIM, zzp-panel 2011.
Bij elke meting van het panel zijn een of enkele verdiepingsthema's opgenomen. Tot op heden zijn netwerken, de economische crisis, inkomensondersteuning, innovaties, inkomen op de oude dag, economische zelfstandigheid en ondernemende houding verdiepingsthema's geweest. In deze meting is veel aandacht uitgegaan naar de verbreding van de reikwijdte van het panel van zzp'ers naar ondernemers van eenpersoonsbedrijven en aan het verzamelen van informatie over de nieuwe 1
http://www.tno.nl/downloads/Zelfstandigen%20Enquête%20Arbeid.pdf. Onderwerpen die in de ZEA aan bod komen zijn bijvoorbeeld de arbeidsomstandigheden, duurzame inzetbaarheid, gezondheid, productiviteit en de afhankelijkheid van klanten of opdrachtgevers. In mei 2013 worden de eerste resultaten op basis van de ZEA verwacht.
11
paneldeelnemers. Vandaar dat in deze rapportage geen verdiepingsthema is opgenomen. Een aanvullende studie over sociale media zal als afzonderlijke publicatie op www.ondernemerschap.nl verschijnen. Uitkomsten over de regeling Zelfstandig en Zwanger (ZeZ) zal apart richting SZW gerapporteerd worden.
2.2
De nieuwe opzet van het panel In 2012 is het panel op enkele punten verbeterd. De nieuwe opzet maakt
In 2012 is het panel
het mogelijk om nog beter onderzoek te kunnen uitvoeren naar zzp'ers
op enkele punten
en om beter aan te sluiten bij andere bronnen. In vergelijking met 2011
verbeterd:
zijn twee substantiële wijzigingen doorgevoerd:
het panel is uitge-
1
breid tot alle onder-
Het panel is uitgebreid tot alle ondernemers van eenpersoonsbedrijven.
nemers van eenper-
2
soonsbedrijven en
De tweede telefonische meting wordt vervangen door een internetenquête.
de tweede meting loop via internet.
U i tb r e id i ng to t a l l e on de r ne m er s zo nd e r pe r son e e l De groep zelfstandigen zonder personeel is zeer heterogeen.1 Vanuit verschillende invalshoeken wordt onderzoek gedaan, waarbij veelal verschillende onderzoeksmethoden gehanteerd worden. Als gevolg is er een verscheidenheid aan statistische informatie. Om beter te kunnen aansluiten bij overige bronnen is in 2012 de reikwijdte van het panel breder getrokken. Het omvat nu alle ondernemers zonder personeel. De zzp-definitie zoals gehanteerd in vorige edities blijft relevant (zie ook paragraaf 2.3), maar die uitsplitsing is nu pas in de analysefase gemaakt. In deze rapportage worden de specifieke uitkomsten op het niveau van zzp'ers vergeleken met de totale groep eenpersoonsbedrijven.
T we e de m et i ng v ia i nt er n et Voor goed onderzoek naar bepaalde thema's zijn complexere meetconstructen nodig. In een beknopte telefonische enquête is dat lastig te realiseren. Het inpassen van een internetenquête biedt ruimte voor een ander type vragen en maakt diepgaander onderzoek mogelijk. Daartegenover staat dat extra aandacht nodig is voor de kwaliteit die met internetmetingen behaald kan worden. Door de passieve benadering bestaat een grotere kans op selectieve respons. De combinatie van een telefonische en een internetmeting maakt het echter goed mogelijk om te controleren voor selectiviteit en deze eventueel te corrigeren. Ook is het belangrijk dat het responspercentage voldoende hoog is om nog te kunnen differentiëren naar groepen. Voor de eerste meting van 2012 is daarom voorzien in een grotere nettosteekproef van 3.000 panelleden, zodat de benodigde respons gehaald kan worden.
B eh ou d va n de b e sta a nd e pa ne l l e de n Het structurele karakter van het panel is zeer waardevol. Vandaar dat veel zorg is besteed aan het behouden en inpassen van de bestaande
1
12
Bosch en Van Vuuren (2010), Berden et al. (2010), p. 3-5.
panelleden. Oude panelleden zijn daarom ingewogen in het huidige panel, volgens dezelfde verhouding arbeid/goederen als bij nieuw geworven panelleden is geconstateerd.
2.3
Definities en samenstelling van het panel Het huidige panel omvat nu alle eenpersoonsbedrijven, te onderscheiden in zelfstandigen zonder personeel (zzp'ers die arbeid aanbieden) en overige ondernemers zonder personeel (ozp'ers). Daarmee is het mogelijk om zelfstandigen zonder personeel vanuit een ruime (alle eenpersoonsbedrijven) en een enge definitie (zzp'ers die arbeid aanbieden) met elkaar te vergelijken.1 Beide groepen verhouden zich tot elkaar zoals weergegeven in figuur 2. Figuur 2
De relatie tussen eenpersoonsbedrijven en zzp'ers.
Eenpersoonsbedrijven Ozp
Zzp
Bron: Panteia/EIM, zzp-panel 2012.
Eenpersoonsbedrijven zijn alle in het handelsregister ingeschreven ondernemers die geen personeel in dienst hebben. Zzp'ers vormen daar een deelsegment van. Zij zijn solitair opererende zelfstandigen die ongeveer dezelfde werkzaamheden verrichten onder vergelijkbare omstandigheden als personen in loondienst. Zij hebben geen medeondernemers en bieden voornamelijk hun eigen arbeid en vaardigheden aan. Typische voorbeelden van dit type zelfstandigen zijn de zelfstandige metselaars, stukadoors, kraamhulpen en ook interim-managers, coaches of communicatiedeskundigen. In het panel vormt het aandeel zzp'ers 80%.2 Omge-
1
Wennekers et al. (2011), p. 96.
2
Ter vergelijking: in het eerste kwartaal van 2012 telde het CBS ruim 570.000 zelfstandigen die voornamelijk hun eigen arbeid aanbieden (Kösters 2012). Omgerekend is dat 78% van alle eenpersoonsbedrijven. Die cijfers zijn afkomstig van de Enquête beroepsbevolking (EBB) en hebben betrekking op personen van 15 tot 65 jaar die twaalf uur of meer per week werkzaam zijn (de werkzame beroepsbevolking). Er is voor gekozen om alleen te kijken naar de zogenoemde eerste werkkring van personen. Wanneer iemand zelfstandig ondernemer is in een tweede of derde werkkring, is deze dus niet meegeteld.
13
rekend naar de populatie van het ABR zijn dit 620.000 zzp-ondernemingen. De resterende groep wordt gerekend tot de groep overige ondernemers zonder personeel (ozp; 20%). Het grootste deel van de ozp'ers wordt gevormd door zelfstandigen die voornamelijk goederen verkopen ('klassieke' zelfstandigen). Typische voorbeelden van klassieke zelfstandigen zijn veetelers, groenteboeren of cafébazen. Daarnaast omvat de groep ook vennoten en maten die voornamelijk hun arbeid aanbieden. Dit zijn bijvoorbeeld de medische specialisten of advocaten die in een maatschap zitten. Het in kaart brengen van ozp'ers is relevant, omdat deze groep eenpersoonsbedrijven op enkele punten afwijkt van de zzp-groep. In het panel vormt het aandeel ozp'ers 20%. Omgerekend zijn dit circa 155.000 ozp-ondernemingen. Figuur 3
Aandeel zelfstandigen zonder personeel in totale werkzame beroepsbevolking 2001-2009 naar type zelfstandige
a
c
Eenpersoonsbedrijven (a)
Zzp'ers (b)
20 09
20 08
20 07
20 06
20 05
20 03
20 04
b
20 02
20 01
10% 9% 8% 7% 6% 5% 4% 3% 2% 1% 0%
Ozp'ers (c)
Bron: Koster en De Vries (2011), bewerking EIM.
De sterke opkomst van het zelfstandig ondernemerschap komt hoofdzakelijk voor rekening van de zzp'ers (zie
(b)
in figuur 3). In sommige stu-
dies worden zij ook wel de 'nieuwe' zelfstandigen genoemd.1 De kwalificatie nieuw heeft geen betrekking op een recent ontstaan fenomeen, maar wel op de recente bloei en politieke aandacht voor zzp'ers.2
14
1
Aerts (2007); De Vries en Braams (2012).
2
Aerts (2007) p.5-6.
2 . 3 . 1 G eha nt e er d e cr i te r ia Ondernemers van eenpersoonsbedrijven voldoen aan de volgende criteria: 1
de ondernemer voert zelfstandig ondernemende activiteiten uit;
2
heeft geen personeel;
3
werkt minimaal 15 uur per week in de onderneming.
Zzp'ers voldoen - net als in de voorgaande metingen van het zzp-panel aan de volgende aanvullende criteria: 4
heeft geen compagnon (medeondernemer of meewerkende partner die vergelijkbare activiteiten uitvoert en substantieel bijdraagt);
5
verkoopt in de eerste plaats eigen arbeid, kennis, vaardigheden en geen goederen, producten of andermans diensten.
Ozp'ers zijn alle ondernemers van eenpersoonsbedrijven die geen zzp'er zijn. Zij voldoen in elk geval ook aan de criteria van ondernemers van eenpersoonsbedrijven. In het verdere verloop van dit rapport zullen de resultaten van de drie groepen tegen elkaar afgezet worden. Daar waar relevant zijn de resultaten van de groep zzp'ers per sector gepresenteerd.
15
3
Kenmerken van de ondernemers en de ondernemingen
3.1
Kenmerken van de ondernemers Z zp v e rsu s oz p Een belangrijk onderscheid waar de verdere analyse aan is opgehangen,
Van de eenpersoonsbedrijven is
betreft het verschil tussen aanbieders van arbeid of diensten versus ver-
80% zzp'er en 20%
kopers van goederen (zie paragraaf 2.3). Deze indeling maakt het moge-
overige ondernemer
lijk om de groep zelfstandigen te beschrijven die vergelijkbaar werk uitvoeren onder vergelijkbare omstandigheden als mensen in loondienst (de
zonder personeel
zzp'ers). Van alle ondernemers van eenpersoonsbedrijven is 20% ozp'er
(ozp).
en wordt 80% tot de groep zzp'ers gerekend. Vanzelfsprekend zijn er onder de zzp'ers geen aanbieders van goederen1. Onder de ozp'ers zijn wel ondernemers die voornamelijk hun arbeid of diensten aanbieden, namelijk 11%. Deze groep ozp'ers onderscheidt zich van de zzp'ers, doordat zij bijvoorbeeld hun bedrijf met een medeondernemer of gezinslid voeren. Zij dragen geen individueel ondernemersrisico.
G e sl a ch t Twee op de drie ondernemers van eenpersoonsbedrijven (68%) is een man. Ozp'ers zijn vaker man dan zzp'ers: 76% tegenover 66%. Binnen de groep zzp'ers worden vrouwelijke zzp'ers vooral aangetroffen in de zorg en welzijn, waar 76% van de zzp'ers een vrouw is. Ook de overige dienstverlening en de sector onderwijs en training kennen een hoog aandeel vrouwelijke zzp'ers (resp. 51% en 49%). In de bouw en de landbouw worden maar heel weinig vrouwelijke zzp'ers aangetroffen: resp. 3% en 6%. Ook de ICT en de sector transport, opslag, communicatie kennen een laag aandeel vrouwelijke zzp'ers: resp. 10% en 11%.
L ee ft i j d 62% van de ondernemers van eenpersoonsbedrijven is 35 tot en met 54 jaar oud (zie figuur 4). Een op de tien ondernemers (9%) is jonger dan 35 jaar en 29% van de ondernemers is 55 jaar of ouder. Er is nauwelijks verschil in leeftijdsopbouw tussen zzp'ers en ozp'ers.
1
De definitie van zzp’er sluit aanbieders van goederen uit.
17
Figuur 4
Leeftijd van de ondernemer zzp'ers naar sector
ICT bouw industrie overige dienstverlening zorg en welzijn handel, horeca, reparatie transport, opslag, communicatie onderwijs en training overige zakelijke dienstverlening landbouw
gemiddelde zzp'ers gemiddelde ozp'ers gemiddelde eenpersoonsbedrijven 0% tot 34 jaar
20%
40%
35-54 jaar
60%
80%
100%
55 jaar of ouder
Bron: Panteia/EIM, zzp-panel 2012.
Binnen de groep zzp'ers springen er enkele sectoren uit waar de leeftijdsverdeling duidelijk afwijkt van het gemiddelde, en dan vooral doordat de groep ouderen groter dan wel juist kleiner is. Veel ouderen worden aangetroffen in de landbouw. De ICT en de bouw kennen daarentegen weinig oudere ondernemers. In de ICT is, evenals in de transportsector, het aandeel jongere ondernemers relatief groot. Een vergelijking van zzp'ers en ozp'ers met werknemers is alleen mogelijk voor de groep tot 65 jaar. Relatief gezien zijn ondernemers van eenpersoonsbedrijven vaker ouder dan werknemers (figuur 5). Figuur 5
Leeftijdsopbouw van zzp'ers, ozp'ers en werknemers tot 65 jaar**
50% 40% 30% 20% 10% 0% t/m 24 jaar
25 t/m 34 jaar
gemiddelde zzp'ers
*
35 t/m 44 jaar gemiddelde ozp'ers
45 t/m 54 jaar
werknemers*
CBS Statline 2012.
** 5% van de respondenten in het zzp-panel is ouder dan 65 jaar. Bron: Panteia/EIM, zzp-panel 2012.
18
55 t/m 64 jaar
O p l ei d in gs n iv ea u Bijna de helft van de ondernemers van eenpersoonsbedrijven (45%) is hoger opgeleid (zie figuur 6). Onder de ozp'ers zijn minder hoger opgeleiden, namelijk 31%. Ozp'ers hebben vaker een middelbare opleiding achter de rug. Figuur 6
opleidingsniveau van de ondernemer zzp'ers naar sector
overige zakelijke dienstverlening zorg en welzijn onderwijs en training ICT overige dienstverlening transport, opslag, communicatie handel, horeca, reparatie industrie bouw landbouw
gemiddelde zzp'ers gemiddelde ozp'ers gemiddelde eenpersoonsbedrijven 0% hoger
20%
40%
60%
middelbaar
80%
100%
lager
Bron: Panteia/EIM, zzp-panel 2012.
Binnen de groep zzp'ers is er sprake van zeer grote verschillen in opleidingsniveau tussen de sectoren. In de overige zakelijke dienstverlening is de overgrote meerderheid van de ondernemers hoger opgeleid. In deze sectoren komen vrijwel geen lager opgeleide ondernemers voor. Ook de sectoren zorg en welzijn, onderwijs en training en ICT kennen veel hoger opgeleiden. In de landbouw en de bouw is daarentegen het opleidingsniveau van veel ondernemers laag. In deze sectoren komen vrijwel geen hoger opgeleide ondernemers voor. Figuur 7
Arbeidsmarktsituatie van de ondernemer voor de start als zelfstandige
gemiddelde zzp'ers gemiddelde ozp'ers gemiddelde eenpersoonsbedrijven 0%
20%
40%
60%
80%
100%
werknemer werkgever werkloos/ arbeidsongeschikt/ uitkeringsgerechtigd scholier/student anders
Bron: Panteia/EIM, zzp-panel 2012.
19
A r b e id sma rk ts it ua t i e voo r d e sta rt a ls z e lf sta nd i g e Verreweg de meeste ondernemers van eenpersoonsbedrijven (77%) waren werknemer voor de start als zelfstandige (zie figuur 7). Bij de zzp'ers was dat met 79% nog vaker het geval dan bij ozp'ers (71%). Het aantal ondernemers dat voor de start gepensioneerd was, is zo gering dat het niet in de figuur is opgenomen. De verschillen tussen de zzp'ers en de ozp'ers wat betreft het aandeel ondernemers dat werkgever, werkloos, arbeidsongeschikt of uitkeringgerechtigd, dan wel scholier of student was, zijn heel gering. Het verschil tussen zzp'ers en ozp'ers wat betreft het aandeel ondernemers dat voor de start werknemer was, komt vrijwel geheel voor rekening van de categorie 'anders' (bijvoorbeeld, huisvrouw of huisman, of ondernemer of partner in een andere onderneming). Een op de acht on-
Slechts een op de acht ondernemers (13%) van eenpersoonsbedrijven
dernemers zou nu
was als men nu vrij mocht kiezen liever in loondienst geweest of geble-
liever kiezen om in
ven (zie figuur 8). Bij ozp'ers is dat iets vaker het geval dan bij zzp'ers.
loondienst te wer-
Het lijkt erop dat er sprake is van een sectoreffect, want vooral in de
ken…
sector handel, horeca en reparatie zouden veel zzp'ers liever in loondienst zijn geweest of gebleven, en dat is ook de sector waarin de ozp-
…dat aandeel is hoger in de sector handel, horeca en reparatie, onder middelbaar en lager opgeleide zelfstan-
ers werkzaam zijn. Ook voor enkele andere kenmerken zijn verschillen waargenomen. Middelbaar en lager opgeleide zzp'ers en ozp'ers zouden vaker kiezen voor werken in loondienst. In de lagere inkomensklassen zijn de zelfstandigen ook vaker geneigd om te kiezen voor het werknemerschap (in de laagste klassen bijna een kwart). Naar leeftijd en het aantal opdrachtgevers bezien, zijn geen grote verschillen waargenomen
digen en in de lage-
in het aandeel dat wenst te switchen.
re inkomensklassen.
Ten opzichte van vorig jaar is het aandeel zzp'ers dat liever weer in loondienst werkzaam wil zijn niet verschoven. Alleen bij ozp'ers lag dit aandeel iets lager (17% nu versus 14% vorig jaar). Figuur 8
Liever werkzaam in loondienst (in procenten) zzp'ers naar sector handel, horeca, reparatie onderwijs en training industrie bouw
transport, opslag, communicatie overige dienstverlening zorg en welzijn landbouw ICT overige zakelijke dienstverlening
gemiddelde zzp'ers gemiddelde ozp'ers gemiddelde eenpersoonsbedrijven 0%
Bron: Panteia/EIM, zzp-panel 2012.
20
5%
10%
15%
20%
25%
3.2
Kenmerken van de ondernemingen S ect o r Ondernemers van eenpersoonsbedrijven zijn vooral actief in de sectoren overige dienstverlening, handel, horeca en reparatie en overige zakelijke dienstverlening (zie tabel 1). Zzp'ers zijn vooral actief in de overige dienstverlening, de overige zakelijke dienstverlening en de bouw. De meerderheid van de ozp'ers is actief in de sector handel, horeca en reparatie. Tabel 1
Sector van de onderneming (in procenten)
eenpersoonsbedrijven
ozp'ers
landbouw
3
11
1
industrie
4
5
3
bouw
13
4
16
handel, horeca, reparatie
18
57
8
transport, opslag, communicatie
5
2
5
ICT
4
2
5
15
4
18
zorg en welzijn
5
1
6
onderwijs en training
4
1
5
29
13
33
100
100
100
overige zakelijke dienstverlening
overige dienstverlening totaal
zzp'ers
Bron: Panteia/EIM, zzp-panel 2012.
R e ch tsv o rm De definitie van zzp'er brengt met zich mee dat de keuze uit de rechtsvorm voor de onderneming beperkt is tot die tussen eenmanszaak of BV. De rechtsvorm van de onderneming is bij 90% van de zzp'ers de eenmanszaak. Ook bij ozp'ers is de eenmanszaak met 81% veruit de meest voorkomende rechtsvorm. 10% van de ondernemingen van de ozp'ers is een BV. Omdat ozp'ers wel een medeondernemer in de onderneming kunnen hebben, treffen we in deze groep ook de vennootschap onder firma (7%) en de maatschap (1%) als rechtspersoon aan. In 90% van gevallen heeft de VOF twee vennoten. De overige VOF's hebben ten hoogste vier vennoten.
B es ta a ns du ur va n de on d er ne m in g Iets minder dan de helft van de bedrijven van ondernemers van eenpersoonsbedrijven bestaat al 10 jaar of meer. Er is niet veel verschil tussen zzp'ers en ozp'ers (zie figuur 9). De bedrijven van ozp'ers zijn wel iets vaker dan bedrijven van zzp'ers nog maar maximaal 5 jaar oud. Veel jonge bedrijven van zzp'ers zijn er in de sectoren zorg en welzijn en ICT. De sectoren landbouw en handel, horeca en reparatie kennen relatief veel oudere bedrijven van zzp'ers.
21
Figuur 9
Bestaansduur van de onderneming zzp'ers naar sector zorg en welzijn ICT onderwijs en training
overige zakelijke dienstverlening bouw transport, opslag, communicatie industrie overige dienstverlening handel, horeca, reparatie landbouw
gemiddelde zzp'ers gemiddelde ozp'ers gemiddelde eenpersoonsbedrijven 0% tot en met 5 jaar
Bron: Panteia/EIM, zzp-panel 2012.
22
20%
40%
6 tot en met 9 jaar
60%
80%
10 jaar of meer
100%
4
Bedrijfsvoering
4.1
Inzet in het bedrijf U r en va n d e on d er ne mer Bijna een op de drie ondernemers van eenpersoonsbedrijven besteedt
Bijna een op de drie
gemiddeld per week meer dan 40 uur in het bedrijf (zie figuur 10). Dat is
ondernemers van
bij ozp'ers vaker het geval dan bij zzp'ers. De bestede uren van de on-
eenpersoonsbedrij-
dernemer betreffen alle tijd die de ondernemer aan het bedrijf besteedt,
ven besteedt ge-
dus inclusief bijvoorbeeld acquisitie, ontwikkeling of productvernieu-
middeld per week
wing1.
meer dan 40 uur in het bedrijf.
Figuur 10 Aantal uren dat de ondernemer gemiddeld in het bedrijf besteed zzp'ers naar sector bouw transport, opslag, communicatie handel, horeca, reparatie industrie landbouw ICT overige dienstverlening onderwijs en training zorg en welzijn overige zakelijke dienstverlening
gemiddelde zzp'ers gemiddelde ozp'ers gemiddelde eenpersoonsbedrijven 0% 15 tot 25
25 tot 40
20%
40% 40 tot 60
60%
80%
100%
60 of meer
Bron: Panteia/EIM, zzp-panel 2012.
Zzp'ers in de bouw werken zelden minder dan 40 uur gemiddeld per week in het bedrijf. Ook in de industrie maken de zzp'ers vaak lange werkweken. Korte werkweken (van minder dan gemiddeld 25 uur per week) maken met name de zzp'ers in de sector zorg en welzijn. Ook in de sectoren overige dienstverlening en onderwijs en training werken veel zzp'ers gemiddeld minder dan 25 uur per week in het bedrijf. Dienstenaanbieders onder de ondernemers van eenpersoonsbedrijven kunnen alleen de uren die men voor opdrachtgevers/klanten werkt in rekening brengen. Bijna een op de drie dienstenaanbieders (32%) maakt gemiddeld 25 tot 40 declarabele uren per week. Ongeveer een op de vier maakt 40 tot 60 of 15 tot 25 declarabele uren per week (resp. 27% en 23%). 17% van de dienstenaanbieders maakt gemiddeld minder dan 15
1
Conform de definitie ligt de ondergrens van de bestede uren van de ondernemer op 15 uur per week.
23
declarabele uren per week en slechts een enkeling (2%) maakt gemiddeld per week 60 of meer declarabele uren. Tabel 2
Gemiddeld aantal (declarabele) uren naar inkomensklasse*
Euro per maand
Gemiddeld
Gemiddeld
Aandeel
aantal uren per
aantal
declarabele
week besteed
declarabele
uren van totale
in het bedrijf
uren per week
tijdsbesteding
Minder dan 1.250
32,9
15,5
54%
1.250 tot 1.500
39,7
22,7
65%
1.500 tot 2.000
44,0
29,2
71%
2.000 tot 3.000
49,0
33,6
71%
3.000 tot 5.000
50,1
35,7
74%
Meer dan 5.000
50,2
36,8
77%
42,6
27,8
67%
Gemiddelde eenpersoonsbedrijven
* Voor zelfstandigen die arbeid aanbieden. Hoofdzakelijk zzp'ers en ook een kleine groep ozp'ers. Bron: Panteia/EIM, zzp-panel 2012.
Het aandeel declarabele uren op de totale tijdsbesteding stijgt naarmate het inkomen hoger wordt.
Bij zelfstandigen die voornamelijk arbeid aanbieden wordt het gegenereerde inkomen in sterke mate bepaald door het aantal declarabele uren. In tabel 2 is weergegeven hoe dit samenhangt. In de lagere inkomensklassen treffen we vaker parttimeondernemers aan. Uit de tabel blijkt eveneens dat de het aandeel declarabele uren op de totale tijdsbesteding stijgt naarmate het inkomen hoger wordt. Gemiddeld is dat circa twee van de drie bestede uren, maar in de hoogste en laagste inkomensklassen wijkt dit circa 10% af. Tabel 3
Ontwikkeling tijdsbesteding 2011 vs. 2012 (n=1.150)
15 tot 25 u/wk
25 tot 40 u/wk
40 tot 60 u/wk
≥60 u/wk
53%
40%
7%
-
10%
51%
38%
1%
1%
6%
73%
19%
≥60 u/wk
-
3%
33%
65%
Totaal
11%
24%
48%
17%
15 tot 25 u/wk voorjaar 2011
Gemiddelde tijdsbesteding
Gemiddelde tijdsbesteding voorjaar 2012
25 tot 40 u/wk 40 tot 60 u/wk
Bron: Panteia/EIM zzp-panel 2012.
24
Zzp'ers zijn in 2012
Zzp'ers zijn in 2012 meer uren gaan besteden in hun bedrijf. Uit tabel 3
meer uren gaan be-
is duidelijk op te maken dat zzp'ers in 2012 vaker aangaven meer uren in het bedrijf te hebben gestoken dan in 2011. Ter illustratie: van de zz-
steden in hun be-
p'ers die in 2011 nog 25 tot 40 uur per week besteedden in hun bedrijf,
drijf.
geeft nu 38% aan 40 tot 60 uur in hun bedrijf te steken, versus 10% die minder dan 15 uur is gaan werken. Dit beeld is consistent over alle klassen.
I n z et va n a n d er en in he t b ed r i jf Zoals verwacht mag worden, voert de overgrote meerderheid van de ondernemers van eenpersoonsbedrijven (85%) de onderneming alleen (zzp'ers 89%, ozp'ers 67%). Het zijn met name meewerkende gezinsleden waarmee ondernemers de onderneming samen voeren als zij dat niet alleen doen: 13% van de ondernemers van eenpersoonsbedrijven, 11% van de zzp'ers en 22% van de ozp'ers. Daarnaast voert 8% van de ozpers de onderneming samen met een medeondernemer1. Bij 15% van de ondernemers van eenpersoonsbedrijven die het bedrijf voeren samen met een meewerkend gezinslid, voert het meewerkende gezinslid naast eventuele ondersteunende activiteiten ook inhoudelijk vakmatig dezelfde activiteiten uit als de ondernemer. Dit is veel vaker het geval in ondernemingen van ozp'ers (33%) dan in ondernemingen van zzp'ers (6%). Zodra de activiteiten van het meewerkende gezinslid ook substantieel (meer dan 15%) aan de omzet bijgedragen hebben, werden zij niet meer als zzp'ers geteld. Uitgedrukt als aandeel van alle ondernemers van eenpersoonsbedrijven, ozp'ers en zzp'ers gaat het om resp. 2%, 7% en 1%.
P e rs on ee l De definitie van eenpersoonsbedrijf en zzp'er brengt met zich mee dat deze ondernemers geen personeel in dienst hebben. Het kan echter voorkomen dat de ondernemer na verloop van tijd wel personeel in dienst neemt. 1,6% van de ondernemers die aan de vorige meting van het zzp-panel hebben deelgenomen, heeft bij de eerste meting van 2012 personeel in dienst. Een op de drie personeelsleden heeft een vast dienstverband of uitzicht hierop. Deze voormalige zzp'ers zijn hierdoor uit het panel gestroomd. Ten opzichte van vorig jaar is het aandeel respondenten met (tijdelijk) personeel in dienst wat gedaald (was 2,5%). Ook is het aandeel met uitzicht op een vast dienstverband afgenomen (was ruim de helft).
1
De definitie van zzp’er sluit het voeren van het bedrijf met een medeondernemer of een meewerkend gezinslid dat substantieel bijdraagt uit.
25
Figuur 11 personeel in dienst*
Zzp'ers
Momenteel geen personeel in dienst
Momenteel wel personeel in dienst
98,4%
1,6%
...met uitzicht op vaste dienst
...als tijdelijke kracht
66,7%
33,3%
* Ongewogen percentages bij deelnemers van de vorige meting. Bron: Panteia/EIM, zzp-panel 2012.
T i j d be st e ed a a n o pl e i di n g, cu rs us of s cho l i ng 52% van de zzp'ers heeft tijd besteed aan opleiding tegenover 29% van de
Zzp'ers besteden veel vaker dan ozp'ers tijd aan opleiding, cursus of scholing. 52% van de zzp'ers heeft het afgelopen jaar daaraan tijd besteed tegenover 29% van de ozp'ers. Van alle ondernemers van eenpersoonsbedrijven deed 47% dat.
ozp'ers. Figuur 12 Aantal dagen besteed aan opleiding, cursus of scholing
gemiddelde zzp'ers
gemiddelde ozp'ers gemiddelde eenpersoonsbedrijven 0%
20%
0 dagen 3 t/m 5 dagen Meer dan 10 dagen
40%
60%
80%
100%
1 t/m 2 dagen 6 t/m 10 dagen
Bron: Panteia/EIM, zzp-panel 2012.
Het aantal dagen dat aan opleiding, cursus of scholing werd besteed, is doorgaans beperkt (figuur 12). Van de zzp'ers besteedde 27% een tot maximaal vijf dagen aan opleiding. Bij de ozp'ers ligt dit aandeel lager (18%). 11% van de ondernemers van eenpersoonsbedrijven besteedde zes tot tien dagen aan opleiding (zzp'ers 12% en ozp'ers 6%). Hoger opgeleide zzp'ers investeren ook vaker in zichzelf dan middelbaar of lager opgeleide zzp'ers (8 versus 4 dagen gemiddeld). Een dergelijk verschil is niet waargenomen onder de ozp'ers. Zzp'ers tot 35 jaar hebben het afge-
26
lopen jaar gemiddeld veel meer dagen aan opleiding besteed dan oudere zzp'ers (11 versus 5 à 6 dagen gemiddeld). Bij ozp'ers is dit leeftijdseffect amper waargenomen. Ten opzichte van 2011 zijn er geen grote verschuivingen waargenomen.
4.2
Prijs en tarief N i ve a u va n d e pr i j s of h et ta r i ef Volgens ruim de helft van de ondernemers van eenpersoonsbedrijven is de prijs of het tarief dat men de klanten in rekening brengt vergelijkbaar met het marktgemiddelde (figuur 13). Er is wat dit betreft geen verschil tussen zzp'ers en ozp'ers. Onder zzp'ers komt het iets vaker voor dat men een prijs of tarief in rekening brengt boven het marktgemiddelde. Ozp'ers brengen vaker dan zzp'ers de klanten een prijs of tarief in rekening lager dan het marktgemiddelde. Figuur 13 Tariefstelling
gemiddelde zzp'ers
gemiddelde ozp'ers gemiddelde eenpersoonsbedrijven 40%
30%
20%
lager dan het marktgemiddelde
10%
10%
20%
30%
40%
boven het marktgemiddelde
aan de bovenkant van de markt
Bron: Panteia/EIM, zzp-panel 2012.
De prijs of het tarief
De prijs die of het tarief dat de ondernemers in 2012 de klanten in reke-
is bij de meeste on-
ning brengen is bij de meeste ondernemers vergelijkbaar met 20111 (fi-
dernemers verge-
guur 14). Zzp'ers brengen in 2012 ten opzichte van 2011 vaker dan oz-
lijkbaar met 2011.
p'ers een hogere of veel hogere (d.w.z. meer dan 10% hoger) prijs of
Zzp'ers brengen va-
tarief in rekening. Ozp'ers brengen in 2012 vergeleken met 2011 juist
ker dan ozp'ers een
vaker een lagere of veel lagere (d.w.z. meer dan 10% lager) prijs of tarief in rekening.
hogere prijs/tarief in rekening
1
De vraag naar de vergelijking van het niveau van de prijs of het tarief is uitsluitend gesteld aan ondernemers waarvan de onderneming in 2011 ook bestond.
27
Figuur 14 Tariefontwikkeling
gemiddelde zzp'ers
gemiddelde ozp'ers gemiddelde eenpersoonsbedrijven 25%
20%
15%
10%
5%
5%
(veel) lager
10%
15%
20%
25%
(veel) hoger
Bron: Panteia/EIM, zzp-panel 2012.
F a ctu r e r ing p e r uu r of v oo ra f a f g es pr ok en p r i jz e n Dienstenaanbieders onder zowel de zzp'ers als ozp'ers kunnen de werkzaamheden per uur factureren of met de klant vooraf een prijs afspreken. Werken met vooraf afgesproken prijzen wordt vaker gedaan dan per uur factureren (zie figuur 15). 58% van de dienstenaanbiedende ondernemers hanteert meestal vooraf afgesproken prijzen (zzp'ers 58% en ozp'ers 73%). Figuur 15 Facturering (door dienstenaanbieders) zzp'ers naar sector ICT overige zakelijke dienstverlening zorg en welzijn bouw landbouw onderwijs en training industrie overige dienstverlening handel, horeca, reparatie transport, opslag, communicatie
gemiddelde zzp'ers gemiddelde ozp'ers gemiddelde eenpersoonsbedrijven 0% factureert het meest per uur
20%
40%
60%
80%
100%
hanteert het meest vooraf afgesproken prijzen
Bron: Panteia/EIM, zzp-panel 2012.
Vooral zzp'ers in de sector transport, opslag, communicatie, de sector handel, horeca, reparatie en de overige dienstverlening hanteren meestal vooraf afgesproken prijzen (zie figuur 15). Zzp'ers in de sectoren ICT, overige zakelijke dienstverlening en zorg en welzijn sturen de klant vaak een urenfactuur.
28
4.3
Omzet en opdrachtgevers/klanten O mz e t in 2 01 1
Ruim de helft reali-
Ruim de helft van de eenpersoonsbedrijven realiseerde in 2011 een om-
seerde in 2011 een
zet van minder dan 50.000 euro1 (zie figuur 16A). Ongeveer een op de
omzet tot 50.000
drie ondernemers realiseert een omzet tot 25.000 euro. Over het alge-
euro en 33% een
meen realiseren ozp'ers vaak een hogere omzet dan zzp'ers.
omzet tot 25.000 euro.
Figuur 16 Hoogte van de omzet in 2011 (in euro's)
A) omzet eenpersoonsbedrijven tot 10.000 10.000 tot 25.000 25.000 tot 50.000 50.000 tot 100.000 100.000 tot 200.000 meer dan 200.000 0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
10%
15%
20% ozp'ers
25%
30%
B) omzet zzp'ers versus ozp'ers tot 10.000 10.000 tot 25.000 25.000 tot 50.000 50.000 tot 100.000 100.000 tot 200.000 meer dan 200.000 0%
5% zzp'ers
Bron: Panteia/EIM, zzp-panel 2012.
Omzetrealisatie is
Met name in de sectoren zorg en welzijn en onderwijs en training reali-
vergelijkbaar met
seerden veel zzp'ers in 2011 een omzet van minder dan 50.000 euro. Dit zijn sectoren waar de tijdsbesteding in het bedrijf relatief minder is. Be-
2010.
duidend meer omzet maakten bedrijven van zzp'ers in de bouw. In deze sector bedroeg de omzet in 2011 van ruim meer dan de helft van de bedrijven meer dan 50.000 euro. In de sectoren ICT, overige zakelijke dienstverlening en industrie kwam ongeveer de helft van de bedrijven tot een omzet van deze omvang. Dit beeld wijkt niet af van de omzetrealisatie in 2010.
1
De vraag naar de hoogte van de omzet in 2011 is alleen gesteld aan ondernemers die het bedrijf voor 2011 hebben opgericht.
29
A a n ta l op d ra ch tg ev e rs /k la n te n Ruim 60% heeft meer dan tien opdrachtgevers/klanten.
Een grote meerderheid van de ondernemers van eenpersoonsbedrijven heeft meer dan tien opdrachtgevers/klanten (zie figuur 17). Dat is bij ozp'ers vaker het geval dan bij zzp'ers. Oorzaak hiervan is dat veel ozpers actief zijn in de sector handel, horeca en reparatie. Ook zzp'ers die actief zijn in deze sector hebben heel vaak meer dan tien opdrachtgevers/klanten. Zzp'ers in de landbouw hebben relatief vaak slechts een of twee opdrachtgever(s)/klant(en). Dat komt ook vrij veel voor in de sectoren transport, opslag, communicatie, ICT en overige zakelijke dienstverlening. In deze drie sectoren komt het minder vaak voor dat de zzp'er meer dan tien opdrachtgevers/klanten heeft. Middelbaar of lager opgeleide zzp'ers hebben vaker tien of meer opdrachtgevers/klanten per jaar. Hoger opgeleide zzp'ers hebben iets vaker dan gemiddeld te maken met drie tot en met vijf opdrachtgevers/klanten per jaar. Ten opzichte van 2011 zijn de verschuivingen in het aantal opdrachtgevers zeer beperkt. Figuur 17 Aantal opdrachtgevers/klanten in 2011* zzp'ers naar sector landbouw transport, opslag, communicatie ICT overige zakelijke dienstverlening overige dienstverlening industrie zorg en welzijn bouw handel, horeca, reparatie onderwijs en training
gemiddelde zzp'ers gemiddelde ozp'ers gemiddelde eenpersoonsbedrijven 0% 1 of 2
20%
40%
3 t/m 10
60%
80%
100%
meer dan 10
* Selectie op zzp'ers die voor 2011 zijn gestart en voornamelijk diensten aanbieden. Bron: Panteia/EIM, zzp-panel 2011.
A a rd va n d e o pd ra c ht gev e rs /k la n te n Ongeveer de helft van de ondernemers van eenpersoonsbedrijven heeft overwegend bedrijven/organisaties als opdrachtgevers/klanten (zie figuur 18). Bij ozp'ers is dat minder vaak het geval dan bij zzp'ers. Ozpers hebben vaker dan zzp'ers overwegend particulieren als opdrachtgevers/klanten. Dit hangt samen met het grote aandeel ozp'ers dat actief is in de sector handel, horeca en reparatie. Zzp'ers met overwegend particuliere opdrachtgevers/klanten treffen we vooral aan in de sector zorg en welzijn. De sectoren ICT, overige zakelijke dienstverlening en transport, opslag, communicatie worden gekenmerkt, doordat een grote meerderheid van de zzp'ers overwegend zakelijke opdrachtgevers/klanten heeft. Hoger opgeleide zzp'ers zijn vaker actief op zakelijke markt (65%) dan op de particuliere markt (25%).
30
Voor middelbaar en lager opgeleide zzp'ers en ook voor ozp'ers op alle opleidingsniveaus is deze verhouding ongeveer gelijk. Figuur 18 Aard van de opdrachtgevers/klanten zzp'ers naar sector zorg en welzijn overige dienstverlening onderwijs en training handel, horeca, reparatie bouw industrie landbouw transport, opslag, communicatie ICT overige zakelijke dienstverlening
gemiddelde zzp'ers gemiddelde ozp'ers gemiddelde eenpersoonsbedrijven 0%
20%
40%
60%
80%
100%
overwegend particulieren overwegend bedrijven/organisaties evenveel particulieren als bedrijven/organisaties
Bron: Panteia/EIM, zzp-panel 2012.
Wanneer de opdrachtgevers/klanten voornamelijk bedrijven/organisaties zijn, dan zijn die opdrachtgevers voor het overgrote deel van die ondernemers voornamelijk afkomstig uit het bedrijfsleven en niet van de overheid. Dit is het geval bij 80% van de desbetreffende ondernemers van eenpersoonsbedrijven, voor 80% van de zzp'ers en voor 84% van de ozp'ers. Bij zzp'ers komt het vaker voor dat de opdrachtgevers/klanten dan voornamelijk afkomstig zijn van de overheid (11% tegenover 5% bij de ozp'ers).
O mz e ta a n de e l va n d e be l a n gr i jk st e op d ra ch tg ev e r Gemiddeld realiseren zzp'ers 33% van hun omzet bij hun
Gemiddeld realiseren zzp'ers 33% van hun omzet bij hun belangrijkste opdrachtgever. Bij een op de drie ondernemers van eenpersoonsbedrijven (34%) was de helft of meer van de omzet in 2011 afkomstig van de
belangrijkste op-
belangrijkste opdrachtgever. Dit was vaker het geval bij zzp'ers (36%)
drachtgever. Dit is
dan bij ozp'ers (26%). Binnen de groep zzp'ers is dit vaak aan de orde
iets toegenomen ten opzichte van 2011.
bij zzp'ers in de sectoren landbouw (52%), ICT (51%) en transport, opslag, communicatie (50%) en weinig bij zzp'ers in de sectoren handel, horeca, reparatie (22%) en zorg en welzijn (23%). Ten opzichte van 2011 is het gemiddelde omzetaandeel bij de belangrijkste opdrachtgever iets toegenomen. Voor zzp'ers was dit vorig jaar nog gemiddeld 29%.
31
5
Inkomen
5.1
Huidig inkomen I nk o me n u i t h e t be d r i jf
Bijna 1 op 3 heeft
Het gemiddelde nettomaandinkomen van ondernemers van eenpersoons-
een gemiddeld netto
bedrijven loopt zeer uiteen. Terwijl 29% minder dan 1.250 als gemiddeld
maandinkomen van minder dan 1.250
maandinkomen heeft, heeft 21% meer dan 3.000 als gemiddeld maandinkomen (zie figuur 19). 6% van de ondernemers van eenpersoonsbe-
euro. 1 op 5 ver-
drijven heeft gemiddeld per maand een netto-inkomen van meer dan
dient meer dan
5.000 euro. Dit is vaker het geval bij zzp'ers dan bij ozp'ers. Ozp'ers
3.000 euro per
hebben vaker dan zzp'ers een laag inkomen en minder vaak een hoog
maand
inkomen. Figuur 19 Nettomaandinkomen uit het bedrijf zzp'ers naar sector handel, horeca, reparatie overige dienstverlening onderwijs en training zorg en welzijn industrie transport, opslag, communicatie landbouw overige zakelijke dienstverlening ICT bouw
gemiddelde zzp'ers gemiddelde ozp'ers gemiddelde eenpersoonsbedrijven 0%
20%
40%
minder dan €1.250
€1.250 tot €1.500
€2.000 tot €3.000
meer dan €3.000
60%
80%
100%
€1.500 tot €2.000
Bron: Panteia/EIM, zzp-panel 2012.
Zzp'ers in de sectoren ICT en overige zakelijke dienstverlening hebben vaker dan de gemiddelde zzp'er een hoog inkomen. Het zijn vooral de zzp'ers in de sectoren overige dienstverlening en industrie die vaker dan gemiddeld een laag inkomen hebben. De bouw valt daarentegen op, doordat bijna de helft van de zzp'ers in deze sector een netto-inkomen heeft van gemiddeld 2.000 tot 3.000 euro per maand. Het inkomensbeeld van zzp'ers is stabiel ten opzichte van 2011.
33
P a ra l l e li nk o m en 70% van de onder-
De meeste ondernemers van eenpersoonsbedrijven hebben naast het in-
nemers zonder per-
komen uit de onderneming geen andere inkomstenbron. Bij ozp'ers is dat
soneel heeft naast
vergeleken met zzp'ers iets vaker wel het geval (zie figuur 20). Ozp'ers
het inkomen uit de
hebben vaker dan zzp'ers een baan/dienstbetrekking als andere inkom-
onderneming geen
stenbron. Een aanvullende uitkering komt onder beide groepen onder-
andere inkomsten-
nemers even vaak voor.
bron. Figuur 20 Andere inkomstenbronnen naast het inkomen uit de onderneming zzp'ers naar sector bouw industrie ICT overige zakelijke dienstverlening onderwijs en training zorg en welzijn overige dienstverlening transport, opslag, communicatie landbouw handel, horeca, reparatie
gemiddelde zzp'ers gemiddelde ozp'ers gemiddelde eenpersoonsbedrijven 0%
20%
40%
60%
80%
100%
geen parallelinkomen
baan/dienstbetrekking
aanvullende uitkering
anders
120%
* Meerdere antwoorden mogelijk (percentage kan boven 100% uitkomen). Bron: Panteia/EIM, zzp-panel 2012.
Als het inkomensniveau toeneemt,
Bij alle ondernemers van eenpersoonsbedrijven vormt het inkomen uit de onderneming ruim 85% van het persoonlijk inkomen en bijna 60% van
daalt het aandeel
het gezinsinkomen (figuur 21). Dezelfde verhoudingen zijn terug te vin-
ondernemers met
den onder de groep zzp'ers. Bij de overige ondernemingen zonder perso-
parallelinkomen.
neel is iets vaker sprake van parallelinkomen (80% is afkomstig uit de onderneming). Vooral in de bouw en in iets mindere mate ook in de landbouw zijn zzp'ers (en hun gezin) afhankelijker van het inkomen uit de onderneming. In de zorg en welzijn en in de overige dienstverlening komt het relatief vaker voor dat gezinsinkomen wordt ingebracht door overige leden van het huishouden. Naarmate het inkomensniveau toeneemt, neemt ook het aandeel ondernemers met parallelinkomen af. Bij een op de twee ondernemers die netto gemiddeld minder dan € 1.250 per maand verdienen met het bedrijf is sprake van parallelinkomen. Vanaf € 1.500 netto per maand is dat nog een kwart. Van de ondernemers zonder parallelinkomen vormt voor een op de drie het ondernemersinkomen meteen ook het volledige gezinsinkomen. Deze zelfstandigen zijn voor hun levensonderhoud volledig afhankelijk van het inkomen dat zij uit hun bedrijf genereren.
34
Figuur 21 Aandeel inkomen uit de onderneming in het persoonlijk en gezinsinkomen zzp'ers naar sector bouw industrie zorg en welzijn landbouw overige zakelijke dienstverlening overige dienstverlening ICT onderwijs en training transport, opslag, communicatie handel, horeca, reparatie
gemiddelde zzp'ers gemiddelde ozp'ers gemiddelde eenpersoonsbedrijven 0%
20%
% van persoonlijk inkomen
40%
60%
80%
100%
% van gezinsinkomen
Bron: Panteia/EIM, zzp-panel 2012.
Bij 7% van de ondernemers van eenpersoonsbedrijven (zzp'ers 7% en ozp'ers 10%) is het aandeel van het inkomen uit de onderneming 20% of minder van het persoonlijk inkomen van de ondernemer. Bij 10% van de ondernemers van eenpersoonsbedrijven (zzp'ers 10% en ozp'ers 13%) komt het aandeel op 21 t/m 50%. Bij driekwart van de ondernemers van eenpersoonsbedrijven (76%; zzp'ers 77% en ozp'ers 70%) maakt het inkomen uit de onderneming 91 t/m 100% uit van het persoonlijk inkomen van de ondernemer.
5.2
Inkomensrisico T e rug va lo pt i es
Bijna de helft kan niet meer in het levensonderhoud voorzien als het inkomen uit de onderneming geheel zou
Als het inkomen uit de onderneming geheel zou wegvallen, heeft het huishouden van bijna de helft van de ondernemers van eenpersoonsbedrijven niet voldoende inkomsten over om in het levensonderhoud te kunnen voorzien, omdat eventuele andere inkomsten daarvoor ontoereikend zijn. Er is wat dit betreft geen verschil tussen zzp'ers en ozp'ers (zie figuur 22).
wegvallen
35
Figuur 22 Terugvalopties als het inkomen uit de onderneming geheel zou wegvallen
inkomen van de levenspartner inkomen van baan/dienstbetrekking opgebouwde financiële buffer inkomen uit andere bronnen
andere inkomsten zijn ontoereikend 0%
10%
gemiddelde eenpersoonsbedrijven
20%
30%
40%
gemiddelde ozp'ers
50%
60%
gemiddelde zzp'ers
Bron: Panteia/EIM, zzp-panel 2012.
Voor de ondernemers van eenpersoonsbedrijven die wel een terugvaloptie hebben, bestaat deze veelal uit inkomen van de levenspartner dat voldoende hoog is. Ook wat dit betreft is er geen verschil tussen zzp'ers en ozp'ers. Datzelfde geldt voor inkomsten uit ander bronnen. Wel is er verschil tussen zzp'ers en ozp'ers ten aanzien van de mate waarin men kan terugvallen op een opgebouwde financiële buffer (vaker het geval bij zzp'ers) of op inkomen van een baan/dienstbetrekking (vaker bij ozpers). Als het inkomen uit de onderneming geheel zou wegvallen, zou een op de twee ondernemers van eenpersoonsbedrijven nog langer dan 12 maanden of onbeperkt in het levensonderhoud kunnen voorzien (zie figuur 23). Ozp'ers zouden vaker dan zzp'ers langer dan 12 maanden of onbeperkt in het levensonderhoud kunnen voorzien dan zzp'ers. Een op de drie zzp'ers zou tot zes maanden in het levensonderhoud kunnen voorzien. Alleen onder de zzp'ers zijn er enkelen die minder dan een maand in het levensonderhoud zouden kunnen voorzien. Figuur 23 Aantal maanden dat de ondernemer nog in het levensonderhoud zou kunnen voorzien als het inkomen uit de onderneming weg zou vallen*
gemiddelde zzp'ers gemiddelde ozp'ers gemiddelde eenpersoonsbedrijven 0%
20%
40%
60%
tot 6 maanden 6 tot 12 maanden langer dan 12 maanden/onbeperkt
* Voor zelfstandigen met terugvalopties (n=1.480). Bron: Panteia/EIM, zzp-panel 2012.
36
80%
100%
V e r z ek e r in g t eg en r i si co 's Ondernemers lopen risico op inkomstenderving als gevolg van (kortstondige) ziekte of als gevolg van langdurige arbeidsongeschiktheid. Daarnaast kan aansprakelijkheid voor ondernemers een risico zijn. 21% van de ondernemers van eenpersoonsbedrijven heeft zich tegen geen van deze risico's verzekerd. Ozp'ers hebben zich vaker dan zzp'ers tegen geen van deze risico's verzekerd (25% resp. 20%). Figuur 24 Mate waarin de ondernemers zich hebben verzekerd tegen risico's
(kortstondige) ziekte
langdurige arbeidsongeschiktheid
aansprakelijkheid
0% gemiddelde zzp'ers
20%
40%
gemiddelde ozp'ers
60%
80%
100%
gemiddelde eenpersoonsbedrijven
Bron: Panteia/EIM, zzp-panel 2012.
De meeste ondernemers van eenpersoonsbedrijven hebben zich wel verzekerd voor aansprakelijkheid (zie figuur 24). Daartegenover heeft nog niet een op de vijf ondernemers zich verzekerd tegen het risico op inkomstenderving bij (kortstondige) ziekte. Iets meer ondernemers hebben zich wel verzekerd tegen het risico op inkomstenderving als gevolg van langdurige arbeidsongeschiktheid. Ten aanzien van elk van drie genoemde risico's is de groep onverzekerde ozp'ers groter dan de groep onverzekerde zzp'ers. Het verschil is het grootst ten aanzien van het risico van inkomstenderving als gevolg van langdurige arbeidsongeschiktheid. Verzekering tegen arbeidsongeschikt-
Tussen het inkomensniveau en de afdracht van premies voor inkomensverzekeringen is een relatief sterk verband te zien (figuur 25). Als on-
heid hangt sterk
dernemers zonder personeel meer inkomen genereren zijn zij vaker ver-
samen met inko-
zekerd. Het sterkste inkomenseffect is te zien bij de arbeidsongeschikt-
mensniveau.
heidsverzekeringen. Bij aansprakelijkheidsverzekeringen is het inkomensniveau alleen van invloed op premieafdracht bij de laagste inkomensklassen. Hoger opgeleide ondernemers zonder personeel zijn minder vaak verzekerd tegen het risico van aansprakelijkheid en ziekte. Hierbij zal de sector waarin zelfstandigen actief zijn een rol spelen. In de bouw wordt vaker een aansprakelijkheidsverzekering afgesloten en is het opleidingsniveau over het algemeen lager. Het omgekeerde geldt voor de ICT en de overige zakelijke dienstverlening.
37
Figuur 25 Afdracht van verzekeringpremies naar inkomensniveau
90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Minder dan 1.250 euro per maand
1.250 tot 1.500 euro per maand
1.500 tot 2.000 euro per maand
2.000 tot 3.000 euro per maand
3.000 tot 5.000 euro per maand
Meer dan 5.000 euro per maand
(kortstondige) ziekte langdurige arbeidsongeschiktheid aansprakelijkheid tegen geen van bovenstaande risico's verzekerd
Bron: Panteia/EIM, zzp-panel 2012.
Het aandeel zzp'ers
Ten opzichte van 2011 is het aandeel zzp'ers dat verzekerd is tegen ar-
dat verzekerd is te-
beidsongeschiktheid het meest gedaald. Vorig jaar droeg 38% nog premies af, inmiddels is dit 33%. Het aandeel dat premies afdroeg tegen
gen arbeidsonge-
kortstondige ziekte of aansprakelijkheid is marginaal gedaald (1 à 2%).
schiktheid is het meest gedaald.
Wanneer ondernemers van eenpersoonsbedrijven een verzekering hebben afgesloten tegen het risico op inkomstenderving als gevolg van langdurige arbeidsongeschiktheid, dan is dat in de meeste gevallen (83%) een apart afgesloten verzekering voor het inkomen uit het bedrijf. Dat is vaker het geval bij zzp'ers (84%) dan bij ozp'ers (77%).
5.3
Oudedagsvoorziening
Zzp'ers zetten ten
Iets minder dan de helft van de ondernemers van eenpersoonsbedrijven
opzichte van 2011
(44%) zet een deel van het inkomen uit het bedrijf opzij voor de oude
een kleiner aandeel
dag. Zzp'ers doen dat vaker dan ozp'ers: 47% tegenover 35%. Gemid-
opzij voor de oude
deld genomen is door alle ondernemers van eenpersoonsbedrijven circa
dag (5,3% tegen-
4,8% van het inkomen uit het bedrijf opzij gezet. Dit is inclusief de zelf-
over 6,5%).
standigen die aangaven niets opzij te hebben gezet. Zzp'ers reserveren gemiddeld genomen 5,3% voor hun oude dag, terwijl ozp'ers 2,9% sparen. Hoger opgeleide zzp'ers zetten vaker inkomen opzij. Bij ozp'ers is dit effect van opleiding niet waargenomen. Ook naar inkomen is er een (lineair) effect. Naarmate ondernemers meer verdienen zetten zij ook een hoger aandeel opzij voor later. Ten opzichte van vorig jaar zijn zzpers minder goed in staat gebleken om inkomen opzij te zetten voor hun oude dag. In 2011 spaarde de helft voor hun pensioen en was het aandeel gespaard inkomen uit het bedrijf nog 6,5%. De meest voorkomende vorm waarin de ondernemers van eenpersoonsbedrijven een deel van het inkomen uit het bedrijf voor de oude dag op-
38
zij zetten is een eigen spaar- of beleggingsrekening (zie figuur 26). De helft van de ondernemers van eenpersoonsbedrijven zet op deze manier geld opzij voor de oude dag. Het wordt met name heel veel gedaan door ozp'ers. Op de tweede plaats komt een lijfrentepolis. Wat dit betreft is er geen verschil tussen de beide groepen ondernemers. Geld opzij zetten via een pensioenfonds of de fiscale oudedagsreserve (FOR) wordt veel minder gedaan. Beide vormen komen meer voor onder zzp'ers dan onder ozp'ers. Figuur 26 Vorm waarin een deel van het inkomen uit het bedrijf voor de oude dag opzij wordt gezet
lijfrentepolis
pensioenfonds
FOR
eigen spaar- of beleggingsrekening
anders
0%
10%
20%
gemiddelde eenpersoonsbedrijven
30%
40%
gemiddelde ozp'ers
50%
60%
70%
80%
gemiddelde zzp'ers
Bron: Panteia/EIM, zzp-panel 2012.
39
6
Geraadpleegde bronnen
Aerts, M.C.M., (2007). De zelfstandige in het sociaal recht; de verhouding tussen juridische status en sociaal-economische positie. Amsterdam: Proefschrift Universiteit van Amsterdam. Bosch, N. en D. van Vuuren (2010). De heterogeniteit van zzp'ers. Economisch Statistische Berichten, 95 (4595), p. 682-684. Ende, M. van der, H. Erken & M. Streefkerk, (2010). Lage werkloosheidsgroei ten tijde van crisis. ESB, 95, (4589) 9 juli 2010. Koster, S. en N. de Vries (2011). Bundeling van kracht of gezamenlijk op jacht? De relatie tussen netwerkpositie en het economisch presteren van zzp'ers. Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, 27 (3), p. 325344. Kösters, L., (2012) Helft zelfstandigen biedt als zelfstandige zonder personeel diensten aan, CBS: Webmagazine, maandag 25 juni. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (2011). Kabinetsreactie SER-advies 'Zzp'ers in beeld'. 4 maart 2011. NRC Handelsblad, (2010). 20.000 zzp'ers staken eigen bedrijf. www.nrc.nl, 18-1-2010. Centraal Bureau voor de Statistiek, (2010). Meer zelfstandigen zonder personeel geven er de brui aan. 20 januari 2010. Vries, N.E. de en N. Braams, (2012). Inkomen vermogen en dynamiek van zelfstandigen zonder personeel. Zoetermeer/Heerlen: Panteia/EIM en CBS. Wennekers, A.R.M, G. de Wit, G.W. Brummelkamp, C.M. Hartog en C. van Essen, (2011). Trendstudie MKB en Ondernemerschap; ontwikkelingen, vooruitblik en beleidssignalen. Zoetermeer: Panteia/EIM, A201103.
41
BIJLAGE I
Toelichting op het panel
I n le i d in g Het zzp-panel voldoet in 2012 aan dezelfde hoge kwaliteitseisen als in de voorgaande metingen. Dit houdt concreet in dat: − er een combinatie gebruikt wordt van een telefonische en een internetenquête; − er gestratificeerd wordt naar 10 sectoren; − de resultaten herwogen worden op basis van sectorverdeling; − we voldoende waarnemingen hebben om ook betrouwbare uitspraken te kunnen doen voor subgroepen; − zoveel mogelijk de uitval beperkt wordt met responsverhogende methoden; − mogelijk toekomstig onderzoek kan plaatsvinden op de groep uitvallers; − actief gewerkt wordt aan hernieuwde deelname.
T h e ma t is ch e op b ouw va n h et pa ne l De opbouw bestaat uit een structureel gedeelte, aangevuld met wisselende verdiepingsthema's. De structurele onderwerpen worden periodiek gemeten, zodat de ontwikkeling hiervan in de tijd te volgen is. Deze onderwerpen zijn onder andere: − persoonskenmerken van zzp'ers; − bedrijfskenmerken van zzp-ondernemingen; − bedrijfsvoering (bijv. omzet, tariefstelling, investeringen); − inkomenspositie (bijv. inkomens en terugvalopties); − inkomensverzekeringen (bijv. pensioen en sociale zekerheid); − economische zelfstandigheid (bijv. aantal opdrachtgevers, Verklaring Arbeidsrelatie); − marktomstandigheden (bijv. crisisomstandigheden, concurrentie); − innovatie; − investeringen (bijv. scholing en opleidingen). Bij elke meting van het panel zijn een of enkele verdiepingsthema's opgenomen. Voor deze thema's is telkens een aanvullend blok van samenhangende vragen geformuleerd. Een samenhangend blok biedt doorgaans meer inzicht in het onderwerp en leent zich beter voor verdiepende analyses. Vragen die het meeste inzicht bieden, kunnen in een later stadium ook worden opgenomen als structurele variabelen. Tot op heden zijn de volgende verdiepingsthema's in het panel opgenomen: − (ruimtelijke) netwerken en samenwerking; − gevolgen van de economische crisis; − inkomensondersteuning (Bbz); − innovaties en vernieuwingen; − inkomen op de oude dag; − economische zelfstandigheid; − ondernemende houding.
43
T e le fo n isc he en qu êt e in co mb i na t i e me t ee n in te r ne tm et i ng Deze meting van het panel is in de vorm van telefonische enquêtes uitgevoerd. In vergelijking met papieren enquêtes en internetenquêtes levert een telefonische enquête doorgaans een hoog responspercentage op. De betrouwbaarheid van de uitkomst is daardoor hoger en de representativiteit is beter te bewaken. De actieve benadering zorgt verder voor het voorkomen van respondentbias: deelname van een niet-aselecte groep zzp'ers. Telefonische enquête is ook praktisch gezien zeer relevant. Op voorhand beschikken wij niet over e-mailadressen van zzp'ers. Het samenstellen van een panel op basis van internet is daarom tijdrovend, kostbaar en levert mogelijk problemen op voor de betrouwbaarheid. De tweede meting zal als internetmeting worden uitgevoerd. De respons zal daardoor lager uitvallen dan bij een telefonische meting, maar is door de panelopzet vaak hoger dan bij een standaard internetmeting. Responspercentages van 40 a 50% zijn haalbaar. Met de achtergrondinformatie uit de eerdere (telefonische) metingen is een gedegen nonresponsanalyse mogelijk en zijn ook eventuele correcties in te bouwen. De keuze voor een tweede meting via internet maakt het mogelijk om te variëren in het type vraagstelling en biedt voordelen voor diepgaander onderzoek (zie ook paragraaf 2.2).
S a m en st e l l in g s t eek p roe f Er zijn diverse kaders van waaruit de steekproef kan worden getrokken. Hier is gekozen voor de DM-CD, het adressenbestand van MarktSelect, dat een directe afgeleide is van het Basisregister Bedrijven van de Kamers van Koophandel (Kvk). Het bestand van MarktSelect is nog verrijkt met gegevens uit andere registers en verder opgeschoond. De belangrijkste argumenten voor dit bestand zijn dat het zeer up-to-date is en dat het een aantal kenmerken/gegevens bevat die niet in de andere (van de KvK afgeleide) bestanden aanwezig zijn. Door de DM-CD te gebruiken sluiten we impliciet grotendeels aan bij de 'definities' van het Basisregister Bedrijven. Resultaatgenieters1 die niet staan ingeschreven, blijven daardoor buiten beschouwing. In het adressenbestand van Marktselect komen in eerste instantie alleen bedrijven voor die ingeschreven staan met een vast nummer. Een deel van de zzp'ers is bij de KvK slechts ingeschreven met een mobiel telefoonnummer. Het gaat in totaal om ongeveer 25%. Vooral in de bouw, handel en ICT komt dit voor. Deze groep is meegenomen in de samenstelling van de steekproef. Uit het adressenbestand van DM-CD zijn ondernemers geselecteerd die, gelet op de registratie-informatie, voldoen aan de criteria 1, 2 en 3 van de zzp-definitie (zie paragraaf 2.3). Aan de hand van controlevragen zijn deze criteria nog eens gecontroleerd op vervuiling in het Basisregister Bedrijven. Voor de criteria 4 en 5 is op voorhand niet duidelijk of de res-
1
44
Personen die resultaat uit overige werkzaamheden op hun IB-formulier van de Belastingdienst opvoeren.
pondenten hieraan voldoen. In de enquête is hiervoor door middel van vragen op gecontroleerd. In 2012 blijven respondenten die niet aan deze laatste twee criteria voldoen in het panel. Tijdens de analysefase worden hier selecties op gemaakt.
S a m en st e l l in g pa n e l In principe bestaat het panel uit circa 3.000 ondernemers van eenpersoonsbedrijven, verdeeld over 10 sectoren/branches. Per sector zijn dat minimaal 250 en maximaal 380 waarnemingen waarover dus betrouwbare uitspraken gedaan kunnen worden (zie tabel 4). Verder zijn er circa 2.400 panelleden die voldoen aan de bekende zzp-definitie (circa 250 per sector). De groep ozp'ers omvat in totaal 600 panelleden, maar die zijn conform de populatieverdeling niet evenredig verdeeld over de sectoren. Uitspraken over ozp'ers zullen daarom betrekking hebben op enkele sectoren waarin zij overwegend actief zijn. Tabel 4
Overzicht betrouwbaarheid uitspraken
Betrouwbaarheidsinterval (Stel dat 30% van de resBetrouwbare
Steekproef
pondenten eigenschap Y
uitspraken
omvang
bezit en 70% dus niet)
Eenpersoonsbedrijven
Ja
3.000
> 28 - 32%
Zzp'ers
Ja
2.400
> 28 - 32%
Ozp'ers
Ja
600
26 - 34%
Zzp'ers versus een-
Ja
3.000 – 2.400
> 28 - 32%
Ja
Ca. 300
25 - 35%
Ja
Ca. 250
24 - 36%
enkele sectoren
Ca. 60
17 – 43%
Niveau
persoonsbedrijven Eenpersoonsbedrijven naar sector Zzp'ers naar sector Ozp'ers naar sector*
* De vraag is of dit überhaupt wenselijk is om te presenteren (zie verder).
O nd e rho ud p a n el Het panel wordt jaarlijks tijdens de eerste meting aangevuld. In 2012 is er extra aangevuld tot 3.000 panelleden. Bij de aanvulling is rekening gehouden met de verdeling over de sectoren. Ook is weer gebeld onder een groep zzp'ers die alleen met een mobiel nummer geregistreerd staan in het Basisregister bedrijven. Normaal gesproken blijft deze groep buiten het steekproefkader, omdat er voor 'direct marketing'-doeleinden slecht onderscheid kan worden gemaakt tussen echte zelfstandigen en particulieren (de zogenaamde 'Makropasjeshouders'). Als gevolg van meting via het internet zal de najaarsmeting hoogstwaarschijnlijk een lagere respons opleveren. Alle panelleden die aan hebben gegeven in de toekomst benaderd te mogen worden, zullen behouden worden voor het panel. Zij worden in de eerste meting van 2013 weer gebeld.
45
R e sp on sv e ra nt wo or d in g m et in g I 2 01 2 Uit de laatste meting van 2011 konden 1.540 respondenten benaderd worden. Hiervan is met 1.096 een succesvol interview afgerond; een responspercentage van ruim 71%. Dit is zo hoog omdat het een meting onder bestaande panelleden betreft. De participatiegraad is het aantal complete gesprekken binnen de doelgroep en vormt een graadmeter voor de kwaliteit van een panel. Met 75,8% valt deze iets lager uit dan in vorige metingen, maar dit is nog steeds hoog te noemen. Respondenten zijn graag bereid om mee te werken. Voor het totale panel is de totale respons uitgekomen op 39%. Bijlage II geeft een uitgebreid overzicht van de respons in 2012. Van de overgebleven panelleden geeft 94% aan dat men binnen nu en een half jaar weer mag worden benaderd. Het aandeel panelleden met een bekend emailadres is 85% (2.541). Zij kunnen in de najaarsmeting via internet benaderd worden.
W e g in g Ten behoeve van de
Inwegen oude panelleden
representativiteit
Het opzetten van een panel is een kostbare zaak. Het longitudinale ka-
zijn de resultaten
rakter is waardevol, en om dit te bewaken zijn de bestaande panelleden
herwogen naar sector. Hiervoor zijn
zoveel mogelijk behouden. De deelnemers uit het bestaande panel zijn in het nieuwe panel ingewogen. Per sector is de verhouding goederenver-
CBS-randtotalen uit
kopers/arbeidaanbieders gelijkgesteld aan de geobserveerde verhouding
het Algemeen Be-
van nieuwe panelleden. Deze verhouding is in elke sector aselect en dus
drijvenregister (ABR) gebruikt.
representatief (zie tabel 5). De volgende weegfactor is berekend voor het inwegen van bestaande panelleden: IWij = (Panelij /Σ j Panelij )/(Werf ij /Σ j Werfij ) Waarbij: IWij = Inweegfactor in sector i Panelij = Panelleden uit het bestaande panel in sector i Werf ij = Nieuwe panelleden in sector i j= indicator voor goederen of arbeid
46
Tabel 5
Inwegen oude panelleden
Ongewogen
Gewogen verdeling
frequentie
conform nieuwe werf
Goederen
Arbeid
Goederen
Arbeid
landbouw
53
56
64%
36%
industrie
27
79
28%
72%
3
95
4%
96%
46
58
63%
37%
8
97
5%
95%
10
97
7%
93%
verlening
5
143
2%
98%
zorg en welzijn*
0
105
0%
100%
onderwijs en training
4
101
3%
97%
overige dienstverlening
4
105
7%
93%
160
936
17%
83%
bouw handel, horeca, reparatie transport, opslag, communicatie ICT overige zakelijke dienst-
totaal
* NB, door het ontbreken van goederenverkopers in de zorg is gekozen om de totale weegfactor in de sector te hanteren (dus ongeacht de verhouding goederen-arbeid). Die weegfactor is 1. Bron: Panteia/EIM zzp-panel 2012.
Weging totale panel (naar randtotalen CBS) In vorige edities werd gebruikgemaakt van correctiefactoren om de populatie van zzp'ers te schatten. Door de keuze om alle eenpersoonsbedrijven in het panel op te nemen kon deze complexe wegingsprocedure worden losgelaten. Het is nu mogelijk om te wegen naar de sectorverdeling van bedrijven met 1 werkzame persoon, zoals gepubliceerd door het CBS. In het Algemeen Bedrijvenregister (ABR) telt het CBS alle eenpersoonsbedrijven tot op 2-digit Standaard bedrijfsindeling (SBI). Voor enkele sectoren in het zzp-panel is een opsplitsing gemaakt op 3-digitniveau. Hiervoor is gecorrigeerd. De volgende weegfactor is berekend voor het totale panel: W i = (Samplei /Σ i Samplei )/(ABR_Popi /Σ i ABR_Popi ) Waarbij: W i = Weegfactor in sector i Samplei = aantal respondenten in de nettosteekproef in sector i ABR_Popi = sectortotalen ABR gecorrigeerd voor SBI 3-digits in sector i In deze meting van het zzp-panel is de uitval beperkt gebleven tot de panelleden die niet meer telefonisch bereikbaar waren, de weigeraars en de groep die geen ondernemende activiteiten meer uitvoert (screenouts). De uiteindelijke respons is per sector berekend en herwogen volgens de sectorverdeling bedrijven met 1 werkzame persoon in het ABR. De verdeling van respondenten over de onderscheiden sectoren en bran-
47
ches, zowel ongewogen (aantal gesprekken) als gewogen (aandeel populatie), is uiteengezet in tabel 6. Bij de interpretatie van de onderzoeksresultaten is het van belang om het volgende in acht te nemen. Voor de presentatie is zoals gebruikelijk gekozen voor de duiding in (vooral) percentages. Daarbij moet men zich realiseren dat bijvoorbeeld een uitkomst als '10% van de zzp'ers kent ernstige omzetproblemen' impliceert dat het ongeveer 35.000 personen betreft. Tabel 6
Sectorverdeling en weging van de respons
Ongewogen
Gewogen verdeling
frequentie*
conform populatie
Zzp-panel 2012
aantal bedrijven 1 wp
Aangepast ABR**
landbouw
300
3,3%
industrie
265
3,8%
bouw
240
13,4%
handel, horeca, reparatie
257
17,7%
transport, opslag, communicatie
327
4,6%
ICT
327
4,1%
overige zakelijke dienstverlening
255
15,0%
zorg en welzijn***
280
4,8%
onderwijs en training
380
4,4%
overige dienstverlening
370
29,0%
3.001
776.184
totaal *
Panteia/EIM zzp-panel 2012.
**
CBS Statline (bedrijven naar grootte en SBI 2008), bewerking Panteia/EIM: correctie voor SBI in 3 of meer digits.
***
NB, door het ontbreken van goederenverkopers in de zorg is gekozen om de totale weegfactor in de sector te hanteren (dus ongeacht de verhouding goederen-arbeid). Die weegfactor is 1.
K a nt te k e n ing en b i j ins tr um e nt en en re su lta te n Een belangrijke kanttekening betreft het grotendeels ontbreken van stoppers. Uit gegevens van het CBS en de KvK1 blijkt dat in 2009 veel meer ondernemingen (ook van zzp'ers) gestopt zijn dan in andere jaren. Dit aspect blijft in dit rapport onbelicht. Zeker wanneer het gaat om zaken als omzetontwikkeling is dit een belangrijk gegeven. De resultaten hebben immers alleen betrekking op die zzp'ers die op het moment van bellen nog actief zijn. Aan diegenen die aangaven te zijn gestopt, is gevraagd of zij in een later stadium bereid zijn mee te werken aan een onderzoek onder stoppers. Er kan dan bijvoorbeeld worden onderzocht hoeveel stoppers opnieuw zijn gestart of een baan in loondienst hebben
1
48
Zie o.a.: NRC Handelsblad (2010) en CBS (2010).
gevonden. Dat laatste kan natuurlijk ook de reden zijn geweest om te stoppen. Een dergelijk onderzoek kan pas plaatsvinden als de groep stoppers voldoende groot is.
K a nt te k e n ing : v er ge l i jk b a a r he i d m et vo or ga a nd e ja r en De nieuwe opzet van het panel heeft consequenties voor vergelijkingen in de tijd. Zowel de andere randtotalen als de andere bron voor weging resulteren in een trendbreuk. Voor een goede vergelijking zijn resultaten uit het zzp-panel van 2011 herwogen naar dezelfde randtotalen en bron zoals gebruikt in deze meting. Vergelijkingen met voorgaande jaren zijn dus gebaseerd op herwogen resultaten die (beperkt) kunnen verschillen van eerder gepresenteerde uitkomsten.
49
BIJLAGE II
Veldwerkverantwoording
Veldwerkverantwoording zzp-panel meting I van 2012
aantal totaal aantal gebruikte nummers
9.586
niet afgehandelde nummers
2.035
- in gesprek
aantal
percentage
86
- geen gehoor
663
- antwoordapparaat
553
- in afspraak
733
afgehandelde nummers
7.551
totaal afgehandelde nummers
7.551
100,0%
informatietoon
914
12,1%
nummer onjuist, fax
382
5,1%
respondent niet bereikbaar
254
3,4%
42
0,6%
430
5,7%
15
0,2%
958
12,7%
voldoet niet aan de criteria
1.552
20,6%
interview compleet
3.001
39,7%
taalprobleem maximum aantal belpogingen bereikt afspraak mislukt weigeringen
participatiegraad (gesprek/gesprek+weigering)
75,8%
Bron: Panteia/Stratus marktonderzoek.
51
BIJLAGE III
Variabele
Vragenlijst en routing
Vraagstelling/Omschrijving
Routing BLOK VA SCREENING
VA01
De eerste vragen gaan over de manier waarop u uw bedrijf voert. Heeft u
Allen
op dit moment een eigen onderneming, of voert u zelfstandig ondernemende activiteiten uit? VA02
Voert u uw activiteiten in uw onderneming uit in de vorm van een BV, een
Allen
eenmanszaak of een andere rechtsvorm? VA02A
Is dat een maatschap of een vennootschap?
Indien andere rechtsvorm (VA02 =3)
VA02B_1
Hoeveel maten zitten naast uzelf in de maatschap?
Indien maatschap (VA02A = 1)
VA02C_1
Hoeveel vennoten zitten naast uzelf in de vennootschap?
Indien vennootschap (VA02A = 2)
VA08_1
Hoeveel uur per week besteedt u gemiddeld in uw bedrijf?
Allen
VA03
Heeft u personeel in loondienst?
Allen
VA04
Heeft (een deel van) het personeel een vast dienstverband, of uitzicht hier-
Indien personeel in
op?
dienst (VA03 =1)
Voert u uw onderneming alleen, met een meewerkend gezinslid, of met een
Allen
VA05
medeondernemer? VA06
VA07
Voert het meewerkende gezinslid naast eventuele ondersteunende activitei-
Indien meewerkend ge-
ten ook inhoudelijk vakmatig dezelfde activiteiten uit als uzelf?
zinslid (VA05 = 2 of 4)
Maken deze activiteiten een substantieel deel uit van de omzet? (Substanti-
indien inh./vakm. De-
eel staat gelijk aan meer dan 15% van de omzet)
zelfde activiteiten (VA06 = 1)
BLOK WB KENMERKEN VB01
In welk jaar bent u als zzp'er begonnen?
Allen
VB06_1
Wat is uw leeftijd?
Allen
VB07
Geslacht
Allen
VB08
Wat is uw hoogst voltooide schoolopleiding?
Allen
VB02
Verkoopt u vooral goederen of biedt u vooral uw arbeid of diensten aan?
Allen
VB03@
Kunt u in één zin aangeven wat voor goederen u verkoopt?
Indien geen arbeid/diensten (VB02 = 1)
VB04@
Kunt u in één zin aangeven wat voor arbeid u uitvoert of welke diensten u
Indien arbeid/diensten
levert?
(VB02 = 2)
Kunt u een inschatting geven van het gemiddeld aantal declarabele uren
Indien arbeid/diensten
per week dat u besteedt in uw bedrijf?
(VB02 = 2)
Factureert u het meest per uur of hanteert u het meest vooraf afgesproken
Indien arbeid/diensten
prijzen?
(VB02 = 2)
VB09
Tot welke sector behoort uw bedrijf? Is dat:
Allen
VB10
Dienstverlening van:
Indien dienstverlening
VA09_1
VB05
(VB09 = 6) VB11
Wat was uw arbeidsmarktsituatie voorafgaand aan uw start als zzp'er?
Allen
53
Variabele
Vraagstelling/Omschrijving
Routing
BLOK VC INKOMENSPOSITIE EN BEDRIJFSVOERING VC01
Hoe hoog was ongeveer de omzet van uw onderneming in 2011? Was dat:
Indien startjaar < 2011
VC02
Hoe kwalificeert u de prijs of het tarief die u uw klanten in rekening brengt?
Allen
Is dat: VC03
Is de prijs of het tarief die u in 2012 in rekening brengt ten opzichte van
Indien startjaar < 2011
2011: VC04
Wat is op dit moment bij benadering uw nettomaandinkomen dat u gemid-
Allen
deld genomen met uw bedrijf verdient? Is dat: VC05
Heeft u naast het inkomen uit uw onderneming nog een andere inkomsten-
Allen
bron? VC06_1
VC07_1
Welk percentage van uw PERSOONLIJK inkomen is afkomstig uit uw onder-
Indien parallelinkomen
neming?
(VC05 >1)
Kunt u ook aangeven welk percentage van het totale GEZINSinkomen af-
Allen
komstig is van uw onderneming? VC08
Als het inkomen uit uw onderneming geheel zou wegvallen, heeft uw huis-
Allen
houden dan nog voldoende inkomsten over om in het levensonderhoud te kunnen voorzien? VC09
VC10_1
Hoeveel maanden kunt u nog voorzien in uw levensonderhoud als het inko-
Indien genoeg buffer
men uit uw onderneming geheel zou wegvallen? Is dat:
(VC08 <5)
Hoeveel dagen heeft u het afgelopen jaar besteed aan opleiding, cursus of
Allen
scholing? VC11A
Draagt u verzekeringspremies af voor één of meer van de volgende risico's?
Allen
VC11B
Betreft het een apart afgesloten verzekering voor het inkomen uit uw be-
Indien AOV (VC11A = 2)
drijf? VC12A
Zet u een deel van uw huidige inkomen opzij voor uw oude dag?
Aselect 50% (rest krijgt VC12B)
VC12B
VC13_1
Zet u een deel van uw huidige inkomen uit uw bedrijf opzij voor uw oude
Aselect 50% (rest krijgt
dag?
VC12A)
Hoeveel procent van uw inkomen uit uw bedrijf heeft u in 2011 ongeveer
Indien startjaar < 2011
opzij gezet voor uw oude dag? VC14A
In welke vorm heeft u in 2011 inkomen opzij gezet voor uw oude dag?
Startjaar < 2011, inkomen opzij en aselect 50% (rest krijgt VC14B)
VC14B
In welke vorm heeft u in 2011 inkomen uit uw bedrijf opzij gezet voor uw
Startjaar < 2011, inko-
oude dag?
men opzij en aselect 50% (rest krijgt VC14A)
VC15
Hoeveel opdrachtgevers/klanten had u in 2011?
Indien startjaar < 2011
VC17
Zijn uw opdrachtgevers/klanten overwegend particulieren of overwegend
Allen
bedrijven/organisaties? VC18
Zijn uw opdrachtgevers/klanten voornamelijk afkomstig uit het bedrijfsle-
Indien overwegend be-
ven of voornamelijk van de overheid?
drijven/organis. (VC17 = 2)
VC16_1
Hoeveel procent van uw jaaromzet in 2011 was afkomstig van uw belang-
Indien startjaar < 2011
rijkste opdrachtgever/klant? VC19
Als u nu vrij mocht kiezen, was u dan liever in loondienst geweest, of gebleven?
54
Indien leeftijd < 65 jaar
Variabele
Vraagstelling/Omschrijving
Routing
BLOK VD REGELING ZELFSTANDIG EN ZWANGER (doelpopulatie: indien vrouw en < 45 jaar) VD01
Bent u bekend met de regeling voor een zwangerschapsuitkering voor zelf-
Doelpopulatie
standigen van het UWV? VD02
Bent u sinds 1 januari 2008 bevallen van een of meer kinderen?
Doelpopulatie
VD03
Indien u bevallen bent van meerdere kinderen gaan de volgende vragen
Doelpopulatie en bekend
over uw meest recente bevalling. Heeft u gebruikgemaakt van de zwanger-
met ZEZ (VD01 = 1)
schapsuitkering voor zelfstandigen via UWV? VD04
Bent u voor of na de bevallingsdatum gestopt met werken?
Doelpopulatie
VD05_1
Hoeveel weken bent u in totaal gestopt met werken rond de bevalling?
Indien gestopt met werken (VD04 = 1)
VD06A
VD06B_1
De zwangerschapsuitkering voor zelfstandigen bedraagt 100% van het mi-
Indien bekend met en
nimumloon als u het jaar daarvoor voldeed aan het urencriterium. Indien u
gebruikgemaakt van
daar niet aan voldeed is de uitkering berekend op basis van de nettowinst.
ZEZ (VD01 = 1 en VD03
Welke situatie was op u van toepassing?
= 1)
Hoeveel procent van het minimumloon heeft u ontvangen?
Voldeed niet aan urencriterium (VD06A = 2)
VD07
VD08A
Kunt u in het kort omschrijven wat uw ervaring is met de zwangerschaps-
Indien gebruikgemaakt
uitkering voor zelfstandigen?
van ZEZ (VD03 = 1)
Wat is de voornaamste reden waarom u geen gebruikgemaakt heeft van de
Indien niet gebruikge-
zwangerschapsuitkering?
maakt van ZEZ (VD03 = 2)
VD08B
Welke oplossing was op dat moment toereikend voor u?
Indien VD08A = anders, namelijk…
AFSLUITING
55
De resultaten van het Programma MKB en Ondernemerschap worden in twee reeksen gepubliceerd, te weten: Research Reports en Publieksrapportages. De meest recente rapporten staan (downloadable) op: www.ondernemerschap.nl.
Recente Publieksrapportages A201214
7-12-2012
Meer innovatie door buitenlanders?!
A201213
4-12-2012
Meerwaarde van studentbedrijven
A201212
4-12-2012
Duurzaam ondernemen in het MKB
A201211
12-11-2012
Global Entrepreneurship Monitor 2011 The Netherlands
A201210
19-11-2012
A201209
8-8-2012
Gebruikers en communities Wagenpark MKB en Grootbedrijf 2010
A201208
6-7-2012
Nieuwe financieringsvormen voor het MKB
A201207
20-6-2012
Monitor Inkomens Ondernemers
A201206
20-6-2012
Een typologie van ondernemers met lage inko-
A201205
28-6-2012
Kleinschalig Ondernemen 2012
A201204
30-5-2012
Hoe ondernemend zijn zzp'ers?
A201203
22-5-2012
Duurzaam ondernemen in het kantoorhoudende
A201202
16-4-2012
A201201
4-4-2012
A201113
22-11-2011
Ondernemen in de Sectoren 2011
A201112
22-11-2011
Zelfbewust een Zelfstandige Positie
A201111
21-9-2011
Kerngegevens MKB 2011
A201110
25-8-2011
Financieringsmonitor 2011
A201109
22-8-2011
Arbeidsproductiviteitstrends in klein-, midden- en
A201108
14-7-2011
mens
MKB Vergrijzing en ondernemerschap Hoe werken bedrijven samen in projecten?
grootbedrijf 1995-2015 Global Entrepreneurship Monitor 2010 The Netherlands A201107
19-5-2011
Ondernemen voor de toekomst
A201106
27-4-2011
Trendstudie MKB en Ondernemerschap: Synthese
A201105
20-4-2011
Uitvinders in Nederland
A201104
28-4-2011
Kleinschalig Ondernemen 2010
A201103
10-3-2011
Trendstudie MKB en Ondernemerschap
A201102
8-3-2011
A201101
5-1-2011
Monitor vrouwelijk en etnisch ondernemerschap 2010 Startende ondernemers
A201012
8-12-2010
A201011
16-11-2010
Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid
A201010
9-11-2010
A201009
14-10-2010
De arbeidsmarkt van Midden-Nederland
A201008
14-10-2010
Monitor Inkomens Ondernemers
A201007
30-9-2010
Stand van Zaken Zonder Personeel
A201006
23-6-2010
Internationale benchmark ondernemerschap
A201005
31-5-2010
Bedrijfsbeëindigingen in het kleinbedrijf
A201004
april 2010
Octrooien in Nederland
Global Entrepreneurship Monitor 2009 The Netherlands Ondernemen in de sectoren 2010 - 10 brochures
2010
57
A201003
12-4-2010
Ondernemen voor anderen!
A201002
15-2-2010
Een kwestie van ondernemen
A201001
11-1-2010
Innovatief ondernemerschap in detailhandel, ho-
A200918
1-12-2009
Slim en gezond afslanken
A200917
2-11-2009
Ondernemen in de Sectoren
A200916
30-10-2009
A200915
17-8-2009
Criminaliteitspreventie door kleine bedrijven
A200914
16-6-2009
Global Entrepreneurship Monitor 2008
A200913
15-5-2009
A200912
20-5-2009
A200911
3-4-2009
Kopstaartbedrijven
A200910
1-4-2009
Ondernemerschap in de wijk
A200909
27-3-2009
A200908
half juni 2009
A200907
24-3-2009
Monitor Inkomens Ondernemers
A200906
19-3-2009
Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid
A200905
17-3-2009
Afhankelijkheid in de metaalsector
A200904
12-3-2009
Beter inzicht in multicultureel ondernemerschap
A200903
5-2-2009
A200902
13-1-2009
Toekomst concurrentiepositie MKB
A200901
13-1-2009
MKB in regionaal perspectief
A200815
19-12-2008
Succes met samenwerking
A200814
16-12-2008
Tijdelijke samenwerkingsverbanden in het Neder-
reca en ambacht
Springen over de Grens
The Netherlands Internationale benchmark ondernemerschap 2009 Kleinschalig Ondernemen 2009
Van werknemer tot ondernemer Review: Internationalisering van het Nederlandse MKB
Ten years entrepreneurship policy: a global overview
landse MKB A200813
8-12-2008
Sociaal ondernemerschap
A200812
8-12-2008
Ondernemen in de Sectoren
A200811
28-10-2008
A200810
23-9-2008
A200809
8-9-2008
Internationale benchmark ondernemerschap
A200808
3-9-2008
Nalevingskosten van wetgeving voor startende
A200807
september 2008
A200806
18-9-2008
A200805
8-7-2008
Ondernemerschap in de zorg In- en uitstroom in de detailhandel
bedrijven Stimulering van ondernemerschap in middelgrote gemeenten HRM-beleid in het MKB Global Entrepreneurship Monitor 2007 The Netherlands
58
A200804
14-7-2008
Kleinschalig Ondernemen 2008
A200803
26-6-2008
Ondernemerschap in de regio
A200802
27-3-2008
Herstructurering van winkelgebieden
A200801
25-2-2008
Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid
A200714
21-12-2007
Technologiebedrijven in het MKB
A200713
19-12-2007
MKB in regionaal perspectief
A200712
15-11-2007
Voor het gewin of voor het gezin?
A200711
7-11-2007
A200710
25-10-2007
Van onbemind tot onmisbaar Ondernemen in de Sectoren