Het kerstdiner
Omdat het kerst is. Een verhaaltje om te lezen met kaarslicht. En om geraakt te worden en te huiveren... En misschien, heel misschien, allebei...
Het kerstdiner 1
Het draaide allemaal om precisie. Dat wist hij inmiddels. Hoe het mes en de vork evenredig
1 / 44
Het kerstdiner
naast het bord lagen, hoe de onderkant van de stelen een centimeter van de tafelrand moesten zijn verwijderd. Het zilver gepolijst. Het servet op gelijke hoogte van het bestek. De dessertlepel boven het bord, met de steel naar rechts, zodat de gast hem aan het einde van het diner met een simpele beweging over het witte laken naar beneden kon schuiven, zodat hij naast het bord terechtkwam. Hij had overal aan gedacht. De rode wijn ademde. De witte wijn lag in de koeling. Hij had het kaasbord (de derde gang van de avond) al klaargelegd, zodat de keuken, maar ook een deel van de huiskamer, naar een mengeling van kaas, kaarsvet en rode wijn rook. Achter hem brandden de kaarsen al zeker een half uur op de dinertafel.
Hij stond voor het raam en wachtte totdat hij haar aan het einde van de straat zou zien. Hij moest het anders aanpakken dan vorig jaar, zo wist hij. Toen was ze weggelopen, opgelost. Hij moest het onderwerp niet ter sprake brengen, hoe graag hij het ook wilde, hoe graag hij zijn gevoelens ook wilde uiten en alles tot een einde wilde brengen. Hij moest het vermijden. Zonder het te beseffen legde hij zijn hand op het koude glas, wat zowel troostend als pijnlijk aanvoelde. De vensterbank en het kozijn voelden ook ijskoud aan. Buiten dwarrelden de sneeuwvlokken naar beneden, onophoudelijk draaiend. De auto’s en bomen, alles, was onder een witte laag bedekt. Zou ze wel komen, vroeg hij zich af. Dit vroeg hij zich ieder jaar af. Rechts naast hem zag hij de reflectie van de boomverlichting in het glas afgespiegeld. De gedachte dat ze een kerst zou overslaan, of niet op zou komen dagen, werd hem teveel. Hij deed het raam open. Voelde de vochtige kou in zijn gezicht snijden. Een aantal sneeuwvlokken wentelden op zijn haren en op zijn gezicht. En toen zag hij haar: een gestalte aan het einde van de straat. Ze hield haar jas bij haar kraag vast en ploeterde door de sneeuw, die de straat inmiddels geheel bedekte. Ze had witte parels in haar, zo zag hij, net zoals die avond. En hoewel haar jas zwart was en tot haar enkels reikte, wist hij dat ze daaronder de witte jurk aan zou hebben. De witte jurk die ze de afgelopen zeven jaar altijd droeg.
Hij deed het raam dicht, en terwijl de sneeuw die op zijn donkere haren was gevallen smolt en langs zijn bakkenbaarden naar beneden druppelde, zag hij zijn eigen reflectie. Hij schrok. Hoe vaak kijken we zonder onszelf echt te zien? Hij was mager, hij had uitgeholde ogen en wangen die zo ingevallen waren dat zijn kin hoekig naar voren stak. Hij had zijn beste pak aan getrokken, maar slonk erin weg. Hij droeg het al zeven jaar. Maar ieder jaar leek hij kleiner te worden. De schoudervullingen reikten nu tot zijn bovenarmen. Hij deed snel het raam op slot, trok zijn stropdas recht en keek weg – nog voordat de gestalte beneden de deur zou bereiken en aan zou bellen. Hij wilde zichzelf niet zien. Hij wilde zichzelf al zeven jaar niet zien. Het liefst
2 / 44
Het kerstdiner
wilde hij zichzelf vergeten. Maar dat was juist wat mensen niet konden; ontsnappen uit de huid waarin ze waren geboren en waarin ze gevangen zaten, omdat ze niet de mens waren die ze in feite wilden zijn.
Hij hoorde de bel, voelde een duizeling opkomen, streek even met zijn vingers langs zijn overhemd en mouwen en liep vervolgens naar de deur.
2
Ze was mooi. Oogverblindend mooi. Zoals ze al zeven jaar mooi was. Haar haren waren nat door de sneeuw, ze had door de kou een rode blos op haar wangen, wat haar nog mooier maakte, omdat de rode blos afstak tegen haar zwarte haren, donkerbruine ogen (de donkerste die hij ooit had gezien) en een blanke huid. Ooit had hij haar “sneeuwwitje” genoemd, zelfs “zijn sneeuwwitje”, maar dat soort vrijheden permitteerde hij zich niet meer. Hoewel haar uiterlijk niet veranderd was, merkte hij de afgelopen jaren dat ze zich steeds meer van hem af begon te keren. Het waren kleine dingetjes. Een afwijzende blik. De manier waarop ze soms een andere kant op keek of in gedachten leek te zijn verzonken. Ze was als een foto die steeds verder vervaagde, totdat er alleen nog maar contouren overbleven; een impressie van wat iemand ooit is geweest.
‘Zal ik je jas aannemen?’ vroeg hij stuntelig. Ze glimlachte, knikte en draaide zich om. Hij klopte de sneeuwvlokken van haar bontkraag en nam haar jas aan. Hij zag dat ze inderdaad onder haar jas dezelfde witte zilveren jurk aanhad. Een simpele jurk, maar schitterend in zijn eenvoud. Er waren zilveren glitters in de gladde stof verwerkt, om haar middel had ze een witte zilveren centuur, die haar ronde vormen ten goede kwamen; haar jurk reikte tot aan haar onderbenen.
3 / 44
Het kerstdiner
Ze had dezelfde open schoenen met hoge hakken aan die ze zeven jaar geleden zo vervloekte. “Het is te koud om dit te dragen,” had ze gezegd, maar had ze vervolgens toch aangetrokken. Hij herinnerde zich nog hoe ze had gevraagd om de gespjes bij haar enkel vast te maken. “Dit is toch belachelijk,” zei ze lachend. “Wat een vrouw moet doen om mooi te zijn…”
Hij wist het nu, hij wist wat vrouwen moesten doen, terwijl hij de jas aannam, naar voren boog en een vleug van haar parfum opsnoof. Hij rook ook iets anders. Iets anders dan parfum. Iets dat hem aan rubber deed denken en aan vlammen. Maar net zoals zijn spiegelbeeld drukte hij deze impressies weg. Ze lachte niet meer, of tenminste minder, het was alsof lachen haar moeite kostte, alsof daardoor het masker dat ze ophield in stukken brak. Hij hing haar jas aan de kapstok. Ze had zich inmiddels omgedraaid en keek hem aan.
‘Zo?’ vroeg ze, terwijl ze een kleine buiging maakte en zichzelf (en haar jurk) aan hem toonde. Ze keek naar hem op. Nieuwsgierig. Alsof hij iets anders zou gaan zeggen dan al die jaren daarvoor.
‘Prachtig,’ zei hij, ‘Je ziet er prachtig uit.’
Ze knikte voldaan.
4 / 44
Het kerstdiner
‘Net zoals al die andere jaren…’
Hij wist niet of hij over de streep ging, teveel had gezegd, maar haar tweede knik was aarzelender en kleiner.
Hij leidde haar naar de huiskamer, waar hij de tafel had gedekt, en schoof een stoel naar achteren. Ze bedankte en ging zitten en keek de kamer rond. Zag ze het vergeelde behang, vroeg hij zich af? Of de vochtplekken op het plafond? Zag ze de schimmel in de hoeken? Zag zij hoe hij zijn huis, net zoals zijn lichaam, verwaarloosd had?
Als ze het zag liet ze het niet blijken. Ze zei alleen: ‘Je hebt het weer mooi versierd. De blauwe lichten in de bomen geven de extra touch…’
Hij knikte en bleef, met een witte doek over zijn arm gevouwen, naast haar staan. ‘Dank je,’ zei hij. Hij werd altijd verlegen door haar complimenten en keek onbedoeld naar zijn glanzende schoenen en de vloer. ‘Ik doe mijn best om alles perfect te maken.’ Precisie, daar draaide het allemaal om. Ze legde haar hand met een witte kanten handschoen op zijn arm en zei: ‘Dat weet ik toch…’
5 / 44
Het kerstdiner
Even keek ze naar hem op. Even zag hij weer de flikkering waar hij zo was van gaan houden in haar ogen. Hij schraapte zijn keel.
‘We beginnen met een ganzenleverpastei,’ zei hij, ‘afgemaakt met cranberrycompote. Vervolgens krijgen we gebraden eend eten, gevuld met prei, champignons en rijst, afgemaakt met een rode wijnsaus. Ik heb de vrijheid genomen om voor dit gerecht een rode wijn te openen…’
Hij wachtte even af of ze dit zou goedkeuren; toen ze niets zei, ging hij verder.
‘Daarna, als tussengerecht, heb ik een kaasplateau samengesteld met de kazen die…’ Hij wilde bijna zeggen die we beiden in Zuid-Frankrijk zo lekker vonden, maar slikte de woorden in. ‘Kazen die ik speciaal voor deze gelegenheid uit Zuid-Frankrijk heb gehaald. Ik heb hierbij een droge witte wijn. We sluiten af met een crème brûlée, die ik ter plekke zal flamberen.’ Ze knikte en zei niets, keek alleen de kamer rond. ‘Ik hoop dat het menu je bevalt.’ Ze knikte weer. Maar weer aarzelend en korter, anders dan ze in voorgaande jaren had gedaan. ‘Het klinkt lekker,’ zei ze. ‘Maar het menu is volgens mij een exacte kopie van vorig jaar, of niet?’ Zijn mond werd droog, hij voelde opnieuw een duizeling opkomen en hield zich aan de leuning van de stoel vast. ‘Misschien moet je toch eens iets anders proberen. Het is lekker, begrijp me niet verkeerd. Maar soms moeten we veranderen,’ en ze legde nu haar hand op zijn hand en ze glimlachte, een bezorgde en terughoudende glimlach, maar toch een glimlach, ‘Soms moeten we veranderen om vooruit te komen.’ De duizeling had inmiddels zijn ogen bereikt en hij zag zwarte zwaluwen over zijn netvliezen scheren. Hij wist wat hij moest doen. Hoofd naar beneden. Rustig in en uit ademen. Wachten totdat het moment voorbij ging. Ook hier was precisie een noodzaak.
6 / 44
Het kerstdiner
Ze hield haar hand op zijn hand. Toen hij zich weer beter voelde en opkeek, deed ze alsof er niets aan de hand was.
‘Schep maar op,’ zei ze, terwijl de katoenen handschoenen afdeed. ‘Niets is lekkerder dan een leverpastei.’
Met deze woorden liep hij de beschermende duisternis en koelte van de keuken in. Daar bleef hij met een hand tegen de muur staan, totdat de laatste zwaluwen waren verdwenen.
Dit was nieuw. Dit had hij de jaren hiervoor niet. De zwaluwen werden steeds donkerder en als ze kwamen, scheerden ze niet alleen langs zijn blikveld, maar scheurden deze ook met hun staarten los, zodat hij een pulserende duisternis zag, achter wat hij als de werkelijkheid beschouwde. Hij wilde die duisternis ontkennen, niet zien, daarom moest hij zich op de kleine dingen richten. Het draaide allemaal om precisie.
Met deze taak in gedachte, keerde hij zich naar de bordjes met leverpastei die hij had
7 / 44
Het kerstdiner
voorbereid en schepte er een klein beetje cranberrycompote overheen. Niet teveel. Nooit teveel. De smaak moest in balans zijn. Ook hier ging het om de juiste verhoudingen.
‘Ben je al bijna klaar?’ vroeg ze.
Hij vloekte binnensmonds. Dit was precisiewerk.
‘Ja, ja,’ zei hij. Terwijl hij de saus gelijkmatig verdeelde. ‘Ja, ik kom er aan…’
3
Ze zaten in stilte tegenover elkaar. Het bestek schraapte over de oppervlakte van de borden. ‘Lekker,’ zei ze uiteindelijk, terwijl ze een slok van haar rode wijn nam. Het was geen zoete wijn, maar ook niet te droog, het moest de bittere smaak van de lever en de zurige smaak van de cranberry’s complementeren. Ze slurpte de vloeistof naar binnen, zodat alle smaken in de wijn –
8 / 44
Het kerstdiner
zo wist hij – loskwamen. ‘Geweldige keuze,’ zei ze uiteindelijk, terwijl ze het glas op tafel zette. ‘Je hebt goed werk geleverd…’
Het deed hem goed als ze tevreden was, als ze genoot, maar zelfs nu kon hij het gevoel niet van zich afschudden dat, hoewel haar opmerkingen oprecht waren, er een afstand was. Haar huid glom en ze genoot overduidelijk van de lichte roes die de alcohol haar bracht en ze keek zelfs tevreden om zich heen – het kaarslicht, de bomen, de blauwe verlichting aan de muren (die de vochtplekken, zo hoopte hij enigszins bedekte) – toch had hij het idee dat er een waas tussen hen hing. Een onzichtbare wolk, die er vorig jaar niet was geweest en die haar trekken en glimlach vervaagde.
‘Herinner jij je hoofdzondes nog?’ vroeg ze.
Hij knikte. Het was een spel dat ze ieder jaar speelde. Hij liet de rode wijn in het glas ronddraaien, zodat het rode vloeistof de rand net raakte. Eigenlijk had hij geen honger. Hij had nooit honger als hij had gekookt. Hij had ook geen behoefte om te drinken. Hoewel hij er naar uitkeek om haar weer te zien en te horen, deed het hem ook pijn, vooral als de gesprekken, zoals nu, zich bleven herhalen. Maar hij knikte en speelde mee. Ook hier draaide het om precisie.
‘We hebben allemaal onze zondes, toch?’ zei hij na een poosje, terwijl zij het laatste deel van de leverpastei opat.
9 / 44
Het kerstdiner
‘Ik herinner me één meisje nog,’ zei ze tussen het happen door. ‘Ze zat voor me in de klas en had rood haar. Het felle soort rood dat me aan bladeren deed denken, weet je wel, als ze van de bomen zijn gevallen; als de herfst nog jong is en een bos in een vuurzee is veranderd, begrijp je wat ik bedoel?’
Dit verhaal was nieuw voor hem. Het thema niet. Toch had hij het gevoel dat ze dit keer meer wilde zeggen. Dat dit verhaal, in tegenstelling tot voorgaande jaren, niet zo toevallig was als ze deed voorkomen. Misschien kwam het door haar glimmende ogen, kraalogen, die over de rand van haar glas naar hem staarden en waar hij geen spoortje dronkenschap in las.
‘Jij hebt ook mooi haar. Zwart haar,’ mompelde hij. Niet goed wetend wat hij moest zeggen. Haar ogen priemden, en even voelde hij de zwarte zwaluwen opnieuw achter zijn oogballen bewegen. ‘Het glanst…’
Mijn sneeuwwitje…
10 / 44
Het kerstdiner
Ze lachte. ‘Jawel, maar het was niet rood. En ik wilde rood haar. Vuurrood. Ik wilde dat mijn haren net zo in brand stonden als haar haren, begrijp je? Iedere ochtend staarde ik naar haar haren en voelde ik een steek van jaloezie.’
‘Ik weet niet goed welke kant je op wil,’ stamelde hij, en nam toch een slok van de wijn, in de hoop dat het zijn zenuwen zou bedaren.
Zondes-van-het-leven, hoe vaak hadden ze dat spelletje niet gespeeld? Vanaf het eerste diner. Ze had het toen, iets meer aangeschoten dan nu (het was ook bij het derde gerecht geweest), “de beste ijsbreker ter wereld” genoemd. “Als een discussie doodvalt, moet je de zondes-van-het-leven spelen. Het vermijdt de pijnlijke stiltes. En het dwingt je je kwetsbaar op te stellen, zodat het ijs automatisch gebroken wordt. Het dwingt je om een andere kant van jezelf te laten zien,” had hij toen tegen haar gezegd.
Het verhaal van de rode haren had hij nog niet gehoord. Het klonk urgenter dan de zondes die de afgelopen jaren de revue waren gepasseerd; een bekentenis van het stelen van kleingeld of de eerste zoen met een verre neef in een stal. Het klonk dwingender, tezamen met haar blik, alsof ze hem iets probeerde duidelijk te maken. Te vertellen.
Misschien waren het ook zijn zenuwen. Ieder jaar kreeg hij steeds meer het gevoel dat ze hem ontglipte.
11 / 44
Het kerstdiner
‘Dus ik pestte haar, snap je,’ zei ze. ‘Ik trok aan haar haren. Schoot propjes naar haar en vertelde iedereen die het maar wilde horen dat ze “het” met iedereen deed. Ik was nog te jong om te weten wat “het” precies was, maar ik wist wel dat voornamelijk volwassenen en vieze mensen het deden. Ze had aan het einde van de vierde klas bijna geen vrienden meer.’
Ze werd even stil. Ze sloeg haar ogen neer en keek in haar glas, en uit haar hele houding en beweging sprak schaamte, wroeging – allerlei emoties die ze nog niet eerder in het spel zondes-van-je-leven had getoond. Het spel diende voornamelijk over pietluttige dingen gaan. Niet over echte zondes, de dingen die we in onze slaap probeerden te negeren. Hij keek nu ook in zijn glas. De benauwdheid bonsde weer in zijn borst.
‘Op een dag kwam ze naar me toe,’ zei ze met een iel stemmetje. Ze bleef de laatste resten wijn maar in haar glas draaien – alsof in de bewegingen en in de vloeistof haar leven gesloten lag. ‘Ze was in tranen en ik bedoel echt in tranen. Haar ademhaling gierde tussen de snikken door. Ze vroeg aan me waarom ik zo’n hekel aan haar had. Waarom ik al die verhalen over haar vertelde. Ze vroeg me,’ en ze aarzelde even en keek hem vervolgens weer doordringend aan. Haar ogen waren nu nat, zag hij. Ze speelde het spelletje zondes-van-je-leven niet meer. Dit was echt. Hij wist niet wat hij moest doen. Hij voelde de zwaluwen opkomen, dus vroeg hij: ‘Is de wijn lekker?’
Hij zag dat ze nog steeds moeite had haar gedachten te formuleren.
12 / 44
Het kerstdiner
‘Is de paté lekker? Is alles naar wens?’ Alles draaide om precisie.
‘Ze vroeg waarom ik haar haatte. Haatte… Maar ik haatte haar niet. Ik was slechts jaloers op haar mooie rode haren. Als ik iets was, als je jaloezie ergens mee moet vergelijken, dan is het liefde toch? – een soort bijtende, zurige en egoïstische liefde, maar liefde desalniettemin, en zeer zeker geen haat!’
Ze spuwde het laatste woord eruit alsof het een metaalachtige bijsmaak had.
‘Ik denk dat we allemaal wel eens…’ stammelde hij. Hij had moeite uit zijn woorden te komen. De kamer draaide. De zwaluwen schoten weer langs zijn blikveld. ‘…iets soortgelijks hebben meegemaakt,’ plakte hij er achteraan.
Ze had zich weer in zichzelf gekeerd en keek weer naar dat draaiende en hypnotiserende glas.
13 / 44
Het kerstdiner
‘Ik vraag me soms wel eens af hoe het nu met haar gaat. Is ze al dat gepest te boven gekomen? Is ze nog een zelfverzekerde vrouw geworden of een bang muisje? Heeft ze haar haren geschoren of geblondeerd? Is het pesten na mij doorgegaan? Het punt is, we weten het niet. We overzien de schade vaak niet die we achterlaten. We laten allerlei puinhopen achter en het is pas later dat we de puinhopen zien.’
Ze keek hem weer aan. Haar ogen waren niet nat meer.
‘Ik moet nog vaak aan haar denken. ’s Nachts als het stil is en ik me schuldig voel. Of als ik meisjes met rode haren op straat zie lopen. Dat is misschien wel de grootste straf van allemaal,’ zei ze.
Hij wilde het niet vragen. De zwaluwen kwamen reten zijn blikveld uiteen. Tegelijkertijd voelde hij de wijn en paté in zijn maag draaien. Hij wilde dit niet. Dit was anders dan voorgaande jaren. Hij wilde dit niet. Alles draaide om precisie. Toch vroeg hij: ‘Wat?’
‘De straf,’ zei ze. ‘De straf dat de dader en het slachtoffer altijd onlosmakelijk met elkaar verbind. Een dader komt nooit los van zijn slachtoffer. En de slachtoffer niet van de dader.’
14 / 44
Het kerstdiner
4
Het hoofdgerecht was niet zo gelukt als hij het wilde. Het vel bij de poten leek te dun en uitgedroogd, terwijl het lijf in zijn optiek te donker gekleurd was. De smaak van een gerecht, zo wist hij, lag in de details. Misschien had hij de oven iets te hoog aangezet of misschien had hij de eend niet genoeg met braadvocht bedropen; een eend was in vele opzichten moeilijker te braden dan een kalkoen of een kip omdat de vetlaag dikker was.
Tussen de poten had hij rozemarijntakjes gestopt, met name om het vel maar ook het vlees wat smaak te geven. Vervolgens had hij het gerecht gedecoreerd met rode bessen, en afgemaakt met een rode wijnsaus die hij op het allerlaatste moment over het vlees goot. Als bijgerechten had hij zoete gebakken aardappelen, gekookte aardappelen en asperges; ook had hij sperziebonen glacé gemaakt, en had hij gestoofde peren op een extra schaal geserveerd, zodat ze uit verschillende gerechten kon kiezen. Op iedere schaal had hij dennenappelen geplaatst en dennentaken, dit om de geur van het gerecht – een mengeling van jus, braadvocht, rozemarijn, aardappelen, kaneel en peren – samen te pakken en natuurlijker te maken; alsof ze zich niet in een stad bevonden maar op het platteland, waar de wind tegen de daken woei en de dennenbomen hun zachte geur in de koude vlagen verspreidden.
Het gerecht was in zijn optiek maar voor zeventig procent geslaagd. Het had nog scherper gemogen, nog iets pittiger. Dus spendeerde hij meer tijd aan het decoreren, aan het mooi maken, want, zo had hij ooit geleerd, een gastronoom at eerst met zijn ogen, dan met zijn neus en pas als laatste met zijn mond. Hij probeerde te compenseren wat bij het bakken mislukt was.
15 / 44
Het kerstdiner
‘Hier is het,’ zei hij, terwijl hij de trolly met de kleine en grote schalen de huiskamer inreed. Hij zette de schalen op tafel. Boog zich over haar heen en zag, zelfs in het zachte kaarslicht, hoe dik de make-up was die ze had aangebracht. Ook zag hij iets anders, wat hij onmiddellijk negeerde, dat de make-up bij haar oor losliet en dat het niet alleen make-up was, maar ook een masker, dat ze op haar gezicht droeg. Hij rook het vlees, de rozemarijn, de champignons en kersttakken, maar daaronder en daarachter rook hij rubber en iets anders, iets verschrikkelijks, dat hem haast deed kokhalzen.
Ze klapte als een klein kind in haar handen. ‘Heerlijk,’ zei ze, ‘heerlijk. Dat heb je weer goed gedaan…’
Zonder iets te vragen, schonk hij haar nog een glas rode wijn in. Een nieuwe fles dit keer. Iets krachtiger, om de hartige smaak van de eend te complementeren. Hij had een hele speech in gedachten gehad – hoe hij rode wijn in plaats van witte wijn had gekozen; hoe dit misschien onorthodox was, jawel, maar dat deze wisselwerking van smaak de beste keuze was; dat alles in de details lag – maar de zwarte zwaluwen waren teruggekomen en hij plaatste zichzelf uitgeput in zijn stoel.
‘Alles goed?’ vroeg zij, terwijl ze overdadig opschepte. Hij knikte. Het zweet droop van zijn voorhoofd. Hij keek naar haar glimlach. Naar haar blije gezicht. Hij keek naar haar witte en tengere handen en voelde een pijn die midden door zijn onderbuik sneed. Ze was te mooi. Dat had hij die allereerste keer bedacht, maar ook alle diners daarna. En het was dit gevoel, dit gevoel van machteloosheid vermengd met eenzaamheid, waardoor hij het onbesprokene van vorig jaar had aangesneden, met alle negatieve gevolgen van dien. Hij had bezworen dat hij dat dit jaar niet zou doen. Toch plakte het aan zijn gehemelte, rolde het in zijn mond als een goedkope wijn.
16 / 44
Het kerstdiner
‘Geloof je in liefde op het eerste gezicht?’ vroeg hij en hij wist dat hij zich met deze vraag op glas ijs begaf. Maar hij moest hem stellen. Hij moest het formuleren. Als hij het nu eens anders benaderde dan vorig jaar, misschien kon hij dan een wending aan het gesprek geven. Haar hand viel stil. Ze had op het punt gestaan om zoete aardappelen op haar bord te scheppen. Nu keken haar ogen hem behoedzaam aan.
‘Hoezo?’
Hij lachte. Een onechte lach, zo wist hij. Een slechte imitatie, maar ze leek erdoor gekalmeerd.
‘Ik bedoel niets bijzonders. Het is een retorische vraag. Maar alsnog, boeken en films worden er mee gevuld. Romeo en Julia is een klassiek voorbeeld. En dan heb ik het nog niet over Figaro, het Zwanenmeer of Don Giovanni, zij het laatste op een eenzijdige manier, dat met deze thematiek speelt. Dus ik vroeg me af of jij er waarde aan hecht. Of jij in liefde op het eerste gezicht gelooft?’
17 / 44
Het kerstdiner
Ze lachte. Ze had een mooie glimlach. Dat was hem de allereerste keer, zeven jaar geleden, ook opgevallen. Een lach die haar hele gezicht deed oplichten, zoals het Sneeuwwitje betaamt. Ze lepelde hoofdschuddend de zoete aardappelen op haar bord.
‘Ik wist wel dat je een romanticus was. Ik wist alleen niet hoe ver deze ziekte zich had uitgespreid. Of het al je hersens en botten had aangetast. Romantiek is iets van de vorige eeuw, toen mensen nog in betoveringen geloofden. Ik geloof dat romantiek allang weer verdwenen is. Het gaat vandaag de dag alleen nog maar om rauwe realiteit.’
Hij wist dat nu de kunstcriticus in haar sprak. Iets waar hij als nederige docent niets tegen in kon brengen. Hij stond op het punt om iets over de onttovering van Weber te zeggen, maar hield zich in. Hij was dit gesprek niet begonnen om een maatschappelijke discussie over kunst te starten, of over hoe het realistische soms tot het onrealistische moest worden opgevoerd. Hij wilde het gesprek ergens anders naartoe leiden, naar de allereerste keer dat hij haar zag.
‘Zo bedoel ik het niet,’ zei hij, terwijl hij voor zichzelf ook voorzichtig opschepte. ‘Ik bedoel, deze verhalen gaan verder terug dan Romeo en Julia. Denk maar aan de Griekse en Romeinse mythen. Maar dat is niet mijn punt. Wat ik probeer te zeggen: denk je, als deze verhalen al eeuwenoud zijn, dat er niet een kern van waarheid in schuilt?’
‘Je weet toch,’ zei ze terwijl ze een hap van haar bord nam, ‘dat romantiek een relatief recente uitvinding is?’
18 / 44
Het kerstdiner
Hij haalde zijn schouders op en wuifde de opmerking weg.
‘Dan zijn de verhalen van Orpheus moderne gedichten. Daar gaat het mij niet om. Het gaat mij er meer om, wat mensen bijvoorbeeld ook over clichés zeggen. Ze zijn misschien oud en tientallen malen gebruikt, maar toch schuilt er achter ieder cliché een kern van waarheid. Is dat misschien ook niet zo met dit soort verhalen? Bestaat er liefde op het eerste gezicht?’
Ze proestte, nam nog een hap van een zoete aardappel: ‘Mijn god, je hebt inderdaad het romantische virus. Ik wist niet dat mannen zoals jij nog bestonden. Maar okay, ik ga even met je mee. Als je inderdaad kunt aantonen dat deze emoties al eeuwenlang bestaan en dwars door culturen snijden, ik neem aan dat je dan kunt stellen, dat deze gevoelens universeel zijn en door ieder mens – theoretisch dan – kunnen worden ondergaan. Dat iedereen ter plekke verliefd kan worden. Zo maar uit het niets.’ Ze kauwde en slikte. ‘Liefde als een verwoestende kracht.’
Hij moest onbedoeld aan Troje denken. Aan rood haar. Aan een stad die in vlammen opging. En terwijl hij daaraan dacht, voelde hij zijn maag onmiddellijk weer in opstand komen. Schoten de zwarte zwaluwen opnieuw door zijn gezichtsveld.
19 / 44
Het kerstdiner
‘Wat mij aan de gedachte stoort,’ zei ze, ‘is het gebrek aan eigen wil van de mensen die deze gevoelens in boeken, toneelstukken en films ervaren. Alsof hun dagelijks leven plotsklaps wordt meegespoeld door deze golf van emotie waar zij zelf niets aan kunnen doen. Daar geloof ik niet in. Ik denk dat we zelfs in de liefde onze richting bepalen, dat we niet zo weerloos tegen onze emoties zijn, als deze verhalen doen voorkomen… Romeo en Julia hadden trouwens niet echt een happy ending.’
Troje ook niet, dacht hij. Om nog maar over de andere voorbeelden te zwijgen.
‘Maar misschien werkt het ook niet zo,’ zei hij, terwijl hij een slok van zijn wijn nam. Hij zweette. Hij probeerde het gesprek langzaam om te buigen, persoonlijker te maken, zonder dit direct kenbaar te maken.
‘Misschien is het subtieler. Misschien is het meer een gevoel van herkenning als je iemand toevallig ziet. En als je dan gaat praten, verder gaat praten, wordt het gevoel van herkenning alleen nog maar groter en groter. Misschien is op deze ervaring de mythe van liefde-op-het-eerste-gezicht gestoeld.’
Ze proestte weer, maar nam tegelijkertijd een grote hap van de eend.
20 / 44
Het kerstdiner
Vorig jaar had hij tegen haar gezegd dat hij dit gevoel bij haar had, dat hij haar daarom ook voor de kerst – nu inmiddels zeven jaar terug – had uitgenodigd. Dat hij haar daar in zijn herinneringen soms nog steeds ziet staan; in de hoek tijdens een feestje, met dezelfde witte jurk en een witte handtas op haar schoot. Dat hij zich aangetrokken tot haar voelde, dat hij wel naar haar toe moest stappen, ook al wist hij niet goed waarom. Dit had hij toen allemaal uitgelegd, waarop ze onophoudelijk was gaan huilen, en als sneeuw voor de zon was verdwenen. Nu hield hij wijselijk zijn mond.
‘Misschien ligt het aan onszelf,’ voegde hij er aan toe, om het gesprek wat te verlichten, ‘wat we herkennen. Misschien herkennen we onze kwetsbaarheden.
Onszelf. Wat we niet durven te zeggen of te tonen. Maar dat maakt het herkennen niet minder reëel.’
‘Is dat wat je bij mij voelde?’ vroeg ze plotseling. Ze hield haar hand stil boven de tafel. Een stuk eend hing aan het uiteinde van haar vork. Haar ogen keken hem strak aan. ‘Is dat wat je voelde, toen je tijdens het verjaardagfeestje naar me toekwam?’
21 / 44
Het kerstdiner
Hij werd nu verlegen en nam snel een slok. Hij voelde zijn wangen, voorhoofd en nek brandden, alsof iemand hem daar sloeg.
‘Ik weet niet,’ stammelde hij en nam nog een slok. ‘Ik weet niet… Nee… Ja… Je viel me op.’
Nu moest ze lachen en bracht de vork naar haar mond. Dit verliep anders dan vorig jaar. Hoewel het gesprek dicht aan het onbesprokene grensde.
Hij kon haar daar nog steeds zien. Verlegen. Een glas champagne in haar handen. Aarzelend en voorzichtig, alsof een enkele blik haar kant op al dodelijk was. Ja, hij voelde zich aangetrokken tot haar. Ja, hij wilde haar beter leren kennen. Ze leek op een verdwaasde mus, die iedere keer tegen een glazen ruit aanvloog en nu te uitgeput was om zich nog te bewegen.
‘Weet je nog wat je tegen me zei?’
22 / 44
Het kerstdiner
Hij knikte. Hoe kon hij het vergeten? Het filmpje speelde iedere dag af in zijn achterhoofd. Als hij het nu eens niet gedaan had, als hij niet naar haar toe gestapt was, zo had hij zich een duizendmaal afgevraagd, hoe anders was alles dan verlopen?
“Is alles goed?” had hij toen gezegd.
‘Je vroeg me of ik me goed voelde en op de manier hoe je het zei, en ik bedoel je blik, je lichaamstaal, wist ik dat je het meende. Dat komt niet vaak voor, weet je. Dat een onbekende naar je toekomt en onmiddellijk oprecht is.’
“Ben je hier voor het eerst?” had hij gezegd. “Maak je niet druk, ik ken ook niemand.”
Ze nam nog een hap van de eend, nam nog een slok van haar wijn en keek hem met dezelfde scherpe blik aan.
‘Het is een empathie die je zelden bij anderen ziet. Een empathie die alleen voortkomt uit eigen
23 / 44
Het kerstdiner
ervaring.’
Hij knikte. Dat is wat ik bedoelde, wilde hij zeggen, maar deed het niet. Hij had dit eerder meegemaakt. Hoewel ze al zeven keer dit gesprek hadden gehad, en het de laatste keer verkeerd ging, deed ze nu alsof ze dit gesprek voor het eerst voerde, hoewel haar make-up, haar jurk, de geur van verbrand rubber en benzine, anders deden vermoeden. Hij nam een slok van zijn wijn en vroeg zich af hoe lang hij dit gesprek nog kon voortzetten.
Ze leunde echter over de tafel en zei: ‘Vertel me eens, ben je ook wel eens eenzaam geweest?’
Hij moest onbedoeld aan zijn spiegelbeeld denken. Aan de vangrail, aan de boom met de blauwe lichten en hoe bleek en uitgehold zijn silhouet daarop afstak. Zijn ingevallen wangen. Zijn hoge jukbeenderen. Een man die in geen jaren goed had geslapen.
‘Ja,’ zei hij uiteindelijk. ‘Ik weet wat eenzaamheid is …’ Hij draaide met het glas wijn in zijn hand, nam een laatste slok en zei verbeten: ‘Dat wist ik al voordat ik jou leerde kennen…’
24 / 44
Het kerstdiner
De woorden bleven tussen hen hangen en zij ging achterover zitten. ‘Zie je,’ zei ze na een tijdje, en hij wist dat hij de leiding over het gesprek verloren had. ‘Zie je,’ zei ze opnieuw, ‘er is meer dat ons met elkaar verbindt. Het slachtoffer en de dader zijn altijd met elkaar verbonden. Verstrengeld, zoals vlees, spieren en bloed met elkaar verstrengeld zijn. Dat is geen herkenning, dat is een verbintenis.’
5
Hij had zeven soorten kazen gekocht en legde ze nu op een houten snijplank op tafel. Schimmelkaas. Roomkaas. En zijn favoriete kaas: Chevrotin. Hij had de witte wijn geopend. Stukjes stokbrood langs de snijplank gelegd. Tussen de kazen lagen groene dennentakken en rode bessen om de kleuren van de kazen te verscherpen. Ook hier ging het om precisie. Ook hier ging het erom dat er niet alleen met de mond werd gegeten, maar dat alle zintuigen werden geprikkeld. De scherpe geur van de kazen en de wijn, verdreven de andere geuren uit de kamer.
‘Zuid Frankrijk?’ vroeg ze.
Hij knikte.
25 / 44
Het kerstdiner
‘Waar we toen die zomervakantie zijn geweest?’
Hij knikte opnieuw.
Dat was hun eerste vakantie geweest, na die ontmoeting op het verjaardagsfeestje. Hij had haar meegenomen naar Lyon, Valence en Nice. Ze hadden genoten van de kleine plaatsjes in de heuvels, de vochtige wijnkelders en de Riviera, waar zij met blote voeten in de zee had gelopen. Die zomer hadden ze besloten dat Zuid-Frankrijk hun favoriete plek was en dat ze daar iedere zomer terug zouden komen. Dat was inmiddels weer zeven jaar geleden.
‘Herinner jij je onze eerste kerst nog?’ vroeg hij. Hij wist dat hij nu op de grens balanceerde en ze keek hem vragend aan. Haar handen gleden zenuwachtig over het witte tafellaken.
‘Dit is toch onze eerste kerst?’
26 / 44
Het kerstdiner
Hij slikte. Hoe kon hij het haar uitleggen? Hoe kon hij het haar vertellen? Zonder dat ze begon te huilen? (Zoals de vorige keer.) Of schreeuwend en tierend in de dwarrelende sneeuwvlokken oploste? Hij slikte hoorbaar en wees naar een stuk kaas aan het uiteinde van het plateau.
‘Ik denk,’ zei hij, ‘Dat deze kaas toen je favoriete was.’
Ze keek naar het stuk en moest lachen.
‘Ja,’ zei ze, ‘Ik denk het ook.’
Ze sneed er een stuk van af, nam een hap stokbrood om de smaak in haar mond te neutraliseren en proefde vervolgens de kaas. Ze sloot haar ogen. En hij probeerde niet naar haar te kijken. Hij wilde er niet aan herinnerd worden hoe verdomde mooi ze feitelijk was.
‘Heerlijk,’ zei ze na een aantal stille seconden, waarin hij naar haar trillende oogleden had gekeken, naar haar rode lippen en zich opnieuw verwonderde hoe perfect ze er eigenlijk uitzag.
27 / 44
Het kerstdiner
Ook hier draaide het om precisie.
‘Dat zei je toen ook de eerste keer…’
‘Wat?’ vroeg ze.
‘Dat de kaas heerlijk was…’
Ze hield haar hoofd schuin en keek hem verward aan.
‘Wat bedoel je?’
28 / 44
Het kerstdiner
‘Dit is niet je eerste kerst met mij,’ zei hij uiteindelijk. ‘Als ik het goed heb bijgehouden, en ik vind het moeilijk, want ik krijg allerlei pillen en ik heb soms moeite de tijd goed bij te houden, is dit de zevende keer dat je hier komt.’
‘Ik begrijp het niet…’ En hij zag haar paniek. Haar verwarring. Hij zag ook iets anders: dat ze het heel goed wist, dat iets in haar – wat dat ook mocht zijn – dit haar ook al intuïtief vertelde. Hij wist dat hij nu over de grens was gegaan.
‘Zeven jaar geleden kwam je ook hier. Je had dezelfde jurk aan. Dezelfde parels in je haren. Zelfs dezelfde handschoenen. Ik denk dat we toen al zo ongeveer zeven maanden lang een relatie hadden. We waren gelukkig. Of tenminste, dat hoop ik. Ook had je iets onrustigs over jezelf die avond, je kon niet stilzitten. Achteraf heb ik me afgevraagd of je het voelde aankomen of je het onderbewust wist.’
‘Waar heb je het over?’ stamelde ze.
Het was nu te laat om terug te keren. Binnensmonds vervloekte hij zichzelf dat hij het onbesprokene toch ter sprake bracht.
29 / 44
Het kerstdiner
‘Je wilde naar huis die avond…’
‘Ik denk niet dat ik deze waanzin wil horen,’ onderbrak ze hem.
‘We hadden allebei iets teveel gedronken…’
‘Ik zeg toch dat ik het niet horen wil.’
‘Ik stelde nog voor dat je hier bleef slapen, maar je vertelde me dat je dat niet kon.’
‘Stop,’ fluisterde ze.
30 / 44
Het kerstdiner
‘Ik heb dat nooit begrepen. Ik heb het mezelf wel duizenden keren afgevraagd. Waarom kon je niet blijven slapen. Ik bedoel, ik weet dat onze relatie niet perfect was, dat er kieren en scheuren waren, maar toch. Het was op de manier waarop je het zei, waardoor ik het vermoeden kreeg…’
‘Stop!’ schreeuwde ze nu. Ze had haar hand op de zijne gelegd. Hij zag verbijsterd dat ze opnieuw haar handschoenen aanhad.
‘Stop,’ zei ze nu zachter. ‘Doe jezelf dit niet aan…’
Haar hand was koud, dat voelde hij door de stof heen. Haar ogen waren scherp op hem gericht en hij zag, wist, dat zij het zich ook herinnerde, dat het niet-herinneren slechts een spel was geweest. Haar vingertoppen en nagels masseerden zijn knokkels. Haar neusvleugels gingen open en dicht.
‘Laten we alsjeblieft de avond houden zoals hij is.’
31 / 44
Het kerstdiner
Dit was iets anders dan wat ze vorig jaar had gezegd. Vorig jaar had ze gezegd: Ik had geen ander, het was toen meer een fluistering geweest. Ik weet dat je dat toen dacht, maar ik had geen ander. Ik had mijn twijfels. Ik vond dat het allemaal te snel ging. Ik wist niet hoe ik jou in mijn leven moest passen. Ik bedoel: ik geloofde nooit in kerstmis en hier zat ik met jou heerlijk te genieten van een kerstdiner. Ik was verward, begrijp je. Ik wist niet wat ik moest doen… Het kwam allemaal te snel op me af. En toen was haar jurk in flarden weggevallen, was haar huid gaan schilferen en loste ze, zoals de sneeuwvlokken in de wind wentelen, vlak voor zijn ogen op. Nu bleef ze echter voor hem zitten. Haar hand op de zijne. Haar vingers nog steeds masserend. Hij had zijn hand onbedoeld gebald.
Hij knikte. Hij twijfelde nog steeds aan haar woorden. Maar hij knikte. Hij wilde er nog aan toevoegen dat als ze niet had gesmeekt om weg te gaan, de rest nooit was gebeurd… Maar hij slikte zijn woorden in.
‘Ik begrijp het,’ zei hij en maakte zijn hand onder haar hand los. ‘Laten we verder van deze gang genieten, want na de laatste gang, breng ik je weer naar huis.’
Ze schudde haar hoofd. Het was een triest gebaar. Een eenzaam gebaar. Een gebaar dat hem aan zijn reflectie deed denken, aan zijn uitgeholde ogen, aan de zwarte zwaluwen die steeds vaker en steeds hardnekkiger door zijn hoofd schoten en zijn gedachten verscheurden, totdat er niets meer dan brokken duisternis overbleven. Hij had dat met de psychiater besproken. Die had hem verzekerd dat het niet door de medicijnen kwam.
32 / 44
Het kerstdiner
‘Je hoeft me nergens naartoe te brengen,’ zei ze. ‘We weten beiden dat ik allang geen thuis meer heb…’
Op dat moment kwetterden de zwaluwen zo luid dat hij niets meer kon horen, niets meer kon zien en hij zijn hand opnieuw tot een vuist balde.
6
De laatste gang werd in stilte genuttigd. Zoals ook die allereerste avond. Toen omdat ze hem had verteld dat ze niet bleef slapen. De jaren daarna omdat ze wisten dat het afscheid, dat continuerende afscheid, opnieuw komen zou.
‘Herinner je het je nog?’ vroeg hij.
Ze schudde haar hoofd en keek naar haar onaangeroerde crème brûlée. Ze had haar lepel er
33 / 44
Het kerstdiner
nog niet in gestoken, de harde buitenkant nog niet doen barsten, ze bleef maar naar het toetje staren.
‘Wil je het weten?’ Ze haalde haar schouders op.
Hij wilde haar vertellen dat hij zeven jaar geleden in stilzwijgen, direct na het dessert, haar jas had aangetrokken en haar nog één keer had gevraagd of ze zeker wist of ze niet wilde blijven slapen. Toen ze knikte, voelde hij ondanks onder invloed van de alcohol een plotselinge woede en ongeduld naar boven borrelen, die bijtend achterin zijn keel bleven steken. Waarom niet? wilde hij tegen haar spuwen. Waarom niet; we hebben toch een perfecte avond gehad? We hebben het bed toch al gedeeld? Alles klopte. De ingrediënten vielen goed samen. Het kaarslicht gaf de kamer een sfeervolle gloed. De perfectie lag in de details. Dat moest ze toch begrijpen? Dat moest ze toch verdomme inzien? Waarom kon ze godverdomme niet blijven slapen? Maar hij had niets van dit alles gezegd. Hij bleef begrijpend knikken en mompelen, als een verdomde trekpop, en gaf haar slechts haar sjaal.
‘We hadden allebei teveel gedronken,’ zei hij nu. ‘En ik denk dat jouw afwijzing me stak. Ik begreep het niet, snap je. Ik had je onzekerheid niet als een mogelijkheid ingecalculeerd. We gingen al zeven maanden met elkaar om en je vertelde me dat je niet bij me wilde slapen, ik wist niet wat je me daarmee probeerde te vertellen. Als je al iets probeerde te vertellen. Ik kon het gewoonweg geen plaats geven.’
34 / 44
Het kerstdiner
Ze begon nu zachtjes met haar lepel tegen de harde korst van de crème brûlée te tikken.
‘Je dacht dat ik een ander had,’ zei ze, nog steeds starend naar haar dessert.
Hij sloot zijn ogen. Probeerde zich die verschrikkelijke avond voor de geest te halen… De sjaal. Haar jas. De zwijgende en beschuldigende blikken. Het had gesneeuwd, en hij herinnerde zich dat hij, toen hij naar buiten stapte, over de bruine smurrie uitgleed. Hij vervloekte haar, binnensmonds, haar stompzinnigheid, haar verdraaide aarzeling, maar begeleidde haar desalniettemin toch naar de auto. We hebben teveel gedronken, had hij nog tegen haar gezegd.
‘Ik denk het wel,’ zei hij nu. ‘Ik denk dat die gedachte inderdaad door mijn hoofd spookte.’ En terwijl hij het zei, voelde hij de zwaluwen opnieuw achter zijn netvliezen bewegen; bonkten ze tegen zijn schedel aan. Hij werd misselijk en schoof onbewust het bord crème brûlée van zich af.
Ze waren de auto ingestapt. Hij sloeg toen met zijn gehandschoende vuist tegen de temperatuurmeter en herinnerde zich dat de verwarming al een aantal weken stuk was. Dit wordt een koude rit, zei hij, terwijl zij stil de deur achter zich sloot. Maar ik neem aan dat je dat wilt, toch? Na een koude, ongezellige avond naar huis toe? Waarom zou er warmte zijn? Het was een gemene opmerking, dat wist hij. Maar de woede en teleurstelling was zo enorm, het gonsden jeukerig in zijn bloed. Het liefst had hij het hele dashboard stukgeslagen, alleen maar om van die verdraaide jeuk af te komen. Ze hield haar jas bij haar hals vast en zei nog steeds
35 / 44
Het kerstdiner
niets. Hij had de portier dichtgegooid, nog steeds vloekend, en was weggereden.
‘Ik was misschien wat te onbesuisd,’ zei hij nu. ‘Ik was boos.’ Hij keek haar vanaf de andere kant van de tafel voorzichtig aan. ‘Ik reed sneller dan ik eigenlijk moest. Het had die avond gesneeuwd, zie je. Stuifsneeuw. Er lag los sneeuw op de weg.’
Hij voelde het al bij het optrekken. Hij gooide zijn stuur naar rechts, maar zijn wielen gingen naar links. Zijn auto draaide een kwartslag om.
‘Ik hoopte dat het bij de snelweg beter zou zijn. Dat ze daar gestrooid zouden hebben…’ Hij nam een slok van zijn wijn. ‘Maar ik had het mis…’
Hij herinnerde zich de rode stoplichten voor de snelwegen nog, die in de vlagen van de wind, en de meegetorste stuifsneeuw, spookachtig heen en weer zwierden. De geur van het dessert was plotseling niet zo appetijtelijk meer en de wijn, die hij hier speciaal voor had uitgekozen, was mierzoet. Te zoet. Het viel de smaakpupillen aan. De details waren enorm, te scherp, te gedetailleerd.
36 / 44
Het kerstdiner
Ze tikte nog steeds met haar lepel op de harde, geflambeerde korst van het dessert, maar ze brak niet door de gekristalliseerde suiker heen.
‘Ik denk dat ik ook gedronken had, want ik herinner me ook weinig,’ zei ze zachtjes. ‘Ik herinner me alleen dat je boos was en dat je letterlijk van de oprit afscheurde, de weg op.’
Niet alleen van de oprit, voegde hij er bitter in zijn gedachten aan toe, Maar ik scheurde ook in de zijwegen en uiteindelijk op de snelweg. Hij herinnerde zich de vangrail die rechts van hem in de koplampen opdoemde. Hij herinnerde zich heel vaag de verre lichten van auto’s die achter hem reden. Het feit was dat hij niet wist wat er gebeurde. Dat hij niet wist waar het fout ging.
‘Ik denk niet,’ zei hij nu, ‘dat jij je veiligheidsgordel aan had…’
Ze knikte. Haar lepel lag nu stil.
37 / 44
Het kerstdiner
Het ging zo snel, dat herinnerde hij zich nog. De auto schoof naar links en net toen hij wilde bijsturen, en zijn stuur naar rechts gooide, hoorde hij een knal en zag hij het glas aan zijn rechterkant, vlak naast haar gezicht versplinteren. Het barstte niet, nee het explodeerde. Het reet de rechterkant van haar gezicht uiteen. Hij hoorde haar nog schreeuwen. Hij probeerde op de rem te trappen, maar wat hij ook deed, stuur omgooien, remmen, zigzaggen, de auto zat vast in een spin en botste niet alleen tegen een vangrail op, maar ook tegen een auto achter hen op. Hoewel hij het niet zag, het niet eens hoorde, denkt hij dat die klap het moment moet zijn geweest, waarop zij door de voorruit vloog… Want het volgende ogenblik lag ze, met haar vingers op een vreemde manier gebogen, en haar scheenbeen zover geknakt dat het bijna naast haar dijbeen lag, op het asfalt.
‘Ik herinner me heel weinig,’ zei ze nu. ‘Ik herinner me een knal en dat ik plotseling regen in mijn gezicht kreeg. Maar het was geen regen. Het was glas. Ik herinner me dat ik nog dacht: “Dit is glas!” Toen vloog ik naar voren. Ik herinner me dat ik gewichtloos was. Dat de gele straatverlichting zich op het asfalt en sneeuw weerspiegelde. Daarna herinner ik me niets meer…
Maar ik wel, wilde hij zeggen. Maar zei hij het niet.
Hij was uit de auto gestapt. Hij had niet eens door dat zijn gezicht bloedde en dat zijn rechterbeen gebroken was. Hij rende naar haar toe en het eerste wat hem opviel, was hoe haar rechterwang over het asfalt was geschraapt, en hoe die nu opgekruld, als een los stuk vlees, tegen haar rechteroog drukte. Ze was buiten kennis. Maar als hij haar omdraaide, dan wist hij bijna zeker, dat haar hele wang verdwenen zou zijn en dat hij haar gebit en tanden kon zien. Kalm blijven, dacht hij. Kalm blijven. Kalm blijven. Hij had een EHBO-cursus gedaan. Hij wist wat hij moest doen, verdomme, alles lag in de details.
38 / 44
Het kerstdiner
‘Ik voelde je pols,’ zei hij nu, ‘Hier bij je hals en ik kon niets voelen. Dus ik wist wat ik moest doen. Ik moest je omdraaien. Je luchtwegen vrij maken en hartmassage toepassen. Hoewel ik wist dat het omdraaien van je lichaam gevaarlijk kon zijn. Ik schreeuwde naar de gestalte achter mij, die uit zijn auto was geklauterd, dat hij onmiddellijk de alarmcentrale moest bellen.
Hij draaide haar om. Liet zijn blik expres niet op haar wang vallen. Keek naar haar mond die was opengescheurd en zorgde ervoor, door in haar keel te wroeten, dat haar luchtwegen aan de oppervlakte niet werden geblokkeerd. Toen boog hij naar voren, drukte zijn lippen op haar lippen, of wat er van over was, en pompte zijn warme adem haar longen in. Hij huilde. Oh God, hij huilde.
‘Ik herinner me ook iets anders,’ zei ze nu, terwijl haar lepel door de buitenkant van de crème brûlée brak.
‘Wat?’ vroeg hij.
‘Ik herinner me je adem. Je zoete adem. Ik herkende hem. Maar ik wist ook dat het al te laat was. Ik zweefde boven je, zie je. Ik zag je. Ik zag hoe jij mij masseerde. Hoe mijn bovenlichaam losjes op en neer bewoog. Ik zag hoe je huilde en brulde en schreeuwde dat het je speet, terwijl de man achter jou – hij had een rood houthakkershemd aan – de ambulance belde. Ik herinner
39 / 44
Het kerstdiner
me alles. Jouw handen. Jouw vingers die op mijn borst duwden en graaiden. Je paniek. Maar vooral je warme en zurige adem, die me weer tot leven probeerde te wekken; die je steeds harder en wanhopiger in mijn longen blies.’
Ze legde haar lepel neer en nam zijn hand opnieuw in haar hand.
‘Het was te laat, zie je. Er was al niets meer dat je kon doen…’
Hij huilde. Hield haar hand vast en huilde. De crème brûlée had de juiste kleur, zag hij. Het geheim lag in de details. Hij kneep zachtjes in haar vingers.
‘Je kwam heel even terug,’ zei hij.
Ze knikte. ‘Ik weet het. Ik wilde je iets vertellen.’
40 / 44
Het kerstdiner
‘Je keek me heel even aan. Met je linkeroog dat nog niet beschadigd was. En je zei: blijf bij me, blijf bij me… Ik kon het nauwelijks verstaan. Je gaf bloed op. Blijf bij me. Laat me niet alleen.
Ze knikte opnieuw…
‘Als je alles voelt wegglippen,’ zei ze, ‘wil je niet alleen zijn. Dat moet jij toch weten?’
7
Hij stond weer voor het raam, dat hij opnieuw had opengezet. De tafel achter hem was leeg. Er stonden alleen nog maar lege borden en kaarsen op de tafel. Ook hier ging het om precisie. ‘Ik hou van je,’ zei hij tegen de vlagen wind, die stuifsneeuw met zich meedroeg en in de kamer woei. Aan de overkant zag hij de buren naar hem kijken. Ze begrepen het niet. Zijn eigen arts begreep hem niet. Ze begrepen niet hoe een dader en slachtoffer altijd aan elkaar zijn verbonden. Hoe hij, nadat de familieleden waren verdwenen, stil en eenzaam bij haar kist had gestaan. Iedereen had hem de schuld gegeven, inclusief hijzelf. Als hij niet boos was geworden, dronken was geworden, dan was dit nooit gebeurd. Ze had in die kist dezelfde verdraaide witte jurk aan gehad.
41 / 44
Het kerstdiner
Ze begrepen het niet, toen hij haar koude hand vastpakte en haar tengere vingers streelde. Ze begrepen het niet toen hij voorover boog en haar opgemaakte lippen zoende. De lijkschouwer had fantastisch werk gedaan. Er was niets van de schade op de rechterhelft van haar gezicht te zien, toch wist hij dat haar rechtergezicht van was gemaakt was; een masker, geplamuurd met dikke lagen verf en make-up.
Ze begrepen het niet.
De buren begrepen het niet dat hij iedere kerstavond de tafel voor twee dekte. Ze begrepen niet wie die stijve vrouw voor hem was.
De eerste kerst na haar dood had hij bij haar graf gestaan. Het was donker geweest en hij had geweten dat iedereen kerst vierde. Dus het viel niet op toen hij haar graf opende en dichtdeed. Haar vertroetelde en mooi maakte en meenam. Het leek alsof de aarde achter hem door de sneeuw en storm was omgewoeld.
42 / 44
Het kerstdiner
Niemand begreep het. De dokter niet. Hij zelf niet. Hij wist alleen dat hij de dingen nog moest afmaken. Dat de gesprekken die avond nog niet waren afgerond. Hij wist ook niet of ze ooit afgerond konden worden. Ieder jaar, aan het einde, zat hij hier voor het raam en was zij weer voor een jaar verdwenen. (Hij had in de kruipruimte een koelinstallatie staan.) Misschien zou ze volgend jaar wel niet komen. Maar terwijl hij dit dacht, wist hij dat het een leugen was. Hij hoorde haar stem, op de vlagen van de wind. Blijf bij me. Laat me niet alleen. De sneeuw dwarrelde om hem heen. Op dat moment wist hij dat ze terug zou komen. Dat hij het jaar hierop opnieuw zenuwachtig voor het raam zou staan.
Alles lag in de details. In de precisie. Hij zou ervoor zorgen dat ze er volgend jaar weer net zo mooi en perfect uit zou zien als dit jaar had gedaan.
Anthonie Holslag©December 2011
(Met dank aan David van Eijndhoven)
Prettige feestdagen!!!
43 / 44
Het kerstdiner
44 / 44