ochmeo Q rechtsbijstand
ļ
7
Stichting Achmea Rechtsbijstand Postbus 10100 5000 J C Tilburg
DEC 2Q U
Provinciale Staten van Noord-Brabant Postbus 90151
Dr. Hub van Doorneweg 195 Tilburg
5200 MC 'S H E R T O G E N B O S C H
Telefoon (088) 462 37 00 Fax (088) 462 27 99 www. ach mearechtsbijstand. nl
Datum
Ons kenmerk
16 december 2013 Onderwerp
R205259935 Uw kenmerk
Proceskosten
Intrekking reconstructieplannen
Behandeld door Mw. J . C . van Eekeren Telefoon (088) 462 37 00 Fax (088) 462 27 99
[email protected]
Geachte heer, mevrouw, Namens Geitenhouderij van Hoof V.O.F. heb ik beroep ingesteld tegen uw besluit van 2 maart 2012. Het gaat over het intrekken van de reconstructieplannen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State deed hierover uitspraak op 27 november 2013. Daarbij bent u veroordeeld in de proceskosten (ļi 354,-) en het griffierecht (ë310,-). E e n kopie van de uitspraak stuur ik mee met deze brief. Met deze brief kom ik op deze zaak terug.
Verzoek Ik verzoek u vriendelijk het totaalbedrag van C 664,- binnen veertien dagen over te maken op bankrekeningnummer (IBAN) NL11 R A B O 010.10.50.674 van Stichting Achmea Rechtsbijstand met vermelding van ons kenmerk R205259935. Betaling binnen deze termijn voorkomt dat wij aanspraak maken op vergoeding van de wettelijke rente. Bedankt voor uw medewerking.
Vragen? Hebt u nog vragen of wilt u ons verder informeren? Neemt u dan gerust contact op met mij via onze klantenservice. Zij zijn te bereiken op (088) 462 37 00. U kunt ook een e-mail sturen naar
[email protected] of faxen naar (088) 462 27 99. Denkt u eraan om in dat geval ons referentienummer R205259935 te vermelden? Met vriendelijke groet,
iiiiiiuituiiuniuiiiniinii 3513200
MID.C van Eekeren
Rekeningnummer (IBAN) NL11 RABO 0101 0506 74 Kvk 41 038 571 Apeldoorn
/ ĉ f í . ř
Raad vanState
AP2 28-NOV-2013 SARJUR0485.enx 3121 0
*
0
*
0
*
0
*
0
*
0
*
0
*
0
*
0
*
0
*
0
*
0
*
0
*
0
*
0
*
Afdeling bestuursrechtspraak
Betreft : Geitenhouderij Van Hoof V . O . F .
M w . mr. G . H . Blom Postbus 1 0 1 0 0 5000 J C TILBURG
Datum
Ons nummer
2 7 november 2 0 1 3
201206146/1/R3
Uw kenmerk
R2052559935
Onderwerp
Behandelend ambtenaar
Noord-Brabant Intrekking reconstructie- en gebiedsplannen
P. Slappendel 070-4264288
In de bovenvermelde zaak is uitspraak gedaan. Een afschrift van deze uitspraak treft u hierbij a a n . Hoogachtend, de secretaris van de Raad van S t a t e ,
mr. H . H . C . Visser De administratie is op 27 december, 2 en 3 januari gesloten.
2452450{CA0) Postbus 20019 - 2500 E A Den Haag - T 070 426 44 26 - F 070 365 13 80 - www.raadvanstate.nl Bij correspondentie dc datum en het nummer van deze brief vernielden
0
*
0
AP2 28-Nov-2013 SARJUR0485.enx3122
Raad vanState 201206146/1/R3. Datum uitspraak: 2 7 november 2 0 1 3
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding t u s s e n : 1.
F . G . J . v a n der Heijden, wonend te Dommelen, gemeente V a l k e n s w a a r d , en anderen, 2. de stichting Stichting Belangenplatform de Malpie e . o . , gevestigd te Valkenswaard, 3 . P . J . T . Greijmans, wonend te Someren, 4 . de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid V a n A s t e n Varkens Leende B . V , gevestigd te SterkseJ, gemeente Heeze-Leende, en anderen, 5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Hoevarko B . V . , gevestigd te Oirschot, 6. het college v a n burgemeester en wethouders v a n Sint Anthonis, het college v a n burgemeester en wethouders v a n Laarbeek en het college van burgemeester en wethouders v a n Reusel-De Mierden (hierna tezamen: de gemeentebesturen), 7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bervoets Bedaf B . V . , gevestigd te Baarle-Nassau, en anderen, 8. de maatschap Maatschap H . G . C . Bax-Vreijsen, gevestigd te Leende, gemeente Heeze-Leende, 9. C . J . M . v a n den Boogaart, wonend te Gilze, gemeente Gilze en Rijen, 1 0 . de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Ramé B.V. en A . F . P . Raaijmakers, gevestigd, respectievelijk wonend te Helmond, 1 1 . E . S m i t s , w o n e n d te Zeeland, gemeente Landerd,
AP2 28-Nov-2013 SARJUR0485.enx 3123 201206146/1/R3
2
2 7 november 2 0 1 3
1 2 . de vennootschap onder firma Geitenhouderij v a n Hoof V . O . F . , gevestigd te Middelbeers, gemeente Oirschot, 1 3 . F . van den Broek, wonend te Heeswijk, gemeente Bernheze, 14. J . de Groot, w o n e n d te Holthees, gemeente Boxmeer, 1 5 . N.M.H. H e e s m a n s en A . J . M . F r a n s s e n , beiden wonend te De R i p s , gemeente Gemert-Bakel, 1 6 . M. v a n Kuyk, wonend te V a l k e n s w a a r d , 17. M. van den Oever, wonend te Sint Hubert, gemeente Mill en Sint Hubert, 1 8 . de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid H A M A B . V . , gevestigd te Beers, gemeente Cuijk, en M. Relou, wonend te Mill, gemeente Mill en Sint Hubert, 1 9 . de stichting Stichting Brabantse Milieufederatie, gevestigd te Tilburg, 2 0 . G . van Dooren, wonend te Erp, gemeente V e g h e l , en anderen, appellanten, en provinciale staten ván Noord-Brabant, de staatssecretaris v a n Economische Z a k e n , Landbouw en Innovatie (thans: de staatssecretaris v a n Economische Z a k e n ) , en de minister v a n Infrastructuur en Milieu, verweerders.
AP2 28-Nov-2013 SARJUR0485.enx 3124 3
201206146/1/R3
2 7 november 2 0 1 3
Procesverloop Bij besluit van 2 maart 2 0 1 2 , kenmerk 0 2 / 1 2 E , (hierna: het intrekkingsbesluit) hebben provinciale staten de reconstructieplannen Beerze-Reusel, Baronie, Boven-Dommel, Maas en Meierij, Meierij, De Peel en Peel en Maas en de correctieve herzieningen van voornoemde reconstructieplannen en de gebiedsplannen Brabantse Delta en Wijde Bieschbosch ingetrokken. Bij besluit van 2 4 april 2 0 1 2 hebben de staatssecretaris en de minister goedkeuring verleend aan het intrekkingsbesluit. Tegen het intrekkingsbesluit en het daarmee samenhangende goedkeuringsbesluit hebben appellanten beroep ingesteld. Provinciale staten hebben een verweerschrift ingediend. V a n der Heijden en anderen, Stichting belangenplatform de Malpie e.o. en Greijmans hebben nadere stukken ingediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 6 augustus 2 0 1 3 , w a a r een aantal partijen is verschenen of zich heeft doen vertegenwoordigen. Ook provinciale staten, de staatssecretaris en de minister hebben zich doen vertegenwoordigen. Overwegingen Inhoud bestreden
besluiten
1. Bij het intrekkingsbesluit hebben provinciale staten onder meer besloten de reconstructieplannen en de correctieve herzieningen van deze reconstructieplannen in te trekken. Verder is hierin bepaald dat dit besluit in werking treedt daags nadat het bestreden besluit, na goedkeuring hiervan, op de voorgeschreven wijze is bekend gemaakt, met uitzondering van de in de reconstructieplannen en in de correctieve herzieningen opgenomen begrenzing van de integrale zonering voor de intensieve veehouderij met inbegrip van de daarop betrekking hebbende onderbouwing en onderzoeken. De intrekking van deze begrenzing treedt op een nader door het college v a n gedeputeerde staten te bepalen datum in werking. 2. Bij het besluit tot verlening van goedkeuring hebben de staatssecretaris en de minister het intrekkingsbesluit in zijn geheel goedgekeurd. Intrekking
beroepsgrond
3. V a n der Heijden en anderen en Stichting belangenplatform de Malpie e.o. hebben ter zitting hun beroepsgrond dat het goedkeuringsbesluit ten onrechte niet mede door de minister van E c o n o m i s c h e Z a k e n , Landbouw en Innovatie is genomen, ingetrokken.
AP2 28-N.OV-20Ï3 SARJUR0485.enx 3125 201206146/1/R3
Bezwaar
tegen het
4
2 7 november 2 0 1 3
goedkeuringsbesluit
4. Hoevarko, V a n den Boogaart, Ramé en Raaijmakers, S m i t s en V a n Hoof voeren aan dat het goedkeuringsbesluit ten onrechte niet is gemotiveerd. 4.1.
Zoals door de staatssecretaris en de minister ter zitting is
bevestigd, hebben zij met het goedkeuringsbesluit het gehele intrekkingsbesluit goedgekeurd, inclusief de daaraan ten grondslag liggende motivering. Op deze wijze hebben de staatssecretaris en de minister zich de motivering van het intrekkingsbesluit eigen gemaakt en aldus het goedkeuringsbesluit gemotiveerd. De betogen falen. Bezwaren
tegen het
intrekkingsbesluit
5. De gemeentebesturen, Bervoets Bedaf en anderen, V a n A s t e n en anderen, Hoevarko, V a n den Boogaart, Ramé en Raaijmakers, S m i t s , V a n Hoof, V a n den Broek, De Groot, H e e s m a n s en F r a n s s e n , V a n Kuyk, V a n den Oever, H A M A en Relou, Bax-Vreijsen, de B M F , V a n Dooren en anderen, V a n der Heijden en anderen, Stichting belangenplatform De Malpie e.o. en Greijmans betogen dat het intrekkingsbesluit is genomen in strijd met de Reconstructiewet concentratiegebieden (hierna: R w c ) . Zij voeren aan dat geen wettelijke grondslag bestaat voor deze intrekking. De gemeentebesturen, Bervoets Bedaf en anderen, V a n A s t e n en anderen, Hoevarko, V a n den Boogaart, Ramé en Raaijmakers, S m i t s , V a n Hoof, V a n den Broek, De Groot, H e e s m a n s en F r a n s s e n , V a n Kuyk, V a n den Oever, H A M A en Relou, Bax-Vreijsen, de B M F en V a n Dooren en anderen voeren onder meer aan dat het intrekkingsbesluit in strijd is met artikel 4 en artikel 11 v a n de R w c . Volgens de gemeentebesturen en Bervoets Bedaf en anderen kan de grondslag voor het intrekkingsbesluit evenmin worden gevonden in de beoogde wijziging van de W e t inrichting landelijk gebied (hierna: Wilg), omdat deze wetswijziging nog niet in werking is getreden. V a n den Broek, De Groot, H e e s m a n s en F r a n s s e n , V a n K u y k , V a n den Oever, H A M A en Relou voeren onder meer aan dat de verwachting dat de R w c zal worden ingetrokken, niet steunt op een concreet w e t s v o o r s t e l . 5.1.
Onder 2 van het intrekkingsbesluit hebben provinciale staten
besloten de bij besluit van 2 2 april 2 0 0 5 vastgestelde en met Ingang van 2 9 juli 2 0 0 5 in werking getreden reconstructieplannen delen A en B Beerze-Reusel, Baronie, Boven-Dommel, M a a s en Meierij, Meierij, De Peel en Peel en Maas in te trekken. Onder 3 hebben provinciale staten besloten de bij besluit van 2 7 juni 2 0 0 8 vastgestelde en met ingang v a n 9 september 2 0 0 8 in werking getreden correctieve herziening reconstructieplannen Beerze-Reusel, Baronie, Boven-Dommel, M a a s en Meierij, Meierij, De Peel en Peel en M a a s in te trekken. Onder 5 hebben provinciale staten besloten dat het besluit tot intrekking van de plannen als bedoeld onder 2 en 3 van het intrekkingsbesluit in werking treedt d a a g s nadat dit besluit op de
AP2 28-Nov-2013 SARJUR0485.enx 3126 201206146/1/R3
5
2 7 november 2 0 1 3
voorgeschreven wijze is bekendgemaakt, met uitzondering van de in de reconstructieplannen en de correctieve herziening van de reconstructieplannen opgenomen begrenzing van de integrale zonering voor de intensieve veehouderij met inbegrip van de daarop betrekking hebbende onderbouwing en onderzoeken, waarbij de intrekking van bedoelde begrenzing op een nader door het college van gedeputeerde staten te bepalen datum in werking treedt. Onder 6 hebben provinciale staten besloten dat de begrenzing van de integrale zonering voor de intensieve veehouderij met inbegrip van de daarop betrekking hebbende onderbouwing en onderzoeken tot het moment dat de intrekking daarvan in werking treedt, geacht worden het reconstructieplan te vormen als bedoeld in artikel 11 van de R w c . 5.2. Provinciale staten stellen zich op het standpunt dat het intrekkingsbesluit niet is genomen in strijd met de R w c . Zij erkennen dat een expliciete wettelijke grondslag voor de intrekking van reconstructieplannen in de R w c ontbreekt, doch dit brengt volgens hen niet met zich dat zij niet bevoegd zijn tot het nemen van het besluit. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 2 9 februari 2 0 1 2 , in zaak nr. 2 0 1 0 0 2 0 2 9 / 1 / T 1 / R 2 (www.raadvanstate.nl), hebben provinciale staten ter zitting toegelicht dat na intrekking van de reconstructieplannen de provinciale structuurvisie, waarin het reconstructiebeleid is neergelegd, als beleidskader fungeert. Blijkens het intrekkingsbesluit is met name de w e n s om duidelijkheid te scheppen over welk reconstructiebeleid van toepassing is, aanleiding g e w e e s t voor de intrekking van de reconstructieplannen. Volgens provinciale staten bestond hierover geen duidelijkheid, nu het reconstructiebeleid is neergelegd in de reconstructieplannen en ook in de provinciale Structuurvisie ruimtelijke ordening en de provinciale Verordening ruimte 2 0 1 1 en 2 0 1 2 . Voorts verwijzen provinciale staten naar de beoogde intrekking van de R w c . 5.3. Ingevolge artikel 1 van de R w c wordt in deze w e t en de daarop berustende bepalingen verstaan onder: Onze Minister: Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (thans: de staatssecretaris van Economische Zaken); Onze Ministers: Onze Minister en Onze Minister v a n Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (thans: de minister van Infrastructuur en Milieu); concentratiegebied: concentratiegebied Zuid of concentratiegebied Oost als bedoeld in bijlage I bij de Meststoffenwet; reconstructiegebied: bij e e n reconstructieplan nader begrensd gebied binnen een concentratiegebied w a a r de reconstructie daadwerkelijk plaatsvindt. Ingevolge artikel 4 vindt ter bevordering v a n een goede ruimtelijke structuur van de concentratiegebieden, in het bijzonder met betrekking tot landbouw, natuur, b o s , landschap, recreatie, w a t e r , milieu en infrastructuur, alsmede ter verbetering van een goed w o o n - , werk- en leefklimaat en van de economische structuur, in deze gebieden een reconstructie plaats op grond van deze wet. ingevolge artikel 5 omvat de reconstructie de gecoördineerde en geïntegreerde voorbereiding, vaststelling en uitvoering van maatregelen en
AP2 28-NOV-20Ï3 SARJUR0485.enx 3127 201206146/1/R3
6
2 7 november 2 0 1 3
voorzieningen, waaronder in ieder geval maatregelen en voorzieningen: a. ter verbetering van de ruimtelijke structuur ten behoeve van de landbouw, mede teneinde de veterinaire risico's voortvloeiend uit een hoge veedichtheid te verminderen; b. ter verbetering van de kwaliteit van natuur en landschap en c. ter verbetering van de kwaliteit van milieu en water. Ingevolge artikel 9 , eerste lid, g e s c h i e d e n , met het oog op het bereiken van de doelstellingen, bedoeld in artikel 4 , de voorbereiding, de vaststelling en de uitvoering van het reconstructieplan met inachtneming van de in de bijlage bij deze w e t opgenomen rijksuitgangspunten. Ingevolge het tweede lid kunnen bij algemene maatregel van bestuur criteria worden vastgesteld voor de wijze waarop de toetsing van de resultaten van de reconstructieplannen aan de rijksuitgangspunten, bedoeld in het eerste lid, kan plaatsvinden. Ingevolge artikel 1 1 , eerste lid, worden voor elk concentratiegebied een of meer reconstructieplannen vastgesteld. Ingevolge het t w e e d e lid bevat een reconstructieplan: a. een aanduiding van de grenzen van het reconstructiegebied; b. een beschrijving van de in het reconstructiegebied bestaande toestand van de a s p e c t e n , bedoeld in artikel 4 ; c. de aanduiding van de meest g e w e n s t e ontwikkeling van het reconstructiegebied ten aanzien van de a s p e c t e n , bedoeld in artikel 4 ; d. een beschrijving van de ruimtelijke indeling v a n het reconstructiegebied in landbouwontwikkelingsgebieden, verwevingsgebieden en extensiveríngsgebieden; e. een aanduiding van de te treffen maatregelen en voorzieningen met het oog op de ontwikkeling, bedoeld in onderdeel c ; f. een beschrijving van de te v e r w a c h t e n gevolgen van de onder e bedoelde maatregelen en voorzieningen voor de toestand van de a s p e c t e n , bedoeld in artikel 4 ; g. een globale raming van de totale kosten en de verdeling daarvan over de te treffen maatregelen en voorzieningen, alsmede een tijdschema voor de uitvoering van de maatregelen en voorzieningen; h. in voorkomend geval een aanduiding van te verwerven onroerende z a k e n ; İ. in voorkomend geval de aanwijzing van te onteigenen percelen of opstallen; j . een of meer kaarten die met inachtneming van het vierde lid zijn vervaardigd. Ingevolge artikel 1 6 , eerste lid, stellen provinciale staten het reconstructieplan v a s t binnen acht w e k e n nadat de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen is verstreken. Ingevolge het t w e e d e lid geldt ten aanzien van onderdelen van het reconstructieplan die een afwijking inhouden v a n een vastgestelde structuurvisie als bedoeld in artikel 2 . 2 , eerste of t w e e d e lid, van de W e t ruimtelijke ordening, dę vaststelling van het reconstructieplan als besluit tot herziening van die structuurvìsie. Ingevolge artikel 1 7 , eerste lid, zoals dit luidde ten tijde van belang, behoeft het reconstructieplan, bedoeld in artikel 1 6 , eerste lid, de goedkeuring van Onze Ministers. Onze Ministers nemen het besluit omtrent goedkeuring in overeenstemming met Onze Ministers die het mede aangaat.
AP2 28-NOV-2013 SARJUR0485.enx 3128 201206146/1 /R3
7
2 7 november 2 0 1 3
Ingevolge het t w e e d e lid, zoals dit luidde ten tijde van belang, kan de goedkeuring, bedoeld in het eerste lid, worden onthouden w e g e n s strijd met het recht of het algemeen belang of indien onvoldoende is gewaarborgd dat met de beschikbare middelen het plan genoegzaam en met inachtneming van de beleidsprioriteiten, bedoeld in artikel 1 0 , kan worden uitgevoerd. Ingevolge artikel 2 6 , eerste lid, zoals dit luidde ten tijde van belang, kan het reconstructieplan worden gewijzigd. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder b, van de Wilg wordt onder gebiedsgericht beleid v e r s t a a n : beleid, gericht op de verbetering van de kwaliteit van het landelijke gebied, in elk geval ten aanzien van natuur, recreatie, landschap, landbouw, sociaal-economische vitaliteit, milieu en water, voor zover het betreft inrichting, gebruik en beheer van daarvoor specifiek in aanmerking komende delen van het landelijke gebied, met inbegrip van de reconstructie van de concentratiegebieden, bedoeld in artikel 4 van de R w c . Ingevolge artikel 2 , eerste lid, draagt het college van gedeputeerde staten van de onderscheiden provincies zorg voor de realisatie van het gebiedsgerichte beleid. 5.4. De Afdeling stelt voorop dat in de bevoegdheid voor provinciale staten tot vaststelling van een reconstructieplan als bedoeld in artikel 16 van de R w c besloten ligt dat dit bestuursorgaan ook bevoegd is tot intrekking van een vastgesteld en goedgekeurd reconstructieplan, mits die intrekking in overeenstemming is met het stelsel van de R w c . De Afdeling stelt vast dat het intrekkingsbesluit is gericht op de integrale intrekking van de reconstructieplannen Beerze-Reusel, Baronie, Boven-Dommel, Maas en Meierij, Meierij, De Peel en Peel en Maas en de correctieve herzieningen van voornoemde reconstructieplannen. De uitgestelde inwerkingtreding van de intrekking van de integrale zonering en het bepaalde onder 6 van het intrekkingsbesluit betekenen niet dat geen sprake is van een integrale intrekking. Voorts hebben provinciale staten ter zitting erkend met het intrekkingsbesluit niet te hebben beoogd een besluit tot wijziging van de reconstructieplannen en de correctieve herzieningen daarvan te nemen, maar alleen procedureel te hebben aangesloten bij de bepalingen in de R w c die gelden voor het wijzigen van een reconstructieplan. Gelet op artikel 16 van de R w c en artikel 2 in samenhang met artikel 1 van de Wilg stellen provinciale staten een reconstructieplan v a s t en is het college van gedeputeerde staten belast met de uitvoering daarvan. Gelet op de artikelen 4 , 5 en 9 van de R w c dient een reconstructie plaats te vinden van de concentratiegebieden en geschiedt deze reconstructie mede door de uitvoering van de reconstructieplannen. Hieruit volgt dat het provinciebestuur is gehouden voor de concentratiegebieden die zijn gelegen binnen haar provinciegrenzen reconstructieplannen in werking te hebben. Steun voor deze lezing vindt de Afdeling in de memorie v a n toelichting bij de R w c (Kamerstukken II 1 9 9 8 / 1 9 9 9 , 2 6 3 5 6 , nr. 3 , p. 57) waarin staat dat uit artikel 11 van de R w c voortvloeit dat in ieder concentratiegebied ten minste één reconstructiegebied zal zijn gelegen. De concentratiegebieden zijn aangewezen in bijlage I van de Meststoffenwet, die nog altijd geldt. Nu het intrekkingsbesluit strekt tot algehele intrekking, zijn er ten
201206146/1/R3
8
AP2 28-Nov-2013 SARJUR0485.enx 3129 2 7 november 2 0 1 3
gevolge van de goedkeuring van het intrekkingsbesluit geen reconstructieplannen meer in werking voor de concentratiegebieden, als bedoeld in bijlage I van de Meststoffenwet, in Noord-Brabant. Er zijn immers geen voorgaande reconstructieplannen die als gevolg van deze besluitvorming herleven en er zijn geen nieuwe reconstructieplannen vastgesteld en goedgekeurd. Gelet op deze omstandigheden is de toepassing van de bevoegdheid tot intrekking van de reconstructieplannen in dit geval in strijd met de R w c , in het bijzonder met artikel 1 1 , eerste lid. Hierbij is van belang dat het bestaan van de structuurvisie de verplichting tot het in werking hebben van reconstructieplannen niet kan opheffen. De structuurvisie is immers een instrument dat zijn grondslag vindt in de Wro en een ander doel heeft. Reeds daarom is deze niet aan een reconstructieplan gelijk te stellen. Ook de provinciale verordening is een instrument dat zijn grondslag vindt in de Wro en is niet aan een reconstructieplan gelijk te stellen. De omstandigheid dat het reconstructiebeleid grotendeels is overgenomen in de provinciale structuurvisie en de provinciale verordening en hierin op onderdelen is aangescherpt, hetgeen rechtens is toegestaan, en de, op zichzelf niet onredelijke, w e n s van provinciale staten om duidelijkheid te scheppen omtrent het van toepassing zijnde reconstructiebeleid, doen aan het voorgaande niet af. Gelet op het voorgaande staat het s y s t e e m v a n de R w c , zoals dit volgt uit de vermelde artikelen, in het bijzonder artikel 1 1 , in de w e g aan het intrekkingsbesluit. Voorts hebben provinciale staten zich bij het intrekkingsbesluit ten onrechte gebaseerd op een beoogd vervallen van de R w c in de toekomst. Het wetsvoorstel tot wijziging van de Wilg, waarin is bepaald dat de R w c vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, w a s ten tijde van het bestreden besluit immers nog niet ingediend en is ook thans nog niet vastgesteld, laat staan in werking getreden. Gelet op het voorgaande slagen de betogen. Slotoverwegingen 6. De beroepen zijn gegrond. Het intrekkingsbesluit dient w e g e n s strijd met de R w c , in het bijzonder artikel 1 1 , eerste lid, te worden vernietigd, voor zover daarbij de reconstructieplannen Beerze-Reusel, Baronie, Boven-Dommel, Maas en Meierij, Meierij, De Peel en Peel en Maas en de correctieve herzieningen van voornoemde reconstructieplannen zijn ingetrokken. Het goedkeuringsbesluit dient eveneens te w o r d e n vernietigd wegens strijd met artikel 11, eerste lid, van de R w c , voor zover daarbij de intrekking van de reconstructieplannen Beerze-Reusel, Baronie, Boven-Dommel, Maas en Meierij, Meierij, De Peel en Peel en Maas en de correctieve herzieningen van voornoemde reconstructieplannen is goedgekeurd. Gelet hierop behoeven de overige beroepsgronden geen bespreking. 6.1. Over het verweer van provinciale staten dat in enkele beroepschriften mede wordt opgekomen tegen de intrekking v a n niet-bindende onderdelen van de reconstructieplannen en deze beroepen in zoverre niet-ontvankelijk zijn, wordt als volgt overwogen. Dit verweer treft in
AP2 28-Nov-2013 SARJUR0485.enx 3130 201206146/1/R3
9
27 november 2 0 1 3
dit geval geen doel, omdat artikel 1 1 , eerste lid, van de R w c ertoe verplicht voor elk concentratiegebied een reconstructieplan v a s t te stellen, uit te voeren en in werking te hebben en ingevolge het t w e e d e lid een dergelijk reconstructieplan de aldaar genoemde elementen dient te bevatten. Mede gelet op de samenhang tussen de bindende en niet-bindende onderdelen v a n een reconstructieplan, leidt de gegrondheid van de ingediende beroepen ertoe dat het besluit tot intrekking van de reconstructieplannen en het besluit tot goedkeuring hiervan in hun geheel dienen te worden vernietigd. 7. Provinciale s t a t e n , de staatssecretaris en de minister dienen ten aanzien van de beroepen van Van der Heijden en anderen, Stichting Belangenplatform de Malpie e.o., Greijmans, V a n A s t e n en anderen, Hoevarko, de gemeentebesturen, Bervoets Bedaf en anderen, V a n den Boogaart, Ramé en Raaijmakers, S m i t s , V a n Hoof, V a n den Broek, De Groot, Heesmans en F r a n s s e n , V a n Kuyk, V a n den Oever, H A M A en Relou, de B M F en Van Dooren en anderen op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. T e n aanzien van het beroep van Bax-Vreijsen is niet gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende p r o c e s k o s t e n . 7.1. De beroepen van de gemeentebesturen en Bervoets Bedaf en anderen zijn t w e e afzonderlijke beroepen die op dezelfde gronden tegen het bestreden besluit zijn ingediend. Derhalve worden deze beroepen ingevolge artikel 3, eerste lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb) beschouwd als één samenhangende zaak. De beroepen van V a n den Boogaart, Ramé en Raaijmakers, S m i t s en V a n Hoof zijn vier afzonderlijke beroepen die op dezelfde gronden tegen het bestreden besluit zijn ingediend. Ook deze beroepen worden derhalve ingevolge artikel 3 , eerste lid, van het Bpb b e s c h o u w d als één samenhangende zaak. V a n w e g e het aantal appellanten van vier of meer bestaat voorts aanleiding ten aanzien van de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand een wegingsfactor van 1,5 toe te passen (bijlage bij het Bpb, onderdeel C 2 ) . Voorts zijn de beroepen van V a n den Broek, De Groot, Heesmans en F r a n s s e n , Van Kuyk, V a n den Oever en H A M A en Relou op dezelfde gronden tegen het bestreden besluit ingediend. Ook deze beroepen worden derhalve ingevolge artikel 3 , eerste lid, van het Bpb b e s c h o u w d als één samenhangende zaak. V a n w e g e het aantal appellanten van vier of meer bestaat ook hier aanleiding ten aanzien van de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand een wegingsfactor van 1,5 toe te passen (bijlage bij het Bpb, onderdeel C 2 ) . Nu de opgegeven verletkosten v a n V a n der Heijden en anderen niet zijn onderbouwd, is hęt bedrag daarvoor forfaitair vastgesteld op C 4 2 , 0 0 . 7.2. Nu zowel het intrekkingsbesluit van provinciale staten als de goedkeuring hiervan door de staatssecretaris en de minister worden vernietigd, acht de Afdeling het redelijk provinciale staten, voor de helft, en de staatssecretaris en de minister, gezamenlijk voor de helft, te veroordelen tot vergoeding van in verband met de behandeling van de in de beslissing nader genoemde beroepen opgekomen p r o c e s k o s t e n . De betaling v a n de bedragen aan appellanten dient door provinciale staten te geschieden.
AP2 28-NOV-2013 SARJUR0485.enx 3131 201206146/1/R3
10
2 7 november 2 0 1 3
Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: I. II.
III.
verklaart de beroepen gegrond; vernietigt het besluit v a n provinciale staten van Noord-Brabant van 2 maart 2 0 1 2 , kenmerk 0 2 / 1 2 E , voor zover het betreft de intrekking van de reconstructieplannen Beerze-Reusel, Baronie, Boven-Dommel, Maas en Meierij, Meierij, De Peel en Peel en Maas en van de correctieve herzieningen van voornoemde reconstructieplannen; vernietigt het besluit tot goedkeuring van de staatssecretaris van Economische Z a k e n , Landbouw en Innovatie (thans: de staatssecretaris van E c o n o m i s c h e Zaken) en de minister van Infrastructuur en Milieu v a n 2 4 april 2 0 1 2 , waarbij het besluit van provinciale staten van Noord-Brabant van 2 maart 2 0 1 2 , kenmerk 0 2 / 1 2 E , is goedgekeurd, voor zover het betreft de goedkeuring van de intrekking van de reconstructieplannen
IV.
Beerze-Reusel, Baronie, Boven-Dommel, Maas en Meierij, Meierij, De Peel en Peel en M a a s en van de correctieve herzieningen van voornoemde reconstructieplannen; veroordeelt provinciale staten v a n Noord-Brabant, de staatssecretaris van Economische Z a k e n , Landbouw en Innovatie (thans: de staatssecretaris van E c o n o m i s c h e Zaken) en de minister van Infrastructuur en Milieu gezamenlijk tot vergoeding van bij onderstaande appellanten in verband met de behandeling van hun beroepen opgekomen p r o c e s k o s t e n . Deze bedragen dienen door provinciale staten van Noord-Brabant te worden betaald, als volgt: a . aan F . G . J . van der Heijden en anderen en de stichting Stichting Belangenplatform de Malpie e.o. gezamenlijk een bedrag van 6 6 9 , 9 2 (zegge: negenenzestig euro en tweeënnegentig cent), met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen; b. aan P . J . T . Greijmans een bedrag van ë 4 5 , 6 8 (zegge: vijfenveertig euro en achtenzestig cent); c . aan de besloten v e n n o o t s c h a p met beperkte aansprakelijkheid V a n A s t e n V a r k e n s Leende B.V. en anderen een bedrag van ë 4 7 2 , 0 0 (zegge: vierhonderdtweeënzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen; d. aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Hoevarko B.V. een bedrag van C 4 7 2 , 0 0 (zegge: vierhonderdtweeënzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; e. aan het college van burgemeester en wethouders v a n Sint Anthonis, het college van burgemeester en wethouders van Laarbeek en het college van burgemeester en wethouders van ' Reusel-De Mierden een bedrag van f 4 7 2 , 0 0 (zegge: vierhonderdtweeënzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door
AP2 28-Nov-2013 SARJUR0485.enx 3132 201206146/1/R3
11
2 7 november 2 0 1 3
een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de andere; f. aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bervoets Bedaf B.V. en anderen een bedrag van C 4 7 2 , 0 0 (zegge: vierhonderdtweeënzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen; g. aan C . J . M . van den Boogaart een bedrag van C 3 5 4 , 0 0 (zegge: driehonderdvierenvijftig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; h. aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Ramé B.V. en A . F . P . Raaijmakers een bedrag van C 3 5 4 , 0 0 (zegge: driehonderdvierenvijftig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander; i. aan E. Smits ê 3 5 4 , 0 0 (zegge: driehonderdvierenvijftig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; j . aan de vennootschap onder firma Geitenhouderij van Hoof V . O . F . een bedrag van C 3 5 4 , 0 0 (zegge: driehonderdvierenvijftig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; k. aan F. van den Broek een bedrag van C 2 3 6 , 0 0 (zegge: tweehonderdzesendertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, I. aan J . de Groot een bedrag v a n ē 2 3 6 , 0 0 (zegge: tweehonderdzesendertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, m. aan N.M.H. Heesmans en A . J . M . Franssen een bedrag van C 2 3 6 , 0 0 (zegge: tweehonderdzesendertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander; n. aan M. van Kuyk een bedrag van C 2 3 6 , 0 0 (zegge: tweehonderdzesendertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, o. aan M. van den Oever een bedrag van C 2 3 6 , 0 0 (zegge: tweehonderdzesendertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; p. aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid H A M A B . V . en M. Relou een bedrag van C 2 3 6 , 0 0 (zegge: tweehonderdzesendertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander; q. aan de stichting Stichting Brabantse Milieufederatie een bedrag van C 3 5 , 0 8 (zegge: vijfendertig euro en acht cent);
AP2 28-Nov-2013 SARJUR0485.enx 3133 201206146/1/R3
V.
12
27 november 2 0 1 3
r. aan G . van Dooren en anderen een bedrag van 6 9 8 2 , 2 8 (zegge: negenhonderdtweeëntachtig euro en achtentwintig cent), w a a r v a n C 9 4 4 , 0 0 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen; gelast dat provinciale staten van Noord-Brabant, de staatssecretaris van Economische Z a k e n , Landbouw en Innovatie (thans: de staatssecretaris van Economische Zaken) en de minister van Infrastructuur en Milieu gezamenlijk aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht vergoeden. Deze bedragen dienen door provinciale staten van Noord-Brabant te worden betaald, als volgt: a. aan F . G . J . van der Heijden en anderen een bedrag van f 1 5 6 , 0 0 (zegge: honderdzesenvijftig euro), met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen; b. aan de stichting Stichting Belangenplatform de Malpie e.o. een bedrag van C 3 1 0 , 0 0 (zegge: driehonderdtien euro); c . aan P . J . T . Greijmans een bedrag van C 1 5 6 , 0 0 (zegge: honderdzeserivijftig euro); d. aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid V a n A s t e n Varkens Leende B.V. en anderen een bedrag van š 3 1 0 , 0 0 (zegge: driehonderdtien euro), met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen; e. aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Hoevarko B.V. een bedrag van ë 3 1 0 , 0 0 (zegge: driehonderdtien euro); f. aan het college v a n burgemeester en wethouders van Sint Anthonis, het college van burgemeester en wethouders van Laarbeek en het college van burgemeester en wethouders van Reusel-De Mierden: een bedrag van C 3 1 0 , 0 0 (zegge: driehonderdtien euro), met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de andere; g. aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bervoets Bedaf B.V. en anderen een bedrag van 6 3 1 0 , 0 0 (zegge: driehonderdtien euro), met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen; h. aan de maatschap Maatschap H . G . C . Bax-Vreijsen een bedrag van C 1 5 6 , 0 0 (zegge: honderdzesenvijftig euro); i. aan C . J . M . van den Boogaart een bedrag v a n 6 1 5 6 , 0 0 (zegge: honderdzesenvijftig euro); j . aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Ramé B.V. en A . F . P . Raaijmakers een bedrag van C 3 1 0 , 0 0 (zegge: driehonderdtien euro), met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander; k. aan E . Smits een bedrag v a n Ç 1 5 6 , 0 0 (zegge: honderdzesenvijftig euro); I. aan de vennootschap onder firma Geitenhouderij van Hoof V . O . F . een bedrag van C 3 1 0 , 0 0 (zegge: driehonderdtien euro); m. aan F. van den Broek een bedrag van C 1 5 6 , 0 0 (zegge:
201206146/1/R3
13
AP2 28-NOV-2013 SARJUR0485.enx 3134 2 7 november 2 0 1 3
honderdzesenvijftig euro); n. aan J . de Groot een bedrag van ë 1 5 6 , 0 0 (zegge: honderdzesenvijftig euro); o. aan N.M.H. H e e s m a n s en A . J . M . Franssen š 1 5 6 , 0 0 (zegge: honderdzesenvijftig euro), met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander; p. aan M. van Kuyk een bedrag van ë 1 5 6 , 0 0 (zegge: honderdzesenvijftig euro); q. aan M. van den Oever een bedrag van š 1 5 6 , 0 0 (zegge: honderdzesenvijftig euro); r. aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid H A M A B.V. en M. Relou een bedrag C 3 1 0 , 0 0 (zegge: driehonderdtien euro), met dien verstande dat betaling aan een v a n hen bevrijdend werkt ten opzichte v a n de ander; s . aan de stichting Stichting Brabantse Milieufederatie een bedrag van 6 3 1 0 , 0 0 (zegge: driehonderdtien euro); t. aan G . van Dooren en anderen een bedrag van C 1 5 6 , 0 0 (zegge: honderdzesenvijftig euro), met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen. Aldus vastgesteld door mr. J . A . W . Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. D . A . C . Slump en mr. R. Uylenburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.F.N. Pikart-van den Berg, ambtenaar van staat.
w . g . Scholten-Hinloopen voorzitter
w . g . Pikart-van den Berg ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 7 november 2 0 1 3 350-653. Verzonden: 2 7 november 2 0 1 3 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van S t a t e ,
ž mr. H . H . C . Visser