Oceanië en Antarctica
Achtergrondinformatie
5
1 Het werelddeel Oceanië
beschermen. De meeste van deze Moai zijn stuk en liggen op hun buik, omdat ze omgevallen of omgeworpen zijn. Het is onduidelijk waarom dat zo is, doordat de eilanders hun geschiedenis niet opschreven en de Europeanen het eiland slechts af en toe bezochten. Volgens de legende werden de beelden omgegooid tijdens de verschillende stammenoorlogen op het eiland. In de laatste decennia zijn er vijftig beelden gerestaureerd. Paaseiland is in zijn geheel een nationaal park en is opgenomen op de Werelderfgoedlijst van Unesco.
Kiwi
2 Australië
De eerste les staat in het teken van de kennis making met het werelddeel Oceanië, waarbij er extra aandacht wordt geschonken aan NieuwZeeland. Australië is het thema van les 2, waarbij ook de tijdzones aan de orde komen. Antarctica staat centraal in de derde les. Er is aandacht voor de geschiedenis, het landschap, maar ook voor het economisch nut en onderzoek.
De kiwi’s of snipstruisen zijn loopvogels die van nature alleen voorkomen in Nieuw-Zeeland. De kiwi is een bedreigde diersoort en wordt sinds het einde van de 19e eeuw niet meer gegeten. Er leven nog zo’n 60.000 kiwi’s in Nieuw-Zeeland. De vogel heeft ongeveer de grootte van een kip. Het dier heeft vleugels, maar die lijken geen functie te hebben. Sommige soorten kiwi’s kunnen sneller rennen dan een mens. De vogel kreeg zijn naam van de Maori’s en is afgeleid van het geluid dat het mannetje maakt tijdens het paarseizoen. Volgens een Maorimythe creëerde de god Tane de kiwi uit een kalebas. De inwoners van Nieuw-Zeeland worden ook wel Kiwi’s genoemd en hetzelfde geldt voor veel andere aan dit land gerelateerde zaken zoals de Nieuw-Zeelandse dollar en het kiwifruit.
Koraalriffen
Koraalriffen zijn opgebouwd uit duizenden kleine koraaldiertjes, koraalpoliepen genoemd. Koraal poliepen zijn, net als kwallen, neteldieren. Koraal is vooral te vinden in warme, tropische wateren. Grofweg zijn er drie typen koraalrif. Als het koraal een rand langs de kust vormt en vrijwel direct aan land grenst, heet dat: een franjerif. Dit type rif komt het meest voor. Barrièreriffen liggen verder van de kust. Tussen het rif en de kust bevindt zich dan een relatief ondiep stuk zee. Het beroemdste voorbeeld van een barrièrerif is: het Great Barrier Reef in Australië. Atollen zijn koraalriffen die een ring vormen, midden in de oceaan. In feite is een atol een barrièrerif van een vulkaan die onder water is verdwenen. Soms ligt midden in het atol nog een restje land.
Moai
38
Moai zijn grote stenen beelden die zich bevinden op Paaseiland. Op het eiland, dat net zo groot is als Ameland, staan 887 moai. Hiervan staan er 288 op ceremoniële plekken op het eiland. 92 beelden zijn onderweg daarnaartoe gestrand en bijna de helft – 397 beelden – heeft nooit de groeve verlaten waar ze uit de vulkanische steen werden gehakt. De belangrijkste groeve, tussen de flanken van een van de drie vulkanen, lijkt wel een beeldenkerkhof. Hier zijn veel nooit afgemaakte reuzenbeelden, waaronder één van 22 meter hoogte. Honderden jaren terug zijn de Maoi waarschijnlijk geplaatst ter ere van de voorouders. Zij keken met het gezicht naar het eiland om de bevolking te
227480_HL_8_BOEK.indb 38
Tijdzones
Een tijdzone is een gebied op aarde waarin overal dezelfde tijd wordt gehanteerd. Als centrum (begin) van de tijdsindeling wordt de nulmeridiaan bij Greenwich (Londen) genomen. De aarde draait in 24 uur om haar as. Theoretisch is daarmee iedere tijdzone 360º/24 = 15º breed. In de praktijk volgen tijdzones vaak landsgrenzen en hanteren landen uit praktische overwegingen de tijdzone van een belangrijk buurland. Vroeger werd op elke plek op aarde de lokale tijd gebruikt. Als de zon in het zuiden stond, was het twaalf uur. Met de komst van nauwkeurige uurwerken, had nog altijd iedere plaats zijn eigen tijd.
23-07-2008 15:38:21
Dat was ook geen groot probleem, omdat er weinig werd gereisd en de reistijden lang waren. Door de komst van de trein en de radio werd het noodzakelijk een uniforme tijd in te voeren. In 1866 besloten de Nederlandse spoorwegbedrijven dat alle stationsklokken de tijd van Amsterdam zouden aanhouden. Sommige gemeenten besloten dat hun burgerlijke tijd gelijk zou zijn aan de spoortijd, maar andere hielden vast aan de lokale tijd, waardoor de torenklok niet gelijk stond met de stationsklok. In 1909 werd besloten dat de Amsterdamse tijd voor heel Nederland zou gelden. In 1940 werd door de Duitse bezetter de Midden-Europese Tijd ingevoerd, die een uur voor is op de tijd van Greenwich en ruim veertig minuten op de tijd van Amsterdam. Deze Midden-Europese Tijd hanteren we nog steeds.
3 Antarctica Naamgeving
Arctica is de andere naam voor de Noordpool. De naam is afkomstig van het Griekse woord ‘arctos’ (beer) en verwijst naar het sterrenbeeld Grote Beer dat daar zichtbaar is. Antarctica ligt aan de andere kant (anti-) van de aarde, waar het sterrenbeeld Grote Beer niet zichtbaar is. Records
Antarctica is de koudste plek op aarde. De laagste temperatuur die ooit officieel is gemeten op de Zuidpool is -88 ºC. Het continent is bijna volledig bedekt met ijs. Antarctica is het droogste continent op aarde, met een gemiddelde neerslag van ongeveer 170 millimeter per jaar. Hoe ontstaan ijsbergen?
Zeeijs begint zich in de herfst te vormen, als het water van de oceaan afkoelt na de zomer. Er ontstaan dan dunne ijskristallen die aan het wateroppervlak drijven. De kristallen worden door de golven in elkaar gedrukt. Daardoor smelten ze samen en vormen grote ijsplaten, dat pakijs wordt genoemd. De stukken die daarvan afbreken, zijn ijsbergen. IJsbergen kunnen ook ontstaan doordat van gletsjers op Groenland en Noord-Canada stukken ijs afbreken.
39
227480_HL_8_BOEK.indb 39
23-07-2008 15:38:22
1 Het werelddeel Oceanië Informatieblok Leskern In de les kijken de kinderen vanuit verschillende perspectieven naar Oceanië, de Grote Oceaan (Polynesië, Micronesië, enzovoort) en Antarctica. Bekeken worden natuurlijke, sociaal-culturele, economische en politieke aspecten.
Lesdoelen n De
kinderen weten dat in de Grote Oceaan tal van kleine zelfstandige landen liggen. n Ze weten dat die eilanden zijn ontstaan door een combinatie van vulkanisme en koraalgroei. n Ze kunnen enkele menselijke en natuurlijke aspecten van Nieuw-Zeeland beschrijven.
Activiteiten 1 Introductie 2 Opdrachten voorbespreken 3 Opdrachten maken 4 Kort nabespreken
10 minuten 5 minuten 25 minuten 5 minuten
Gebieden: Australië, Nieuw-Zeeland, Tasmanië, Indonesië, Thailand, Vietnam, Filipijnen, Java, Molukken, Papoea-NieuwGuinea Wateren: Indische Oceaan, Grote Oceaan Overig: Grote Victoriawoestijn
Lesbeschrijving 1 Introductie Wijs de kinderen op de kaart boven aan bladzijde 52 van het leerlingenboek. Weten de kinderen over welke delen van de wereld dit hoofdstuk gaat? U vertelt dat de eerste les over Oceanië gaat. Dat is een van de zeven werelddelen. Kijk op de wereldkaart en wijs aan waar het ligt of bekijk afbeelding 4 op bladzijde 53 van het leerlingenboek. Vertel ook dat het werelddeel uit heel veel eilanden bestaat, waaronder Australië en Nieuw-Zeeland. Laat de kinderen bedenken waarom de naam van het werelddeel Oceanië is (de eilanden liggen allemaal in de Grote Oceaan).
Materiaal
2 Opdrachten voorbespreken
– leerlingenboek bladzijde 52-55 – werkboek bladzijde 34-35, 40 en 71 – antwoordenboek bladzijde 34-35, 40 en 71 – kopieerblad Lastige woorden 5.1 – wereldkaart – Junior Bosatlas – eventueel software – voor extra activiteit 1: internet of de Disneyfilm Finding Nemo – voor extra activiteit 2: foto’s van koraal, wit papier, blauwe ecoline, felle kleuren wasco
Weten alle kinderen waar ze de kaart van opdracht 3 (Australië en Nieuw-Zeeland) en 8 (De wereld – natuurkundig) in de atlas kunnen vinden? Besteed extra aandacht aan opdracht 7. Begrijpen de kinderen hoe je een diagram moet lezen?
3 Opdrachten maken U verwerkt de opdrachten uit het werkboek samen met de kinderen. Kinderen die klaar zijn met de opdrachten, kunnen de steropdrachten 10 en/of 11 maken.
4 Kort nabespreken Aandachtspunten n Neem
met de taalzwakke kinderen van tevoren de lastige woorden door. n De kinderen kunnen de topografie oefenen op de computer.
Sleutelbegrippen en lastige woorden Oceanië, het koraaleiland, het koraal, het rif, het atol, de aardwarmte, de Maori, het reservaat, de spons, de zeester, de oester, de duiker, de geiser, de heetwaterbron, de kiwi
Topografie Plaatsen: Sydney, Canberra, Wellington, Melbourne, Brisbane, Adelaide, Perth, Auckland, Darwin, Cairns, Alice Springs, Bangkok, Singapore, Jakarta
Bekijk samen met de kinderen het schutblad voor in het leerlingenboek of afbeelding 2 op bladzijde 52 van het leerlingenboek. Vertel dat het lichtblauwe (langs de rand en binnenin) het koraalrif is. Op en rond het rif leven veel bijzondere vissen, zeesterren, sponzen, schildpadden, weekdieren en andere waterdieren. Ze vinden er voedsel en beschutting. Het koraalrif is kwetsbaar. Het wordt bedreigd door vervuiling, toerisme en visserij. Het eiland Kiribati dat bij opdracht 5 wordt genoemd, lijkt op het eiland Bora-Bora: het is ook een atol. Ga naar aanleiding van opdracht 1, 4b, 6a en 8 kort in op de vulkanische oorsprong van het gebied.
40
227480_HL_8_BOEK.indb 40
23-07-2008 15:38:22
Extra activiteiten 1 Koraalrif Bekijk op de website van Het Klokhuis (www.hetklokhuis.nl) het filmpje over koraal (uitzenddatum: 07-08-2007) en/of bekijk samen met de kinderen een stukje uit de Disneyfilm Finding Nemo.
2 Koraalvissen in de klas Laat foto’s van koraal zien. Nadat de kinderen hebben gezien wat een koraalrif is en wat voor vissen daar leven, maken ze met felle kleuren wascokrijt een tekening over de onderwaterwereld in de tropen. Als je naar de tekening kijkt, moet het lijken alsof je zelf onder water bent. Het water zelf kleuren de kinderen niet met vetkrijt, maar na afloop met lichtblauwe ecoline. De ecoline hecht wel op het witte papier, maar niet op de wasco. Zo blijven de felle kleuren nog heel duidelijk te zien. Hang de tekeningen op als ze droog zijn en bekijk ze met de groep. Zijn er nieuwe vis- of koraalsoorten ontstaan tijdens het tekenen?
41
227480_HL_8_BOEK.indb 41
23-07-2008 15:38:22
2 Australië Lesbeschrijving
Informatieblok
1 Introductie Leskern Als kennismaking met Oceanië worden in deze les uiterlijke, sociaal-culturele en economische aspecten van Australië belicht.
Lesdoelen n De
kinderen kunnen een korte beschrijving van de geschiedenis van Australië geven. n Ze weten dat Australië een heel groot land is en daardoor vijf klimaten en drie tijdzones heeft. n Ze kunnen deze vijf klimaatzones beschrijven. n Ze kunnen enkele menselijke en natuurlijke aspecten van Australië beschrijven.
Activiteiten 1 Introductie 2 Opdrachten voorbespreken 3 Opdrachten maken 4 Kort nabespreken
5 minuten 5 minuten 30 minuten 5 minuten
Vraag de kinderen hoe laat het is. Vertel dat het in de rest van Nederland dezelfde tijd is. Laat de kinderen vervolgens de kaart Poolgebieden en tijdzones – C. Tijdzones in de atlas pakken. Vertel dat de wereld is verdeeld in 24 tijdzones met onderling telkens één uur tijdsverschil. Het grootste deel van Europa ligt in tijdzone +1, Finland ligt in tijdzone +2. Als het in Nederland acht uur is, dan is het in Finland een uur later. Naar het oosten wordt het dus later. In Moskou, dat twee tijdzones ten oosten van Nederland ligt, is het twee uur later. In landen die één tijdzone ten westen van Nederland liggen (bijvoorbeeld Verenigd Koninkrijk), is het één uur vroeger. Naar het westen wordt het dus vroeger. Vertel eventueel nog wat over de geschiedenis van de tijdzones (zie ook de Achtergrondinformatie, blad zijde 38-39). Vertel dat deze les over Australië gaat. Hoeveel tijdzones heeft dat land? (drie)
2 Opdrachten voorbespreken Materiaal – leerlingenboek bladzijde 56-59 – werkboek bladzijde 36-37 en 40 – antwoordenboek bladzijde 36-37 en 40 – kopieerblad Lastige woorden 5.2 – Junior Bosatlas – eventueel software – voor extra activiteit 1: atlassen – voor extra activiteit 2: boeken uit het documentatiecentrum, tekenspullen, eventueel internet
Aandachtspunten met de taalzwakke kinderen van tevoren de lastige woorden door. n De kinderen kunnen de topografie oefenen op de computer.
Bekijk afbeelding 2 op bladzijde 57 van het leerlingenboek met de kinderen. De cijfers op de afbeelding komen overeen met de genummerde foto’s op bladzijde 56 en de rode cijfers op bladzijde 57. Herhaal de kenmerken van klimaten waar geen foto van is afgebeeld: steppeklimaat (2) en Middellandse Zeeklimaat (4). In welke gebieden zijn de kinderen deze (vijf) klimaten eerder tegen gekomen? Merk op dat een groot gebied van Australië uiterst droog is en bestaat uit uitgestrekte woestijnen. Weten alle kinderen de kaart van opdracht 4 (Australië en Nieuw-Zeeland) in de atlas te vinden?
n Neem
Sleutelbegrippen en lastige woorden de kolonie, het woestijnklimaat, de steppe, het tropisch regenwoudklimaat, het Middellandse Zeeklimaat, het zeeklimaat, de tijdzone, dunbevolkt, de delfstof, de aboriginal, het strafeiland, de vetplant, de krokodil, het vogelbekdier, de koala, de diamant, de inheemse talen
3 Opdrachten maken De kinderen maken zelfstandig de opdrachten in het werkboek. Ze doen dit individueel of in groepjes. U kunt de zwakkere kinderen helpen. Kinderen die klaar zijn met de opdrachten, kunnen de steropdrachten 9 en/of 10 maken.
4 Kort nabespreken Bekijk de foto van opdracht 1. Welke drie dieren staan op de borden? (dromedaris, wombat, kangoeroe) Laat de kinderen bij opdracht 5b uitleggen hoe ze aan hun antwoord zijn gekomen. Ga tot slot eventueel (naar aanleiding van opdracht 7) nader in op de Aboriginalcultuur: de kunst, muziek, de kleding en make-up.
42
227480_HL_8_BOEK.indb 42
23-07-2008 15:38:22
Extra activiteiten 1 Spelletje met tijdzones De kinderen werken in tweetallen. U geeft hun opdrachten en zij zoeken het antwoord aan de hand van de kaart Poolgebieden en tijdzones – C. Tijdzones. Vraag bijvoorbeeld: Als het in Amsterdam tien uur ’s morgens is, kun je dan je tante in Australië bellen of ligt ze dan te slapen? Als jij opstaat om half acht, waar gaan kinderen dan aan het avondeten? Waar is het eerder nieuwjaar: in Nieuw-Zeeland of in Nederland?
2 Vreemde dieren Verdeel de klas in groepjes van vier. Elk groepje zoekt informatie over een onbekend dier dat in Oceanië leeft: vogelbekdier, wombat, kiwivogel, olifantvis. Ze noemen van elk dier de kenmerken en bijzonderheden en maken er een tekening van. Laat elk groepje iets vertellen over en een afbeelding laten zien van ‘hun’ dier.
43
227480_HL_8_BOEK.indb 43
23-07-2008 15:38:23
3 Antarctica Informatieblok Leskern In deze les wordt ingezoomd op Antarctica. Er komen historische, natuurlijke en klimatologische kenmerken aan bod.
Lesdoelen n De
kinderen weten hoe Antarctica is ontdekt. kunnen het landschap van Antarctica beschrijven. n Ze weten dat Antarctica en het Noordpoolgebied (Arctica) van elkaar verschillen. n Ze weten dat er toeristen en onderzoekers naar Antarctica gaan en waarom zij het gebied bezoeken. n Ze weten dat Antarctica van niemand is en dat de natuur wordt beschermd door een verdrag. n Ze
eigenlijk niet helemaal juist is. De Zuidpool is precies het middelpunt; Antarctica is het werelddeel (en is dus veel groter dan de Zuidpool). Vertel de kinderen dat de Zuidpool al in 1911 voor het eerst door mensen werd bezocht. Vraag de kinderen hoe ze denken dat deze reis verliep. Herinner eraan dat er nog geen lijnvluchten van vliegtuigen, geen satellieten, geen sneeuwscooters en geen mobiele telefoons waren. Zou de reis gevaarlijk zijn geweest? Kon je worden gered als je een ongeluk kreeg? Zou jij zo’n reis durven maken?
2 Opdrachten voorbespreken Bekijk afbeelding 1 op bladzijde 60 van het leerlingenboek met de kinderen. Welk land zie je nog meer op de satellietfoto? (Australië) Laat de kinderen vervolgens vertellen wat er op afbeelding 4 te zien is. Welke werelddelen zaten aan Antarctica vast? Maak duidelijk dat er onder het ijs van Antarctica land ligt, in tegenstelling tot de Noordpool, die alleen uit drijvend ijs bestaat.
Activiteiten 1 Introductie 2 Opdrachten voorbespreken 3 Opdrachten maken 4 Kort nabespreken
10 minuten 5 minuten 25 minuten 5 minuten
Vertel de kinderen dat ze bij opdracht 4b een deel van de grafiek moeten inkleuren. Wijs erop dat ze bij opdracht 8 naar de vlaggen op de foto moeten kijken en dat ze Alle landen van de wereld achter in de atlas als hulpmiddel kunnen gebruiken.
Materiaal – leerlingenboek bladzijde 60-63 – werkboek bladzijde 38-40 – antwoordenboek bladzijde 38-40 – kopieerblad Lastige woorden 5.3 – Junior Bosatlas – eventueel software – voor activiteit 1: een jeugdboek over een poolgebied
Aandachtspunten met de taalzwakke kinderen van tevoren de lastige woorden door. n De kinderen kunnen de topografie oefenen op de computer.
3 Opdrachten maken U verwerkt de opdrachten uit het werkboek samen met de kinderen. Kinderen die klaar zijn met de opdrachten, kunnen de steropdrachten 10 en/of 11 maken.
4 Kort nabespreken Vraag de kinderen naar hun antwoorden bij opdracht 1, 3 en 6c. Bekijk de foto’s van opdracht 5. Welke dieren zijn dat eigenlijk?
n Neem
Extra activiteiten 1 Voorlezen
Sleutelbegrippen en lastige woorden de Zuidpool, de Noordpool, Antarctica, de hoogvlakte, Pangea, het Antarctisch Verdrag, de krill, de satelliet, het verdrag, het niemandsland, het Zuidpoolstation
Kies een boek dat gaat over een poolgebied en lees daaruit (een pakkend stuk) voor. Kies bijvoorbeeld voor Eskimosprookjes van Gisela Perlet, Het Behouden Huis: de overwintering op Nova Zembla van A.D. Hildebrand (of de vertaling van Suzanne Braam) of Plinius Pinguïn van B. Büch en P. Drost.
2 Fantasieverhaal schrijven
Lesbeschrijving 1 Introductie 44
Vertel de kinderen dat deze les over Antarctica gaat. Vraag hun of ze weten wat Antarctica is. Waarschijnlijk krijgt u als antwoord ‘de Zuidpool’. Leg dan uit dat dat
227480_HL_8_BOEK.indb 44
De kinderen schrijven een fantasieverhaal van 200-400 woorden lang dat zich afspeelt op de Zuidpool. Ze laten zien dat ze weten hoe het leven daar is. Ze kiezen één onderwerp, bijvoorbeeld: dieren, klimaat, geschiedenis, opwarming van de aarde.
23-07-2008 15:38:23
4 Toets Lesbeschrijving
Informatieblok
1 Samenvatting lezen Doel De kinderen laten hun kennis en inzicht zien in de leerstof van hoofdstuk 5: Oceanië en Antarctica.
Lees samen met de kinderen de samenvatting nog een keer door. Geef hun de gelegenheid vragen te stellen. Eventueel vat u de lesstof nog even samen.
2 Toets maken Activiteiten 1 Samenvatting lezen 2 Toets maken 3 Toets bespreken
10 minuten 2 x 15 minuten 5-10 minuten
Materiaal – kopieerblad Samenvatting 5, blad 1-2 – kopieerblad Toets 5.1, blad 1-2 – kopieerblad Toets 5.2, blad 1-2 – kopieerblad Antwoorden toets 5.1, blad 1-2 – kopieerblad Antwoorden toets 5.2, blad 1-2 – eventueel software
Aandachtspunten n Geef
de kinderen als voorbereiding op Toets 5.1 één of meer dagen van tevoren de samenvatting mee naar huis om te leren. n U kunt de toetsen ook op een ander moment laten maken en nabespreken. n Toets 5.1 bestaat uit kennis-, inzicht- en vaardigheidsvragen over de basisstof. n Toets 5.2 checkt de kennis van de topografie en kan ook op de computer worden gemaakt. n Bereid eventueel de verdiepingsopdrachten van de volgende les voor. n Voor verdiepingsopdracht 5.1: een groot vel tekenpapier, verf (wit, blauw en zwart), boeken over zeedieren uit het documentatiecentrum, internet, eventueel een printer. n Voor verdiepingsopdracht 5.2: boeken uit het documentatiecentrum, internet. n Voor verdiepingsopdracht 5.3: reisgidsen over Australië, een atlas, internet. n Voor verdiepingsopdracht 5.4: een (licht) bruin of (oker)geel vel A3-tekenpapier, verf (zwart, wit, (oker)geel en oranje), penselen, stokjes van verschillende dikte, boeken uit het documentatiecentrum, internet.
Sleutelbegrippen alle sleutelbegrippen uit les 1, 2 en 3
Deel de toetsen uit of laat de kinderen de toets opzoeken op de computer. De kinderen maken de toetsen zelfstandig. U vindt de antwoorden op kopieerblad Antwoorden toets 5.1 en 5.2, blad 1-2. Normering toets 5.1: opdracht 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 totaal
per goed antwoord 5 punten 5 punten 2 punten 2,5 punten 5 punten 2,5 punten 2 punten 2 punten 2,5 punten 2,5 punten
maximaal 2 x 5 = 10 2 x 5 = 10 5 x 2 = 10 4 x 2,5 = 10 2 x 5 = 10 3 x 2,5 = 7,5 5 x 2 = 10 5 x 2 = 10 4 x 2,5 = 10 5 x 2,5 = 12,5 100
Normering toets 5.2: opdracht 1 2 3a 3b 4 5 totaal
per goed antwoord 3 punten 3 punten 2,5 punten 2 punten 2,5 punten 2,5 punten
maximaal 6 x 3 = 18 4 x 3 = 12 12 x 2,5 = 30 5 x 2 = 10 6 x 2,5 = 15 6 x 2,5 = 15 100
U kunt het volgende als leidraad per toets gebruiken: Aantal punten 81-100 60-80 minder dan 60
Beheersing goed voldoende onvoldoende
Topografie alle topografie uit les 1, 2 en 3
3 Toets bespreken Het bespreken van de toetsen doet u op een later tijdstip, wanneer u de toetsen hebt nagekeken. Besteed aandacht aan zaken die u zijn opgevallen. Laat ook de kinderen aan het woord over de opdrachten. Hoe hebben ze geredeneerd? Welke opdracht vonden ze onduidelijk?
227480_HL_8_BOEK.indb 45
45
23-07-2008 15:38:24
5 Kies wijzer Lesbeschrijving
Informatieblok
1A Verdiepingsopdracht maken Doelen A Kinderen die de toetsen goed of voldoende maakten, verdiepen hun kennis en inzicht met behulp van een verdiepingsopdracht (volg de aanwijzingen onder A). B Kinderen die de toets met betrekking tot de aardrijkskundige inhoud onvoldoende hebben gemaakt, maken herhalings opdrachten (volg de aanwijzingen onder B). C Kinderen die de topografietoets onvoldoende hebben gemaakt, maken herhalings opdrachten (volg de aanwijzingen onder C).
De kinderen die de toetsen voldoende of goed hebben gemaakt, nemen bladzijde 41 van het werkboek voor zich. U vertelt kort welke vier verdiepingsopdrachten er zijn (opdracht 3 tot en met 6 van de Kies wijzer). De kinderen kiezen vervolgens een opdracht en gaan daarmee zelfstandig aan de slag. De aanwijzingen daarvoor vinden ze op de kopieerbladen Verdiepings opdracht 5.1 tot en met 5.4. Daarna hebt u de gelegenheid om met de kinderen die de toetsen onvoldoende hebben gemaakt de herhalingsopdrachten door te nemen. U kunt er ook voor kiezen om dit op een ander tijdstip te doen.
Activiteiten
1B Herhalingsopdrachten maken
1A 1B 1C 2
Verdiepingsopdracht maken Herhalingsopdrachten maken Herhalingsopdrachten maken Kort nabespreken
45 minuten 20 minuten 25 minuten 10 minuten
De kinderen die de toets met betrekking tot de aardrijkskundige inhoud onvoldoende hebben gemaakt, maken de opdrachten op Herhalingsblad 5.1. Ze hebben daarbij het leerlingenboek nodig. Daarna nemen ze de samenvatting nog een keer door.
Materiaal 1A werkboek bladzijde 41 1A kopieerbladen Verdiepingsopdracht 5.1 tot en met 5.4 1A voor verdiepingsopdracht 5.1: een groot vel tekenpapier, verf (wit, blauw en zwart), boeken over zeedieren uit het documenta tiecentrum, internet, eventueel een printer 1A voor verdiepingsopdracht 5.2: boeken uit het documentatiecentrum, internet 1A voor verdiepingsopdracht 5.3: reisgidsen over Australië, een atlas, internet 1A voor verdiepingsopdracht 5.4: een (licht) bruin of (oker)geel vel A3-tekenpapier, verf (zwart, wit, (oker)geel en oranje), penselen, stokjes van verschillende dikte, boeken uit het documentatiecentrum, internet 1B 1B 1B 1B
1C Herhalingsopdrachten maken De kinderen die de topografietoets onvoldoende hebben gemaakt, maken de opdrachten op Herhalingsblad 5.2, blad 1-2.
2 Kort nabespreken Tot slot controleert u of de kinderen de stof nu wel voldoende beheersen. Stel hun mondeling nog enkele vragen. Laat ook de kinderen die een verdiepings opdracht hebben gemaakt aan het woord over de opdracht.
kopieerblad Herhalingsblad 5.1 kopieerblad Antwoorden herhaling 5.1 leerlingenboek bladzijde 52-63 kopieerblad Samenvatting 5, blad 1-2
1C kopieerblad Herhalingsblad 5.2, blad 1-2 1C kopieerblad Antwoorden herhaling 5.2, blad 1-2 1C Junior Bosatlas
Aandachtspunt De kinderen kunnen de verdiepingsopdracht op een ander moment afmaken.
46
227480_HL_8_BOEK.indb 46
23-07-2008 15:38:24
Verschillen in de wereld
Achtergrondinformatie Hoofdstuk 6 is thematisch van aard. Allerlei verschillen in de wereld komen aan bod, waarbij het doel is dat de kinderen verbanden gaan zien tussen deze verschillen. Bijvoorbeeld het verband tussen grote droogte, een dunbevolkt gebied en armoede. De eerste les gaat in op de redenen waarom het ergens dichtbevolkt of dunbevolkt is en welke problemen ontstaan als het té dicht bevolkt is. De drie waterproblemen (te veel, te weinig, of vervuild water) zijn het thema van les 2. Les 3 gaat over oorzaken van problemen tussen groepen mensen of landen: bijvoorbeeld water, geloof, olie en macht.
1 Dichtbevolkt of dunbevolkt De Chinese éénkindpolitiek
China beslaat ruim 6% van het aardoppervlak en 22% van de wereldbevolking is Chinees. Dat zijn 1,3 miljard mensen. Om de bevolkingsgroei af te remmen werd in 1982 de éénkindpolitiek ingevoerd. Met deze politiek heeft China weliswaar haar bevolkingsgroei drastisch kunnen inperken, maar er kleven ook grote nadelen aan de regel. In China worden 119 jongens voor elke 100 meisjes geboren. Het gemiddelde op de wereld is 100:105. Veel Chinezen hebben, als enig toegestane kind, liever een jongetje dan een meisje. Volgens traditie zorgen zonen voor hun ouders als die oud en ziek worden, terwijl de dochters intrekken bij de families van hun echtgenoten. En zeker nu een groot deel van het communistische sociale vangnet is verdwenen, is dit systeem van groot belang. Op het Chinese platteland is het zelfs zo dat er op elke 100 meisjes 130 tot 140 jongens ter wereld komen. Dat komt doordat ouders vaak vóór de geboorte het geslacht van het kind laten bepalen. Als het een meisje blijkt te zijn, kiezen veel Chinezen voor abortus. Ook worden veel meisjes ergens achtergelaten of verkocht aan mensensmokkelaars. Volgens schattingen zijn er in China ruim 200 miljoen ongeregistreerde personen. Dat zijn kinderen die theoretisch niet bestaan, omdat hun
227480_HL_8_BOEK.indb 47
6
geboorte nooit is aangegeven. De ouders van deze kinderen hielden zich niet aan de regels en kregen meer kinderen.
2 Te veel of te weinig water Van zout naar zoet water
Een ontziltingsinstallatie is een apparaat of fabriek waarin zoet water wordt gemaakt van zout water. Dit gebeurt door zout water te verdampen en daarna weer te laten condenseren. Het zout blijft dan achter. Dit proces kost relatief veel energie en is daarom duur. Er wordt veel onderzoek gedaan naar goedkopere werkwijzen, bijvoorbeeld door zonne-energie te gebruiken. Ook kan brak grondwater ontzilt worden; dit is een goedkoper proces. Saudi-Arabië is goed voor 70% van de watervoorziening in het Midden-Oosten en 25% van de wereldproductie aan ontzilt water. Er zijn dertig ontziltingsinstallaties (2007) in het koninkrijk, die per dag 2,6 miljard liter drinkwater leveren. Zeespiegelstijging
Uit metingen blijkt dat gedurende de 20e eeuw het zeewater is gestegen met ongeveer 1,8 millimeter per jaar (12 tot 22 centimeter in totaal). De zee spiegelstijging wordt veroorzaakt door twee processen: het smelten van het landijs en het uitzetten van zeewater door verwarming. Bij het smelten van het landijs gaat het om gletsjers en de ijskappen in het Zuidpoolgebied en Groenland. De klimaatmodellen geven aan dat de Groenlandse ijskap zal blijven slinken en dat de ijskap vrijwel geheel zal verdwijnen in een tijdsbestek van enkele duizenden jaren. De Antarctische ijskap blijft zo koud dat het oppervlak nauwelijks zal gaan smelten. De sneeuwval neemt toe, waardoor de ijskap de komende eeuwen zal groeien. Maar de laatste jaren neemt de afkalving aan de randen sterk toe, met name aan de westkant van het continent. Wanneer die afkalving verder toeneemt, zou de ijsmassa ook kleiner kunnen worden. Het ijs op de Noordpool heeft geen invloed op de stijging van de zeespiegel. Dit ijs ligt namelijk niet op het land, maar is als het ware één grote, drijvende ijsberg. Volgens de Wet van Archimedes verplaatst drijvend ijs net zoveel water als het
47
23-07-2008 15:38:24
eigen gewicht van het ijs. Als het zeeijs smelt, wordt het verplaatste water vervangen door smeltwater en zo verandert de hoogte van de zeespiegel niet. Het inschatten van de hoogte van de zeespiegelstijging is een lastig karwei. Men moet een schatting maken van de hoeveelheid ijs die er op de aarde is. Bovendien moet de temperatuur van de oceaan worden gemeten. De klimaatmodellen geven daardoor ook zeer uiteenlopende voorspellingen. Vaststaat dat men in de 21e eeuw een grotere zeespiegelstijging verwacht. De verwachte stijging loopt echter uiteen van 15 tot 59 centimeter in 2100. Voor de Nederlandse kust houdt het KNMI rekening met een zeespiegelstijging van 35 tot 85 centimeter in 2100 ten opzichte van het niveau van 1990. Het smelten van grote hoeveelheden poolijs zal ook invloed hebben op de hoeveelheid terugkaatsing van zonlicht. Hoe minder zonlicht er door het ijs wordt teruggekaatst naar de ruimte, hoe meer zonnewarmte er door de aarde geabsorbeerd zal worden en hoe meer de temperatuur stijgt.
3 Oorlog en ruzie Antarctisch Verdrag
Het Antarctisch Verdrag (voor de Zuidpool) werd ondertekend door twaalf landen, inclusief de Verenigde Staten en de voormalige Sovjet-Unie, die besloten om Antarctica als wetenschappelijk reservaat met rust te laten en geen militaire activiteit op dit continent te ontplooien. In 1998 werd er een Milieuprotocol aan het Verdrag toegevoegd, dat het tot minimaal het jaar 2048 onmogelijk maakt om delfstoffen op het continent te winnen. Onder het Noordpoolgebied verstaat men: de noordelijke gedeelten van Noorwegen, Zweden, Finland, Groenland, IJsland, Canada, Rusland en de Verenigde Staten. Deze landen zijn dan ook de ‘eigenaar’ van het gebied. Al deze landen moeten samenwerken om het Noordpoolgebied te behouden, maar dat is lastig, omdat er waarschijnlijk bodemschatten aanwezig zijn die men wil exploiteren. Het Wereld Natuur Fonds vindt dat er ook een Arctisch Verdrag moet komen voor de Noordpool.
48
227480_HL_8_BOEK.indb 48
23-07-2008 15:38:25
1 Dichtbevolkt of dunbevolkt Informatieblok Leskern In deze les wordt gekeken naar de kenmerken van dichtbevolkte en dunbevolkte gebieden op aarde.
Lesdoelen n De
kinderen weten wat de kenmerken van dicht- en dunbevolkte gebieden zijn. n Ze kunnen enkele oorzaken noemen waardoor gebieden dicht- of dunbevolkt zijn. n Ze kunnen enkele gevolgen noemen van dicht- of dunbevolkte gebieden.
Activiteiten 1 Introductie 2 Opdrachten voorbespreken 3 Opdrachten maken 4 Kort nabespreken
Gebieden: Canada, Verenigde Staten, Mexico, Cuba, Argentinië, Brazilië, Colombia, Venezuela, Suriname, Ecuador, Peru, Bolivia, Chili, Turkije, Bangladesh, China, India, Irak, Iran, Israël, Japan, Pakistan, Afghanistan, Saudi-Arabië, Thailand, Indonesië, Zuid-Korea, Taiwan, Vietnam, Australië, Nieuw-Zeeland, Marokko, Egypte, Sudan, Ethiopië, Nigeria, Democratische Republiek Kongo, Kenia, Zuid-Afrika
Lesbeschrijving 1 Introductie
10 minuten 5 minuten 25 minuten 5 minuten
Materiaal – leerlingenboek bladzijde 64-67 – werkboek bladzijde 42-43, 48 en 72-73 – antwoordenboek bladzijde 42-43, 48 en 72-73 – kopieerblad Lastige woorden 6.1 – Junior Bosatlas – eventueel software – voor extra activiteit 1: internet, wit papier, kleurpotloden of verf
Aandachtspunten n Neem
met de taalzwakke kinderen van tevoren de lastige woorden door. n De kinderen kunnen de topografie oefenen op de computer.
Sleutelbegrippen en lastige woorden dichtbevolkt, dunbevolkt, de vruchtbare grond, de kunstmest, het bestrijdingsmiddel, de gezondheidszorg, vergrijzen, de houtkap, de kunstmest, het zaad
Topografie Plaatsen: Ottawa, Washington, Mexico-Stad, Buenos Aires, Brasília, Bogotá, Caracas, Paramaribo, Quito, Lima, La Paz, Santiago, Ankara, Dhaka, Beijing, Delhi, Bagdad, Teheran, Jeruzalem, Tokyo, Karachi, Mekka, Bangkok, Seoul, Hanoi, Sydney, Canberra, Brisbane, Adelaide, Melbourne, Perth, Auckland, Wellington, Casablanca, Cairo, Khartoum, Addis Abeba, Lagos, Kinshasa, Kaapstad, Jakarta, Singapore, Nairobi
Bespreek met de kinderen de problemen die kunnen ontstaan als er veel mensen bij elkaar wonen. Als voorbeeld kunt u een klaslokaal met veertig kinderen vergelijken met een klaslokaal waarin twintig kinderen zitten. Stel de problemen aan de orde die het volle lokaal met zich meebrengt: benauwdheid, veel lawaai, minder aandacht voor de kinderen, weinig ruimte, enzovoort. Laat de kinderen bedenken of (en hoe) dit probleem kan worden opgelost. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het wegsturen van een aantal kinderen, het openzetten van de ramen, het verbouwen van het lokaal, enzovoort. Trek nu de parallel met de situatie in de wereld: sommige gebieden lijken op een overbevolkt klaslokaal, terwijl andere gebieden maar ‘weinig kinderen’ hebben. Vraag de kinderen gebieden te noemen waar nauwelijks mensen wonen: woestijn, poolgebieden, bergachtig, tropisch regenwoud. Vertel dat er eigenlijk altijd één reden is waarom er in een bepaald gebied nauwelijks mensen wonen. Vraag of vertel welke reden dat is: als er geen landbouw kan worden bedreven. (dan hebben mensen niets te eten)
2 Opdrachten voorbespreken Kunnen alle kinderen de kaarten vinden die worden gebruikt bij opdracht 4 (De wereld – werelddelen, bevolkingsdichtheid – B. Bevolkingsdichtheid) en 5 (De wereld – staatkundig)?
3 Opdrachten maken U verwerkt de opdrachten uit het werkboek samen met de kinderen. Kinderen die klaar zijn met de opdrachten, kunnen de steropdrachten 12 en/of 13 maken.
49
227480_HL_8_BOEK.indb 49
23-07-2008 15:38:25
4 Kort nabespreken Besteed kort aandacht aan opdracht 1: het antwoord is per school verschillend. Laat de kinderen bij opdracht 6 vertellen wat zij bedacht hebben. Vraag naar aanleiding van opdracht 8 of de oplossing van de Indonesische regering een goede oplossing was. Laat de kinderen hun mening motiveren. De kinderen nemen bij het bespreken van opdracht 9 en 10 afbeelding 6 op bladzijde 67 van het leerlingenboek (nogmaals) voor zich. U bekijkt de afbeelding samen met hen en leest het bijschrift. Geef over de éénkindpolitiek in China nog wat extra uitleg: het eerste kind mag naar school, krijgt gezondheidszorg, de ouders krijgen meer salaris en vakantie. Voor de andere kinderen gelden deze regelingen niet.
Extra activiteiten 1 Indonesische maskers Toeristen die Indonesië bezoeken, kopen veel houtsnijwerk. Vooral op Bali worden van oudsher erg veel maskers van hout gemaakt. Laat de kinderen een aantal voorbeelden van maskers zien (type in in Google afbeeldingen: maskers + Indonesië) of zoek voorbeelden op www.wereldwinkels.nl/kids. Laat de kinderen op een vel wit papier zelf een masker ontwerpen.
2 Waar of niet waar? Ieder kind bedenkt naar aanleiding van de les een stelling en schrijft deze op een strookje papier. Enkele stellingen moeten waar zijn, andere niet. Voorbeelden: n Er wonen 5 miljard mensen op aarde. n In Europa groeit de bevolking het sterkst. De kinderen leveren hun stellingen in bij de leerkracht. Laat alle kinderen gaan staan. U leest een strookje voor. Denken de kinderen dat de stelling juist is, dan blijven ze staan. Denken ze dat deze fout is, dan gaan ze zitten. U geeft het juiste antwoord. Alle kinderen die het antwoord goed hadden, gaan weer staan. U leest opnieuw een strookje voor en de procedure herhaalt zich. Wie blijft het langst staan?
50
227480_HL_8_BOEK.indb 50
23-07-2008 15:38:25
2 Te veel of te weinig water Lesbeschrijving
Informatieblok
1 Introductie Leskern In deze les wordt ingezoomd op de oorzaken en gevolgen van droge en natte gebieden op de wereld.
Lesdoelen n De
kinderen weten dat er drie problemen zijn met water: te veel, te weinig of vervuild water. n Ze kennen drie oorzaken van te veel water: storm en vloedgolven, ontbossing en zeespiegelstijging. n Ze kunnen een aantal problemen beschrijven die te maken hebben met het tekort aan water. n Ze kunnen oplossingen voor het watertekort beschrijven. n Ze weten welke problemen ontstaan bij de vervuiling van water.
Activiteiten 1 Introductie 2 Opdrachten voorbespreken 3 Opdrachten maken 4 Kort nabespreken
Herhaal wat de kinderen in groep 7 in hoofdstuk 3 hebben geleerd: van al het water op aarde zit 97,5% in de zeeën en de oceanen. Dat water is zout en dus onbruikbaar als drinkwater en voor de landbouw. Slechts 2,5% is zoet water! Herhaal ook kort de kringloop van het water (water verdampt uit zee, condenseert en wordt een wolk, de wolk regent uit boven land, het water stroomt terug naar zee). Vertel dat er in deze les drie waterproblemen aan de orde komen, bekijk de afbeeldingen op bladzijde 68-71 in het leerlingenboek en geef telkens kort weer wat het probleem is: 1 te veel water (afbeelding 1: overstroming; ook in Nederland vanuit zee of vanuit de rivieren); 2 te weinig water (afbeelding 4 en 5: ver lopen om water te halen); 3 vervuild water (afbeelding 6: ziektes).
2 Opdrachten voorbespreken 5 minuten 5 minuten 30 minuten 5 minuten
Materiaal – leerlingenboek bladzijde 68-71 – werkboek bladzijde 44-45 en 48 – antwoordenboek bladzijde 44-45 en 48 – kopieerblad Lastige woorden 6.2 – Junior Bosatlas – eventueel software – voor extra activiteit 1 en 2: internet en eventueel een printer
Kijk samen met de kinderen naar afbeelding 7 op bladzijde 71 van het leerlingenboek. Bespreek kort hoe de waterpiramide werkt. De kinderen kennen uit groep 7 de woorden ‘verdampen’ en ‘condenseren’ en weten dat water overgaat van de ene vorm (vloeibaar) in de andere (gasvormig). Weten alle kinderen waar ze de kaart Europa – staatkundig (opdracht 9) kunnen vinden?
3 Opdrachten maken De kinderen maken zelfstandig de opdrachten in het werkboek. Ze doen dit individueel of in groepjes. U kunt de zwakkere kinderen helpen. Kinderen die klaar zijn, kunnen de steropdrachten 11 en/of 12 maken.
Aandachtspunten
4 Kort nabespreken
n Neem
Bespreek alleen de werkboekopdrachten als u is opgevallen dat de kinderen een bepaalde opdracht lastig vonden. Bij opdracht 6 kunt u de kinderen uitleggen dat alleen het landijs invloed heeft. U kunt aan de hand van een voorbeeld uitleggen dat drijvend ijs (= de Noordpool) geen invloed heeft op de zeespiegel. Bijvoorbeeld: Gooi twee ijsblokjes in een glas en vul het tot de rand met cola. Laat het glas staan en wacht tot de ijsblokjes smelten. Stroomt het glas over? Nee. Dat is dus bij de Noordpool net zo! Bij opdracht 8 kunt u ingaan op de verschillende manieren van irrigatie en vertellen dat in Nederland eigenlijk het omgekeerde gebeurt: in Nederland wordt overtollig regenwater afgevoerd via sloten en drainagebuizen.
met de taalzwakke kinderen van tevoren de lastige woorden door. n De kinderen kunnen de topografie oefenen op de computer.
Sleutelbegrippen en lastige woorden de kringloop van het water, de boskap, de overstroming, de vloedgolf, de watersnoodramp, de tsunami, het fossiele water, de irrigatie, het druppelsysteem, schade aanrichten, windkracht 12, de Deltawerken, de schadelijke stof, de dadel, de gierst, de waterpiramide
51
227480_HL_8_BOEK.indb 51
23-07-2008 15:38:25
Extra activiteiten 1 Tsunami Bekijk een aantal beelden van de tsunami in Azië in december 2004. Op internet zijn verschillende filmpjes te vinden. Bekijk ook (op internet of print het uit) het ‘verkeersbord’ met ‘tsunami information: in case of earthquake, go to high ground or inland’. Laat de kinderen een nieuw bord ontwerpen om mensen te waarschuwen voor tsunamigevaar.
2 Watermuziek Vertel de kinderen dat er veel liedjes zijn over water, in Nederland, maar ook bijvoorbeeld in Afrika. Zo zijn er regenliederen die worden gezongen om de goden gunstig te stemmen zodat het gaat regenen. Laat eventueel via internet een regenlied horen, te vinden op de website van Plan (www.waterhetblauwegoud.nl). De kinderen maken in groepjes een rapnummer of een lied over de waterproblemen: te weinig water, te veel water of vervuild water. Laat de kinderen het lied of de rap voor de klas (en eventueel in andere klassen) ten gehore brengen.
52
227480_HL_8_BOEK.indb 52
23-07-2008 15:38:26
3 Oorlog en ruzie Informatieblok
Hoe kunnen ze het oplossen? De antwoorden op de vragen noteert u weer op het bord.
Leskern
2 Opdrachten voorbespreken
In deze les worden conflictgebieden behandeld. Er wordt ingezoomd op de oorzaken van huidige en toekomstige conflictgebieden.
Bekijk samen met de kinderen de afbeeldingen 1 tot en met 6 op bladzijde 72-75 van het leerlingenboek. Bespreek wat er te zien is op de foto’s. Wat kunnen de kinderen erover vertellen? Herhaal bij afbeelding 5 wat een burgeroorlog is (dit hebben de kinderen in groep 8 bij hoofdstuk 4, les 2 geleerd). Bespreek (indien op dat moment van toepassing) een burgeroorlog in Afrika die in het nieuws is. Ook afbeelding 6 heeft wat extra toelichting nodig.
Lesdoelen n De
kinderen weten waar ter wereld zich een aantal conflictgebieden bevinden. n Ze kennen mogelijke oorzaken van conflicten en kunnen deze beschrijven. n Ze weten waarom er veel landen belang hebben bij de Noordpool en waarom dat problemen veroorzaakt.
Kunnen alle kinderen de juiste kaart in de atlas bij opdracht 3 vinden? Ook bij opdracht 8 mogen ze de atlas als hulpmiddel gebruiken.
Activiteiten 1 Introductie 2 Opdrachten voorbespreken 3 Opdrachten maken 4 Kort nabespreken
10 minuten 5 minuten 25 minuten 5 minuten
Materiaal – leerlingenboek bladzijde 72-75 – werkboek bladzijde 46-48 – antwoordenboek bladzijde 46-48 – kopieerblad Lastige woorden 6.3 – Junior Bosatlas – eventueel software – voor extra activiteit 1: kranten, grote vellen papier – voor extra activiteit 2: een gastspreker
Aandachtspunten n Neem
met de taalzwakke kinderen van tevoren de lastige woorden door. n De kinderen kunnen de topografie oefenen op de computer.
Sleutelbegrippen en lastige woorden de stuwdam, het stuwmeer, het jodendom, het christendom, de islam, onafhankelijk worden, het wapen, de aanslag, het bezette gebied
Lesbeschrijving 1 Introductie Praat ter introductie van deze les over het onderwerp ruzie. Waar maak je wel eens ruzie over? Wat gebeurt er dan? (vechten, verdriet, schelden, ...) Hoe los je het op? Noteer de antwoorden in kernwoorden op het bord. Vraag vervolgens naar ruzie tussen volwassenen. Waar maken ze ruzie over? Welke gevolgen kan ruzie tussen volwassenen hebben? (scheiding, verdriet, oorlog, ...)
227480_HL_8_BOEK.indb 53
3 Opdrachten maken U verwerkt de opdrachten uit het werkboek samen met de kinderen. Kinderen die het aankunnen, kunnen ook zelfstandig aan de slag, in groepjes of individueel. Kinderen die klaar zijn met de opdrachten, kunnen ook de steropdrachten 11 en/of 12 maken.
4 Kort nabespreken Bij opdracht 2 en 8 zijn veel antwoorden mogelijk. Hebben de kinderen een voorbeeld dat niet in het antwoordenboek staat? Bij opdracht 9d moeten de kinderen zelf oplossingen bedenken. Wat hebben ze bedacht? Probeer bij het bespreken van de opdrachten actuele situaties te betrekken: hoe is het nu in het MiddenOosten, op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook? Hebben er recentelijk nog terroristische aanslagen plaatsgevonden?
Extra activiteiten 1 Het Midden-Oosten in het nieuws U laat de kinderen artikelen over het Midden-Oosten uit kranten verzamelen. Waarover gaan veel artikelen? (Israël-Palestijnen) Laat deze artikelen op grote vellen papier plakken, zodat er een muurkrant ontstaat.
2 Gast in de klas Wellicht zijn er mensen die in de buurt van de kinderen wonen of zijn er op school kinderen die voor geweld hebben moeten vluchten. Zij kunnen misschien iets over hun ervaringen vertellen. Laat de kinderen ook vragen stellen.
53
23-07-2008 15:38:26
4 Toets Lesbeschrijving
Informatieblok
1 Samenvatting lezen Doel De kinderen laten hun kennis en inzicht zien in de leerstof van hoofdstuk 6: Verschillen in de wereld.
Lees samen met de kinderen de samenvatting nog een keer door. Geef hun de gelegenheid vragen te stellen. Eventueel vat u de lesstof nog even samen.
2 Toets maken Activiteiten 1 Samenvatting lezen 2 Toets maken 3 Toets bespreken
10 minuten 2 x 15 minuten 5-10 minuten
Materiaal – kopieerblad Samenvatting 6, blad 1-2 – kopieerblad Toets 6.1, blad 1-2 – kopieerblad Toets 6.2, blad 1-2 – kopieerblad Antwoorden toets 6.1, blad 1-2 – kopieerblad Antwoorden toets 6.2, blad 1-2 – eventueel software
Aandachtspunten n Geef
de kinderen als voorbereiding op Toets 6.1 één of meer dagen van tevoren de samenvatting mee naar huis om te leren. n U kunt de toetsen ook op een ander moment laten maken en nabespreken. n Toets 6.1 bestaat uit kennis-, inzicht- en vaardigheidsvragen over de basisstof. De steropdrachten worden niet getoetst. n Toets 6.2 checkt de kennis van de topografie en kan ook op de computer worden gemaakt. n Bereid eventueel de verdiepingsopdrachten van de volgende les voor. n Voor verdiepingsopdracht 6.1: een vel A3-papier, vellen A4-papier, boeken uit het documentatiecentrum, internet, eventueel een kopieerapparaat en printer, een atlas. n Voor verdiepingsopdracht 6.2: een atlas, internet en eventueel Word en een printer. n Voor verdiepingsopdracht 6.3: kranten van de afgelopen week of twee weken, een vel A3-papier, vellen A4-papier, een atlas, een kopieerapparaat. n Voor verdiepingsopdracht 6.4: A3-tekenpapier, tekenmateriaal, eventueel internet.
Deel de toetsen uit of laat de kinderen de toets opzoeken op de computer. De kinderen maken de toetsen zelfstandig. U vindt de antwoorden op kopieerblad Antwoorden toets 6.1 en 6.2, blad 1-2. Normering toets 6.1: opdracht 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 totaal
per goed antwoord 2 punten 2,5 punten 2 punten 2 punten 2,5 punten 2,5 punten 5 punten 3 punten 3 punten 3 punten
maximaal 5 x 2 = 10 4 x 2,5 = 10 5 x 2 = 10 5 x 2 = 10 4 x 2,5 = 10 4 x 2,5 = 10 2 x 5 = 10 2x3=6 4 x 3 = 12 4 x 3 = 12 100
Normering toets 6.2: opdracht 1 2 3 4 5 totaal
per goed antwoord 2,5 punten 2,5 punten 2 punten 2 punten 2 punten
maximaal 12 x 2,5 = 30 12 x 2,5 = 30 5 x 2 = 10 10 x 2 = 20 5 x 2 = 10 100
U kunt het volgende als leidraad per toets gebruiken: Aantal punten 81-100 60-80 minder dan 60
Beheersing goed voldoende onvoldoende
Sleutelbegrippen alle sleutelbegrippen uit les 1, 2 en 3
Topografie alle topografie uit les 1, 2 en 3
3 Toets bespreken Het bespreken van de toetsen doet u op een later tijdstip, wanneer u de toetsen hebt nagekeken. Ga ook eens vanuit een andere invalshoek in op zaken die voor de meeste kinderen nog lastig blijken te zijn. Laat ook de kinderen aan het woord over de opdrachten. Hoe hebben ze geredeneerd?
54
227480_HL_8_BOEK.indb 54
23-07-2008 15:38:26
5 Kies wijzer Lesbeschrijving
Informatieblok
1A Verdiepingsopdracht maken Doelen A Kinderen die de toetsen goed of voldoende maakten, verdiepen hun kennis en inzicht met behulp van een verdiepingsopdracht (volg de aanwijzingen onder A). B Kinderen die de toets met betrekking tot de aardrijkskundige inhoud onvoldoende hebben gemaakt, maken herhalings opdrachten (volg de aanwijzingen onder B). C Kinderen die de topografietoets onvoldoende hebben gemaakt, maken herhalings opdrachten (volg de aanwijzingen onder C).
De kinderen die de toetsen voldoende of goed hebben gemaakt, nemen bladzijde 49 van het werkboek voor zich. U vertelt kort welke vier verdiepingsopdrachten er zijn (opdracht 3 tot en met 6 van de Kies wijzer). De kinderen kiezen vervolgens een opdracht en gaan daarmee zelfstandig aan de slag. De aanwijzingen daarvoor vinden ze op de kopieerbladen Verdiepings opdracht 6.1 tot en met 6.4. Daarna hebt u de gelegenheid om met de kinderen die de toetsen onvoldoende hebben gemaakt de herhalingsopdrachten door te nemen. U kunt er ook voor kiezen om dit op een ander tijdstip te doen.
Activiteiten
1B Herhalingsopdrachten maken
1A 1B 1C 2
Verdiepingsopdracht maken Herhalingsopdrachten maken Herhalingsopdrachten maken Kort nabespreken
45 minuten 20 minuten 25 minuten 10 minuten
De kinderen die de toets met betrekking tot de aardrijkskundige inhoud onvoldoende hebben gemaakt, maken de opdrachten op Herhalingsblad 6.1. Ze hebben daarbij het leerlingenboek nodig. Daarna nemen ze de samenvatting nog een keer door.
Materiaal 1A werkboek bladzijde 49 1A kopieerbladen Verdiepingsopdracht 6.1 tot en met 6.4 1A voor verdiepingsopdracht 6.1: een vel A3-papier, vellen A4-papier, boeken uit het documentatiecentrum, internet, eventueel een kopieerapparaat en printer, een atlas 1A voor verdiepingsopdracht 6.2: een atlas, internet en eventueel Word en een printer 1A voor verdiepingsopdracht 6.3: kranten van de afgelopen week of twee weken, een vel A3-papier, vellen A4- papier, een atlas, een kopieerapparaat 1A voor verdiepingsopdracht 6.4: A3-teken papier, tekenmateriaal, eventueel internet 1B 1B 1B 1B
1C Herhalingsopdrachten maken De kinderen die de topografietoets onvoldoende hebben gemaakt, maken de opdrachten op Herhalingsblad 6.2, blad 1-3.
2 Kort nabespreken Tot slot controleert u of de kinderen de stof nu wel voldoende beheersen. Stel hun mondeling nog enkele vragen. Laat ook de kinderen die een verdiepings opdracht hebben gemaakt aan het woord over de opdracht.
kopieerblad Herhalingsblad 6.1 kopieerblad Antwoorden herhaling 6.1 leerlingenboek bladzijde 64-75 kopieerblad Samenvatting 6, blad 1-2
1C kopieerblad Herhalingsblad 6.2, blad 1-3 1C Junior Bosatlas
Aandachtspunt De kinderen kunnen de verdiepingsopdracht op een ander moment afmaken.
55
227480_HL_8_BOEK.indb 55
23-07-2008 15:38:27