HOOFDSTUK
ANNAML
27
DEEL
XI](
,
éLF (Oeopcnbærd, oóó¡ d,c Hôdirah)
L fn na¿m ven Alleh, de Barmhartige, de Genadevolle. 2. Tau Sien (de Reine, de Alhorende). Dit zijn de verzen Van de Qor'aan, het duiclelljke Boek. 3. Een richtsnoer en goed nieuws voor de
ar$grr:;$r4irrr;¡,
ö,;,#
'U\#
schoonschijnond gemaakt, tlaarom lopen zü
@Cjti3-ÅrþjV þr;í ë E: tjÐu nb
blindelings rond.
6. Zij zullen zeker
een zware straf krijgen
,.;tt
cþt vtl,ät'Jt
verliezers zijn.
4
ti-$ a$ Å
a6)lílj¡)A
7. Voorwaar, &an wetende.
T ! .!;!.,,t:
(rc,r€¡¡]rr,€t
pn zij zullen in het Hiernamaals de grootste
overge4ragen
írIlrîË
ö;ßaí'Å3i),rt6H-í¿út
Hiernamasls.
5. Voorzoker, die niet in het Hiernamaals geloven, hun daden hebben Wij voor hon
.l.i
ö'"v$¿Åirsli|
gelovigen.
4. Die het gebed houden en de Za'kaat betalen, en een vast geloof hebben in het
:2tør
u
w
door de Alwijze, de
,Al-
@,.#,* ;ri;,U a\ rur ú
#:t?su
8. Gedenk toen Mozes tot zijn familieleden zeide: ,,Ik zio een vuur. Ik zal u daarvan enig bericht brengen of ik breng wat vuur mee oldat gij u moogt verlarmen." 9. En toon hij er blj kwam, riep een stem hem too: ,,Gezegend is hü, die in hot vuur
is en gezegend ie hü tlie er dichtbü is, glorie
zij Allah, de Heer der lVereldeñ! 1.0. O llfozes, Ik ben Allah, de Machtige,
*l;
¿,ii í¿f+Wdç iu ::
1íIír,#,-þÐiç;'il*-,"W¿
o6w ': çlúílt g
"þ
CÞ;i Ê;t
biUi,VW
e4$r o¿lt¡Ani'\Aç,ç
de
öLi(it'1.Å t'a*i'ír¿l oA
ll. \{erp uw sta,f neder." Maar toen hii de staf ?ich als eon slans zas bowesenl wendde hü zich af en wilõe zic"tr niet -omkeren. (En Allah zeido) ,,O Mozes, vroes niet, voorwaar bü Mij'wezen de boodsohappere niet."
u'iv6u ít;uií \íí,éru;,y ;
Alwijze.
368
¿UlëY*,Éit"A:+Y!,5t9r-
6aL;¡ea
HOOFDSTUK
27
12. Noch degeno die kwaad doet en daarna het kwade tloor goetl vereffent; want,
waarlijk,
DEI}L XIX
ANNAML
.L\3
Ik ben dan Vergevensgezincl,
;i,'rï;f*
14. Maar toen Onze verlichtende tekenen tot hen kwamen, zeiden zijt ,,Dit is open-
bcre tovenarij." 15. En zij verwierpen deze onrechtvaardig en aanmatigend terrvljl hun zielen er va,n overtuigd rv&!en. Ziet, hoe kwa¿d het einde was van de onrustgtokers, 16. En Wij gaven kennis aan David en Salomo, en zij zeiden: ,,Alle eer behoort aair Allah, Die ong boven vele van Zijn gelovigo dienaren heeft verheven."
ç
St
@tbä6']ß
Genaclevol.
13. En etop uw hand in uu'boezem, zij zal zonder enige schado wit te voorschijn komen. Dit behoort tot de uegen tekenen voor Pharao en zijn volk; want, zij zijn een opstandig volk."
Jlx Ëi ÁÉ
xooira,#a'*'ê.âíír,bí;
!.3tç;s6$jðr*i&îi:;i., @4+iwrlv ë,08#;.,tu,1u¡çltcíiì;ëibr*
Yl":;t:it;#ítlAiiXttlWßWl
llßiî t, *' t ;AJ,i ;jt',r;ji
óír"er¡¡1'+:;
i:;jt
5ré;
"W
r"u
e|beti. ç¿1621¿,f'gl @4i'35
17. En Salomo volgde David op en hij zeide: ,,O gij mensen, ons ie de taal der vogelen onderwezen, on ona werd alles geschonken. Dit is inderdaad Gods openbare gunst."
ryú(ltág Jíi',jtt ill^|, 623i
18. Erwa,ren legers voor Salomo :øerza,meld van djinn, mensen ên vogelen en zij rverden in slagorde opgesteld.
,*ytS ¿itt ¿e {';'+ é,l{4s
19. Toen zij tot het dal van Narrl kwamen,
6'(:U,Ãv "4at16,þ rjf ß,yL ¿rl+t Xry, t'Kt r>''.,t¡ r .}¡
zei een Namliete: ,,O gü Naml, gaat uw v'oningen binnen opdat, Salomo en zijn scharen u niet verpletteren zonder dit to bemerken."
20. Daarop glimlachte
'rIí(tL:ötP,rî&rtW*#l'd+. ofi"frJ,iíúr
*i
ø64iJ'öþr3 r
@€';]ÁV;L'r"í!ld: hij, zich verba-
zend over haa¡ r'oorden en hij zeide: ,,Mijn Heer, doo mlj rlankbaar zijn voor IJrv gunst, die Glf mlj en mijn ouders hebt bewezen en laat mij het goede doen dat U behaagü en laat mä door Uw barm369
æ;;,vJY;íW.Fugt,ß# 'e,qUt;Í" t iY g:fi,,$ éÉ3 fu A aí:i, 6);-',i "
*j
uxJL J.A i\ S
HOOFDSTUK
27
ANNAI[L
harbigheid tot Uw rechtvaardige dienaren behoren."
21. En h[j overzag de vogelen, en zeide: ,,Hoe kan het zijn dat, ik Hodhod niet zie? Is h{j onder de afwezigen?
Ik zal hem zeker streng eüraffen of ik zal hem doden, als hlj mij geen duidelijke J2.
DEEL XIX
o$¡!årtúl Jír¿t ç{^
¿ät ójí'¿yó tií
rvat gij niet weet; en ik heb over Saba betrouwbare inlichtingen
meege-
bracht.
24.
Ik von
en haar is alles gegeven en zij heeft
een
r',iui;
i
@'";..ÃÅ\6t6K;l
l-'414'í,UÁß*1Yíji'4i.,
uitleg geeft'."
23. Rn het duurde niet lang, totclat deze kç'am en zeide: ,,Ik heb datgene gezien
iÞ
jij
@,*i,#¿*W
*,úju,éÉJut*.'*"** æ#.WVe6L+t ,F,y *Å tÅlß ";Çr & o;., $t. øÆ;\çYdt'æ
rnachtige troon. :15. Ik vo¡rd. dat zii en ha¿r volk de zort aanbaden in plaàts"vaù Allah en Satan
heeft hun u'erken voor schoonschijnend gemaakt en heefT hun de weg versperd, zodat zij geen rechte leiding volgen;
26. Zii aanbidden Allah niet, Die hetgeen in de hemelen en op aarde verborgen is ¿an het licht brengt en Die weet wat glj 'r'erbergt en wat gii toont." 27. Aìtah! Er is geen God naast Hem, cle Heer van de Grote Troon. 28. Salomo zeide: ,,Wij zullen zien of gij de u'aarheid hebt gesproken of dat gij tot
de leugenaars behoort. 29. Ga met deze mijn brief en leg hem voor hen rreder, trek u dan van hen terug, en zie
rvelk antwoorcl zij terugzenden." 30. Zij (<1e Koningin) zeide: ,,Gij, leiders, er is aan mij een nobele brief afgeleverd. 31. Hü is van Salomo en luidt: Iu naam
r-an Allah, de Barmhartige, de Genade-
volle.
32. Weestniet laatdunkend tegenover mÜ naar komt tot mij in onderworpenheid." 33. Zij zeitle: ,,Gij leiders, geeft mlj raad
in de zaak die voor mlj ligt, ik beslis niets
370
ôt .'íj.l¡) 6
,r. ;3
ÒU. W ç
;
s6,^;.
,*'þ';:; ;öt:it,Jtþt )ã G;i Åt
óa;iø.úÆ¿gr -);i$t ètÇA)t
/"i,ß
å*å,i üt
tttu "\F,
Íí
ß4." ë,t)t
Y
ét3i*J
¡.r¡l
t
t
&,è$
e &;í éi¡ó,iÁlri,ií J ti
@
U
" j*Syatú'a" ö¿AÅt.iat
@
À
¡;t'iíß.*;rtçr(í liå ¿{ß, *
ll
ø6iÁ.t':trlití ØL3,.íqf:r¿trÅiöywttó.,E¿írí
ffSi,;¡r¡r¿utlt$Ae:¡ ó.ó*çö.ji;*vtiX-Sf
,2iLyqiíiO.lrlíf.llttóf
újrí
i
HOOI'DSIUK
27
ANNAML
DEEL XIX
totdat gij er mee instemt."
34. Zij antrvoordden, ,,Wij hebben de maclrt en u'ij bezitten een grote dapperheid in de oorlog, maar de zaak is iñ-uw handen; overtlenk daarom rvat gij zult l¡evelen."
3õ. Zü zeide: ,,Voorzeker, koningen verrvoesten een stad als zij er (met, geweld) I¡iruren trekken en makcn de hoogsten van
@e;3í#EÚÁ:-{bV i X"*.ç u* iS'; ¡'É,iÅ çt úV t
í}*É tl: Y e'Í::U,#t;:¡, 'rlá)'rÁ"tißWsí;,râ{;til*íE ø
het volk tot de laagsten. Zo h¿ndeien
dezen (zeker ook met ons). 36. Maar ik ga hun geschenken sturen en
øol+.aÑsítítVþt'{;*.í1í
afwachten waarmecle de afigevaardigden
'e,ie"i'rÞþX"p,erl:fUçOr;
terugkeren." 37. Toen de gezant (der koningin) tot Salolno krvam, z_4de deze: ,,Schenkt gnj mij rljkdommen? Maar datgene wat Alláñ mii
@dlriil
gesehonken heeft is beter dan wat Hii ii heeft gegeven. Neen, gij verheft u opïu, gaven.
38. Gaat
tot
hen terug, want wij zullen zeker tot hen komen met schareñ waartegen zij geen macht zullen hebben, wij zullen hen met ontering daaruit (de stad) verdrijven en zij zullen vernederd worden.'i
39.-Hij (Saìomo) zeide:,,O edelen, welke r¡nder u zal mii een passende troon voor haar brengen voordat zij onderdanig tot
mijkomt?" 40. Een dappere van de djinn zeide: .,Ik r,al deze tot u brengen voordatglj van uw kamp opstaat en zeker heb ik dãár macht over en ik ben bet¡ouwbaar."
û.J\k ly.s ;:L;í J\í íÁr iVrX @'"i,üKí¡g,;rí,Ír;AlWß¿1,,
\4;äs...sàye"'&wøe¿ @í"tåþÅ:y'ti@;&*tt ;ítíÍ,Wþ,æUßJLíriirb.gJt¡ @'r;y$ü!;V ¡,1.Í'.q,,9¿i 6i üd'
@'A"üg*d.rr1Au;eu?!t
41. Iemand, die kennis van Lret geschrift had
zeide: .,Ik zal hem tot u breneen vóór uw
bode tcnrgkeert," en toeri Salõmo de troon naast, zich zag geplaatst, zeide hij : ,,Dit ir
bij de gratie van mijn Heer, opdat Hü mii moge beproeven of ik dankbaar of ondãnkbaar ben. En wie dankbaar is, is dankbaar voor het welzijn van zijn eigen ziel, maar wie ondaukbaar is, waarliik miin Heer is " Ziclrøelf -genoeg, Geëerd. "
42. Enhij (Salomo) zeide ;,,Zorgt dat haar eigen troon haar tegenstaat. Wii zullëir zien of zü de rechto wes volst of dat zü behoort tó_t degenen die Tan dã rechto we!
rvorden afgeleid."
ë q.è, J\i
þ"
í*j
i1i
$r o; Æ { ó:+ e,ítt Jv
í3L(#iß\Kií!åy--\:iííj.,:í,&þ ll'l*l ; íi,j,n?'öi,J:i a rii, .jt¡ r
K ;l ;"*rttt :I+WV /ß ;, t lrrl1 @ßþ'aç¿iav ¿'ßÁe,r:it3l W\íVß;lv @ó;i:\ä.9
371
c;r$a
HOOFDSTUK
27
ANNAML
DEEL XIX
43. En toen zij kwam, werd haar gewaagd: ,,IB rrw troon als døzo?" Zij untwoordde: ,,Hij ie ale het ware dezelfde. En ons is voordien kennis gogeven en wü zljn reeds onderdanig gewoiden." 44. Hii (Salomo) weerhield hoar von het y' tnt vi:' ¿r, 3-íi ëtV Y li1e aanbidden van hetgeen z[i in plaots van W Allah aanbad; weni z¡ tötrooräe tot een @Gvf¿ÉJrtåiv on_gelovig volk. 45. Er uerd tot haør gezegd .,Ga hot paleis binnen." En toen zij het zag, dacht zü ($'^tírrL'4ï\j$'tþt,-Srr6J-l rlat het een m&ssa, w&ter wa,a, en zlj raakto in verrvarring. Hij zeide: ,,Het is eenpaleis dat geplaveid ie met glaa." Zijzeido: ,,Mljn Heer, ik heb mijn ziel inrlerdaad on- éÁ; aþ siu.j I *.lt¡ à ".,)¿$ u¡ rccht aangeclaan; en ik onderwerp mij met
'/ívau"gç6ltÁ¿i.i"q\is *4;93&tqßesitWi,;
;
"ít&{tJtl,tAik ;;'&ri #
Salomo aan Aìlah, de Heer der TV'erolden." 46. En Wlj zonden zeker tot de Samoed
hun
broeder Salih, die zeide: ,,Aanbidt Allah." Maar ziet, zij worden in twee partijen gesplitst die met elkander twistten. 47. Hij zeide: ,,O mljn volk, wåarom wenst gij het kwade te ve¡haasten boven het goede? Waarom vraågt gij geen vergiffenis aan Allah, oprlat u barmhartigheid betoond moge worden?" 43. Zij antwoordden: ,,Wij voorzienkwa¿d wesens u .en degenen die mot u zijn." Hlj zeide: ,,Ifw kwade verwachting is bij Allah. Neen, gij zijt een volk dat beproefd
wordt." 49. En er w&ren negen p€rsonen in de sted die onruet in het land stichtten en zich niet
s'ilden verbetoren, 50. 7,fj zeiden: ,,Zweett, tot elkander blj Allah, dat u'ij zeker Salih en zijn familie in de nach'" zullen aanva,llen en daarna zullen v'ij tot zijn bloedverwanten zeggen: ,,\4/ij waren geen getuigen van de vernietiging van zijn familie en rvlj sprøken zeke¡ de rvaarheid." 51. En zij smeedden een plan, en Wij
maakten ook een plan (tegen hen) maar zlj bemerkten het niet. 52. Ziet dan hoe het einde van hun plan rvas; \4¡ij vernietigden hen en hun volk, alle¡r tezamen. 53. En dit zijn hun ingestorte huizen omdat. zij onrechtvaardig waren. Daarin is 872
giet(Aåg $W Årít t{i ö\íf,;í,xÁ ó¿jríir
u
¿1,"t
3
@6;";ú-*'s;Å'SVa, =tx:lt
3ç'r49\db;¿¡ api4
J t¡
@(rl:;Krj.6¡51,ffiúí ':ttt'&F Jv'ói;, iþ; ae\ijrírt'ti @';;'rl;J""ï;iÅí* lo,
ó.633-fi-+t'"g, ç9lt 116? i ø'Cj.ù:Å"V':
ü';ííßüúT
''*ílt
ù'trt*,uúriu
@ít';g::'Vú+þ,aþvrsruÊ.r"
@ó;i/e-YÅi(k&3kç9, L¿;S U¡';", í;' çy 6V,L(ÉV @'¿i+i#éi 'q\íi.'oft;gw:ktviþi.,Åyt
k
DEEL )()(
ANNÂIÍL
EOOFDSTUK 27
dat
volk, dat voor oen volk' voorwaår een token Yoor
begrijpr.
55. En Lot, toen lä..þi zijn volk zeide: ,,Begaot gij onzedelijkheid togen beter weten
in?
@6ft-ëfi1Ug
",ir.r'r'ettlll."'3|6íAóUS,i-Utji
@6;i#
,g'tff*äå1""*î,-ri--iî"åi'it4rre;3¿þ1#'¿Ulta!'ut$: ff;ilT:f õnwerend vork." @6letli;í,X
lÏ;""#å'}flu:iT"ï$;åå"ï'l,,îXi.åjïóiti.;jitr"iûrþFçú+óvw Lot's familie uit uw etad wont zij zün men;;,-,it" "t"h ;i' *ili* hoodäni' @6i'rúi*-r9(t;ßt"ifúS¿;bt 58. Da¿rom redden Wü hem on zijn fa-irá b"hqt"o o *oo# ; wä ãàu'i
n*" qj/$ írryiîíí'úíçt'jftlí, ieifilS
"¡ behoren. tot do achterblijvenden 5e. En wij de{9¡r oen re.sen over hen ko-
$6¿r,:$Þr}5çt;*y)}yl¡t Ëå:äî:i:ÄffTor uunoo"t aon .arah en'istta.$rvfu,y"iittóuri' ¡ men, en weseliik was do regen voor do
ffifiJ;loäj:.',.'J"i"'ü*iîå#äffiå: zervigen?
ó 6f,Äs"irliit
Gieííljí'rêíi,ie-;l¡,r
3l *Tìl3,iruå"offflîå""i"u¿#i;tfrî*J mee
Hij
prachtige tuinen doet groeien?
bl "òoät'hun
b-omen
oiãt toooËr,
a*o is.
*ä,uien, Is er een God naaÊt Allah? Neon, ""i¡ ziin een volk dar heü spoor bijster
62.
Hiì Dio de aarde tor
een
rusrplaars
tll,
ê'AyUK¡,Wríß
fiôf6iVlÉ.;ßtþ'3ïit¿li*i,
&i ilJ"":a$rå#'fin"hî:#jå:'tçø'*' hetnierwoton.
Hii Die de wanhopi-ge
aviuú' &:' ;
ó'r;;:\äú;T]K-X"ii,l¿"^ly,
verhoort
ale iAL*liV:t$y'"Éiolilq;|¡.'Íí
:;_äj1.5*-f4* ú* *n,";f" ffifdå er een God nuast Allah? IIoo weinig lering trekt gij er
dUV
óAj,XjÉ,:lS.
^"".t""-["*""(wiuen) 68.
ÍÍ;"íí
4 "i+6.ór3 ér,r óÉ {¿ rsg¡vtrxr-v3, "
ma¿ktä, er rivioren in plaatste en er hechte
xffi?
uit!
:i"t
íß,í-l é"atr,eíití.w À .t.. . @635ü\2
373
H
HOOFDSTUI< 27
ANNA
64. Hij, Die u leidt in het duiet€r van het land en van do zæ, en Die u winden zendt als boodsch&ppers van blijde tijdingen (regen) door Zijn barmharüigheid? Iier een Glod na¡si Allah? Verhoven is Ailah boven hetgeen zij met Hom veroenzelvi-
ML
DEEL XX
b];;;r+v
lr
'ln Ú'4t','+í,:,3
IIij Die de schepping voortbronst en dat lan herhaalt, eriu lvoedsel) voõrziet uit de hemol en de aarde? Is er een Glod. na¿¡t Alla,h?" Zeg:,,G€€ft uw bewijs hier. voor alg gij waarachtig zijt." ffi.
Zeg:,,Niemand in de hemelon en op a¿rde kent het onzienlijke, behalve AIehj en zij weten niot wanneôr zij zullen wordeu
K$f., ç s { :,:;, ß';*ü\ ú 6ä.,i1 :Fui:íuS'tot'é'4t;'qttt;itsta
ø**.#!sy
$r gíirSer¡il
opgewekt.
@
6?. Neen, hun kennie heeft seheel sefaåld botroffendo hot Hiernamoõls, ndn, z¡
twijfglen er a&n, neen, zlj zijn er btinä
e (¿ &:fu
&ll óolÅ.wli,rS
gen.
65.
gllb ë Kr.rí;-;;rt
*
d.i I\4.* j!
I
í,çíî..6\iîr,;ï.'í.Ui,t
A.Å aSç't ¡,j. ;äL.
voor."
ís
r
5t
i;t,J:.
óaçw.s,\1iu¿ä
68. En do ongelovigen zeggen: ,,Zulleq wij w&nneer wr¡ en onze vaderen tot stof zün
u:Su.iX.i;v.Jßr;y.í;,,Kg.,ittJy;s
gowordon inderda¿d worden opgewokt?"
@6ç.í;i
69. Er waa ons voorheen reeds medo sedreigd, - ona en onze voorvaderen; dit zijn
ú t' &i;
r:r2vlii; rr¿u¿ U*;
!0. Zeg tot hen: ,,R€ist op aardo en ziot hoe het eindo der zondareñ. wa¡."
'+U
:{. ç:t,V C,¿t ¿.V*,,5
niets d¿n fabelen der ouden!t'
71. Entrer¡¡ nietomhen, nochwees bozorgd voor hun ga,menzwering. 7-2. ß_n zij zullen zegger-; ,,Wanneer za,l deze bedreiging wordon vervuld als gij de
wa¿rheid
nfrikt?"
73. Zeg: ,,IIet kan zijn, dat een gedeelto
van- d9 str&f die gij- crildet verñaasten,
reeds
AV
;l¡ øí;díitj¿ustru OE J:.il
@6îkE,-;i A,ß 5 i ¡*it,ty¿ í s
A*t"*
:$a1
i;J ît
¡
¿â
d]Á
s
e,ñteXAií,;'aK"Aíys
dicht bírj u ie gekomen.,,
@ói\#
74. X)n waa,rlijk, u*- Heer is goedertieren voor de mensen maar de meeston hunner zün oadankbaar.
ífß
t t uau &ç ji¡iítí ; 3y, @',;;K:\j
374
q
EOOTDSTUK
ANI[AML
27
DEEL XX
75. En zekor uw Hoer ç'eet alles wat hun
@";#ú3ili;1,,L&ulr:í"í;s';ry,
76. En er is niets in de hemelen of op aarde vorborgen, of het stsåt in een'rluidelijk boek opgeschreven.
#,tfi,i.'fi ; ir:a, 9 XÏþ ¿oY ;
hart verbergt en wat het openbaart.
77. lVaerlljk deze Qor'aan legt aan tle kinderen van Isreël veel uit van hetgeen wa¿romtrent zij verschillon.
/þí 3.îçy4 y,;n
difír iÅ r
él
øíi*íu;;Åc$t
78. En voorwa,&r. het ig richtsnoer en barmhartigheid voor de gelovigen. 79. En voofi¡'&a,r urv Heer zal over hen beslisgen door Zírjn gebod en Hij is de Almachtige, de Alwetende.
@,i::i
'i ytt'rl ;"'fu'$n'"tisíã'til', " t-þ},4ï. aú{, t t
d;rj,
80. Stel dan uw vertrouwen in Allah: voorzeker glj bezit de duidelljke Waarheid.
o*Jr,il¡íþíxfgÄ&,Éç
81. Waa,rlijk, gij kunt de dodeu, noch de doven de oproep doen horen als zlj zi:h
ßtivfu7brp;:túiiÅr ër í é\í!
verwijderen.
øítr,¿J(ji 'e Af;4U.É,¡3ir,s 9a -íÍti @CA: j;,*íiWIe:,].1; jl
82. Noch kunt glj do blinde'r van hun d-valing afleiden. Gij kunt allcen hen doen horeli die in Onze tokenen willen geloven en zich onderwerpen. 83, En w&nneer hot W<¡ord voor hrur bewaarheid wordt, zrrllorr Wij eon
6qr: Aw.;í i*;y ð ;i r þ; ßti Çyç B1LE útir ;í'),a3!s;1¡ ,_jO,tsíS
wa,&rop
loochendon, zullen zij in groepen worden bijeengehouden, 85. Wanneer zij komen, zal H{j zeggen: ,,Hebt gij Onze tekenen geloochend voor' dat gij dez.e t.rachttet te begrijpelr of n'at deedt gij ?" 86. En het oordeel zal op hen vallen rvegens hun ongerechtigheid en zij zullen niet kunnen spreken, 87. Hebben zij niet gezien dat Wij de nacht hcbben ingesteld opdat zij er in mogen rusten, en de dag om licht te geven.
nen
375
Bjir,ß,*v.
j
îr\,g,b
;x ;;-;
øí"î;j"e
Vt*Ái&.tr.tKJu;fvtttL @'"iç;i\:í:tvtL @ 6ïËb{ítiiÉ q ÉAF J;;r g ; ; s(As *zflifu.,lr t'q t¡i ti.; ;)t
er
HOOFDSTUK
27
.{NNAML
Daarin zijn voorwaar tekenen voor een volk dat gelooft. 88. En de Dag, wa,erop de bezuin z¿l tvorden geblazen, zullon ãirj (allen) die in de
i
DEDL XX
@'";ií.Øi.xí 4ic"tyÇ
þtgri,'t#tfurCtuÅ;;:
hemelen en ook z{j die op aarde zijn, schrikken, behalve degenen
4;;,;'iít!'8s¡ì¡,ti1-íSl,erit¿."i
89. En gij zieb de bergen en gij denkt ze onbewegelijk teru'ijl zij als de rvolken voorbljgean. Dit is Allah's rverk Die alles volmaa-kt heeft geschapen. Voorwaar, Hij is goed op de hoogte van hetgeen gij doet.
'#'{\i:",;3'8,í,1íG$r+uyt,,.çilr
90. Wie
een goedo daad doet, zal een betere
belonins hebben dan deze en zii zullen oo "die Dag-veilig zijn voor schrik.
91. Maar z{j die een slechte daadbegaan, zullen op hun aangezicht in het Vuur wor-
den nedergeworpen. ,,Gij wordt slechts beloond voor hetgeen gij hebt gedaan." 92. Zeg: ,,Het is mij geboden alleen de Heer dezer stad die Hij heilig heeft ver-
klaard te aanbidden, en aan Hem behorerr alle dingen, en het is mij geboden tot de Moslims te behoren 93. En de Qor'aan te verkondigen." \{ie daarolg leiding volgt, volgt haaiten eigen bate. En zeg tegen hem.tlie dwaalt: ,,Ik ben slechts een waarschurver."
'*!g
(l;'t 6"2çrg JÇr ;;., @6jçí;U
zP ¿
ir; W*i'í'í'agi\
iV
a
@'";ib;.r-
,s)6ra.fi;'JkgViVUs a'"!'ísj;Kvfiarx e íJ, ¡"út t* 6i íx:.ít ö eÅ6t, USl, A ;K ri -tj i t'.G"',y,rí s rAç e,ír¡¿:Wyt 6
i,í;\,;" 6ttJû í]:t ri',
c.+VíÍltLiÅt'þ.
ç i. +=ÅX cùíc).9:3t
94. En zeg: ,,Alle eer behoort aan Allah, Hij zal t Zijn tekenen tonen en uij zult ze kennen." En uw Heer is nict onâchtzaam omtrent hetgeen gij doet.
376
Vi'Vútr#jKK 'å'Íjr#;
óa*w*þ$s i