O v e r z i c h t s k a a r t
Globale ligging plangebied, Google Earth
T o e l i c h t i n g
024.00.07.00.00.toe
I n h o u d s o p g a v e
1
Inleiding
2
Planbeschrijving
11
2.1
Ligging en begrenzing plangebied
11
2.2
Huidige situatie
11
2.3
Voorgenomen plannen
12
2.4
Geldend bestemmingsplan
14
3
4
5
6
9
Beleidskader
17
3.1
Inleiding
17
3.2
Rijksbeleid
17
3.3
Provinciaal beleid
18
3.4
Gemeentelijk beleid
21
Uitvoeringsaspecten
25
4.1
Bodem
25
4.2
Archeologie
26
4.3
Water
28
4.4
Natuurwaarden
29
4.5
Verkeer
31
4.6
Geluidhinder
31
4.7
Luchtkwaliteit
32
4.8
Externe veiligheid
35
4.9
Bedrijven en milieuzonering
37
4.10
Duurzaamheid
38
4.11
Conclusie
39
Juridische planopzet
41
5.1
41
Planregels
Verantwoording
43
6.1
Economische verantwoording
43
6.2
Maatschappelijke verantwoording
43
024.00.07.00.00.toe
1
I n l e i d i n g
De gemeente De Bilt heeft het verzoek ontvangen voor een functiewijziging op
het perceel Kooijdijk 6 te Westbroek. De initiatiefnemer is voornemens om de aanwezige glasopstanden te slopen en een nieuwe woning te bouwen. Daarnaast wil de initiatiefnemer een groot deel van de gronden omvormen naar natuur en zal de nieuwe woning landschappelijk worden ingepast. Om het initiatief mogelijk te maken, dient een bestemmingsplan te worden opgesteld dat het planologisch-juridisch kader moet bieden voor de realisatie van de woning. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin. Leeswijzer In hoofdstuk 2 zullen de bestaande situatie en de gewenste toekomstige ontwikkeling worden beschreven. Hoofdstuk 3 geeft kort een overzicht van het van toepassing zijnde ruimtelijk beleid. Hoofdstuk 4 beschrijft de randvoorwaarden en beperkingen die op basis van milieu, externe veiligheid en kabels en leidingen gelden. In hoofdstuk 5 wordt een uitleg gegeven hoe het plan juridisch in elkaar steekt. De economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid komen in hoofdstuk 6 aan de orde.
024.00.07.00.00.toe – Bestemmingsplan Kooijdijk 6 Westbroek – 4 juni 2012
9
2
P l a n b e s c h r i j v i n g
2.1
Ligging en begrenzing plangebied Het plangebied ligt binnen de gemeente De Bilt in een agrarisch gebied ten zuiden van Westbroek en ten zuiden van de Kooijdijk. Ten zuidoosten is het Natuurreservaat Polder De Gagel, onderdeel van het Noordenpark, gelegen.
Ligging plangebied, Google Earth
De Kooijdijk kenmerkt zich door kleinschalige lintbebouwing, met, van oudsher, uitsluitend agrarische bedrijven. In de loop van de tijd zijn de bedrijven veranderd van karakter omdat de omgeving zich niet loont voor uitsluitend agrarische productie. Ook zijn veel voormalige agrarische bedrijfswoningen inmiddels bewoond door niet-agrariërs.
2.2
Huidige situatie Momenteel is een tuinbouwbedrijf gevestigd aan de Kooijdijk 6 te Westbroek. Op het perceel staat momenteel een bedrijfswoning met bijgebouwen, ten behoeve van het tuinbouwbedrijf zijn kassen en twee opslagschuren aanwezig.
024.00.07.00.00.toe – Bestemmingsplan Kooijdijk 6 Westbroek – 4 juni 2012
11
2.3
Voorgenomen plannen In de toekomstige situatie zullen de glasopstanden met een oppervlakte van circa 4.600 m² worden gesloopt. Hiervoor in de plaats wordt een nieuwe woning gerealiseerd achter op het perceel, op de plaats van de te slopen kassen en ter hoogte van een bestaande schuur. Dit is het uitgangspunt van de ‘ruimte voor ruimte’ regeling van de provincie Utrecht: nieuwe bebouwing wordt geplaatst binnen de contour van de te slopen bebouwing. Door de nieuwe woning ter hoogte van de bestaande schuur te plaatsen, wordt voorkomen dat het nu nog open perceel tussen Kooijdijk 8 en 10 wordt verdicht met beplanting en bebouwing. Door dit gehele perceel vrij te houden van opgaande beplanting, blijft een doorzicht van zowel de Kooijdijk naar het natuurgebied bestaan, als ook een doorzicht van het natuurgebied naar het veenweidelandschap. Vanaf de Gageldijk kan dan helemaal naar de Dokter Welfferweg gekeken worden. Dit vergezicht vormt een belangrijke kwaliteit van dit gebied. Het voorkomen van verdichting, het vrij houden van doorzicht en het positioneren van de woning in tweede lijn zijn uitgangspunten van het college voor medewerking aan de herontwikkeling van Kooijdijk 6. Voor het stedenbouwkundig beeld is de positionering van het bijgebouw tot de woning belangrijk. Vanuit dat perspectief kan de nabij de woning gelegen schuur worden gebruikt als bijgebouw bij de woning. Op basis van gemeentelijk beleid dient de oppervlakte van de schuur te worden gehalveerd. Naast de sloop van de kassen en plaatsing van een nieuwe woning, zal een groot deel van de gronden worden omgevormd naar natuur. Tevens zal de nieuwe woning landschappelijk worden ingepast.
12
024.00.07.00.00.toe – Bestemmingsplan Kooijdijk 6 Westbroek –4 juni 2012
Natuurcompensatie en landschappelijke inpassing Voor de nieuwe woning ligt een stuk grasland waar hobbymatig nog enkele schapen of kleinvee gehouden kunnen worden. Het merendeel van het perceel wordt omgevormd naar natuur. Hiervan zal een groot gedeelte bestaan uit bloemrijk grasland. De natuurwaarde wordt vergroot en tevens wordt de karakteristieke openheid van het veenweidegebied hiermee in stand gehouden. De hoge grondwaterstand met kwel is zeer geschikt voor nat kruidenrijk grasland (gewone waterbies, moeraswalstro, watermunt, dotterbloem, rietorchis, riet). Middels extensief beheer (niet bemesten en maaisel afvoeren) zal dit natuurdoeltype bereikt worden. Aan de westzijde van het natuurgedeelte wordt een gemengde houtsingel aangelegd. De singel benadrukt de kavelstructuur, maar de beplanting is niet helemaal gesloten waardoor er af en toe doorkijkjes naar het aangrenzend perceel zijn. De singel bestaat uit een menging van els, geoorde wilg, meidoorn en zoete kers. De grens van het perceel wordt gemarkeerd door een rij knotwilgen langs een watergang. Knotwilgen met wisselende onderlinge afstand vormen een transparante lijn in het landschap, welke goed past bij het veenweidegebied. Het achterste (zuidelijk) deel van het perceel wordt doorsneden door een kwelsloot met natuurvriendelijke oevers aan beide zijden. De sloot is middels een stuw afgekoppeld van het watersysteem. De hoge waterkwaliteit, die door de afkoppeling en door de aanvoer van kwel ontstaat, is een zeer geschikte habitat voor bijzondere flora en fauna. In aansluiting op het achterliggend natuurreservaat, ‘Polder de Gagel’, is achter de nieuwe woning veel ruimte gemaakt voor verruiging. Riet, kruiden en struweel van wilg, gagel en els vormen hier vleksgewijs opgaand groen.
Bron: Agroplan, Schetsvoorstel herontwikkeling gronden, 28-9-2011 / aanvulling 26-10-2011
024.00.07.00.00.toe – Bestemmingsplan Kooijdijk 6 Westbroek – 4 juni 2012
13
De landschappelijke inpassing en natuurcompensatie zijn mede tot stand gekomen in samenspraak met de heer Dick van Beek van de gemeente De Bilt. Tevens sluit deze aan bij de doelstellingen van de kwaliteitsvisie ‘Ruimte voor een Vitaal Platteland’ van de gemeente.
2.4
Geldend bestemmingsplan Het bedrijf is gevestigd aan de Kooijdijk 6 te Westbroek. Hiermee valt het bedrijf onder het bestemmingsplan ‘Buitengebied Maartensdijk’, zoals vastgesteld op 26 oktober 2000 door de gemeenteraad van de toenmalige gemeente Maartensdijk en op 23 september 2010 onherroepelijk geworden. Het perceel Kooijdijk 6 heeft de gebiedsbestemming Stadsrandgebied en is nader aangeduid als agrarisch bedrijf. Ten zuiden van de aanduiding ‘agrarisch bedrijf’ is de aanduiding ‘kassen’ ingetekend. De in het stadsrandgebied aangewezen gronden hebben als hoofddoeleind het uitoefenen van het agrarisch bedrijf.
Uitsnede plankaart Bestemmingsplan Buitengebied Maa rtensdijk
In het hoofdstuk bijzondere bepalingen is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor verandering van een agrarisch bedrijf naar een woonfunctie. Criteria die hieraan worden verbonden zijn: -
een functiewijziging mag niet leiden tot een ondoelmatige versnippering van de agrarische gronden;
-
een functiewijziging mag niet leiden tot een meer dan marginale vergroting van de verkeersintensiteiten op de bestaande wegenstructuur;
-
er dient op eigen terrein voldoende parkeerruimte te worden gerealiseerd, in relatie tot de te verwachten parkeerbehoefte;
14
024.00.07.00.00.toe – Bestemmingsplan Kooijdijk 6 Westbroek –4 juni 2012
-
de activiteit woonfunctie is uitsluitend toegestaan indien het bestaande bedrijf wordt beëindigd;
-
het aantal woningen per gewijzigd agrarisch bedrijf bedraagt niet meer dan 1;
-
de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen per gewijzigd agrarisch bedrijf, voor zover dit meer bedraagt dan 120 m², wordt teruggebracht tot ten minste 50% van het meerdere;
-
bij de maatvoering wordt zo goed mogelijk aangesloten bij de bestaande hoofdvorm;
-
landschappelijk verstorende bebouwing wordt afgebroken.
Omdat onderhavig initiatief niet past binnen de wijzigingsbevoegdheid is het doorlopen van een partiële bestemmingsplanherziening noodzakelijk.
024.00.07.00.00.toe – Bestemmingsplan Kooijdijk 6 Westbroek – 4 juni 2012
15
3
B e l e i d s k a d e r
3.1
Inleiding Dit hoofdstuk beschrijft beknopt de beleidskaders van het rijk, de provincie en de gemeente met het oogmerk te toetsen in hoeverre het beleid geen belemmering vormt voor het initiatief.
3.2
Rijksbeleid De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte Het rijksbeleid voor ruimtelijke ordening is vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Deze visie, vaststellingsbesluit 13 maart 2012, bevat het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid. In deze visie gooit het rijk het roer om ten opzichte van de Nota Ruimte. Het rijksbeleid zet zich in op een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Het Rijk streeft naar met een krachtige aanpak voor een excellent internationaal vestigingsklimaat, met ruimte voor regionaal maatwerk, met de gebruiker voorop, met prioriteit voor scherpe investeringen, waarbij ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbonden worden. Dit doet het Rijk samen met andere overheden en met een Europese en mondiale blik. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. Zo ontstaat er ruimte voor maatwerk en keuzes van burgers en bedrijven. Deze nieuwe aanpak vraagt om een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid en om een andere houding van de provincies en gemeenten. In de nota krijgen de provincies en gemeenten meer taken en verantwoordelijkheden. Het Rijk richt zich op 13 nationale belangen. De provincies en gemeenten zijn beter op de hoogte van de situatie in de eigen omgeving en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er met een gebied moet gebeuren en keuzes maken die passen bij de wensen en opgaven van het gebied. Voor de gemeente geldt daarbij in het bijzonder dat dit de overheid is die het dichtst bij de burger staat en zorg draagt voor een veilige en leefbare woon- en werkomgeving; ofwel het niveau waarop onder meer de afweging van belangen moet plaatsvinden ten aanzien van mobiliteit, milieu, natuur, water, economie en wonen. Het Rijk vertrouwt de provincies en gemeenten dat zij beslissingen goed kunnen maken.
024.00.07.00.00.toe – Bestemmingsplan Kooijdijk 6 Westbroek – 4 juni 2012
17
De nieuwe Structuurvisie vervangt verschillende nota’s, zoals de Nota Ruimte en de ruimtelijke doelen en uitspraken uit de Agenda Landschap en Agenda Vitaal Platteland. Nota Belvedère Op grond van het feit dat het gebied, behorend bij de Nieuwe Hollandse Waterlinie, door de Unesco op de voorlopige lijst van Werelderfgoed is gezet, heeft de Rijksoverheid in 1999 de Nota Belvedère opgesteld. Het plangebied is gelegen in dit gebied rond de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Uit de Bijlagenota van de Nota Belvedère blijkt dat hier natuurbeheer en natuurontwikkeling voorstaat.
Kaartuitsnede nota Belvedère
Conclusie Het rijksbeleid staat de ontwikkeling en realisering van het initiatief niet in de weg. Voor wat betreft het beleid uit de nota Belvedère geldt dat het plangebied is gelegen in het gebied van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Het beleid is gericht op behoud van de (landschaps)kwaliteiten van het gebied in combinatie met natuurbeheer en ontwikkeling. Het initiatief sluit goed op het beleid aan. Er vindt sloop van opstallen plaats waarvoor één extra woonbestemming terugkomt in combinatie met de ontwikkeling van nieuwe natuur.
3.3
Provinciaal beleid De integrale Structuurvisie 2005-2015 (voorheen streekplan) en Structuurvisie 2013-2025 Op dit moment is nog de integrale Structuurvisie 2005-2015 van kracht. In deze Structuurvisie (voorheen: Streekplan) van de provincie staat de gewenste ontwikkeling in een gebied of regio. Met andere woorden: daarin staat wat de provincie graag wil. En hoe zij dat voor elkaar wil krijgen.
18
024.00.07.00.00.toe – Bestemmingsplan Kooijdijk 6 Westbroek –4 juni 2012
Van belang is dat de provincie een nieuwe Structuurvisie 2013-2025 in voorbereiding heeft. Naar verwachting wordt deze visie in het najaar door provinciale staten vastgesteld. Op 13 december 2004 hebben provinciale staten het streekplan 2005-2015 vastgesteld. Het streekplan is het ruimtelijk plan van de provincie. Hierin geeft de provincie aan hoe zij de ruimte in de provincie wil indelen: waar kunnen nieuwe woningen en bedrijven komen, waar moet de natuur worden beschermd of nieuwe natuur worden ontwikkeld, waar moeten nieuwe recreatieterreinen worden gerealiseerd, is er nog ruimte voor nieuwe wegen, waar kan de landbouw zich verder ontwikkelen. Zulke vragen, die gaan over het gebruik van de ruimte, de inrichting van onze leefomgeving, worden beantwoord in het streekplan. Het streekplan bestaat uit een tekstboek waarin het beleid is beschreven en uit een kaartenbijlage met de streekplankaart, een kaart met de ecologische hoofdstructuur en toelichtende kaarten.
= Locatie plangebied Het plangebied valt in het zogenoemde ‘Landelijk gebied 4 (donker groen), waar de hoofdfunctie natuur is. Het plangebied maakt deel uit van de EHS. Het beleid richt zich op de bescherming van bestaande natuurgebieden en de ontwikkeling van nieuwe natuur, eventueel met recreatief gebruik. Voorafgaand aan de inrichting als natuurgebied ondervindt het agrarisch grondgebruik geen
024.00.07.00.00.toe – Bestemmingsplan Kooijdijk 6 Westbroek – 4 juni 2012
19
hinder van de toekomstige hoofdfunctie natuur. Het is cruciaal dat de bestaande functies in de EHS niet belemmerd worden. Dit geldt in het bijzonder voor de nieuwe natuur op agrarische gronden. Het provinciaal beleid voor vrijkomende agrarische bebouwing is primair gericht op een landschappelijke kwaliteitsverbetering d.m.v. het ontstenen van het landelijk gebied via (gedeeltelijke) sloop van voormalige bedrijfsbebouwing i.c.m. vervangende woningbouw. Het initiatief voldoet aan de voorwaarden die gelden voor dergelijke transformaties. Bij deze 'ruimte voor ruimte' regeling is maatwerk mogelijk, indien uiteindelijk sprake is van een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit Het beleid stelt als voorwaarde dat minimaal 5.000 m2 aan voormalige bedrijfskassen wordt gesloopt. De voormalige bedrijfsbebouwing omvat een gebied van ca. 4.600 m2, waardoor een compenserende maatregel is vereist. Compensatie bestaat voor onderhavig initiatief uit verbetering van het gebied door middel van landschaps- en natuurontwikkeling. De uitgangpunten van de gemeentelijke Nota Vitaal Platteland sluiten in het kader van bedrijfsbeëindigingen aan bij het provinciale beleid. Het perceel wordt door de provincie gecategoriseerd als 'Landelijk gebied 1' en maakt deel uit van het stedelijk uitloopgebied. Aanleg en ontwikkeling van nieuwe natuurwaarden en ecologische verbindingszones vormen de hoofddoelstellingen voor natuurgebieden in dit gebied. Het deel van de functiewijziging waar natuurontwikkeling plaatsvindt, maakt deel uit van de nieuwe natuur. Op grond van aanwezige waarden of potenties kunnen in deze gebieden belangrijke natuurwaarden worden ontwikkeld. De compenserende maatregel die bij de functiewijziging wordt toegepast biedt de mogelijkheid tot het benutten van de potenties en kansen van het gebied. De Provinciale verordening Het provinciaal beleid voor vrijkomende agrarische bebouwing is gericht op een kwaliteitsverbetering door middel van het 'ontstenen' van het landelijk gebied. Dat kan door (gedeeltelijke) sloop van agrarische bedrijfsbebouwing in combinatie met vervangende woningbouw of vestiging van andere nietagrarische functies. Een kwaliteitsimpuls kan zich uiten in restauratie van (bij) gebouwen, het verbeteren van een historische erfindeling of het herstellen van landschappelijke waarden en elementen, onder de voorwaarden dat: -
de oppervlakte van de vrijkomende bedrijfsgebouwen wordt gereduceerd met ten minste 50%;
-
de bestaande cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden worden behouden, dan wel versterkt;
-
de functiewijziging leidt niet tot een onevenredige toename van het gemotoriseerde verkeer;
-
omliggende agrarische bedrijven worden niet in hun bedrijfsvoering belemmerd.
20
024.00.07.00.00.toe – Bestemmingsplan Kooijdijk 6 Westbroek –4 juni 2012
De ontwerpStructuurvisie 2013 - 2025 De Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie heeft in april 2012 ter inzage gelegen. De visie beschrijft het provinciale ruimtelijke beleid voor de komende 15 jaar. De rode draad van het beleid is ‘blijven zorgen voor de goede balans tussen de functies wonen, werken en recreëren’. Functies die de regio Utrecht aantrekkelijk maken. Het landelijk gebied is primair van belang als drager voor een duurzame landbouw, een samenhangend stelsel van natuurgebieden en een aantrekkelijk recreatieaanbod. De schaalvergroting in de landbouw gaat door. Dat maakt het noodzakelijk om nieuwe, passende functies mogelijk te maken voor vrijkomende agrarische bedrijfscomplexen. In de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013- 2025 en de nieuwe ontwerpVerordening wordt het beleid voortgezet waarbij functieverandering mogelijk in combinatie met landschappelijke kwaliteitswinst en sloop van bebouwing. In de verordening zijn regels opgenomen voor functieverandering, waarbij onder andere het uitgangspunt van 50% sloop is aangehouden. Conclusie Uit de voorgaande analyse van het provinciaal beleid blijkt dat het voorgenomen initiatief aansluit bij het provinciaal ruimtelijk beleid. Immers, het initiatief richt zich op agrarische bedrijfsbeëindiging, op de sloop van agrarische gebouwen in combinatie met natuurlontwikkeling met de mogelijkheid een extra woning te bouwen. Het initiatief draagt op deze wijze bij aan de doelstellingen van het provinciaal ruimtelijk beleid dat zich voor het plangebied richt op een goede balans tussen behoud en ontwikkeling van natuur en een zorgvuldig omgaan met landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten. Aandacht is er voor een zorgvuldige landschappelijk inpassing in het plangebied. De bruikbaarheid van de omliggende agrarische bedrijvigheid is niet in het geding.
3.4
Gemeentelijk beleid Op 29 maart 2012 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie 2030 ‘Behoud door ontwikkeling’ vastgesteld. In deze nieuwe visie heeft de gemeente vanuit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening de kaders voor het ruimtelijk beleid vastgelegd. De Structuurvisie “Gemeente De Bilt 2030” is de integrale ruimtelijke ontwikkelingsvisie voor de gehele gemeente De Bilt voor de periode tot 2030. Met de visie heeft de gemeente een document in handen dat de ruimtelijke koers van de gemeente uitzet. De structuurvisie is als het ware een kompas voor de toekomst, een middel om goed afgewogen ruimtelijke keuzes te maken, zodat de vele kwaliteiten van de gemeente behouden blijven. Het beleid is gebaseerd op een zestal speerpunten. Het initiatief sluit aan bij het speerpunt ‘het landschap als duurzame onderlegger’ , waarin de gemeente zichzelf ziet als (onderdeel van) de groene tuin van de regio. In de komende periode zet de gemeente daarom nadrukkelijk in op het blijven verbeteren en
024.00.07.00.00.toe – Bestemmingsplan Kooijdijk 6 Westbroek – 4 juni 2012
21
ontwikkelen van landschap en natuur. Het landschap is steeds de drager van gebruik en ruimtelijke ontwikkeling. De boeren in het gebied worden als beheerders van het (agrarische) landschap de ruimte geboden. Maar het initiatief sluit tevens aan bij speerpunt 6 ‘Een recreatief buitengebied van formaat’ waarin de gemeente haar landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten inzet om haar positie als recreatief buitengebied voor de regio verder te versterken. Immers, de sloop van de (glas)opstanden en de versterking van het landschap door middel van natuurontwikkeling en de realisatie van een landschappelijk ingepaste nieuwe woning, sluiten aan bij voornoemde speerpunten van het gemeentelijk ruimtelijk beleid.
22
024.00.07.00.00.toe – Bestemmingsplan Kooijdijk 6 Westbroek –4 juni 2012
Ruimte
voor
een
vitaal
platteland,
Kwaliteitsvisie
en
plattelandsagenda 2015 In de nota ‘Ruimte voor een vitaal platteland, Kwaliteitsvisie en plattelandsagenda 2015’, vastgesteld door de raad in juni 2006, is aangegeven dat de gemeente wil inzetten op een vitaal platteland. Een gebied waar wordt geleefd, gewoond en gewerkt. Behoud van de ruimtelijke kwaliteiten door het versterken van de agrarische sector als economische drager van het gebied staat hierbij centraal. Hiertoe is men bereid ruimte te geven aan diverse (bedrijfsmatige) ontwikkelingen op verschillende gebieden, onder meer door middel van het evenwichtig ruimte bieden aan verschillende functies. Tot de essentiële basiswaarden voor vitaliteit behoren: -
een duurzame landbouw;
-
een aantrekkelijk landschap;
-
een bloeiende economie;
-
goede woonomstandigheden;
-
een levendige en levensvatbare sociale structuur en sterke identiteit;
-
een gezond functionerend ecosysteem.
-
In de nota staat vermeld dat de vitaliteit van het platteland verder kan worden versterkt door onder andere ruimte te bieden aan hergebruik van bebouwing en nieuwbouw op het platteland en natuurontwikkeling en waterberging.
In de Structuurvisie “Gemeente De Bilt 2030” is voor het overige aangegeven dat het beleid uit de Nota Vitaal Platteland in 2013 zal worden herijkt. Conclusie Het gemeentelijk ruimtelijk beleid, verwoord in de nieuwe structuurvisie en de nota Vitaal Platteland staan de ontwikkeling en realisatie van het initiatief niet in de weg. De sloop van de (glas)opstanden, de versterking van het landschap door middel van natuurontwikkeling en de realisatie van een landschappelijk ingepaste nieuwe woning passen in het streven van de gemeente de ruimtelijke kwaliteit te versterken in het buitengebied.
024.00.07.00.00.toe – Bestemmingsplan Kooijdijk 6 Westbroek – 4 juni 2012
23
4
U i t v o e r i n g s a s p e c t e n
In verband met de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan zal op een aantal aspecten aangetoond dan wel onderzocht moeten worden, in hoeverre hetgeen in het bestemmingsplan is opgenomen, ook daadwerkelijk mogelijk dan wel toegestaan is. In het kader van de ruimtelijke onderbouwing is in januari 2012 een milieuadvies door de Milieudienst Zuidoost Utrecht uitgevoerd (Milieuadvies Kooijdijk 6 te Westbroek, Milieudienst Zuidoost-Utrecht, kenmerk DBI1210.S002, 23 januari 2012). Vervolgens is naar aanleiding van drie uitgevoerde onderzoeken een advies van de Milieudienst opgesteld (januari 2012 een milieuadvies door de Milieudienst Zuidoost Utrecht uitgevoerd (Milieuadvies beoordeling Bodem-, Archeologisch en Flora en fauna onderzoeken Kooijdijk
6
in
Westbroek,
Milieudienst
Zuidoost-Utrecht,
kenmerk
DBI1210.P001, 11 april 2012). Hieronder worden de uitvoeringsaspecten behandeld.
4.1
Bodem In de bouwverordening is wettelijk geregeld dat bouw pas kan plaatsvinden als de bodem geschikt is (of geschikt is gemaakt) voor het beoogde doel. Daarom moet bij iedere nieuwbouwactiviteit de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld worden gebracht. Het bodemonderzoek mag niet meer dan vijf jaar oud zijn en moet een vastgestelde informatiekwaliteit bieden. Indien aan die voorwaarden niet kan worden voldaan, dient aanvullend bodemonderzoek plaats te vinden. Wanneer uit het onderzoek blijkt dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel, dient vóór aanvang van de bouwwerkzaamheden een bodemsanering te worden uitgevoerd om de bodem wel geschikt te maken. Situatie Op de locatie Kooijdijk 6 in Westbroek is een bedrijf (tuinderij) van P.J. Verheul bekend, opgericht in de periode 1940 – 1950 van de vorige eeuw. Op het terrein van dit bedrijf zijn de volgende bodembedreigende activiteiten / verdachte deellocaties bekend: -
Twee bovengrondse HBO-tanks, elk van 1.000 l volume (één bij zuidwestzijde kas en de andere bij noordoostzijde kas).
-
Bestrijdingsmiddelenkast;
-
Dieselopslag (vat).
Op het deel van de locatie, waar deze verdachte deellocaties zich bevinden, is in 2001 een nulsituatie-bodemonderzoek uitgevoerd conform de Wet milieube-
024.00.07.00.00.toe – Bestemmingsplan Kooijdijk 6 Westbroek – 4 juni 2012
25
heer en het ‘Besluit Tuinbouwbedrijven met bedekte teelt milieubeheer’ (Nulsituatieonderzoek, Van Dijk Geo- en Milieutechniek B.V., kenmerk 5228.01, d.d. 28-09-2001). Uit de resultaten van dit bodemonderzoek is gebleken dat bij beide HBO-tanks géén verontreinigingen met minerale olie en vluchtige aromatische koolwaterstoffen in de bovengrond en het grondwater zijn aangetroffen. Bij de bestrijdingsmiddelenkast
en
het
dieselvat
zijn
geen
verontreinigingen
met
extraheerbare organohalogeenverbindingen (EOX), minerale olie en vluchtige aromatische koolwaterstoffen aangetroffen. De locatie is dus gedeeltelijk onderzocht en alleen op een aantal verdachte stoffen. Naast het perceel Kooijdijk 6 is de nieuwbouwlocatie gepland. Hiervoor is een bodemonderzoek uitgevoerd (Lankelma Geotechniek Zuid B.V., kenmerk: 65523, 1 maart 2012). Op de plek waar de woning en een bijgebouw zullen komen te staan, is een matige verontreiniging met minerale olie in de bodem vastgesteld. Deze verontreiniging is mogelijk veroorzaakt door morsen van petroleum bij een petroleum gestookte kachel die in het verleden gebruikt is voor de verwarming van kassen. Rondom deze plek zijn meerdere boringen geplaatst en zintuiglijk beoordeeld. Deze verontreiniging is niet in voldoende mate afgeperkt en in kaart gebracht. De bodem op de plek waar de woning gebouwd zal worden, is niet zonder voorwaarden geschikt voor het beoogde doel. De bodem op de plek waar een petroleumkachel in de kassen in gebruik is geweest (rondom boring 15), waar een matige verontreiniging met minerale olie in de (onder) grond is aangetroffen, moet nader worden onderzocht en gesaneerd. Op de andere delen van de locatie zijn slechts lichte verontreinigingen met zware metalen en/of som-DDD aangetroffen. Dit hoeft niet nader te worden onderzocht. Conclusie De Milieudienst heeft de milieusituatie voor de ontwikkeling aan de Kooijdijk 6 beoordeeld en komt tot de volgende conclusies: -
De bodem op de plek waar een petroleumkachel in de kassen in gebruik is geweest (rondom boring 15), waar een matige verontreiniging met minerale olie in de (onder) grond is aangetroffen, moet nader worden onderzocht en gesaneerd.
4.2
Archeologie Wetgevend kader Sinds 1 september 2007 kent Nederland de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz). Vanaf de inwerkingtreding van deze (wijzigings)wet zijn gemeenten verplicht rekening te houden met archeologische waarden in het
26
024.00.07.00.00.toe – Bestemmingsplan Kooijdijk 6 Westbroek –4 juni 2012
ruimtelijk ordeningsbeleid. Omdat het gemeentelijke archeologiebeleid in de gemeente De Bilt nog in ontwikkeling is, wordt bij beslissingen aangaande archeologie voorlopig de landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) en de Archeologische Monumentenkaart (AMK) gehanteerd. Op de AMK staan de terreinen met een archeologische waarde. De IKAW geeft zones aan met daarop de trefkans (hoog, middelhoog of laag) op het aantreffen van archeologische resten. De gemeente De Bilt heeft in de erfgoedverordening aan zowel de AMK-terreinen en de verwachtingszones van de IKAW ondergrenzen gekoppeld. Indien een plangebied groter en dieper is dan de gestelde ondergrens,
dient
archeologisch
onderzoek
conform
de
Archeologische
MonumentenZorg-Cyclus (AMZ-cyclus) te worden uitgevoerd. Situatie Het plangebied is gelegen in een zone met deels een hoge verwachting, deels een lage verwachting op basis van de IKAW. Op het perceel dat is gelegen naast Kooijdijk 6 (zie onderstaande uitsnede) is een waarneming gedaan van een archeologische vondst uit de prehistorie, waarschijnlijk daterend uit het mesolithicum of neolithicum (WNM 123199).
Uitsnede IKAW en AMK (bron: Archis 2, 15-12-2011)
024.00.07.00.00.toe – Bestemmingsplan Kooijdijk 6 Westbroek – 4 juni 2012
27
In begin 2012 heeft een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (IVO) door middel van verkennende en karterende boringen plaatsgevonden (ADC Archeoprojecten, rapport 2983, 27 februari 2012). Hieruit blijkt dat er een hoge kans bestaat op het aantreffen van archeologische resten uit de prehistorie, met name het mesolithicum en neolithicum. Deze verwachting is gebaseerd op het voorkomen van een dekzandrug in de ondergrond. Deze hoge gelegen locaties vormden in de prehistorie geliefde vestigingslocaties. De vondst van een fragment vuursteen, direct ten westen van het plangebied, geeft aan dat de dekzandrug ter plaatse van Kooijdijk 6 mogelijk bewoond is geweest. Uit het verkennend en karterend booronderzoek is gebleken dat er sprake is van een intacte dekzandrug. Op basis van het ontbreken van archeologische indicatoren in de boringen adviseert ADC ArcheoProjecten het plangebied vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkelingen. Conclusie en advies In het plangebied hoeft geen vervolgonderzoek uitgevoerd te worden voor de voorgenomen ontwikkeling. Indien in de toekomst ontwikkelingen plaatsvinden buiten de locaties waar nu bodemingrepen voorzien zijn, dient archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd in de vorm van een karterend booronderzoek. Dit omdat het huidige karterende booronderzoek enkel gericht is op de locaties waar bodemingrepen voorzien zijn.
4.3
Water Het Rijksbeleid ten aanzien van water is neergelegd in de Vierde Nota Waterhuishouding (1998). Hierin is aangegeven, dat het waterbeheer in Nederland moet zijn gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde duurzame watersystemen. Om dit te bereiken moet zoveel mogelijk worden uitgegaan van een watersysteembenadering en integraal waterbeheer. In de nota is onder meer aangegeven, dat stedelijk water meer aandacht moet krijgen. Volgens de nota Waterbeheer in de 21e eeuw (2000) moet aan het watersysteem meer aandacht worden gegeven om de natuurlijke veerkracht te benutten. Voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie ‘vasthouden-bergen-afvoeren’, staat hierbij centraal. Ook in stedelijke uitbreidingen dient daarom het overtollige hemelwater beter te worden vastgehouden. Het vroegtijdig betrekken van de waterbeheerder en het meewegen van het waterbelang is, door middel van de Watertoets, per 1 juli 2008 verankerd in art. 3.1.6 lid 1 sub b van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De watertoets is een overlegverplichting tussen initiatiefnemer en waterbeheerder(s) en geldt onder andere voor het vaststellen van een bestemmingsplan, of een wijzigings- en uitwerkingsplan als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub a en b Wro. De
28
024.00.07.00.00.toe – Bestemmingsplan Kooijdijk 6 Westbroek –4 juni 2012
watertoets omvat het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Situatie Oppervlaktewater In het plangebied is oppervlaktewater aanwezig in de vorm van enkele kavelsloten. Ten noorden van de Kooijdijk loopt een primair water. Hier geldt een beschermingszone van 5 m. Het plangebied valt buiten deze beschermingszone. Afkoppelen hemelwater Het schone hemelwater afkomstig van schone oppervlakken – zoals het dak – zal zoveel mogelijk infiltreren in de bodem of naar het oppervlaktewater worden afgevoerd. Dit komt ten goede aan de aanvulling van het grondwater, het vuilwaterriool wordt ontlast en het oppervlaktewater wordt minder belast. Om verontreiniging van afstromend hemelwater, oppervlaktewater en grondwater te voorkomen, zal duurzaam bouwen als uitgangspunt worden nagestreefd. Dit houdt concreet in het voorkomen van het gebruik van uitlogende materialen zoals lood, zink, koper, bitumineuze materialen en geïmpregneerd hout. Dit geldt voor de bouw- en de definitieve fase. Situatie In de toekomstige situatie zal sprake zijn van een functiewijziging. Hierbij zal het verhard oppervlak sterk afnemen ten opzichte van de huidige situatie. Het oppervlak van de bestaande sloten wordt niet aangepast. De ruimtelijke ontwikkeling voldoet aan de belangrijkste minimale voorwaarde van het ‘stand still beginsel’. Dit beginsel houdt in dat door het plan geen verslechtering van de waterhuishouding ontstaat. Hierdoor is er van een waterbelang nauwelijks sprake.
4.4
Natuurwaarden Wetgeving met betrekking tot de bescherming van de natuur richt zich op twee hoofdthema’s. Het gaat hierbij om de bescherming van natuurgebieden (gebiedsbescherming) en de bescherming van plant- en diersoorten (soortbescherming). Wetgevend kader Gebiedsbescherming Gebiedsbescherming wordt voornamelijk geregeld in de Natuurbeschermingswet (1998) en de Ecologische hoofdstructuur (EHS). Belangrijk is dat ruimtelij-
024.00.07.00.00.toe – Bestemmingsplan Kooijdijk 6 Westbroek – 4 juni 2012
29
ke projecten niet zonder meer mogen worden gerealiseerd in beschermde natuurgebieden. Projecten die in de nabijheid van beschermde natuurgebieden (inclusief de Habitatrichtlijngebieden) worden geprojecteerd, dienen te worden getoetst op de mogelijke negatieve effecten die zij op deze gebieden kunnen hebben en of zij verstoring zullen veroorzaken (externe werking). Indien dit het geval is, kan doorgang van het project mogelijk belemmeringen ondervinden. De provincie is hiervoor het bevoegde gezag. Voor bestemmingsplannen en wijzigingen hiervan, kan het noodzakelijk zijn dat een vergunning ex artikel 19d Natuurbeschermingswet aangevraagd moet worden. Soortbescherming Soortbescherming wordt geregeld in de Flora- en faunawet. In deze wet is een aantal planten en dieren aangewezen als beschermd. Deze beschermde organismen mogen niet zonder reden in hun bestaan worden aangetast. Belangrijk is het feit dat beschermde organismen ook buiten natuurgebieden voorkomen. De wet maakt een onderscheid tussen licht en zwaar beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik dan wel van ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, geldt voor sommige, licht beschermde soorten een vrijstelling. Aan deze vrijstelling zijn vaak voorwaarden verbonden. Voor zwaar beschermde soorten dient een ontheffing volgens art. 75 van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd bij het ministerie van LNV. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien: -
er sprake is van een wettelijk geregeld belang (groot maatschappelijk belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en ruimtelijke inrichting en ontwikkeling);
-
er geen alternatief is;
-
er geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.
Huidige situatie De boerderij met de bijliggende gronden ligt in een agrarisch gebied ten zuiden van Westbroek en ten zuiden van de Kooijdijk. Met betrekking tot de natuurwaarden zijn er gegevens bekend uit de Ecologiescan gemeente De Bilt 2005. Gebiedsbescherming Het plangebied ligt op ruim 900 m van een Natura 2000-gebied en in zijn geheel binnen het gebied dat is aangewezen als EHS. Provincie Utrecht heeft aangegeven dat vanwege de beperkte omvang van het perceel natuurontwikkeling voor de provincie niet van belang is. Soortbescherming Er zijn, met betrekking tot het voorkomen van soorten, gegevens bekend uit de Ecologiescan gemeente De Bilt 2005. Uit de scan blijkt dat de percelen van het bedrijf plantensoorten bevatten die behoren tot het type ‘vochtige bosrand’, ‘droge heide’, ‘blauw grasland’, ‘bloemrijke oevers’, ‘soortenrijk moe-
30
024.00.07.00.00.toe – Bestemmingsplan Kooijdijk 6 Westbroek –4 juni 2012
ras’ en ‘soortenrijke watervegetaties’. Hieruit blijkt dat de percelen zeer geschikt zijn voor een breed scala aan verschillende soorten planten. Verder zijn de volgende beschermde diersoorten aangetroffen op of in de directe nabijheid van het plangebied: heikikker, Noorse woelmuis en dwergvleermuis. Nieuwe situatie Gebiedsbescherming en soortbescherming Begin 2012 is een Quick scan Flora- en faunaonderzoek uitgevoerd (rapportnummer R11.541JMWF01, 27 februari 2012). De Quick scan geeft als conclusie dat er geen negatieve effecten zijn te verwachten met betrekking tot gebiedsbescherming. De volgende conclusies zijn getrokken: 1.
De uitvoering van de plannen zullen geen negatieve invloed hebben op het nabij gelegen Natura 2000-gebied.
2.
De uitvoering van de plannen zullen naar verwachting een positief effect hebben op het functioneren van de EHS.
3.
Vogels en amfibieën worden niet verstoord mits met de uitvoering van het plan rekening wordt gehouden met de gevoelige perioden voor de betreffende soorten.
4.
Er zijn geen overige strikt beschermde soorten aangetroffen of te verwachten.
5.
De zorgplicht uit de Flora- en faunawet moet altijd in acht worden genomen.
Conclusie Het aspect natuurwaarden vormt geen belemmering voor voorliggend initiatief.
4.5
Verkeer De ontsluiting van de nieuwe woning loopt langs de perceelsgrens van Kooijdijk 10, hier is reeds een bestaand pad gelegen. Dit pad zal worden doorgetrokken tot aan de nieuwe woning. Parkeren zal plaatsvinden op eigen terrein.
4.6
Geluidhinder Bij geluid (Wet geluidhinder) wordt onderscheid gemaakt in de geluidsbelasting ten gevolge van gezoneerde bedrijventerreinen, spoorwegen, wegverkeer en luchtverkeer. Voor deze ontwikkeling is alleen het wegverkeer relevant.
024.00.07.00.00.toe – Bestemmingsplan Kooijdijk 6 Westbroek – 4 juni 2012
31
Wetgevend kader Wet geluidhinder (Wgh) De Wgh schrijft voor dat voor nieuwe ontwikkelingen akoestisch onderzoek uitgevoerd moet worden, als deze plaatsvinden binnen een geluidszone. De Wgh omschrijft geluidszones langs wegen, spoorwegen en gezoneerde industrieterreinen. De geluidsbelasting moet worden getoetst ter plaatse van geluidsgevoelige objecten, aan de in de Wgh opgenomen voorkeurswaarde. Als deze voorkeurswaarde wordt overschreden kan het College van B&W, onder voorwaarde, ontheffing verlenen. Gemeentelijke beleidsregel hogere waarden Wgh De gemeente draagt zorg voor een zo goed mogelijke akoestische kwaliteit van de leefomgeving in situaties waar geluidsniveaus boven de wettelijke voorkeurswaarden niet kunnen worden voorkomen. Hiervoor stelt de gemeente duidelijke kaders voor ruimtelijke plannen en maakt ze de uitvoering tot het vaststellen van hogere waarden transparant. Het College van B&W heeft daarom de beleidsregel hogere waarden Wgh vastgesteld. In deze beleidsregel worden randvoorwaarden genoemd voor het toestaan van hogere geluidsbelastingen dan de voorkeurswaarde. Situatie De toekomstige woning komt te liggen in de geluidszone van de Kooijdijk en de Burgemeester Huydecoperweg. De geschatte geluidsbelasting bedraagt circa 43 dB en is daarmee lager dan de voorkeurswaarde. Conclusie Nader akoestisch onderzoek is niet noodzakelijk. Ten aanzien van het aspect verkeerslawaai zijn er geen beperkingen om het plan te realiseren.
4.7
Luchtkwaliteit Wetgevend kader Wet milieubeheer Voor luchtkwaliteit is de Wet luchtkwaliteit van toepassing. Deze wet, onderdeel van de Wet milieubeheer, is onder meer verder uitgewerkt in het Besluit niet in betekenende mate en de Regeling niet in betekenende mate. In het Besluit niet in betekenende mate is vastgelegd dat, wanneer een ontwikkeling niet meer bijdraagt dan 3% aan de grenswaarde, deze niet hoeft getoetst te worden aan de wettelijke grenswaarden. Doorvertaald betekent dit, dat meer dan 1,2 microgram per m3 wordt aangemerkt als in betekenende mate. In de Regeling niet in betekenende mate is dit doorvertaald naar 1.500 woningen. Wet ruimtelijke ordening Ruimtelijke plannen die procedures doorlopen conform de Wet ruimtelijke ordening, moeten voldoen aan het beginsel van een goede ruimtelijke orde-
32
024.00.07.00.00.toe – Bestemmingsplan Kooijdijk 6 Westbroek –4 juni 2012
ning. De formele definitie van het beginsel van een goede ruimtelijke ordening is: ‘het coördineren van de verschillende belangen tot een harmonisch geheel, dat een grotere waarde vertegenwoordigt dan het dienen van de belangen afzonderlijk’. Een goede luchtkwaliteit is een van de belangen, ofwel de luchtkwaliteit dient geschikt te zijn voor de beoogde functie. Daarom is het wenselijk om inzicht te hebben in de luchtkwaliteitssituatie en te bepalen of de mate van blootstelling acceptabel is. Situatie Het plan beoogt de realisatie van één woning. Conform de Regeling niet in betekenende mate, zal deze ontwikkeling niet in betekenende mate bijdragen aan de concentraties stikstofdioxide en fijn stof en hoeft daarom niet te worden getoetst aan de wettelijke grenswaarden voor luchtkwaliteit. Wel moet inzicht worden gegeven in de luchtkwaliteit vanwege het beginsel van een goede ruimtelijke ordening. De Milieudienst heeft de concentraties stikstofdioxide en fijn stof berekenend met het rekenmodel GeoMilieu, versie 1.81. In dit rekenmodel is het rekenhart STACKS+ geïntegreerd, welke voldoet aan de Regeling beoordeling. De concentraties zijn weergegeven in onderstaande figuren. Uit onderstaande figuren is af te leiden dat de concentratie stikstofdioxide en fijn stof zich beneden de wettelijk toegestane jaargemiddelde grenswaarde van 40 microgram per m3 bevinden. De uurgemiddelde grenswaarde voor stikstofdioxide wordt vanaf concentraties boven de 60 microgram per m3 overschreden. De concentraties in het plangebied bedragen maximaal 26 microgram per m 3, wat betekent dat ook aan de uurgemiddelde grenswaarde wordt voldaan. Naast een jaargemiddelde grenswaarde voor fijn stof is er ook een daggemiddelde grenswaarde van 50 microgram per m3 van kracht, die per jaar 35 keer mag worden overschreden. Uit statistische vergelijkingen van TNO en het RIVM blijkt dat deze grenswaarde bij een concentratie van 31,3 microgram per m 3 vaker dan 35 keer wordt overschreden. Aangezien de concentraties fijn stof in het plangebied maximaal 24 microgram per m3 bedragen, wordt ook aan deze daggemiddelde grenswaarde voldaan.
024.00.07.00.00.toe – Bestemmingsplan Kooijdijk 6 Westbroek – 4 juni 2012
33
Concentraties stikstofdioxide in 2011 in en nabij het pla ngebied
Concentraties fijn stof in 2011 in en nabij het plangebied
34
024.00.07.00.00.toe – Bestemmingsplan Kooijdijk 6 Westbroek –4 juni 2012
Conclusie en advies De ontwikkeling van één woning draagt niet in betekenende mate bij aan de concentraties stikstofdioxide en fijn stof. Dit betekent dat de ontwikkeling voldoet aan het wetgevende kader voor luchtkwaliteit, zoals vastgelegd in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer. Uit de berekeningen blijkt dat de concentraties stikstofdioxide maximaal 26 microgram per m3 bedragen in en rond het plangebied in het jaar 2011. De concentraties fijn stof in het gebied bedragen maximaal 24 microgram per m 3 in het jaar 2011. Dit betekent dat de toekomstige bewoners niet worden blootgesteld aan concentraties boven de grenswaarde. Hiermee wordt voldaan aan het beginsel van een goede ruimtelijke ordening.
4.8
Externe veiligheid Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen lopen als gevolg van aanwezigheid in de directe omgeving van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden bewaard en/of bewerkt, transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd en ondergrondse buisleidingen. De aan deze activiteiten verbonden risico’s moeten tot een aanvaardbaar niveau beperkt blijven. Wetgevend kader Het wettelijk kader voor risicobedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid inrichtingen (REVI). Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is het wettelijke kader vastgelegd in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en de onderliggende regelgeving. De weten regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt volgens verwachting medio 2012 herzien. Het beleid voor ondergrondse buisleidingen is vastgelegd in het Besluit Externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Situatie Bij de beoordeling van de externe veiligheidssituatie zijn twee begrippen van belang: -
Het plaatsgebonden risico (PR) richt zich als maat voor het risico vanwege activiteiten met gevaarlijke stoffen vooral op de basisveiligheid voor personen in de omgeving van die activiteiten. Aan het PR is een wettelijke grenswaarde verbonden die niet mag worden overschreden. Het PR wordt ‘vertaald’ als een risicocontour rondom een risicovolle activiteit, waarbinnen geen kwetsbare objecten (bijv. woningen) mogen liggen.
-
Het groepsrisico (GR) is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Rondom een risico-
024.00.07.00.00.toe – Bestemmingsplan Kooijdijk 6 Westbroek – 4 juni 2012
35
bron wordt een invloedsgebied gedefinieerd, waarbinnen grenzen worden gesteld aan het maximaal aanvaardbare aantal personen, de z.g. oriënterende waarde (OW). Dit is een richtwaarde, waarvan het bevoegd gezag, mits afdoende gemotiveerd, kan afwijken. Deze verantwoordingsplicht geldt voor elke toename van het GR, ook als de OW niet wordt overschreden. Beleidskader elektromagnetische straling Voor hoogspanningslijnen is het beleidskader beschreven in het ‘Advies met betrekking tot hoogspanningslijnen’ (Min. VROM d.d. 5 oktober 2005). Hierin adviseert de Staatssecretaris van VROM het in acht nemen van een veiligheidszone, waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla. Voor zendmasten (omroep/GSM/UMTS) zijn in de EU-publicatie 1999/519/EG blootstellingslimieten aanbevolen voor personen die permanent in de nabijheid van zendmasten verblijven. Nederland heeft deze aanbeveling overgenomen en opgenomen in de Telecommunicatiewet. Situatie Onderstaande uitsnede van de risicokaart (bron: Provincie Utrecht) toont de omgeving van het plangebied. Voor de beoordeling van de toekomstige situatie is in het kader van externe veiligheid alleen de geprojecteerde nieuwe woning van belang.
Uitsnede risicokaart, provincie Utrecht
Risicobedrijven Er zijn in de omgeving geen inrichtingen waarvan de risicocontouren het plangebied beïnvloeden.
36
024.00.07.00.00.toe – Bestemmingsplan Kooijdijk 6 Westbroek –4 juni 2012
Transport van gevaarlijke stoffen Er zijn in de omgeving geen transportroutes waarvan de risicocontouren het plangebied beïnvloeden. Buisleidingen Ten westen van de geplande nieuwe woning ligt op circa 175 m afstand een ondergrondse hogedruk-aardgasleiding. Het betreft een leiding met een doorsnede van 12 inch en een maximale werkdruk van 40 bar. Voor de leiding geldt geen contour voor het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar. De woning ligt ook ruim buiten de aandachtszone van 140 m voor het groepsrisico. De aardgasleiding vormt geen belemmering. Hoogspanningslijnen Ten
westen
van
de
geplande
nieuwe
woning
loopt
een
150
kV-
hoogspanningslijn. De woning ligt buiten de indicatieve veiligheidszone van 80 m langs de hoogspanningslijn. Er is geen sprake van een belemmering. Zendmasten Uit de gegevens op de website www.antenneregister.nl blijkt dat in de omgeving van het plangebied geen zendmasten aanwezig zijn die overschrijdingen kunnen veroorzaken van de geldende blootstellingslimieten voor elektrische en magnetische veldsterkten. Conclusie In zowel de bestaande als de toekomstige situatie is geen sprake van een plaatsgebonden risico of een groepsrisico. Er is ook geen risico door elektromagnetische straling van de aanwezige hoogspanningslijn of vanwege zendmasten. De aspecten externe veiligheid en elektromagnetische straling vormen geen belemmering voor de gewenste ontwikkeling. Er zijn voor deze aspecten geen vervolgonderzoeken nodig.
4.9
Bedrijven en milieuzonering Bij deze functiewijziging moet rekening worden gehouden met: -
eventuele milieuhinder afkomstig van omliggende bedrijven. Bij de nieuwe woning moet een aanvaardbaar woon- en leefklimaat zijn verzekerd;
-
omliggende bedrijven die niet in hun bedrijfsvoering mogen worden beperkt door de bouw van de nieuwe woning.
In de directe omgeving zijn enkele agrarische bedrijven gelegen. Deze bedrijven worden echter niet beperkt in de bedrijfsvoering door de komst van de nieuwe woning. Verwezen wordt in dit kader naar het advies van de Milieudienst, d.d.
024.00.07.00.00.toe – Bestemmingsplan Kooijdijk 6 Westbroek – 4 juni 2012
37
Conclusie Het aspect milieuzonering levert geen beperkingen op voor voorliggend plan.
4.10
Duurzaamheid Het integreren van duurzaamheid in nieuwbouwprojecten geeft kansen in iedere fase van een project. Zo kan door een slimme ruimtelijke planning het energieverbruik van gebouwen worden teruggedrongen door zongericht verkavelen. In het ontwerp van een gebouw kan de impact op het milieu verlaagd worden door de juiste materiaalkeuze en bijvoorbeeld het vermijden van uitlogende materialen als zink en koper of door het gebruik van gerecyclede of hernieuwbare materialen. Het gebruik van natuurvriendelijke materialen binnenshuis (leem, natuurverf) kan het binnenklimaat verbeteren. Dit resulteert in een gezonde en toekomstbestendige leefomgeving en kan daarbij kostenbesparend zijn. Op verschillende overheidsniveaus zijn wetten en beleid ontwikkeld, waarmee duurzame nieuwbouw gestimuleerd wordt. Dit advies heeft als doel inzicht te geven in relevant beleid en daarnaast biedt het handvatten voor het integreren van duurzaamheid in het nieuwbouwproject. Wetgeving en beleid Nationale wetgeving Het nationaal duurzaamheidsbeleid voor nieuwbouwprojecten richt zich voornamelijk op zuinig gebruik van fossiele energie en de inzet van hernieuwbare energiebronnen. Hiermee kan de CO2-uitstoot en daarmee klimaatverandering beperkt worden. In dit kader zijn er in het Bouwbesluit eisen gesteld aan de energieprestatiecoëfficiënt (EPC) van nieuwe gebouwen. Voor nieuwe woningen geldt op grond van het Bouwbesluit een EPC van maximaal 0,6. Vanaf 2015 geldt een EPC van 0,4, in 2020 een EPC van 0,0. Gemeentelijk beleid: DuBo-Convenant 2010-2014 Er is in 2001 een Convenant Duurzaam Bouwen afgesloten door o.a. de gemeente De Bilt, provincie Utrecht, hoogheemraadschap HDSR en woonstichting SSW. Deze is in februari 2010 geactualiseerd. In het DuBo-Convenant 2010-2014 wordt gebruik gemaakt van het instrument GPR Gebouw® (versie 4.1). Het gebouwontwerp kan getoetst worden aan een van te voren bepaald ambitieniveau door de maatregelen in te voeren in het digitale instrument GPR Gebouw®. De te nemen maatregelen kunnen door de ontwikkelaar zelf worden gekozen om het afgesproken ambitieniveau te bereiken. Aspecten duurzaam bouwen Bij het opstellen van het bestemmingsplan dient aandacht te worden geschonken aan:
38
024.00.07.00.00.toe – Bestemmingsplan Kooijdijk 6 Westbroek –4 juni 2012
-
het optimaliseren van daglichttoetreding in het ontwerp;
-
het plannen van voldoende aandeel glasoppervlak dicht bij het plafond;
-
het zo minimaal mogelijk houden van de belemmeringshoek voor zoninstraling;
-
het zo mogelijk integreren binnen de bouwstijl van de buitenzonwering.
-
het realiseren van > 70% zongerichte verkaveling;
-
het benutten van de toepassingsmogelijkheden voor zonne-energie zoals:
-
•
dakvlakken op het zuiden evenwijdig aan de gevellijn;
•
dakvlakken op het zuiden d.m.v. zadeldak, haaks op de gevellijn.
een zo gunstig mogelijke verhouding tussen gebruiks- (vloer) oppervlak en verlies (gevel/dak) oppervlak met name bij het appartementengebouw;
-
het plaatsen van de serre buiten de thermische schil (indien van toepassing);
-
het beschermen van onderhoudsgevoelige geveldelen in het ontwerp d.m.v. dakoverstek;
-
de mogelijkheden van gebruik van bouwmaterialen met een gunstige LCA-score;
-
het realiseren van een ankerloze spouwmuur;
-
de mogelijkheden om bij platte daken een lichtgewicht vegetatiedak toe te passen;
-
de mogelijkheid voor zwaluwpannen en neststenen in de gevel;
-
de levensloopbestendigheid (flexibiliteit in ontwerp, integrale toegankelijkheid) van de woningen;
-
het aspect sociale veiligheid;
-
de afkoppeling en infiltratie van hemelwater.
Conclusie Bij de uitwerking van voorliggend plan dient aandacht te worden geschonken aan de aspecten voor duurzaam bouwen, zoals vermeld onder voorgaande alinea.
4.11
Conclusie Voor voorliggend initiatief zijn geen belemmeringen vanuit de milieuaspecten. Alleen ten aanzien van het aspect bodem dient één locatie nader onderzocht, dan wel gesaneerd te worden. Dit levert echter geen problemen op ten aanzien van de uitvoerbaarheid van het plan ten aanzien van de milieuaspecten.
024.00.07.00.00.toe – Bestemmingsplan Kooijdijk 6 Westbroek – 4 juni 2012
39
5
J u r i d i s c h e p l a n o p z e t
Het onderhavige bestemmingsplan heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen voor de functieverandering van ‘agrarisch bedrijf’ naar ‘wonen’. Een en ander komt tot uitdrukking in de regels. Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geformuleerde uitgangspunten. Gestreefd is hierbij naar uniformering en standaardisering van bestemmingen en regels. Daarnaast is het plan opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (SVBP2008). Tevens is aangesloten bij het momenteel op te stellen Bestemmingsplan Buitengebied Maartensdijk. De in dit bestemmingsplan voorkomende regeling zal hieronder kort worden besproken.
5.1
Planregels Een bestemmingsplan kent aan gronden een bestemming toe en verbindt regels aan deze bestemming. Deze regels betreffen het gebruik van de gronden, maar onder meer ook de bouwmogelijkheden. De regels zijn nader onder te verdelen in: -
inleidende regels;
-
bestemmingsregels;
-
algemene regels;
-
overgangs- en slotregels.
Inleidende regels In deze regels staan de begrippen verklaard die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen. Verder wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen. Bestemmingsregels Deze regels betreffen het hart van het bestemmingsplan. In de bestemmingsregels wordt aangegeven waarvoor en - zo nodig – hoe de desbetreffende gronden gebruikt en bebouwd mogen worden. In dit bestemmingsplan komen drie bestemmingen voor.
024.00.07.00.00.toe – Bestemmingsplan Kooijdijk 6 Westbroek – 4 juni 2012
41
Agrarisch met waarden – 2 Conform het concept bestemmingsplan Buitengebied Maartensdijk is voor het grasland voor de nieuwe woning de bestemming ‘Agrarisch met waarden – 2’ opgenomen. Hieronder vallen gronden van bestaande agrarische bedrijven die niet onder natuurbestemming vallen. ‘Agrarisch met waarden – 2’ betreft het open weidegebied, het stadsrandgebied en het kleinschalig overgangsgebied. Hierbinnen is geen bouwvlak mogelijk, zodoende is geen agrarisch bedrijf toegestaan. Natuur Voor de natuurontwikkeling op de percelen is de bestemming ‘Natuur’ opgenomen. Binnen deze bestemming vallen zowel bosgebieden als de open natuurgebieden. De bestemming richt zich op het handhaven en versterken van de natuurwaarden in het gebied. Daarnaast zijn de bestaande dagrecreatie, bestaande wegen en voet- en fietspaden, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan. Het bouwen is beperkt tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Wonen Zowel de bestaande woning als de nieuwe woning krijgt de bestemming ‘Wonen’. De voor ‘Wonen’ bestemde gronden zijn bestemd voor wonen met tuinen en erven, aan-huis-verbonden beroepen en verder groenvoorziening, parkeergelegenheid (op eigen terrein) en bermen en waterlopen. Voor de nieuwe woning is opgenomen dat deze een maximale inhoud van 600 m3 zal krijgen. Algemene regels Het gaat hier om algemene regels die betrekking hebben op alle bestemmingen in het plan. In plaats van bij elke bestemming dezelfde regel te plaatsen, kan gebruik worden gemaakt van een algemene regel. In dit plan zijn de verplichte anti-dubbeltelbepaling en een algemene afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Overgangs- en slotregels Hieronder zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. Deze laatste regel geeft aan op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
42
024.00.07.00.00.toe – Bestemmingsplan Kooijdijk 6 Westbroek –4 juni 2012
6
V e r a n t w o o r d i n g
6.1
Economische verantwoording Het voorliggende plan wordt gerealiseerd op particulier initiatief. De kosten die gepaard gaan met de bijbehorende uitvoeringskosten zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De kosten voor het opstellen van dit bestemmingsplan en de bijbehorende ruimtelijk-juridische procedure zullen door middel van leges worden verrekend met de initiatiefnemer. Omdat de ontwikkeling op eigen terrein plaats zal vinden, zal planschade niet aan de orde zijn. De initiatiefnemer en de gemeente zijn een anterieure overeenkomst aangegaan waarin de voornoemde economische uitvoerbaarheid is vastgelegd. De gemeenteraad zal derhalve bij vaststelling van het bestemmingsplan tevens besluiten dat geen exploitatieplan wordt vastgesteld omdat de kosten anderszins zijn verzekerd.
6.2
Maatschappelijke verantwoording Het ontwerpbestemmingsplan wordt gedurende zes weken voor eenieder ter inzage gelegd. Binnen deze periode bestaat voor belanghebbenden de mogelijkheid een zienswijze in te dienen. In het kader van het wettelijke verplichte overleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is overleg met de gebruikelijke overlegpartners gevoerd. De overlegpartners hebben aangegeven geen reacties te hebben tegen het initiatief.
024.00.07.00.00.toe - Bestemmingsplan Kooijdijk 6 Westbroek - 12 juni 2012
43