Notitie Preventie en bestrijding van ongewenst gedrag ROC Leiden
Versie: Vastgesteld CvB:
1.5. 7-1-2013
1. Inhoudsopgave
Inhoudsopgave…………………………………………………………………………….. 2 Inleiding……………………………………………………………………………………... 3 Algemene richtlijn hoe te handelen bij ongewenst gedrag …………………………… 4 Samenvatting hoe te handelen bij ongewenst gedrag…………………………………. 5 Richtlijn hoe te handelen bij seksuele intimidatie………………………………………. 6 Richtlijn hoe te handelen bij discriminatie, radicalisering, agressie en geweld…….. 7 Bijlagen……………………………………………………………………………………… 10 Bijlage 1 Reglement inzake ongewenst gedrag ROC Leiden……………………….. 11 Bijlage 2 Klachtenregeling inzake ongewenst gedrag ROC Leiden………………… 14 Bijlage 3 Beleid van ROC Leiden inzake ongewenst gedrag………………………. 21 Preventie……………………………………………………… 21 Bestrijding…………………………………………………….. 21 Organisatie……………………………………………………. 21 Coördinatie, afstemming en ondersteuning………..…….. 22 Registratie, verslaggeving, archivering en bewaartermijn… 23 Bijlage 4 Reglement van de Vertrouwenscommissie Ongewenst gedrag …………. 24 Bijlage 5 Reglement van de Landelijke Klachtencommissie BVE …………………… 27 Bijlage 6 Inhoud van relevante wetsartikelen ………………………………………….. 28 Bijlage 7 Gedragscode inzake bemiddeling………………………………………….… 31
Notitie Preventie en Bestrijding Ongewenst Gedrag ROC Leiden Versie: 1.5
vastgesteld CvB 7-1-2013 -2-
2. Inleiding ROC Leiden is een ontmoetingsplaats van en voor veel mensen. Vanuit haar verantwoordelijkheid als onderwijsinstelling en als werkgever maakt ROC Leiden er serieus werk van om binnen de school een prettig werkklimaat te creëren voor studenten én medewerkers. Binnen ROC Leiden gelden gedragsregels. Deze regels gelden voor iedereen die een opleiding en/of onderwijs of cursus bij ROC Leiden volgt, werkzaamheden verricht, al of niet in dienstbetrekking bij ROC Leiden, of als bezoeker of anderszins (tijdelijk) deel uitmaakt van de gemeenschap van de onderwijsinstelling. Ondanks alle voorzorg kunnen zich binnen de schoolomgeving situaties voordoen waarmee men te maken krijgt met ongewenst en grensoverschrijdend gedrag. Om in dergelijke gevallen planmatig, uniform en consequent te kunnen handelen, biedt het ROC Veiligheidsplan houvast. Het ROC Veiligheidsplan ligt bij de receptie van de gebouwen en staat ook op Intranet. Deze notitie maakt onderdeel uit van het ROC Veiligheidsplan. “Bij ROC Leiden voel je je veilig”. Dit uitgangspunt is leidend bij het denken en handelen over sociale veiligheid en de maatregelen ter preventie en bestrijding van ongewenst gedrag. Hierbij heeft iedereen een taak en verantwoordelijkheid: het management, de leidinggevenden, de medewerkers en de studenten. Daarom geldt: Een veilige school….. daar blijven wij aan werken !
Toelichting: Deze notitie is een revisie van de Notitie Preventie en bestrijding van seksuele intimidatie, discriminatie, agressie en geweld ROC Leiden 2005, het laatst vastgesteld in januari 2011. De notitie maakt integraal onderdeel uit van het ROC Veiligheidsplan. Alle in deze notitie opgenomen informatie is naar beste kunnen samengesteld en verwerkt op basis van de thans geldende wet- en regelgeving. Wijzigingen zijn echter voorbehouden. Waar hij/hem/zijn etc. staat wordt ook zij/haar etc. gelezen.
Notitie Preventie en Bestrijding Ongewenst Gedrag ROC Leiden Versie: 1.5
vastgesteld CvB 7-1-2013 -3-
3. Algemene richtlijn hoe te handelen bij ongewenst gedrag
Zodra er een incident binnen school is, dat openlijk voor iedereen zichtbaar is, is veiligheid de allereerste zorg. Dit betekent (vermeende) daders afschermen en het opvangen van melder en getuigen. Zo nodig bedrijfshulpverlening (intern 3333) waarschuwen op politie (112). Het incident wordt gemeld bij de manager onderwijs/leidinggevende of bij één van de vertrouwenspersonen. Degene die de melding ontvangt biedt de eerste opvang aan de melder en/of de getuigen en maakt een inschatting over de ernst van de situatie. Als de omstandigheden rechtstreeks of indirect verband houden met de leer/opleidings- situatie bij ROC Leiden schakelt een leidinggevende in principe direct ook één van de vertrouwenspersonen in. Om een goed beeld te krijgen van een incident, zijn de volgende vragen vaak relevant: 1. Wat (incidentinhoud)? 2. Wanneer (datum en tijd)? 3. Wie (de betrokkenen)? 4. Waar (de locatie)? 5. Waarmee (voorwerpen of technische en digitale systemen)? 6. Waarom (motief)? 7. Met welke aanpak vindt het slachtoffer zelf dat hij geholpen is. Bij het bepalen van de aanpak wordt rekening gehouden met de richtlijnen en reglementen van ROC Leiden
Notitie Preventie en Bestrijding Ongewenst Gedrag ROC Leiden Versie: 1.5
vastgesteld CvB 7-1-2013 -4-
4. Samenvatting hoe te handelen bij ongewenst gedrag (HOMO) SEKSUELE INTIMIDATIE
SEKSUEEL MISBRUIK BINNEN/IN SAMENHANG MET DE SCHOOLSITUATIE
Personeel/studenten Melden i.v.m. opvang/ incidentenregistratie/ aanpak bij studentbegeleider/ manager onderwijs of bij vertrouwenspersoon
Personeel/studenten Melden i.v.m. opvang/ incidentenregistratie/ aanpak bij studentbegeleider/ manager onderwijs of bij vertrouwenspersoon
Personeel/studenten Melden i.v.m. opvang/ incidentenregistratie/ aanpak bij studentbegeleider/ manager onderwijs of bij vertrouwenspersoon
Personeel/studenten Melden i.v.m. opvang/ incidentenregistratie/ aanpak bij studentbegeleider/ manager onderwijs of bij vertrouwenspersoon
Vertrouwenspersoon Opvang klager/slachtoffer en hulp bij evt. klachtprocedure
Vertrouwenspersoon Opvang klager/slachtoffer en hulp bij evt. klachtprocedure. Meldplicht bij directie bij wetsovertredend gedrag
Vertrouwenspersoon Opvang klager/slachtoffer en hulp bij evt. klachtprocedure. Meldplicht bij directie bij ernstig letsel/wetsovertredend gedrag
Vertrouwenspersoon Opvang klager/slachtoffer en hulp bij evt. klachtprocedure
Directie Treft preventieve of sanctionerende maatregel tegen aangeklaagde(n) /dader(s)
Directie Treft preventieve of voorlopig sanctionerende maatregel tegen aangeklaagde(n) en meldt door naar CvB
Directie Treft preventieve of sanctionerende maatregel tegen aangeklaagde(n) /dader(s)
Directie Treft preventieve of sanctionerende maatregel tegen aangeklaagde(n) /dader(s)
College van Bestuur Beleidsvorming en maatregelen gericht op het vergroten van de schoolveiligheid
College van Bestuur Besluit na overleg met de vertrouwensinspecteur tot het al dan niet aangifte doen bij officier van justitie
College van Bestuur Beleidsvorming en maatregelen gericht op het vergroten van de schoolveiligheid
College van Bestuur Beleidsvorming en maatregelen gericht op het vergroten van de schoolveiligheid
Vertrouwensinspectie Kan ingeschakeld worden voor advies over de aanpak
Vertrouwensinspectie Verplicht melden en overleg met College van Bestuur inzake aangifte ja/nee
Vertrouwensinspectie Kan ingeschakeld worden voor advies over de aanpak
Vertrouwensinspectie Kan ingeschakeld worden voor advies over de aanpak
Politie/officier van justitie Bij strafbare feiten: Aangifte door slachtoffer Melding maken vanuit de school
Politie/officier van justitie Bij strafbare feiten: Aangifte door slachtoffer Verplichte melding door College van Bestuur bij politie/officier van justitie Meld- en aangifteverplichting bij justitie conform de Onderwijswet
Politie/officier van justitie Bij strafbare feiten: Aangifte door slachtoffer Melding maken vanuit de school
Politie/officier van justitie Bij strafbare feiten: Aangifte door of namens slachtoffer Melding maken vanuit de school
Geen meldplicht Wel melden i.v.m. incidentenregistratie
Geen meldplicht Wel melden i.v.m. incidentenregistratie
Geen meldplicht Wel melden i.v.m. incidentenregistratie
Notitie Preventie en Bestrijding Ongewenst Gedrag ROC Leiden Versie: 1.5
FYSIEK GEWELD
AGRESSIE EN PSYCHISCH GEWELD
vastgesteld CvB 7-1-2013 -5-
5. Richtlijn hoe te handelen bij seksuele intimidatie of seksueel misbruik Bij vormen van seksuele intimidatie en seksueel misbruik zijn slachtoffers vaak bang om melding te doen van de gebeurtenis. Schaamte is vaak de motivatie om geen melding te doen. Het slachtoffer moet zich gesteund voelen door de onderwijsdirectie. De leidinggevende geeft een duidelijk en overtuigend signaal af in de richting van de dader (repressief), getuigen (nazorg) en de omgeving (preventief). Om de periode tussen de melding en de uiteindelijke afhandeling te overbruggen is het uit het oogpunt van zorgvuldigheid, het emotionele karakter van de melding en het risico op verdere escalatie, soms noodzakelijk om een afkoelingsperiode in te stellen. Dit zal primair gelden voor de aangeklaagde student of medewerker, maar is soms ook noodzakelijk voor de klager zelf. De manager onderwijs en/of directeur is bevoegd om deze afkoelingsperiode op te leggen. Maatregelen bij studenten: Als de melder zich bij de studentbegeleider/manager onderwijs meldt, biedt deze de eerste opvang en schakelt daarna direct één van de vertrouwenspersonen in. Een melder kan zich ook rechtstreeks bij een van de vertrouwenspersonen om hulp vragen. Indien het slachtoffer of de aangeklaagde minderjarig is dan worden zo spoedig mogelijk de ouders/verzorgers door de manager onderwijs op de hoogte gesteld. De vertrouwenspersoon begeleidt en ondersteunt de melder, verwijst deze indien nodig naar een daarvoor in aanmerking komende (hulpverlenings)instantie, wijst de melder als het incident betrekking heeft op gebeurtenissen binnen school op de klachtenregeling en ondersteunt de melder bij de klachtenprocedure. Indien de aangeklaagde een andere student is dan wordt de manager onderwijs van de aangeklaagde student geïnformeerd en spreekt de manager onderwijs zo spoedig mogelijk met die student (hoor- en wederhoor). Het dringend advies is om voor deze aangeklaagde student ook een vertrouwenspersoon in te schakelen (zijnde een andere dan die de melder begeleidt). Betreft de aangeklaagde een medewerker zie hieronder in het gedeelte „maatregelen bij medewerkers‟. Als de studentbegeleider/manager onderwijs/vertrouwenspersoon een gegrond vermoeden heeft van ontucht, aanranding, verkrachting of loverboy-incidenten binnen ROC Leiden dan dient dit onmiddellijk gemeld te worden aan de directie. De directeur is in een dergelijke situatie verplicht, namens het bevoegd gezag, aangifte te doen bij de politie. Als de melder en aangeklaagde beiden open staan voor een gesprek dan dient dit, in samenspraak met de vertrouwenspersoon, zo spoedig mogelijk te worden georganiseerd. Er wordt, hangende het verdere onderzoek, een afkoelingsperiode ingesteld als dit naar het onderdeel van de directeur/manager onderwijs gewenst is. De melder wordt op de mogelijkheid gewezen om een officiële klacht in te kunnen dienen en op de klachtenprocedure die hierbij gevolgd dient te worden. De klachten op het gebied van seksuele intimidatie, discriminatie, racisme, agressie en geweld binnen ROC Leiden worden behandeld door de Vertrouwenscommissie Ongewenst Gedrag. Dit is een interne commissie en een adviserend orgaan en heeft als doel om objectief advies te geven over de te nemen maatregelen naar aanleiding van de genoemde klachten. Op basis van vertrouwelijkheid heeft de commissie bevoegdheid om een klacht op gegrond- of aannemelijkheid te onderzoeken en het bevoegd gezag hierover te adviseren. Als de feiten en omstandigheden en/of het oordeel van de Vertrouwenscommissie daartoe aanleiding geeft, treft het bevoegd gezag een disciplinaire maatregel op grond van de onderwijsovereenkomst en/of het studentenstatuut (schorsing, verwijdering e.d.).
Notitie Preventie en Bestrijding Ongewenst Gedrag ROC Leiden Versie: 1.5
vastgesteld CvB 7-1-2013 -6-
Als er aangifte bij de politie is gedaan en vervolgens het Justitie besluit om onderzoek in te stellen is de uitkomst van dat onderzoek leidend. Omdat een justitieel onderzoek in de regel een langere looptijd heeft, kan het bevoegd besluiten tot het nemen van een disciplinaire maatregel met in achtneming van de bovenstaande procedure. Elke melding/incident moet in het incidentregistratiesysteem worden geregistreerd. Tussen de leidinggevende en vertrouwenspersoon wordt afgesproken wie deze melding doet.
Maatregelen bij medewerkers: Als de melder zich bij de studentbegeleider of manager onderwijs meldt, biedt deze de eerste opvang en peilt de behoefte van de medewerker aan contact met één van de vertrouwenspersonen. De vertrouwenspersoon begeleidt en ondersteunt de melder en verwijst deze indien nodig naar een daarvoor in aanmerking komende (hulpverlenings)instantie, wijst de melder op de klachtenregeling en ondersteunt de melder bij de klachtenprocedure. Betreft de aangeklaagde een medewerker/student van een andere onderwijsteam/dienst dan wordt de leidinggevende van deze medewerker/student geïnformeerd en spreekt deze leidinggevende zo spoedig mogelijk met deze persoon (hoor- en wederhoor). Als de studentbegeleider/manager onderwijs/vertrouwenspersoon een gegrond vermoeden heeft van seksueel misbruik in de zin van het strafrecht binnen ROC Leiden dan dient dit onmiddellijk gemeld te worden aan de directie. De directeur is in een dergelijke situatie verplicht, namens het bevoegd gezag, aangifte te doen bij Justitie. Als de politie en vervolgens Justitie besluit om onderzoek in te stellen is de uitkomst van dit onderzoek leidend. De directeur dient tevens direct contact op te nemen met de Vertrouwensinspecteur als er redelijk vermoeden bestaat dat een personeelslid jegens een student seksueel misbruik heeft gepleegd. De aangeklaagde medewerker wordt door de direct leidinggevende naar daartoe aangewezen teamleden van de dienst A&A (Dolf Dubois en Marjan de Kievit) om (indien gewenst) informatie te krijgen over juridisch of sociaal hulpverlenende instanties, nazorg e.d. Indien dit naar het onderdeel van de directeur gewenst is wordt, hangende het verdere onderzoek, een afkoelingsperiode ingesteld. Indien de melder en aangeklaagde beiden open staan voor een gesprek dan dient dit in samenspraak met de dienst A&A zo spoedig mogelijk te worden georganiseerd. De melder wordt op de mogelijkheid gewezen om een officiële klacht in te kunnen dienen en op de klachtenprocedure die hierbij gevolgd dient te worden. De klachten op het gebied van seksuele intimidatie, discriminatie, racisme, agressie en geweld binnen ROC Leiden worden behandeld door de Vertrouwenscommissie Ongewenst Gedrag. Dit is een adviserend orgaan en heeft als doel objectief advies te geven over de te nemen maatregelen van klachten op het gebied van seksuele intimidatie, discriminatie, agressie en geweld. Op basis van vertrouwelijkheid heeft de commissie bevoegdheid om een klacht op gegrond- of aannemelijkheid te onderzoeken en het bevoegd gezag hierover te adviseren. Als de feiten en omstandigheden en/of het oordeel van de Vertrouwenscommissie daartoe aanleiding geeft, treft het bevoegd gezag, indien de aangeklaagde een medewerker betreft, een disciplinaire maatregel op grond van de arbeidsovereenkomst, de huidige CAO en/of andere binnen ROC Leiden van kracht zijnde richtlijnen en reglementen. Elke melding/incident moet in het incidentregistratiesysteem worden geregistreerd. Tussen de leidinggevende en vertrouwenspersoon wordt afgesproken wie deze melding doet.
Notitie Preventie en Bestrijding Ongewenst Gedrag ROC Leiden Versie: 1.5
vastgesteld CvB 7-1-2013 -7-
6.
Richtlijn hoe te handelen bij discriminatie, radicalisering, agressie en geweld
Medewerkers en studenten moeten zich veilig voelen binnen school. Incidenten binnen school dienen gesignaleerd te worden en bestreden in de lijn van deze notitie. Incidenten buiten school die wijzen op mishandeling of huiselijk geweld, waarbij studenten betrokken zijn, worden ten behoeve van het juist interpreteren van de signalen versneld besproken in het intern zorgoverleg.
Incidenten worden rechtstreeks gemeld bij de leidinggevende of de vertrouwenspersoon. Degene bij wie de melding binnen komt, maakt een inschatting van de ernst van de situatie. De allereerste zorg is de veiligheid. Als er een incident is dat openlijk voor iedereen zichtbaar is of er escalatie dreigt, dienen eventuele slachtoffers te worden opgevangen, (vermeende) daders worden afgeschermd en de melder en eventuele getuigen te worden opgevangen. Waarschuw zo nodig de bedrijfshulpverlening ( intern 3333) of de politie (112). Voor het verkennen van de situatie zijn de volgende vragen relevant: wat, wanneer, wie, waar, waarmee en waarom en wat is de ernst van de situatie. Bij twijfel vraagt degene bij wie de melding binnenkomt onmiddellijk advies bij een (collega-) vertrouwenspersoon, (collega-) leidinggevende of bij de personeelsadviseur. De melder wordt geïnformeerd over deze notitie en de daarin opgenomen klachtenregeling. Als het slachtoffer of de aangeklaagde minderjarig is worden de ouders/verzorgers door de manager onderwijs zo spoedig mogelijk op de hoogte gesteld. Indien dit naar het onderdeel van de manager onderwijs of directeur gewenst is wordt, hangende het verdere onderzoek, een afkoelingsperiode ingesteld. Met behulp van deze notitie wordt gekozen op welke manier de zaak wordt behandeld. Voor het beoordelen van de verwijtbaarheid is het relevant of het gedrag bij deze student(s) of medewerker(s) vaker is voorgekomen. Is er sprake van wetsovertredend gedrag dan dient onmiddellijk de Directie te worden geïnformeerd, zodat politie of justitie kunnen worden ingeschakeld. Als de politie en vervolgens het Justitie besluit om onderzoek in te stellen is de uitkomsten van dat onderzoek leidend. Ten behoeve van de (na)zorg voor de melder wordt - indien deze er nog niet bij betrokken is - de vertrouwenspersoon ingeschakeld. Elke melding/incident moet in het incidentregistratiesysteem worden geregistreerd. Tussen de leidinggevende en vertrouwenspersoon wordt afgesproken wie deze melding doet.
Maatregelen tegen studenten: Preventief: 1. Gesprek met de aangeklaagde student(en) door studentbegeleider/manager onderwijs. 2. Gesprek tussen melder en aangeklaagde student(s) door studentbegeleider/manager onderwijs, bij voorkeur in aanwezigheid van een vertrouwenspersoon. Afhankelijk van de ernst en noodzaak wordt besloten of eventueel vervolggesprekken dienen te worden georganiseerd. 3. Bespreking in zorgoverleg en waar gewenst verwijzing en/of inschakeling hulpverlening. 4. Om de periode tussen de melding en de uiteindelijke afhandeling te overbruggen is het uit het oogpunt van zorgvuldigheid, vanwege het emotionele karakter van de melding en het risico op verdere escalatie, soms noodzakelijk om een afkoelingsperiode in te stellen. Dit zal primair gelden voor de aangeklaagde student of medewerker, maar is soms ook noodzakelijk voor de klager zelf. De manager onderwijs of de directeur is bevoegd om deze afkoelingsperiode op te leggen.
Notitie Preventie en Bestrijding Ongewenst Gedrag ROC Leiden Versie: 1.5
vastgesteld CvB 7-1-2013 -8-
Sanctionerende mogelijkheden 1. De directeur kan op basis van het Studentenstatuut, de student als orde- of afkoelingsmaatregel bij een dringende reden gedurende een periode van maximaal 5 lesdagen schorsen. Deze termijn kan eenmaal met maximaal 5 lesdagen worden verlengd als daar aanleiding voor is; 2. Het bevoegd gezag kan, indien de feiten en het oordeel van de Vertrouwenscommissie daartoe aanleiding geven, een disciplinaire maatregel op grond van het Studentenstatuut en/of de onderwijsovereenkomst treffen/opleggen. (schorsing, verwijdering e.d.). 3. Bij wetsovertredend gedrag wordt aangifte gedaan bij politie of justitie. Maatregelen tegen medewerkers: Preventief: 1. Gesprek met de aangeklaagde medewerker(s) door de leidinggevende. 2. Gesprek tussen melder en aangeklaagde medewerker(s) door leidinggevende. Bij voorkeur wordt de melder hierbij begeleid door een vertrouwenspersoon. Afhankelijk van de ernst en noodzaak wordt besloten of eventueel vervolggesprekken dienen te worden georganiseerd. 3. Om de periode tussen de melding en de uiteindelijke afhandeling te overbruggen is het uit het oogpunt van zorgvuldigheid, vanwege het emotionele karakter van de melding en het risico op verdere escalatie, soms noodzakelijk om een afkoelingsperiode in te stellen. Dit zal primair gelden voor de aangeklaagde student of medewerker, maar is soms ook noodzakelijk voor de klager zelf. De manager onderwijs en/of directeur is bevoegd om deze afkoelingsperiode op te leggen. 4. Vervolg traject na advies van beleidsadviseur Arbo van het Bestuursbureau. Indien gewenst verwijzing en/of inschakeling hulpverlening.
Sanctionerende mogelijkheden 1. Het bevoegd gezag kan besluiten tot een ordemaatregel in de vorm van een schorsing, op grond van de huidige CAO en/of andere binnen ROC Leiden van kracht zijnde richtlijnen en reglementen. 2. Het bevoegd gezag kan, indien de feiten en het oordeel van de Vertrouwenscommissie daartoe aanleiding geven, een disciplinaire maatregel treffen op grond van de arbeidsovereenkomst, de huidige CAO en/of andere binnen ROC Leiden van kracht zijnde richtlijnen en reglementen. Bij overig grensoverschrijdend gedrag geldt het zgn. Goudse handelingsprotocol als richtlijn voor de wijze waarop hier binnen ROC Leiden mee wordt omgegaan. Dit protocol is opgenomen in het ROC Veiligheidsplan.
Notitie Preventie en Bestrijding Ongewenst Gedrag ROC Leiden Versie: 1.5
vastgesteld CvB 7-1-2013 -9-
7. Bijlagen Bijlage 1
Reglement inzake ongewenst gedrag binnen ROC Leiden
Artikel 1.
Begripsbepaling.
Algemeen: Ongewenst gedrag, te weten seksuele intimidatie, discriminatie, uitingen van radicalisering, agressie en geweld, kan zich voordoen in de volgende relaties: tussen leidinggevenden* onderling; tussen leidinggevende en niet - leidinggevende; tussen leidinggevende en student; tussen niet – leidinggevenden onderling; tussen niet leidinggevende en student; tussen studenten onderling; tussen studenten en externe personen in het kader van stage‟s of BPV. * degene die uit hoofde van zijn functie in het organigram bevoegd is om leiding te geven. Seksuele intimidatie: Dit zijn incidenten direct gericht tegen personen bestaande uit seksuele verbale of non-verbale communicatie, zonder fysiek seksueel contact (hieronder vallen ook seksuele bedreigingen). Dit zijn ook door een persoon als ongewenst ervaren seksueel getinte aandacht, toenadering of verzoeken om seksuele gunsten of ander verbale of non-verbale uitingen van seksuele aard. Seksueel misbruik Dit zijn incidenten direct gericht tegen personen bestaande uit daadwerkelijk fysiek seksueel contact. Loverboy /girl incidenten: Dit zijn incidenten direct gericht tegen personen waarbij een persoon onder valse voorwendselen uiteindelijk gedwongen wordt tot seksuele en/of (andere) illegale handelingen, en waarbij tussen het slachtoffer en de dader (in de ogen van het slachtoffer)een (liefdes)relatie bestaat of heeft bestaan. Discriminatie: Dit zijn incidenten waarbij onderscheid wordt gemaakt op grond van persoonskenmerken die geen aanvaardbaar motief vormen of in strijd met de wet zijn. Iedere uiting in woord, gedrag, geschrift of anderszins van een persoon of groep personen binnen de onderwijsinstelling waarbij sprake is van ontoelaatbare opvattingen over achterstelling van mensen, van doelbewuste belediging van of grievend handelen jegens anderen. Deze uitingen kunnen betrekking hebben op godsdienst, levensbeschouwing, politieke gezindheid, seksuele geaardheid, ras of op welke grond dan ook. Radicalisering: Radicalisering is het proces van toenemende bereidheid om diep ingrijpende veranderingen in de samenleving (eventueel op ondemocratische wijze) na te streven, te ondersteunen of anderen daartoe aan te zetten. Ingrijpende veranderingen zijn ontwikkelingen die een gevaar kunnen opleveren voor de democratische rechtsorde (doel), vaak met ondemocratische methoden (middel), die afbreuk doen aan de sfeer op school en het functioneren van de democratische rechtsorde (effect). Notitie Preventie en Bestrijding Ongewenst Gedrag ROC Leiden Versie: 1.5
vastgesteld CvB 7-1-2013 - 10 -
Agressie en geweld: Verbaal geweld Dit zijn incidenten gericht tegen personen waarbij deze direct psychisch worden bedreigd of aangevallen (roddelen en/of pesten en/of bedreigen), al dan niet met de bedoeling om één of meer personen mondeling dan wel schriftelijk te kwetsen, belachelijk te maken, of voor schut te zetten. Bedreiging Dit zijn incidenten direct gericht tegen personen waarbij via verbale of non-verbale communicatie gedreigd wordt schade toe te brengen aan die personen of hun eigendommen. Grove pesterijen Dit zijn incidenten direct gericht tegen personen met een duidelijk machtsverschil tussen dader(s) en slachtoffer(s) en waarbij sprake is van een systematisch en terugkerend karakter. Fysiek geweld Dit zijn incidenten direct gericht tegen personen waarbij het handelen gericht is tegen het lichaam van een ander. Er kan hierbij nog onderscheid gemaakt worden tussen fysiek geweld dat wel of geen letsel tot gevolg heeft. Eveneens kan er bij fysiek geweld sprake zijn van het gebruik van vuur-, steek- of en overige wapens. Onderwijsinstelling: ROC Leiden. Bevoegd gezag van de onderwijsinstelling: Het College van Bestuur. (CvB) Indien de klacht gericht is tot een lid van het College van Bestuur dan fungeert de Raad van Toezicht als het bevoegd gezag. Student: Een ieder die bij ROC Leiden als student of cursist staat ingeschreven en/of onderwijs bij ROC Leiden volgt, in de zin van artikel 1.1.1. sub f. van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs. Personeelslid: Een ieder die op basis van een dienstverband met ROC Leiden werkzaamheden verricht voor ROC Leiden. Artikel 2. Verbod inzake seksuele intimidatie, discriminatie, radicalisering, agressie en geweld. a) Een personeelslid en een student wordt geacht zich te onthouden van elke vorm van seksuele intimidatie, discriminatie, radicalisering, agressie en geweld. b) Dit verbod is ook van toepassing op een ieder zonder dienstverband met ROC Leiden, die beroeps- of bedrijfsmatig of als vrijwilliger of stagiair, werkzaamheden bij ROC Leiden verricht, en die uit dien hoofde (tijdelijk) geacht wordt deel uit te maken van de gemeenschap van ROC Leiden. c) Dit verbod geldt ook een ieder die de onderwijsinstelling bezoekt en uit dien hoofde tijdelijk geacht wordt deel uit te maken van de gemeenschap van ROC Leiden; d) Dit verbod geldt ook indien het incident telefonisch, schriftelijk of via internet plaats vindt.
Artikel 3.
Aangifteplicht.
Notitie Preventie en Bestrijding Ongewenst Gedrag ROC Leiden Versie: 1.5
vastgesteld CvB 7-1-2013 - 11 -
Lid 1. Indien het bevoegd gezag van de onderwijsinstelling kennis heeft dan wel een gegrond vermoeden heeft van een geval van ontucht, aanranding* of verkrachting binnen de eigen onderwijsinstelling dan wel wapenbezit is het verplicht daartoe aangifte te doen bij Justitie. (*aanranding van de eerbaarheid, zie artikel 246 WvSr.) Lid 2. De aangifteplicht zoals genoemd in lid 1, geldt eveneens wanneer het bevoegd gezag kennis draagt dan wel een gegrond vermoeden heeft van een geval van ontucht, aanranding of verkrachting dat zich heeft voorgedaan in een externe organisatie waarbinnen een student van de onderwijsinstelling onderricht in de theorie en/of praktijk van het beroep ontvangt of waarbinnen een personeelslid van ROC Leiden werkzaamheden verricht. Lid 3. Een persoon die ten behoeve van de onderwijsinstelling werkzaamheden verricht en kennis heeft van een geval van ontucht, aanranding, verkrachting of loverboy-incidenten binnen de onderwijsinstelling dient het bevoegd gezag hiervan onverwijld op de hoogte te stellen. Artikel 4.
Werkingssfeer.
Dit reglement heeft betrekking op alle gedragingen genoemd in artikel 1 die in redelijkheid tot de verantwoordelijkheid van de onderwijsinstelling kunnen worden gerekend. Van dit reglement zijn uitgezonderd besluiten met algemene strekking en het examenreglement (alsmede de toepassing ervan). Artikel 5.
Klachtenregeling en vertrouwenspersoon.
In overleg met de OR van de onderwijsinstelling komt het bevoegd gezag een klachtenregeling overeen inzake ongewenst gedrag en wijst de vertrouwenspersonen aan. De klachtenregeling wordt gelijktijdig met dit reglement vastgesteld. Artikel 6.
Jaarverslag.
In het (sociaal) jaarverslag van de instelling wordt als onderdeel van het personeelsbeleid van de onderwijsinstelling aandacht besteed aan de werking van dit reglement. Artikel 7.
Onvoorziene omstandigheden.
Indien er zich omstandigheden voordoen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het bevoegd gezag dan wel de Raad van Toezicht van de onderwijsinstelling. Artikel 8.
Inzage.
Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat een exemplaar van dit reglement en de klachtenregeling op een voor een ieder vrij toegankelijke plaats bij ROC Leiden ter inzage ligt en tevens via intranet toegankelijk is. Een exemplaar van het reglement wordt eveneens beschikbaar gesteld bij indiensttreding van een personeelslid en aan iedere persoon die voor of in opdracht van de onderwijsinstelling werkzaamheden verricht, aan studenten of anderen die op een of andere wijze betrokken zijn bij de onderwijsinstelling.
Artikel 9.
Slotbepaling.
Notitie Preventie en Bestrijding Ongewenst Gedrag ROC Leiden Versie: 1.5
vastgesteld CvB 7-1-2013 - 12 -
Lid 1. Wanneer ROC Leiden wordt geconfronteerd met journalistieke belangstelling voor een bepaald geval van ongewenste seksuele intimidatie, discriminatie, agressie en geweld of vermoedens daaromtrent, dienen alle perscontacten om redenen van privacy bescherming en veiligheid van de betrokkenen via het CvB van ROC Leiden te verlopen. Lid 2. Indien de melding omtrent ongewenste seksuele intimidatie, discriminatie, radicalisering, agressie en geweld een lid van het CvB betreft dan worden de taken met betrekking tot mogelijke perscontacten uitgevoerd door de voorzitter van de Raad van Toezicht van ROC Leiden, dan wel door anderen uitgevoerd, niet zijnde een lid van het CvB, op basis van opdrachten en eindverantwoordelijkheid van de voorzitter van de Raad van Toezicht van ROC Leiden. Artikel 10. Inwerkingtreding. Dit reglement is in werking getreden in november 1999 en is in de huidige geactualiseerde vorm in werking per 1 augustus 2012
Notitie Preventie en Bestrijding Ongewenst Gedrag ROC Leiden Versie: 1.5
vastgesteld CvB 7-1-2013 - 13 -
Bijlage 2
Klachtenregeling inzake ongewenst gedrag ROC Leiden.
Artikel 1.
Begripsbepaling.
Algemeen: De begripsbepaling als genoemd in artikel 1 van het Reglement inzake ongewenst gedrag ROC Leiden zijn onverkort van toepassing op deze klachtenregeling. Melding: Een melding is een uiting van onvrede over een behandeling, bejegening of besluit dat door betrokkene als onjuist wordt ervaren en is ingediend bij de vertrouwenspersoon of een leidinggevende. Klacht: Een klacht is een schriftelijke uiting van onvrede over een behandeling, bejegening of besluit dat door betrokkene als onjuist wordt ervaren en is ingediend bij de vertrouwenspersoon, de Vertrouwenscommissie Ongewenst Gedrag of de Landelijke Klachtencommissie BVE. Klager: De persoon die zich wendt tot de vertrouwenspersoon met een klacht over seksuele intimidatie, discriminatie, agressie of geweld, de Vertrouwenscommissie Ongewenst Gedrag of de Landelijke Klachtencommissie BVE. Aangeklaagde: De natuurlijke of rechtspersoon tegen wie de klacht is gericht. Vertrouwenscommissie: De Vertrouwenscommissie Ongewenst Gedrag van ROC Leiden tot wie de klager zich kan wenden met een klacht, die deze klacht ter zake behandelt. Vertrouwenspersoon: De door het CvB aangewezen functionaris tot wie de klager zich kan wenden voor advies, begeleiding en ondersteuning. Artikel 2.
Werkingssfeer.
Deze Klachtenregeling is van toepassing op ieder die werkzaamheden verricht voor de onderwijsinstelling dan wel een beroepsopleiding en/of onderwijs aan de onderwijsinstelling volgt of anderszins deel uitmaakt van de gemeenschap van de onderwijsinstelling en geconfronteerd wordt met seksuele intimidatie, discriminatie, agressie of geweld. Artikel 3.
Klachtenprocedure.
Lid 1. De klager is gerechtigd zonder tussenkomst van de vertrouwenspersoon een klacht over seksuele intimidatie, discriminatie, agressie of geweld in te dienen bij de Vertrouwenscommissie Ongewenst Gedrag dan wel bij de Landelijke Klachtencommissie BVE. Lid 2. De vertrouwenspersoon kan op verzoek van en namens de klager de klacht doorgeleiden naar de Vertrouwenscommissie Ongewenst Gedrag dan wel de Landelijke Klachtencommissie BVE. Notitie Preventie en Bestrijding Ongewenst Gedrag ROC Leiden Versie: 1.5
vastgesteld CvB 7-1-2013 - 14 -
Artikel 4.
Besluitvorming door het bevoegd gezag.
Lid 1. Binnen 30 dagen na ontvangst van het rapport van de Vertrouwenscommissie Ongewenst Gedrag of het eventuele advies van de Landelijke Klachtencommissie BVE neemt het bevoegd gezag een beslissing. Lid 2. Deze beslissing kan één of meerdere (diciplinaire) maatregelen inhouden, indien de Vertrouwenscommissie dan wel de Landelijke Klachtencommissie BVE de klacht gegrond heeft verklaard. Lid 3. Het bevoegd gezag stelt de klager en de aangeklaagde terstond op de hoogte van de genomen beslissing. Een afschrift van de beslissing wordt aan de Vertrouwenscommissie dan wel de Landelijke Klachtencommissie BVE gezonden. Artikel 5.
Vertrouwenspersoon.
Lid 1. Aanstelling en bekendmaking: a) Het bevoegd gezag wijst in overleg met de OR zes vertrouwenspersonen aan voor de duur van drie jaar. b) De selectieprocedure wordt georganiseerd door de beleidsmedewerker Arbo. b) Het bevoegd gezag kan besluiten de termijn van 3 jaar eenmalig te verlengen op basis van een positieve beoordeling over de taakuitvoering van de vertrouwenspersoon. c) Mocht het bevoegd gezag er niet in slagen om na de maximale zittingstermijn van 2 x 3 jaar een geschikte opvolger voor de vertrouwenspersoon te vinden, dan kan zij besluiten om de aanstellingstermijn van deze vertrouwenspersoon nogmaals met maximaal drie jaar te verlengen. d) Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat iedereen binnen de onderwijsinstelling op de hoogte kan zijn van het bestaan van de vertrouwenspersonen, de namen, het adres van de werkplek in de onderwijsinstelling en (GSM)-telefoonnummers van de vertrouwenspersonen en de klachtenprocedure. Lid 2. Taken vertrouwenspersoon. a) De vertrouwenspersoon geeft zelfstandig, in samenwerking met en/of op verzoek van het management van ROC Leiden voorlichting en informatie aan alle bij de onderwijsinstelling betrokken personen welke mede gericht zijn op het treffen van maatregelen ter voorkoming van vormen van seksuele intimidatie, discriminatie, agressie of geweld in de beroepsopleiding en/of onderwijs. De vertrouwenspersoon heeft een initiërende taak met betrekking tot voorlichting over de problematiek. Het doel van deze voorlichting is o.a.: het verlagen van de drempel om de vertrouwenspersoon te raadplegen cq. in te schakelen; - het bespreekbaar maken van de problematiek; het bevorderen van bewustwording en mentaliteitsverandering inzake de problematiek. b)
De vertrouwenspersoon functioneert als eerste aanspreekpunt bij vermoedens van klachten over seksuele intimidatie, discriminatie, agressie of geweld en zorgt voor de eerste opvang en begeleiding van degene die hiermee geconfronteerd is.
c)
De vertrouwenspersoon is verantwoordelijk voor de „nazorg‟ ten aanzien van de klager met het doel te voorkomen dat de klager wordt aangesproken op het feit dat deze Notitie Preventie en Bestrijding Ongewenst Gedrag ROC Leiden Versie: 1.5
vastgesteld CvB 7-1-2013 - 15 -
seksuele intimidatie, discriminatie, agressie of geweld aanhangig heeft gemaakt en om te bezien of, nadat de klacht is afgehandeld, de aanleiding van de klacht daadwerkelijk is weggenomen. d)
De vertrouwenspersoon verwijst indien nodig de klager naar daarvoor in aanmerking komende (hulpverlening)instanties en ondersteunt hem bij het inschakelen van deze instanties.
e)
De vertrouwenspersoon geeft begeleiding en ondersteuning aan de klager indien een klacht formeel aanhangig wordt gemaakt bij de Vertrouwenscommissie Ongewenst Gedrag of bij de Landelijke Klachtencommissie BVE en zal klager op zijn verzoek bijstaan en/of vertegenwoordigen tijdens een klachtenprocedure bij de genoemde commissies.
f)
De vertrouwenspersoon ziet erop toe dat een minderjarige student zich door de ouders/verzorgers kan laten vertegenwoordigen bij een verhoor door de Vertrouwenscommissie Ongewenst Gedrag of door de Landelijke Klachtencommissie BVE.
g)
De vertrouwenspersoon is verplicht tot geheimhouding van alle zaken die hij in zijn hoedanigheid als vertrouwenspersoon verneemt of heeft vernomen, ook nadat hij zijn taak als vertrouwenspersoon niet meer uitoefent voor de onderwijsinstelling. De geheim-houdingsplicht van de vertrouwenspersoon geldt niet ten overstaan van justitie daar waar er sprake is van wetsovertredend gedrag. De geheimhoudingsplicht geldt niet ten overstaan van de Vertrouwenscommissie Ongewenst Gedrag, de Landelijke Klachtencommissie BVE en het bevoegd gezag, indien de vertrouwenspersoon de klager of aangeklaagde begeleid bij de klachtprocedure. De plicht tot geheimhouding geldt eveneens niet ten aanzien van door de overheid erkende hulpverleningsinstanties, mits de klager of aangeklaagde hiermee akkoord gaat en mits de anonimiteit van de aangeklaagde wordt gewaarborgd.
h)
De vertrouwenspersoon brengt jaarlijks een geanonimiseerd verslag op hoofdlijnen uit aan het bevoegd gezag over zijn werkzaamheden.
i)
De vertrouwenspersoon houdt een archief bij van de aard en omvang van de door hem ontvangen klachten. Dit archief draagt hij over als hij van zijn functie als vertrouwenspersoon wordt ontheven.
j)
De vertrouwenspersoon draagt bij aan de evaluatie van zijn takenpakket en van de klachtenprocedure.
k)
De vertrouwenspersoon draagt op basis van opgedane ervaringen en knelpunten mogelijke oplossingen aan waarmee het beleid gericht tegen seksuele intimidatie, discriminatie, agressie of geweld kan worden opgesteld c.q. bijgesteld.
l)
De vertrouwenspersoon houdt zich op de hoogte van (landelijke) ontwikkelingen op het terrein van de preventie en bestrijding van seksuele intimidatie, discriminatie, agressie of geweld. Zonodig volgt de vertrouwenspersoon (na/bij)scholing op het gebied van de bestrijding van seksuele intimidatie, discriminatie, agressie of geweld.
Lid 3. Bevoegdheden. De vertrouwenspersoon beschikt tenminste over de volgende bevoegdheden; a) het geven van voorlichting over zijn functie en over seksuele intimidatie, discriminatie, agressie of geweld na het horen van de klager.
Notitie Preventie en Bestrijding Ongewenst Gedrag ROC Leiden Versie: 1.5
vastgesteld CvB 7-1-2013 - 16 -
b) het op eigen initiatief - met inachtneming van de privacy van de klager - kunnen raadplegen van interne en/of externe deskundigen. c)
het recht om aan individuele personeelsleden van de onderwijsinstelling, studenten en (vertegenwoordigers van) het bevoegd gezag die informatie te vragen die hij nodig acht voor het uitoefenen van zijn taak.
d) het op verzoek begeleiden van een klager c.q. diens vertegenwoordiger bij het indienen van een klacht en gedurende de behandeling van de klacht door de Vertrouwenscommissie Ongewenst Gedrag of Landelijke Klachtencommissie BVE. e) het begeleiden van een klager bij het inschakelen van een door de overheid erkende hulpverleningsinstantie(s). f)
het zorgen voor nazorg ten behoeve van de klager.
g) het bevoegd gezag op grond van signalen betreffende seksuele intimidatie, discriminatie, agressie of geweld in de instelling (on)gevraagd adviseren omtrent het te voeren beleid en de te treffen maatregelen. Lid 4. Taken en bevoegdheden voor de medewerkers die binnen de dienst A&A zijn aangewezen tbv de aangeklaagde medewerker a) De medewerker zorgt voor de eerste opvang en begeleiding van degene die wordt aangeklaagd of verdacht in verband met seksuele intimidatie, discriminatie, radicalisering, agressie of geweld. b) De medewerker begeleidt de aangeklaagde bij het inschakelen van de daarvoor in aanmerking komende sociaal of juridisch hulpverlenende instanties en ondersteunt hem bij het inschakelen van deze instanties. c) De medewerker is verplicht tot geheimhouding van alle zaken die hij in zijn hoedanigheid als contactpersoon voor de aangeklaagde medewerker verneemt of heeft vernomen, ook nadat hij deze taak niet meer uitoefent voor de onderwijsinstelling. Artikel 6.
Rechtsbescherming.
Het bevoegd gezag van de onderwijsinstelling draagt er zorg voor dat de (gewezen) vertrouwenspersoon niet uit hoofde van het uitvoeren van deze taak benadeeld wordt in zijn positie binnen de onderwijsinstelling. De vertrouwenspersoon kan uit zijn functie worden ontheven anders dan na het verlopen van zijn termijn, op eigen verzoek, bij slecht functioneren en vanwege bijzondere omstandigheden niet anders dan in goed overleg. Artikel 7.
Benadeling van de klager.
Een klager mag niet wegens het indienen van een klacht benadeeld worden in de uitoefening van zijn functie dan wel bij het volgen van een beroepsopleiding en/of onderwijs. Artikel 8.
Bekendmaking en beschikbaarstelling van de Klachtenregeling.
Lid 1. Het bevoegd gezag van de onderwijsinstelling licht alle bij de onderwijsinstelling betrokken partijen in over het bestaan van de Klachtenregeling. Lid 2.
Notitie Preventie en Bestrijding Ongewenst Gedrag ROC Leiden Versie: 1.5
vastgesteld CvB 7-1-2013 - 17 -
Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat een exemplaar van deze klachtenregeling beschikbaar is gesteld aan iedere persoon die voor of in opdracht van de onderwijsinstelling werkzaamheden verricht, aan studenten of anderen die op een of andere wijze betrokken zijn bij de onderwijsinstelling en tevens dat een exemplaar van deze Klachtenregeling op de onderwijsinstelling op een vrij toegankelijke plaats ter inzage voor een ieder ligt. Artikel 9.
Jaarverslag.
In het (sociaal) jaarverslag wordt als onderdeel van het personeelsbeleid aandacht besteed aan de werking van deze Klachtenregeling. Artikel 10.
Onvoorziene omstandigheden.
Indien er zich omstandigheden voordoen waarin deze Klachtenregeling niet voorziet, beslist het bevoegd gezag. Artikel 11.
Inwerkingtreding.
Deze regeling in werking getreden in november 1999 en is in de huidige geactualiseerde vorm in werking per 1 april 2012 Toelichting op de Klachtenregeling. Werkingssfeer. De Klachtenregeling is volgens artikel 2 van toepassing op een ieder die werkzaamheden verricht voor de onderwijsinstelling dan wel een beroepsopleiding en/of onderwijs volgt aan de onderwijsinstelling of anderszins deel uit maakt van de gemeenschap van de onderwijsinstelling en geconfronteerd wordt met seksuele intimidatie, discriminatie, radicalisering, agressie en geweld. Dit betekent dat niet alleen personen die in dienst zijn van de onderwijsinstelling een klacht kunnen indienen maar ook bijvoorbeeld gastdocenten, gedetacheerden, uitzend- en inhuurkrachten, stagiaires, ouder/verzorger namens de student en/of studenten.
In dit verband is ook van belang dat de Arbeidsomstandighedenwet aan het bevoegd gezag van de onderwijsinstelling een zorgplicht oplegt die zich niet alleen uitstrekt tot diegenen die in dienst zijn van de onderwijsinstelling maar tot iedereen die hun arbeid ter beschikking stellen aan de onderwijsinstelling. In de zin van deze Klachtenregeling kan ook worden geklaagd over mogelijk ongewenst gedrag t.a.v. seksuele intimidatie, discriminatie, agressie en geweld van leidinggevenden en/of medewerkers van bedrijven die gedurende bepaalde tijd werkzaamheden verrichten voor de onderwijsinstelling. Kwalificatie – eisen voor de functie van vertrouwenspersonen. De vertrouwenspersoon heeft onderstaande vaardigheden: - communicatievaardigheden zowel mondeling als schriftelijk; - vermogen tot retrospectie; - adviesvaardigheden; - een onafhankelijke opstelling kunnen innemen; - kunnen omgaan met vertrouwelijke informatie. De vertrouwenspersoon voldoet aan de onderstaande persoonlijke kwaliteiten: - heeft affiniteit met het onderwerp; - staat open voor iedereen binnen de onderwijsorganisatie; - empatisch vermogen; - geduld en het vermogen tot luisteren. Notitie Preventie en Bestrijding Ongewenst Gedrag ROC Leiden Versie: 1.5
vastgesteld CvB 7-1-2013 - 18 -
De vertrouwenspersoon heeft de onderstaande kennis: - materiedeskundigheid; - kennis van menselijke interactie; - sociale kaart, bij voorkeur ook contacten met hulpverleningsinstanties; - kennis van de interne structuur van de onderwijsinstelling en de interne klachtenprocedures; - kennis van externe juridische mogelijkheden; - kennis van en begrip hebben voor mensen met diverse culturele achtergronden; - methodische kennis van het geven van voorlichting. Aan vertrouwenspersoon wordt de eis gesteld: - het volgen van opleiding, jaarlijkse na/bijscholing gericht op het verkrijgen van kennis en vaardigheden in verband met uitoefenen van de taak van vertrouwenspersoon; - bereidheid tot intervisie. Seksuele intimidatie, discriminatie, agressie en geweld en beroepspraktijkvorming – buitenschools programma. De onderwijsinstelling verwacht van alle personen die op enigerlei wijze betrokken zijn bij de onderwijsinstelling dat zij zich onthouden van vormen van seksuele intimidatie, discriminatie, agressie en geweld. Daarnaast heeft de onderwijsinstelling de taak de studenten die in het kader van een buitenschoolsprogramma of activiteit zoals beroepspraktijkvorming aan de zorg van anderen worden toevertrouwd zoveel mogelijk te beschermen tegen seksuele intimidatie, discriminatie, agressie en geweld.
Notitie Preventie en Bestrijding Ongewenst Gedrag ROC Leiden Versie: 1.5
vastgesteld CvB 7-1-2013 - 19 -
In de beroepspraktijkovereenkomst (POK) die tussen student, de praktijk biedende organisatie en de onderwijsinstelling wordt gesloten is in artikel 10 van de POK de volgende bepaling opgenomen:
Artikel 10 Seksuele intimidatie, discriminatie, agressie en geweld 1. De onderwijsinstelling tolereert van medewerkers, studenten en degenen die diensten voor de onderwijsinstelling verrichten geen enkele vorm van seksuele intimidatie, discriminatie, agressie en geweld. 2. De organisatie treft maatregelen ter voorkoming en bestrijding van elke vorm van seksuele intimidatie, discriminatie, agressie en geweld. 3. Als een student tijdens werk of stage wordt geconfronteerd met seksuele intimidatie, discriminatie, agressie of geweld, heeft hij het recht de werkzaamheden onmiddellijk te onderbreken. Het voorval dient direct gemeld bij de vertrouwenspersoon of praktijkbegeleider van de organisatie en/of de onderwijsinstelling. Het voorval en de werkonderbreking kunnen geen reden zijn voor een slechte beoordeling. De notitie Preventie en Bestrijding Ongewenst Gedrag van de onderwijsinstelling is hier van toepassing. 4. Als de leidinggevende van de onderwijseenheid of bevoegd gezag van de onderwijsinstelling kennis heeft dan wel een gegrond vermoeden heeft van misdrijf of poging daartoe binnen de organisatie is deze verplicht aangifte te doen bij de politie. Indien noodzakelijk zal ROC Leiden nagaan of en zo ja, op welke wijze het bedrijf/organisatie invulling geeft aan beleid inzake voorkomen en bestrijding van seksuele intimidatie, discriminatie, radicalisering, agressie en geweld en wat hierover eventueel in de CAO voor het desbetreffende bedrijf/organisatie is opgenomen.
Notitie Preventie en Bestrijding Ongewenst Gedrag ROC Leiden Versie: 1.5
vastgesteld CvB 7-1-2013 - 20 -
Bijlage 3.
Beleid van ROC Leiden
ROC Leiden streeft er naar een veilige en comfortabele omgeving te creëren voor zowel studenten als voor medewerkers. Het beleid is erop gericht dat eventueel voorkomende seksuele intimidatie, discriminatie, agressie en geweld stopt en in de toekomst niet meer voorkomt. ROC Leiden tracht dit te realiseren door het garanderen van een goede opvang en afwerking van klachten en tegelijk te werken aan preventie, bewustwording en draagvlakverbreding. Kortom: preventie en bestrijding. Een van de belangrijkste middelen in het kader van preventie is voorlichting. 3.1. Preventie. ROC Leiden stelt de volgende maatregelen in ter voorkoming van seksuele intimidatie, discriminatie, agressie en geweld:
Het geven van informatie en voorlichting door leidinggevenden, docenten, studentbegeleiders en vertrouwenspersonen. Hieronder verstaan we zakelijke informatie over bijvoorbeeld de bereikbaarheid van de vertrouwenspersonen en de klachtenprocedure. De voorlichting richt zich op houdings- dan wel gedragsveranderingen. We hebben hier te maken met werkcultuur binnen branches, collegialiteit, loyaliteit, groepsnormen, e.d. De informatie is gericht op de verschillende doelgroepen van de schoolorganisatie. Het in het „Studentenstatuut‟ en in de „Praktijkovereenkomst‟ opnemen van een verwijzing naar het ROC Beleid inzake ongewenst gedrag..
3.2. Bestrijding. ROC Leiden stelt de volgende maatregelen in ter bestrijding van seksuele intimidatie, discriminatie, agressie en geweld:
het vaststellen van een Reglement inzake seksuele intimidatie, discriminatie, agressie en geweld, kortweg Ongewenst Gedrag; (bijlage 1) het vaststellen van een Klachtenregeling seksuele intimidatie, discriminatie, agressie en geweld, kortweg Ongewenst Gedrag; (bijlage 2) het aanstellen van in totaal zes vertrouwenspersonen (zowel voor personeel als voor studenten) met als taak klachten over seksuele intimidatie, discriminatie, agressie en geweld te signaleren en de klager te ondersteunen en te begeleiden. (bijlage 4) het aanwijzen van twee leden uit het team van de afdeling Advies en Administratie (1 man, 1 vrouw) met als taak de aangeklaagde te informeren, te begeleiden en te verwijzen (bijlage 2) het aanstellen van de Vertrouwenscommissie Ongewenst Gedrag, alsmede het vaststellen van het reglement voor deze commissie. (bijlage (8)
3.3. Organisatie. -a- Preventie en bestrijding van seksuele intimidatie, discriminatie, agressie en geweld behoren tot het aandachtsgebied van de leidinggevende. Dit houdt in dat de leidinggevende regelmatig duidelijk maakt dat seksuele intimidatie, discriminatie, agressie en geweld niet getolereerd wordt. Dit kan hij doen door: ROC Leiden beleid uit te dragen in persoonlijke contacten binnen en buiten de onderwijsinstelling; het onderwerp structureel op te nemen in de reguliere overlegsituaties; het onderwerp op te nemen in de lijst van te bespreken onderwerpen tijdens functioneringsgesprekken met de medewerkers van zijn onderdeel.
Notitie Preventie en Bestrijding Ongewenst Gedrag ROC Leiden Versie: 1.5
vastgesteld CvB 7-1-2013 - 21 -
-b- De leidinggevende biedt de mogelijkheid tot het geven van voorlichting of andere relevante activiteiten die in dit kader ondernomen worden door de vertrouwenspersonen van ROC Leiden. Verder wordt gestimuleerd dat jaarlijks binnen het onderwijsprogramma aandacht wordt besteed aan de gedragsregels binnen ROC Leiden.. -c- Daarnaast stelt ROC Leiden een aantal vertrouwenspersonen aan. Alle aangestelde vertrouwenspersonen zijn beschikbaar voor zowel de studenten als de medewerkers van ROC Leiden. Het is wenselijk om voor de helft van het aantal benoemde vertrouwenspersonen vrouwelijke kandidaten beschikbaar te hebben. Het aantal vertrouwenspersonen wordt zo gekozen dat alle studenten en medewerkers een keuze kunnen maken en is vanaf het schooljaar 2012-2013 vastgesteld op 6 personen. Uitgangspunt is dat er geen directe les-werkrelatie behoeft te zijn tussen klager en de gekozen vertrouwenspersoon. ROC Leiden kiest voor interne vertrouwenspersonen omdat dit in het algemeen de toegankelijkheid voor de personen die zich tot de vertrouwenspersoon willen wenden, vergroot. Daarnaast kent de interne vertrouwenspersoon de cultuur van de onderwijsinstelling. De taken en bevoegdheden van de vertrouwenspersoon zijn beschreven in de Klachtenregeling. (bijlage 2). De persoonlijke competenties van de vertrouwenspersoon zijn beschreven in de toelichting op de Klachtenregeling. De vertrouwenspersoon heeft (krijgt) de beschikking over een aantal faciliteiten: basiswerktijd van 80 klokuren, op te nemen in de jaartaakbrief; gelegenheid tot deskundigheidsbevordering – scholing; gelegenheid voor collegiaal overleg – intervisie; een geschikte ruimte die als spreekkamer gebruikt kan worden; een GSM-toestel; computerapparatuur voorzien van passende software ten behoeve van de vertrouwelijke registratie. 3.4. Coördinatie afstemming en ondersteuning. De coördinatie van de preventie en bestrijding van seksuele intimidatie, discriminatie, agressie en geweld ligt bij de Beleidsmedewerker Arbo van het Bestuursbureau. Deze draagt zorg voor afstemming tussen de vertrouwenspersonen, voor afstemming over de voorlichtende en beïnvloedende activiteiten, voor verzameling van de gegevens over seksuele intimidatie, discriminatie, agressie en geweld ten behoeve van jaarverslagen, rapportages e.d. Naast deze notitie geldt het Goudse handelingsprotocol als richtlijn voor de wijze waarop binnen ROC Leiden met grensoverschrijdend gedrag wordt omgegaan. ROC Leiden heeft zich aangesloten bij de Landelijke Klachtencommissie BVE. Deze klachtencommissie maakt deel uit van de Stichting Geschillencommissie Onderwijs. Het reglement van de Landelijke Klachtencommissie BVE is als bijlage 5 opgenomen in deze notitie. 3.5. Registratie, verslaggeving, archivering en bewaartermijn. -
Alle incidenten op het gebied van ongevallen, ongewenst gedrag e.d. worden geregistreerd in het incidentregistratieprogramma. De uitkomsten van de registratie dienen als signalering en verantwoording en worden frequent besproken in het „veilige school‟ overleg.
-
De klachten die bij de Vertrouwenspersoon worden ingediend, worden per kalenderjaar geregistreerd op een hiervoor bestemde formulier. Deze gegevens worden verwerkt tot een ROC Leiden totaaloverzicht en opgenomen in het (Sociaal) Jaarverslag.
Notitie Preventie en Bestrijding Ongewenst Gedrag ROC Leiden Versie: 1.5
vastgesteld CvB 7-1-2013 - 22 -
-
-
-
-
Elke Vertrouwenspersoon brengt jaarlijks, begin april, verslag uit aan de directeur van het Bestuursbureau van de uitgevoerde werkzaamheden tijdens het voorafgaande kalenderjaar (bijlage 4). In dit verslag wordt ingegaan op de behaalde resultaten, de mogelijke veranderingen (toename, afname, verschuiving in de aard) van de ingebrachte klachten en de vertrouwenspersoon geeft zijn mening over de vermoedelijke dan wel bewijsbare oorzaken hiervan. Zo mogelijk worden aanbevelingen gedaan om onwenselijke situaties in bijv. units, bepaalde opleidingen of gebouwen te bestrijden dan wel ongedaan te maken. In het jaarverslag van de vertrouwenspersoon worden persoonlijke gegevens geanonimiseerd. De vertrouwenspersoon houdt archief bij van de klachten die bij hem aangebracht zijn. Bij het beëindigen van de taak draagt de vertrouwenspersoon zijn archief over aan de Beleidsmedewerker Arbo van het Bestuursbureau. Dit overgedragen archief wordt door de Beleidsmedewerker zodanig opgeborgen dat de vertrouwelijkheid van de stukken gewaarborgd is. Toegang tot dit archief heeft de Beleidsmedewerker Arbo en de directeur van het Bestuursbureau. De bewaartermijn van archiefstukken voor meldingen van studenten is: 2 jaar na uitschrijving. De bewaartermijn voor archiefstukken voor meldingen van medewerkers is: 2 jaar na uitdiensttreding. Indien er archiefstukken zijn van medewerkers betreffende disciplinaire maatregelen getroffen binnen het kader van het onderwerp; Seksuele intimidatie, discriminatie, agressie en geweld, wordt de wettelijke bewaartermijn in acht gehouden.
Notitie Preventie en Bestrijding Ongewenst Gedrag ROC Leiden Versie: 1.5
vastgesteld CvB 7-1-2013 - 23 -
Bijlage 4:
Reglement van de Vertrouwenscommissie Ongewenst Gedrag
Artikel 1: Instelling en taken Vertrouwenscommissie 1. Er is een Vertrouwenscommissie Ongewenst Gedrag die kennis neemt van een klacht, als bedoeld in de „Klachtenregeling inzake seksuele intimidatie, discriminatie, radicalisering, agressie of geweld ROC Leiden‟, hierna te noemen Vertrouwenscommissie; 2. De Vertrouwenscommissie geeft gevraagd of ongevraagd advies aan het bevoegd gezag over: a. (on)gegrondheid van de klacht; b. het nemen van maatregelen; c. overige door het bevoegd gezag te nemen besluiten. 3. De Vertrouwenscommissie neemt, ter bescherming van de belangen van alle direct betrokkenen, de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht bij de behandeling van een klacht. De leden van de Vertrouwenscommissie zijn verplicht tot geheimhouding van alle zaken die zij in die hoedanigheid vernemen. Deze plicht vervalt niet, nadat betrokkene zijn taak als lid van de Vertrouwenscommissie heeft beëindigd. 4. De Vertrouwenscommissie brengt jaarlijks aan het bevoegd gezag schriftelijk verslag uit van haar werkzaamheden. Artikel 2 Samenstelling Vertrouwenscommissie 1. 2. 3. 4.
De Vertrouwenscommissie bestaat uit een voorzitter en twee leden. Deze worden benoemd, geschorst en ontslagen door het College van Bestuur. Het College van Bestuur benoemt daarnaast één plaatsvervangend lid. De Vertrouwenscommissie is zodanig samengesteld dat zij voldoende deskundig moet worden geacht klachten in behandeling te nemen. 5. Leden van het personeel, leden van het College van Bestuur of het bevoegd gezag, alsmede cursisten van de instelling en ouders / voogden / verzorgers, de vertrouwenspersoon kunnen geen zitting hebben in de Vertrouwenscommissie. 6. De Vertrouwenscommissie wijst uit haar midden een (plaatsvervangend) voorzitter aan. 7. Het College van Bestuur wijst een (plaatsvervangend) secretaris aan. Artikel 3 Bevoegdheden van de Vertrouwenscommissie De Vertrouwenscommissie is bevoegd 1. om kennis te nemen van klachten op het gebied van seksuele intimidatie, discriminatie, agressie en geweld, zoals genoemd Klachtenregeling inzake seksuele intimidatie, discriminatie, radicalisering, agressie of geweld ROC Leiden; 2. om de klager en /of aangeklaagde of andere betrokkene(n) om een (mondelinge of schriftelijke) toelichting te vragen, indien dit naar het oordeel van de commissie relevant is voor de behandeling van de klacht;
Artikel 4 Zittingsduur Notitie Preventie en Bestrijding Ongewenst Gedrag ROC Leiden Versie: 1.5
vastgesteld CvB 7-1-2013 - 24 -
1. De (plaatsvervangende) leden van de Vertrouwenscommissie worden benoemd voor de periode van vier jaar en zijn terstond één maal herbenoembaar. 2. De voorzitter en de leden kunnen op ieder moment ontslag nemen. Artikel 5: In behandelneming van de klacht door de commissie 1. Zodra de klacht is ontvangen, wordt onverwijld een afschrift aan het College van Bestuur en aan de aangeklaagde (of diens wettelijke vertegenwoordiger) gezonden. 2. De voorzitter van de Commissie besluit binnen 14 dagen na ontvangst van de klacht de klacht niet ontvankelijk als de klacht zich niet richt een klacht, als bedoeld in de „Klachtenregeling inzake seksuele intimidatie, discriminatie, radicalisering, agressie of geweld ROC Leiden‟, de klacht niet is gemotiveerd. de ongewenste gedraging zich meer dan twee jaar voor het indienen van de klacht heeft voorgedaan 3. De klager wordt per ommegaande in kennis gesteld van het feit dat de klacht nietontvankelijk wordt verklaard door de Vertrouwenscommissie. Daarbij wordt tevens de reden van niet-ontvankelijkheid aangegeven. Artikel 6: Voorbereiding klachtenbehandeling 1. Nadat de Vertrouwenscommissie heeft besloten de klacht in behandeling te nemen, doet de secretaris een afschrift van de klacht, alsmede van andere door klager overgelegde stukken, aan de aangeklaagde toekomen en stelt hij aangeklaagde in de gelegenheid daarop binnen drie weken schriftelijk te reageren. 2. De Vertrouwenscommissie wint zonodig de noodzakelijk geachte nadere informatie in. 3. Indien dit naar het oordeel van de Vertrouwenscommissie relevant is voor de behandeling van de klacht, kan de commissie de klager en /of aangeklaagde of andere betrokkene(n) om een (mondelinge of schriftelijke) toelichting vragen, al dan niet in de vorm van een hoorzitting. Artikel 7: Rapportage van de Vertrouwenscommissie 1. Binnen 30 dagen na ontvangst van de klacht brengt de Vertrouwenscommissie schriftelijk rapport uit. 2. Het advies komt tot stand met meerderheid van stemmen 3. In het rapport doet de commissie uitspraak of en zo ja, in welke mate de klacht gegrond is. 4. De uitspraak houdt tevens de gronden in waarop zij berust. 5. Ingeval de klacht(en) ongegrond is(zijn) bevonden geeft de commissie een advies aan het College van Bestuur of en zo ja welke rehabilitatie van de aangeklaagde gewenst is. 6. De Vertrouwenscommissie brengt haar rapportage ter kennis van de klager, de aangeklaagde, de betrokken vertrouwenspersoon en het College van Bestuur. 7. De Vertrouwenscommissie legt van elke behandelde klacht een vertrouwelijk dossier aan, dat separaat wordt bewaard. Daaruit wordt geen onder geheimhouding gegeven informatie verstrekt dan met toestemming van betrokkene(n). De dossiers worden na drie jaar na de behandeling door de Vertrouwenscommissie vernietigd. Artikel 8: Beslissing College van Bestuur 1. Indien de Vertrouwenscommissie de klacht gegrond acht, neemt het College van Bestuur binnen 30 dagen na de ontvangst van de uitspraak en het advies een besluit over het treffen van maatregelen.
Notitie Preventie en Bestrijding Ongewenst Gedrag ROC Leiden Versie: 1.5
vastgesteld CvB 7-1-2013 - 25 -
2. Indien de Vertrouwenscommissie de klacht ongegrond acht, neemt het College van Bestuur zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen 10 werkdagen na de ontvangst van de uitspraak en het advies een besluit over het treffen van (algemene) maatregelen. 3. Indien een klacht ongegrond wordt geacht voorziet het College van Bestuur na overleg met de aangeklaagde in een passende rehabilitatie en nazorg. 4. Het College van Bestuur wijkt slechts bij gemotiveerd besluit af van een advies van de Vertrouwenscommissie. 5. Het besluit van het College van Bestuur wordt ter kennis gebracht van de Vertrouwenscommissie, de klager, aangeklaagde en de vertrouwenspersoon als deze heeft bemiddeld bij het indienen van de klacht. Artikel 9: Termijnen Indien door dwingende omstandigheden de Commissie niet in staat is geweest om binnen de daarvoor gestelde termijn een advies te geven, van de voorzitter besluiten om deze termijn te verlengen. Van een besluit tot verlenging van de beslistermijn ontvangt klager, het bevoegd gezag en aangeklaagde schriftelijk bericht. De in deze regeling opgenomen termijnen worden opgeschort voor de duur van de eventuele instellingsvakantie(s) die binnen deze termijnen vallen.
Artikel 10: Overige bepalingen 1. Het bevoegd gezag kan, na hierover instemming te hebben verkregen van de medezeggenschapsraad, besluiten de taak van de Vertrouwenscommissie de beëindigen en zich aansluiten bij een landelijke commissie. 2. Leden van de commissie en hun plaatsvervanger(s) zijn uitsluitend verantwoording verschuldigd aan elkaar.
Notitie Preventie en Bestrijding Ongewenst Gedrag ROC Leiden Versie: 1.5
vastgesteld CvB 7-1-2013 - 26 -
Bijlage 5
Reglement van de Landelijke Klachtencommissie BVE
die per 01-04-1999 is ingesteld door de Stichting Geschillencommissies Onderwijs
Voor de inhoud wordt hierbij verwezen naar : www.onderwijsgeschillen.nl op verzoek kan de volledige tekst ook worden opgevraagd bij de afdeling Administratie en Advies (A&A) van ROC Leiden.
Notitie Preventie en Bestrijding Ongewenst Gedrag ROC Leiden Versie: 1.5
vastgesteld CvB 7-1-2013 - 27 -
Bijlage 6 .
Wet- en regelgeving. De zorgplicht strekt zich uit tot allen die arbeid verrichten binnen de onderwijsinstelling. Dus management, onderwijsgevenden en onderwijsondersteunend en beheerspersoneel maar ook voor bijvoorbeeld gastdocenten, stagiaires, uitzendkrachten, leden van overleggroepen en ouders indien ze deelnemen aan activiteiten van de onderwijsinstelling. 6.1. Arbo-wet (versie geldend vanaf 18 maart 1999) Hoofdstuk I: Definities en toepassingsgebied. Artikel 1. Definities. (ingekorte weergave) 3e. psychosociale arbeidsbelasting: de factoren seksuele intimidatie, agressie en geweld, pesten enwerkdruk in de arbeidssituatie die stress teweeg brengen; f. stress: een toestand die als negatief ervaren lichamelijke, psychische of sociale gevolgen heeft; g. arbeidsplaats: iedere plaats die in verband met het verrichten van arbeid wordt of pleegt te worden Artikel 2: Deze wet en de daarop berustende bepalingen zijn mede van toepassing op: a. arbeid verricht binnen de exclusieve economische zone; b. verrichtingen van studenten in onderwijsinrichtingen of gedeelten daarvan, open ruimten daaronder begrepen, die vergelijkbaar zijn met arbeid in de beroepspraktijk; Hoofdstuk II: Arbeidsomstandighedenbeleid. Aspecten van Arbo-beleid Artikel 3. 2. De werkgever voert, binnen het algemeen arbeidsomstandighedenbeleid, een beleid gericht op voorkoming en indien dat niet mogelijk is beperking van psychosociale arbeidsbelasting. Voorlichting en onderricht. Artikel 8. 2. De werkgever zorgt ervoor dat de werknemers doeltreffend worden ingelicht over de te verrichten werkzaamheden en de daaraan verbonden risico's, alsmede over de maatregelen die erop gericht zijn deze risico's te voorkomen of te beperken. Tevens zorgt de werkgever ervoor dat de werknemers doeltreffend worden geïnformeerd. Voorkoming van gevaar voor derden. Artikel 10 1.Indien bij of in rechtstreeks verband met de arbeid die de werkgever door zijn werknemers doet verrichten in een bedrijf of een inrichting of in de onmiddellijke omgeving daarvan gevaar kan ontstaan voor de veiligheid of de gezondheid van andere personen dan die werknemers, neemt de werkgever doeltreffende maatregelen ter voorkoming van dat gevaar.
Algemene verplichtingen van de werknemers. Artikel 11
Notitie Preventie en Bestrijding Ongewenst Gedrag ROC Leiden Versie: 1.5
vastgesteld CvB 7-1-2013 - 28 -
De werknemer is verplicht om in zijn doen en laten op de arbeidsplaats, overeenkomstig zijn opleiding en de door de werkgever gegeven instructies, naar vermogen zorg te dragen voor zijn eigen veiligheid en gezondheid en die van de andere betrokken personen. Met name is hij verplicht om: a. arbeidsmiddelen en gevaarlijke stoffen op de juiste wijze te gebruiken; b. de hem ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen op de juiste wijze te gebruiken en na gebruik op de daartoe bestemde plaats op te bergen, een en ander voor zover niet krachtens deze wet is bepaald dat werknemers niet verplicht zijn beschermingsmiddelen als vorenbedoeld te gebruiken; c. de op arbeidsmiddelen of anderszins aangebrachte beveiligingen niet te veranderen of buiten noodzaak weg te halen en deze op de juiste wijze te gebruiken; d. mede te werken aan het voor hem georganiseerde onderricht bedoeld in artikel 8; e. de door hem opgemerkte gevaren voor de veiligheid of de gezondheid terstond ter kennis te brengen aan de werkgever of degene die namens deze ter plaatse met de leiding is belast; f. de werkgever en de werknemers en de andere deskundige personen, bedoeld in artikel 13, eerste tot en met derde lid, de personen, bedoeld in artikel 14, eerste lid, en de arbodienst, indien nodig bij te staan bij de uitvoering van hun verplichtingen en taken op grond van deze wet. 6.2. CAO-BVE. In de artikelen E-25 t/m E-27 van de CAO-BVE 2007 - 2009 wordt bepaald dat het bevoegd gezag een beleid voert dat gericht is op het voorkomen van seksuele intimidatie, racisme, radicalisering, agressie en geweld gedurende de werktijden of in verband met de arbeid. De werkgever wordt geacht een regeling ter zake te hanteren en in overleg met de OR een klachtenprocedure overeen te komen en een vertrouwenspersoon te benoemen. ROC Leiden heeft een andere benaming gekozen dan die hier in de CAO wordt genoemd met de overtuiging te handelen binnen de voorwaarden van de CAO. 6.3. Deelnemersraad (deze wordt bij ROC Leiden Studentenraad genoemd) Op basis van de Wet van 17 december 2009, tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op de ondernemingsraden in verband met de medezeggenschap van personeel en deelnemers in de educatie en het beroepsonderwijs (medezeggenschap educatie en beroepsonderwijs), geldt het volgende. De deelnemersraad heeft instemmingsbevoegdheid met betrekking tot voorgenomen besluiten van het bevoegd gezag ten aanzien van: o.a. de beroeps- en klachtenregelingen voor deelnemers,het beleid met betrekking tot toelating, schorsing en verwijdering van deelnemers en de regels op het gebied van veiligheid, gezondheid en welzijn voor zover deze de deelnemers betreffen.
6.4. Wet bestrijding van seksueel geweld en seksuele intimidatie in het onderwijs. Meld- en aangifteplicht (1999) Voor klachten over seksuele intimidatie in de schoolsituatie geldt naast de richtlijn van het Wetboek van Strafrecht, ook de Wet Preventie en bestrijding van seksueel geweld en seksuele intimidatie in het onderwijs (1999). Artikel 4: Verplichting tot overleg en aangifte inzake zedenmisdrijven 4.1. Indien het bevoegd gezag op enigerlei wijze bekend is geworden dat een ten behoeve van zijn instelling met taken belast persoon, zich mogelijk schuldig maakt of heeft gemaakt Notitie Preventie en Bestrijding Ongewenst Gedrag ROC Leiden Versie: 1.5
vastgesteld CvB 7-1-2013 - 29 -
aan een misdrijf tegen de zeden als bedoeld in titel XIV van het Wetboek van Strafrecht jegens een minderjarige leerling van de school, treedt het bevoegd gezag onverwijld in overleg met de vertrouwensinspecteur. 4.2. Indien uit het overleg bedoeld in het eerste lid, moet worden geconcludeerd dat er sprake is van een redelijk vermoeden dat de desbetreffende persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf als bedoeld in het eerste lid jegens een minderjarige leerling van de school, doet het bevoegd gezag onverwijld aangifte bij een opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 141 van het wetboek van Strafvordering, en stelt het bevoegd gezag de vertrouwensinspecteur daarvan onverwijld in kennis. 4.3. Indien een personeelslid op enigerlei wijze bekend is geworden dat een ten behoeve van de school met taken belast persoon zich mogelijk schuldig maakt of heeft gemaakt aan een misdrijf bedoeld in het eerste lid jegens een minderjarige leerling van de school, stelt het personeelslid het bevoegd gezag daarvan onverwijld in kennis. 6.5. Wetboek van Strafrecht. Artikel 242 WvSr. „Hij die door geweld of een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid iemand dwingt tot het ondergaan van handelingen die bestaan of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, wordt als schuldig aan verkrachting gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete van de vijfde categorie.‟ Artikel 245 WvSr. „Hij die iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen pleegt die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of geldboete van de vijfde categorie.‟ Artikel 246 WvSr. „Hij die door geweld of een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid iemand dwingt tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen wordt, als schuldig aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid, gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of geldboete van de vijfde categorie.‟ Artikel 247 WvSr. 1.„Hij die iemand van wie hij weet dat hij in staat van bewusteloosheid of lichamelijke onmacht verkeert, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens lijdt dat hij niet of onvolkomen in staat is zijn wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden of iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen pleegt of laatstgemelde tot het plegen of dulden van zodanige handelingen buiten echt met een derde verleidt, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie.‟ Artikel 249 WvSr. 1. „Hij die ontucht pleegt met zijn minderjarig kind, stiefkind of pleegkind, zijn pupil, een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige of zijn minderjarige bediende of ondergeschikte, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie. 2. Met dezelfde straf wordt gestraft: 1°. de ambtenaar die ontucht pleegt met een persoon aan zijn gezag onderworpen of aan zijn waakzaamheid toevertrouwd of aanbevolen;
Notitie Preventie en Bestrijding Ongewenst Gedrag ROC Leiden Versie: 1.5
vastgesteld CvB 7-1-2013 - 30 -
2°. de bestuurder, arts, onderwijzer, beambte, opzichter of bediende in een gevangenis, rijksinrichting voor kinderbescherming, weeshuis, ziekenhuis, of instelling van weldadigheid, die ontucht pleegt met een persoon daarin opgenomen; 3°. degene die, werkzaam in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg, ontucht pleegt met iemand die zich als patiënt of cliënt aan zijn hulp of zorg heeft toevertrouwd.
Bijlage 7
Gedragscode inzake bemiddeling
Met regelmaat worden vertrouwenspersonen gevraagd deel te nemen aan gesprekken tussen medewerkers en leidinggevende waar een conflictueuze situatie speelt. De vertrouwenspersonen kunnen een luisterend oor bieden, echter geen onpartijdige procesbegeleider zijn. Een gedragscode wordt gewenst. Hierbij is het volgende van toepassing: - Indien een vertrouwenspersoon wordt betrokken bij zaken van arbeidsvoorwaardelijke aard, kan de vertrouwenspersoon fungeren als klankbord ofwel ‘luisterend oor’. De vertrouwenspersoon kan besluiten de collega emotioneel bij te staan. De vertrouwenspersoon mengt zich niet in het conflict en neemt geen deel aan de gesprekken tussen de medewerker en zijn leidinggevende. De vertrouwenspersoon kan advies geven om een drie-gesprek te laten organiseren (medewerker-leidinggevende-personeelsadviseur) of deskundige bemiddeling adviseren, in de vorm van mediation (Centrum voor Onderwijsmediation) of juridische bijstand (vakbond of advocaat). De medewerker kan in voorkomende gevallen financiële bijstand aanvragen bij de Beleidsmedewerker Arbo van het Bestuursbureau. .
Notitie Preventie en Bestrijding Ongewenst Gedrag ROC Leiden Versie: 1.5
vastgesteld CvB 7-1-2013 - 31 -