Nota ter voorbereiding van de Rondetafelconferentie muziekgerelateerde hinder en gehoorverlies op 1 december 2009 Naar aanleiding van de jaarlijks weerkerende discussie rond mogelijke hinder en gehoorschade veroorzaakt door luide muziek op onder andere festivals, wordt op 1 december 2009 een rondetafelconferentie georganiseerd. Centrale thema’s van deze conferentie zijn muziekgerelateerde hinder en gehoorverlies. Deze bijeenkomst moet gezien worden als een startmoment voor een brede discussie en gedragen oplossing rond de problematiek van muziekgerelateerde gehoorschade en hinder. Initiatief nemers zijn de Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, Joke Schauvliege, en de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Jo Vandeurzen. Voorliggend document is slechts een discussietekst ter voorbereiding van deze rondetafelconferentie en heeft niet de bedoeling volledig te zijn of een compleet overzicht te geven van alle verschillende standpunten. Na 1 december wordt een verslag opgemaakt met de synthese van de rondetafelconferentie.
Rondetafelconferentie muziekgerelateerde hinder en gehoorschade 1dec 2009 Voorbereidende nota van 26 nov 2009
-1-
1
Beschrijving van de huidige situatie
De wetenschappelijke literatuur vermeldt als effecten van geluid op de mens o.a. hinder, slaapverstoring, gehoorschade, stresseffecten (verhoogde bloeddruk, cardiovasculaire effecten), cognitieve effecten (aandacht, motivatie, leerprestaties), angst en depressie, verstoring van het immuunsysteem1. In het kader van deze discussie wordt verder ingegaan op de aspecten gehoorschade en hinder. 1.1 Gehoorschade op korte en middellange termijn Een gehoortrauma is een omvattende term voor gehoorschade door teveel geluid (vb. tijdens het bijwonen van een concert) waarbij symptomen (oorsuizingen, pijn, …) duidelijk waarneembaar zijn. Dit (acuut) gehoortrauma kan blijvende gehoorschade veroorzaken. Gehoorschade uit zich vaak als een combinatie van gehoorverlies, tinnitus, hyperacusis (overgevoeligheid van geluiden), distortie (vervorming van geluid) en diplacusis (de waarneming van verschillende toonhoogtes links en rechts). In het begin is gehoorverlies dipvormig (rond 4000 Hz); het betreft de karakteristieke notch of lawaaidip. Er zijn twee fasen te onderscheiden. In eerste instantie is er de tijdelijke gehoorbeschadiging, die in feite dient te worden gezien als alarmsymptoom. Er ontstaat een tijdelijke drempelverschuiving of “temporary threshold shift” (TTS) die normaliseert na enkele uren of dagen. Dit gaat vaak gepaard met oorsuizen. In een volgende fase is de beschadiging onomkeerbaar. Het gehoorverlies blijft voorgoed aanwezig en ook het oorsuizen neemt niet meer af. Tinnitus of oorsuizen ontstaat als gevolg van een letsel ter hoogte van de gehoorzenuw. Doordat de isolatielaag rond deze zenuw is aangetast, ontstaan kortsluitingen in de normale geleiding van de gehoorzenuw. De hersenstam en hersenen gaan zich daaraan aanpassen. Die gewijzigde informatie hoort men als oorsuizen. De gevolgen van oorsuizen zijn groot. 40 procent van de tinnituspatiënten heeft slaapstoornissen, bij één op de vijf geeft het oorsuizen aanleiding tot een belangrijk verlies van de levenskwaliteit. Meer dan de helft van de tinnituspatiënten zou last hebben van een depressie. In het dagelijkse leven wordt de moderne mens vrijwel de hele dag blootgesteld aan allerlei vormen van geluid: industrie, verkeer, muziek … Algemeen geldt dat geluid met een niveau onder 75 dB(A) geen permanente schade kan veroorzaken. Vanaf 80 - 85 dB(A) zal schade optreden, mits men lang genoeg aan dat geluid wordt blootgesteld. In een werkomgeving is de blootstellingslimiet in België 85 dB(A) en dit voor maximum 8 uur per dag gedurende 40 uur per week. Aan hogere niveaus mag men slechts gedurende kortere perioden worden blootgesteld. Aangezien geluid een logaritmische grootheid is, neemt de blootstellingtijd snel af. Algemeen wordt aangenomen dat de blootstellingstijd halveert bij een verdubbeling van de geluidsdosis, zijnde 3 dB(A). Voor 90 dB(A) is die ongeveer 3 uur voor 100 dB(A) nog slechts 20 min.
1
Niet alle effecten worden eenstemmig ondersteund door wetenschappelijke studies. Voor hinder, slaapverstoring en gehoorschade is het oorzakelijk verband wetenschappelijke voldoende bewezen, voor stresseffecten wordt de wetenschappelijke zekerheid als ‘beperkt tot voldoende’ beoordeeld.
Rondetafelconferentie muziekgerelateerde hinder en gehoorschade 1dec 2009 Voorbereidende nota van 26 nov 2009
-2-
Volgens de WHO is gehoorverlies door lawaai op het werk, de meest voorkomende beroepsziekte. Ook in België en Nederland staat lawaai slechthorendheid bovenaan de lijst van beroepsziekten. Niet enkel de beroepsbevolking loopt een ernstig risico maar ook en vooral onze jongeren. Door het intensief ‘consumeren’ van luide muziek op festivals, fuiven of via draagbare muziekspelers wordt hun gehoor vandaag de dag al op zeer jonge leeftijd overbelast. De medische gevolgen zijn genoegzaam bekend. De financiële en sociale gevolgen worden spijtig genoeg onderschat. Tewerkstelling en economisch succes zijn immers niet langer gebaseerd op ‘handvaardigheid’ maar op ‘communicatie’. Wie moeite heeft om een gesprek te volgen in een vergadering, tijdens zijn werk of op een feestje dreigt financieel en sociaal uit de boot te vallen. Ook van de machinearbeider wordt vandaag de dag verwacht dat hij efficiënt communiceert. Minder arbeidsparticipatie betekent economische schade door daling van het rendement en een slechtere positie op de arbeidsmarkt. 1.2 dB(A) of dB(C) Klassieke gehoorschade, veroorzaakt door industrielawaai in arbeidsomstandigheden, wordt voor wat betreft de grenswaarden voor dagelijkse blootstelling (8u per dag – 40 uur per week) beoordeeld op basis van een geluidsniveau uitgedrukt in dB(A). Dit betekent dat het fysische geluidssignaal bij de meting in de lage frequenties wordt afgezwakt (zie figuur 1).
Figuur 1: De A-, en C-weegfuncties voor het meten van geluidsdrukniveaus
Voor wat betreft industrielawaai, dat meestal een breed frequentiespectrum omvat met zowel lage als hoge frequenties, zou dit een gepaste weergave zijn van wat in werkelijkheid in het oor gebeurt. Het frequentiespectrum van de hedendaagse muziek en de technische mogelijkheden van de huidige akoestische weergaveapparatuur (o.a. luidsprekers) maken echter dat er bij muziekgeluid een overmaat is aan lage frequenties. Bij recente metingen werden regelmatig frequentiebanden van 40 en 31,5 Hz gemeten. Maar het zijn net deze frequenties die bij een A-weging worden uitgefilterd. Daarom pleiten sommigen om te meten in dB(C). Daarnaast zijn er nog enkele andere argumenten om bij de beoordeling van muziekgeluid over te schakelen naar een C-weging. Rondetafelconferentie muziekgerelateerde hinder en gehoorschade 1dec 2009 Voorbereidende nota van 26 nov 2009
-3-
Ten eerste worden alle punten op een zelfde isofoon als even luid ervaren. Dit wil ook zeggen dat niet alle verschillende frequenties die met dezelfde geluidsintensiteit worden geproduceerd, door het oor even luid gepercipieerd worden. Dit is het principe van de curven van gelijke luidheid (zie figuur 2). De A-weging maakt gebruik van een wegingsfilter op basis van de isofoon 40 foon. Dit wil zeggen dat een geluid met een frequentie van 1000 Hz bij een geluidsdruk van 40 dB ook werkelijk met een luidheid van 40 dB wordt ervaren. Volgens de isofoon 40 foon wordt een geluid met een frequentie van 31,5 Hz pas bij een geluidsdruk van 80 dB ervaren met een luidheid van 40 dB. Bij de C-weging die gebruikt maakt van een wegingsfilter op basis van isofoon 100 foon bedraagt het verschil tussen beiden slechts 10 dB ipv de 40 dB verschil bij de isofoon 40 foon. Bij de C-weging zijn de isofoonkrommen vlakker waardoor ook bij lage frequenties de luidheid dichter bij de geluidsdruk ligt.
Figuur 2: Fletcher-Munson curven of isofoonkrommen. Dit zijn curven van gelijke luidheid: alle frequentiepunten op één lijn worden als even luid ervaren.
Daarnaast is er bij hoge geluidsniveaus sprake van het equi-energieprincipe. Hoewel het vooral de hoge tonen zijn die gehoorschade veroorzaken, wordt bij zeer hoge geluidsniveaus de overtollige energie overgezet naar de lagere frequenties waardoor daar ook schade optreedt. Daarenboven liggen de lage tonen ook vaak aan de basis van hinder in de omgeving (tot op grote afstand) omdat lage frequenties zich over grote afstand kunnen voortplanten en omdat ze bouwtechnisch moeilijk te isoleren zijn. Sommige gemeenten en geluidsdeskundigen meten op dit ogenblik muziekmanifestaties niet alleen in dB(A) maar ook in dB(C).Vaak wordt er al enkele jaren parallel gemeten in dB(C) en dB(A). Zo is men erin geslaagd om in te schatten vanaf welke geluidsniveaus er hinder optreedt in de omgeving. Dit geluidsniveau wordt dan gebruikt als te hanteren richtwaarde.
Rondetafelconferentie muziekgerelateerde hinder en gehoorschade 1dec 2009 Voorbereidende nota van 26 nov 2009
-4-
1.3 Blootstellingniveaus bij muziekevenementen Bij metingen2 op festivals (klein tot groot) blijkt dat de LAeq-waarden variëren tussen 82 en 106 dB(A) en de LCeq-waarden tussen 93 en 121 dB(C). Het gaat om cijfers gemeten aan de PA, ter hoogte van de mengtafel en dus op 20 tot 40 m van de boxen. Dit kan beschouwd worden als representatief voor de niveaus ter hoogte van het publiek. De cijfers zijn gemiddelden over de duur van het hele optreden of fuif en betreffen allemaal evenementen in open lucht of in een tent. Ruw geschat kan gezegd worden dat de LCeq-waarden voor popmuziek 7 à 12 dB hoger liggen dan de LAeq-waarden. De LCeq-waarden voor dance en rock liggen 10 à 15 dB hoger dan de LAeq-waarden. Uit literatuurstudie blijkt dat de niveaus opgemeten in een discotheek of nachtclub variëren tussen 97 en 106 dB(A)3. Een andere studie maakt melding van geluidsniveaus van 104 – 112 dB(A)4. Deze cijfers zijn niet representatief voor de blootstelling van de omwonenden waar de geluidsniveaus lager liggen. 1.4 Geluidshinder en slaapverstoring In de meeste gevallen bereikt omgevingslawaai niet de geluidsniveaus waarbij gehoorschade optreedt. Bij deze lagere geluidsniveaus treedt in bepaalde gevallen wel hinder op en slaapverstoring. Vaak liggen de lage tonen aan de basis van hinder in de omgeving (tot op grote afstand) omdat lage frequenties zich over grote afstand kunnen voortplanten en omdat ze bouwtechnisch moeilijk te isoleren zijn. Geluid dat aanleiding geeft tot hinder en/of slaapverstoring wordt tot nu toe meestal beoordeeld aan de hand van geluidsniveaus bepaald in dB(A), de A-gewogen decibel (zie hoger).
2
Metingen uitgevoerd door PCM-Oost -Vlaanderen Meecham E.A. & Hume K.I. (2001). Tinnitus, attendance at night-clubs and social drug taking in students. Noise Health, 3, 53-62 4 Vogel I., Brug J., van der Ploeg C.P. & Raat H. (2009). Prevention of adolescents’ music-induced hearing loss due to discotheque attendance: a Delphi study. Health Ed Res 2009;doi:10.1093/her/cyp031 3
Rondetafelconferentie muziekgerelateerde hinder en gehoorschade 1dec 2009 Voorbereidende nota van 26 nov 2009
-5-
1.5
Ontstaansgeschiedenis van de wetgeving
Oorspronkelijk was het KB van 24 februari 1977 van toepassing op alle mogelijke muziekactiviteiten met elektronisch versterkte muziek en gold het zowel voor private als openbare inrichtingen. Binnen in de inrichting was een geluidslimiet van 90 dB(A) van kracht (beperking gehoorschade bezoekers en eventueel werknemers), in de buurt (beperking overlast bij de omwonenden) waren de toegelaten limietniveaus afhankelijk van het oorspronkelijk aanwezige achtergrondgeluidsniveau. Omwille van de hinder die dancings e.d. veroorzaken voor de omwonenden, werden in 1991 lokalen met een dansgelegenheid met een totale oppervlakte van > 100 m² als ingedeelde inrichting in VLAREM opgenomen (rubriek 32 ‘Ontspanningsinrichtingen en schietstanden’). Om interpretatieproblemen te verhelpen, werd de exacte omschrijving van de rubriek in de jaren daarna nog een aantal keren gewijzigd. De huidige omschrijving is in bijlage 1 opgenomen. Voor de feestzalen en lokalen die ingedeeld zijn geldt kort samengevat het volgende (VLAREM II, hoofdstuk 5.32): - De algemene bepalingen aangaande de beheersing van geluidshinder (VLAREM II, hoofdstuk 4.5) zijn van toepassing; - Voor nieuwe inrichtingen moet vóór de ingebruikname een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd met metingen in de omgeving bij maximaal vermogen in de inrichting, om na te gaan of aan alle geluidsvoorwaarden is voldaan. Voor de niet-ingedeelde inrichtingen bleef het KB van 24 februari 1977 gelden (omzendbrief van 20 maart 1997 betreffende VLAREM-subrubriek 32.1.’Feestzalen met een dansgelegenheid’) In mei 1997 werd het KB van 24 februari 1977 gewijzigd voor het Vlaamse gewest (toevoeging van een artikel 4bis). Voor muziekactiviteiten die plaats grepen in een openbare inrichting, andere dan een ingedeelde inrichting, en waarbij muziek werd geproduceerd ter gelegenheid van kermissen, carnavals, muziekfestivals, fuiven en andere bijzondere feesten of festiviteiten, waren de artikelen 2 en 3 van het KB (90 dB(A) in de inrichting en limieten voor het geluidsniveau in de buurt) niet meer van toepassing op voorwaarde dat de activiteit erkend was door de Vlaamse minister van leefmilieu. In april 1999 is dit artikel 4bis opgeheven en vervangen door het VLAREM II - hoofdstuk 6.7 ‘Niet-ingedeelde muziekactiviteiten’, waarbij de erkenning door de minister werd vervangen door een toelating van het college van burgemeester en schepenen van de gemeente waar de activiteit plaatsgrijpt. Limieten voor geluidsniveaus zijn in hoofdstuk 6.7 niet opgenomen. Het college kan echter bijkomende voorwaarden opleggen wat betreft het maximum toegelaten geluidsniveau en de duur van de muziekactiviteit. VLAREM is een milieuwetgeving en in die zin vooral een immissiewetgeving. Het regelt de niveaus in de omgeving van inrichtingen, niet in de inrichtingen zelf. De norm hangt onder andere af van het soort gebied op het gewestplan, deel van de dag, lokaal akoestisch klimaat, datum van de bouwvergunning en moet per inrichting berekend worden.
Rondetafelconferentie muziekgerelateerde hinder en gehoorschade 1dec 2009 Voorbereidende nota van 26 nov 2009
-6-
1.6
Huidige juridische situatie
In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de regelgevingen die in Vlaanderen van toepassing zijn voor verschillende gevallen van elektronisch versterkte muziekproductie en dit zowel wat betreft de beperking van gehoorschade bij bezoekers als wat betreft de geluidsoverlast bij de omwonenden. De bescherming tegen gehoorschade bij werknemers zoals bv. kelners in discotheken, personeel voor veiligheid, controle en technische ondersteuning op festivals, is federale bevoegdheid5.
Muziekproductie Openbaar
Gehoorschade bezoeker
Overlast omwonenden
Voorbeelden / opmerkingen Dancings, discotheken, nachtclubs, regelmatig gebruikte fuif- of feestzalen, jeugdhuizen (die ieder weekend iets organiseren) concertzalen zoals bijvoorbeeld Ethias-arena, Sportpaleis, …. Parochiezalen, Jeugdhuizen (die occasioneel iets organiseren), …
Indoor
Feestzalen en lokalen met dansgelegenheid en met oppervlakte lokalen > 100m²
nihil
VLAREM II (5.32 Ontspanningsinrichtingen en schietstanden – 5.32.2 Lokalen met dansgelegenheid)
Indoor
Concertzalen
nihil
VLAREM II (5.32 Ontspanningsinrichtingen en schietstanden – 5.32.2 Lokalen met dansgelegenheid)
Indoor
Feest- en fuifzalen voor occasioneel gebruik
nihil
VLAREM II (6.7 Niet-ingedeelde muziekactiviteiten) - Gemeentelijke reglementen
Outdoor
Muziekfestivals
nihil
- VLAREM II (6.7 Niet-ingedeelde muziekactiviteiten) - Gemeentelijke reglementen
Outdoor / in tenten
Optredens artiesten Openluchtfuiven, kermissen, stoeten, carnavals, …
nihil
- VLAREM II (6.7 Niet-ingedeelde muziekactiviteiten)
- Werchter, Pukkelpop, … - Gentse feesten, Lokerse feesten, … - Lokale festivals Lokale feestelijkheden van beperkte duur
- Gemeentelijke reglementen
Privé
Indoor / outdoor
Andere
KB ’77 art. 2 (90dB(A))
KB ’77 art. 3
Indoor / outdoor
Privésfeer, privéfeesten
nvt
KB ’77 art. 3
Cafés, winkels, restaurants, fitness, … ook in open lucht Hifi-installatie in woning, tuinfeesten, repetitieruimtes (privé), …
5
Koninklijk besluit van 16 januari 2006 betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van de werknemers tegen de risico’s van lawaai op het werk (B.S. 05.02.2006)
Rondetafelconferentie muziekgerelateerde hinder en gehoorschade 1dec 2009 Voorbereidende nota van 26 nov 2009
-7-
2
Afbakening onderwerp van de discussie
In de eerst plaats ligt de focus op alle activiteiten die vallen onder de twee hieronder beschreven hoofdstukken uit VLAREM. 1. Evenementen die dienen te voldoen aan VLAREM II, hoofdstuk 6.7 Niet-ingedeelde muziekactiviteiten. Hieronder vallen onder andere muziekfestivals, optredens van artiesten, en andere openluchtactiviteiten (zoals fuiven in tent, kermissen en lokale feestelijkheden). Daarnaast ook activiteiten in feestzalen en fuifzalen voor occasioneel gebruik (onder andere parochiezalen en jeugdclubs.) Beslissingen in verband met geluidsnormen en einduur worden genomen door gemeentelijke reglementen en beslissingen. 2. Evenementen die dienen te voldoen aan VLAREM II, hoofdstuk 5.32.2 Lokalen met dansgelegenheid. Hieronder vallen alle feestzalen en lokalen met dansgelegenheid en met een oppervlakte van meer dan 100 m² zoals, concertzalen, dancings, clubs, veelgebruikte fuif-, feestzalen en jeugdhuizen. Deze moeten voldoen aan de beschrijvingen in bijlage 4.5 van VLAREM II. De wetgeving regelt de toegelaten niveaus bij de omwonenden. Door bijkomende voorwaarden op te leggen, kan de vergunningverlenende overheid (voor klasse 2-inrichtingen is dit de gemeente), bijkomende limieten opleggen.
Het geluidsniveau van draagbare muziekspelers valt onder productnormering en is een federale en Europese bevoegdheid. Het is wel aangewezen te overwegen om sensibilisering over veilig gebruik van deze apparaten – wat een gemeenschapsbevoegdheid is – mee in overweging te nemen bij het opstellen van een integraal actieplan ter preventie van muziek gerelateerde gehoorsschade.
Rondetafelconferentie muziekgerelateerde hinder en gehoorschade 1dec 2009 Voorbereidende nota van 26 nov 2009
-8-
3
Vastgestelde knelpunten op het terrein
Hieronder worden een aantal knelpunten weergegeven zoals deze voor de rondetafelconferentie van 1 december zijn vastgesteld door de organiserende overheid. 1. Zoals hierboven ook geïllustreerd zijn er verschillende wetgevingen van kracht. Voor de openlucht evenementen geeft de gemeente zelf toelating. Indien in deze toelating geen norm wordt gespecificeerd, zijn er in principe geen maximumgeluidsniveaus opgelegd. De hinder naar de omgeving dient uiteraard wel beperkt te worden. De enige controle die dan kan gebeuren is op basis van hinder naar de omgeving. Hetzelfde geldt ook voor de grotere indooractiviteiten die moeten voldoen aan de bepalingen uit bijlage 4.5 van VLAREM II. Hierin zijn enkel bepalingen opgenomen die betrekking hebben op de omgevingshinder. Eventuele normen wat betreft geluidsniveaus binnen, bestaan enkel indien deze door de plaatselijke overheid worden vastgesteld. De regelmatig aangehaalde ‘100 dB-norm’, wordt in de milieuwetgeving nergens voorgeschreven. Uiteraard geldt voor de werknemers wel het KB van 16 januari 2006 betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers tegen de risico’s van lawaai op het werk. 2. Gemeentelijke acties in het kader van geluidsmetingen zijn vooral gericht op beperking van hinder voor omwonenden en niet op gehoorschade. Het probleem van gehoorschade wordt door de meeste diensten niet of slechts in beperkte mate aangepakt. Toch drukken de mensen die zelf ter plaatse gaan, hun zorg uit over de zeer hoge geluidsniveaus die worden gemeten en het gevolg ervan op het gehoor van de jongeren. Zelf beschermen ze zich door het dragen van oordopjes. 3. Grotere gemeenten hebben in de loop van de jaren ervaring opgedaan met geluidsmetingen en werken meer en meer met normen die opgelegd worden op basis van deze ervaringen. Kleinere gemeenten gebruiken de voorhanden zijnde normen. De gemeenten hebben behoefte aan een duidelijke regels. Enerzijds voor kleinere gemeenten die zelf geen ervaring hebben om een ‘aanvaardbare’ norm te ontwikkelen. Anderzijds voor grotere gemeenten ter ondersteuning van het door hen gevoerde beleid. 4. Er wordt gemeten in dB(A) en niet in dB(C) hoewel volgens een aantal uitvoerders van metingen dB(C) een betere indicator zou zijn (zie hierboven). De meeste gemeenten die uitgebreide ervaring hebben met geluidsmetingen van muziekevenementen schakelen ondertussen wel over naar metingen en normen in dB(C). De gebruikte normen (voor openluchtevenementen) worden vastgesteld aan de hand van ervaringen op het vlak van hinder. Als tegenargument voor het gebruik van metingen in dB(C) kan men stellen dat er nog weinig gegevens voorhanden zijn. Men zou gedurende een overgangsperiode kunnen meten in dB(A) en dB(C). 5. Het is niet enkel op festivals dat men blootgesteld wordt aan te hoge geluidsniveaus. Ook op concerten, in discotheken en clubs, op de kermis … wordt zeer luide muziek gespeeld. Zelfs in de bioscoop worden we de laatste jaren blootgesteld aan steeds hogere geluidsniveaus. 6. Het zijn niet enkel bezoekers die worden blootgesteld aan hoge geluidsniveaus maar ook muzikanten en technici zelf. Ze worden blootgesteld aan hoge geluidsniveaus op concerten en festivals maar ook in repetitieruimtes (door de geluidsreflecterende wanden, Rondetafelconferentie muziekgerelateerde hinder en gehoorschade 1dec 2009 Voorbereidende nota van 26 nov 2009
-9-
wordt het geluidsniveau vaak nog verhoogd). Er zijn al sensibiliserende acties naar muzikanten toe maar blijkbaar is dit niet voldoende om gehoorschade bij deze groep te voorkomen. 7. Er is nood aan voldoende en gestructureerde informatie over de permanente schade die hoge geluidsniveaus kunnen veroorzaken. Hierbij moet de vraag gesteld worden of je met sensibilisering de juiste doelgroep bereikt. En meer belangrijk of je die doelgroep dan kan aanzetten tot veilig gedrag en het nemen van de juiste maatregelen. In dit specifieke geval gaat het in de eerste plaats om jongeren, artiesten, technische medewerkers en organisatoren. Op de tweede plaats kan de volledige bevolking gesensibiliseerd worden in verband met gehoorschade. 8. Er is nood aan uitgebreid Belgisch epidemiologisch onderzoek over gehoorverlies en oorzaken van gehoorverlies. 9. De problematiek is verspreid over verschillende beleidsdomeinen.
Rondetafelconferentie muziekgerelateerde hinder en gehoorschade 1dec 2009 Voorbereidende nota van 26 nov 2009
- 10 -
4
Mogelijke maatregelen
Hieronder wordt een niet-limitatieve opsomming gegeven van een aantal mogelijke algemene en beleidsmaatregelen. 4.1
Algemene maatregelen
Het geluidsniveau aan de bron verlagen is steeds de eerste en theoretisch beste oplossing bij geluidsoverlast. Het moet een algemene maatregel zijn, dus niet enkel voor festivals maar ook voor andere gelegenheden waar mensen met hoge geluidsniveaus worden geconfronteerd, zoals bijvoorbeeld fuiven, cafés, discotheken, indoorevenementen, bioscoop, …. Er is immers een tendens om het geluidsniveau steeds te verhogen. Verbetering van de geluidsapparatuur maakt dit immers mogelijk. Technische oplossingen i.v.m. oordeelkundige plaatsing van podia en luidsprekers, karakteristieken van gebruikte luidsprekers, enz. zijn op dit ogenblik al een hulpmiddel bij het beperken van de geluidsoverlast voor de omwonenden, maar zijn net zo goed bruikbaar om bezoekers te beschermen. Andere mogelijke maatregelen zijn een verplichte minimum afstand tussen toehoorders en luidsprekers, het gebruik van geluidsbegrenzers om een absoluut maximumniveau niet te overstijgen en het inrichten van een chill-out room waar stillere muziek wordt gespeeld zodat het oor even tot rust kan komen. Informatie verstrekken over gehoorschade en sensibiliseren van alle doelgroepen. Al kan men er niet zomaar vanuit gaan dat het verstrekken van informatie ook daadwerkelijk leidt tot veilig gedrag. Persoonlijke beschermingsmiddelen: het uitdelen van oordopjes kan een onderdeel zijn van sensibilisatie. Aandachtspunt hierbij is de kwaliteit van de oordopjes. Bovendien kan men er ook niet zomaar vanuit gaan dat de uitgedeelde oordopjes ook daadwerkelijk worden gebruikt. Dergelijke maatregelen worden al toegepast maar er is geen algemene strategie. Er bestaat op dit moment geen overzicht van welke maatregelen door welke gemeente of organisatie worden toegepast. Enkel voor de projecten en acties ingediend in het kader van de Samenwerkingsovereenkomst6 bestaat een overzicht. Volgende maatregelen werden al aangevraagd en uitgevoerd: geluidsbegrenzer ter beschikking stellen voor fuiven, opstellen van een fuifcharter, uitlenen van geluidsmeters voor fuiven, onderzoek naar oordeelkundige plaatsing van podia en boxen op festivalpleinen, akoestische isolatie voor zalen en sensibilisatie.
6
De Samenwerkingsovereenkomst is een vrijwillige overeenkomst die een gemeente of provincie afsluit met de Vlaamse Overheid op vlak van milieu. In ruil voor het uitvoeren van een aantal acties krijgt ze financiële en inhoudelijke ondersteuning van de Vlaamse Overheid. De gemeente of provincie kan zelf kiezen welk ambitieniveau ze wenst te behalen: het basis- of het onderscheidingsniveau. Hiernaast bestaat de mogelijkheid een aantal milieu- of natuurgerelateerde projecten uit te voeren.
Rondetafelconferentie muziekgerelateerde hinder en gehoorschade 1dec 2009 Voorbereidende nota van 26 nov 2009
- 11 -
4.2 Beleidsmaatregelen Als eerste benadering zien we als juridische en / of beleidsmatige oplossingen het volgende: -
rondzendbrief van de minister naar lokale overheden met richtlijnen (maximum niveau, meetmethode, technische aanbevelingen, ….); overeenkomst met organisatoren onder de vorm van een code van goede praktijk of een convenant of een milieubeleidsovereenkomst; VLAREM aanpassen met maximum geluidsniveau voor festivals/fuiven enz. (niveau + relatie met blootstellingstijd + meetprocedure); doelgerichte en gecoördineerde sensibilisatie (waarbij alle doelgroepen bereikt worden); ….
Rondetafelconferentie muziekgerelateerde hinder en gehoorschade 1dec 2009 Voorbereidende nota van 26 nov 2009
- 12 -