Nota – Standpuntbepaling over autoschoolopleidingen Ralph Packet – voorzitter Jong N-VA 15 december 2013
1. Situatieschets 1.1 Vlinderakkoord Met de zesde staatshervorming worden de rijopleiding, de rijscholen en de examencentra overgeheveld naar de Gewesten. Toch enkele bedenkingen:
Het rijbewijs blijft op het federale niveau toegekend. Hierdoor lijkt een doorgedreven hervorming in al zijn aspecten (bv. beperkte geldigheid in de tijd) moeilijk realiseerbaar.
Elke burger zal een rijopleiding in het Gewest van zijn keuze kunnen volgen, ongeacht zijn verblijfplaats. Dat maakt een gedifferentieerd maar coherent opleidingsmanagement erg moeilijk.
De keuze voor overheveling naar de Gewesten i.p.v. de Gemeenschappen is weinig rationeel. Rijopleidingen hebben een uitgesproken educatief en persoonsgebonden karakter en onderwijs is een integrale bevoegdheid van de Gemeenschappen. Zo werd bijvoorbeeld (terecht) afgesproken dat de regionalisering van de rijopleiding geen afbreuk mag doen aan de recente initiatieven voor rijbewijslessen op school. Opmerking: in onze ontwerp-congresteksten worden Vlaanderen, Wallonië en de regio Brussel-Hoofdstad elk apart verantwoordelijk voor verkeersveiligheid waar niet alleen engineering en enforcement maar ook education (opvoeding en sensibilisering) deel van uitmaakt.
1.2 Federaal beleid In afwachting van de overheveling voerde staatssecretaris van Verkeer Wathelet (cdH) reeds enkele aanpassingen door die vanaf februari 2014 van kracht worden.
Wie in de toekomst twee keer buist voor het theoretisch rijexamen, moet verplicht theorieles volgen bij een erkende rijschool. Voor een rijbewijs B is dat twaalf uur les. Vandaag mogen bestuurders nog een oneindig aantal pogingen ondernemen, met WestVlaming Marc Martain als triest voorbeeld. Pas na 66 keer slaagde de man voor zijn rijexamen
Het aantal verschillende vrije begeleiders wordt opnieuw beperkt, zoals voor de hervorming van 2006. Aan de voorwaarden verandert niets, maar de naam van de begeleider wordt wel op het voorlopig rijbewijs gedrukt. Uitgezonderd familie mag een begeleider slechts één kandidaat per keer begeleiden. Op die manier wordt het voor niet erkende instructeurs nagenoeg onmogelijk om nog illegale rijlessen aan te bieden. Opmerking1: Men kan zich vragen stellen bij het nut van een hervorming, een kleine acht maanden voor de bevoegdheden worden overgeheveld. Gewestregeringen zullen de opleiding opnieuw onder handen moeten nemen en dat komt de duidelijkheid voor gezinnen niet ten goede. Opmerking2: De uitvoering van de oude belofte (Dehaene in 1990) voor een rijbewijs met strafpunten faalt. Vooral de Franstaligen zijn tegenstander en de IT-systemen van justitie en FOD Mobiliteit zijn niet performant genoeg om het te kunnen realiseren.
Nota – Standpuntbepaling over autoschoolopleidingen Ralph Packet – voorzitter Jong N-VA 15 december 2013
Staatssecretaris Wathelet verklaart dat hij alleen de ergste noden heeft aangepakt. Er is meer nodig. Volgens zowat alle actoren en adviseurs is de overheveling van de rijopleiding van het federale naar het Vlaamse niveau dé aanleiding om meer grondige hervormingen door te voeren. 1.3 Aanbevelingen uit het veld 1.3.1 Vrije begeleiding De rode draad van alle aanbevelingen is dat er een meer stapsgewijze opleiding moet komen, die behalve vaardigheden ook de juiste verkeersattitude aanleert.
Volgens automobilistenorganisatie Touring kan het niet langer dat jongeren de baan op komen zonder één uur les van een rijschool. Touring pleit voor een minimum aantal uur les met erkende instructeurs. Zij vinden dat ook de vrije begeleider een verplichte opleiding moet krijgen, omdat veel amateurbegeleiders eigen fouten zouden doorgeven.
Daartegenover staat de Gezinsbond als een voorstander om een volledige vrije rijopleiding, als een mogelijke opleidingsvorm, te behouden. Volgens de bond zijn ouders best in staat om hun kinderen te leren rijden. Wel vinden ze de minimale oefenperiode van drie maanden te kort, en vragen ze een terugkeer naar het vorige systeem. De Gezinsbond vindt dat ouders of begeleiders die dat nodig vinden, de mogelijkheid krijgen om begeleid te worden bij hun rol als vrije begeleider. Daarmee willen ze tegemoetkomen aan de professionele vorming waar anderen op aansturen.
1.3.2 Trapsgewijs Andere organisaties vinden in elk geval dat de rijopleiding langer moet gaan duren en in fasen verlopen, met mogelijk al een eerste examen vooraleer je voor het eerst de weg op mag en met 'terugkom-momenten' na het behalen van het rijbewijs. Als het van de specialisten afhangt, valt het theoretisch luik in de toekomst uiteen in een examen verkeersregels en een examen gevaarherkenning. Het praktische luik start met een basisopleiding bij een rijschool, gevolgd door een tussentijdse toets. Wie daarvoor slaagt, mag met een vrije begeleider de baan op, wie zakt moet extra rijlessen volgen. Tijdens de oefenperiode worden vervolgens terugkeermomenten ingelast, om te checken of kandidaat-bestuurder en begeleider wel goed bezig zijn. Daarna volgt het rijexamen, maar dat is dan niet langer de weg naar de vrijheid voor jongeren. Zo stellen de specialisten voor om twee jaar beperkingen op te leggen, zoals: niet rijden tijdens het weekend, een beperking van het aantal passagiers of nultolerantie voor alcohol achter het stuur. In die periode zijn ook bijkomende veiligheidstrainingen een optie. 1.3.4 Financiering De verplichting om lessen te volgen via de rijschool wordt niet overal gedragen, maar de vrije begeleiding en de algemene opleiding moet van de experts dus wel professioneler. Dat zou de gemiddelde opleiding onvermijdelijk duurder maken. Daarom wordt ervoor gepleit om tussenbeide te komen voor wie minder financiële middelen heeft. Touring pleit ervoor om middelen uit het boetefonds aan te wenden om de prijs van de opleiding democratisch te houden. 1.4 Vernieuwing binnen de opleiding 1.4.1 Simulaties voor risicoperceptie
Nota – Standpuntbepaling over autoschoolopleidingen Ralph Packet – voorzitter Jong N-VA 15 december 2013
In Brussel kunnen kandidaat-bestuurders al vrijblijvend deelnemen aan een risicoperceptietest. Via bewegende beelden, gefilmd in dagdagelijkse verkeerssituaties wordt een realistisch beeld gegeven van gevaarlijke situaties die moeten worden herkend. Zo wordt het opsporen van gevaren gemeten. De kandidaat-bestuurder moet na het bekijken van de video een vragenlijstje invullen waarin gepolst wordt naar de gevaren die er waren. Er wordt gebruik gemaakt van meerkeuzevragen waarbij er meerdere goede antwoorden mogelijk zijn. De test wordt nog enkele maanden geëvalueerd en zou daarna opgenomen kunnen worden in het verplichte gedeelte van het theoretisch rijexamen. Volgens emeritus professor Jan Pauwels van de KU Leuven, die veel onderzoek heeft gewijd aan rijvaardigheid, is dit een welkome vernieuwing. Ook voor de staten-generaal voor de verkeersveiligheid is het noodzakelijk om te werken aan risicoperceptie binnen de rijopleiding. Verkeersregels kennen is één ding. Risico's zien en beslissen wat je doet, een ander. Voor het vermijden van ongevallen is dat tweede relevanter, luidt het. 1.4.1 Beperkte geldigheid rijbewijs In Nederland wordt het rijbewijs afgegeven voor een periode van tien jaar. Daarna moet het administratief worden vernieuwd. Hierop bestaan enkele uitzonderingen. Vanaf 60 jaar worden de verklaringen van geschiktheid afgegeven met een kortere geldigheid. Vanaf 75 jaar is een medische keuring voor die verlenging vereist. 1.4.2 Opfriscursus voor ouderen In het Vlaams en Brussels Gewest werden voortgezette rijopleidingen voor 55-plussers ingericht, met aandacht voor alternatieve vormen van vervoer. Nieuwe regels en dagelijkse rijsituaties komen er aan bod. De cursussen worden georganiseerd voor kleine groepen op lokaal niveau aan een interessant tarief en stellen de deelnemers in staat om zo lang mogelijk op een verantwoorde manier mobiel te blijven. De cursussen vinden plaats op vrijwillige basis, er moet ook geen examen worden afgelegd. Wie de cursus volgt, ontvangt een getuigschrift op het einde van de vorming.
2. Feiten en cijfers
In België leert 60 procent rijden met een 'vrije' opleiding, ofwel met ouders, buren of vrienden. Dat is enorm veel, zeker in vergelijking met Europese cijfers. In Zweden leert 20 procent rijden via vrije opleiding. In landen als Duitsland en Denemarken is de vrije opleiding verboden (Gezinsbond, 2009).
Er zijn grote risicoverschillen tussen mannelijke en vrouwelijke weggebruikers, voornamelijk in de tweede (15-24 jaar) en derde (25-44 jaar) leeftijdsgroep. Gegeven deze grote verschillen is het wat verwonderlijk dat doelstellingen niet meer specifiek voor een bepaalde leeftijdsgroep of een bepaald geslacht worden geformuleerd (UHasselt, 2007).
Uit gezamenlijk onderzoek van Goodyear, Touring en Rode Kruis Vlaanderen blijkt wel dat één op de vier vrouwelijke chauffeurs zegt dat ze zich niet op haar gemak voelt in het verkeer na het behalen van haar rijbewijs.
Nota – Standpuntbepaling over autoschoolopleidingen Ralph Packet – voorzitter Jong N-VA 15 december 2013
Daarnaast zijn er grote verschillen tussen de leeftijdscategorieën. Jongeren lopen de grootste risico’s, vooral rond de leeftijd 20-24 jaar waarop ze leren rijden, een meer onafhankelijk sociaal leven gaan leiden en beginnen te werken (UHasselt, 2007).
Aantal doden 30 dagen en zwaargewonden per 100 000 inwoners per leeftijdscategorie, personenwagens – 2010 en 2000 (niet-gewogen cijfers)
In de eerste jaren van het rijbewijsbezit daalt dit ongevalsrisico sterk, maar die daling zwakt steeds verder af naarmate men langer over zijn rijbewijs beschikt. Na ongeveer tien jaar rijbewijsbezit daalt het ongevalsrisico niet verder (SWOV, 2013).
Bovendien zegt één op de vijf jongeren dat hij niet opnieuw zal slagen als hij het examen nog eens zou moeten afleggen (Touring, 2012).
Bij de 148 dodelijke ongevallen die vorig jaar op onze wegen gebeurden met bestuurders jonger dan 24, was onervarenheid in twee derde van de gevallen de hoofdoorzaak (Touring, 2012).
Volgens Touring heeft slechts 1 bestuurder op 2 in zijn rijopleiding geleerd om in het donker te rijden of juist te reageren in noodsituaties.
De verkeersongevallenstatistieken wijzen er ook op dat vanaf de leeftijd van 65 jaar de kans stijgt om betrokken te raken in een ongeval (mobielbrussel, 2013).
In 2011 voerde Veilig Verkeer Nederland (VVN) een onderzoek uit onder bezitters van het rijbewijs B. Van de 1027 ondervraagde automobilisten meende 60 procent dat automatische verlenging niet meer van deze tijd is. Ruim 34 procent vond dat alleen oudere verkeersdeelnemers onder de loep moeten worden genomen, meer dan een kwart (28 procent) is van mening dat dit voor iedereen moet gelden. 59% van de ondervraagde automobilisten vond dat er zowel een theorie- als praktijktest moest komen, als besloten wordt het rijbewijs niet meer automatisch te verlengen. Uit deze tests vloeit een advies voort voor het verbeteren van het rijgedrag. Eén op de tien ondervraagden vindt dat de tests de vorm moeten hebben van een nieuw rijexamen.
Nota – Standpuntbepaling over autoschoolopleidingen Ralph Packet – voorzitter Jong N-VA 15 december 2013
3. Vergelijking met het buitenland 3.1 Grote verschillen in rijopleiding Volgens Nederlands onderzoek bestaan er tussen Duitsland, België, Nederland en het Verenigd Koninkrijk grote verschillen als het om de rijopleiding gaat. In Duitsland bestaat op dat gebied veel regulering vanuit de overheid en in het Verenigd Koninkrijk zijn er juist weinig eisen en voorschriften (SWOV, 2013). 3.2 Weinig verschil in ongevalsrisico Ondanks de grote verschillen tussen de landen lijken er geen grote verschillen in de ‘veiligheidswaarde’ van de opleidingen te zijn. Uit Brits onderzoek is gebleken dat er geen verschil is in ongevalsrisico (het aantal ongevallen per gereden afstand) tussen mensen die niet of nauwelijks officiële rijlessen hadden genoten ter voorbereiding op het rijexamen en mensen die uitsluitend of bijna uitsluitend formele rijlessen hadden genoten ter voorbereiding op het rijexamen (Wells et al.,2008). Dit is verklaarbaar door het feit dat met in alle gevallen een vergelijkbaar rijexamen moet halen voordat men als chauffeur zelfstandig de weg op mag. Tussen de vier landen bestaan grote verschillen in het slagingspercentage van kandidaten die voor de eerste keer rijexamen doen. In Duitsland is dit slagingspercentage 72%, in België 54%, in het Verenigd Koninkrijk 45% en in Nederland 48% (CIECA,2010). 3.3 Gebrek aan ervaring Rijlessen door een gediplomeerd instructeur hebben dus vermoedelijk weinig effect op het ongevalsrisico (SWOV, 2006). Dit is minder vreemd dan men op het eerste gezicht zou denken, omdat ongevallen waarbij jonge beginnende bestuurders betrokken zijn veelal worden veroorzaakt door een gebrek aan zogenoemde hogere orde vaardigheden (Christie, 2001). Dat zijn zaken als gevaarherkenning, risicoperceptie, risicoacceptatie, zelfreflectie en het op elkaar kunnen afstemmen van de eigen vermogens en de risico’s die men in het verkeer aangaat. Aan deze zaken wordt zowel in België als in de ons omringende landen nog weinig aandacht besteed in de basisrijopleiding. 3.4 Het Deense voorbeeld In Denemarken ligt het accent na een hervorming in de rijopleiding wel sterk op verkeersinzicht, gevaarherkenning en defensief rijden. Daar moet men minimaal 24 theorielessen en 28 rijlessen hebben afgelegd voordat men rijexamen mag doen. Daarin komen ook hogere orde vaardigheden aan bod. Deens onderzoek wees uit dat na de hervorming het ongevalsrisico van auto-auto-ongevallen in het eerste jaar van het rijbewijsbezit met 17% was gedaald. Het positieve effect van de verbeterde rijopleiding trad alleen op bij dit type ongevallen en alleen in dat eerste jaar na het behalen van het rijbewijs (Carstensen, 2002). Conclusie: De vorm of kwaliteit van traditionele rijopleidingen waarin het accent sterk ligt op de basis voertuigbeheersing en veilige verkeersdeelname doet er weinig toe. Dat is anders voor rijopleidingen waarin ook veel aandacht besteed wordt aan zogenoemde hogere orde vaardigheden.
Nota – Standpuntbepaling over autoschoolopleidingen Ralph Packet – voorzitter Jong N-VA 15 december 2013
4. Voorstel voor nieuw beleid Een trapsgewijze rijopleiding die langer duurt en in fasen verloopt: 1. Een theoretische rijopleiding met een bredere focus op attitudeaspecten die aspirantbestuurders ook bewust maakt van de keuze van het gebruik van de wagen. 2. De huidige basisrijopleiding gevolgd door het praktijkexamen als tussentijdse toets waarmee men een beperkt voorlopig rijbewijs zonder begeleider kan behalen. 3. Een aanvullende praktische autoschoolopleiding voor het verwerven van een rijbewijs waarin aandacht wordt besteed aan hogere orde vaardigheden. 4. Een beperkte geldigheid van het rijbewijs in de tijd, gebonden aan een theorietest en één of meerdere praktijklessen. 4.1 Theoretische rijopleiding Op dit moment ligt in de traditionele rijopleiding de focus op vaardigheden op niveau 4 en 3 in de GDE-matrix1. Dit mogen niet de enige elementen zijn die aandacht krijgen en getest worden op het examen. Om veilig en vaardig te sturen moeten beginnende chauffeurs een opleiding krijgen die ook de nodige cognitieve en attitudeaspecten omvat. Jong N-VA wil ook aspecten van niveau 2 en 1 van de GDE-matrix expliciet in de rijopleiding vervat zien. Daarnaast moeten er ook informatie en hulpmiddelen aangereikt worden die bestuurders bewuster maken over de keuze voor het gebruik van de wagen. -
-
Wanneer en waarom gebruik je de auto: korte en lange afstanden, aantal passagiers, stad en platteland, de auto t.o.v. andere vervoerswijzen (wat zijn voor en nadelen), wat zijn mogelijkheden om aan autodelen te doen, ... ; Welke invloed heeft de wagen op de samenleving: leefbaarheid voor buurten, hoe kan je ecologisch rijden, … ; Overtredingen en boetes: jongeren mogen niet voor verrassingen komen staan; Informatie over groene wagens en brandstof.
4.2 Praktische basisrijopleiding Jong N-VA kiest bewust voor een getrapt rijbewijssysteem waarbij het praktijkexamen voorafgaat aan het verwerven van de hogere orde vaardigheden. Op die manier is er een maximale focus op het aanleren van de basisbeheersing enerzijds, en verkeersinzicht anderzijds. Eerst leert men zijn 1
GDE‐matrix: omdat een rijopleiding meer is dan kennis en vaardigheden werd in het kader van het EUproject GADGET (Guarding Automobile Drivers through Guidance, Education and Technologie) een theoretisch model ontwikkeld, dat handvaten biedt om meer aandacht te besteden aan attitude en risicoherkenning: de matrix met Goals for Driver Education. Niveau 1: normen en waarden (leefstijl, gedragscontrole, zelfinschatting) Niveau2: Planning van verkeersdeelname (routekeuze, verplaatsingswijze, zorg voor taakbekwaamheid (niet vermoeid of onder invloed,waar, wanneer, waarom en met wie men gaat autorijden)) Niveau 3: verkeersdeelname (beheersen van verkeerssituaties zoals inhalen, voorrang verlenen, …) Niveau 4: voertuigbeheersing
Nota – Standpuntbepaling over autoschoolopleidingen Ralph Packet – voorzitter Jong N-VA 15 december 2013
of haar rijvaardigheid, en daarna kan men met meer rijervaring aanleren hoe met zijn of haar rijvaardigheden om te gaan in het verkeer. Het huidige systeem van voorlopig rijbewijs zonder begeleider na 20 uur rijschool wordt afgeschaft. Daarnaast kan de hedendaagse praktische opleiding als basisrijopleiding behouden blijven. In deze basisrijopleiding gaat het vooral om voertuigbeheersing en om veilige verkeersdeelname in doorsnee verkeerssituaties. Dit kan onder professionele, volledig vrije of gecombineerde begeleiding. 4.3 Hogere orde vaardigheden Wie daarna slaagt voor het praktijkexamen, verwerft een beperkt voorlopig rijbewijs zonder begeleider. Technisch de wagen kunnen beheersen en de verkeersregels kennen, betekent immers niet dat je de vaardigheden hebt om adequaat te functioneren op de baan. Met een voorlopig rijbewijs mag je gedurende een periode slechts één passagier vervoeren. Je mag niet rijden op weekendnachten en op nachten voor en tijdens wettelijke feestdagen. De periode kan verlengd worden indien men een verkeersovertreding heeft gemaakt. Om het voorlopige rijbewijs na de bepaalde periode (bv. min. na 10 maanden) om te vormen tot het definitieve rijbewijs, dient men een aanvullende praktische rijopleiding te ondergaan waarin aandacht wordt besteed aan hogere orde vaardigheden, defensief en zuinig rijden. (bv. 4 tot 8 lessen). Hierbij zijn naast rijlessen ook simulaties en oefeningen op de computer geschikt om vaardigheden zoals gevaarherkenning te oefenen. 4.4 Levenslange opvolging Het huidige Belgisch rijbewijs is geldig voor een onbepaalde duur (of voor een door een arts aangegeven duur als de toestemming tot sturen in de tijd beperkt is wegens geneeskundige normen). Jong N-VA meent echter dat het leren niet stopt met het behalen van het rijbewijs. Zeker voor hen die al langer in het bezit zijn van een rijbewijs, geldt dat veel regels veranderd en verkeerde gewoontes ingesleten zijn. Daarom is Jong N-VA een voorstander van een systeem zoals in Nederland waarbij het rijbewijs na een bepaalde periode moet worden vernieuwd. Daarbij aansluitend pleiten we voor een periodieke theorietest en een inspanningsverplichting voor een extra praktische opfrissingscursus. Het verlengen van het rijbewijs is immers een uitgelezen moment om rijvaardigheid en kennis tegen het licht te houden. Om het rijbewijs te vernieuwen moet men naast een theorietest dus kunnen aantonen dat men opnieuw een bepaald aantal uren rijles heeft gevolgd. Dit verzekert tevens een minimum aan kwaliteit van elke potentiële vrije begeleider voor aspirant-chauffeurs, zonder overdreven regeldruk. Een rijbewijs dat sinds een lange periode (bv. 20 jaar) is verlopen, moet wel opnieuw via een praktijkexamen gevalideerd worden.