1
Nota overleg en inspraak Inpassingsplan "OPSTELTERREIN DE VORK Essen - Haren" Juni 2015
2
INHOUDSOPGAVE 1. 2. 3. 4.
Inleiding Overlegreacties Reacties omwonenden en geïnteresseerden Conclusie
Bijlage 1: Locatiekeuze Opstelterrein Bijlage 2: Schriftelijke reacties overleginstanties
p. 3 p. 5 p. 11 p. 19 p. 20 p. 25
3
Hoofdstuk 1 Inleiding Deze Nota behandelt de reacties die zijn ingediend op het Voorontwerp Provinciaal Inpassingsplan voor het opstelterrein ‘De Vork’ bij Haren. Van 20 januari tot en met 3 maart 2015 konden belanghebbenden en geïnteresseerden reacties indienen. Hoewel al eerder aan omwonenden en anderen de gelegenheid is geboden om op de voorgenomen aanleg van het opstelterrein te reageren, is ervoor gekozen om opnieuw de mogelijkheid te bieden te reageren. Groningen Spoorzone heeft op 2 februari 2015 een inloopavond georganiseerd in ’t Clockhuys in Haren om belanghebbenden en geïnteresseerden te informeren over de plannen. In de directe omgeving zijn huis-aan-huis brieven verstuurd om omwonenden op de hoogte te stellen van de plannen en de reactieperiode. In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening, is het Voorontwerp Provinciaal Inpassingsplan gezonden naar de gemeente Haren en de gemeente Groningen, de betrokken rijksdiensten, het Waterschap Hunze en Aa’s, nutsbedrijven en andere belanghebbenden. De reacties van deze instanties worden behandeld in Hoofdstuk 2. De reacties van omwonenden en geïnteresseerden komen aan bod in Hoofdstuk 3. In totaal zijn er 21 reacties binnengekomen. Deze Nota bevat alle reacties, met daarbij een antwoord van de provincie Groningen. We hebben de verschillende reacties van omwonenden opgedeeld in de volgende thema's:
Geluidswal en verhoogde ligging Licht- en geluideffecten Beplanting Ecologie Wandelpaden en toegankelijkheid gebied Archeologie en erfgoed Bebouwing opstelterrein Locatiekeuze Procedure
Vervolg / Planologische procedures Naar aanleiding van de binnengekomen (overleg)reacties zijn enkele aanpassingen aangebracht in het voorontwerp Inpassingsplan. Dit heeft geresulteerd in het Ontwerp Inpassingsplan. Dit Ontwerp Inpassingsplan ligt vanaf 17 augustus 2015 tot en met 28 september 2015 ter inzage gelegd. Voor een ieder bestaat de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen op het voorliggende Ontwerp Inpassingsplan. Deze zienswijze zullen Provinciale Staten betrekken bij het besluit over de vaststelling van het Inpassingsplan. Vervolgens wordt het vastgestelde inpassingsplan ter inzage gelegd met de mogelijkheid om
4
daartegen beroep in te stellen. Die mogelijkheid hebben alleen belanghebbenden die eerder een zienswijze hebben ingediend en belanghebbenden die het niet eens zijn met door Provinciale Staten bij de vaststelling aangebrachte wijzigingen.
Leeswijzer Deze Nota bevat het antwoord van het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen op de verschillende reacties, vragen en opmerkingen die tijdens de reactieperiode zijn ingediend. De bijdragen zijn in een tabelvorm gegoten. Elke vraag, opmerking, suggestie wordt individueel beantwoord. Het rapport sluit af met de conclusies die het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen op grond van alle reacties hebben getrokken.
5
Hoofdstuk 2 Overlegreacties In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening, is het inpassingsplan gezonden naar de gemeente Haren en de gemeente Groningen, de betrokken rijksdiensten, het Waterschap Hunze en Aa’s, nutsbedrijven en andere adviseurs en belanghebbenden. Dit heeft geleid tot een aantal schriftelijke opmerkingen en 1 telefonische opmerking , die hieronder zijn samengevat en van een reactie voorzien.
Nr. O1
Overlegreactie instantie De gemeente laat weten dat het inpassingsplan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.
INSTANTIE Gemeente Haren, Gemeente Groningen
Reactie Provincie Groningen Wordt voor kennisgeving aangenomen.
O2
In het kader van de watertoets en planontwikkeling heeft overleg met het waterschap plaatsgevonden. Voor de planontwikkeling is een waterhuishoudkundig document opgesteld waarin de maatregelen zijn beschreven die nodig zijn voor de inrichting van het gebied. Voor een aantal daarin opgenomen waterhuishoudkundige aanpassingen is een watervergunning nodig.
Waterschap Hunze en Aa's
Als voor aanpassingen een watervergunning nodig is, zal deze worden aangevraagd.
O3
De brandweer heeft bij de beoordeling van het plan de veiligheidsstudie van de Omgevingsdienst Groningen van 8 januari 2015 en de notulen van een bespreking met Prorail van 7 januari 2015 betrokken. Concluderend heeft de brandweer de volgende opmerkingen:
Regionale brandweer
a.
Omdat het plangebied in het invloedgebied van risicobronnen ligt, wordt geadviseerd om het groepsrisico te verantwoorden, daarbij gebruik te maken van de veiligheidsstudie van de Omgevingsdienst Groningen en deze verantwoording in het inpassingsplan op te nemen.
Ad a. Met gebruikmaking van het advies van de regionale brandweer van 21 januari 2015 en de veiligheidsstudie heeft de Omgevingsdienst Groningen een risicoverantwoording opgesteld. Deze verantwoording is toegevoegd aan het rapport over externe veiligheid van de Omgevingsdienst Groningen gedateerd 18 februari 2015 en aangepast op 15 april 2015. De uitkomsten van de berekeningen en de verantwoording van het groepsrisico zullen in de toelichting van het inpassingsplan worden opgenomen.
6 b.
c.
O5
Als de door Prorail voorgenomen bluswatervoorzieningen en ontsluitingswegen worden gerealiseerd, geeft het aspect bestrijdbaarheid voor de brandweer geen reden om aanvullende maatregelen te treffen.
Ad b. Prorail zal het opstelterrein voorzien van bluswatervoorzieningen en ontsluitingswegen.
Volgens de brandweer is het voor gebruikers niet mogelijk om het terrein bij een noodsituatie snel te verlaten. Het plangebied ligt buiten het bereik van een sirenemast. Vandaar dat de brandweer adviseert om te eisen dat er extra nooduitgangen in het hekwerk rondom het terrein worden aangebracht en vast te laten leggen dat de calamiteitenontsluiting op de Noorderzanddijk in geval van een noodsituatie snel kan worden geopend. Verder wordt geadviseerd een aantal gebouwen zodanig uit te voeren dat ze bescherming kunnen bieden tegen hittestraling, een drukgolf en een giftige wolk. M.b.t. de alarmeringsmogelijkheden adviseert de brandweer de gebruikers bij een (dreigende) noodsituatie op een andere wijze te alarmeren (NL-Alert, radio, televisie en/of geluidwagens).
a.
Met de Gasunie is eerder overleg gevoerd over de verlegging van een aardgastransportleiding. Over het nieuwe tracé van de te verleggen leiding is overeenstemming bereikt. Omdat nog nader archeologisch onderzoek plaatsvindt, verzoekt de Gasunie in dit onderzoek de verlegging van de leiding mee te nemen. Verder verzoekt de Gasunie het ecologisch onderzoek aan te vullen door daarin ook de verlegging van de aardgastransportleiding op te nemen.
b.
Verzocht wordt om niet alleen het toekomstige tracé van de te verleggen gasleiding op de verbeelding aan te geven, maar ook de huidige ligging van deze leiding, i.v.m. de bescherming van
Ad c. In overleg met Prorail zal worden gekeken of in het hek rondom het opstelterrein een aantal nooduitgangen kunnen worden aangebracht. Het openen van de calamiteitenontsluiting op de Noorderzanddijk is onderdeel van het veiligheidsplan dat voor het opstelterrein wordt opgesteld. Dit geldt ook voor de wijze waarop de gebruikers van het opstelterrein in het geval van een noodsituatie worden gewaarschuwd. In het inpassingsplan kunnen geen bouwtechnische eisen voor gebouwen worden opgenomen. Dit wordt meegenomen bij de te verlenen omgevingsvergunning.
Gasunie Transport Services B.V.
Ad a. Ten behoeve van het inpassingsplan is onderzoek gedaan naar archeologie en ecologie. Daarbij is uitgegaan van de ontwikkelingen waarin dit plan voorziet, waaronder de verlegging van een bestaande aardgastransportleiding. In zoverre is aan de opmerking van de Gasunie tegemoet gekomen.
Ad b. Aan deze opmerking zal tegemoet worden gekomen. Het inpassingsplan is op dit punt worden aangepast.
7 de huidige leiding zolang deze nog niet is verlegd. Met een wijzigingsbevoegdheid in de planregels, kan na overleg met de Gasunie na buitengebruikname van de huidige leiding, het huidige tracé van de verbeelding worden verwijderd. c.
Net buiten het plangebied bevindt zich een gasstation. Verzocht wordt hiervoor in het inpassingsplan een veiligheidszone op te nemen. In dit geval geldt voor kwetsbare objecten een afstand van 25 meter en voor beperkt kwetsbare objecten een afstand van 4 meter, gemeten vanaf het hekwerk rondom het station.
Ad c. De bouw van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten binnen een afstand van 25 meter vanaf het hek rondom het gasstation is op grond van de planregels van het inpassingsplan niet mogelijk. We zullen de contour van de veiligheidszone voor zover deze binnen het plangebied valt overnemen.
d.
Verzocht wordt om aan de bestemmingsomschrijving in artikel 6 van de planregels toe te voegen dat de gronden ook mede zijn bestemd voor 'de aanleg' van gastransportleidingen.
Ad d. Deze opmerking wordt overgenomen. De betreffende bepaling in de planregels is aangepast.
e.
Volgens de Gasunie is in de plantoelichting onvoldoende aandacht besteed aan externe veiligheid van de aardgastransportleidingen, terwijl daartoe wel een wettelijke plicht geldt op grond van de artikelen 11 en 12 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen. In het bij het inpassingsplan behorende onderzoeksrapport Externe Veiligheid is geen rekening gehouden met de te verleggen aardgastransportleiding. Verzocht wordt dit alsnog te doen met gebruikmaking van het rekenpakket 'CAROLA'.
Ad e. Er is onderzoek gedaan naar het aspect externe veiligheid. Daarbij is ook gekeken naar de aanwezige aardgastransportleidingen. De uitkomsten van het onderzoek staan in het door de Omgevingsdienst Groningen opgestelde rapport van 18 februari 2015 en aangepast op 15 april 2015. Met betrekking tot de te verleggen gasleiding is bij de berekeningen uitgegaan van het huidige tracé en niet van het nieuwe tracé. De berekeningen zijn in het rapport opgenomen. Op verzoek van de Gasunie zijn alsnog risicoberekeningen uitgevoerd m.b.t. het nieuwe tracé van de te verleggen aardgastransportleiding. De betreffende leiding wordt voor een klein deel verlegd en zal verdiept worden aangelegd. De uitkomsten van de berekeningen zullen aan het rapport van de Omgevingsdienst Groningen worden toegevoegd.
f.
In het landschappelijk inrichtingsplan is geen rekening gehouden met de aardgastransportleiding. Verzocht wordt bij de uitwerking van dit plan rekening te houden met de toekomstige ligging van de te verleggen leiding.
Ad f. Naar aanleiding van deze opmerking en overleg met de Gasunie, is het landschappelijk inrichtingsplan van Bosch Slabbers aangepast. Alvorens wordt begonnen met de aanleg van de in dit plan opgenomen inrichtingsmaatregelen zal contact worden opgenomen met de tracébeheerder van de Gasunie.
8 Waterpartijen en bomen in de nabijheid van een aardgastransportleiding mogen alleen in overleg met de Gasunie worden aangelegd en geplant. De Gasunie verzoekt om hierover contact op te nemen met de tracébeheerder bij de Gasunie O6
a.
Binnen het plangebied bevindt zich een hoogspanningsverbinding. Hiervoor geldt een belemmerde strook met een totale breedte van 40 meter (20 meter aan weerszijden). In het inpassingsplan is een strook opgenomen met een totale breedte van 100 meter. Tennet verzoekt om dit aan te passen.
Tennet
Ad a. Deze opmerking wordt overgenomen. De verbeelding van het inpassingsplan wordt aangepast. Naar aanleiding van het overleg tussen Prorail en Tennet wordt de totale breedte van de belemmerde strook 50 meter (25 meter aan weerszijden).
b.
Tennet wil graag vroegtijdig betrokken worden bij de uitwerking van het landschappelijk inrichtingsplan dat onderdeel uitmaakt van het inpassingsplan, omdat de aanwezigheid van de hoogspanningsverbinding hiervoor tot beperkingen kan leiden. Daarbij kan het gaan om veiligheid voor personen, aan te houden veiligheidsafstanden, bereikbaarheid van de leiding en beschikbare ruimte voor onderhoud- en herstelwerkzaamheden.
Ad b. Hierover is overleg geweest met Tennet. Het landschappelijk inrichtingsplan is aangepast.
c.
In de plantoelichting staat dat er een hoogspanningsleiding het plangebied kruist en dat deze leiding enkele meters wordt opgeschoven. Volgens Tennet is met Prorail niet gesproken over het verplaatsen van de leiding. Waar wel gesprekken over zijn gevoerd met Prorail is een haalbaarheidsstudie door Tennet waarbij mast 6 wordt verplaatst en mast 7 wordt verhoogd. Afhankelijk van de uitkomst van deze studie, wordt een definitief plan opgesteld. Verzocht wordt om de toelichting aan te passen en daarin de volgende tekst op te nemen: 'Er kruist een hoogspanningsverbinding het plangebied. Op dit moment zijn we in overleg met Tennet omtrent
Ad c. Deze opmerking wordt overgenomen. De plantoelichting is aangepast.
9 een haalbaarheidsstudie.' Vervolgens wordt verzocht om de conclusie in de plantoelichting te schrappen, omdat de uitkomst thans nog onbekend is.
O7
d.
In plaats van de thans in het inpassingsplan opgenomen planregels voor de hoogspanningsverbinding, verzoekt Tennet de door haar gehanteerde standaardregels op te nemen. Dit met het oog op eenduidige bescherming van de verbinding. Mocht hiertoe niet de bereidheid bestaan, dan verzoekt Tennet om te motiveren waarom in de thans opgenomen regels in artikel 7.1 een prioriteitsvolgorde is opgenomen en om artikel 7, lid 7.2, sub b, onder 3, van de planregels te schrappen, omdat de daarin opgenomen bouwmogelijkheid qua hoogte kan conflicteren met de belangen van de hoogspanningsverbinding. In artikel 7.3 van de planregels staat dat de belangen en veiligheid van de verbinding niet mogen worden geschaad.
e.
Tennet wijst erop dat voor het uitvoeren van werkzaamheden en het houden van evenementen in de nabijheid van de hoogspanningsverbinding toestemming van Tennet is vereist. In dit verband heeft Tennet het boekje "Veiligheidsvoorschriften" meegezonden.
De noodzaak voor het nieuwe opstelterrein wordt begrepen, maar de gekozen locatie zal naar de opvatting van de natuur en milieufederatie onnodig afbreuk doen aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden in het gebied. Gewezen wordt onder meer op de vroegere aanwezigheid van een klooster en de aanwezige oude meanderstructuren van De Hunze. De voorgenomen aanleg van het opstelterrein op deze plek, leidt tot verdere verrommeling van het landschap. Daarnaast wordt het gebied gebruikt als foerageergebied voor vogels. Tenslotte
Ad d. De prioriteitsvolgorde in artikel 7, lid 7.1, van de planregels wordt geschrapt. De opmerking van Tennet daarover wordt overgenomen. Opname in de planregels van deze prioriteitsvolgorde geeft de ene partij meer rechten dan de andere en bevoordeeld de ene partij boven de andere. Dit leidt tot rechtsongelijkheid. Daarnaast is er geen noodzaak om een dergelijke prioriteitsvolgorde in de planregels op te nemen. Gelet hierop wordt ook de prioriteitsvolgorde in de artikelen 6, 8 en 9 geschrapt.
Ad e. Van het boekje "Veiligheidsvoorschriften" van Tennet is kennis genomen. Op grond van de planregels is het houden van evenementen binnen het plangebied niet toegestaan. Zodra in de nabijheid van de leiding werkzaamheden worden uitgevoerd, zal hiervoor toestemming van Tennet worden gevraagd.
Natuur en Milieufederatie Groningen, mede namens Het Groninger Landschap, KNNV Groningen en IVN Groningen-Haren
Over de eventuele strijdigheid van het inpassingsplan met de Hunzevisie heeft op 30 maart 2015 een gesprek met de Natuur en Milieufederatie en het Groninger Landschap plaatsgevonden en op 21 mei 2015 nog een gesprek met de Natuur en Milieufederatie. Tijdens deze gesprekken is aangegeven dat Provinciale Staten vanuit een integrale afweging hebben besloten voor de locatie de Vork te kiezen. In bijlage 1 hebben wij beschreven hoe wij tot de locatiekeuze zijn gekomen.
10 fungeert het gebied als waardevolle groene buffer tussen de Stad Groningen en het dorp Haren en als uitloopgebied voor inwoners. De geplande ontwikkeling snoept ruimte af van deze groene buffer, wat ongewenst wordt gevonden. Door het Groninger Landschap en de Natuur en Milieufederatie is een visie over De Hunze gemaakt. Hierin wordt het plangebied kansrijk geacht voor het in ere herstellen van de oorspronkelijke loop van De Hunze. De aanleg van het opstelterrein conflicteert met deze visie. De locatiekeuze is te veel gebaseerd op bedrijfseconomische motieven. De natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zijn bij de locatiekeuzen onvoldoende meegewogen. Verzocht wordt om bij de locatiekeuze een bredere afweging te maken en ook deze waarden te betrekken. De Natuur en Milieufederatie denkt dat er dan een andere uitkomst zou komen te liggen. De federatie wil graag overleggen over de voorgenomen ontwikkelingen in het gebied.
11
Hoofdstuk 3 Inspraakreacties van omwonenden en geïnteresseerden In dit hoofdstuk zijn de reacties opgenomen die zijn binnengekomen van omwonenden, geïnteresseerden en partijen die niet vallen onder de term ‘instanties’, zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening en behandeld in het vorige hoofdstuk. NR.
Reactie Inspreker
R1 R1.1
Geluidswal en verhoogde ligging Het voorontwerp voorziet in een tweetal opties om een deel van deze overlast te bespreken. Een volledige geluidswal en een gedeeltelijke geluidswal met op sommige plekken hekwerken. Deze laatste optie is wat ons betreft onwenselijk, omdat door een onderbreking van de geluidswal met hekken de geluid- en lichtoverlast groter zal zijn dan bij een volledige geluidswal. Ook wordt bij een volledige wal het opstelterrein zoveel mogelijk aan het zicht onttrokken.
R1.2
R1.3
Uit het voorontwerp blijkt dat het gehele opstelterrein 2,00 meter zal worden opgehoogd. En de geluidswal een hoogte zal krijgen van 5,00 meter ten opzichte van het niet verhoogde terrein. Feitelijk is er dus sprake van een geluidswal van slechts 3,00 meter hoog. Dit terwijl de bovenleidingen van een trein een hoogte van 5,50 meter kent en de verlichting en gebouwen een hoogte van maximaal 8,50 meter. Dat is dus maximaal 5,50 meter hoger dan de geluidswal zelf. Ondanks het mogelijke gebruik van led-verlichting zal er waarschijnlijk een brede lichtstrook zichtbaar zijn boven de geluidswal. De geluidswal is zelfs zodanig laag dat het bovenste deel van de treinen zichtbaar zullen blijven. Wij pleiten daarom voor een zo hoog mogelijke wal van minimaal 6,00 meter ten opzichte van het opstelterrein(reeks verhoogde deel). Desnoods met een schutting. Wij zijn van mening dat de als bijzonder hoog ervaren landschappelijke kwaliteit van het hoger gelegen
Contactn ummer
Reactie Provincie Groningen
1, 2, 3, 4, 5, 7, 8, 9, 10, 11,13
Naar aanleiding van de reacties die bij ons zijn binnengekomen kiezen wij voor een variant waarbij over het grootste gedeelte van de lengte van het opstelterrein een aardenwal wordt aangelegd. Om in de functionele behoefte te voorzien van Tennet zal deze wal worden gesplitst ter hoogte van de hoogspanningsmast. Daarnaast zal de wal op de plek waar de gasleiding komt te liggen worden onderbroken met een scherm.
4, 10, 13
12
Deze wal zal worden ingeplant met een gemengd bloemrijk struweel samengesteld uit inheemse struikvormende soorten: krent, sleedoorn, meidoorn, hazelaar, gelderse roos, kardinaalsmuts, kamperfoelie, egelantier. Uit berekeningen blijkt dat aan de geluids- en lichtnormen wordt voldaan. Uit landschappelijke overwegingen is ervoor gekozen om een wal aan te gaan leggen en ook met led-verlichting te gaan werken. Ondanks dat de wal en de bomen die in de groene zone worden geplant mogelijk niet al het geluid en/of licht tegenhoudt, kiezen wij er toch niet voor om de wal nog hoger te maken. Wanneer de wal namelijk hoger gemaakt zou worden, betekent dit dat hij ook breder gemaakt moet worden. Dat zou dan ten koste gaan van nog meer landbouwgrond. Dit terwijl wij ook de agrariër in het gebied de mogelijkheid willen bieden om nog een bedrijf te kunnen blijven uitoefenen. De plaatsing van een schutting op de wal leidt ons inziens tot een verstoring van de natuurlijke uitstraling van het geheel. De wal zal worden ingeplant met gemengd bloemrijk struweel samengesteld uit: krent, sleedoorn, meidoorn, hazelaar, gelderse roos, kardinaalsmuts, kamperfoelie, egelantier. Deze begroeiing op de wal zullen de effecten van het terrein op de omgeving nog verder verminderen.
Opstel- en serviceterreinen moeten geheel in een horizontaal vlak liggen op gelijke hoogte met de bestaande spoorlijn. Anders bestaat het risico dat treinen uit zichzelf
12 Hondsruggebied direct grenzend aan en uitziend over de weidse lagere Essenpolder flink wordt aangetast door het opstelterrein op 2,00 meter boven maaiveld te situeren. De massaliteit van het opstelterrein op 2,00 meter hoogte met alles wat daar dan nog boven uit gaat steken, neemt de landschappelijke kwaliteit weg. Verder denken wij dat de weidevogels zich zullen terugtrekken tot ver in - of mogelijk geheel verdwijnen uit - de Esserpolder. Wij bepleiten een lagere ligging van het terrein. Elke decimeter is hier winst! R1.4
Het verontrust ons dat de zichtlijnen van de natuur en de ruimte rond het voormalige klooster worden beperkt en verstoord.
R2 R2.1
Beplanting Wij zien graag begroeiing op deze wal die voornamelijk uit inheemse struiken en bomen gaat bestaan. Een hek zien we graag vervangen worden door een aaneensluitende rij relatief laag blijvende Berberis Wilsoniae (zuurbes). Deze struiken zijn zomer en winter voorzien van akelige doornen waarvoor katten, honden en mensen groot respect hebben. Stukken natuur intact laten, juist zonder inmenging van wandelaars. Het is en blijft een kwetsbaar gebied. Teveel menselijke bewegingen ontmoedigen.
R2.2
R2.3
Naast al onze bezwaren tegen de locatie en de effecten daarvan willen we opmerken dat er zorg is besteed om het opstelterrein toch zo goed mogelijk in te passen in het landschap. Wij vragen de uitvoering daarvan niet te cultuurtechnisch te laten worden. Een ecologisch goed doordachte beplanting; ruimte voor ondiepe waterdelen, rietpartijen en plaats voor ruigere hoeken zodat er voor flora en fauna die minder gevoelig is voor de grootscheepse
gaan rijden. Medewerkers lopen om de treinen heen en voeren onder de treinen inspectiewerkzaamheden uit. Dat maakt rollend materieel levensgevaarlijk. Treinen op de rem zetten is niet toereikend, dus door het terrein in een recht vlak te leggen, wordt voorkomen dat materieel gaat rollen. Alles verdiept leggen zou betekenen dat het terrein langgerekter wordt omdat eerst het hoogteverschil overbrugd moet worden. Ook vraagt een lager terrein meer maatregelen om het gebied droog te houden. Het opstelterrein komt ongeveer even hoog te liggen als het naastliggende spoor naar Hoogezand.
13
Er is voor gekozen het opstelterrein zo dicht mogelijk tegen het bedrijventerrein Zuidoost, dat aan de overzijde van de spoorlijn naar Hoogezand is gelegen, aan te leggen. Daarmee wordt versnippering van het landschap tegen gegaan. Weliswaar wordt het open gebied kleiner en wijzigt het uitzicht , daar staat tegenover dat het uitzicht op het toch wat rommelige bedrijventerrein grotendeels achter groen verdwijnt.
9
De wal zal worden ingeplant met een gemengd bloemrijk struweel samengesteld uit inheemse struikvormende soorten: krent, sleedoorn, meidoorn, hazelaar, gelderse roos, kardinaalsmuts, kamperfoelie, egelantier. Zowel de sleedoorn, egelantier en meidoorn hebben de door u gewenste doornen. Aan de binnenzijde (aan de kant van het opstelterrein) zal echter nog wel een hek worden geplaatst, dit om het binnendringen van het opstelterrein door onbevoegde personen tegen te gaan. De gemeente Haren heeft de grote wens om het gebied ook toegankelijk te maken voor mensen die een stuk willen wandelen in de natuur. Met de komst van het opstelterrein en het geplande groen, is het mogelijk om aan deze wens tegemoet te komen. Dit geeft de inwoners van de gemeente Haren een extra voorziening waar behoefte aan is. Wij realiseren ons dat wandelende mensen het gebied minder aantrekkelijk zal maken voor flora en fauna. Desondanks hebben wij er voor gekozen om aan de wens van de gemeente Haren te voldoen en het nieuw te creëren landschap open te stellen voor wandelaars. Wij nemen dit zo veel als mogelijk mee bij de uitvoering.
3
12
13
R3 R3.1
aantasting van het opengebied, leef mogelijkheden blijven en zo mogelijk worden toegevoegd. Wandelpaden en toegankelijkheid gebied Graag zien wij ontmoediging van (brom)fietsen op de wandelpaden rond het opstelterrein
R3.2
Graag zie ik een wandelpad vanaf Essen via het gebied De Vork naar de Oosterweg in Haren gerealiseerd worden.
R4 R4.1
Ecologie Poelen waar poelkikkers hun habitat zullen moeten vinden kunnen beter niet toegankelijk worden voor mensen. In het huidige ontwerp bevindt de poel zich wel in een veel te toegankelijk gebied. De poelkikkers zullen dan zeker verstoord worden.
R4.2
De weidevogels zullen zich terugtrekken tot ver in - of mogelijk geheel verdwijnen uit - de Esserpolder. Wij bepleiten dat het provinciaal bestuur gesteund met middelen van partijen die van dit project de vruchten plukken, zorgt voor compensatie door andere weidegebieden te verwerven dat op de juiste manier t.b.v. weidevogels wordt beheerd. Archeologie en erfgoed In het gebied 'De Vork' zijn zeer veel archeologische en landschappelijke waarden aanwezig, zoals mogelijk sporen van loopgraven (WO2), zeer oude dijken (Noordzanddijk), sloten en percelen van het voormalig klooster Essen, een mogelijke pingoruïne en prehistorische vondsten. Daarnaast omvat het Gorecht, dit gebied tussen de Hondsrug en Veenkoloniën, het oude stroomdal van de
R5 R5.1
3
8
3
12
6
Met uitzondering van de Noorderzanddijk, is het niet de bedoeling dat er gefietst gaat worden op de wandelpaden. Het comfort-pad wordt wel ingericht zodat bezoekers hier op een comfortabele wijze gebruik van kunnen maken. Daardoor is het niet helemaal uit te sluiten dat fietsers ooit gebruik zullen maken van de paden. We zullen onderzoeken of we bij de toegangen tot het gebied een “zig-zag” entree kunnen maken om fietsgebruik te voorkomen. Het plan houdt op bij de overweg tussen het spoor (Groningen - Haren) en de Noorderzanddijk. Vanaf de overweg kunnen mensen net zo als dat nu het geval is, wandelen naar de Oosterweg. De gemeente Haren heeft de grote wens om het gebied ook toegankelijk te maken voor mensen die een stuk willen wandelen in de natuur. Met de komst van het opstelterrein en het geplande groen, is het mogelijk om aan deze wens tegemoet te komen. Dit geeft de inwoners van de gemeente Haren een extra voorziening waar behoefte aan is. Wij realiseren ons dat wandelende mensen het gebied minder aantrekkelijk zal maken voor flora en fauna. Desondanks hebben wij er voor gekozen om aan de wens van de gemeente Haren te voldoen en het nieuw te creëren landschap open te stellen voor wandelaars. De poelen zullen op enige afstand van de wandelroute komen te liggen. De verstorende werking van wandelaars zal daardoor beperkt zijn. Als provincie hebben wij er voor gekozen om het aantal weidevogelgebieden te verminderen en daardoor meer te kunnen doen in een kleiner aantal gebieden. Het gebied De Vork waar het opstelterrein komt te liggen is niet langer aangewezen als weidevogelgebied. Met de realisatie van een struweel rondom het opstelterrein zullen zich andere soorten vogels zich vestigen in dit gebied.
Een aantal historische landschappelijke waarden wordt versterkt in het plan. Zie hiertoe het landschappelijk inrichtingsplan van Bosch Slabbers. Onder andere de oude dijk (Noorderzanddijk) en de houtwallen worden versterkt. De oude verkaveling behorend bij het klooster en het slotenpatroon en de es worden gerespecteerd in de plannen. Ondergrondse archeologische waarden kunnen ter plaatse van het Opstelterrein niet zichtbaar gemaakt worden. Dit behoort voor het recreatieve deel van het plan eventueel wel tot de mogelijkheden. Op dit moment voorzien we dit
14 Hunze en Aa's. Worden deze cultuurhistorische elementen in bewaard/zichtbaar gelaten in het ontwerp? Kortom: nemen de planmakers de adviezen van ADC Archeoprojecten op een actieve manier over? Dus dat het toekomstige archeologisch onderzoek wordt meegenomen in de planvorming?
echter niet. Mochten we een vondst doen waarbij dit wel mogelijk is dan zullen we dit in overleg met Bosch Slabbers gaan onderzoeken. Uit het booronderzoek blijkt dat de verwachte pingo ruïne geen pingo ruïne is; deze kan daardoor buiten beschouwing worden gelaten. Het erf De Kooij en de WOII loopgraven zullen nog nader worden onderzocht. Ten behoeve van de realisatie van het opstelterrein zal het benodigd archeologische onderzoek worden verricht. Zoals gebruikelijk zullen alle relevante archeologische waarden met respect worden behandeld. Voor zover deze waarden niet in de planvorming kunnen worden behouden, zullen deze afdoende worden onderzocht. Dit onderzoek vindt echter niet zozeer plaats in het kader van het Provinciaal InpassingsPlan, maar in het kader van de uitvoering.
R6 R6.1
R6.2
R6.3
Licht- en geluidseffecten Plan ziet er degelijk uit. Ik mis echter de maatregelen bij optreden van gecombineerde milieueffecten(licht, geluid, ongevallen ect.) Elk aspect van het milieu is binnen de normen, maar de algehele beleving kan straks tegenvallen. Graag zie ik dat de verlichting op het opstelterrein wanneer mogelijk wordt gedempt cq uit wordt geschakeld vanwege storende horizonvervuiling en vanwege de invloed op natuur en dieren. Daarnaast vindt ik het niet ethisch als het licht aan is terwijl er niet gewerkt wordt. Een groot zorgpunt van ons is de verlichting met 8,50 meter hoge masten op een reeds 2,00 meter verhoogd terrein met een lichtopbrengst vergelijkbaar met stedelijk gebied. De impact daarvan in het in verhouding nog lichtarme gebied is heel groot. De versluierende weergave ervan in het plan vinden wij misleidend. Wij dringen zeer aan op lagere masten, maximaal afgeschermde armaturen en selectief gebruik van de verlichting. Alleen een stedelijke lichtopbrengst waar gewerkt wordt en wanneer er gewerkt wordt. ProRail mag net als ieder ander bedrijf geen licht uitstralen.
8
10, 12
10, 12, 13
Er is een vormvrije m.e.r. beoordeling opgesteld. De uitkomst hiervan geeft geen aanleiding om een m.e.r. op te stellen. Ondanks dat de milieueffecten onder de toegestane normen blijven, hebben wij er toch voor gekozen om een wal aan te gaan leggen, bomen te gaan planten en ook met led-verlichting te gaan werken. Hiervoor is een lichtplan en een landschappelijk inrichtingsplan gemaakt. Door te kiezen voor led verlichting wordt de lichtuitstraling zoveel als mogelijk beperkt . Er zal echter altijd licht op het gehele terrein nodig zijn voor de beveiliging en als oriëntatieverlichting voor personeel. Wel gaan wij nog bekijken of we de lichtsterkte kunnen laten variëren, zodat deze afgestemd wordt op de werkzaamheden. Met andere woorden, op plekken waar niet gewerkt wordt zal het licht gedimd worden tot een minimaal niveau. Het opstelterrein zal worden voorzien van verlichting. Hierbij wordt uitgegaan van de meest moderne lichtarmaturen met LED. Deze armaturen kenmerken zich door een zeer gerichte lichtuitstraling die juist licht uitstraalt naar de locaties waar die bedoeld is. De uitstraling van licht naar de omgeving is hierdoor zo minimaal mogelijk. Er is op basis hiervan een terreinverlichtingsinstallatie ontworpen. Naar de gevolgen van de lichtuitstoot voor de omgeving is onderzoek gedaan. Dit onderzoek is uitgevoerd door Lichtconsult.nl. De onderzoeksopzet en de uitkomsten staan in het "Rapport Lichthinderonderzoek opstelterrein De Vork, Essen - Haren" van 6 januari 2015. Op vijf representatieve posities rondom het geprojecteerde opstelterrein zijn lichtmetingen uitgevoerd. Vervolgens is berekend hoe groot de lichtemissie op deze posities is van de door Philips voor het opstelterrein ontworpen verlichtingsinstallatie. De gemeten lichtemissie en de berekende lichtemissie zijn bij
15
R6.4
De tijden waarop gewekt wordt op het opstelterrein zijn niet duidelijk. Wij vinden dat daaraan heldere grenzen moeten worden gesteld, zeker waar het lawaai veroorzakende activiteiten zijn. Daarnaast dient aan het weren van geluid veel zorg te worden besteed.
10, 12
elkaar opgeteld. De uitkomst hiervan is getoetst aan de richtlijnen betreffende lichthinder van de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde (NSVV). Hieruit blijkt dat zowel in de huidige situatie zonder opstelterrein als in de toekomstige situatie met opstelterrein op alle vijf onderzochte posities de gemeten en de berekende lichtemissie onder de grenswaarden in de richtlijnen van de NSVV liggen. Deze grenswaarde bedraagt 1 lux. Er zullen gedurende 24 uur per dag activiteiten plaatsvinden op het opstelterrein, dus zowel overdag, 's avonds als in de nachtelijke uren. Er is geluidhinderonderzoek gedaan naar de gevolgen van deze activiteiten. Naast het rijden met treinen, gaat het om werkzaamheden in het technisch centrum (de hal waarin aan de treinen reparaties worden uitgevoerd), het reinigen van treinstellen, het wassen en tanken van (diesel) treinen, het reinigen van de inspectieput, etc.. Daarnaast is gekeken naar de gevolgen van vervoersbewegingen met auto's, het gebruik van een afvalperscontainer en airco-units op de dienstgebouwen en het technisch centrum. Er is zeer gedetailleerd onderzocht welke activiteiten geluid maken, hoe vaak dat gebeurt en wat het niveau is. Het onderzoek is uitgevoerd door Witteveen+Bos. De uitkomsten staan in het rapport Modelleringsrapport Dynamisch Geluidmodel emplacement Groningen Rouaanstraat van 22 januari 2015. Op 10 toetspunten, waaronder de dichtstbij gelegen woningen, is nagegaan hoe hoog de geluidbelasting als gevolg van het opstelterrein is. Hieruit blijkt dat de geluidsbelasting bij de dichtbij gelegen woningen in Essen overdag op 34 decibel uitkomt, 's avonds op 33 decibel en 's nachts 31 decibel. Dit betekent dat nergens sprake is van overschrijding van grenswaarden. De toegestane waarden voor overdag bedragen 50 decibel, voor de avond geldt 45 decibel en voor de nacht geldt een norm van 40 decibel.
Hieronder is in een figuur opgenomen waar de geluidswaarden mee te vergelijken zijn. Overigens is het goed om te weten dat de berekende maximale waarde van 34 decibel uit gaat van een situatie zonder aardenwal.
16
R6.5
R7 R7.1
Waarom is er om licht- en geluidsoverlast te voorkomen en de flora en fauna in de omgeving te besparen nooit gesproken of nagedacht om het opstelterrein in zijn geheel te overkappen doormiddel van een grote loods. Waarbij de loods aan de buitenzijde wordt ingepakt in groen. Denk aan een groen-dak en begroeide heuvels tegen de zijden om het geheel aan het zicht te onttrekken. Het opstelterrein lijkt dan van een afstand een begroeide heuvel. Op het dak en rondom de loods kan dan plaats worden gemaakt voor natuur en wandelpaden. Locatiekeuze Wij vinden het onbegrijpelijk dat zo'n opstelterrein tegen het prachtige gehucht Essen aangebouwd zal worden:
14
Zowel het licht en geluidsniveau blijft beneden de toegestane normen. Ondanks dat dit het geval is kiezen wij ervoor om een aardenwal aan te leggen en het terrein grotendeels met bomen te omringen. De door u voorgestelde oplossing gaat nog een stuk verder en is ons inziens een te kostbare oplossing.
11, 13
Vanuit een integrale afweging is de voorgestelde locatie als beste bestempeld. In bijlage 1 hebben wij beschreven hoe wij tot de locatiekeuze zijn gekomen.
17
R8 R8.1
R9 R9.1
R9.2
terwijl er een kilometer verderop in Onnen reeds een opstelterrein ligt. In de vorm van ingezonden brieven aan de commissie Mobiliteit en Energie en de raadscommissie van Haren hebben wij kenbaar gemaakt dat de Bronlanden een beter alternatief vormt en destijds niet is uitgewerkt vanwege de status van dit gebied, maar dat de status inmiddels is gewijzigd. Een goede afweging heeft derhalve nooit kunnen plaatsvinden.
Wij zijn van mening dat de locatie De Vork niet de juiste locatiekeuze is en zijn dan ook tegen de plannen. Procedure Aangezien voor de aanleg van het opstelterrein de Vork een bestemmingsplan van agrarisch naar bebouwing moet worden gewijzigd vraag ik me af of we hier nog tegen kunnen stemmen?
Bebouwing opstelterrein In het inpassingsplan staat dat er gebouwen mogen worden geplaatst met een hoogte van 8,50 meter. Dit steekt dus ook 5,50 meter boven de wal uit. Gezien de grootte van het terrein is het ons volstrekt onduidelijk waarom er hoogbouw moet worden gepleegd. Zouden de gebouwen die achter de wal worden geplaatst zodanig laag kunnen worden gebouwd zodat deze niet boven de wal uitsteken? Eventuele overview kan namelijk ook met camera's worden gerealiseerd. Het is ons volstrekt onduidelijk waarom er dezelfde voorzieningen apart worden gerealiseerd voor de dieseltreinen en voor de elektrische treinen. De verwachting is dat dieseltreinen op termijn vervangen zullen worden door elektrische treinen. Dieseltreinen
11, 13
Naar aanleiding van de binnengekomen (overleg)reacties zijn enkele aanpassingen aangebracht in het voorontwerp Inpassingsplan. Dit heeft geresulteerd in het Ontwerp Inpassingsplan. Dit Ontwerp Inpassingsplan wordt nu ter inzage gelegd. Voor een ieder bestaat de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen over het Ontwerp Inpassingsplan. Deze zienswijze zullen Provinciale Staten betrekken bij het besluit over de vaststelling van het Inpassingsplan. Vervolgens wordt het vastgestelde inpassingsplan ter inzage gelegd met de mogelijkheid om daartegen beroep in te stellen. Die mogelijkheid hebben alleen belanghebbenden die eerder een zienswijze hebben ingediend en belanghebbenden die het niet eens zijn met door Provinciale Staten bij de vaststelling aangebrachte wijzigingen.
10, 13
Een wasstraat om de treinen te wassen heeft hoogte nodig om de treinen er door heen te laten rijden en de treinen te kunnen wassen. Dit geldt ook voor het zogenaamde Technisch Centrum, de hal waarin inspecties van treinen plaatsvinden. De dienstgebouwen van de vervoerders (Arriva en NS) moeten nog ontworpen worden. De samenhang van sommige processen kan een compact (en dus hoger) gebouw vragen. De bebouwingshoogte is overigens beperkt tot 8,5m.
13
De omschakeling van diesel naar elektrische tractie is inderdaad een wens van het Provinciebestuur. De omvang van het treinenpark verandert daardoor echter niet. De omvang van het opstelterrein wijzigt hierdoor ook niet. De scheiding tussen de twee opstelgebieden is dan ook meer ingegeven door de twee afzonderlijke spoorwegnetten: Het landelijk (NS) net en het regionaal (Arriva) net. Ook bij een
18 kunnen over het spoor van elektrische treinen rijden. Dubbele voorzieningen lijken ons daarom overbodig.
elektrificatie van het regionale net is de splitsing van het opstelterrein in tweeën wenselijk. Uiteraard zal de dieseltankplaat dan vervallen.
19
4. CONCLUSIE De keuze voor de locatie van het opstelterrein De Vork Essen Haren is in September 2012 door Provinciale Staten gemaakt. In bijlage 1 is dit verder toegelicht. Hierna heeft in het voorjaar van 2014 een participatietraject gelopen waarbij een ieder reeds zijn en/of haar reacties kon geven op de plannen. Uit die reacties kwam toen de behoefte naar voren om de geluid en lichteffecten van het opstelterrein zo veel als mogelijk te beperken. Hoewel op grond van regelgeving hiertoe geen aanleiding is, hebben wij toen besloten om ten behoeve van het woongenot en de beleving van het gebied de verstoring verder te beperken. Zo hebben wij ten behoeve van het Voorontwerp Provinciaal Inpassingsplan een lichtplan laten opstellen met led verlichting en hebben wij in het landschappelijk inrichtingsplan twee varianten opgenomen: Een variant met een volledige aardenwal aan de zuidzijde van het opstelterrein en een variant met deels een aardenwal en deels een hekwerk. De reacties op het Voorontwerp Provinciaal InpassingsPlan zijn in deze Nota opgenomen. Ook deze reacties hebben tot een aantal aanpassingen geleid die zijn verwerkt in het Ontwerp Provinciaal InpassingsPlan. Deze aanpassingen zijn hieronder benoemd:
Zoals hierboven aangegeven waren In het landschappelijk inrichtingsplan van Bosch en Slabbers twee varianten opgenomen. Een variant met een volledige wal aan de zuidzijde van het Opstelterrein en een variant met deels een wal en deels een hekwerk. Naar aanleiding van de reacties die bij ons zijn binnengekomen kiezen wij voor de variant met een zo'n groot mogelijke aarden wal die het opstelterrein aan de zuidzijde afschermt. Alleen ter plaatse van de ligging van de gasleiding zal de wal voor een deel worden onderbroken door een scherm van gelijke hoogte. Ter hoogte van de hoogspanningsmast zal de wal worden gesplitst. Naar aanleiding van vragen over verlichting schrijven we nu verplicht een kap voor op de led-verlichting en onderzoeken we de mogelijkheid om de verlichting nog slimmer te laten werken zodat deze lichtsterkte zich aanpast aan de plek van de werkzaamheden. Verder willen we op verzoek van omwonenden de nieuwe parkachtige omgeving zo rustig mogelijk houden. Dat betekent dat we fietsers en bromfietsers willen ontmoedigen. We onderzoeken of we daarvoor zogenaamde ‘zig-zag ingangen’ zullen aanleggen. Hiernaast wordt het Provinciaal InpassingsPlan nog een aantal kleinere punten aangepast zodat beter rekening gehouden kan worden met de hogedrukgasleiding en de hoogspanningsleiding die ook door het gebied gaat.
20
Bijlage 1: Locatiekeuze Inleiding Provinciale Staten hebben op 26 september 2012 ingestemd met de locatie de "De Vork" als voorkeurslocatie voor het opstelterrein. Op deze locatie kan voor zowel de landelijke als regionale vervoerder (respectievelijk de NS en Arriva) een per spoor goed bereikbaar opstelterrein gerealiseerd worden. De locatie is gekozen naar aanleiding van de Alternatievenstudie Knoop Groningen (Groningen Spoorzone). Als onderdeel van de Alternatievenstudie is ook een deelstudie Opstellen (23 april 2012) uitgevoerd. In deze deelstudie zijn een aantal mogelijke opstelalternatieven (soms opgedeeld in deeluitwerkingen) onderzocht. Het gaat om de varianten: A. Groningen lokaal + overloop naar Onnen; B1. Opstelsporen Groningen verlengen; B2. Behandel terrein op opstelterrein; B3. Binnen spoordemarcatie (“vierde perron”); B4. Behandel terrein Losplaats; C. Onnen; D1. De Vork; D2. Bronlanden; E. Westpoort; F. Suikerunie + Vloeivelden. In de hierna volgende afbeelding worden de onderzochte opstellocaties weergegeven.
21
Figuur1:Liggingonderzochtealternatieven Bron:AlternatievenstudieKnoopGroningen(spoorzone)
Op 24 september 2014 hebben Provinciale Staten vervolgens ingestemd met het beschikbaar stellen van een krediet voor de conditionering en aankoop van gronden voor het opstelterrein te Haren. Bij de stukken voorafgaand aan dit besluit zijn ook de reacties uit de informatiemarkten uit Haren meegenomen en daarnaast is de statencommissie Economie, Energie en Mobiliteit middels een excursie op 11 juni 2014 ter plaatse van de gekozen locatie op werkbezoek geweest om een beeld te krijgen van de door hen gekozen locatie. Vervolgens hebben Provinciale Staten op 11 maart 2015 het realisatiebesluit genomen voor het gehele project Groningen Spoorzone inclusief het verplaatsen van het opstelterrein naar de "De Vork" (Rouaanstraat) te Haren. Waarom een nieuw opstelterrein De provincie heeft de ambitie om meer treinen te laten rijden om aan de wensen van de treinreizigers tegemoet te komen. Doordat er meer treinen gaan rijden (hogere frequenties en meer verbindingen), zijn er meer sporen en nieuwe perrons nodig op het Hoofdstation. Daarnaast dient hiervoor ook een vierde spoor tussen het station Europapark en het Hoofdstation te worden aangelegd om alle treindiensten voor reizigers te kunnen laten rijden. De hogere frequenties en nieuwe verbindingen hebben
22 tot gevolg dat er meer treinstellen nodig zijn. Terwijl de ruimte op het opstelterrein afneemt, zullen er tegelijkertijd meer treinstellen moeten kunnen worden geparkeerd. De locatie achter het station is daardoor te klein geworden. Daarom moet het opstelterrein worden verplaatst waarbij het efficiënter en goedkoper is om alle treinen op één andere locatie onder te brengen. Het is namelijk efficiënt om voorzieningen te bundelen. Maatregelen met het oog op inpassing, afscherming, beveiliging en veiligheid hoeven maar op een locatie genomen te worden. Tenslotte is het ook voor het beheer en onderhoud van het opstelterrein efficiënter om alle treinen op één plek onder te brengen. Ook met het oog op flexibiliteit en toekomstvastheid is één opstelterrein beter dan twee locaties. Dit alles heeft er toe geleid dat provinciale staten in september 2012 hebben besloten om het opstelterrein te verplaatsen naar de locatie De Vork (Rouaanstraat) te Haren. Bij de besluitvorming in September 2012 was nog niet bekend dat voor de pendeldienst Groningen – Groningen Europapark – Haren – Assen een extra perron aan de zuidzijde van het station nodig is. Dit heeft tot gevolg dat de ruimte ten opzichte van het besluit van September 2012 nog verder afneemt en het ook niet meer mogelijk is om nog één vervoerder te laten parkeren achter het station. Uitplaatsing van het Emplacement voor beide vervoerders is daardoor noodzakelijk. Daarnaast is er na het wegvallen van de RegioTram en de spoorlijn Groningen – Heerenveen een nieuwe netwerkanalyse en HOV-visie opgesteld door de Regio Groningen Assen welke nog de volgende wijzigingen tot gevolg hebben gehad: o Het mogelijk maken van de sneltrein Groningen – Bremen o Het mogelijk maken van doorgaande treinen van Leeuwarden via Groningen Hoofdstation naar station Groningen Europapark o Het afmaken van de busbaan HOV-west. Deze zal het stationsgebied met een tunnel kruisen, waardoor de achterzijde van het station via de kortste route verbonden wordt met noordzijde en het huidige busstation. Ook deze maatregelen hebben nog extra tot gevolg dat de ruimte aan de zuidzijde voor het opstellen van treinen kleiner is geworden. Op onderstaande figuur is aangegeven welke ruimte beschikbaar was (rood) en welke ruimte nog beschikbaar is (groen).
23
Dit is een luchtfoto van het Hoofdstation. Het huidige opstelterrein is rood omlijn. De ruimte die overblijft als de extra sporen en perrons zijn ingepast, is groen omlijnd. Bovenstaande heeft er toe geleid dat Provinciale Staten bij besluit van 24 september 2014 en 11 maart 2015 een realisatiebesluit hebben genomen over het project inclusief de locatie voor het opstelterrein "De Vork" te Haren en daarvoor ook de benodigde financiële middelen beschikbaar hebben gesteld.
Waarom De Vork (Rouaanstraat)? Uit Alternatievenstudie Knoop Groningen kwam "De Vork" als beste locatie naar voren. De gekozen locatie aan de Rouaanstraat is in dit locatieonderzoek het meest geschikt bevonden. Dit gebied ligt tussen de treinstromen van de landelijke vervoerder en de regionale vervoerder in. Hierdoor hoeven zij elkaars spoor niet te gebruiken en elkaars treinen niet te kruisen. Ook is er naar het gebied toe geen extra spoor nodig dat niet al voor de dienstregeling aangelegd moet worden. En kan het terrein worden aangelegd zonder dat hiervoor volgens de wet geluidsmaatregelen of andere compenserende maatregelen nodig zijn. Dat wil overigens niet zeggen dat we geen maatregelen nemen. Zo leggen we bijvoorbeeld wel een aardenwal aan de zuidkant van het opstelterrein om de mogelijke effecten nog verder te beperken . Ter hoogte van de gasleiding wordt de aardenwal onderbroken met een geluidscherm. De belangrijkste redenen waarom gekozen is voor het uitplaatsen van het opstelterrein naar de Vork zijn:
24
Het terrein ligt precies tussen de spoorstromen naar Hoogezand en Haren. Zowel de landelijke vervoerder als de regionale vervoerder kan er via de aan hen toegewezen sporen komen. Zij hoeven elkaar niet te kruisen en verstoren elkaars dienstregeling daardoor niet. Het gebied is groot genoeg om beide vervoerders een goede plek te geven. Het gebied ligt relatief dichtbij het Hoofdstation en zeer dichtbij het station Groningen Europapark. Hierdoor zijn de extra exploitatiekosten van en naar het opstelterrein rijden relatief laag. Er hoeft weinig tot geen extra infrastructuur naar het terrein te worden gelegd. Ten behoeve van de extra treindiensten naar Haren/Assen/Zwolle en Hoogezand moet de verbinding tussen het Hoofdstation en de aansluiting op het opstelterrein al viersporig gemaakt worden. Er hoeven dus geen extra grote investeringen te worden gedaan om bij het opstelterrein te komen. Het gebied wordt tegen een industriegebied aan de noordzijde van het spoor aangelegd. Hiermee wordt een bundeling met bestaande industriële activiteit bereikt. Weliswaar wordt de open ruimte verkleind, maar het relatief ontoegankelijke gebied (geheel ingeklemd tussen sporen) kan met een kwaliteitsimpuls in het landschap worden opgewaardeerd tot wandelgebied.
Ontwikkelingen sinds het besluit van Provinciale Staten op 26 september 2012 Na de vaststelling van de documenten en het besluit door Provinciale Staten in september 2012 is het gebied Bronlanden niet langer een EHS gebied. Wat één van de redenen was waarom deze locatie minder goed scoorde dan de gekozen locatie De Vork. Er zijn echter nog een aantal belangrijke andere redenen dat Bronlanden minder goed scoort dan de gekozen locatie De Vork. De locatie Bronlanden ligt verder weg bij zowel het Hoofdstation als station Europapark, waardoor de jaarlijkse kosten (exploitatie, beheer en onderhoud) hoger zijn. Daarnaast zijn de investeringskosten naar deze locatie hoger omdat voor de ritten naar deze locatie een extra geëlektrificeerd spoor moet worden aangelegd, aangezien de ritten van en naar het opstelterrein vanwege de dienstregeling niet allemaal over het bestaande spoor kunnen. Dit wordt versterkt doordat ook de spoorlijn Groningen Bremen sinds de besluitvorming in 2012 een hogere prioriteit heeft gekregen. Daarnaast zullen de treinen van Arriva en NS elkaar bij die locatie dan ook op hun route van en naar het opstelterrein “in de weg” zitten, ze kruisen elkaars sporen. Dat zal een negatief effect hebben op de betrouwbaarheid van de dienstregeling. Ook zullen er dan meer treinen over de spoorwegovergang Noorderzanddijk gaan, waardoor ook hier infrastructurele maatregelen moeten worden genomen. Tot slot ligt de locatie Bronlanden tegen een natuurbeheergebied aan en valt het voor een klein deel in de zoekruimte voor een brede verbindingszone tussen groengebieden. Bovenstaande heeft er toe geleid dat Provinciale Staten bij besluit van 24 september 2014 en 11 maart 2015 een realisatiebesluit hebben genomen over het project inclusief de locatie voor het opstelterrein De Vork te Haren en daarvoor ook de benodigde financiële middelen beschikbaar hebben gesteld. Het nieuwe opstelterrein zal op een nette wijze landschappelijk worden ingepast in de omgeving. Dit is terug te vinden in het landschappelijke inpassingsplan.
25
Bijlage 2: Schriftelijke reacties overleginstanties
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48