Kluwer Navigator documentselectie
RO 2011/70: Informatierecht OR. Wie bewaakt het medezeggenschap traject en wie bepaalt de reikwijdte van het informatierecht van de OR? ( OR Unie K... Klik hier om het document te openen in een browser venster Instantie: Magistraten: Conclusie: Noot:
Hof Amsterdam (Ondernemingskamer) Mrs. A.C. Faber, M.P. Nieuwe Weme, J.H.M. Willems, drs. P.R. Baart, J.G. Bax -
Datum: Zaaknr:
3 augustus 2011 200.089.733/01 OK
LJN: Roepnaam:
BR4231 OR Unie KBO
Wetingang: WOR art. 25, 26
Essentie Informatierecht OR. Wie bewaakt het medezeggenschap traject en wie bepaalt de reikwijdte van het informatierecht van de OR?
Samenvatting Unie KBO (‘Unie’) is een overkoepelende vereniging van provinciale ouderenbonden. De dagelijkse leiding is in handen van een directeur die is aan te merken als bestuurder in de zin van de WOR. De Unie heeft een ondernemingsraad (de ‘OR’) ingesteld. Door onenigheid binnen de Unie en vertrek van leden, valt een aanzienlijk deel van de inkomsten (waaronder subsidies) van de Unie weg. De bestuurder legt een reorganisatieplan aan de OR voor met het verzoek op korte termijn te adviseren. Het plan houdt onder meer in dat 10 van de 28 fte vervallen, dat geen enkele functie hetzelfde blijft en dat nieuwe functies zullen worden gecreëerd terwijl ook tijdelijke medewerkers blijvende functies zullen vervullen. De OR meent onvoldoende en onvolledige informatie te hebben ontvangen, ook na om informatie gevraagd te hebben en geeft een negatief advies. De bestuurder neemt desalniettemin het besluit tot reorganisatie en vervolgens stelt de OR beroep in bij de OK. OK: De bestuurder heeft in casu niet in redelijkheid tot zijn besluit kunnen komen. Er is sprake van gebrekkige informatievoorziening als gevolg van de weinig adequate communicatie door zowel de bestuurder als de OR, onder meer door toenemend gebrek aan vertrouwen tussen partijen. Onvolkomenheden in de communicatie worden de Unie zwaarder aangerekend omdat de zorgplicht om het medezeggenschapstraject te bewaken op de bestuurder rust. De bestuurder had een heldere en adequate communicatie moeten nastreven en de OR zo volledig mogelijk moeten informeren. Het is in beginsel de OR die bepaalt welke informatie hij nodig heeft om een verantwoord advies te kunnen geven. Als de continuïteit van de organisatie in het geding is, mag worden verwacht dat de OR voortvarend ingaat op de adviesaanvraag (die ziet op dringend noodzakelijke maatregelen om een faillissement af te wenden). Of de OR hier in casu wel of niet aan heeft voldaan kan in het midden blijven, in het licht van de voorgaande schending van de zorgplicht van de bestuurder.
Zie ook Zie ook: • Hof Amsterdam (OK) 26 november 2010, RAR 2011/28, ARO 2010/182, LJN BO5270 (OR APM Terminals Rotterdam); • Hof Amsterdam (OK) 19 juli 2010, RO 2010/82 (OR Media Groep Limburg B.V.); • Hof Amsterdam (OK) 8 april 2010, ARO 2010/80 (ESG); • Hof Amsterdam (OK) 5 december 2008, RO 2009/18 (OR Stichting waterlaboratorium Zuid). Dit document is gegenereerd op 20-02-2013. Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op www.kluwer.nl 1
Kluwer Navigator documentselectie
Wenk Wenk: Als een ondernemer een besluit neemt dat niet overeenstemt met een door de OR uitgebracht advies, kan de OR binnen één maand nadat de OR van het besluit schriftelijk in kennis is gesteld daartegen beroep instellen bij de OK (art. 26 WOR). De OR kan de OK dan verzoeken de ondernemer ertoe te veroordelen het besluit alsnog in te trekken en eventuele gevolgen ongedaan te maken. Criterium daarbij is of de ondernemer bij de afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot dat besluit had kunnen komen. Deze wederzijdse belangenafweging (die aan de hand van de inhoud van het besluit moet worden gemaakt) is niet met zoveel woorden terug te vinden in de voorliggende uitspraak van de OK. Het is echter vaste jurisprudentie van de OK dat een besluit kennelijk onredelijk is als procedurele regels worden geschonden, als bijvoorbeeld de bestuurder het advies te laat aan de OR vraagt of bij het vragen van het advies geen overzicht van de beweegredenen of de gevolgen van het besluit van de werknemers geeft. Ook het verstrekken van onvoldoende informatie aan een OR of het onvoldoende onderbouwen van een reorganisatiebesluit leidt veelal tot het oordeel dat er sprake is van een kennelijk onredelijk besluit. Het is aan een bestuurder om te bepalen hoe een adviesaanvraag wordt ingericht en onderbouwd. In navolging van eerdere uitspraken, oordeelt de OK dat het aan de OR is om — binnen redelijke grenzen — te bepalen of zij meer of aanvullende informatie nodig heeft om een oordeel te vormen. Op welke gegevens en inlichtingen de OR recht heeft hangt af van specifieke omstandigheden. Op grond van de huidige wettelijke regeling heeft de OR in ieder geval aanspraak op voldoende financiële informatie aldus de wetgever. De rechtspraak op het punt van de informatieverstrekking is erg casuïstisch van aard. In de voorliggende zaak had de OR concreet weergegeven welke informatie hij nodig had en waarom en op welke punten hij aanvullende informatie nodig achtte omdat vragen daarover onbeantwoord bleven. De OK toetst in de onderhavige uitspraak punt voor punt of de gevraagde informatie voor de beoordeling van het besluit van belang is en constateert dat de Unie pas in de onderhavige procedure heeft uitgelegd hoe een en ander in de cijfers was verantwoord. In deze zaak waren beide partijen het er op zichzelf over eens dat bezuinigende maatregelen, waaronder het afslanken van de organisatie, dringend nodig waren. In omstandigheden als de onderhavige, waarin de continuïteit van de organisatie in het geding is, mag van een OR worden verwacht — aldus de OK — dat hij voortvarend ingaat op een in art. 25 WOR bedoelde adviesaanvraag die betrekking heeft op dringend noodzakelijke maatregelen ter afwending van een faillissement. De OK vervolgt dat met het oordeel dat de geboden haast echter niet af kan doen aan de zorgvuldigheid waarmee het adviesrecht dient te worden vorm gegeven. En daar ging het in casu mis. De OR en de bestuurder ruzieden wekenlang meer over de mogelijkheden en onmogelijkheden om de adviestermijn te verlengen dan over de volledigheid en inzichtelijkheid van de informatie ten behoeve van de OR. Of de OR in het voor wat betreft de door haar te betrachten voortvarendheid een verwijt valt te maken kan volgens de OK hier in het midden blijven. Het is, aldus de OK, aan de bestuurder om het medeschapstraject te bewaken en dat heeft hij onvoldoende gedaan waardoor men aan het antwoord op die vraag niet (meer) toekomt. Geboden haast kan — aldus de OK — niet afdoen aan de zorgvuldigheid waarmee het adviesrecht van de OR dient te worden vormgegeven. Die overweging is in lijn met eerdere rechtspraak van de OR (zie onder meer de uitspraak van 26 november 2010). Overigens zou de OK volgens haar eennalaatste rechtsoverweging 3.9 überhaupt tot het oordeel zijn gekomen dat aan de medezeggenschap van de OR tekort zou zijn gedaan omdat de Unie aan een aantal medewerkers een vaststellingsovereenkomst tot vertrek had aangeboden voordat het adviestraject was afgerond. Daarmee had de Unie in strijd met art. 25 lid 6 WOR, waarin is bepaald dat de bestuurder geen uitvoering mag geven aan een voorgenomen besluit terwijl onderdelen daarvan nog in het adviestraject voor lagen gehandeld. Wellicht vond de OR dat blijkbaar op zichzelf te zwak om alleen tot het oordeel te komen dat het besluit niet in stand kon blijven. De boodschap van de OK met deze uitspraak is dat de OR tot voortvarendheid kan worden gemaand tot het vormen van een oordeel over het gevraagde advies maar dat het zaak voor de ondernemer is om volledige informatie te geven, duidelijk te zijn in de beweegredenen voor en de gevolgen van het besluit en om vragen te beantwoorden. En niet in de laatste plaats geeft de OK expliciet mee dat het de bestuurder is die het medezeggenschapstraject dient te bewaken (maar blijkbaar niet: beheersen, zie de vorige zin) en daarop kan en mag worden aangesproken. Dit document is gegenereerd op 20-02-2013. Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op www.kluwer.nl 2
Kluwer Navigator documentselectie
Partij(en) De Ondernemingsraad van Unie KBO, te 's‑Hertogenbosch, verzoeker, adv. mr. G.A. Stouthart, tegen Unie KBO, te 's‑Hertogenbosch, verweerster, adv. mr. J.J.M. Cliteur.
Uitspraak Hof: 1.
Het verloop van het geding 1.1 Partijen zullen hierna onderscheidenlijk de ondernemingsraad en de Unie genoemd worden. 1.2 De ondernemingsraad heeft bij op 29 juni 2011 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verzoekschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht — zakelijk weergegeven — bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, 1. te bepalen dat de Unie bij afweging van alle betrokken belangen niet in redelijkheid tot het besluit van 30 mei 2011 heeft kunnen komen; 2. de Unie op te dragen dit besluit in te trekken en alle gevolgen van het besluit ongedaan te maken. 1.3 De Unie heeft bij op 19 juli 2011 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht het verzoek van de ondernemingsraad af te wijzen. 1.4 Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 28 juli 2011, alwaar partijen hun standpunten nader hebben doen toelichten, de ondernemingsraad door mr. M. van LeeuwenScheltema, advocaat te Utrecht, aan de hand van aan de Ondernemingskamer overgelegde pleitaantekeningen, en de Unie door haar advocaat.
2.
De feiten 2.1 Provinciale ouderenbonden die zich richten op belangenbehartiging, opleiding en ontspanning voor senioren, hebben zich verenigd in de Unie. De Unie kent een unieraad (de algemene vergadering), samengesteld uit vertegenwoordigers van alle aangesloten provinciale bonden. Voorts heeft de Unie een algemeen bestuur (hierna ook het bestuur te noemen). De dagelijkse leiding is in handen van een directeur, die als bestuurder in de zin van de Wet op de ondernemingsraden (WOR) heeft te gelden (hierna de bestuurder te noemen). 2.2 De provinciale bonden hebben een landelijk samenwerkingsverband vormgegeven binnen de Unie, die daartoe een landelijk bureau in stand houdt, dat zich richt op dienstverlening aan de provinciale bonden, individuele belangenbehartiging en landelijke belangenbehartiging. Bij het landelijke bureau werken thans 31 medewerkers in 28 fte arbeidsplaatsen, waaronder begrepen die van de directeur en twee vacatures. 2.3 De provinciale bonden hebben leden (hierna de individuele leden te noemen) en dragen voor elk individueel lid een bedrag af aan de Unie. Naast deze bron van inkomsten heeft de Unie inkomsten uit subsidie gekregen. Voorts vloeiden de resultaten van commerciële activiteiten van 15-Plus B.V., de opbrengsten van 15-Plus loterij, en gelden van het project Zilveren Kruis Achmea (hierna ZKA te noemen) in het verleden naar de Unie. 2.4 Binnen de Unie is in de loop van 2010 onenigheid ontstaan ten gevolge waarvan de grootste provinciale bond, KBO Brabant, per 1 januari 2011 uit de Unie is getreden. Sindsdien vertegenwoordigen de bij de Unie aangesloten provinciale bonden tezamen nog circa 200.000 individuele leden. Door het vertrek van KBO Brabant komen de inkomsten van de Unie in 2011 circa € 830.000 lager uit. Vier andere bonden hebben hun lidmaatschap van de Unie opgezegd tegen 1 januari 2012. 2.5 De financiële consequenties van de uittocht van provinciale bonden en een zeer aanzienlijke vermindering van de subsidies nopen tot ingrijpen in de organisatie van de Unie. 2.6 Op 17 januari 2011 heeft de voorzitter van het bestuur aan de ondernemingsraad geschreven:
Dit document is gegenereerd op 20-02-2013. Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op www.kluwer.nl 3
Kluwer Navigator documentselectie
‘De wens van de [ondernemingsraad] om het bureau niet te reorganiseren is door de ontwikkelingen achterhaald. Die ontwikkelingen vragen om een herbezinning op de kerntaken en de organisatie van het bureau. Het bestuur heeft de directeur gevraagd om een plan daarvoor voor te bereiden. (…) De [ondernemingsraad] zal tijdig om advies gevraagd worden over die onderwerpen waarop de [ondernemingsraad] volgens de Wet op de Ondernemingsraden adviesrecht heeft’. 2.7
2.8
2.9
2.10
Een e-mail bericht, verzonden op 24 januari 2011, van de ondernemingsraad aan het bestuur, met kopie aan de bestuurder, houdt onder meer in dat de bestuurder door een externe deskundige wordt bijgestaan bij het ontwikkelen van een reorganisatieplan en dat de ondernemingsraad in de gelegenheid wil worden gesteld advies uitbrengen over de keuze van die deskundige en de aan die deskundige te verstrekken opdracht. Bij e-mail bericht van 1 februari 2011 aan het bestuur, met kopie aan de bestuurder, heeft de ondernemingsraad, onder verwijzing naar zijn brief van 24 januari 2011, nogmaals op een adviesaanvraag aangedrongen. De bestuurder heeft op 1 februari 2011 geantwoord dat geen opdracht aan een externe deskundige is verstrekt en dat een concept reorganisatieplan op 17 februari 2011 aan het bestuur zal worden voorgelegd en uiterlijk op 24 februari 2011 ter advisering aan de ondernemingsraad zal worden gestuurd. Een e-mail bericht van de ondernemingsraad aan de bestuurder, verzonden op 2 februari 2011, houdt onder meer het volgende in: ‘Wat betreft het adviesrecht inzake het reorganisatieplan, het volgende. De [ondernemingsraad] verwacht dat dit conform de WOR zal plaatsvinden. (…) De [ondernemingsraad] dringt er bij jou op aan dat op korte termijn een schriftelijke adviesaanvraag gedaan wordt. (…) Omdat het de [ondernemingsraad] ontbreekt aan de aanvraag (…) kan de [ondernemingsraad] op dit moment niet aangeven of de voorgestelde termijn van twee weken redelijk is. De [ondernemingsraad] stelt dan ook voor, na ontvangst van de adviesaanvraag, een afspraak te maken over de termijn voor het uitbrengen van het advies’.
2.11
2.12
Tijdens de overlegvergadering van 23 februari 2011 is een adviesaanvraag, gedateerd 21 februari 2011 en getiteld ‘Adviesaanvraag aan OR Unie KBO inzake reorganisatie Unie KBO voorjaar 2011’, aan de ondernemingsraad voorgelegd. De bestuurder heeft de adviesaanvraag met behulp van een powerpoint presentatie toegelicht. Voorts heeft een in de overlegvergadering aanwezige vertegenwoordiger van FNV AbvaKabo een toelichting op het sociaal plan gegeven. De ondernemingsraad heeft aangekondigd nadere informatie te willen ontvangen. De adviesaanvraag houdt onder meer in dat het aantal fte van 28 wordt verminderd tot 18 en dat een aantal diensten zal worden uitbesteed. Voorts is in de adviesaanvraag vermeld: ‘Geen enkele functie blijft hetzelfde. Bij een aantal functies zullen kennis en vaardigheden min of meer gelijk blijven. Voor alle functies zullen in het functieprofiel een aantal nieuwe vaardigheden en attitudes opgenomen worden (…). Er zullen enkele nieuwe functies gecreëerd worden. Daarnaast blijven enkele functies bestaan, die door tijdelijke medewerkers vervuld worden. (…) Globale functieprofielen voor deze functies worden in een aparte notitie beschreven. (…) Ontslag van vaste medewerkers blijkt onontkoombaar, omdat er sprake is van boventallig personeel. Hierbij worden de volgende criteria gehanteerd: * Blijft de functie nog bestaan? * Welke functies worden samengevoegd? * Wie is geschikt (te maken) op basis van functieomschrijving en onpartijdige toetsing? (…) Aan de werknemers die ontslag aangezegd krijgen worden twee opties voorgelegd: 1. Werknemers stemmen in met een beëindigingovereenkomst. (…) 2. Werknemers stemmen niet in met een beëindigingovereenkomst. (…)’.
Dit document is gegenereerd op 20-02-2013. Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op www.kluwer.nl 4
Kluwer Navigator documentselectie
2.13
2.14
Op 4 maart 2011 heeft de ondernemingsraad schriftelijk om aanvullende schriftelijke informatie verzocht. De ondernemingsraad heeft in zijn verzoek onder meer verwezen naar informatie waar de bestuurder in de overlegvergadering van 23 februari 2011 naar heeft verwezen en merkte hierover op dat hij ‘graag de relevante informatie met betrekking tot het genoemde adviesbureau en de verslagen waarin het [bestuur en de bestuurder] deze corebusiness hebben besproken en vastgesteld’ ontvangt. Verder heeft de ondernemingsraad in een twaalftal vragen schriftelijke stukken en informatie met betrekking tot de meerjarenbegroting en de begroting 2011 gevraagd, waaronder de begrotingen en jaarrekeningen over de jaren 2007, 2008, 2009, de conceptjaarrekening van 2010, de kwartaalrapportage 2011 (‘gewenst, teneinde de financiële stukken te kunnen beoordelen’), een toelichting op ‘de reductie materiële kosten van € 220.000’, ‘de € 300.000 reorganisatiekosten’ en de beschikbaarheid van deze gelden voor het sociaal plan, ‘de € 100.000 extra juridische kosten vanwege afwikkeling KBO-Brabant’, de verwachte schadelast van verschillende claims, de reden waarom bij ‘posten deelnemingsresultaat 15Plus BV en Solidariteitsfonds (…) in de begroting 2011 geen gelden [zijn] opgenomen’, waar de opbrengst 2010 uit de Sponsorloterij is terug te vinden, waarop het bedrag van € 562.846 ter zake van personele besparing is gebaseerd en een toelichting op de kosten van de uit te besteden diensten. Ten aanzien van de personele gevolgen heeft de ondernemingsraad in bovenvermeld verzoek van 4 maart 2011 onder meer de volgende informatie gevraagd: ‘In het reorganisatieplan wordt een tekort van 1 mln. genoemd terwijl in de begroting een tekort van 1,17 mln. is opgenomen. Wat is de reden van dit verschil? (…) Waar ‘vacature’ vermeld staat wil de [ondernemingsraad] weten om welke huidige of beoogde functies (activiteiten organisatie) het gaat. (…) In de begroting 2011 wordt uitgegaan van 23 fte. In (…) de adviesaanvraag (…) wordt uitgegaan van 28 fte. Wat is de reden van dit verschil? (…) Graag ontvangen wij het organogram en een toelichting op het organogram van voor en na de reorganisatie. Onze vragen (…) zijn: (…) worden voorafgaand aan de personele staffing voor elke functie nieuwe profielen opgesteld? (…) wat wordt verstaan onder de ‘ onpartijdige toetsing’. Door wie wordt dit uitgevoerd? (…) Hoe verhouden de nieuwe vaardigheden zich tot de huidige. Waar is het op gebaseerd dat er nieuwe vaardigheden en attitudes noodzakelijk zijn? (…)’.
2.15
In de overlegvergadering van 22 maart 2011 heeft de bestuurder gereageerd op de in het bericht van 4 maart 2011 door de ondernemingsraad geformuleerde vragen en ten aanzien van een aantal in het verzoek van 4 maart 2011 genoemde schriftelijke stukken meegedeeld die niet aan de ondernemingsraad te zullen overhandigen. Verder heeft de bestuurder laten weten dat een aantal bedragen waar de ondernemingsraad naar heeft geïnformeerd, ramingen betreft. De door beide partijen in het geding gebrachte, niet gelijkluidende notulen van de overlegvergadering van 22 maart 2011 houden — voor zover wel gelijkluidend — in: ‘Het ontbreken van 15-Plus en de Sponsorloterij in de begroting: Reden hiervan is het feit dat het bestuur besloten heeft de zaken te scheiden en 15-Plus en de Sponsorloterij apart op te nemen’ en ‘in de begroting [wordt uitgegaan van] 23 fte., omdat hier rekening is gehouden met de reorganisatie en de daarmee gepaard gaande ontslagen. (…) Aanpassing van huidige functieprofielen en het invoeren van nieuwe functieprofielen voor iedereen zijn gebaseerd op de nieuwe organisatie. De functieprofielen, zowel de aangepaste als de nieuwe, worden aan de [ondernemingsraad] voorgelegd’.
2.16
Bij brief van 28 maart 2011 heeft de bestuurder het volgende aan de ondernemingsraad bericht: ‘Tijdens het overleg op 22 maart hebben jullie aangegeven dat jullie tot 23 mei (…) de tijd nemen om advies uitbrengen over de reorganisatie. Nogmaals wil ik jullie laten weten dat ik deze termijn
Dit document is gegenereerd op 20-02-2013. Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op www.kluwer.nl 5
Kluwer Navigator documentselectie
in het kader van het bedrijfsbelang en van de belangen van individuele werknemers onverantwoord vind. (…) Ik ben bereid om de termijn van adviesaanvraag te verlengen tot 23 april (…)’. 2.17
Op 31 maart 2011 heeft de ondernemingsraad aan de bestuurder geschreven: ‘De [ondernemingsraad] is doordrongen van het belang om het advies zo snel mogelijk af te hebben en zal zijn uiterste best hiervoor doen (…). [T]eneinde overleg van de [ondernemingsraad] met (een delegatie van) het bestuur van de Unie KBO te plannen, heeft de [ondernemingsraad] op 25 maart jl. voorgesteld dit overleg op 19 april aanstaande te organiseren. Deze datum is gekozen i.v.m. de voorbereiding van dit gesprek en de diverse agenda's waar rekening mee moet worden gehouden. (…)’.
2.18
Een op 1 april 2011 door de bestuurder aan de ondernemingsraad verzonden e-mail bericht houdt onder meer in: ‘Hedenochtend heb ik jullie verzocht tot een overleg om enerzijds de verstandhouding tussen [ondernemingsraad] en bestuurder te verbeteren en anderzijds om de termijn die de [ondernemingsraad] nodig acht voor het uitbrengen van hun advies opnieuw te bespreken. Nadrukkelijk heb ik het verzoek neergelegd de termijn te vervroegen tot 23 april om de gang naar de kantonrechter te voorkomen maar ook in het belang van de continuïteit van de organisatie en in het belang voor de medewerkers. (…) Om het de [ondernemingsraad]-leden mogelijk te maken om haar advies te kunnen bespoedigen heb ik aangeboden extra ruimte te geven aan de [ondernemingsraad]-leden. Concreet heb ik jullie verzocht een voorstel te ontwikkelen waarin jullie aangeven welke ruimte jullie nodig hebben (…) om binnen de termijn van 23 april een advies uit te kunnen brengen. (…) Graag verneem ik morgen wanneer ik uiterlijk het advies (…) mag verwachten als ik akkoord ga met jullie ingediende voorstel.’
2.19
2.20
Op 4 april 2011 heeft de ondernemingsraad door middel van een e-mail aan de bestuurder laten weten dat ‘aanlevering van het advies’ afhankelijk is van, kort gezegd, instemming met het sociaal plan van de bij de Unie werkzame leden van FNV, overleg tussen de ondernemingsraad en een delegatie van het bestuur op 19 april 2011, het toereikend blijken te zijn van verkregen informatie dan wel tijdig ontvangen van aanvullende informatie, en, zonodig, raadpleging door de ondernemingsraad van zijn achterban. Een e-mail bericht van de bestuurder, verzonden aan de ondernemingsraad op 5 april 2011, houdt onder meer in: ‘Zo snel als er een akkoord is over het sociaal plan mag de [ondernemingsraad] dit inzien. Met de vakbond is de termijn van 23 april afgesproken en conform eerdere berichtgeving (…) om beide trajecten parallel te laten verlopen, blijft de deadline van 23 april [voor uitbrengen van het advies; Ondernemingskamer] gehandhaafd.’.
2.21
Op 6 april 2011 heeft de ondernemingsraad een e-mail met onder meer de volgende inhoud aan de bestuurder gestuurd: ‘Helaas vernemen wij 5 april jl. van u weer een reactie die betrekking heeft op de datum waarop u het advies wenst. De [ondernemingsraad] vindt het ook vanzelfsprekend om geen tijd verloren te laten gaan en zo snel mogelijk te werken. (…) Wij (…) vragen om nog wat aanvullende informatie, t.w. de nieuwe functie profielen, bijbehorende salarisschalen en (…)’.
2.22
Een e-mail bericht van 8 april 2011 van de bestuurder luidt, voor zover van belang: ‘(…) een voorstel om 1 week vrij te roosteren [was] aan een duidelijke voorwaarde (…) gekoppeld, namelijk het uitbrengen van advies (…) uiterlijk 23 april. (…) De [ondernemingsraad] heeft te veel tijd nodig (…). De organisatie kan nu niet verder maar moet met de hoogste urgentie aan haar toekomst gaan werken (…). Derhalve neem ik (…) de vrijheid
Dit document is gegenereerd op 20-02-2013. Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op www.kluwer.nl 6
Kluwer Navigator documentselectie
om de organisatie en de mensen voor te gaan bereiden op de toekomst.’. 2.23
2.24 2.25
Een brief van 14 april 2011 van de advocaat van de ondernemingsraad aan de bestuurder houdt onder meer in dat de ondernemingsraad ‘direct [heeft] aangegeven überhaupt niet te kunnen adviseren omdat de benodigde relevante informatie ontbrak’. Op 20 april 2011 heeft overleg tussen de ondernemingsraad en een delegatie van het bestuur plaatsgevonden. In een e-mail van 28 april 2011 heeft de ondernemingsraad aan de bestuurder geschreven: ‘De [ondernemingsraad] (…) heeft nog een aantal vragen die de bestuursdelegatie tijdens het overleg van 20 april jl. niet kon beantwoorden (…). De antwoorden (…) zijn voor de [ondernemingsraad] van wezenlijk belang voor de afronding van het advies. (…) Nadat de (…) informatie is verschaft legt de [ondernemingsraad] de laatste hand aan het advies. 1. Graag ontvangen wij het officiële organigram van ‘na de reorganisatie 2011’ met daarin de juiste benaming van functies/nieuwe functies. (…) 2. De projectmanager (…) die is genoemd in het reorganisatieplan, is niet zichtbaar in het nieuwe organigram van de organisatie. Is deze functie wel of niet opgenomen in het uiteindelijke plaatje? 3. Onduidelijk is de investering van € 150.000 voor twee nieuwe functies. Voor welke functies is deze investering bedoeld? (…) Wordt door deze investering de beoogde personele besparing van € 562.846 met € 150.000 verminderd? 4. Worden zittende werknemers in staat gesteld te solliciteren op nieuwe functies? ’.
2.26
De bestuurder heeft in een e-mail van eveneens 28 april 2011 geantwoord: ‘Het organigram wat jullie ontvangen is het organigram na de organisatie. De juiste functiebenaming en functie-eisen worden verder ontwikkeld voor alle functies en zal aan de [ondernemingsraad] voorgelegd worden ter goedkeuring. Dit staat echter los van de adviesaanvraag. Omdat wij als organisatie grote en belangrijke projecten draaien is een projectmedewerker essentieel (…). Deze functie is opgenomen in het nieuwe plaatje (…). De investering voor € 150.000 is gereserveerd voor een financiële administrateur en een operationele manager. (…) Deze kosten moeten verminderd worden met het totaal te bezuinigen bedrag. Als er nieuwe functies zijn hebben zittende werknemers en werknemers die binnen het reorganisatieproces als eerste het recht om te solliciteren (…) op voorwaarde dat ze geschikt zijn voor een functie’.
2.27
2.28
2.29
Op 4 mei 2011 heeft de ondernemingsraad een negatief advies uitgebracht. Het advies houdt onder meer in dat de financiële analyse onvoldoende is, dat een aantal posten niet uitgewerkt of niet transparant is, dat de opbrengsten van activiteiten van 15 Plus-B.V. en ZKA niet in de meerjarenbegroting van de Unie zijn opgenomen, dat de kosten gemaakt voor ZKA wel in de begroting van de Unie zijn opgenomen, dat het gepresenteerde organogram van voor de reorganisatie afwijkt van het officiële organogram dat in 2008 is vastgesteld, dat het organogram van na de reorganisatie moeilijk leesbaar is door niet consistent gebruik van namen van functies en activiteiten en dat in de adviesaanvraag gepresenteerde nieuwe functies niet (allemaal) in het organogram van na de reorganisatie zijn terug te vinden. In het advies is verder vermeld dat de ondernemingsraad in zijn berekening van de solvabiliteit van de Unie het eigen vermogen van Stichting Mr. Van Thielfonds en van 15-Plus B.V. heeft betrokken. Voorts schrijft de ondernemingsraad verheugd te zijn met de toezegging ‘dat als er nieuwe functies zijn, zittende werknemers en werknemers binnen het reorganisatieproces als eerste het recht hebben om te solliciteren’. Bij brieven van 21 mei 2011 aan een tiental werknemers heeft de Unie geschreven dat het ‘vanwege de reorganisatie noodzakelijk is’ hun arbeidscontract te beëindigen. Bij de brieven was een concept beëindigingovereenkomst (hierna de vaststellingsovereenkomst te noemen) gevoegd. Bij brief van 24 mei 2011 heeft de advocaat van de ondernemingsraad de bestuurder meegedeeld, kort gezegd, dat de ondernemingsraad het in de brieven van 21 mei 2011 vervatte aanbod tot beëindiging van arbeidsovereenkomsten beschouwt als een uitvoeringshandeling van het voorgenomen besluit, en de bestuurder gesommeerd elke verder uitvoeringshandeling te staken.
Dit document is gegenereerd op 20-02-2013. Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op www.kluwer.nl 7
Kluwer Navigator documentselectie
2.30
Op 30 mei 2011 heeft de bestuurder de ondernemingsraad in kennis gesteld van het in deze zaak bestreden besluit. Het besluit houdt in: ‘Ten onrechte constateert u dat middelen uit andere fondsen, B.V. of Stichtingen over te hevelen zijn naar [de Unie] omdat zij een eigen rechtsorgaan kennen. (…) In de Unieraad 2009 heeft men besloten alle activiteiten met betrekking tot 15+ te ontvlechten van de [Unie] per 2011. (…). Bestuurder deelt de mening van de [ondernemingsraad] dat de functies van een financiële administrateur en operationele manager al bestaan in de organisatie en daarom opgenomen zijn in de formatieplaatsen. (…). De inhoud van beide functies wijzig[t] echter fors ten opzichte van de huidige functies. Daarom zijn beide functies eerst geschrapt om vervolgens met een nieuw profiel weer toe te voegen.’ en ‘Bestuurder waardeert de houding van de [ondernemingsraad] dat [hij] graag had willen meepraten bij het voorbereiden van de adviesaanvraag echter dat is niet de rol van de [ondernemingsraad] in deze’ en ‘Ten aanzien van de verschillende adviezen en suggesties die u geeft met betrekking tot verschillende functies vermeld ik nogmaals dat alle functiebeschrijvingen aangepast worden (…)’ en ‘Het bestuur van de Unie (…) heeft besloten om de reorganisatie en de daarmee gekoppelde ontslagaanvraag verder in gang te zetten (…)’.
2.31
3.
Een brief van de advocaat van de Unie, gedateerd 15 juni 2011, houdt onder meer in dat het opzeggen door het bijna voltallige personeel van de Unie van het vertrouwen in de bestuurder, leidt tot de conclusie dat de ondernemingsraad geen gesprekspartner meer kan zijn voor de bestuurder en het bestuur. Nadien heeft geen overleg meer plaatsgevonden.
De gronden van de beslissing 3.1 De ondernemingsraad heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat de Unie bij afweging van alle betrokken belangen niet in redelijkheid tot het besluit van 30 mei 2011 heeft kunnen komen, omdat de motivering van het besluit op een aantal punten tekort schiet en een adequate regeling voor opvang van de financiële gevolgen van het besluit voor het personeel ontbreekt. 3.2 De ondernemingsraad heeft ter toelichting van zijn standpunt onder meer het volgende naar voren gebracht. De analyse van de financiële achtergrond van de beoogde reorganisatie is onvoldoende. In de meerjarenbegroting van de Unie zijn niet de baten van 15-Plus B.V., de 15-Plus loterij en ZKA opgenomen. De ondernemingsraad wijst er op dat de kosten, gemaakt ten behoeve van ZKA, wel als kosten van de Unie zijn geboekt. Verder klaagt hij dat de keuze om geen enkele functie hetzelfde te laten blijven onduidelijk is gebleven. Voorts memoreert de ondernemingsraad de toezegging van de bestuurder dat ‘als er nieuwe functies zijn, zittende werknemers en werknemers binnen het reorganisatieproces als eerste het recht hebben om te solliciteren’. Deze toezegging wordt doorkruist door het aanbieden van een vrijwillige vertrekregeling aan een aantal werknemers, waarmee de Unie bovendien reeds uitvoering geeft aan het besluit, aldus nog steeds de ondernemingsraad. 3.3 De Unie heeft benadrukt dat, ten gevolge van vermindering van subsidiebedragen en van het vertrek van bonden en het daarmee samenhangende verlies aan inkomsten, een alarmerende financiële situatie is ontstaan die voor haar continuïteit doet vrezen. De Unie verwijt de ondernemingsraad te miskennen dat de ernst van de situatie uitstel van de beoogde reorganisatie niet toelaat. 3.4 Uit het over en weer gestelde blijkt dat partijen het eens zijn over de dringende noodzaak van bezuinigende maatregelen, waaronder het afslanken van de organisatie. De Ondernemingskamer stelt voorop dat in omstandigheden als de onderhavige, waarin, zoals door de Unie onweersproken is gesteld, de continuïteit van haar organisatie in het geding is, van een ondernemingsraad mag worden verwacht dat hij voortvarend ingaat op een in artikel 25 WOR bedoelde adviesaanvraag, die betrekking heeft op dringend noodzakelijke maatregelen ter afwending van een déconfiture. De geboden haast
Dit document is gegenereerd op 20-02-2013. Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op www.kluwer.nl 8
Kluwer Navigator documentselectie
3.5
3.6
3.7 3.8
kan echter niet afdoen — en hoeft ook niet af te doen — aan de zorgvuldigheid waarmee het adviesrecht, bedoeld in vermelde bepaling, dient te worden vormgegeven. De Ondernemingskamer overweegt verder dat de adviesaanvraag inhoudt dat geen enkele functie hetzelfde blijft, dat nieuwe functies gecreëerd worden, dat voor alle functies functieprofielen in een aparte notitie worden beschreven, en dat de geschiktheid voor een functie zal worden bepaald onder meer op grond van ‘onpartijdige toetsing’. Hoewel de ondernemingsraad herhaaldelijk heeft gevraagd (op 4 maart en 28 april 2011) om het organogram van na de reorganisatie, de nieuwe functieprofielen (op 4 maart, 6 en 28 april 2011), en uitleg over ‘de onpartijdige toetsing’ en de gang van zaken met betrekking tot het solliciteren op functies na de reorganisatie, is over de na de reorganisatie geldende functie-eisen en de wijze waarop de functies zullen worden vervuld in het adviestraject onduidelijkheid blijven bestaan. Immers, de Unie heeft geantwoord (op 22 maart 2011) dat voor iedereen nieuwe functieprofielen ‘gebaseerd op de nieuwe organisatie’ worden opgesteld en aan de ondernemingsraad voorgelegd en (op 28 april 2011) dat de ‘juiste functiebenaming en functie-eisen worden verder ontwikkeld ’, terwijl in het besluit nogmaals is vermeld dat alle functiebeschrijvingen aangepast worden. Van nadere concretisering is niet gebleken. Verder heeft de Unie laten weten (op 28 april 2011) dat ‘zittende werknemers en werknemers (…) binnen het reorganisatieproces als eerste het recht om te solliciteren’ op nieuwe functies hebben ‘op voorwaarde dat ze geschikt zijn voor een functie’. Op grond van dit een en ander is het naar het oordeel van de Ondernemingskamer niet onbegrijpelijk dat de ondernemingsraad in onzekerheid verkeerde over de vraag welke medewerkers zouden moeten of mogen solliciteren naar de na de reorganisatie beschikbare functies. Die onzekerheid is pas ter terechtzitting — gedeeltelijk — opgeheven doordat de bestuurder desgevraagd heeft meegedeeld dat niet-boventallige werknemers zonder sollicitatie in de nieuwe organisatie zullen worden geplaatst. Op de vraag voorts van de ondernemingsraad naar de reden om geen ‘deelnemingsresultaat 15-Plus BV (…) in de begroting 2011’ op te nemen, welke vraag gerechtvaardigd was reeds in het licht van de in 2.3 vermelde gang van zaken in het verleden, heeft de Unie weliswaar geantwoord dat ‘het bestuur besloten heeft de zaken te scheiden en 15 Plus apart op te nemen’, maar dat antwoord kan bezwaarlijk als verhelderend worden gekwalificeerd. De ondernemingsraad heeft voorts in het advies uiteengezet dat in zijn berekening van de solvabiliteit van de Unie het eigen vermogen van Stichting Mr. Van Thielfonds en dat van 15-Plus B.V. zijn betrokken en geconstateerd dat de opbrengsten van activiteiten van 15-Plus B.V. en ZKA niet, maar de kosten van die activiteiten wel in de meerjarenbegroting van de Unie zijn opgenomen. Het besluit houdt op deze punten geen andere toelichtende reactie in dan ‘Ten onrechte constateert u dat middelen uit andere fondsen, B.V. of Stichtingen over te hevelen zijn naar [de Unie] omdat zij een eigen rechtsorgaan kennen. (…) In de Unieraad 2009 heeft men besloten alle activiteiten met betrekking tot 15+ te ontvlechten van de [Unie] per 2011’. De Unie heeft pas in de onderhavige procedure uitgelegd dat in haar begroting geen rekening meer is gehouden met 15-Plus B.V., omdat twee jaar geleden, in verband met het commerciële en dus risicodragende karakter van de activiteiten van die vennootschap, is gekozen voor ontvlechting van de in die vennootschap georganiseerde activiteiten, teneinde te voorkomen dat het ondernemingsrisico de financiële situatie van de Unie negatief zou kunnen beïnvloeden, dat hetzelfde geldt voor het Mr. Van Thiel Fonds, zodat het eigen vermogen van die stichting niet bij het vermogen van de Unie kan worden geteld, en dat het project van ZKA na 2011 niet zal worden verlengd. Voor het door de ondernemingsraad onweersproken gestelde opnemen van kosten van ZKA in de begroting als kosten van de Unie, is een, gelet op het niet opnemen van de daartegenover staande inkomsten aannemelijke, verklaring — ook ter terechtzitting — uitgebleven. De opmerking van de Unie dat met de ontvlechting gemoeide bedragen in het niet vallen bij de financiële problemen waarvoor zij zich gesteld ziet, kan, indien al juist, aan het voorgaande niet afdoen. Op grond op de twee vorige overwegingen is de Ondernemingskamer van oordeel dat de informatievoorziening met betrekking tot het voorgenomen besluit tekort is geschoten. Naar de indruk van de Ondernemingskamer is de gebrekkige informatievoorziening mede het gevolg van de weinig adequate communicatie door zowel de bestuurder als de ondernemingsraad. Beide partijen hebben zich immers een tijd lang meer bekreund over de mogelijkheden en onmogelijkheden van verlenging van de adviestermijn dan om de volledigheid en inzichtelijkheid van de aan de ondernemingsraad ten behoeve van de advisering te verstrekken informatie. Het toenemende gebrek
Dit document is gegenereerd op 20-02-2013. Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op www.kluwer.nl 9
Kluwer Navigator documentselectie
3.9
3.10
4.
aan vertrouwen tussen partijen heeft een deugdelijke communicatie over de benodigde informatie evenmin bevorderd. Dit een en ander laat onverlet dat de onvolkomenheden in de communicatie de Unie zwaarder worden aangerekend. Immers, de zorgplicht om het medezeggenschaptraject te bewaken rust eerst en vooral op de bestuurder. Het lag derhalve vooral op de weg van de Unie om een heldere en adequate communicatie na te streven en de ondernemingsraad effectief en zo volledig mogelijk te informeren over (de achtergronden en de gevolgen van) het voorgenomen besluit. Daarbij dient in het oog gehouden te worden dat het in beginsel niet aan de bestuurder maar aan de ondernemingsraad is om te bepalen welke informatie hij nodig heeft om verantwoord advies te kunnen geven. Gelet hierop was de terughoudendheid waarmee de bestuurder is ingegaan op verzoeken van de ondernemingsraad om informatie, zoals die uit de hiervoor aangehaalde feiten blijkt, niet op zijn plaats. In het licht van dit een en ander kan verder in het midden blijven of de ondernemingsraad de hiervoor in 3.4 bedoelde voortvarendheid in voldoende mate heeft betracht. Bij dit alles komt nog dat de Unie aan een aantal medewerkers voorstellen tot vrijwillig vertrek heeft gedaan door middel van het aanbieden van de vaststellingsovereenkomst, voordat het adviestraject was afgerond en het besluit was genomen. Daarmee heeft de Unie, zulks in strijd met het in artikel 25 lid 6 WOR bepaalde, uitvoering gegeven aan het voorgenomen besluit terwijl onderdelen daarvan, waaronder het organogram, het aantal arbeidsplaatsen, de functieprofielen en de wijze waarop de functies vervuld zullen worden nog onderwerp van discussie waren of behoorden te zijn. Deze handelwijze op zichzelf leidt volgens vaste rechtspraak van de Ondernemingskamer al tot het oordeel dat aan de medezeggenschap van de ondernemingsraad tekort is gedaan. Naar het oordeel van de Ondernemingskamer heeft het adviesrecht van de ondernemingsraad reeds door de hiervoor in 3.5 tot en met 3.9 weergegeven gang van zaken onvoldoende tot zijn recht kunnen komen. Bij die stand van zaken kan hetgeen de ondernemingsraad voor het overige ter toelichting van het verzoek naar voren heeft gebracht onbesproken blijven. De slotsom is dat de Unie in redelijkheid niet tot haar besluit heeft kunnen komen. Het verzoek van de ondernemingsraad zal worden toegewezen.
De beslissing De Ondernemingskamer: verklaart dat de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid Unie KBO bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid heeft kunnen komen tot het bestreden besluit van 30 mei 2011; verplicht Unie KBO voormeld besluit in te trekken en alle gevolgen daarvan ongedaan te maken; verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Dit document is gegenereerd op 20-02-2013. Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op www.kluwer.nl 10