Noordbrabantse Federatie van Schuttersgilden Commissie voor het schieten
Reglement boogschieten op doel
Inleiding Schieten met boog op de doel Het boogschieten op doel in de NBFS omvat de volgende disciplines waarvoor reglementen dan wel richtlijnen gelden: - Kruisboog, doel op 28 meter, reglement, zie blz. 03 - Kruisboog, doel op 20 meter, reglement, zie blz. 09 - Kruisboog, doel op 10 meter, richtlijn, zie blz. 17 - St.Jansboog, doel op 61 meter, reglement, zie blz. 18 - St.Jansboog, doel op 71 meter, richtlijn, zie blz. 25 - Handboog, doel op 25 meter, reglement, zie blz. 26 Deze reglementen zijn een herziening van het reglement voor het schieten met kruisboog op 28-m doel en voor het schieten met handboog op 25-m doel die beiden dateren van 01-01-1983. De overige disciplines, waarvoor nog geen reglementen waren, raken vooral in kring BaronieMarkiezaat steeds meer in gebruik, zodat reglementen nodig of richtlijnen gewenst zijn. De aanzet tot reglementering van deze disciplines werd gegeven door het St.Hubertusgilde Leur en het St.Sebastiaangilde Oudenbosch voor de 20 meterbaan en het St.Jorisgilde Rijsbergen en het St.Jans-Baptistgilde Sprundel voor de Sint-Jansboog, in samenwerking met de schietcommissie van Kring Baronie-Markiezaat. Hiervoor onze dank. Het herziene concept is aan de kringbesturen aangeboden ter beoordeling. Per schrijven d.d. 1 augustus 1992 van de voorzitter van de sectie boogschieten op doel van de federatieschietcommissie, P.J. van der Heijden, is gemeld dat uit geen van de kringen opmerkingen c.q. bezwaren zijn gekomen, zodat het verzoek werd gedaan tot ratificatie door het federatiebestuur.
1
In werking treding en toepassing Deze herziene reglementen zijn bekrachtigd in de vergadering van het federatiebestuur op 15 september 1992 te Oirschot. Zij zijn vanaf deze datum in werking getreden en zij moeten worden toegepast bij schietwedstrijden die worden gehouden onder auspiciën van de NBFS of van de hierbij aangesloten gildekringen, zoals op landjuwelen en schietwedstrijden van de NBFS, respectievelijk op kringdagen en vrije gildedagen. Op kringdagen en op wedstrijden waaraan geen deelname toegestaan is door gilden uit andere kringen, mogen kringspecifieke wijzigingen op de reglementen die noodzakelijk zijn, in beperkte mate worden aangebracht. Namens het federatiebestuur, Rein Haase, secretaris NBFS.
2
Schieten met kruisboog op doel, 28 meter ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1. Alle schietwedstrijden op landjuwelen, federatiedagen en kringdagen, zomede op vrije en andere gildedagen, zullen worden gehouden onder leiding van een schietcommissie, die door het federatiebestuur of kringbestuur is aangesteld. Artikel 2. De voorzitter van voornoemde schietcommissie is met de algehele leiding belast en ziet toe op een vlot verloop. De schietcommissie zal worden bijgestaan door wedstrijdcommissarissen. De wedstrijdcommissarissen moeten ter zake kundig zijn en worden door de schietcommissie aangewezen in overleg met de gilde-overheid of overheden of met de instantie die de organisatie ook wel organisatoren genoemd - op zich heeft genomen. Artikel 3. De voorzitter van de schietcommissie, of diens plaatsvervanger, treedt op als wedstrijdleider en zal in overleg met de schietcommissie bij te verwachten of bij optredende stagnatie in het wedstrijdverloop en bij het in ongerede geraken van materiaal (bogen, pijlen, doelen, e.d.) de nodige maatregelen treffen en/of voorzieningen aanbrengen. Artikel 4. De leden van de schietcommissie hebben het recht, al het schietmateriaal van iedere schutter te controleren. Zij zullen het schieten niet toestaan met bogen of pijlen, indien zij deze ondeugdelijk of gevaarlijk achten. De afgekeurde bogen, alsmede alle andere afgekeurde of verboden materialen zullen zonodig onmiddellijk van het schietterrein worden verwijderd. Artikel 5. De wedstrijdcommissarissen zijn belast met het noteren van het aantal treffers en met het bevestigen of doen bevestigen van blazoenen en het trekken van pijlen, voor zover zulks niet door de schutter wordt verricht. Verder zullen zij alle werkzaamheden verrichten, die door de schietcommissie aan hen worden opgedragen. Artikel 6. Er mag geschoten worden met of zonder vizier. Het gebruik van optische richtmiddelen, uitgezonderd een normale bril of zonnebril, is verboden. De lengte-as van het vizier met inbegrip van schroef en oogplaat mag ten hoogste 3 cm. bedragen. De korrel moet bestaan uit een enkelvoudig pennetje of een enkelvoudig puntje. Artikel 7. Op het terrein waar de schietwedstrijden worden gehouden moet een post voor eerste hulp bij ongelukken aanwezig zijn, die tijdens de duur van de schietwedstrijden voortdurend bemand moet zijn.
3
Schieten met kruisboog op doel, 28 meter Artikel 8. Op hetzelfde terrein waar de schietwedstrijden worden gehouden mag geen sterke drank worden verkocht dan wel worden gebruikt. Personen die onder invloed van sterke drank verkeren en zij die zich hinderlijk gedragen, mogen niet aan de schietwedstrijden deelnemen en zullen zonodig van het schietterrein worden verwijderd. Restitutie van betaalde inleggelden kan in dergelijke gevallen niet plaatsvinden. Artikel 9. Om aan de schietwedstrijden, met uitzondering van het personeelschieten, te kunnen deelnemen moet de schutter de leeftijd van 16 jaar hebben bereikt. Schutters die de leeftijd van 18 jaar niet hebben bereikt, mogen aan de schietwedstrijden deelnemen onder de verplichting, de voor hen door de schietcommissie vast te stellen richtlijnen nauwgezet te zullen nakomen. Bij niet nakomen zullen zij van verdere deelname worden uitgesloten. Minderjarige schutters staan onder toezicht en verantwoordelijkheid van hun ouders, voogden verzorgers of begeleiders. Verzorgers of begeleiders moeten meerderjarig zijn. Artikel 10. Indien door de organisatoren afzonderlijke jeugdwedstrijden worden gehouden waaraan alleen jeugdige schutters kunnen deelnemen, zullen deze wedstrijden overeenkomstig dit reglement worden gehouden. Onder jeugdige schutters moet worden verstaan, de schutters die op grond van hun leeftijd niet aan de normale schietwedstrijden mogen deelnemen. Artikel 11. Aan de wedstrijden kunnen alleen die schutters deelnemen, die met hun gilde aan de eventueel vooraf gehouden optocht hebben deelgenomen. Van deze verplichting kan een schutter, van een gilde dat aan de optocht heeft deelgenomen, worden ontheven door de schietcommissie. Zo mogelijk na overleg met en met instemming van de hoofdman van het gilde waartoe de schutter behoort. Artikel 12. Inschrijving tot deelname aan één of meerdere wedstrijden geschiedt door middel van schietkaarten of schietlijsten. Deze kaarten of lijsten zijn op een daartoe aangewezen plaats op het schietterrein verkrijgbaar. Artikel 13. Op de schietkaarten of -Iijsten zal door de wedstrijdcommissaris worden aangetekend, naast de naam van de schutter en van het gilde waartoe hij behoort, het aantal punten. De schietkaart of schietlijst wordt door de wedstrijdcommissaris en de schutter ondertekend of geparafeerd. Na ondertekening of parafering is geen beroep meer mogelijk. Artikel 14. De schietkaarten of schietlijsten zullen ten spoedigste door de wedstrijdcommissaris worden ingeleverd bij de voorzitter van de schietcommissie of diens plaatsvervanger.
4
Schieten met kruisboog op doel, 28 meter Artikel 15. De organisatoren van een gildedag, waarbij schietwedstrijden worden gehouden, zullen er voor zorgen dat naar het oordeel van de schietcommissie een voldoend aantal deugdelijke doelen worden geplaatst. Schermen, doelmatten, leembakken en ander materiaal, die door het federatiebestuur of kringbestuur ter beschikking worden gesteld van de organisatoren, behoren binnen 14 dagen na afloop van de schietwedstrijden terugbezorgd te zijn. Voor het gebruik kan statiegeld of een vergoeding worden gevraagd. Materiaal dat verloren is gegaan of ernstig is beschadigd zal op kosten van de organisatoren worden vervangen of hersteld.
BIJZONDERE BEPALINGEN Artikel 16. De organisatoren zullen zorg dragen voor een beveiligd, horizontaal vlakliggend terrein, waarop de benodigde doelen worden geplaatst. In ieder doel zal een schrijftafel met twee stoelen voor de wedstrijdcommissarissen en een tafel voor het materiaal van de schutters worden geplaatst. Ook zal er een goed onderkomen ten behoeve van het secretariaat van de schietcommissie in de nabijheid van de doelen aanwezig moeten zijn, in de vorm van bijvoorbeeld een directiewagen of bouwkeet. Artikel 17. Indien doelen met disciplines voor de diverse baanlengten naast elkaar zijn geplaatst, zullen de schutters op één lijn staan, in opeenvolgende orde van banen: 10-meter, 20-meter, 25-meter, 28meter. Artikel 18. De blazoenen zijn volgens de uitvoering van de Nederlandse Kruisboogbond. Ze zullen worden bevestigd tegen stro, rietmatten of leembakken, die de pijlen veilig en zonder beschadiging moeten kunnen opvangen. Het middelpunt van het blazoen dient zich tenminste 1,25 meter en ten hoogste 1,50 meter boven de begane grond bevinden. Artikel 19. Een treffer op de lijn wordt geteld in het voordeel van de schutter. Toekenning van het aantal punten geschiedt pijl voor pijl en voordat de pijl uit het blazoen is getrokken. Artikel 20. Een schutter mag pas een pijl op zijn boog leggen als deze globaal op het doel is gericht. Artikel 21. Een schot wordt als geldig geschoten aangemerkt, zodra de boog is gespannen en geschouderd, de pijl door de pees van de boog is vrijgemaakt en de gehele lengte van de baan is gepasseerd. Artikel 22. Ingeval een geldig schot het blazoen niet treft wordt een nul als punt genoteerd.
5
Schieten met kruisboog op doel, 28 meter Artikel 23. Ingeval een pijl, het blazoen geraakt hebbende, uit het blazoen valt, voordat het met de pijl behaalde punt is vastgesteld, wordt onmiddellijk opnieuw geschoten. Artikel 24. De commissarissen kunnen door cijferaanduiding of op andere wijze aan de schutters desgewenst het behaalde punt bekend maken. Artikel 25. De doelen moeten een lengte hebben van 28 meter, gerekend vanaf de tafelrand aan schutterszijde tot aan het blazoen. De doelen dienen beveiligd te zijn door plaatsing van een aantal schermen van voldoende aantal, afmetingen en dikte. Er moet een veilige loopgang aanwezig zijn voor de pijlendragers. Artikel 26. De organisatoren zullen zorgdragen voor een voldoend aantal pijlendragers. Het aantal pijlendragers zal door de schietcommissie worden bepaald. Artikel 27. Het begin van de baan zal door middel van een vaststaande tafel worden aangegeven, waarachter de schutter zich moet opstellen. De schutter mag onder geen beding tegen de tafel leunen.
SCHIETWEDSTRIJDEN KORPS, VIERTAL, KAMPIOEN, PERSONEEL Artikel 29. Deze wedstrijden worden samen gecombineerd verschoten. De schutter die niet deelneemt aan de viertallenwedstrijden kan individueel schieten voor de kampioensprijs en de personeelsprijs. Artikel 30. Iedere gilde mag aan de wedstrijden voor de gilde- korpsprijs en voor de viertalprijzen deelnemen. De korpsprijs kan slechts worden verschoten, als er twee of meerdere gilden deelnemen. Artikel 31. Elk gilde mag met slechts één groep aan de korpswedstrijd deelnemen en met meerdere groepen aan de viertallenwedstrijd. Een schutter mag slechts in één groep zijn ingedeeld. Artikel 32. Iedere schutter zal 12 pijlen schieten, onmiddellijk na 2 voorafgegane verplichte proefpijlen. Artikel 33. Het viertal dat heeft ingeschreven voor de korpswedstrijd en het hoogste aantal punten behaalt met het zevende tot en met het twaalfde schot, verkrijgt de korpsprijs. Bij gelijkheid in puntenaantal van twee of meerdere viertallen wordt de regeling van het laatste afschot toegepast. 6
Schieten met kruisboog op doel, 28 meter Artikel 34. Het viertal dat ingeschreven heeft voor de viertallenwedstrijd en het hoogste aantal punten behaalt met het eerste tot en met het zesde schot verkrijgt de eerste prijs voor viertallen. De resterende viertalprijzen worden achtereenvolgens toegekend aan de viertallen die daarna de meeste punten hebben behaald. Bij gelijkheid in puntenaantal van twee of meerdere viertallen wordt de regeling van het laatste afschot toegepast. Artikel 35. De schutter die op één schietkaart de meeste punten behaalt uit de 12 geloste schoten verkrijgt de kampioensprijs. Bij gelijkheid in puntenaantal van twee of meerdere schutters wordt de regeling van het laatste afschot toegepast. Artikel 36. De personele prijzen worden achtereenvolgens toegekend aan de schutters die na de kampioen de meeste punten hebben behaald. Bij gelijkheid in puntenaantal van twee of meerdere schutters wordt de regeling van het laatste afschot toegepast.
SCHIETWEDSTRIJD VOOR DE KONINGEN (KONINGENSCHIETEN) Artikel 37. Aan deze wedstrijd kunnen alleen de werkelijke gildekoningen deelnemen. De koningsprijs kan slechts dan worden verschoten als er twee of meerdere gildekoningen deelnemen. Artikel 38. De volgorde waarin de koningen schieten wordt door loting vastgesteld of op andere wijze door de wedstrijdleider bepaald en tevoren duidelijk kenbaar gemaakt. Een koning die niet op tijd aanwezig is, verspeelt zijn deelname. Artikel 39. Iedere koning zal beurtelings 5 pijlen schieten, voorafgegaan door één verplicht proefschot. De koning die de meeste punten behaalt verkrijgt de prijs. Bij gelijkheid in puntenaantal van twee of meerdere koningen wordt gekampt overeenkomstig het bepaalde in artikel 40. Artikel 40. Iedere kampronde zal bestaan uit 3 schoten, beurtelings te lossen. De koning met het minste aantal punten valt af. Is er na een kampronde geen beslissing gevallen, dan zal opnieuw een kampronde worden gehouden.
7
Schieten met kruisboog op doel, 28 meter SCHIETWEDSTRIJD VOOR DE KEIZERS (KEIZERSSCHIETEN) Artikel 41. Het schieten door gilde-keizers geschiedt overeenkomstig de bepalingen voor het schieten der koningen. Ingeval de organisatoren een afzonderlijke wedstrijd houden waaraan alleen de werkelijke gildekeizers van alle gilden gezamenlijk kunnen deelnemen, zal deze wedstrijd met geweer worden verschoten in overeenstemming met de bepalingen voor de geweerschietwedstrijd voor koningen. Zie hiervoor het reglement geweerschieten.
SLOTBEPALINGEN Artikel 42. De door het hoofd van de plaatselijke politie en door het hoofd van de arbeidsinspectie vastgestelde voorschriften of te geven aanwijzingen moeten stipt worden nagekomen, ongeacht of deze in strijd zijn met de bepalingen van dit reglement. Artikel 43. De door de schietcommissie gemaakte redelijke onkosten moeten door de organisatoren worden vergoed. Artikel 44. In gevallen waarin dit reglement niet voorziet en bij geschillen inzake toepassing en uitleg, beslist de wedstrijdleider in overleg met de schietcommissie. Hij zal geen beslissing nemen alvorens - zo mogelijk ter plaatse - de organisatoren en eventueel het federatiebestuur of kringbestuur te hebben gehoord. Artikel 45. Dit reglement treedt in werking op 15 september 1992. Met ingang van deze datum vervalt het reglement kruisboogschieten op doel van 1 januari 1983. Artikel 46. Voorstellen inzake wijzigingen van of aanvullingen op dit reglement moeten schriftelijk en gemotiveerd worden ingediend bij het bestuur van de Noordbrabantse Federatie van Schuttersgilden.
8
Schieten met kruisboog op doel, 20 meter ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1. Alle schietwedstrijden op landjuwelen, federatiedagen en kringdagen, zomede op vrije en andere gildedagen, zullen worden gehouden onder leiding van een schietcommissie, die door het federatiebestuur of kringbestuur is aangesteld. Artikel 2. De voorzitter van voornoemde schietcommissie is met de algehele leiding belast en ziet toe op een vlot verloop. De schietcommissie zal worden bijgestaan door wedstrijdcommissarissen. De wedstrijdcommissarissen moeten ter zake kundig zijn en worden door de schietcommissie aangewezen in overleg met de gildeoverheid of overheden of met de instantie die de organisatie ook wel organisatoren genoemd - op zich heeft genomen. Artikel 3. De voorzitter van de schietcommissie, of diens plaatsvervanger, treedt op als wedstrijdleider en zal in overleg met de schietcommissie bij te verwachten of bij optredende stagnatie in het wedstrijdverloop en bij het in ongerede geraken van materiaal (bogen, pijlen, doelen, e.d.) de nodige maatregelen treffen en/of voorzieningen aanbrengen. Artikel 4. De leden van de schietcommissie hebben het recht, al het schietmateriaal van iedere schutter te controleren. Zij zullen het schieten niet toestaan met bogen of pijlen, indien zij deze ondeugdelijk of gevaarlijk achten. De afgekeurde bogen, alsmede alle andere afgekeurde of verboden materialen zullen zonodig onmiddellijk van het schietterrein worden verwijderd. Artikel 5. De wedstrijdcommissarissen zijn belast met het noteren van het aantal treffers en met het bevestigen of doen bevestigen van blazoenen en het trekken van pijlen voor zover zulks niet door de schutter wordt verricht. Verder zullen zij alle werkzaamheden verrichten, die door de schietcommissie aan hen worden opgedragen. Artikel 6. Er mag geschoten worden "met" of "zonde” vizier. Het gebruik van optische richtmiddelen, uitgezonderd een normale bril of zonnebril, is verboden. De lengte-as van het vizier met inbegrip van schroef en oogplaat mag ten hoogste 3 cm. bedragen. De korrel moet bestaan uit een enkelvoudig pennetje, een enkelvoudig puntje of een kleine ringkorrel. Artikel 7. Op het terrein waar de schietwedstrijden worden gehouden moet een post voor eerste hulp bij ongelukken aanwezig zijn, die tijdens de duur van de schietwedstrijden voortdurend bemand moet zijn.
9
Schieten met kruisboog op doel, 20 meter Artikel 8. Op hetzelfde terrein waar de schietwedstrijden worden gehouden mag geen sterke drank worden verkocht dan wel worden gebruikt. Personen die onder invloed van sterke drank verkeren en zij die zich hinderlijk gedragen, mogen niet aan de schietwedstrijden deelnemen en zullen zonodig van het schietterrein worden verwijderd. Restitutie van betaalde inleggelden kan in dergelijke gevallen niet plaatsvinden. Artikel 9. Om aan de schietwedstrijden deel te kunnen nemen moet de schutter de leeftijd van 16 jaar hebben bereikt. Schutters die de leeftijd van 18 jaar niet hebben bereikt, mogen aan de schietwedstrijden deelnemen onder de verplichting, de voor hen door de schietcommissie vast te stellen richtlijnen nauwgezet te zullen nakomen. Bij niet nakomen zullen zij van verdere deelname worden uitgesloten. Minderjarige schutters staan onder toezicht en verantwoordelijkheid van hun ouders, voogden verzorgers of begeleiders. Verzorgers of begeleiders moeten meerderjarig zijn. Artikel 10. Indien door de organisatoren afzonderlijke jeugdwedstrijden worden gehouden waaraan alleen jeugdige schutters kunnen deelnemen, zullen deze wedstrijden overeenkomstig dit reglement worden gehouden. Onder jeugdige schutters moet worden verstaan, de schutters die op grond van hun leeftijd niet aan de normale schietwedstrijden mogen deelnemen. Artikel 11. Aan de wedstrijden kunnen alleen die schutters deelnemen, die met hun gilde aan de eventueel vooraf gehouden optocht hebben deelgenomen. Van deze verplichting kan een schutter, van een gilde dat aan de optocht heeft deelgenomen, worden ontheven door de schietcommissie. Zo mogelijk na overleg met en met instemming van de hoofdman van het gilde waartoe de schutter behoort. Artikel 12. Inschrijving tot deelname aan één of meerdere wedstrijden geschiedt door middel van schietkaarten of schietlijsten. Deze kaarten of lijsten zijn op een daartoe aangewezen plaats op het schietterrein verkrijgbaar. Artikel 13. Op de schietkaarten of -Iijsten zal door de wedstrijdcommissaris worden aangetekend, naast de naam van de schutter en van het gilde waartoe hij behoort, het aantal punten. De schietkaart of schietlijst wordt door de wedstrijdcommissaris en de schutter ondertekend of geparafeerd. Na ondertekening of parafering is geen beroep meer mogelijk. Artikel 14. De schietkaarten of schietlijsten zullen ten spoedigste door de wedstrijdcommissaris worden ingeleverd bij de voorzitter van de schietcommissie of diens plaatsvervanger.
10
Schieten met kruisboog op doel, 20 meter Artikel 15. De organisatoren van een gildedag, waarbij schietwedstrijden worden gehouden, zullen er voor zorgen dat naar het oordeel van de schietcommissie een voldoend aantal deugdelijke doelen worden geplaatst. Schermen, doelmatten, leembakken en ander materiaal, die door het federatiebestuur of kringbestuur ter beschikking worden gesteld van de organisatoren, behoren binnen 14 dagen na afloop van de schietwedstrijden terugbezorgd te zijn. Voor het gebruik kan statiegeld of een vergoeding worden gevraagd. Materiaal dat verloren is gegaan of ernstig is beschadigd zal op kosten van de organisatoren worden vervangen of hersteld.
BIJZONDERE BEPALINGEN Artikel 16. De organisatoren zullen zorg dragen voor een beveiligd, horizontaal vlakliggend terrein, waarop de benodigde doelen worden geplaatst. In ieder doel zal een schrijftafel met twee stoelen voor de wedstrijdcommissarissen en een tafel voor het materiaal van de schutters worden geplaatst. Ook zal er een goed onderkomen ten behoeve van het secretariaat van de schietcommissie in de nabijheid van de doelen aanwezig moeten zijn, in de vorm van bijvoorbeeld een directiewagen of bouwkeet. Artikel 17. Indien doelen met disciplines voor de diverse baanlengten naast elkaar zijn geplaatst, zullen de schutters op één lijn staan, in opeenvolgende orde van banen: 10-meter, 20-meter, 25-meter, 28meter. Artikel 18. De blazoenen zijn volgens de uitvoering van de Nederlandse Kruisboogbond 1985, met telling van 4 t/m 10. Ze zullen worden bevestigd tegen stro, rietmatten of leembakken, die de pijlen veilig en zonder beschadiging moeten kunnen opvangen. Het middelpunt van het blazoen moet zich tenminste 1,00 meter en ten hoogste 1,25 meter boven de begane grond bevinden. Artikel 19. Een treffer op de lijn wordt geteld in het voordeel van de schutter. Toekenning van het aantal punten geschiedt pijl voor pijl en voordat de pijl uit het blazoen is getrokken. Artikel 20. Een schutter mag pas een pijl op zijn boog leggen als deze globaal op het doel is gericht. Artikel 21. Een schot wordt als geldig geschoten aangemerkt, zodra de boog is gespannen en geschouderd, de pijl door de pees van de boog is vrijgemaakt en de gehele lengte van de baan is gepasseerd. Artikel 22. Een geldig schot buiten de telling van het blazoen wordt geteld als 3. Dit wordt door de pijlentrekker met de pen op het betreffende blazoen geschreven.
11
Schieten met kruisboog op doel, 20 meter Artikel 23. Ingeval een pijl, het blazoen geraakt hebbende, uit het blazoen valt, voordat het met de pijl behaalde punt is vastgesteld, wordt onmiddellijk opnieuw geschoten. Artikel 24. De commissarissen kunnen door cijferaanduiding of op andere wijze aan de schutters desgewenst het behaalde punt bekend maken. Artikel 25. De doelen moeten een lengte hebben van 20 meter, gerekend vanaf de tafelrand aan schutterszijde tot aan het blazoen. De doelen dienen beveiligd te zijn door plaatsing van een aantal schermen van voldoende aantal, afmetingen en dikte. Er moet een veilige loopgang aanwezig zijn voor de pijlendragers. Artikel 26. De organisatoren zullen zorgdragen voor een voldoend aantal pijlendragers. Het aantal pijlendragers zal door de schietcommissie worden bepaald. Artikel 27. Het begin van de baan zal door middel van een vaststaande tafel worden aangegeven, waarachter de schutter zich moet opstellen. De schutter mag hierbij slechts met het been tegen de tafel leunen of tot maximaal een halve meter terug staan. Artikel 28. De balansboog voor 20 meter is toegestaan, indien het als gildewapen wordt gebruikt. Artikel 29. Het gewicht van de kolfboog mag maximaal 9 kg zijn. Artikel 30. De schietvolgorde wordt bepaald door de schietcommissie. Artikel 31. Bij vastgesteld materiaaldefect mag de schutter na herstel of met ander materiaal weer aan de wedstrijd deelnemen. Hierbij zijn 3 nieuwe proefschoten toegestaan. Artikel 32. De volgende accessoires zijn verboden: Schietriemen, stabilisatoren, beweegbare en/of verstelbare balansen, waterpas, kruisvizier, schietlood, kleurenfilters, telescoopvizieren en andere optische hulpmiddelen.
12
Schieten met kruisboog op doel, 20 meter SCHIETWEDSTRIJDEN KORPS, VIERTAL, KAMPIOEN, PERSONEEL Artikel 33. Deze wedstrijden worden samen gecombineerd verschoten. De schutter die niet deelneemt aan de viertallenwedstrijden kan individueel schieten om de kampioensprijs en de personeelsprijzen. Artikel 34. Iedere gilde mag aan de wedstrijden voor de gilde- korpsprijs en voor de viertalprijzen deelnemen. De korpsprijs kan slechts worden verschoten als er twee of meerdere gilden hieraan deelnemen. Artikel 35. Elk gilde mag met slechts één groep aan de korpswedstrijd deelnemen en met meerdere groepen aan de viertallenwedstrijd. Een schutter mag slechts in één groep zijn ingedeeld. Artikel 36. Iedere schutter zal 12 pijlen geldig schieten, onmiddellijk na 3 voorafgegane verplichte proefpijlen. Iedere schutter schiet in series van 4 pijlen op dezelfde kaart, waarop behalve naam van de schutter tevens het nummer van de betreffende serie is genoteerd. Artikel 37. De geschoten punten worden bepaald door een lid van de schietcommissie en op de schietlijsten ingevuld: - eerste serie: schoten 1 t/m 4 - tweede serie: schoten 5 t/m 8 - derde serie: schoten 9 t/m 12 Artikel 38. Het viertal dat heeft ingeschreven voor de korpswedstrijd en het hoogste aantal punten behaalt met het negende tot en met het twaalfde schot (derde serie), verkrijgt de korpsprijs. Bij gelijkheid in puntenaantal van twee of meerdere viertallen wordt de uitslag bepaald door de eerste serie, respectievelijk de tweede serie. Artikel 39. Het viertal dat ingeschreven heeft voor de viertallenwedstrijd en het hoogste aantal punten behaalt met het vijfde tot en met het achtste schot (tweede serie), verkrijgt de eerste prijs voor viertallen. De resterende viertalprijzen worden achtereenvolgens toegekend aan de viertallen die daarna de meeste punten hebben behaald. Bij gelijkheid in puntenaantal van twee of meerdere viertallen wordt de uitslag bepaald door de eerste serie, respectievelijk de derde serie. Artikel 40. De schutter die op één schietkaart de meeste punten behaalt uit de 12 geloste schoten verkrijgt de kampioensprijs. Bij gelijkheid in puntenaantal van twee of meerdere schutters tellen de meest geschoten rozen, negens, enz. De kampioen deelt niet in de personele prijzen. 13
Schieten met kruisboog op doel, 20 meter Artikel 41. De eerste prijs personeel wordt toegekend aan de schutter die de meeste punten heeft behaald over het totaal van de eerste serie van vier schoten. De tweede prijs en volgende prijzen komen toe aan de schutters die daarna de meeste punten hebben behaald. Bij gelijkheid in puntenaantal van twee of meerdere schutters bepaalt de tweede serie, resp. de derde serie de hoogste.
SCHIETWEDSTRIJD VOOR DE KONINGEN (KONINGENSCHIETEN) Artikel 42. Aan deze wedstrijd kunnen alleen de werkelijke gildekoningen deelnemen. Zij moeten zich als zodanig kunnen legitimeren. Artikel 43. De koningsprijs kan slechts worden verschoten als er twee of meer gildekoningen deelnemen aan de wedstrijd. Artikel 44. De volgorde waarin de koningen schieten wordt door loting vastgesteld of op andere wijze door de wedstrijdleider bepaald en tevoren duidelijk kenbaar gemaakt. Een koning die niet op tijd aanwezig is, verspeelt zijn deelname. Artikel 45. Iedere koning zal beurtelings 5 pijlen schieten, voorafgegaan door één verplicht proefschot. De koning die de meeste punten behaalt verkrijgt de prijs. Bij gelijkheid in puntenaantal van twee of meerdere koningen wordt gekampt overeenkomstig het bepaalde in artikel 46. Artikel 46. Iedere kampronde zal bestaan uit 3 schoten, beurtelings te lossen. De koning met het minste aantal punten valt af. Is er na een kampronde geen beslissing gevallen, dan zal opnieuw een kampronde worden gehouden. SCHIETWEDSTRIJD VOOR DE KEIZERS (KEIZERSSCHIETEN) Artikel 47. Het schieten door gildekeizers geschiedt overeenkomstig de bepalingen voor het schieten door gildekoningen. Ingeval de organisatoren een afzonderlijke wedstrijd houden waaraan alleen de werkelijke gildekeizers van alle gilden gezamenlijk kunnen deelnemen, zal deze wedstrijd met geweer worden verschoten in overeenstemming met de bepalingen voor de geweerschietwedstrijd voor koningen. Zie hiervoor het reglement geweerschieten.
14
Schieten met kruisboog op doel, 20 meter SLOTBEPALINGEN Artikel 48. De door het hoofd van de plaatselijke politie en door het hoofd van de arbeidsinspectie vastgestelde voorschriften of te geven aanwijzingen moeten stipt worden nagekomen, ongeacht of deze in strijd zijn met de bepalingen van dit reglement. Artikel 49. De door de schietcommissie gemaakte redelijke onkosten moeten door de organisatoren worden vergoed. Artikel 50. In gevallen waarin dit reglement niet voorziet en bij geschillen inzake toepassing en uitleg, beslist de wedstrijdleider in overleg met de schietcommissie. Hij zal geen beslissing nemen alvorens - zo mogelijk ter plaatse - de organisatoren en eventueel het federatiebestuur of kringbestuur te hebben gehoord. Artikel 51. Dit reglement treedt in werking op 15 september 1992. Artikel 52. Voorstellen inzake wijzigingen van of aanvullingen op dit reglement moeten schriftelijk en gemotiveerd worden ingediend bij het bestuur van de Noordbrabantse Federatie van Schuttersgilden.
15
min. 2,0
Tafel
Tafel
X
2,0
2,0
Looppad voor pijldragers
1,5
20,0
4,0
3,0
2,0
A
1,25
1,2 0,6
Dranghekken
min. 4,0
Grondlijn
Tafel
1,2
X = Standplaats schutters
Banen voor andere afstanden hiervan af te leiden
3,0
1,2
Lint of dranghekken
Lint
3,0
Zijaanzicht: A
2,4
1,2
Inrichting 20-meter baan
Tafel
X
Tafel
X
X
1,5
Lint
0,2 0,6
16
Schieten met kruisboog op doel, 10 meter Deze discipline wordt tot nu toe incidenteel op gildedagen beoefend. Reglementen zijn niet voorhanden, doch in deze discipline zal geschoten worden met inachtneming van de artikelen in het reglement voor het schieten met kruisboog op 20-meter doel, voor zover ze niet specifiek voor de 20-meter gelden. Voor specifieke bepalingen met betrekking tot de 10-meter baan neme men contact op met de schietcommissie van kring of federatie.
17
Schieten met Sint-Jansboog, 61 meter ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1. Alle schietwedstrijden op landjuwelen, federatiedagen en kringdagen, zomede op vrije en andere gildedagen, zullen worden gehouden onder leiding van een schietcommissie, die door het federatiebestuur of kringbestuur is aangesteld. Artikel 2. De voorzitter van voornoemde schietcommissie is met de algehele leiding belast en ziet toe op een vlot verloop. De schietcommissie zal worden bijgestaan door wedstrijdcommissarissen. De wedstrijdcommissarissen moeten ter zake kundig zijn en worden door de schietcommissie aangewezen in overleg met de gildeoverheid of overheden of met de instantie die de organisatie ook wel organisatoren genoemd - op zich heeft genomen. Artikel 3. De voorzitter van de schietcommissie, of diens plaatsvervanger, treedt op als wedstrijdleider en zal in overleg met de schietcommissie bij te verwachten of bij optredende stagnatie in het wedstrijdverloop en bij het in ongerede geraken van materiaal (bogen, pijlen, doelen, e.d.) de nodige maatregelen treffen en/of voorzieningen aanbrengen. Artikel 4. De leden van de schietcommissie hebben het recht, al het schietmateriaal van iedere schutter te controleren. Zij zullen het schieten niet toestaan met bogen of pijlen, indien zij deze ondeugdelijk of gevaarlijk achten. De afgekeurde bogen, alsmede alle andere afgekeurde of verboden materialen zullen zonodig onmiddellijk van het schietterrein worden verwijderd. Artikel 5. De wedstrijdcommissarissen zijn belast met het noteren van het aantal treffers en met het bevestigen of doen bevestigen van blazoenen en het trekken van pijlen. Verder zullen zij alle werkzaamheden verrichten, die door de schietcommissie aan hen worden opgedragen. Artikel 6. Er mag alleen worden geschoten met een normale kruisboog. Het gebruik van optische richtmiddelen, uitgezonderd een normale bril of zonnebril, is verboden. De korrel moet bestaan uit een enkelvoudig pennetje of een enkelvoudig puntje. Een waterpas is toegestaan. Artikel 7. Op het terrein waar de schietwedstrijden worden gehouden moet een post voor eerste hulp bij ongelukken aanwezig zijn, die tijdens de duur van de schietwedstrijden voortdurend bemand moet zijn.
18
Schieten met Sint-Jansboog, 61 meter Artikel 8. Op hetzelfde terrein waar de schietwedstrijden worden gehouden mag geen sterke drank worden verkocht dan wel worden gebruikt. Personen die onder invloed van sterke drank verkeren en zij die zich hinderlijk gedragen, mogen niet aan de schietwedstrijden deelnemen en zullen zonodig van het schietterrein worden verwijderd. Restitutie van betaalde inleggelden kan in dergelijke gevallen niet plaatsvinden. Artikel 9. Om aan de schietwedstrijden deel te kunnen nemen moet de schutter de leeftijd van 16 jaar hebben bereikt. Schutters die de leeftijd van 18 jaar niet hebben bereikt, mogen aan de schietwedstrijden deelnemen onder de verplichting, de voor hen door de schietcommissie vast te stellen richtlijnen nauwgezet te zullen nakomen. Bij niet nakomen zullen zij van verdere deelname worden uitgesloten. Minderjarige schutters staan onder toezicht en verantwoordelijkheid van hun ouders, voogden verzorgers of begeleiders. Verzorgers of begeleiders moeten meerderjarig zijn. Artikel 10. Indien door de organisatoren afzonderlijke jeugdwedstrijden worden gehouden waaraan alleen jeugdige schutters kunnen deelnemen, zullen deze wedstrijden overeenkomstig dit reglement worden gehouden. Onder jeugdige schutters moet worden verstaan, de schutters die op grond van hun leeftijd niet aan de normale schietwedstrijden mogen deelnemen. Artikel 11. Aan de wedstrijden kunnen alleen die schutters deelnemen, die met hun gilde aan de eventueel vooraf gehouden optocht hebben deelgenomen. Van deze verplichting kan een schutter, van een gilde dat aan de optocht heeft deelgenomen, worden ontheven door de schietcommissie. Zo mogelijk na overleg met en met instemming van de hoofdman van het gilde waartoe de schutter behoort. Artikel 12. Inschrijving tot deelname aan één of meerdere wedstrijden geschiedt door middel van schietkaarten of schietlijsten. Deze kaarten of lijsten zijn op een daartoe aangewezen plaats op het schietterrein verkrijgbaar. Artikel 13. Op de schietkaarten of -Iijsten zal door de wedstrijdcommissaris worden aangetekend, naast de naam van de schutter en van het gilde waartoe hij behoort, het aantal punten. De schietkaart of schietlijst wordt door de wedstrijdcommissaris en de schutter ondertekend of geparafeerd. Na ondertekening of parafering is geen beroep meer mogelijk. Artikel 14. De schietkaarten of schietlijsten zullen ten spoedigste door de wedstrijdcommissaris worden ingeleverd bij de voorzitter van de schietcommissie of diens plaatsvervanger.
19
Schieten met Sint-Jansboog, 61 meter Artikel 15. De organisatoren van een gildedag, waarbij schietwedstrijden worden gehouden, zullen er voor zorgen dat naar het oordeel van de schietcommissie een voldoend aantal deugdelijke doelen geplaatst worden. Schermen, doelmatten, leembakken en ander materiaal, die door het federatiebestuur of kringbestuur ter beschikking worden gesteld van de organisatoren, behoren binnen 14 dagen na afloop van de schietwedstrijden terugbezorgd te zijn. Voor het gebruik kan statiegeld of een vergoeding worden gevraagd. Materiaal dat verloren is gegaan of ernstig is beschadigd zal op kosten van de organisatoren worden vervangen of hersteld.
BIJZONDERE BEPALINGEN Artikel 16. De organisatoren zullen zorg dragen voor een beveiligd, horizontaal vlakliggend terrein, waarop de benodigde doelen worden geplaatst. In ieder doel zal een schrijftafel met twee stoelen voor de wedstrijdcommissarissen en een tafel voor het materiaal van de schutters worden geplaatst. Ook zal er een goed onderkomen ten behoeve van het secretariaat van de schietcommissie in de nabijheid van de doelen aanwezig moeten zijn, in de vorm van bijvoorbeeld een directiewagen of bouwkeet. Artikel 17. De doelen c.q. het doel voor deze discipline zullen c.q. zal niet gecombineerd worden met doelen van disciplines van de boog op kortere afstanden (10-meter, 20-meter, 25- meter, 28-meter). De inrichting moet zodanig zijn dat de schutters niet worden gehinderd. Artikel 18. Een schutter mag pas een pijl op zijn boog leggen als deze globaal op het doel is gericht. Artikel 19. De ringblazoenen zijn volgens de uitvoering met roos in dofzwarte kleur en met een diameter van 10 cm. De concentrische ringen hieromheen zij op telkens 5 cm. geplaatst. De roos en de eerstvolgende ring dienen met een dunne metalen draad te zijn afgeboord. De telling vanaf de roos is: 6 (roos), 5, 4, 3, 2, 1 punt. De blazoenen zullen worden bevestigd tegen stro, rietmatten of leembakken of ander materiaal, die de pijlen veilig en zonder beschadiging moeten kunnen opvangen. Het middelpunt van het blazoen moet zich ten minste 1,00 meter en ten hoogste 1,25 meter boven de begane grond bevinden en mag niet meer dan 5 graden, achterwaarts van de verticaal, afwijken. Artikel 20. Een treffer op de lijn wordt geteld in het voordeel van de schutter. Bij de roos en de ring die met draad omboord zijn, bepaalt de draad de telling. Indien niet te zien is of de pijl binnen of buiten de draad zit, wordt in het voordeel van de schutter geteld. Toekenning van het aantal punten geschiedt pijl voor pijl en voordat de pijl uit het blazoen is getrokken.
20
Schieten met Sint-Jansboog, 61 meter Artikel 21. Een schot wordt als geldig geschoten aangemerkt, zodra de boog is gespannen en geschouderd, de pijl door de pees van de boog is vrijgemaakt en de gehele lengte van de baan is gepasseerd. Artikel 22. Ingeval een pijl, het blazoen geraakt hebbende, uit het blazoen valt, voordat het met de pijl behaalde punt is vastgesteld, wordt onmiddellijk opnieuw geschoten. Artikel 23. Ingeval een geldig geschoten pijl het aangewezen blazoen niet treft wordt een nul als punt genoteerd. Artikel 24. Bij vastgesteld defect aan boog of pijl mag de schutter na herstel of met ander materiaal verder schieten. Hij mag de voor de betreffende discipline geldende proefschoten nogmaals doen. Artikel 25. De doelen moeten een lengte hebben van 61 meter, gerekend vanaf de tafelrand aan schutterszijde tot aan het blazoen. De doelen dienen beveiligd te zijn door plaatsing van een aantal schermen van voldoende aantal, afmetingen en dikte. Er moet een veilige loopgang aanwezig zijn voor de pijlendragers. Artikel 26. De organisatoren zullen zorgdragen voor een voldoend aantal pijlendragers. Het aantal pijlendragers zal door de schietcommissie worden bepaald. Artikel 27. Het begin van de baan zal door middel van een vaststaande tafel worden aangegeven, waarachter de schutter zich moet opstellen. De schutter mag onder geen beding tegen de tafel leunen. SCHIETWEDSTRIJDEN VOOR KORPS, ZESTAL, KAMPIOEN, PERSONEEL Artikel 28. De wedstrijdcategorieën zijn als volgt: - Ere-categorie. Hieronder vallen de schutters die uit de daartoe aangewezen 8 wedstrijden over het jaar een gemiddelde score hebben behaald van minimaal 32,5 punten (afronding op 0,5 punt). - Categorie A. Hieronder vallen de schutters die uit voornoemde wedstrijden een gemiddelde score hebben behaald van 30,5 tot en met 32,0 punten. - Categorie B. Hieronder vallen de schutters die uit voornoemde wedstrijden een gemiddelde score hebben behaald, lager dan 30,5 punten.
21
Schieten met Sint-Jansboog, 61 meter Artikel 29. Iedere gilde mag aan de wedstrijd voor zestallen deelnemen. De korpsprijs kan slechts worden verschoten, als er twee of meerdere gilden deelnemen. Artikel 30. Elk gilde mag met slechts één groep aan de korpswedstrijd en met meerdere zestallen aan de zestallenwedstrijd deelnemen. De volgorde van schieten wordt door het lot bepaald. Artikel 31. Iedere schutter zal 6 pijlen schieten, onmiddellijk na maximaal 4 voorafgegane vrije proefpijlen. Artikel 32. Het zestal dat het hoogste aantal punten behaalt, verkrijgt de korpsprijs. Bij gelijkheid in puntenaantal van twee of meerdere zestallen wordt de regeling van het laatste afschot toegepast voor bepaling van de klassering. Artikel 33. De zestallen die geklasseerd worden na het korpszestal verkrijgen de zestalprijzen. Deze worden achtereenvolgens toegekend aan de zestallen die daarna de meeste punten hebben behaald. Artikel 34. De schutter die op één schietkaart in zijn categorie de meeste punten behaalt uit de 6 geloste schoten verkrijgt de categorale kampioensprijs: Rozenprijs, ereklasse. Rozenprijs categorie A. Rozenprijs categorie B. Bij gelijkheid in puntenaantal van twee of meerdere schutters wordt de regeling van het laatste afschot toegepast voor bepaling van de klassering. Artikel 35. De personele prijzen worden achtereenvolgens toegekend aan de schutters die na de kampioen de meeste punten hebben behaald.
SCHIETWEDSTRIJD VOOR DE KONINGEN (KONINGENSCHIETEN) Artikel 36. Aan deze wedstrijd kunnen alleen de werkelijke gildekoningen deelnemen. De koningsprijs kan slechts dan worden verschoten als er twee of meerdere gildekoningen deelnemen. Artikel 37. De volgorde waarin de koningen schieten wordt door loting vastgesteld of op andere wijze door de wedstrijdleider bepaald en tevoren duidelijk kenbaar gemaakt. Een koning die niet op tijd aanwezig is, verspeelt zijn deelname.
22
Schieten met Sint-Jansboog, 61 meter Artikel 38. Iedere koning zal beurtelings 5 pijlen schieten, voorafgegaan door één verplicht proefschot. De koning die de meeste punten behaalt verkrijgt de prijs. Bij gelijkheid in puntenaantal van twee of meerdere koningen wordt gekampt overeenkomstig het bepaalde in artikel 39. Artikel 39. Iedere kampronde zal bestaan uit 3 schoten, beurtelings te lossen. De koning met het minste aantal punten valt af. Is er na een kampronde geen beslissing gevallen, dan zal opnieuw een kampronde worden gehouden.
SCHIETWEDSTRIJD VOOR DE KEIZERS (KEIZERSSCHIETEN) Artikel 40. Het schieten door keizers geschiedt overeenkomstig de bepalingen voor het schieten door koningen. Ingeval de organisatoren een afzonderlijke wedstrijd houden waaraan alleen de werkelijke gildekeizers van alle gilden gezamenlijk kunnen deelnemen, zal deze wedstrijd met geweer worden verschoten in overeenstemming met de bepalingen voor de geweerschietwedstrijd voor koningen. Zie hiervoor het reglement geweerschieten.
SLOTBEPALINGEN Artikel 41. De door het hoofd van de plaatselijke politie en door het hoofd van de arbeidsinspectie vastgestelde voorschriften of te geven aanwijzingen moeten stipt worden nagekomen, ongeacht of deze in strijd zijn met de bepalingen van dit reglement. Artikel 42. De door de schietcommissie gemaakte redelijke onkosten moeten door de organisatoren worden vergoed. Artikel 43. In gevallen waarin dit reglement niet voorziet en bij geschillen inzake toepassing en uitleg, beslist de wedstrijdleider in overleg met de schietcommissie. Hij zal geen beslissing nemen alvorens - zo mogelijk ter plaatse – de organisatoren en eventueel het federatiebestuur of kringbestuur te hebben gehoord. Artikel 44. Dit reglement treedt in werking op 15 september 1992.
23
Schieten met Sint-Jansboog, 61 meter Artikel 45. Voorstellen inzake wijzigingen van of aanvullingen op dit reglement moeten schriftelijk en gemotiveerd worden ingediend bij het bestuur van de Noordbrabantse Federatie van Schuttersgilden.
24
Schieten met Sint-Jansboog, 71 meter Deze zijn identiek aan de reglementen voor de Sint-Jansboog op 61 -meter doel. De baan met doelen zal echter ingericht zijn voor 71 meter.
25
Schieten met Handboog, 25 meter ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1. Alle schietwedstrijden op landjuwelen, federatiedagen en kringdagen, zomede op vrije en andere gildedagen, zullen worden gehouden onder leiding van een schietcommissie, die door het federatiebestuur of kringbestuur is aangesteld. Artikel 2. De voorzitter van voornoemde schietcommissie is met de algehele leiding belast en ziet toe op een vlot verloop. De schietcommissie zal worden bijgestaan door wedstrijdcommissarissen. De wedstrijdcommissarissen moeten ter zake kundig zijn en worden door de schietcommissie aangewezen in overleg met de gildeoverheid of overheden of met de instantie die de organisatie ook wel organisatoren genoemd - op zich heeft genomen. Artikel 3. De voorzitter van de schietcommissie, of diens plaatsvervanger, treedt op als wedstrijdleider en zal in overleg met de schietcommissie bij te verwachten of bij optredende stagnatie in het wedstrijdverloop en bij het in ongerede geraken van materiaal (bogen, pijlen, doelen, e.d.) de nodige maatregelen treffen en/of voorzieningen aanbrengen. Artikel 4. De leden van de schietcommissie hebben het recht, al het schietmateriaal van iedere schutter te controleren. Zij zullen het schieten niet toestaan met bogen of pijlen, indien zij deze ondeugdelijk of gevaarlijk achten. De afgekeurde bogen, alsmede alle andere afgekeurde of verboden materialen zullen zonodig onmiddellijk van het schietterrein worden verwijderd. Artikel 5. De wedstrijdcommissarissen zijn belast met het noteren van het aantal treffers en met het bevestigen of doen bevestigen van blazoenen en het trekken van pijlen voorzover zulks niet door de schutter wordt verricht. Verder zullen zij alle werkzaamheden verrichten, die door de schietcommissie aan hen worden opgedragen. Artikel 6. Er mag geschoten worden met of zonder vizier. Het gebruik van optische richtmiddelen, uitgezonderd een normale bril of zonnebril, is verboden. Artikel 7. Op het terrein waar de schietwedstrijden worden gehouden moet een post voor eerste hulp bij ongelukken aanwezig zijn, die tijdens de duur van de schietwedstrijden voortdurend bemand moet zijn.
26
Schieten met Handboog, 25 meter Artikel 8. Op hetzelfde terrein waar de schietwedstrijden worden gehouden mag geen sterke drank worden verkocht dan wel worden gebruikt. Personen die onder invloed van sterke drank verkeren en zij die zich hinderlijk gedragen, mogen niet aan de schietwedstrijden deelnemen en zullen zonodig van het schietterrein worden verwijderd. Restitutie van betaalde inleggelden kan in dergelijke gevallen niet plaatsvinden. Artikel 9. Om aan de schietwedstrijden, met uitzondering van het personeelschieten, te kunnen deelnemen moet de schutter de leeftijd van 16 jaar hebben bereikt. Schutters die de leeftijd van 18 jaar niet hebben bereikt, mogen aan de schietwedstrijden deelnemen onder de verplichting, de voor hen door de schietcommissie vast te stellen richtlijnen nauwgezet te zullen nakomen. Bij niet nakomen zullen zij van verdere deelname worden uitgesloten. Minderjarige schutters staan onder toezicht en verantwoordelijkheid van hun ouders, voogden verzorgers of begeleiders. Verzorgers of begeleiders moeten meerderjarig zijn. Artikel 10. Indien door de organisatoren afzonderlijke jeugdwedstrijden worden gehouden waaraan alleen jeugdige schutters kunnen deelnemen, zullen deze wedstrijden overeenkomstig dit reglement worden gehouden. Onder jeugdige schutters moet worden verstaan, de schutters die op grond van hun leeftijd niet aan de normale schietwedstrijden mogen deelnemen. Artikel 11. Aan de wedstrijden kunnen alleen die schutters deelnemen, die met hun gilde aan de eventueel vooraf gehouden optocht hebben deelgenomen. Van deze verplichting kan een schutter, van een gilde dat aan de optocht heeft deelgenomen, worden ontheven door de schietcommissie. Zo mogelijk na overleg met en met instemming van de hoofdman van het gilde waartoe de schutter behoort. Artikel 12. Inschrijving tot deelname aan één of meerdere wedstrijden geschiedt door middel van schietkaarten of schietlijsten. Deze kaarten of lijsten zijn op een daartoe aangewezen plaats op het schietterrein verkrijgbaar. Artikel 13. Op de schietkaarten of -Iijsten zal door de wedstrijdcommissaris worden aangetekend, naast de naam van de schutter en van het gilde waartoe hij behoort, het aantal punten. De schietkaart of schietlijst wordt door de wedstrijdcommissaris en de schutter ondertekend of geparafeerd. Na ondertekening of parafering is geen beroep meer mogelijk. Artikel 14. De schietkaarten of schietlijsten zullen ten spoedigste door de wedstrijdcommissaris worden ingeleverd bij de voorzitter van de schietcommissie of diens plaatsvervanger.
27
Schieten met Handboog, 25 meter Artikel 15. De organisatoren van een gildedag, waarbij schietwedstrijden worden gehouden, zullen er voor zorgen dat naar het oordeel van de schietcommissie een voldoend aantal deugdelijke doelen geplaatst worden. Schermen, doelmatten, leembakken en ander materiaal, die door het federatiebestuur of kringbestuur ter beschikking worden gesteld van de organisatoren, behoren binnen 14 dagen na afloop van de schietwedstrijden terugbezorgd te zijn. Voor het gebruik kan statiegeld of een vergoeding worden gevraagd. Materiaal dat verloren is gegaan of ernstig is beschadigd zal op kosten van de organisatoren worden vervangen of hersteld.
BIJZONDERE BEPALINGEN Artikel 16. De organisatoren zullen zorg dragen voor een beveiligd, horizontaal vlakliggend terrein, waarop de benodigde doelen worden geplaatst. In ieder doel zal een schrijftafel met twee stoelen voor de wedstrijdcommissarissen en een tafel voor het materiaal van de schutters worden geplaatst. Ook zal er een goed onderkomen ten behoeve van het secretariaat van de schietcommissie in de nabijheid van de doelen aanwezig moeten zijn, in de vorm van bijvoorbeeld een directiewagen of bouwkeet. Artikel 17. Indien doelen met disciplines voor de diverse baanlengten naast elkaar zijn geplaatst, zullen de schutters op één lijn staan, in opeenvolgende orde van banen: 10-meter, 20-meter, 25-meter, 28meter. Artikel 18. De blazoenen zullen worden bevestigd tegen stro, rietmatten of ander materiaal, die de pijlen veilig en zonder beschadiging moeten kunnen opvangen. Het middelpunt van het blazoen moet zich tenminste 1,25 meter en ten hoogste 1,50 meter boven de begane grond bevinden. Artikel 19. Een treffer op de lijn wordt geteld in het voordeel van de schutter. Toekenning van het aantal punten geschiedt pijl voor pijl en voordat de pijl uit het blazoen is getrokken. Artikel 20. Een schutter mag pas een pijl op zijn boog leggen als deze globaal op het doel is gericht. Artikel 21. Een schot wordt als geldig geschoten aangemerkt, zodra de boog is gespannen en geschouderd, de pijl door de pees van de boog is vrijgemaakt en de halve lengte van de baan is gepasseerd. Een geldig schot dat het blazoen niet treft wordt als een nul geteld.
28
Schieten met Handboog, 25 meter Artikel 22. Ingeval een pijl, het blazoen geraakt hebbende, uit het blazoen valt, voordat het met de pijl behaalde punt is vastgesteld, wordt onmiddellijk opnieuw geschoten. Artikel 23. De commissarissen kunnen door cijferaanduiding of op andere wijze aan de schutters desgewenst het behaalde punt bekend maken. Artikel 24. De doelen moeten een lengte hebben van 25 meter, gerekend vanaf de lijn aan schutterszijde tot aan het blazoen. De doelen dienen beveiligd te zijn door plaatsing van een aantal schermen van voldoende aantal, afmetingen en dikte. Bij gecombineerde banen (handboog en kruisboog) moet een veilige loopgang aanwezig zijn voor de pijlendragers. Artikel 25. De organisatoren zullen zorgdragen voor een voldoend aantal pijlendragers. Het aantal pijlendragers zal door de schietcommissie worden bepaald. Artikel 26. Het begin van de baan zal door middel van een lijn worden aangegeven, waarachter de schutters zich moeten opstellen.
SCHIETWEDSTRIJDEN KORPS, VIERTAL, KAMPIOEN. Artikel 27. De schietwedstrijden voor korps, viertal en persoonlijk kampioen worden samen gecombineerd verschoten in daartoe bestemde doelen. De schutter die niet wenst deel te nemen aan de viertallenwedstrijd kan afzonderlijk individueel deelnemen aan de kampioenswedstrijd. Artikel 28. Iedere gilde mag aan de wedstrijden voor de gilde-korpsprijs en voor de viertalprijzen deelnemen. De korpsprijs kan slechts worden verschoten, als er twee of meerdere gilden deelnemen. Artikel 29. Elk gilde mag met slechts één groep aan de korpswedstrijd deelnemen en met meerdere groepen aan de viertallenwedstrijd. Een schutter mag slechts in één groep zijn ingedeeld. Artikel 30. Iedere schutter zal 15 pijlen schieten, onmiddellijk na 1 voorafgegaan verplicht proefschot. Artikel 31. Het viertal dat heeft ingeschreven voor de korpswedstrijd en het hoogste aantal punten behaalt met het elfde tot en met het vijftiende wedstrijdschot, verkrijgt de korpsprijs. Bij gelijkheid in puntenaantal van twee of meerdere viertallen wordt de regeling van het laatste afschot toegepast.
29
Schieten met Handboog, 25 meter Artikel 32. Het viertal dat heeft ingeschreven voor de viertallenwedstrijd en het hoogste aantal punten behaalt met het zesde tot en met het tiende wedstrijdschot verkrijgt de eerste prijs voor viertallen. De resterende viertalprijzen worden achtereenvolgens toegekend aan de viertallen die daarna de meeste punten hebben behaald. Bij gelijkheid in puntenaantal van twee of meerdere viertallen wordt de regeling van het laatste afschot toegepast. Artikel 33. De schutter die op één schietkaart de meeste punten behaalt met het zesde tot en met het tiende wedstrijdschot, verkrijgt de kampioensprijs. Bij gelijkheid in puntenaantal van twee of meerdere schutters wordt de regeling van het laatste afschot toegepast. PERSONEELSCHIETWEDSTRIJD. Artikel 34. Deze wedstrijd zal in daartoe bestemde doelen worden gehouden. Artikel 35. Iedere schutter zal 10 pijlen schieten, zonder proefschot. Artikel 36. De schutter die op één schietkaart de meeste punten behaalt, verkrijgt de eerste personeelsprijs. De volgende prijzen komen toe aan de schutters die daarna achtereenvolgens de meeste punten hebben. Bij gelijkheid in puntenaantal van twee of meerdere schutters wordt de regeling van het laatste afschot toegepast.
SCHIETWEDSTRIJD VOOR DE KONINGEN (KONINGENSCHIETEN) Artikel 37. Aan deze wedstrijd kunnen alleen de werkelijke gildekoningen deelnemen. De koningsprijs kan slechts dan worden verschoten als er twee of meerdere gildekoningen deelnemen. Artikel 38. De volgorde waarin de koningen schieten wordt door loting vastgesteld of op andere wijze door de wedstrijdleider bepaald en tevoren duidelijk kenbaar gemaakt. Een koning die niet op tijd aanwezig is, verspeelt zijn deelname. Artikel 39. Iedere koning zal beurtelings 5 pijlen schieten, voorafgegaan door één verplicht proefschot. De koning die de meeste punten behaalt verkrijgt de prijs. Bij gelijkheid in puntenaantal van twee of meerdere koningen wordt gekampt overeenkomstig het bepaalde in artikel 40.
30
Schieten met Handboog, 25 meter Artikel 40. Iedere kampronde zal bestaan uit 3 schoten, beurtelings te lossen. De koning met het minste aantal punten valt af. Is er na een kampronde geen beslissing gevallen, dan zal opnieuw een kampronde worden gehouden.
SCHIETWEDSTRIJD VOOR DE KEIZERS (KEIZERSSCHIETEN) Artikel 41. Het schieten voor de keizers geschiedt overeenkomstig de bepalingen voor het schieten voor koningen. Ingeval de organisatoren een afzonderlijke wedstrijd houden waaraan alleen de werkelijke gildekeizers van alle gilden gezamenlijk kunnen deelnemen, zal deze wedstrijd met geweer worden verschoten in overeenstemming met de bepalingen voor de geweerschietwedstrijd voor koningen. Zie hiervoor het reglement geweerschieten.
SLOTBEPALINGEN Artikel 42. De door het hoofd van de plaatselijke politie en door het hoofd van de arbeidsinspectie vastgestelde voorschriften of te geven aanwijzingen moeten stipt worden nagekomen, ongeacht of deze in strijd zijn met de bepalingen van dit reglement. Artikel 43. De door de schietcommissie gemaakte redelijke onkosten moeten door de organisatoren worden vergoed. Artikel 44. In gevallen waarin dit reglement niet voorziet en bij geschillen inzake toepassing en uitleg, beslist de wedstrijdleider in overleg met de schietcommissie. Hij zal geen beslissing nemen alvorens - zo mogelijk ter plaatse - de organisatoren en eventueel het federatiebestuur of kringbestuur te hebben gehoord. Artikel 45. Dit reglement treedt in werking op 15 sept. 1992. Met ingang van deze datum vervalt het reglement kruisboogschieten op doel van 1 januari 1983. Artikel 46. Voorstellen inzake wijzigingen van of aanvullingen op dit reglement moeten schriftelijk en gemotiveerd worden ingediend bij het bestuur van de Noordbrabantse Federatie van Schuttersgilden.
31