Nieuwsbrief 51 2011-2
Nieuwsbrief 51 2011-2
Redactie: Dolly Stegink Jannie Kassies Ton Stegink Redactieadres: Peeskesweg 24 7041 CB „s-Heerenberg Tel. 0314 661608 E-mail:
[email protected] Onze website: www.knnv.nl/geolandwg Lidmaatschap van de Werkgroep Geologie en Landschap: Alleen leden van de KNNV kunnen ook lid zijn van de werkgroep. Leden:…………………………€ 15,Leden die de Nieuwsbrief digitaal willen ontvangen:……€12,50 Huisgenootleden: ……………..€ 5,-
VAN DE REDACTIE De Nieuwsbrief verschijnt 2x per jaar; in het voorjaar en in het najaar. Uw kopij voor de Nieuwsbrief ontvangen we graag voor 1 april of 1 november. Wilt u dit, als het kan, digitaal bij ons aanleveren. Graag in platte opmaak (hoofdletters en vet wel aangeven) en de illustratie als bijlage toevoegen, dit is voor het opmaken van de Nieuwsbrief handiger. Voor de excursieverslagen willen we u vragen u te beperken tot maximaal 1½ A4 per dagdeel (exclusief afbeeldingen) Doelstelling van de werkgroep. Het doel van de werkgroep is het gezamenlijk beleven en bestuderen van de niet-levende natuur. We kijken hierbij vooral naar de geologie, die over het ontstaan van de aarde gaat. Daarnaast kijken we naar de vorm van het landschap, primair ontstaan door de geologische processen. De bodemkunde en waterhuishouding spelen hierin een belangrijke rol. De niet-levende natuur én levende natuur vormen samen mét het grondgebruik door de mens, het leefmilieu voor mens, dier en plant. Voorwaarden voor het lidmaatschap en deelname aan excursies. Buiten de als normaal geldende voorwaarden voor lidmaatschap van verenigingen, geldt dat leden van de werkgroep tevens lid moeten zijn van de KNNV. Adresmutaties moeten apart aan de secretaris van de werkgroep worden doorgegeven. De werkgroep en het bestuur daarvan stellen zich niet aansprakelijk voor claims van welke aard dan ook, bij problemen tijdens de excursies. Er worden geen verzekeringen, van welke aard ook, afgesloten. Deelname is dus een privé verantwoordelijkheid. Verwacht wordt dat deelnemers aan excursies hun persoonlijke gegevens paraat hebben voor het geval zich onverwachte incidenten zouden voordoen. INHOUDSOPGAVE
PAG.
Van de redactie
2
Van het bestuur
3
Het weekend van 17 en 18 maart 2012
3
Aanwijzingen voor het schrijven van een excursieverslag
3
Programma 2012
4
Excursieverslagen
8
Leestekens van het landschap
14
Opgaveblad 2007
16
Bij de voorplaat: Het uitgebreide grottenstelsel van de Dechenhöhle bij Iserlohn.
Nieuwsbrief 51 2011-2
2
Van het bestuur Als u deze Nieuwsbrief ontvangt is het jaar alweer bijna afgelopen en ligt 2012 binnen handbereik. Het bestuur van de werkgroep wil u dan nu ook heel fijne feestdagen toewensen en al het goede voor het nieuwe jaar. Als we het programma bekijken zoals dat in deze Nieuwsbrief voor het komende jubileumjaar te lezen valt, zal het geologisch gezien voor ons wel weer goed gaan. Het jubileum willen we vieren op onze contactdag, niet heel groots en uitgebreid, want wat is 25 jaar nu helemaal, maar even terugkijken is altijd goed en herinneringen ophalen met oud-werkgroepgenoten altijd leuk. We hopen dan ook velen van u hier te treffen. In 2012 zullen we een extra dik jubileumnummer van de Nieuwsbrief gaan maken.
Eerste artikel in de eerste Nieuwsbrief.
Tijdens onze laatste bestuursvergadering heeft Ger Vink ons laten weten om gezondheidsredenen zijn functie in het bestuur te moeten neerleggen. Ger is 3 jaar een actief lid geweest van ons bestuur en heeft ook bijgedragen aan de organisatie en uitvoering van een aantal excursies. We zullen hem node missen.
In de toekomst denken we dat 5 bestuursleden voldoende zal zijn, maar Beppina Boosman heeft ook aangegeven in het komende of volgende jaar te willen stoppen. We zullen dus opzoek gaan naar een nieuw bestuurslid. Het verslag van de vorige jaarvergadering heeft u al kunnen lezen in de vorige Nieuwsbrief. Het financieel overzicht zal aan de leden die e-mail hebben voor de vergadering digitaal toegestuurd worden, voor de anderen zal er een papieren exemplaar op de vergadering aanwezig zijn. Op verzoek kunnen we u het overzicht ook per post sturen. Op de vorige contactdag heeft de penningmeester meegedeeld, dat de contactdag in het vervolg gratis zou zijn…, maar dit jaar zal deze dag vanwege het jubileumprogramma behoorlijk prijzig zijn en daarom vragen we toch een bijdrage van de deelnemers deze is niet kostendekkend, maar de rest zal worden betaald uit de financiële reserves. Het weekend van 17-18 maart 2012 Natuurlijk weten wij met elkaar dat - weggezet op een geologische tijdschaal - een zilveren jubileum niets voorstelt. Toch is juist het jubileum een geschikt moment om binnen je eigen KNNV-afdeling (of met je eigen KNNV-afdeling ) de geologische tijd onder de aandacht te brengen. Wij vragen jullie bij dezen om in het weekend van 17-18 maart 2012 het verhaal van de geologische gebeurtenissen, die de basis van ons landschap zijn, nog eens te vertellen en daarmee de werkgroep “in het zonnetje te zetten”. Een mooier cadeau kan het bestuur van de werkgroep zich niet wensen. Het bestuur wenst jullie daarbij ook veel plezier toe. We hopen boeiende verslagen van de activiteiten van jullie te ontvangen, die we in het extra dikke jubileumnummer van mei 2012 gaan plaatsen. P.S. Mocht je je excursie voor 12 januari 2012 in kannen en kruiken hebben, dan kun je de opzet indienen om voor de (eenmalige) Arja-prijs in aanmerking te komen. Zie daarvoor de voorwaarden op de KNNV website of in onze Nieuwsbrief nummer 46, voorjaar 2009. Aanwijzingen voor het schrijven van een excursieverslag door Leny Huitzing Toen ik voor het eerst meeging met een excursie van de werkgroep Geologie en Landschap, schoot Wouter van de Bosch – die vele jaren de vacante voorzittersfunctie waarnam – mij aan met de vraag of ik het excursieverslag wilde schrijven. Daar had ik niet zo veel zin en ik sputterde: “Ik heb geen tijd, druk. Laat die vutters of gepensioneerden het maar doen, die hebben tijd genoeg.” Wouter wees mij er welgemoed op dat ik lid was geworden van een werkgroep. Dat kwam over. En wat is dan wel dat werk van de werkgroep? De voornaamste activiteiten van onze werkgroep – door Nieuwsbrief 51 2011-2
Wouter steevast „uitingen‟ genoemd - zijn excursies. Die worden gewoonlijk door het bestuur georganiseerd, wat beslist niet wil zeggen dat inbreng van de leden niet uiterst welkom is. De bestuursleden maken ook wel verslagen van deze excursies voor de Nieuwsbrief, maar dit is juist iets waaraan de leden hun (geologische) steentje bijdragen. Deze verslagen zijn niet alleen een herinnering voor de deelnemers, maar dienen vooral ook om degenen die niet aan de excursie deelnamen op de hoogte te brengen.
3
Bovendien leer je zelf erg veel door een verslag te schrijven: het dwingt je geconcentreerd aanwezig te zijn (opletten, vragen stellen) bij de excursie en helder te formuleren (dus eerst zelf begrijpen, dan pas kun je het formuleren). Kortom: een verslag schrijven is werken aan je geologische kennis. Daarom volgen hieronder enkele aandachtspunten voor het maken van een excursieverslag. Zorg ervoor dat het verslag geologisch juist is. Dat betekent niet dat je de laatste wetenschappelijke publicaties op geologisch gebied moet hebben geraadpleegd, maar wel dat wat je schrijft in grote lijnen moet overeenstemmen met de „gangbare geologische opvattingen‟. Gebruik correct Nederlands. Ook dit betekent niet dat elke tussen-n of elk samenvoegstreepje of op de juiste plek moet staan maar wel graag goed lopende zinnen en liever geen Engelse woorden als er goede Nederlandse zijn. Tip: Als je kopjes en tussenkopjes maakt, wordt de tekst voor anderen makkelijker leesbaar evenals door het op tijd invoegen van een witregel of het maken van een nieuwe alinea. Streef naar duidelijkheid. Laat je verslag lezen aan iemand die niet bij de excursie aanwezig was - liefst iemand die geologisch niet onderlegd is - en vraag of deze je tekst snapt. Zo niet: probeer het dan anders op te schrijven en laat het opnieuw lezen. Wat ook altijd goed werkt: laat je verslag een poosje liggen en lees het dan opnieuw. Vaak valt je dan op dat sommige stukjes tekst niet duidelijk zijn. Maximaal 1½ A4‟tje per dagdeel, exclusief afbeeldingen. Laatste tip: leg het verslag voor aan de excursieleider. Die is het beste op de hoogte en kan on-
juistheden corrigeren en omissies aanvullen. Als je iets niet snapt, kun je natuurlijk ook in een eerder stadium contact met de excursieleider opnemen en om uitleg vragen. Vaak heeft de excursieleider al een inleidende tekst geschreven in onze Nieuwsbrief. Deze informatie hoef je dus niet te herhalen, wel kun je deze aanvullen met wat je in het veld gezien en gehoord hebt. Natuurlijk mag naast alle geologische feiten ook kort de sfeer van de dag beschreven worden: het weer, hoe het landschap bij je over komt en dat ene bijzonder plantje waar je oog op is gevallen. Maar houd altijd het doel van de excursie en het excursiethema in de gaten, waarvoor we op stap zijn gegaan. Mijn eerste verslag is inmiddels een jaar of tien geleden en de tijden zijn sindsdien veranderd. Velen van ons gebruiken Internet. Dus waarom niet even wat tekst en foto‟s bijeen gegoogled en dat tot een excursieverslag aaneengeplakt? Internet kan inderdaad een goede bron van vaak prachtige informatie zijn zoals ik zelf heb vastgesteld bij de opsomming van informatieve geomorfologische sites over Nederland in het stuk. „Ideeën en Tips voor de uitvoering van het Weekend van Geologie en Landschap 17-18 maart 2012’ zoals dat staat in Nieuwsbrief 50- 2011 nr. 1 op blz. 12 Maar een „bijeengeplakt‟ verslag kunnen we helaas niet plaatsen. Op van Internet geplukte teksten rust vaak een copyright, dit geldt zeker voor foto‟s. Ook leidt het achter elkaar plakken van stukken tekst uit verschillende bronnen meestal niet tot een consistent geheel. En last but not least: je leert meer als je de geraadpleegde teksten verwerkt: d.w.z. erover nadenkt, je probeert voor te stellen hoe geologische processen zich hebben afgespeeld, de informatie nog eens herkauwt en het tot een samenhangend verhaal aaneen smeedt. Dat is pas echt werken!
Programma 2012 Het Oertijdmuseum Boxtel. Zaterdag 25 februari 2012 Contactdag en Jubileum Oertijdmuseum De Groene Poort Aanvang 10:00 uur OPGAVE: Definitieve opgave uiterlijk 1 februari 2012 d.m.v. het opgavenformulier op pag.16.; Formulier sturen naar Penningmeester WGL, Somervaart 18, 7421 EG Deventer. Of opgave via de mail met vermelding van de gegevens die op het opgavenformulier staan. BETALING: Kosten € 10,00 per persoon. Het bedrag uiterlijk 1 februari overmaken op giro 1719582 t.n.v. KNNV, Werkgroep Geologie en Landschap, Deventer. Dit met vermelding voor welke excursie en het aantal deelnemers. Bereikbaarheid: Oertijdmuseum De Groene Poort Bosscheweg 80, 5283 WB Boxtel. Per auto: Vanuit de richting „s-Hertogenbosch en Eindhoven: Neem op de A2 afslag 25 richting Boxtel noord. U komt op de Bosscheweg. Op +/- 600 meter aan uw linkerhand is De Groene Poort gelegen. Per openbaarvervoer: U reist via 's-Hertogenbosch naar Nieuwsbrief 51 2011-2
station Boxtel. Vandaar kunt u om 9:55 uur afgehaald worden. Wilt u op het opgavenformulier aangeven of u hiervan gebruik wilt maken. 25 februari staat niet alleen in het kader van contactdag maar ook van ons 25 jarig jubileum. We verwachten jullie tussen 9.45 uur en 10.00 uur in de filmzaal van het Oertijdmuseum, er is koffie met iets lekkers.
4
We willen jullie vragen om oude foto‟s van de verschillende uitingen, liefst met een kort verhaaltje erbij, naar ons op te sturen. We zijn van plan hiervan een collage te maken en die op deze dag te tonen. De foto‟s worden gescand en onbeschadigd weer geretourneerd. Digitale foto‟s kun je naar ons mailen. Adres: Ton Stegink, Peeskesweg 24, 7041CB, ‟s-Heerenberg. Mailadres:
[email protected] Ochtendprogramma: 10.00 – 10.45 uur jaarvergadering. Pauze tussen 10.45 en 11.15 uur met tijd voor 2e kop koffie (thee) 11.15 – 12.15 uur (met een uitloop tot uiterlijk 12.45) het jubileum deel. De invulling hiervan maken we bekend op de dag zelf. Vanaf 12.45 tot 13.30 uur pauze in de “koffiehal” van het museum, er is koffie etc. in een automaat en je kunt er je boterham opeten. Middagprogramma: Twee maal een rondleiding door René Fraaye (directeur museum, geologisch geschoold), per groep maximaal 25 mensen. De 1e rondleiding is van 13.30 tot 14.15uur, de 2e van 14.30 tot 15.15 uur. De overige tijd is voor jezelf. Het museum is groot én interessant genoeg om je tijd daar verder te besteden, zie verder het artikel over het oertijdmuseum van Leny. We sluiten de dag af in hotelcafé de Postiljon, Bosscheweg 52, 5281 AK Boxtel (richting Boxtel) waar we tussen 16.15 en 17.30 uur nog iets kunnen drinken. Vraag van het café is of ieder gelijk de eigen consumptie wil afrekenen, anders is het voor hen geen doen. Parkeermogelijkheden 10 tot 15 auto‟s, aan de overkant van het hotel is een kantoorpand waar op zaterdag geparkeerd mag worden. Het Oertijdmuseum Boxtel. Begonnen als een familieverzameling, is het oertijdmuseum in Boxtel nu het grootste geologische museum van Nederland. En Naturalis dan? Of het Museon? Ja, die musea zijn wel groter maar hun afdeling geologie is kleiner dan dit museum. Wat is er allemaal te zien? Om te beginnen zijn er een aantal grote wandschilderingen die de geschiedenis van het Brabantse landschap laten zien: van de tropische moerassen (steenkool!) in het Carboon, via de woestijn van het Trias, de Miocene zee tot de toendra van het Pleistoceen. Wat de Nieuwsbrief 51 2011-2
fossielen betreft noem ik een grote verzameling trilobieten, een groep organismen die bijna 400Ma op de bodem van zeeën en oceanen rondkroop en zwom. Aan de hand van vele fossielen wordt de evolutie van de ammonieten uitgelegd. De oudste heremietkreeft huisde niet in de lege schaal van een wulk maar in de lege schelp van een ammoniet. Daarin zijn ook trilobieten en vissen te zien. Een visje, een nogal bolle aaseter, is bij het verorberen van de dode ammoniet in de nauwe schaal vast komen te zitten. Er zijn ook fossielen van roofvissen die zich verslikken in hun prooi: stekelige rugvinnen bemoeilijken het doorslikken. Naast de oudste heremietkreeft is er ook de oudste parel van Nederland en het skelet van de grootste potvis die in de vorige eeuw op een Nederlands strand aanspoelde. Ook een Nederlands stukje van de beroemde K-Tgrens – uit een Limburgse grot – is er te bewonderen. Heel mooi is een verzameling gepolijste agaten. Een fossielenverzamelaar schonk zijn collectie pootafdrukken van sauriërs uit de groeve te Winterswijk aan het oertijdmuseum. Getuige de vele fossiele beenderen van baleinwalvissen, door een kalkzandsteenfabriek bij Liessel opgebaggerd, was Brabant in het Laat-Mioceen mogelijk een paaiplaats van deze grote zeezoogdieren. Uit het Pleistoceen zijn er skeletten van de wolharige neushoorn, wolharige mammoet en de sabeltandtijger. Last but not least is er de in 2003 geopende nieuwbouw met de grootste dinosauriërcollectie van Nederland. Daartoe horen ook fossiele resten van de grootste roofsauriër van Europa: Torvasaurus. Naast kleine en heel grote eieren zijn er skeletten en modellen van kleine roofsauriërs tot reuzenplanteneters – Brachiosaurus - en niet te vergeten Tyrannosaurus rex. Voor wie even een luchtje wil scheppen is er de tuin waar tussen „levende fossielen‟ als de ginkgo en andere oude coniferen modellen van dino‟s staan opgesteld. De mooie en bijzondere loofbomen staan eind februari nog niet in blad of bloei. In hetzelfde gebouw als het museum huist het bezoekerscentrum de Groene Poort van het Nationaal Landschap Het Groene Woud. Van hieruit zijn korte en langere wandelingen of fietstochten te maken. Zie ook www.oertijdmuseum.nl of www.dinosaurusmuseum.nl. en Grondboor&Hamer, 2007, nr. 6.
5
Busexcursie dwars door Noord-Holland 21 april 2012 Excursieleider Lia Vriend, voorbereiding Ger Vink OPGAVE: Definitieve opgave uiterlijk 1 februari 2012 d.m.v. het opgavenformulier op pag. 16. Formulier sturen naar Penningmeester WGL, Somervaart 18, 7421 EG Deventer. Of opgave via de mail met vermelding van de gegevens die op het opgavenformulier staan. BETALING: Kosten € 20,00 per persoon. Het bedrag uiterlijk 1 februari overmaken op giro 1719582 t.n.v. KNNV, Werkgroep Geologie en Landschap, Deventer. Dit met vermelding voor welke excursie en het aantal deelnemers. Praktische gegevens Vertrek vanaf NS-station Castricum om 10.30 uur Met de auto: NS-station ligt aan de westkant van Castricum aan de Stationsweg; aan de voorzijde is beperkt parkeerruimte; u kunt ook terecht op de parkeerplaats aan de Kramersweg, 1901 NP Castricum. Houd rekening met wat extra tijd om te parkeren. Openbaarvervoer: Tussen 10:00 -10.30 uur is Castricum goed bereikbaar met treinen vanuit Amsterdam, Haarlem en Alkmaar. Bij verhindering kunt u bellen met Dolly: 0630544306 of Lieke: 0612170895 De bus vertrekt uiterlijk 10.30 uur en is naar planning om 16.30 weer terug bij NS-station Castricum. Deze voorjaarsexcursie voert de deelnemers van west naar oost door het Nationaal Landschap „Laag Holland‟, dat bij Castricum begint en eindigt bij het Markermeer. Per bus rijden we door de kustzone van duinen, strandvlaktes en strandwallen, daarna via veenweidegebieden en droogmakerijen en tenslotte naar de voormalige Zuiderzeekust met zijn wielen (braken). De excursiegids van deze dag is mevr. Lia VriendVendel. Zij is geograaf en de Noordhollandse landschappen zijn haar studieterrein. Zij zal ons tijdens de rit en de stops vertellen over de geomorfologie, de waterhuishouding en de bewonings- en bedijkingsgeschiedenis. Zie ook haar website: www.ontdeknoordholland.nl Voorgeschiedenis van het excursiegebied door Ger Vink De wateroverlast waarmee de bewoners van Noord Holland van aanvang af te kampen hebben gehad, was het gevolg van de geologische opbouw en ontwikkeling van deze streek. De basis van het landschap is de pleistocene ondergrond die na de laatste ijstijd (Weichselien) achterbleef en de afzettingen die daarop vooral onder invloed van de stijgende zeespiegel ontstonden. De zeespiegel steeg in de periode 10000-4000 jaar geleden met ongeveer 50 m en daarna verder in een langzamer tempo, dit als gevolg van het afsmelten van de ijskappen in Noord Europa. De in de ijstijd drooggevallen zuidelijke Noordzee werd weer zee. In het gebied Noord-Holland ontstond een kuststrook van strandwallen, opgebouwd uit door zee afgezet zand. Deze strandwallen, die in de richting Zuid-Noord liepen, verplaatsten zich aanvankelijk landinwaarts, Nieuwsbrief 51 2011-2
maar toen de zeespiegelstijging afnam, bleven zij op de huidige plaats liggen: de meest oostelijke, oudere strandwal Uitgeest-Akersloot-St. Pancras, dateert van 4500 jaar geleden; westelijk daarvan ligt de strandwal Limmen-Heiloo-Alkmaar die 3500 jaar geleden is ontstaan. Op de strandwallen ontstond een laag en stabiel duinlandschap, de Oude Duinen. In de duinvalleien, maar vooral achter de duinen, ontstonden door stagnatie van water grote veengebieden. In de transgressiefasen brak de zee op verschillende plaatsen door de strandwallen heen, o.a. bij Bergen en bij Castricum/Egmond. Hierbij trad wadvorming op en sedimentatie van slib en zand; bovendien ontstond de mogelijkheid voor afwatering van het veen. Het grote zeegat bij Bergen met daarachter het Fries estuarium bleef tot rond 3000 jaar geleden bestaan. Het zuidelijker gelegen, kleinere zeegat met het estuarium daarachter zou tot in de Romeinse tijd blijven bestaan en wordt het Oer-IJ genoemd. Als gevolg van regressie verlandden de zeegaten grotendeels, waardoor in de loop van de eeuwen de veengroei in het binnenland zulk een omvang nam dat het grootste deel van Noord-Holland en ook het Zuiderzeegebied met veen overdekt raakte. In dit grote veengebied ontstonden meren. De grootste daarvan was de voorloper van het Flevomeer. Vanaf de vroege ijzertijd (3000 jaar geleden.) was bewoning in dit veen- en merengebied onmogelijk. Dit was wel mogelijk in het gebied van strandwallen en duinen, vooral waar op de grens van kwelder en veen een goede afwatering bestond. Pas in de Romeinse tijd (2000 jaar geleden) kwam de kustlijn in de buurt van de huidige kustlijn. In de periode 800 -1200 van onze jaartelling trad weer transgressie op, kustafslag en erosie, en vormde zich bij Bergen het Zijperzeegat, waarbij weer zeewater landinwaarts werd gevoerd. Door stijging van de zeespiegel en zware stormen vonden enorme zandverstuivingen plaats, waardoor hoge Jonge Duinen ontstonden, die plaatselijk over de Oude Duinen heenschoven.
6
Rond 1400 was de kust weer gesloten door verzanding van het Zijperzeegat. Het ingrijpen van de mens in de Middeleeuwen door ontginning van veengebieden en het geschikt maken voor akkerbouw met vergaande ontwatering, had inklinken en oxidatie tot gevolg, waardoor een cyclus van ontwatering en bodemdaling ontstond. Stormvloeden zorgden ervoor dat grote veengebieden werden vernield en er grote meren ontstonden. Rond 1200 ontstaan zo De Schermer en De Beemster. Programma * De eerste stop is bij het aardkundig monument De Bleek, een duintop (35 m.) iets ten zuiden van Egmond. Via een zandig pad en een trap bereiken we de duintop. Vanaf de top ontvouwt zich naar alle kanten een fraai panorama. In het westen is een breed duingebied tot aan de zee, bestaande uit paraboolduinen en tussenliggende duinvlakten. Naar het oosten toe liggen geëgaliseerde strandwallen en strandvlakten, grotendeels in gebruik voor bloembollen. Direct ten zuidoosten ligt een klein gebied waar nog te zien is hoe een groot deel van de Oude Duinen er vroeger uitzag * Via Heiloo, gelegen op een oude strandwal, rijden we naar Akersloot, op de meest landinwaarts gelegen strandwal, grenzend aan het Alkmaardermeer, restant van een van de vele meren uit de Middeleeuwen. Daarna rijden we naar Schermerhorn, gelegen op een dijk van de Eilandpolder, ontstaan rond 1100 nadat het veen van de gebieden Beemster en Schermer weggeslagen waren. Het water dat Schermerhorn omringde was brak en vissers hadden hier een thuishaven. In de 17e eeuw kwam hieraan een einde door de inpoldering van Beemster en Schermer, waardoor vruchtbare landbouwgrond verkregen werd. Ook hier een korte wandeling. * Via Oosthuizen bereiken we daarna Etersheim, gelegen in de veenpolder Zeevang, een weidevogelge-
bied aan de dijk van het Markermeer. Hier ligt het diepste punt van Noord-Holland, ruim 6 m. –NAP. Dit gebied was in de vroege Middeleeuwen nog een uitgestrekt moeras waar veen tot ontwikkeling kwam dat vele meters boven zeeniveau uitgroeide en grensde aan het Almere, de latere Zuiderzee. Vanaf de 10e eeuw wordt het veengebied in cultuur gebracht door het graven van sloten. Door oxidatie en inklinking neemt het veen in volume sterk af en zakt het land meer dan een meter per eeuw. Hierdoor begint het buitenwater een bedreiging te vormen. Dat de zee regelmatig door de dijken heen brak, zien we aan de „braken‟, ronde kolkgaten. Een aantal van deze braken zijn later drooggemalen en vormen nu kleine diepe droogmakerijtjes in het landschap. Omdat in de braken het veen is weggeslagen vormt de oude zeeklei nu de bodem. Ook voor versteviging van de Zuiderzeedijk is veel klei gebruikt waardoor kleiputten ontstonden, die later weer drooggemalen zijn. Hier maken we een wandeling van ca. 1 uur en zien we op kleine afstand verschillende niveaus in het landschap. Midden in dit „lege‟ gebied bezoeken we ter afsluiting bezoekerscentrum De Breek voor een kop koffie of iets anders. We rijden via droogmakerij De Beemster terug naar Castricum en mogelijk kunnen we onderweg nog iets zien van de OerIJ-binnendelta bij Castricum. Verdere info: Nieuwsbrief jan.1992, nr. 11: “De duinen van N. Holland” door Jan Allan en Nieuwsbrief dec.2000, nr. 29: Samenvatting van een lezing van Jan van Doorn over een transsect-excursie rond Alkmaar. Deze nieuwsbrieven kunt u bekijken op onze website. Grondboor en Hamer, nr.1, 2007: Aardkundige excursiepunten Noord Holland. Boek “De bodem van Noord-Holland”, informatie over de geologie en archeologie van N-H. ISBN 90-74417-03-5.
Weekend excursie 7, 8 en 9 september 2012 Fossielen en geologische structuren in de Boulonnais door Hans de Jong Voorlopige opgave voor 1 februari door middel van het losse opgavenformulier; formulier sturen aan: Penningmeester WGL: Somervaart 18, 7421 EG Deventer. Of opgave via de mail met vermelding van alle gegevens die op het opgavenformulier staan. Mailadres:
[email protected] Uren kun je er langs het strand lopen. Steeds weer zie je iets nieuws: de kustvormen, de kliffen, het uitzicht over de zee, de gesteenten... De Boulonnais, de kuststrook van het noordeNieuwsbrief 51 2011-2
lijkste stukje van Frankrijk, is één boeiend geologisch paradijs. Er zijn twee geologische perioden, Jura en Krijt, die tamelijk compleet vertegenwoordigd zijn en mooi gerangschikt langs de kust liggen van noord naar zuid. De afwisseling begint al kort na Calais, waar je als het ware de vaste ondergrond van Nederland en Vlaanderen bijna letterlijk omhoog ziet komen uit het zand en de klei van het Kwartair. Het uitzicht vanaf Cap Blanc Nez over het Nauw van Calais is bij helder
7
weer schitterend. Aan de overkant liggen in een witte lijn de „white cliffs of Dover‟. Verder naar het zuiden komen in de kliffen steeds oudere gesteenten aan de oppervlakte. Bij Cap Gris Nez zie je voor het eerst in de structuren van de gesteenten de werking van de tektoniek. “Om de hoek” richting Boulogne begint een fraai abrasieplat met fossiele ammonieten en andere indrukwekkende geologische verschijnselen. Enkele kilometers landinwaarts dagzoomt zelfs het Carboon. Kortom, de Boulonnais is de moeite waard om enkele dagen landschap en gesteenten te bestuderen. Foto‟s: Kust bij Cap Gris-Nez en Klifkust met abrasievlak.
Excursieverslagen Excursie Sallandse Heuvelrug 10 april 2011 Verslag Peter Eldering In het bezoekerscentrum “Sallandse Heuvelrug” wordt een inleiding gehouden door de Heer Clarinus Nauta. In de opbouw van het landschap spelen zowel fluviatiele afzettingen als glaciale afzettingen een rol. Fluviatiel zijn de volgende twee materialen te onderscheiden: 1. Kwartsrijk wit zand met grind en kiezel. Dit werd aangevoerd door de Eridanos of Baltische oerstroom vanuit het oosten. Dit gebeurde tijdens het Saalien. 2. Bruiner gekleurd en fijner van materiaal zijn afzettingen door Rijn en Maas die vanuit het zuiden kwamen. Deze lagen wisselen elkaar af. Daarop en daarin bracht de landijstong reliëf aan. Dit gebeurde vooral tijdens het Weichselien. Deze ijstong verliep van N/W naar Z/O en volgde het dal van de Oer-Rijn. In de stuwwallen ontstaat gelaagdheid doordat bevroren grond onder druk verschuift op de “zwakke” plekken. Later nog volgt reliëfvorming door eolische afzettingen. Zandduinen ontstonden door droge koude perioden én door erosie door de mens. Op het uitzichtspunt Noetselerberg zijn naar het westen toe rivierdalvormen te zien. De vorming hiervan was in het Weichselien mogelijk, omdat het landijs weliswaar Nederland niet bedekte, maar de ondergrond in Salland was bevroren zodat het water niet in de grond opgenomen kon worden. Van daar dalen we af naar een droog dal of smeltwaterdal. Dit volgen we. Uiteindelijk eindigt dit dal in een puinwaaier, hoewel “puin” een beetje een groot woord is. Wel is het materiaal steeds fijner vanaf het begin van de delta tot in de laatste uitwaaiers. Na de puinwaaier aan onze linker hand gaan we door een aangelegd bos en dóór de armen van een moeilijk herkenbaar paraboolvormig stuifduin. Het Weichselien was een tijd waarin het droog gevroren dekzand zich gemakkelijk verplaatste. Aan de kust vind je als eerste stap in het ontstaan van een duinlandschap sikkelduinen of barchanen die met hun parabooltop richting wind liggen. Daar waar er een oneffenheid is op een strandvlakte, of een eerste vastlegging door grassen, Nieuwsbrief 51 2011-2
ontstaat een luwte die zich aan de flanken uitbreidt. De flauwe helling is aan de buitenkant van de parabool, de steile aan de binnenkant.
Op de toendra kan een verdere ontwikkeling volgen. De flanken zijn steviger verankerd dan de kop en deze verslijt en komt naar achteren te liggen. Op de plaats van de oude top vormt zich zelfs een stuifkuil. De parabool ligt nu met zijn open zijde naar de wind. De kop van de parabool is nu stijl aan de buitenkant en flauw aan de binnenkant (op de wind). Het sikkelduin of de Barchaan heeft zich tot een paraboolduin ontwikkeld. Met wat fantasie (want ten dele was het paraboolduin doorsneden door het pad en de parabooltop overgroeid door houtopslag), was voor ons een flank te herkennen en rechts van het pad de parabooltop. De wind in het Weichselien zou dan voornamelijk uit het zuidwesten zijn gekomen. Het laatste stukje van de route voert door een landschap van haren, enken, kampen of essen. In een potstal werden heideplaggen gebracht. Als deze met mest verrijkt waren werden ze naar de es gebracht om de akkers te verrijken. Deze akkers zijn ontstaan door egaliseren en afgraven oftewel dichter bij het water brengen. In de vicieuze cirkel vee → mest → (win-
8
ter)voer → vee → mest → enz. ontstond eigenlijk geen overproductie en deze was dan ook vóór de komst van kunstmest niet te doorbreken. Langs het Twilhaar is door menselijke erosie iets als een holle weg ontstaan
die ons terugbrengt naar het bezoekerscentrum. Hier bedanken wij onze gidsen Willem Zuethoff en Clarinus Nauta.
Weekendexcursie Ruhrgebied Duitsland zaterdagochtend 3 september 2011 Verslag Jan Nillesen Karstverschijnselen. De morgen hebben we geheel gewijd aan karstverschijnselen. Hiervoor bezochten we een uitgebreid grottenstelsel, de Dechenhöhle, gevormd door een onderaardse rivier 700.000 jaar geleden. Het verhaal van dit gebied begint 370 miljoen jaar geleden [Devoon]. Toen lag het Ruhrgebied ter hoogte van 30° Z. Br. Er heerste een tropisch klimaat. In een ondiepe zee ontstonden koraalriffen. Er vormde zich een laag kalk met een dikte van 700 m.
Tijdens het Carboon (345 miljoen jaar geleden) botst Gondwana vanuit het zuiden tegen Laurussia. Hierdoor wordt de ondergrond in het zuiden omhoog gedrukt. Dit noemen we de Hercynische of Varistische gebergtevorming. Tijdens het Perm (250 miljoen jaar geleden) wordt dit gebergte door erosie afgebroken. Wanneer gedurende het Mesozoïcum (230-142 miljoen jaar geleden) het kalksteen dicht aan de oppervlakte komt, kan het oplossen door de regen en onderaardse waterstromen. Er doen zich in deze tijd vele karstverschijnselen voor zoals onderaardse grotten en rivieren. Dieren verongelukten in deze grotten. Getuige hiervan zijn enkele vondsten van botten van Dinosauriërs. In de periode hierna, het Tertiair (65 miljoen jaar geleden) wordt het Sauerland stijgingsgebied, vooral in het zuidoosten. Het Kwartair (2,4 miljoen jaar geleden) is het era van de ijstijden, met afwisselende koude en warme periodes. Het dalenlandschap van het Sauerland wordt gevormd doordat de rivieren zich fasegewijs in de bodem inslijpen. In de kalksteen worden grotten gevormd op de hoogte van de dalbodem. In de warme perioden worden druipsteengrotten gevormd. In het Pleistoceen wisselen koude en warme perioden elkaar af. Hierdoor verandert het gebied waar we deze ochtend zijn. Nieuwsbrief 51 2011-2
1. In het begin van de koude periode verdiepen de rivieren door erosie hun dalbodem. De grondwaterspiegel daalt. 2. In de warme periode blijft de situatie stabiel. Barsten en spleten in het kalkgesteente worden door de oplossende werking van koolzuurrijk grondwater vergroot tot grotten. Door de daling van de grondwaterspiegel in de volgende koude periode valt de grot droog, zodat op een lager niveau in de berg zich een nieuw gangensysteem kan ontwikkelen. 3. De Dechenhöhle functioneert lange tijd als onderaardse rivier. Dit was 700.000 jaar geleden het geval, tegenwoordig stroomt het water 25 meter dieper. 4. Alle grotten strekken zich uit over grote afstanden op verschillende horizontale niveaus. In de volgende warme periode begint in de drooggevallen gangen van de Dechenhöhle de vorming van druipsteen. Op de bodem van de grotten wordt leem afgezet, die voor een deel door de beek is binnen gevoerd of als glijmassa in de grotten is geraakt. Op twee plaatsen ontstaan door aardbevingen en vorst tijdens de ijstijd doorbraken in de grottenplafonds. (In de namiddag hebben we er een aantal indrukwekkende voorbeelden van gezien, zie volgend verslag). Het in de ondergrond binnendringende regenwater lost de kalk op in de kloven en barsten. Dit met kalk verzadigde inzijgwater geeft bij het binnendringen van een grot kooldioxide af. Als gevolg hiervan wordt een deel van het opgeloste calciumcarbonaat als druipsteen afgezet. Aan het plafond vormen zich stalactieten op de grond stalagmieten. Op veel plaatsen verenigen zich stalactieten en stalagmieten tot zuilen. Water dat langs de wand loopt vormt kalkgordijnen. Aan het plafond ontstaan tientallen kristalvormen Aan de directie van het museum is toestemming gevraagd om informatie van het museum te gebruiken voor het verslag.
9
Weekendexcursie Ruhrgebied Zaterdagmiddag 12 september 2011 Verslag Peter Eldering Het Felsenmeer bij Hemer
De middag van 12 september brengen we door bij het Felsenmeer. Het had een verschrikkelijk hete dag kunnen worden, maar het te bekijken karstlandschap is compleet verbost zodat het een zalige boswandeling werd. Hoe is dit karstlandschap ontstaan? Daarvoor moeten we terug naar de dagen van het Old Red Continent (= Laurussia = Laurentia + Baltica), zo‟n 398 miljoen jaar geleden. Aan de zuidkust van het Old Red Continent werden in het Middendevoon kalkriffen gevormd. Als fossielen in deze kalk riffen treft men onder andere Brachiopoden aan (geheel eigen dierstam, niet verwant met Weekdieren of Tweekleppigen) en Stromatoporen (deze staan tussen Sponzen en Brachiopoden in). Door de Varistische gebergtevorming in het Carboon werden deze gebieden opgeheven.
Nieuwsbrief 51 2011-2
In Trias, Jura en Onderkrijt was dit deel van het Old Red Continent boven water en erodeerde. In het tropisch klimaat van het Onderkrijt moeten er karstverschijnselen zijn opgetreden. Hiertoe horen holen en grotten, instortingskuilen (dolinen) en komvormige uithollingen (wannen). Al deze verschijnselen ontstaan door oplossing van kalkgesteente onder invloed van koolzuurhoudend (regen)water dat in de bodem sterk wordt aangezuurd omdat bij de ademhaling van bodemorganismen en plantenwortels CO2 ontstaat. In het Bovenkrijt – de zeespiegel stond toen 200m hoger dan nu - zetten zich op de verkarste koraalriffen mariene sedimentgesteenten af. In het Tertiair (Paleogeen) lag het al sterk afgesleten Varistisch gebergte weer boven water en was er sprake van zeer sterke erosie in een subtropisch klimaat waardoor het voormalige gebergte zich tot een grote schiervlakte ontwikkelde. De Devonische kalk werd daarbij afgedekt door leem waaronder de verkarsting doorging. Pas tijdens het Pleistoceen ontstonden de diep uitgesneden dalen van het Sauerland. Tijdens de interglacialen werd löss afgezet tot een dik pakket dat voorlopig verdere verkarsting van wat later het Felsenmeer zou worden, tegenhield. De scherpe rotsvormen, die we op onze wandelingen tegenkomen zijn in het Holoceen ontstaan. Het gaat hier om geologisch recente (karst)verschijnselen aan het oppervlak. Voor hun ontstaan zijn in de loop der tijden een drietal theorieën bedacht, waarbij ik aanteken dat de meest recente zeker niet de beste of de meest heldere is. 1. Het bos bij Hemer werd bevolkt door dwergen, het volk der Nevelingen / Nibelungen. Hun koning was Alberich, die door een ring, gemaakt uit Rijngoud (zie R. Wagner, Das Rheingold 1e scene) de macht had. Zoals gebruikelijk zochten deze dwergen overal in de rotsen naar goud, zilver en edelstenen. Verder bouwden zij een burcht om deze schat op te slaan. De reuzen die in de nabijheid woonden, hoorden van deze schatten en zoals gebruikelijk voor reuzen (zie bijvoorbeeld Fasold en Fafner in Wagners Rheingold) wilden zij deze schatten stelen. Met grote bomen en rotsblokken bekogelden zij de dwergenburcht en wisten deze ook
10
binnen te dringen. De dwergen vluchtten steeds dieper in de kelders en mijngangen onder de burcht. Ten slotte sprak hun koning Alberich een gruwelijke vloek uit (Alberich zou dat later nog eens doen met de Ring des Nibelungen). De dwergenburcht stortte ineen boven de hoofden van de reuzen. Zelfs hun dikke koppen waren niet bestand tegen zo‟n massa degelijk, vooroorlogs bouwwerk, en zij kwamen jammerlijk om. Zo ontstond het landschap zoals we dat vanaf de brug of het balkon konden zien. 2. In de holen en ruimten van de Devonische kalksteen is ijzererts in de vorm van hematiet te vinden. Dit hematiet bevat zo‟n 80% ijzer. Hoe is dat hematiet hier ontstaan? Dat zou kunnen doordat tijdens het Bovenkrijt - toen 'boven‟ Sauerland een ondiepe zee lag - hier glauconiet is afgezet; glauconiet verweert tot hematiet (dank Leny H.). De mariene afzettingen uit het Bovenkrijt kwamen terecht in de dolinen en spleten van het karstlandschap uit het Onderkrijt. In het Tertiair werden de afzettingen uit het Bovenkrijt geërodeerd en afgevoerd naar inmiddels ontstane lager gelegen karstgrotten (die dus discordant in de Devonische kalk zaten). Vanaf de Middeleeuwen (wellicht al vanaf 800) tot 1871 werd er mijnbouw gepleegd vanwege het hematiet. Hierdoor verdween de beschermende löss en plantengroei. Er ontstond weer karstvorming, die nog bevorderd werd door de kuilen (pingen) en schachten die de mijnbouwers aanlegden. De mijnbouwers maakten gebruik van reeds bestaande holen en instortingen en omgekeerd werd de vorming van dolinen en holen door deze mijnbouwactiviteit bevorderd. Dolinen, schachtopeningen, mijnafvalbergen, holen vormen een mengsel van culturele en geologische landschapsvormen, zoals we dat ook zagen vanaf het uitzichtpunt.
3. De derde verklaring verschilt in principe niet van de tweede, maar er wordt een zwaarder accent op de omvang en gevolgen van de middeleeuwse mijnbouw gelegd. Dan zouden de meeste dolinen waarschijnlijk pingen zijn en zouden de meeste langgerekte instortingen die we zagen, veroorzaakt zijn door instorting van mijnbouwgangen. www.lwl.org/pressemitteilungen/mitteilung.php?urlID Alt=1049269103_0 Samenvattend: waarschijnlijk waren het niet de kaboutertjes, en hoogst waarschijnlijk wat meer de middeleeuwse mijnbouwers en wat minder moedertje natuur. Sinds 2006 wordt het gebied een “Nationale Geotop” en probeert men een evenwicht te vinden tussen de “zichtbaarheid” van de geologische landschapsvorm en de “natuurlijkheid” van het gebied. Het zijn mijn termen, maar ik geloof dat de discussie ook gaat tussen twee nogal vage concepten. Wat wij ervan zagen op de excursie was een romantisch, sprookjesachtig landschap van grote stenen, dikke bomen en veel donker groen. Tot op zekere hoogte konden we de natuur zijn gang zien gaan en omgevallen woudreuzen langzaam zien vergaan. Het ligt natuurlijk voor de hand dat zo de toestand van vóór 800 terugkeert. Net zoals in Holland blijft de vraag “Terug naar de natuur?” Welke? De bossen van de Batavieren, de moerassen van de Middeleeuwen, de weilanden van de 19e eeuw …? In ieder geval is het, zoals het er nu ligt, een prachtig landschap, waarvan we zeer genoten, niet in het minst door het bewustzijn dat zovele processen gedurende zovele miljoenen jaren bijdroegen aan wat we zagen. http://de.wikipedia.org/wiki/Felsenmeer_Hemer http://www.plbg.de/lexikon/bergbau/mk/felsenmeer.ht m http://www.gd.nrw.de/w_schn2e.htm
Weekendexcursie Ruhrgebied zondag 4 september 2011 Verslag: Paula Timmerman Deze dag zal besteed worden aan datgene waar het Ruhrgebied om bekend staat: mijnen en fabrieken. Met in het achterhoofd natuurlijk de wetenschap dat al die mijnen en fabrieken hier niet geweest zouden zijn als in de ondergrond van het gebied de grondstoffen niet aanwezig geweest zouden zijn! Voor een schets van die ondergrond: zie Nieuwsbrief 50 2011-1 van de Werkgroep Geologie en Landschap. We gaan vroeg op pad zodat we nog voor openingstijd bij de mijn „Nachtigall‟ in Witten zullen zijn – dit i.v.m. de kleine parkeerplaats, die met onze 11 auto‟s dan ook al gauw volraakt De ochtend wordt besteed aan de bezichtiging van deze mijn en de bijbehorende steenfabriek. De rondleiding start met de mijnwerkersgroet: Glück Auf! De geschiedenis van de „Nachtigall‟ begon met de steenkolenmijnbouw. In 1714 waren er twee boeren Nieuwsbrief 51 2011-2
die het recht kregen om kolen te winnen. De kolen werden eerst in horizontale tunnels gewonnen. Om dieper gelegen vindplaatsen te exploiteren werden verticale schachten gegraven. Stoommachines werden noodzakelijk om de grondstoffen via die schachten aan de oppervlakte te kunnen brengen. Niet alle steenkolenlagen werden benut – een minimale dikte van 50 centimeter maakte de exploitatie pas rendabel. Omstreeks 1890 hield de kolenmijn op te bestaan. Een aannemer, Wilhelm Dünkelberg, zag in het verkeerstechnisch gunstig gelegen terrein wel brood. Hij vestigde er een steenfabriek, een machinefabriek en een steengroeve. De tunnels van de „Nachtigall‟ en een dubbele ringoven herinneren aan die tijd tussen 1897 en 1965. Er werden stenen gedolven en er werd ook leisteen gewonnen. Dit leisteen werd gebruikt in de fabricage van bakstenen. De leisteen werd fijngemalen,
11
aangelengd met water, in baksteenvormen geperst en in de ringovens verhit. Zo ontstonden de bakstenen.
Tijdens de rondleiding komen we oog in oog te staan met een stoommachine uit 1887, de ringovens, een slechtvalk-nestgelegenheid tegen een schoorsteen en een gereconstrueerde Ruhr-aak (roerschip) die gebruikt werd om de kool over de Ruhr naar Duisburg te brengen (inderdaad, het schip had geen kiel wel twee zwaarden). Ook nemen we een kijkje in een tunnel in de berg - met een, zeker niet overbodige, mijnwerkershelm op! Daar kunnen we ons hart ophalen aan steenkoollagen en gesteenten, kunnen we een stukje steenkool krijgen, komen we een beeldje van St. Barbara tegen, schutspatroon van mijnwerkers en soldaten, en ook een „Wettertafel‟ - een paneel voor de mijnwerkers met informatie over bv. al dan niet aanwezig gas. Verder horen we dat naaldbomen (hier met name Fichte d.w.z. fijnspar) gebruikt werden als stut voor de mijnen. Liever naaldhout dan staal – want naaldhout kraakt voordat het instort – en juist dat kraken heeft menig mensenleven gered. Aan de andere zijde van de tunnel zien wij, buiten staand, de lagen in de gesteen-
ten. Duidelijk te zien is die zwarte laag van steenkool die dunner is dan 50 centimeter. Van het Ruhrzandsteen wordt verteld dat die een hardheid heeft van 8,5 – ter vergelijking: diamant heeft een hardheid van 10. (Zoekend op internet heb ik begrepen dat er een hardheidsschaal van Mohs bestaat – met hardheden van 1 tot 10). En naast al die lagen is er ook een oehoenestgelegenheid te bewonderen. Van de museumtentoonstelling wil ik noemen een fossiele Siegelbaum (Zegelboom; Sigillaria) en een groot stuk steen met de afdrukken van wortelstokken van de Schubbenbaum (Schubboom; Lepidodendron). Op de camping is er een steen met vergelijkbare afdrukken. De beide geslachten behoren tot de wolfsklauwbomen. In het Laat-Carboon waren die op hun hoogtepunt en in het Perm zijn ze uitgestorven. „s Middags staat een wandeling langs het riviertje de Muttenbach op het programma met vele bezienswaardigheden betreffende de delfstofwinning in het gebied. Voorafgaand aan de wandeling is de officiële afsluiting van het weekend, omdat een aantal mensen op tijd huiswaarts willen gaan. De overgebleven groep splitst zich in tweeën: een gedeelte gaat voor de korte en een gedeelte gaat voor de volledige wandeling. Het is zó goed toeven bij punt 5, het Bethaus der Bergbau, dat de lust om de volledige wandeling nog verder af te leggen geheel verdwijnt en ieder, eventueel na een consumptie zijns weegs gaat.
Excursie naar Oost-Twente en Bad Bentheim zaterdagochtend 12 november 2011 excursieleider Hans de Jong Verslag Hans Crone Bij oppervlakkige beschouwing lijkt het landschap van Oost-Twente heel erg op dat in Duitsland, net over de grens. Maar als je dieper kijkt – en dat doen wij als geologen – blijken er grote verschillen. Met woorden van deze strekking begon Hans de Jong onze rondleiding per bus door Oost-Twente en de omgeving van Bad Bentheim. In beide gebieden zien we licht reliëf. Ha, stuwwallen, denkt de oppervlakkige Nederlandse geoloog dan al Nieuwsbrief 51 2011-2
snel. Voor Twente klopt dat, maar bij de heuvels in Duitsland rondom Bad Bentheim hebben we te maken met de gevolgen van heuse gebergtevorming, en wel de alpine plooiing! Ja, dat hadden jullie niet gedacht hè, zo dicht bij Nederland nog invloed van de Alpen! En niet zomaar wat invloed, maar een echte anticlinaal!
12
Eerst naar Twente. Wat wij doorgaans de voorlaatste ijstijd noemen - het Saalien – bestaat eigenlijk uit ongeveer 5 fasen waarin het afwisselend kouder en minder koud was. In de minder koude perioden trok het ijs zich een eind terug om in een koude periode weer op te rukken. Daarbij werden de in een vorige koude periode gevormde stuwwallen soms “overreden” door het nieuwe ijs. De richting van de stroming van het ijs was ook niet altijd
ruimte ontstond tussen het ijs en de stuwwal (dat krijg je met terugtrekken: ruimte). Vervolgens stroomde het smeltwater van het ijs naar deze ruimte en vulde deze met materiaal dat in het ijs had gezeten. Hoe weten we dat nou? Wel, deze afzetting bestaat dus uit door het ijs meegevoerd materiaal uit Scandinavië, terwijl de stuwwal bestaat uit de hier reeds aanwezige grond die werd opgestuwd. En dan naar Bad Bentheim.
precies dezelfde als in vorige perioden en daardoor is het geheel aan stuwwallen in Oost-Twente eigenlijk een zooitje; de (overblijfselen van) de stuwwallen liggen schots en scheef in het landschap. We zien hier dus niet zo‟n duidelijk hoefijzervormige stuwwal rondom een tongbekken, zoals dat bijvoorbeeld bij Groesbeek zo duidelijk is te zien. Het levert wel een landschap op dat zich op deze zonnige herfstdag op zijn mooist, welhaast romantisch, liet zien.
Zoals al gezegd, hier zien we geen stuwwallen, maar gevolgen van gebergtevorming. En zelfs een anticlinaal. Ten gevolge van de botsing van Afrika tegen Europa, waardoor de Alpen dus gevormd worden (ja, dat gaat nog steeds door!) werd ook in de omgeving van Bad Bentheim de bodem geplooid en daarbij vormde zich tussen Bad Bentheim in het Zuiden en Isterberg in het noorden een bolling, een anticlinaal dus (een holling is een synclinaal). Door erosie werd de top van de bolling afgesleten. Zoals meestal bestond ook hier de bodem uit lagen van verschillende samenstelling, afwisselend harder en minder hard. Bij de erosie bleven de hardere lagen natuurlijk langer overeind staan dan de zachtere en vormden daarbij heuvels met een steile wand, “cuesta‟s”. Het harde materiaal waar we het over hebben is in dit gebied zandsteen, dus de Bentheimer Zandsteen. De burcht van Bad Bentheim staat op de noordelijke rand van de cuesta aan de zuidkant van de anticlinaal; als je naar het noorden kijkt zie je de Isterberg en dat is de zuidelijke rand van de cuesta aan de noordkant van de anti-clinaal (ja, denk daar maar een rustig over na!). De bollling van de anti-clinaal die tussen deze twee cuesta‟s lag is dus weggeërodeerd.
Een oorzaak van het feit dat de stuwwallen hier zo veel overreden zijn, is dat ze niet zo hoog waren als bijvoorbeeld bij Groesbeek. Dit is het gevolg van de samenstelling van de bodem in Oost-Twente vóór de komst van het ijs. De laag zand en grind van (kwartaire) rivierafzettingen is hier relatief dun en daaronder liggen kleiige (tertiaire) zeeafzettingen die veel moeilijker te vervormen waren. Vandaar dus. Vanaf zo‟n overblijfsel van een stuwwal, de Friezenberg (neen, heeft niets met Friesland te maken) hadden we mooi zicht op een voor velen van ons nieuw verschijnsel: een”kane-terras” (uit te spreken als: keenterras). Dit is een terras dat is gevormd, doordat in een warmere periode het ijs zich terugtrok, waardoor een Nieuwsbrief 51 2011-2
13
Excursie naar Oost-Twente en Bad Bentheim zaterdagmiddag 12 november 2011 verslag Diana van Putten Na de “Kaffee mit Kuche” in het Wirtshaus in Bentheim gaan we op weg naar het kasteel, de “Burg”. Het kasteel is geheel met Bentheimer zandsteen gebouwd, boven op de anti-clinaal die van oost naar west loopt. Een anti-clinaal is een plooirug waarbij de zandsteen aan de oppervlakte komt. Als we de zuidelijke poort doorgaan komen we op een plein. Onze gids vertelt bij het muurtje dat we uitkijken naar het noorden, naar de kern van de anti-clinaal: een laagvlakte, de oorspronkelijke bolling is geërodeerd. Daar komt het oudste gesteente uit het tijdvak Wealden aan de oppervlakte: kleisteen, leisteen en het bevat bovendien schelpfossielen. We nemen nog even een kijkje op de binnenplaats door de noordelijke poort, waar de toeristen langs de kantelen lopen. Daar hebben we geen tijd voor, wij gaan weer naar buiten. Hier helt de cuesta (deze lijkt hier op een trap) in zuidelijke richting. Er is een stukje dat tussen de straten zichtbaar is. Heel duidelijk zijn de lagen te zien die onder elkaar door steken. Aan de westelijke kant van het kasteel staat een hoge rots waar kriskraslagen te zien zijn. Deze zijn ontstaan door delta-afzettingen. Hier is duidelijk dat op deze plek in het Onder Krijt hier het strand liep van de zee, waarbij Nederland toentertijd onder de zeespiegel lag. De kriskras-gelaagdheid komt voor bij duinafzettingen met wisselende windrichtingen. Met de bus verlaten we Bentheim. Op naar de Istertoren, dit is een uitkijktoren. Een groot deel van het gezelschap beklimt de trappen om naar het 58 meter hoge platform te gaan. Van hier heb je een schitterend uitzicht op het kasteel van Bentheim en de verre omgeving. Hier staan we op de rand van de cuesta die naar het Noorden helt. Even verderop in het bos staat een erosierest van Bentheimer Zandsteen, een bultrots. Het is door landijs overreden getuige de flauwe loefzijde aan de noordkant waar het ijs tegenaan stroomde en de steile lijzijde. Deze is afgebrokkeld door de vorstverwering doordat het ijs hier overheen stroomde. Om half vier vertrekken we weer met de bus naar Deventer. Het was een prachtige tocht waar we veel geleerd hebben met schitterend weer. We boffen. Met dank aan onze gids Hans de Jong die blij was met onze vragen.
‘Leestekens van het landschap’ door Lieke Vullings Hieronder drie nieuwe leestekens uit het boek “leestekens van het landschap”, uitgave Landschapsbeheer Nederland. De eerste twee om even terug te denken aan Gaasterland 2010, de laatste verwijst naar de excursie naar Bentheim 2011, waarbij ik door de zwerfstenen ook even nieuwsgierig ben overgesprongen naar “schampstenen”, wat zijn dat nu weer? Test je kennis! Keileemhoogte: Omschrijving: Opgestuwde keileemafzettingen. Tijdens de voorlaatste ijstijd van het geologische verleden (200.000 – 130.000 jaar geleden) drong het landijs vanuit het noordoosten ons land binnen. Door afzettingen op te stuwen en/of plaatselijk wat keileem achter te laten, ontstonden zogenaamde keileemhoogten. Soms worden deze hoogten in een latere fase door het landijs overreden en vervormd. Men spreekt in dat geval van drumlins. Ligging en streeknamen: Keileemhoogten vinden we op het Drents plateau, in Twente, Oost-Groningen, Gaasterland, op Wieringen en Texel. De hoogten van Gaasterland zijn in het verleden op enkele plaatsen door de zee ondermijnd, waardoor zogenaamde kliffen ontstonden. Meer weten: Baas, H, 2004, Natuur met (w)aarde. Handboek aardkundig landschapsbeheer, Landschapsbeheer Nederland. Berendsen, H, De vorming van het land, inleiding in de geologie en geomorfologie. Klif Nieuwsbrief 51 2011-2
14
Omschrijving: Steile wand aan de kust, die gevormd is door brandingsgolven. Ontstaan en functie: Op plaatsen waar keileemhoogten en dekzandruggen in zee eindigden, ontstonden door de eroderende werking van het water kliffen, zoals het Mirnser klif en het Oude Mirdumer klif in Gaasterland. Door afsluiting van de Zuiderzee in 1932 is de klifvorming tot stilstand gekomen. Ligging en streeknamen: Kliffen vinden we in Nederland in Gaasterland en bij Bergen op Zoom. Verwant zijn de steile wanden van stuwwallen die zijn aangesneden door rivieren (bijvoorbeeld de Wageningse berg en de Grebbeberg). Meer weten: Broek, M van den, Rimpels in het vlakke land (uitgave Volkskrant). De derde druk van deze uitgave heb ik ooit als afgeschreven bibliotheek boek op de kop getikt, het is uit 1991. De serie, die ik me ook herinner uit de Volkskrant, is met zwart-wit foto‟s geïllustreerd en “alle rimpelingen” komen daardoor goed tot hun recht. Een waardevol boekje, waarin ook Gerard Gonggrijp wordt bedankt en dan zijn we met een stap weer even terug op onze eerste excursieplek van 2010 “De Zandkoele”. We constateerden toen dat dit geologische monument niet onderhouden wordt. We hebben geprobeerd om de plaatselijke KNNV-afdelingen “in beweging te krijgen”om samen met onze werkgroep de landelijke “natuurwerkdag” hieraan te besteden. Helaas heeft dit om allerlei begrijpelijke redenen (vooral de leeftijd van de leden) geen daadkracht opgeleverd. Jammer! Het hoogtekaartje komt eveneens uit bovengenoemd boek. Zwerfsteen: Benaming voor grote keien, die tijdens de ijstijden (met name tijdens het Saalien) vanuit Scandinavië zijn meegevoerd door gletsjers. Ontstaan en functie: In de ijstijden werden de keien losgeschuurd en meegevoerd door het oprukkende landijs. Ze bleven na het smelten van het ijs liggen. De kleinere keien werden wel gebruikt voor bestrating en dijkversterking, de grotere werden gebruikt voor de bouw van hunebedden, als markering van eigendomsgrenzen (grenssteen) of als schampsteen. Naast zwerfstenen komen we in Zuid-Limburg nog twee soorten losse stenen tegen: sterrenstenen en tertiaire zandsteenblokken. Sterrenstenen bestaan in werkelijkheid uit gesteentepuin dat is verkit tot een vast gesteente. Dit zijn hoofdzakelijk grillig gevormde vuurstenen, een enkel stukje grind en weinig zand. Tertiaire zandsteenblokken zijn ontstaan tijdens het tertiair toen er een (sub) tropisch klimaat heerste, en een deel van de in zee afgezette zanden aan elkaar is gekit. De zandsteenblokken bestaan uit grof kwartszand en fijnkorrelig afgerond kwartsgrind. Bijzonder is het zwerfsteneneiland in de voormalige zandgroeve bij Maarn. Hier liggen zo‟n 650 zwerfkeien bij elkaar, zowel afkomstig uit Scandinavië (via het landijs) of uit de Ardennen en de Eifel ( via voorlopers van Rijn en Maas hier neergelegd). Ligging en streeknamen: Het verspreidingsgebied van zwerfstenen is beperkt tot Noord Nederland, boven de lijn Haarlem-Utrecht-Nijmegen. Alleen in de zand- en keileemgebieden treffen we zwerfstenen aan de oppervlakte aan; elders liggen ze onder jongere afzettingen. De kleinere stenen worden ook wel flint genoemd. Meer weten: Alberts, W, Eigenaardig Nederland, KNNV Schampstenen Omschrijving: Langs een stoep, hoek van een straat of bij toegangshekken zijn soms vrij korte paaltjes of stenen geplaatst, om een huis of hek tegen aanrijden te beschermen. Ontstaan en functie: Deze elementen dienen om de objecten waartegen zij zijn geplaatst te beschermen tegen aanrijdingen. Soms worden zwerfstenen gebruikt maar men ziet ook wel oude kanonlopen of afgedankte stoeppalen met deze functie. Hoewel de meeste schamppalen of -stenen in de bebouwde kom zijn te vinden, treft men ze ook wel aan in het buitengebied, bijvoorbeeld ter bescherming van de toegangshekken van oprijlanen en boerderijen. Ligging en streeknamen: andere namen zijn: afhouder, karresteen of stootsteen. Nou beste leden, mochten jullie een schamppaal zien dan kun je er een foto van maken voor de website en zie je een schandpaal (dat woord lijkt erop) dan ook maar een foto, de tekst komt dan de volgende keer. Op de achterzijde van deze Nieuwsbrief staat het opgavenformulier voor de verschillende excursies. Als u dit blad niet wilt beschadigen, kunt u de gegevens ook schriftelijk overnemen of een kopie maken. Ook kunt u de gegevens per e-mail opsturen naar Hans Grootenhuis.
Nieuwsbrief 51 2011-2
15
OPGAVENBLAD VOOR HET PROGRAMMA 2012 De spelregels. 1. Uw schriftelijke opgaven moeten voor 1 februari gedaan worden bij de penningmeester van de WGL: Somervaart 18, 7421 EG Deventer. Opgave per e-mail is mogelijk; mail adres:
[email protected] Alle gegevens uit het formulier moeten dan in de mail worden vermeld. 2. Bij overtekening van een uiting is het bestuur gerechtigd tot annulering van de opgave. 3. Onder voorlopige opgave voor het weekeind wordt verstaan dat het lid de bedoeling heeft deel te nemen en dat daarmee rekening kan worden gehouden bij het maken van reserveringen en eventuele maaltijden. 4. Opgave wordt definitief als de betaling is ontvangen op de bankrekening van de werkgroep. 5. Wij vragen van alle deelnemers een soepele medewerking om het programma ongestoord te laten verlopen. 6. Voor de excursies worden door de werkgroep geen verzekeringen afgesloten. De deelnemers zijn zelf verantwoordelijk voor hun verzekeringssituatie. Voor claims, bij welke calamiteit dan ook, stellen KNNV en werkgroep zich niet aansprakelijk. 7. Gewenste keuzesituaties graag aangeven. -------------------------------------------------------------------------------------------------------------INVULLEN Doorhalen wat niet van toepassing is. Naam: Contactdag en excursie zaterdag 25 februari 2012: Boxtel (kosten € 10,00 per persoon) Aantal personen: ...... Vervoer: auto / openbaar vervoer Voorjaarsexcursie zaterdag 21 april 2012: Noord-Holland, van kust tot kust. (kosten € 20,00 per persoon) Aantal personen ……….. Vervoer: auto / openbaar vervoer Voorlopige opgave voor de meerdaagse excursie: 7, 8 en 9 september 2012. Frankrijk, de Boulonnais Aantal personen: ……… Vervoer auto / openbaar vervoer. Gewenste accommodatie: hotel: 1 persoonskamer hotel: 2 persoonskamer camping: tent / caravan Bijzondere gegevens vegetarisch / dieet / geen Waarschijnlijke tijd van deelname alleen weekend / langer Afhalen bij openbaar vervoer ja / nee De definitieve opgaven/gegevens met daarbij de vooruit te betalen kosten worden in het voorjaarsnummer van de Nieuwsbrief vermeld. Bij deze Nieuwsbrief treft u weer een herinnering voor het betalen van de contributie voor 2012. De contributie bedraagt € 15- per lid en € 5- voor een huisgenootlid. Voor diegenen die aan gegeven hebben de Nieuwsbrief digitaal te willen ontvangen is de contributie € 12,50. We willen u vriendelijk verzoeken de contributie voor 1 februari te voldoen op giro 1719582 t.n.v. de penningmeester van de WGL: Somervaart 18, 7421 EG Deventer.
Nieuwsbrief 51 2011-2
16