stuurgroep
Multidisciplinaire Richtlijnontwikkeling ggz
Nieuwsbrief GGZ-richtlijnen De Nieuwsbrief ggz-richtlijnen is een uitgave van
Van de redactie
de Landelijke Stuurgroep Multidisciplinaire Richtlijnontwikkeling in de ggz.
Inhoud nummer 5 Derde jaargang | december 2004
2 Verslag: invitational conference Willen-mogenmoeten; juridische aspecten en maatschappelijke aspecten van multidisciplinaire richtlijnen in de GGZ 4 Vraaggesprek met: Wim van den Brink 6 Multidisciplinaire richtlijnen: stand van zaken 7 Verslag: Verpleegkundigen aan de slag met richtlijnen
Achter de schermen wordt al een tijdje gewerkt aan de oprichting van een werkgroep die de multidisciplinaire richtlijn Alcoholmisbruik en -verslaving gaat maken. De werkgroep zal worden voorgezeten door Wim van den Brink, hoogleraar Verslavingszorg aan de uva/ amc. We spraken met hem over zijn visie op verslavingszorg, op richtlijnen, en op zijn voorzitterschap. Met de werkconferentie Willen-mogen-moeten; juridische en maatschappelijke aspecten van multidisciplinaire richtlijnen in de ggz, georganiseerd door de Landelijke Stuurgroep op 12 oktober jl., werden zeker niet alle vragen en vraagtekens die leven rondom de richtlijnen beantwoord. Wie is nu verantwoordelijk voor de inhoud en wie voor het onderhoud? Mag een professional afwijken van de richtlijn? Wel werden deze en andere vragen besproken. In dit artikel een impressie van de presentaties en de discussie. De Federatie Verpleegkunde in de ggz, één van de vijf participanten in de Landelijke Stuurgroep, organiseerde afgelopen september voor haar beroepsgroep een congres. Help richtlijnen! Richtlijnen helpen. De richtlijnen en de gevolgen daarvan voor de beroepsgroep werden hier onder de aandacht gebracht. Ook werd een eerste aanzet tot implementatie gegeven door het te plekke bedenken van concrete producten waarmee de deelnemers op hun beurt binnen de eigen organisatie bekendheid kunnen geven aan de richtlijnen. Congresdeelnemer Geurt van de Glind deelt zijn ervaringen. Uw reacties aan de redactie zijn welkom. E-mail:
[email protected]. ■
Nieuwsbrief GGZ-richtlijnen 5, december 2004
Verslag: invitational conference Willen-mogen-moeten Juridische en maatschappelijke aspecten van multidisciplinaire richtijnen in de ggz
Goede richtlijnen Dagvoorzitter Lourens Henkelman gaf aan dat, nu een aantal richtlijnen klaar of bijna klaar is, een aantal nieuwe vragen werd opgeworpen: hoe gaat autoriseren en wat zijn de consequenties, wie is aansprakelijk voor de inhoud en wie verantwoordelijk voor het onderhoud en wat betekent ‘gemotiveerd afwijken’, ‘ want, denk erom, de richtlijnen zijn niet vrijblijvend’. Hierna nam de heer Smeets, voorzitter van de Landelijke Stuurgroep Multidisciplinaire Richtlijnontwikkeling in de ggz, het woord. Hij gaf aan dat er vooral veel vragen zijn over ‘moeten’; wat gebeurt er als ik
2
Kritische kanttekeningen Hierna was mevrouw Knuttel, directeur van de Stichting Pandora, aan de beurt. Zij plaatst een aantal kritische kanttekeningen bij de richtlijnontwikkeling. In de eerste plaats vroeg zij zich af of de aanbevelingen wel gericht zijn op de zorg die cliënten willen, en in de tweede plaats of de richtlijnen wel betrouwbaar zijn gezien de banden die sommige werkgroepleden lijken te hebben met de farmaceutische industrie. Beide punten werden toegelicht. Pandora heeft veel contact met cliënten via hun hulptelefoon. Waar hulpverleners vaak bezig zijn met de formule ‘klachten-recept’, zijn cliënten – althans de bellers naar Pandora – vooral bezig met het inpassen van hun aandoening in hun leven. Zij hebben vragen over de oorzaak en hoe draagkracht en draaglast in balans te houden. De aanbevolen medicijnen met hun bijwerkingen zijn voor veel cliënten niet het antwoord op hun vragen. De richtlijnen echter, leggen volgens mevrouw Knuttel sterk de nadruk op medicatie en dat is niet verbazingwekkend gezien de connecties die sommige werkgroepleden met de farmaceutische industrie lijken te hebben. Mw. Knuttel pleitte ervoor om tenminste in de richtlijnen zichtbaar te maken welke banden iedereen precies heeft met de farmaceutische industrie maar ook om ‘schone’ organisaties zonder die banden financieel te belonen. Als reactie hierop merkte iemand uit de zaal op dat géén connecties hebben met de farmaceutische industrie een luxe positie is en dat het hebben van zulke connecties niet noodzakelijkerwijs betekent dat je ook vuile handen hebt.
Wie wordt er beter van De heer Swinkels, hoogleraar richtlijnontwikkeling in de ggz, nam de fakkel over met een lezing over de praktijk van de zorg. Kwaliteit is volgens de heer
Landelijke Stuurgroep Multidisciplinaire Richtlijnontwikkeling ggz
‘Willen-mogen-moeten’ kernachtiger kan men de vele vragen rond de multidisciplinaire richtlijnontwikkeling niet samenvatten. Want ja, we willen de richtlijnen maar wat mogen we er mee en – minstens zo belangrijk – wat moeten we ermee? Zoals dat hoort bij multidisciplinaire richtlijnontwikkeling, kwam een uiterst gemêleerd gezelschap (patiënten, familie, hulpverleners, richtlijnontwikkelaars, juristen) op 12 oktober in Utrecht bijeen. Zij wilden graag antwoorden krijgen op hun vragen maar kwamen ook om mee te denken over die vragen waarop het antwoord niet zo makkelijk te geven is.
niet doe wat in de richtlijn staat? Het antwoord op deze vraag ligt deels besloten in de achtergrond waarbinnen de richtlijnen ontwikkeld zijn. Uitgangspunt was het verbeteren van de kwaliteit van de zorg door zicht te krijgen op beschikbare evidence en om evidence based te kunnen denken, om kennis op peil te brengen en te houden, om argumenten te krijgen voor beslissingen en om hiernaar te handelen. Essentieel daarbij is dat hulpverleners er wat mee kunnen. Goede richtlijnen sluiten aan bij de praktijk, zijn transparant, eenduidig toepasbaar en acceptabel. Professionals willen graag goed implementeerbare heldere richtlijnen, waarvan ze mogen afwijken omdat ze verantwoorde, dus patiëntgerichte effectieve zorg moeten leveren. Wie de aanbevelingen leest kan zich echter afvragen of het woordje ‘moeten’ niet wat vaker gebruikt zou moeten worden.
Nieuwsbrief GGZ-richtlijnen 5, december 2004
De juridische aspecten
Prof.Mr. F. van Wijmen verzorgde een presentatie over de juridische aspecten van richtlijnen.
Na de pauze was het woord aan de heer Van Wijmen, jurist en hoogleraar Gezondheidsrecht. Kernprobleem was volgens hem is de spanning tussen professionaliteit en aansprakelijkheid. In juridische zin zijn richtlijnen normen – die het karakter hebben van aanbevelingen – voor verantwoord handelen. Professionals willen verantwoorde zorg leveren en goede hulpverleners zijn. Maar, ze willen ook hun vingers niet branden aan normschending en de gevolgen daarvan. In dat licht bezien is het voor de hand liggend dat de zorgaanbieders het meest in aanmerking komen voor het eigenaarschap van de richtlijnen. Wat essentieel is bij richtlijnontwikkeling, is dat alle keuzes op een transparante manier worden gemaakt. Dat geldt voor de onderwerpkeuze maar ook voor de samenstelling van de werkgroep of de taken van de voorzitter. Uiteindelijk moet – als het erop aan komt – elke stap en elke beslissing verantwoord kunnen worden. Ook de juridische dimensie – zo betoogde de heer Van Wijmen – is onderdeel van de werkelijkheid en wie daar zijn ogen voor sluit is onverstandig bezig. Aan de andere kant; het recht is er niet alleen voor ordening en correctie, maar ook voor oplossing en bescherming.
3
Paneldiscussie Hierna was het de beurt aan het panel en daarmee ook aan de zaal, die kon reageren op de uitspraken. Een aantal panelleden vroeg zich af hoe multidisciplinair de richtlijnen nu echt zijn. De cliënteninbreng verliep vaak moeizaam en verpleegkundigen meldden dat er voor hun bijdrage aan de richtlijnen weinig evidence voorhanden is. Ook was er de vraag of de beroepsverenigingen wel echt verantwoordelijk willen zijn voor de multidisciplinaire richtlijnen. En wat als professionals zich straks voor het Tuchtrecht moeten verantwoorden of als de keuzemogelijkheden verder worden ingeperkt? Beperking van keuzes? De dagvoorzitter haakte in op de angst voor beperking van de keuzes. Vanuit het cliëntenperspectief werd aangegeven dat in de richtlijnen het zwaartepunt ligt bij de behandeling met medicatie omdat daar veel evidence over is. Voor cliënten ligt het zwaartepunt daar niet. Zij zoeken steun en dingen die helpen. Als medicatie niet helpt – en dat komt vaak voor – dan gaan ze verder zoeken en kiezen bijvoorbeeld voor haptonomie, maar daarover staat niets in de richtlijn. Anderen deelden deze mening niet. In de richtlijn krijgen psychotherapeutische behandelingen ook ruim aandacht, meenden zij. Richtlijnen bieden ook mogelijkheden voor uitbreiding van keuzes: de aanbevolen zorg moet vergoed worden. In de richtlijnen is nu een hoeveelheid basiszorg vastgelegd die in ieder geval geboden zou moeten worden. Als niets vastgelegd is, wordt er mogelijk nog harder gesneden in de te vergoeden zorg. Van cliëntenzijde vreest men dat de mensen die niet precies in het plaatje (willen) passen van omschreven diagnose en aangeboden zorg, straks buiten de boot vallen. Daarom moet volgens hen de cliënteninbreng verbeterd worden en dienen cliënten te beoordelen of ze de richtlijn zinnig vinden. Kortom, de richtlijnen kunnen waarborgen dat een basispakket zorg in ieder geval wordt vergoed, maar het is nog de vraag of de cliënten uit de voeten kunnen met dat basispakket. Nu bepalen vooral de evidence en de prijs wat in het verzekerde pakket dient te worden opgenomen. En dat terwijl cliënten ervoor pleiten dat richtlijnontwikkelaars zich ook sterk maken voor onderdelen van zorg die niet zo makkelijk zijn in te passen, maar die wel wezenlijk en wenselijk zijn voor de kwaliteit. Vanuit de Stuurgroep werd dit onderdeel afgesloten met: ontwikkelstrategieën om sombere tijden te voorkomen.
Landelijke Stuurgroep Multidisciplinaire Richtlijnontwikkeling ggz
Swinkels het voortdurend verbeteren van wat je hebt want ‘panta rei - alles verandert’ en ‘wie ophoudt met verbeteren houdt snel op met goed zijn!’ Bij bezig zijn met de kwaliteit van de zorg kom je vanzelf terecht bij een levensgroot moeten want neem nu de wet Beroepen in de individuele gezondheidszorg (big), de wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (wgbo), de wet klachtrecht cliënten zorgsector. Richtlijnen en (de plicht om) kwaliteit (van zorg te leveren) zijn nauw verbonden: ‘richtlijnen zijn geen juridische instrumenten; vooraf zijn ze een richtsnoer voor medisch handelen en achteraf een maatstaf van handelen. Vanuit het recht is de toetsbaarheid van belang.’ Maar wordt de patiënt er beter van? De heer Swinkels stelde het zo: de patiënt lijdt aan een ziekte maar lijdt ook – en onnodig – aan onvoldoende kwaliteit van zorg, onvoldoende kwaliteit van de bejegening en onvoldoende kwaliteit van de organisatie van de instelling. Dat is een mooi uitgangspunt: richtlijnen ter voorkoming van onnodig lijden! Samenvattend: juridisch beschermen richtlijnen patiënten en professionals, stimuleren kwaliteit en bestrijden onkunde en onwetendheid.
Nieuwsbrief GGZ-richtlijnen 5, december 2004
Cliëntenperspectief De discussie ging hierna over de inbreng van het cliëntenperspectief. Van cliëntenzijde kwam het pleidooi om systematisch onderzoek te doen naar het cliëntenperspectief en dat vervolgens in de richtlijn in te brengen. In reactie hierop werd gezegd dat het niet logisch is de voorkeuren van cliënten hoe dan ook in te voeren. Binnen de richtlijnontwikkeling wordt de inhoud bepaald door evidence en consensus van de werkgroepleden. Daar hoort bij dat ook rekening gehouden dient te worden met de ervaringen, wensen en voorkeuren van cliënten. Kennelijk komt dit laatste niet in alle werkgroepen voldoende uit de verf. Cliënten stellen dat het voor hen gaat om kwaliteit. Dat nu een relatief hoog percentage cliënten ontevreden is over de geboden zorg, is niet goed. Ook deze discussie werd afgesloten met een prachtig devies: zet in de richtlijn dat er altijd overleg moet zijn tussen cliënt en hulpverlener.
Willen- mogen- moeten Een aantal antwoorden werd gegeven. Een aantal oude, en sinds deze bijeenkomst ook, nieuwe vragen wacht nog op antwoord. En de richtlijnen? We willen, mogen en moeten er wat mee en, alhoewel nu een aantal richtlijnen gereed is: een goede richtlijn is nooit af! Klaske Hofstra Wetenschappelijk medewerker Trimbos-instituut ■
4
Vraaggesprek met: Wim van den Brink Voorzitter van de Werkgroep Multidisciplinaire Richtlijn Alcoholmisbruik en -verslaving Afgelopen oktober is de ontwikkeling van de Richtlijn Alcoholmisbruik en -verslaving van start gegaan. Alcoholproblematiek vraagt om een multidisciplinaire aanpak. Niet alleen omdat somatische en psychische aspecten een grote rol spelen, maar ook omdat bij de zorgketen voor alcoholproblemen veel sectoren van de hulpverlening betrokken zijn. Om professionals een wetenschappelijke basis te verschaffen voor hun handelen, moet er nog veel gebeuren. Het is een extra uitdaging om daarbij samenhang tussen de verschillende disciplines te creëren. In dit artikel stellen wij u de voorzitter van de werkgroep voor: Professor Wim van den Brink. Hij zal in het ontwikkelingsproces van deze richtlijn een sleutelrol vervullen. Alle reden dus om te praten over zijn visie op alcoholmisbruik en -verslaving, richtlijnen en cliëntenparticipatie. Van den Brink noemt de keuze van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie, om het onderwerp Alcoholmisbruik en -verslaving, bij de Orde van Medisch Specialisten aan te dragen voor ontwikkeling van een multidisciplinaire richtlijn een wijs besluit: ‘Na de onderwerpen die tot nu toe onder auspiciën van de Landelijke Stuurgroep Multidisciplinaire Richtlijnontwikkeling in de ggz aan bod zijn geweest, is het onderwerp alcohol toch echt aan de beurt. Het is bovendien een empirisch onderbouwde keuze. Teveel Nederlanders hebben met dit probleem te maken, waarbij te weinig professionals weten wat ze wel en wat ze niet moeten doen’.
De status aparte van de verslavingszorg Van den Brink ziet een verschuiving in het denken over verslaving. ‘Patiënten heten weer patiënten, in plaats van cliënten of bewoners of wat dan ook. Daarmee wordt uitgedrukt dat er sprake is van een ziekte. Voor het hebben of krijgen van die ziekte mag je de patiënt niet verantwoordelijk stellen. Dat is wat in de verslavingszorg, maar ook in de maatschappij, wel heel veel gebeurt’. Dat verklaart volgens Van den Brink ook dat de verslavingszorg zo’n aparte status heeft gekregen. Het paste niet in de reguliere gezondheidszorg en niet eens in de geestelijke gezondheidszorg. De verslavingszorg werd een categorale voorziening. ‘Een historische vergissing’ noemt Van den Brink dat. Eén van de gevolgen van deze vergissing, was het feit dat maar heel weinig psychiaters in de verslavingszorg aan de slag konden
Landelijke Stuurgroep Multidisciplinaire Richtlijnontwikkeling ggz
Aansprakelijkheid Hierna ging het over aansprakelijkheid. Gesteld werd dat hulpverleners kunnen en moeten leren hun besluiten binnen een bepaald kader te nemen. Dat is een verplichting maar ook een kans. Een hulpverlener die zijn beslissingen niet kan verantwoorden heeft hoe dan ook een probleem. De richtlijn is een hulpmiddel om keuzes te verantwoorden. Voorwaarde is dan wel dat nieuwe evidence wordt ingepast. M.a.w. de richtlijnen moeten goed onderhouden worden. Kennis is iets dynamisch en om bij te blijven is het belangrijk om helder te maken waar mensen terecht kunnen met nieuwe inzichten en wie de nieuwe inzichten beoordeelt en inpast. Dit pleit voor een goed geregeld richtlijneigenaarschap met duidelijke afspraken over het onderhoud.
Nieuwsbrief GGZ-richtlijnen 5, december 2004
of wilden. Ook voor het imago van de verslavingszorg betekende dit het één en ander. Verslaafden werden gezien als ‘moeilijk’ en de behandeling van verslaafden stond niet hoog op de prioriteitenlijst van de meeste artsen of psychiaters. Misbruik van geneesmiddelen betekende bovendien een contra-indicatie voor behandeling van stoornissen in de reguliere geestelijke gezondheidszorg. Zo werd de scheiding van verslavingszorg en ggz werd steeds scherper. Pas in de loop van de jaren negentig ontstond, door inzicht in de dubbele diagnose-problematiek, langzaam toenadering tussen beide sectoren.
Richtlijnen broodnodig Richtlijnen zijn volgens Van den Brink broodnodig. De constante stroom van nieuwe kennis maakt het voor behandelaren niet mogelijk om alle nieuwe ontwikkelingen bij te houden. En dat is precies wat richtlijnen wel zouden moeten doen: het wegen van onderzoek, en de conclusies vertalen in aanbevelingen voor de dagelijkse praktijk. Hij ziet ook de beperkingen van richtlijnen. Wetenschappelijk onderzoek vindt vaak plaats in kunstmatige situaties. In- en uitsluitingscriteria bepalen wie er wel en niet meedoen. Gestandaardiseerde interventies laten weinig ruimte voor afwijkingen. Dat maakt dat richtlijnen toegeschreven worden op de gemiddelde cliënt. Probleem is dat de meeste cliënten in meer of mindere mate van dat gemiddelde afwijken. Het toepassen van de richtlijn is dus nooit een garantie dat je daarmee alle patiënten goed behandelt. Van den Brink geeft aan dat Evidence Based Medicine, zoals geïntroduceerd door Sackett (Sackett e.a. 2000. Evidence-Based Medicine. How to Practice and Teach ebm. Harcourt Publishers Limited), in wezen bedoeld is voor vraagstukken op patiëntniveau. Richtlijnen kunnen nu nog niet op dat niveau worden geschreven. Daarvoor is de kennis nu nog te beperkt. Hij verwacht in dat kader wel veel van onderzoek naar genetische eigenschappen. Als voorbeeld noemt hij de behandeling van alcoholverslaving met Naltrexon,
5
een samenwerkingsverband tussen de Universiteit van Amsterdam en de Jellinek. In 1995 wordt Wim van den Brink directeur van dit instituut, een functie die hij nog steeds bekleedt. In 1998 wordt zijn functie van bijzonder hoogleraar omgezet in een gewoon hoogleraarschap bij het amc. Vanuit deze functies bekleedt hij tal van posities in nationale en internationale (advies)raden op het gebied van psychiatrie en verslaving. Van den Brink is blij met de ontwikkelingen in de verslavingszorg, de afgelopen 10 jaar. Het ministerie van vws ondersteunde het project Resultaten Scoren. Binnen dit project, waarvan de verslavingszorginstellingen zelf eigenaren zijn, werd volop gewerkt aan wetenschappelijk onderbouwde interventies. Ook binnen het door ZonMw gefinancierde programma Verslaving is hard gewerkt aan het creëren van kennis op dit terrein.
een anti-cravingsmiddel. Er zijn aanwijzingen dat alleen cliënten met een bepaalde genetisch variatie van de µ opioid receptor baat lijken te hebben bij behandeling met Naltrexon. Van den Brink verwacht voor de toekomst veel meer van dergelijke bevindingen. Verder ziet Van den Brink de participatie van patiënten als een onmisbaar aspect in de ontwikkeling van richtlijnen. Wel vindt hij dat professionals en patiënten een duidelijk te onderscheiden rol hebben in het maken van de richtlijn. ‘Patiëntenparticipatie moet geen pose worden’. Wetenschappers en professionals hebben tot taak aanbevelingen op te stellen op basis van wetenschappelijk onderzoek. De rol van cliënten is een andere. Zij kunnen inbrengen welke invloed deze behandeling heeft op het dagelijks bestaan en op de kwaliteit daarvan. Zij kunnen ook een rol spelen bij het verspreiden en implementeren van aanbevelingen. Van den Brink ziet de rol van patiënten bij de ontwikkeling van de richtlijn alcohol meer als consulterend. Het feit dat er geen patiëntenvereniging voor alcoholverslaving bestaat, speelt daarbij zeker ook een rol. Als risico’s bij het maken van de richtlijn Alcolholmisbruik en -verslaving ziet Van den Brink de positie van de verslavingszorg. Hoewel geestelijke gezondheidszorg en algemene gezondheidszorg naar elkaar toegroeien en verslaving steeds meer als een psychiatrische stoornis wordt gezien, is in de praktijk de verslavingszorg vaak nog categoraal. Verder benoemt hij de hokjesgeest van wetenschappelijk onderzoekers als probleem: het uitsluiten van co-morbiditeit bij effectstudies maakt dat conclusies vaak moeilijk te generaliseren zijn. Verslaving is bij uitstek een stoornis waarbij co-morbiditeit eerder regel dan uitzondering is.
Een dubbel voorzitterschap Van den Brink wordt algemeen voorzitter van de richtlijnwerkgroep. Deze richtlijnwerkgroep wordt gesplitst in twee (deel)werkgroepen. Eén richt zich specifiek op
Landelijke Stuurgroep Multidisciplinaire Richtlijnontwikkeling ggz
Wie is Wim van den Brink? Wim van den Brink werd in 1952 in Hilversum geboren. In 1971 start hij zijn universitaire opleiding; eerst medicijnen, later psychiatrie. In zijn loopbaan houdt hij zich met veel onderwerpen bezig: epidemiologie, persoonlijkheidsstoornissen, depressie in de eerste lijn. In 1989 promoveert hij aan de universiteit van Groningen bij Professor Robert Giel op het onderwerp diagnostiek van persoonlijkheidsstoornissen. Enigszins tot zijn eigen verrassing wordt hij in 1992 benaderd voor de functie van bijzonder hoogleraar in de Verslavingszorg bij het Academisch Medisch Centrum van de Universiteit van Amsterdam (amc-uva). Vanaf die tijd zet hij zich in voor het professionaliseren van de verslavingszorg. Wetenschappelijk onderzoek moet daarvoor de basis worden. In 1993 wordt het Amsterdam Institute for Addiction Research (aiar) opgericht,
Nieuwsbrief GGZ-richtlijnen 5, december 2004
Hij verwacht veel van het eindproduct. Het moet een richtlijn worden waar professionals en patiënten wat aan hebben. Ook aan het proces van richtlijnontwikkeling verwacht hij veel plezier te beleven. Het zal een uitdaging zijn om zoveel disciplines bij een zo moeilijk thema bij elkaar te houden. Geurt van de Glind Wetenschappelijk medewerker Trimbos-instituut/ adviseur richtlijn Alcoholmisbruik en -verslaving ■
Multidisciplinaire richtlijnen: stand van zaken Ontwikkeling van richtlijnen Het eind van het jaar is voor de richtlijnontwikkeling een belangrijke periode. De richtlijnen Depressie en Schizofrenie zijn zo ver dat ze geautoriseerd/goedgekeurd kunnen worden door de betrokken beroepsverenigingen en cliëntenorganisaties. De richtlijnen Eetstoornissen en adhd bij kinderen en jeugdigen zullen eind 2004 of begin 2005 op de website (www.ggzrichtlijnen.nl en www.cbo.nl) verschijnen. Gedurende een periode van 2 maanden kan er dan commentaar op worden geleverd. Deze commentaren zullen door de werkgroepen worden verwerkt en vervolgens kunnen ook deze richtlijnen worden geautoriseerd.
De laatste maanden is hard gewerkt aan de voorbereiding van drie nieuwe richtlijnen. Door de Orde van Medisch Specialisten (oms) is op initiatief van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie opdracht gegeven een richtlijn te ontwikkelen voor Alcoholmisbruik en -afhankelijkheid. Deze richtlijn zal in samenwerking met het cbo worden gemaakt, waarbij het Trimbos-instituut de ondersteuning op zich zal nemen voor het deel dat zich richt op de stoornis zelf. Het cbo ondersteunt de subgroep die zich bezighoudt met de (somatische) gevolgen van alcoholmisbruik en -afhankelijkheid. (Zie ook elders in deze Nieuwsbrief het vraaggesprek met de voorzitter van deze richtlijnwerkgroep, Wim van den Brink.). De oms heeft eveneens opdracht gegeven tot een richtlijn Harddrugs. Deze richtlijn zal geheel door het Trimbos-instituut worden ondersteund. Een vooronderzoek door een pré-richtlijnwerkgroep heeft voldoende mogelijkheid aangetoond ook een richtlijn te ontwikkelen voor Persoonlijkheidsstoornissen. Deze richtlijn valt binnen het project multidisciplinaire richtlijnen dat door vws wordt gefinancierd. Voor deze drie richtlijnen worden werkgroepen samengesteld en kleine voorbereidingsgroepen zoeken naar de knelpunten in de zorg en geven een voorzet voor uitgangsvragen, waarop de richtlijn zal worden gebaseerd.
Implementatie Het projectteam implementatie heeft twee aandachtsgebieden: • Disseminatie van de richtlijnen – er is een inventarisatie gedaan onder besturen van beroepsverenigingen, gebruikers en instellingen. Daarbij is de vraag voorgelegd welke producten bruikbaar zijn en via welke kanalen de richtlijnen bij de gebruikers kunnen komen. Het resultaat van deze inventarisatie is een overzicht van concrete richtlijnproducten en informatiemateriaal en van de genoemde verspreidingskanalen, waar mogelijk voorzien van een prijskaartje. Dit overzicht zal worden aangeboden aan de Stuurgroep. Elke beroepsvereniging kan hieruit voor haar eigen doelgroep keuzes maken. • Implementatie van richtlijnen – de disseminatie is als apart onderdeel van het project opgenomen, maar is in feite voorwaarde voor implementatie. Daarnaast werkt de wok (Centre for Quality of Care Research te Nijmegen) aan de ontwikkeling van indicatoren voor de implementatie van richtlijnen en aan het onderzoek naar belemmerende en bevorderende factoren.
Naast het project implementatie is een aantal projecten gestart die bijdragen aan de implementatie van de richtlijnen, zoals het Doorbraakproject Depressie en de ontwikkeling van cliëntenversies. Door nauw contact met de uitvoerders van deze projecten is het mogelijk deze te integreren in het totale implementatieplan. ■
6
Landelijke Stuurgroep Multidisciplinaire Richtlijnontwikkeling ggz
somatische aspecten van alcoholmisbruik en -verslaving. Deze werkgroep staat onder voorzitterschap van Professor Peter Jansen, hepatoloog bij het amc. De andere werkgroep, die Wim van den Brink ook voorzit, richt zich op de psychosociale aspecten. De afstemming tussen beide werkgroepen is een taak van Wim van den Brink. Volgens hem is multidisciplinariteit bij deze stoornis een absolute noodzaak. Hij is blij met de stevige inbreng van somatische aspecten door het instellen van een aparte werkgroep hiervoor. Op de vraag waarom Wim van den Brink de positie van voorzitter van deze richtlijnwerkgroep heeft aanvaard, geeft hij een tweeledig antwoord. Maatschappelijke betrokkenheid hoort bij hem. Vroeger al zat hij in de studentenvakbond, nu zit hij in allerlei besturen en adviesraden. Vanuit zijn visie op de maatschappij, vanuit zijn politieke overtuiging wil hij niet als hoogleraar in een ivoren toren zitten. Het tweede aspect hangt samen met het bekleden van zijn functie als hoogleraar verslavingszorg. Het uitvoeren van een taak als voorzitter van deze werkgroep is een consequentie van het bekleden van zo’n functie: dat is nou eenmaal niet vrijblijvend.
Nieuwsbrief GGZ-richtlijnen 5, december 2004
Verslag: verpleegkundigen aan de slag met richtlijnen
Grace Herrmann (voorzitter van de fvggz) en Yvonne Slee (voorzitter Nederlandse Vereniging van Psychiatrisch Verpleegkundigen) openden het congres. Het congresthema werd ingegeven door de huidige ontwikkelingen in de ggz: kwaliteit, protocollering, evidence based practice, evidence based nursing, (multidisciplinaire) richtlijnen. De Federatie participeert in het traject van multidisciplinaire richtlijnontwikkeling in de ggz. Zij heeft echter grote moeite om verpleegkundigen te interesseren in deelname aan de ontwikkeling van die richtlijnen. Ook de implementatie van richtlijnen levert problemen op. Hoog tijd dus dat verpleegkundigen informatie krijgen en nadenken over richtlijnen. De congrescommissie besloot het belang van patiënten letterlijk voorrang te geven. Na de opening kwam eerst Christian Dogterom aan het woord. Hij is ervaringsdeskundige in de ggz. Op diverse momenten en periodes in zijn leven werd hij geconfronteerd met de macht en onmacht van de ggz. De toenemende verzakelijking en standaardisering van behandelingen baren hem zorgen.
Het begrip ‘richtlijnen’ … Die discussies werden gevoed door prikkelende bijdragen van Berno van Meijel, Bert Lendemeijer en Jan Swinkels. Zij belichtten vanuit hun eigen deskundigheid het begrip richtlijnen. In de wandelgangen en in de discussies werd duidelijk dat die toelichting hard nodig is. Er is veel begripsverwarring. Als we spreken over richtlijnen in de ggz, waar hebben we het dan over? Voor sommigen zijn dat afspraken op afdelingsniveau, voor anderen
7
De discussies weerspiegelden bekende ideeën over richtlijnen: • richtlijnen zijn een maatstaf en een hulpmiddel voor het werken op kwalitatief hoog niveau • richtlijnen zijn een middel om vooral kosten te drukken; ze veranderen van hulpmiddel in drukmiddel • richtlijnen zijn een gevaar voor de professionele autonomie van hulpverleners • richtlijnen hebben te weinig aandacht voor aspecten die betrekking hebben op aspecten als ‘kwaliteit van leven’ • richtlijnen zijn vooral gebaseerd op het medisch model • richtlijnen zijn een goede manier om de beroepsgroep van verpleegkundigen te professionaliseren
Een aanzet tot implementatie Het leuke van dit congres was het niet ophield bij het binnenhalen van informatie en het bediscussiëren van heikele punten. Ditmaal geen eindevaluatie; de deelnemers werden aan het werk gezet. Men bedacht verschillende producten om onder collega’s informatie over de Multidisciplinaire Richtlijnen in de ggz te helpen verspreiden. Zoals bijv. een artikel, posters voor bijeenkomsten van verpleegkundigen in de eigen instelling;, een PowerPoint presentatie, een posterserie geënt op ‘Loesje’: Gedachtespinsels van ‘Richtlijntje’. Deze producten worden na het congres uitgewerkt en via een Cd-rom onder de deelnemers verspreid. Vervolgens is het de bedoeling dat verpleegkundigen hiermee in hun omgeving aan de slag gaan om zo de eigen beroepsgroep te informeren en te mobiliseren. De toon van het congres veranderde daarmee. Was die in het begin afwachtend, ‘waar hebben we het eigenlijk over?’ Later veranderde deze in: ‘Laten we als beroepsgroep de verantwoordelijkheid oppakken voor ons aandeel in de ontwikkeling, verspreiding en implementatie van de multidisciplinaire richtlijnen’. Al met al was het een heel boeiend, leerzaam en leuk congres. Ontwikkeling en implementatie van de richtlijnen hebben hiermee een forse stimulans gekregen. Geurt van de Glind Wetenschappelijk medewerker Trimbos-instituut ■
Landelijke Stuurgroep Multidisciplinaire Richtlijnontwikkeling ggz
Van 23 tot en met 25 september vond een uniek congres plaats. De Federatie Verpleegkunde in de Geestelijke Gezondheidszorg (FVGGZ) organiseerde het meerdaagse congres: ‘Help Richtlijnen! Richtlijnen helpen’. Ongeveer 70 verpleegkundigen uit diverse geledingen van de GGZ kwamen bijeen op Terschelling. Het congres werd mogelijk gemaakt door financiële ondersteuning van Lilly Nederland.
betekent het geprotocolleerd werken in een ziekenhuis en voor weer anderen zijn richtlijnen de multidisciplinaire richtlijnen in de ggz zoals die sinds enkele jaren worden ontwikkeld. De presentaties gaven aan dat het in dit congres ging over de: multidisciplinaire richtlijnen, waaraan ook verpleegkundigen deel hebben en die ook voor hun beroepsgroep worden ontwikkeld.
Nieuwsbrief GGZ-richtlijnen 5, december 2004
De Landelijke Stuurgroep Multidisciplinaire Richtlijnontwikkeling in de GGZ
Informatie over de Landelijke Stuurgroep Multidisciplinaire Richtlijnontwikkeling in de ggz kunt u krijgen bij: Secretariaat Programma’s en Richtlijnen, Trimbos-instituut Telefoon (030) 297 11 31 E-mail
[email protected]
Colofon Redactie Lourens Henkelman, Trimbos-instituut Liesbeth Muis, Trimbos-instituut
Samenstelling Voorzitter is dhr. R.M.W. Smeets. De overige leden zijn: • ir. T. van Barneveld, Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg cbo • dr. H.H.G.M. Lendemeijer, Federatie Verpleegkunde in de Geestelijke Gezondheidszorg (fvggz) • drs. A.N. Goudswaard, Nederlands Huisartsen Genootschap (nhg) • dr. P.M.A.J. Dingemans, Nederlands Instituut van Psychologen (nip) • dr. P.A. de Groot, Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (nvvp) • prof. dr. G. Hutschemaekers, Katholieke Universiteit Nijmegen (kun) • prof. dr. J.A. Swinkels, adviseur namens Trimbos-instituut • prof. dr. R.W. Trijsburg, Nederlandse Vereniging voor Psychotherapie (nvp) • drs. H. Verburg, Trimbos-instituut • Secretaris: dr. A.L.C.M. Henkelman, Trimbos-instituut, telefoon (030) 295 92 97, e-mail
[email protected]
Telefoon (030) 297 11 00
Naast de Landelijke Stuurgroep is een begeleidingscommissie ingesteld met daarin vertegenwoordigers van Zorgverzekeraars Nederland, de Inspectie voor de Gezondheidszorg, het ministerie van vws, ggz Nederland en ZonMw (samenwerkingsverband van ZorgOnderzoek Nederland zon en de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek, gebied Medische Wetenschappen nwo-mw). Het Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg cbo en het Trimbos-instituut zorgen in het hele traject van de richtlijnontwikkeling voor methodologische en organisatorische ondersteuning. Daarnaast verzorgt het Trimbos-instituut deze Nieuwsbrief ggz-richtlijnen en de bijbehorende website www.ggzrichtlijnen.nl.
issn 1570-8136
8
E-mail
[email protected] Postbus 725 3500 as Utrecht
Lourens Henkelman
Liesbeth Muis
Vormgeving Conefrey/Koedam bno, Zeist Drukwerk PlantijnCasparie, Den Haag Overname van gedeelten van de inhoud is toegestaan, mits de bron wordt vermeld. Toezending van twee bewijsexemplaren stelt de redactie zeer op prijs.
© Landelijke Stuurgroep Multidisciplinaire Richtlijnen in de ggz, 2004.
Nog geen abonnee? Een gratis abonnement op deze Nieuwsbrief ontvangt u door u op onderstaand webadres aan te melden: www.ggzrichtlijnen.nl of door per e-mail een verzoek te sturen aan:
[email protected]
Landelijke Stuurgroep Multidisciplinaire Richtlijnontwikkeling ggz
Taakstelling De Landelijke Stuurgroep Multidisciplinaire Richtlijnontwikkeling in de ggz is in 1999 door het ministerie van vws ingesteld en heeft een drietal taken: 1 Het creëren van een breed draagvlak voor de ontwikkeling van multidisciplinaire richtlijnen in de ggz 2 Het vaststellen van de onderwerpen voor deze richtlijnontwikkeling 3 Het initiëren en coördineren van bestaande en toekomstige trajecten van richtlijnontwikkeling
Meer Informatie