NIEUWSBRIEF 7
MEI
1987
VAN DE VOORZITTER. De tuinen zijn zich langzamerhand weer aan het herstellen van de derde achtereenvolgende strenge winter. Velen van ons zullen wel bepaalde planten missen en de show- en verkoopdag op 11 april was dan ook een goede gelegenheid om nieuw materiaal voor die lege plaatsen aan te schaffen. Dankzij enige publiciteit in de regionale pers en in enkele landelijke bladen, waren er op deze show ook een groot aantal niet-leden zodat het rond het middaguur gezellig druk was. Nu we wat betreft een aantal zaken enige routine gekregen hebben, wordt het tijd om door shows, verkoopdagen en voorlichting meer interesse voor de N.R.W. en rots- en alpenplanten te kweken. Ons nieuw bestuurslid Harry Jans zal zich met name met voor lichting bezighouden en hierin coördinerend optreden. Hij zorgde ondermeer al voor enkele grote borden en voor N.R.W. stickers die bijvoorbeeld op de auto geplakt kunnen worden. In het afgelopen winterseizoen verzorgde uw voorzitter al twee cursussen over aanleg en onderhoud van rotstuinen, waarbij de N.R.W. nadrukkelijk onder de aandacht van de cursisten werd gebracht. In verband hiermee wil ik nog even attenderen op de oproep op pag. 5 van de vorige Nieuwsbrief. Het is zeer gewenst dat er een aantal mensen bereid is om een lezing of een cursus van pakweg twee avonden over dit onderwerp aan verenigingen en afdelingen van de KNPT te geven. Voor een korte leidraad met aandachtspunten kan eventueel worden verzorgd. EEN TREND. Het is iedereen wel bekend dat mode aan de planten niet voorbij gaat, of anders gezegd: bepaalde planten zijn de ene periode meer
gewild dan op andere momenten. Ook voor rotsplanten geld dit natuurlijk. Onder invloed van artikelen in de verschillende Bulletins of verhalen van enthousiaste lief hebbers/kwekers kunnen bepaalde soorten ineens weer in de belangstelling komen. Het lijkt erop, dat onder invloed van publicaties uit Tsjecho-Slowakije en een vertaling/bewerking van een Tsjechisch boek over Saxifraga’s, dit plantengeslacht weer een grootse comeback krijgt. Wie weet worden Saxigraga’s weer even populair als ze voor de tweede wereldoorlog een tijdlang geweest zijn. Het boek waar het hierover gaat heet “Porophyllum Saxifrages” en kan via de A.G.S. worden besteld. Bij de A.G.S. is ook een klein boekje over Saxifraga’s van Winton Harding te koop en verder is er het grote Saxifragaboek, zowel in het Duits als in het Engels, van Fritz Köhlein. U ziet, literatuur is er te kust en te keur over dit plantengeslacht. Laten we ons echter niet met z’n allen blindstaren op Saxifraga’s, maar ook andere en misschien minder bekende planten eens proberen. Eveneens via de A.G.S. en natuurlijk ook via de A.R.G.S. kan het boek “Rocky Mountain Alpines” worden besteld. De recentie hierover in het laatste Bulletin van de A.G.S. was lovend, en eerlijk gezegd wordt het ook eens tijd dat we de aparte rotsplanten van Noord-Amerika eens gaan proberen. Want er is natuurlijk veel meer dan Phlox, Trillium, Lewisia en Penstemon in dat immens grote land te vinden. Zelf ben ik nogal gecharmeerd van Hymenoxis en Townsendia, twee geslachten uit de grote composietenfamilie. Misschien een idee om in de toekomst eens een show te houden van rotsplanten uit een bepaald gebied? We wachten eerst de show in Deventer maar eens even af en daar na gaan we met camera en portemonnee op plantenjacht, ver weg of dichtbij. Degenen die ik voor die tijd niet meer persoonlijk spreek, wens ik vanaf deze plaats alvast een goede vakantie en een goede doch weidelijke jacht toe. VAN HET BESTUUR Zoals blijkt uit de inleiding van de voorzitter is het bestuur inmiddels uitgebreid met de heer Harry Jans, en is het de bedoeling om uiteindelijk tot 7 bestuursleden te komen. Dit zevende lid zou dan de redacteur van de Nieuwsbrief moeten worden. Tot nu toe is de verzorging van de Nieuwsbrief waargenomen door de secretaris, maar organisatorisch lijkt het gewenst dat deze functies te scheiden, ook gezien de hoeveelheid werk. Leden, die interesse hebben voor
deze belang rijke post in onze werkgroep worden verzocht zich in ver binding te stellen met de secretaris. Deze wacht trouwens ook nog met smart op de aanmelding van leden, die zich op de sprekerslijst willen laten zetten. Denk er om dat wij een werkgroep vormen en dat we moeten samenwerken om er een bloeiende vereniging van te maken. Ook zien we nog uit naar leden, die dia’s van hun eigen rotstuin ter beschikking willen stellen. Uit Engeland bereikt ons een brief met de mededeling dat een reis naar het Andesgebied in Zuid-Amerika georganiseerd zal worden. Men kan “deelnemen” aan deze reis door het bestellen van aandelen £ 50,00 waarmee men deelt in de distributie van het te verzamelen zaad. Aanmelden bij de secretaris om inlichtingen. Een andere brief uit Engeland kondigt het verschijnen aan van een boek over de sectie Porophyllum van de familie Saxifraga door bekende Engelse en Tsjechische auteurs, aan de kwaliteit hoeft dus niet te worden getwijfeld. De prijs bedraagt £ 25,00 (excl. verzendkosten). Tenslotte arriveerde nog een brief van een mijnheer Echard uit Prades in de Franse Pyreneeën, die voor een Hol lands lid van de Alpine Garden Society bollen van narcissen had verzameld. Helaas is hij het adres kwijtgeraakt. Kan het één van onze leden zijn? Zo ja, meldt u bij de secretaris. AGENDA 16 mei: Show in Deventer, met ruil en verkoop, op het terrein van de Hogere Landbouw-school, aan de Brinkgreverweg 69, hoek Ceintuurbaan. Aanvang 10.30 uur, sluiting 15.00 uur. 20 juni: Excursie naar Zuid-Limburg. Plaats van bijeenkomst (in Maastricht) en te bezoeken punten worden in het programma toegezonden aan leden, die zich vóór 1 juni opgeven bij de secretaris. Gedacht wordt aan één of meer tuinen of kwekerijen en het Gerendal, bekend om zijn orchideeën. Bij gebrek aan deelnemers zal dit plan geschrapt moeten worden, meldt u dus zo spoedig mogelijk!
SAXIFRAGA DEEL 2 Tot zover de sectie Euaizoonia. Rest mij slechts nog te vermelden, dat de meeste soorten goed te stekken zijn door afzonderlijke rozetten van de planten af te scheuren en in een mengsel te zetten van scherpzand en turf. Sectie : PORODHYLLUM (Kabschia- en Engleria Saxifraga’s). Dit is naar mijn mening de belangrijkste sectie van de Saxifraga’s. Het zijn kussen of zoden vormende soorten. Deze sectie dankt zijn naam aan de Duitse botanicus Wilhelm Kabsch (1835 -1864). Het zijn redelijk gemakkelijke planten, die we wel op de juiste plaats moeten zetten om prachtige kussens te krijgen. Ze eisen een goede drainage maar toch een vochtige grond en mogen niet in de felle zon staan. Een plaatsje op het oosten of noordoosten tussen stenen is erg geschikt. Zelf heb ik verschillende traag groeiende soorten rechtstreeks in grote lava stenen gezet en heb hier bijzonder goede resultaten mee. Door gaten van ongeveer 4 cm door snede en 15 cm diep in grote lava stenen te boren heeft men een prima plaats voor kleine Saxifraga’s geschapen. Het is wel zaak dat de lava steen goed in de tuingrond wordt ingegraven. Hierdoor kan de lava vocht uit de grond opnemen en aan de plant afgeven. Op erg zonnige en dus droge dagen is het wenselijk om de stenen met de planten daarin te besproeien. Nog beter als lava is tuffsteen, maar dit is niet te verkrijgen in Nederland. (zie Fig. 1) Als men een redelijke tuingrond heeft is het voldoende om een hoeveelheid steensplit hier aan toe te voegen in de buurt van de plant. Hierdoor zal er een betere drainage ontstaan. Zelf gebruik ik een zgn. bollenplanter wanneer ik nieuwe planten in de tuin zet. Ik ga als volgt te werk; als eerste duw ik de bollenplanter in de grond op de plaats waar de plant moet komen te staan (zo diep als enigszins mogelijk is) . Hierdoor ontstaat er een plantgat van ongeveer 15 cm diep en 7 cm breed. Als eerste voeg ik dan een hoeveelheid steensplit aan het plantgat toe, waarna er iets cultuuraarde in gedaan wordt (mengsel
van potgrond, bladaarde, brekerzand en steensplit). De plant wordt dan hierin gezet. De drainage is zo voldoende rondom de plant, zodat deze niet wegrot bij overvloedige regenval. Niet iedereen heeft een tuin die geëigend is voor “Kabschia” Saxifraga’s maar daarom hoeft men nog niet van zulke juweeltjes af te zien. Het is heel goed mogelijk om zulke soorten in potten te houden. Een koude bak of Alpine Kas is ook zeer geschikt om een leuk aantal “Kabschia” Saxifraga’s in te houden. Wanneer er teveel zon op die plek komt kan men gemakkelijk voor schaduw zorgen door schaduwnet aan te brengen. Het beste kan men de planten in stenen potten zetten en deze ingraven in scherpzand tot 1 cm onder de rand van de pot. (zie fig.2) Wanneer men déze planten in stenen potten wil houden, doet men er goed aan om onderin de pot een dikke laag drainage materiaal te doen. Men moet ook niet vergeten om een potscherf over het drainagegat van de pot te leggen. Hierna wordt op het drainage materiaal een mengsel van potgrond, bladaarde, brekerzand en steensplit gedaan. Daarna wordt de plant hierin gezet en de bovenste laag van 1 cm dik wordt opgevuld met steensplit.
Nadat dit is gebeurd dompelt men de pot met plant en al onder water totdat er geen luchtbellen meer opstijgen. De plant wordt daarna in het zand ingegraven.(zie fig.3) Het is ook zeer belangrijk om direct een etiket in de pot te plaatsen, waarop de juiste naam van de plant met watervaste stift of potlood wordt geschreven. Soms wordt ook wel een zgn. lettertang gebruikt. Ook is het aan te raden om te noteren op welke datum de plant is verkregen en van wie. Men kan zo na jaren altijd terug vinden waarvan de plant afkomstig is. Wanneer een verzameling erg groot wordt kan men dit allemaal niet meer onthouden. Minstens één tot twee keer in het voorjaar moet men een lichte voeding geven, eventueel ook nog één keer in de vroege herfst. Hiervoor kan men het beste een vloeibare meststof gebruiken. Het moet beslist een zéér lichte oplossing zijn omdat anders d planten niet mooi compact blijven. Wanneer men de beschikking heeft over een Alpine Kas kan men een prachtige verzameling van de wat moeilijke en langzaam groeiende soorten in een soort rotstuintje bij elkaar zetten. Vroeg in het voorjaar kan men dan al genieten van de stevige kussens die schuil gaan onder een zee van bloemen.
De vermeerdering van deze Saxifraga’. is niet echt moeilijk te noemen. Meestal worden ze gestekt en zelden d.m.v. zaad vermeerderd. Grote exemplaren kunnen eventueel gescheurd worden. Elk afgescheurd deel moet natuurlijk wel wortels hebben. Om een grotere hoeveelheid van een zelfde soort te krijgen kan men het beste stekken. Direct na de bloei (mei - juni), worden rozetjes van de moederplant afgehaald en de onderste blaadjes van de afzonderlijke rozetjes worden voorzichtig verwijderd. Hierna zet men de stekken in een mengsel van gezeefde potgrond en scherpzand(1:3). Dit wordt goed vochtig gehouden met een nevelspuit. Na 6 – 8 weken zullen zich bij de meeste stekken wortels gevormd hebben. Soms stekt men ook wel in het vroege voorjaar (maart) of in het najaar. Wanneer men in het vroege voorjaar stekt moet men er wel aan denken om stekken te nemen waarvan er in het rozetje geen bloemknop aanwezig is. Om planten van deze sectie te bemachtigen kunt U hier in Nederland terecht bij verschillende kwekerijen cq. tuincentra. U hoeft dus niet speciaal naar het buitenland toe om een leuk
assortiment te bemachtigen. Natuurlijk zijn de zeer aparte en nieuwe hybriden hier nog niet verkrijgbaar, maar d.m.v. import via de kwekerijen zullen beslist nog vele soorten na enkele jaren ook hier voorradig zijn. Het zou te ver voeren om alle soorten en hybriden hier te behandelen. Er zijn n.l. tientallen soorten en enkele honderden hybriden in cultuur. De hierna genoemde soorten zijn redelijk verkrijgbaar en ge makkelijk te houden. Saxifraga burserana: h, 5 cm., bl.t. maart - april, bl.kl.wit. Vormt halfkogelvormige, harde kussens met een blauw-groene kleur. De witte bloemen staan op rood-bruine steeltjes, per steel slechts één bloem, zelden twee. Behoort tot één van de vroegste bloeiers. Enkele goede cultivers: ”Brookside” en “Crenata”. Saxifraga x irvingii”Jenkinsae”: h. 5 cm.,bl.t. maart - april, bl.kl. licht rose. Een hybride van S burserana X S. lilacina. Eén van de beste hybriden die in iedere collectie thuis hoort. Een gemakkelijke plant die altijd rijk bloeit. De kussens kunnen een diameter van 15 cm. en meer hebben en zijn zilver-achtig grijsgroen. Een echte beginnersplant die veel steen - split in de grond wil hebben. Saxifraga x paulinae “Kolbiana”: h. 4 – 6 cm.,bl.t. maart - april, bl.kl. heldergeel. Een hybride die soms al in december bloeit bij milde weersomstandigheden. Vormt dichte harde kussens. Een mooie en waarde volle plant voor zowel beginners als gevorderden. Saxifraga x elisabethae”BostOn Spa”: h. 7 cm, bl.t. maart - april, bl.kl.geel. Een snel groeiende zoden vormende plant die erg sterk is. De 3 - 4 gele middel grote bloemen staan op roodachtige steeltjes. Soms wil deze plant wel eens slecht bloeien.
Saxifraga x boydii “Faldonside”: h. 5 – 6 cm,bl.t. maart - april,bl.kl. citroen-geel. Vormt harde licht blauwgroene kussens die een diameter van 15 cm kunnen hebben. De bloemsteeltjes zijn karmijn rood. Kan tamelijk veel zon verdragen. Een prachtige hybride die in geen enkele verzameling ontbreken.
Saxifraga grisebachii: h.lO cm.,bl.t. maart - april, bl.kl. rood. Vormt kussens met tamelijk grote rozetten. De naar beneden geknikte bloemstengel is behaard en kleverig. Een prachtige soort, waarvan de cultivar “Wisley” erg bekend is. Saxifraga marginata: h. 8 cm, bl.t. april - mei, bl.kl. wit. Vormt grote grijsachtige zoden met kalkafscheidingen op de rozetten. Aan het einde van de bloemsteeltjes zitten 4 - 5 witte bloemen. Saxifraga marginata “Minor” is hiervan een verkleinde uitgave en zeer waardevol voor in troggen te zetten.
Saxifraga x anglica “Cranbourne”: h. 3 – 5 cm, bl.t. maart - april, bl.kl. donker rose-rood. Een prachtige hybride tussen S.lilacina X S.x luteopurpurea. Langzaam groeiend met donkergroene kussens en blaadjes met zilverachtige bladeinden. Eén van de beste Kabschia’s. Saxifraga x apiculata “Gregor Mendel”: h. 6 cm,bl.t. maart - april, bl.kl. licht-geel. Een kruising uit 1894. Eén van de gemakkelijkste voor beginners. Vormt grote zoden die een doorsnede van meer dan 40 cm kunnen hebben. Saxifraga x apiculata “Alba” is de witte vorm van S.x apiculata “Gregor Mendel” Saxifraga x boydii “Aretiastrum: Eén van de beste geel bloeiende “Kabschia”hybriden. Vormt harde kogelvormige kussens van spitse rozetjes. De grote enkele licht gele bloemen staan op rode steeltjes. Een gemakkelijke goede groeier. Tot zover enkele soorten en hybriden. Het zou te ver voeren om hier meer te behandelen. Hieronder staan enkel lijstjes die behulpzaam kunnen zijn bij het uitzoeken van enkele goede soorten. Tamelijk snel groeiende “Kabschia”Saxifraga’s: S. x boydii “William Boyd” = citroengeel S. marginata var.rocheiiana = wit S. x borisii “Faustus” = geel S. x edithae “Bridget” = licht zalmrose S. x elisabethae ‘Ochroleuca” = geel S. x grata “Annemarie” = geel S. x kellereri “Johann Kellerer” = zachtrose Hybriden die de moeite waard zijn, zowel in de tuin als in de kas: S. x anglica “Myra” = licht roserood, een dwerg
S. x anglica “Winifred” = donker karmijnrood, moeilijke hybride. S. x arco—valley “Arco” = licht lilarose, een prachtige dwerg. S. x anglica “Cerise Queen” = licht kersroserood, een echte dwerg. S. x hornjbrookii “Riverslea” = karmijnwijnrood, langzaam groeiend. S. x irvingii “Gem” = zalmrose, dwergkussens. S. x irvingii “Walter Irving” = zachtrose, vormt kleine kussens. S. x petraschii “Kaspar Maria Sternberg” = prachtige witte bloemen. In deel 3 zal de sectie DACTYLOIDES aan de orde komen,
Harry Jans Loenerdrif t 13 7371 CM LOENEN (bij Apeldoorn) tel. 05765 - 2260
BESCHRIJVEN VAN NAAMBORDJES EN LABELS In heemtuinen, schooltuinen en op kwekerijen wordt regelmatig gebruik gemaakt van beschreven etiketten of naambordjes. Een probleem hierbij is dat de tekst na enige tijd vervaagt door de geringe houdbaarheid van de inkt. Op het Proefstation voor de Boomteelt en het Stedelijk Groen is onderzoek verricht naar de houdbaarheid van de inkt van verschillende ‘waterproof’ viltstiften. Gele plastic naambordjes, witte steeketiketten, draadlabels en sleufetiketten zijn beschreven en gedurende een jaar buiten geplaatst. In bijgaande tabel zijn de resultaten weergegeven. In het algemeen kan worden gezegd,
dat dunne stiften (schrijfdikte kleiner of gelijk aan 1 mm) minder goed op een harde ondergrond bruikbaar zijn. Dikke stiften met een schrijfdikte van 3 mm of meer zijn niet bruikbaar voor sleufetiketten, uitgezonderd de stiften met een schuine punt, die zowel normaal als dik kunnen schrijven. Van de onderzochte merken voldoen van de dikke stiften Edding 750 en Pilot Marker B het beste. Bij de stiften met een normale dikte voldoen Meyer Etikettenschreiber 10, Onyx Pocket Fine en Pilot Marker B goed. Pilot Marker M voldoet goed als dunne stift. Voorlichting Stedelijk Groen
Voor de “Nieuwsbrief” overgenomen uit de periodiek “Tuin en Landschap” Nr. 5 van 26 Februari 1987 door ons lid de Hr.F.Blokzijl.
NOGMAALS HET ZAAIEN VAN ALPINEN. Aansluitend bij het artikel van onze voorzitter over het zaaien van Alpinen zijn hier nog enkele grapjes in de marge zoals die in de praktijk zijn ontstaan. Er zijn mensen, die het steriliseren van zaaigrond erg belangrijk vinden. Zonder hiervan een dogma te willen maken of zelfs maar een standpunt in te nemen, heb ik hier wel wat aan geëxperimenteerd. Een goed zaaisubstraat heeft een luchtige structuur en is als zodanig uitermate geschikt voor verhitting in een microwave- of magnetron oven. De gemiddelde amateur verwerkt slechts geringe hoeveelheden. Een polyethyleen zakje met zaaigrond is in korte tijd werkelijk door en door verhit. De ouderwetse methode, verhitten in b.v. een inmaakketel is buitengewoon inefficiënt en langdurig (uren! ). Een magnetron oven, die geen verschil ziet tussen b.v. gebak en uw zaaisubstraat, werkt hier optimaal in luttele minuten. Hebt u voor culinaire zaken toch de beschikking over zo’n ding, probeert u het eens! Steriliteitfanaten kunnen zelfs de reeds gevulde plastic potjes als laatste handeling voor het zaaien steriliseren. Mocht u achtervolgd worden door oploopziektes, het omvallen van kiemplantjes dus, probeert u dan eens het volgende grapje wat ik ooit eens ergens opving. Direct na het zaaien, het zaad ligt dus nog open en bloot, nevelt u het zaaisel even met een oplossing van Superol in water, (1 tablet op 1 liter!) na het aanbrengen van het deklaagje nog eens nevelen nu wat intensiever. Superol, een drogisttype huismiddeltje, is een zwavelpreparaat en heeft als zodanig fungicide eigenschappen. Het is aan u om dit grapje “bij te zetten” bij de overige onzinnige ideeën. Als u nooit kampt met dit probleem, hebt u die poespas niet nodig. Wist u dat een goede aquariumzaak een uitgebreid assortiment schone en gezeefde zanden en kiezels, maar ook wel allerlei granulaten van Eiffellava of gepofte kleikorrels in voorraad heeft? Voor kleingebruikers onder de fleuralpinisten vaak een uitkomst, niet alleen voor deklaagjes bij het zaaien, maar ook de deklaag van opgepotte stekken! Ger Luten Van Aylvalaan 20 8454 KN MILDAM
OP ZOEK NAAR ROTSTUINEN. Vakanties zijn er om weer een beetje bij te komen en eens wat extra tijd aan een hobby te besteden, tijd ook om eens andere tuinen te gaan bekijken. Via internationaal werkende verenigingen op rotsplantengebied hebben verschillen de leden van de N.H.W. al persoonlijke kontakten gekregen met kwekers en tuineigenaars in het buitenland. Kontakten die aangehaald en uitgebreid worden tijdens periodieke “werkbezoeken” aan deze mensen en hun vaak zo andere omgeving. Kweek- en aanlegervaringen worden uitgewisseld, planten en zaden worden geruild en voor je het weet is de dag alweer om en de auto vol. Is het u overigens wel eens opgevallen, dat al die rotsplantenfanaten één ding gemeen hebben? Dat is hun verbluffende gastvrijheid en vrijgevigheid. Van andere hobbyverenigingen hoor je wel eens heel andere verhalen. Het bezoeken van Botanische Tuinen is een andere manier om je kennis van het kweken van rotsplanten en het aanleggen van rotstuinen te verrij ken. Door de aan leg en de zo karakteristieke sfeer, die in vooral oude rotstuinen heerst, is een bezoek aan dergelijke tuinen om meerdere redenen aangenaam. In een aantal korte impressies wil ik u laten kennismaken met verschillende rotstuinen en het geheel waarbinnen ze in Botanische Tuinen een plaats innemen. Ongetwijfeld zullen sommige leden bepaalde tuinen veel beter kennen dan ik, misschien dat ze hun kennis ook eens publiek kunnen maken in de Nieuwsbrief.
NANCY De Botanische Tuin van Nancy is allerminst oud te noemen, een aantal jaren geleden is er een geheel nieuwe tuin aan gelegd op een stuk terrein waar nog voldoende ruimte voor uitbreiding is. Wat bij een bezoek het meest opvalt is de beplanting met eenjarige voor de grote tropische kas. Gecombineerd met de sierbestrating geeft dit een heel vriendelijke en vrolijke aanblik. De rotstuin was eind 1984 nog maar gedeeltelijk klaar, de hele aanleg en het gebruik van folie voor allerlei vijvertjes en waterloopjes konden me niet direct erg enthousiast maken, maar een goede en interessante beplanting kan natuurlijk grote veranderingen te zien geven. De plek voor de rotstuin is goed gekozen en de hele entourage (kapelletje, hellend terrein, vergezichten) is zodanig dat het zeker een geslaagde rotstuin zou kunnen worden. Over enkele jaren zullen we moeten zien of’ ze in de opzet geslaagd zijn. Het meest aparte op rotsplantengebied in Nancy waren een aantal grote natuursteenblokken waar grote gaten van plm. 10 cm middellijn in waren geboord. De rangschikking en de variatie van grote en kleine gaten zorgen voor een oogstrelend geheel.
HAUT CHITELET Midden in de woeste Vogezen in de buurt van het plaatsje Col de la Schlucht ligt de rotstuin Haut Chitelet. De begeleiding van deze tuin vindt plaats vanuit de bovengenoemde tuin van Nancy. Door de hoge ligging in de koude en vaak regenrijke Vogezen is deze tuin slechts een viertal maanden van het jaar voor het publiek geopend. In die periode moet ook al het werk in de tuin worden gedaan! In veel opzichten dus een echte alpentuin met een laat voorjaar, een
korte zomer, een natte koude herfst en een lange sneeuwrijke winter. Grote hoogteverschillen kent deze tuin niet, je kunt eerder spreken van een aantal verspreide steenformaties met paden en groenstroken ertussen. Iedere steenformatie heeft planten van een bepaald gebergte of bepaalde streek. De tuin is behoorlijk groot van oppervlak en is eigenlijk een onderdeel van het botanisch rijke gebied wat we daar aantreffen. Een prachtige trog met veenplanten en esthetisch zeer fraai geplaatst, staat ongeveer in het midden van deze tuin. Het geheel is prima verzorgd en er zijn ook veel minder bekende gewassen aangeplant. De ideale wintersituatie met lang en veel sneeuw heeft tot gevolg dat daar veel soorten buiten kunnen staan die bij ons in de alpiene kas geplaatst moeten worden. Bij de kiosk kunnen allerlei interessante zaken betreffende de tuin (geen planten) en de omgeving worden gekocht. Voor een bezoek aan deze tuin moet u toch minstens een halve dag uittrek-ken. Daarnaast wordt aangeraden om in de omgeving eens een vennetje, tourbière genaamd, te bezoeken en ook eens een van de hogere toppen in de omgeving te gaan bekijken. Aan de vegetatie op 1300-1400 m kunnen we heel goed zien, dat we al een stuk noordelijker zitten dan de Alpen.
ZURICH Zwitserland is in feite één grote rotstuin, van een formaat en schoonheid, die nauwelijks te overtreffen is. En hoewel er in de pers weinig over te lezen valt, zijn de Zwitsers op het gebied van tuinaanleg soms heel inventief. De stad Zürich met zijn mooie
parken en prachtige daktuinen heeft althans op dit punt een goede naam. De Botanische Tuin + Instituut en Bibliotheek vormen een staaltje van architectonisch vakmanschap. De rotstuin ligt aan de zuidzijde van het bibliotheekgebouw. De aanleg is mooi, maar dan in esthetisch opzicht, de ruimte voor planten en de combinatie rotsplanten en stenen is duidelijk minder. Het sortiment is ook vrij klein en wat me vooral bijgebleven is van het bezoek aan die tuin, waren enkele groepen Meconopsis en een grote groep Androsace. Allebei gewassen, die uit een heel ander gebergte komen. De koepelvormige kassen, de aparte aanleg van water- en moerasplanten en de omgeving van de cafetaria zijn tuinonderdelen, die niet overgeslagen mogen worden. Het gebruik van levende en dode materialen, de aanleg van waterpartijen en de hele accidentenring van het terrein zijn van een overweldigende schoonheid. Een tuin die op iedere bezoeker een diepe indruk zal achter laten. CHAMPEX Hoog in de bergen, op de grens van Zwitserland en Frankrijk, ligt het plaatje Champex, gelegen aan een diepblauw bergmeer. De rit erheen vanaf de noordkant is al een hele belevenis, een steile weg met tientallen haarspeldbochten geeft het ene na hét andere fascinerende panorama te zien. De rots tuin kunnen we beschouwen als een extra toegift op deze rit. Zelf had ik de pech om er op een maandag aan te komen en de chef van de tuin was niet te bewegen om me op die dag toe te laten. Op maandag is de tuin namelijk gesloten, noteer dat in uw agenda als u die kant eens op zou willen gaan. Gelukkig was er vanaf de openbare weg wel het een en ander te zien. Ik heb de indruk, dat het een interessante tuin is in dat opzicht, dat er veel van de lokale flora te zien is. Champex staat ook bekend om de prima zaaddistributie van zaad wat in de omgeving in het wild is verzameld. Een volgende keer hoop ik er op een andere dag heen te gaan en misschien kan ik dan meer over deze tuin berichten. JENA D.D.R De naam Jena roept bij verschillende mensen herinneringen op aan de legendarische prof. dr. Otto Schwarz, die jaren lang directeur van
de Botanische Tuin geweest is en regel matig in het Bulletin van de A.G.S. schreef. De rotsplanten hadden zijn hart gestolen en in de tuin is dat ook terug te vinden. Van Jena komt ook de kruising tussen Briggsia en Ophitandra, die we kennen onder de naam x Briganthia calliantha. Er gaat wel wat door je heen als je dergelijke planten als het ware in de kraamkamer kunt bekijken. De alpiene kas waar deze kruising en zijn ouders staan, herbergt nog verschillende andere interessante planten zoals bijvoorbeeld Tanakaea radicans, Agave parryi en Jankaea. De rotstuin was tijdens ons bezoek in 1985 een beetje verwaarloosd, maar toch was wel te zien dat deze tuin in beter tijden een paradepaardje van Otto Schwarz was. De vlinderbloemige Astragalus angustifolius stond tijdens ons bezoek in volle bloei en hier zagen we heel duidelijk dat een dergelijke beplanting pas echt mooi wordt als de planten vele jaren oud zijn. De achterstand in het onder houd is voornamelijk veroorzaakt door de bouw van nieuwe tropische kassen en de mankracht, die voor de inrichting daarvan nodig was. Deze kassen zijn in Jena nu ook de grote trekpleister voor het publiek. Door de goede kontakten met Cuba zijn de planten uit dit deel van het Caraïbisch gebied in de kassen goed vertegenwoordigd. Het omringende park herbergt een aantal oude en bijzondere bomen. DRESDEN D.D.R Heel anders is de entree en de hele aanleg in Dresden. Bij de ingang kom je direct al in een gedeelte met veel alpiene gewassen
of planten,die ook in een alpiene tuin niet zouden misstaan. Na een flauwe bocht in het pad zien we dan in eens de kassen verschijnen, aan de zonkant van een van deze kassen is een bed met zonminnende gewassen zoals Helichrysum milfordiae en voor de andere kas staan een groot aantal zogenaamde Kaapse gewassen. De hele aanleg is modern van opzet maar niet koud of onpersoonlijk, de vele bomen die het geheel omlijsten spelen hierin natuurlijk ook een grote rol. De echte rotstuin ligt achter de kassen. Een tuin om echt enkele uren in door te brengen. Smalle en bredere paden doorkruisen het geheel en aan de zuidkant zorgt een vijver voor de nodige optische rust. Grote delen van de rotstuin zijn ook al tot rust gekomen en de soorten, die niet van veel dynamiek in de grond houden, voelen zich hier dan ook duidelijk thuis. Heel jammer is het dat bepaalde gedeelten van de tuin opgebouwd zijn met een gesteente,.die te snel verweert, waardoor het meer puinvelden dan delen van de rotstuin lijken. De grote tropische kas is gebouwd in een L-vorm, op het eerste ge zicht misschien niets bijzonders, maar het viel ons op, dat een dergelijke kas ruimtelijk een heel goed effect geeft. In een kunststad als Dresden valt een Botanische Tuin misschien niet zo op en medereisgenoten zullen vermoedelijk niet uit de binnenstad weg te slaan zijn, toch raad ik iedereen aan om alles in het werk te stellen om de Botanische Tuin toch ook even te bekijken. Wiert Nieuman H. de Keyserkwartier 29 3723 NA BILTHOVEN
CYPRIPEDIUMS IN DE TUIN Voorwoord: Ons lid, Erik Wevers, legt zich vooral toe op het kweken van orchideeën in de tuin. Van de Cypripediums heeft hij nu - voorjaar ‘87 - de volgende soorten: C. japonicum, C. guttata Yatabeanum, C. macranthum rebunense, C. margarithacaea, C. acaule, C. formosanum en C. debile. Verder heeft hij verschillende soorten Pleione en diverse andere orchideeën. Van zijn ervaringen met het kweken en het zaaien zal hij ons op de hoogte houden. Wiert Nieuman. Cypripediums behoren tot de familie van de orchideeën en komen voor in Europa, Azië en Noord - Amerika. In het voorjaar vormen de planten bladeren, die in de herfst weer afvallen. ‘s Winters bestaat de plant alleen maar uit rhizomen. De gevouwen bladeren zijn ongeleed en vaak behaard. De bloemen zijn solitair of verschijnen in eindster trossen. Het vruchtbeginsel is enkelvoudig. De bloemen zijn meestal zacht en hebben een pantoffelvormige lip. Niet alle soorten zijn bij ons winterhard. Men onderscheidt twee groepen: soorten met twee bladeren en soorten met een bebladerde stengel. DE GROND. In het algemeen geven Cypripediums de voorkeur aan een arme bodem, de afkeer vooral van anorganische voedingsstoffen bij orchideeën is bekend. De ondergrond voor Cypripediums moet zeer goed gedraineerd zijn, bijvoorbeeld door er grind of potscherven door te mengen. De meeste Cypripediums verlangen een humusrijke bodem. Men maakt deze uit een mengsel van blad, veenmos, dode wortels, takjes en twijgen: een luchtig en los mengsel met een goede waterdoorlatendheid. De omzetting van deze organische stoffen verloopt betrekkelijk snel, maar dit proces moet zich blijven herhalen. De andere planten die op dezelfde plek groeien moeten dan ook niet als onkruid verwijderd worden, maar ze worden kort afgesneden zodat het ondergrondse deel blijft zitten en weer een rol kan spelen in het omzettingsproces in de grond. Het doel van iedere verzorging van orchideeën in de tuin moet zijn om het micro-leven
van alle kleine diertjes en plantjes in de bodem te beschermen en te behouden. Deze humuslaag mag ook wat klei bevatten en verder is het zaak om deze laag zo nu en dan weer iets bij te vullen. DE STANDPLAATS. De meeste soorten Cypripediums hebben zachte bladeren, daar om is een beschutte, vooral een windarme plaats belangrijk. De standplaats moet verder in de halfschaduw liggen en er moet een hoge luchtvochtigheid zijn. Dit houdt in, dat het er altijd redelijk vochtig dient te blijven, indien dit zo mers een probleem is, kan men de grond en de planten voor zichtig sproeien met regenwater. Cypripediums houden, net als alle andere orchideeën, van gezelligheid, dat komt tevens het microklimaat ten goede. Plant Cypripediums dus samen met vele andere niet woekerende planten. DE SOORTEN. De soorten, die minder of niet winterhard zijn, kan men in de winter afdekken met dennetakken of in een grote stenen pot zetten en deze ‘s winters in een kelder zetten en af en toe water geven. In het voorjaar worden ze dan weer met pot en al in de tuin ingegraven. De niet winterharde soorten: 1. C. japonicum Herkomst: China, Japan. Tweebladige soort met een bloem, die groenwit van kleur is, heeft bruinrode punten aan de petalen. Bloeitijd mei tot juni. 2. C. margarithacaea Een soort met groenrode bloemen en gevlekt blad, een zeldzame soort, die ik nog maar kort in het bezit heb. 3. C. himalaicum Herkomst: W.—Nepal tot Z.0.—Tibet, groeit op 3000—4300 m in lichte bossen. Bloemkleur purper, petalen en sepalen groen met wit, bloeitijd juni—juli. Bovengenoemde soorten zijn bij ons vaak niet winterhard door de bij ons ontbrekende sneeuw en daarom kan men ze beter in de kelder zetten. Soorten, die beschutting in de winter verlangen: 1 . C. candidum
Komt in Amerika voor op een hoogte van 900-2000 m; verlangt iets kalk in de grond. Bloemkleur lichtgroen, bruinachtig met witte lip. Bloeitijd mei-juni. 2. C. guttatum Uit Europa, Azië en Noord-Amerika groeit op zeer vochtige grond. De bloem is 4-5 cm in doorsnee en is wit terwijl de lip rood gevlekt is. Bloeitijd april-mei. 3. C. macranthum Is een soort uit Siberië, China en Japan. Houdt van kalk en tijdens de groei goed vochtig houden. Bloemen purper, lip rood, bloemen 10 cm in doorsnee! Bloeitijd mei-juni. Winterharde soorten: 1 . C. calceolus Herkomst: Europa, Noord-Amerika. Deze soort moet absoluut kalk in de bodem hebben, wordt 25-40 cm hoog, bloemen tot 10 cm, sepalen en petalen bruin, lip goudgeel. Bloeitijd mei-juni. 2. C. pubescens Herkomst: Oostelijk deel van Noord-Amerika. Houdt van een vochtige en vrij zure standplaats, wordt 40-50 cm hoog; bloem groenbruin, lip helder geelgroen en vaak rood geaderd. Bloeitijd meijuni. 3. C. reginae Herkomst: Oostelijk deel Noord-Amerika. Wordt tot 60 cm hoog, bloemen ongeveer 6 cm in doorsnee, bloem wit, lip bijna kogelrond en rose van kleur. Bloeitijd mei-juni. Op C. calceolus, C. candidum en C. macranthum na, verlangen ze allemaal zure grond. Houdt hiermee dus rekening bij het planten want ten eerste hebben ze een gruwelijke hekel aan verplanten en verder gaan ze zeer snel dood als er niet aan hun eisen wordt voldaan. Slakken zijn gek op Cypripediums. Woelmuizen kan men tegenhouden door voor het planten gaas in de grond te doen.
Erik Wevers Rijssensestraat 7OA 7642 NL WIERDEN
TROGGEN. De troggenbouw is eigenlijk ontstaan in Engeland. Bij de rotsplantenliefhebber, die weinig of geen ruimte had voor een rotstuin was het de gewoonte om de rotsplanten te kwe ken in ondiepe kuipen of voertroggen/voerbakken van beton. Veel troggen kwamen uit België uit de Ardennen. De Belgische boeren voerden hun beesten buiten namelijk in troggen. De troggen werden geïmporteerd uit België maar dit werd al gauw een dure zaak. Op het laatst was dit alleen nog maar weggelegd voor de rijkere liefhebbers der rotsplanten. Voor een trog van ongeveer 1 x 0,40 meter werd al gauw 3 400 gulden neergeteld. Toen begon een slimme Engelsman troggen te bouwen uït turfbeton. Dit is een mengsel van turf, zand en portland. Uit liefhebberij voor rotsplanten ben ik begonnen met het bouwen van troggen. Aangezien er liefhebbers zijn, die geen zin (vanwege de rommel) of ruimte hebben om troggen te bou wen, ben ik voor hen begonnen met de verkoop van troggen. Op het ogenblik heb ik twee maten in de handel, namelijk 80 x 40 x 30 cm en 80 x 55 x 25 cm. Beide troggen wegen ongeveer 75 tot 100 kg. Als u een beetje stevige auto heeft kan hij achterin. De prijzen van deze twee maten zijn: 80x40x30cm. 80x55x25cm.
ƒ 70,00 ƒ 75,00
Daar ik niet over vervoer beschik zult u ze helaas zelf moeten komen ophalen. Bart Noorcjhuis Noordwolderweg 59 8393 ED VINKEGA (FR) Tel.: 05613 -1522