NIEUWSBRIEF 19, december 2013 Van de voorzitter Het bestuur van de Historische Vereniging Prins Alexander heeft 6 november het boek De Prins Alexanderpolder en Rotterdam. Van veenmoeras tot polderstad aangeboden aan burgemeester A. Aboutaleb. Eerder dit jaar is, zoals bekend, het boek door de vereniging, onder grote belangstelling gepresenteerd aan het publiek. Nu was eindelijk het moment daar om het boek over de grootste deelgemeente van Rotterdam op het stadhuis aan de burgemeester aan te bieden. In aanwezigheid van Melanie Post van Ophem, voorzitter van Historisch Genootschap Roterodamum, volgde na de officiële aanbieding een geanimeerd gesprek over het verleden, heden en vooral de toekomst van het gebied van de Prins Alexanderpolder. Het boek brengt immers niet alleen de geschiedenis van dit gebied tot leven, het geeft ook een karakterisering van de polder en werpt een blik op de toekomst van de polder. De duurzaamheid van de polder in tijden van klimaatveranderingen heeft daarbij de bijzondere aandacht van de auteurs van het boek gehad. Het verheugde het bestuur van de HVPA dat de waterveiligheid van een van de laagstgelegen polders van Nederland ook door burgemeester Aboutaleb als een belangrijk thema voor de toekomst wordt gezien. De burgemeester ging zelfs zover te zeggen dat, met de huidige inzichten, de Prins Alexanderpolder niet volgebouwd had mogen worden. De diepe ligging in het nog steeds zakkende laagveen en het ingeklemd zijn tussen Rotte en IJssel maakt het gebied uiterst kwetsbaar voor overstromingen. Tegelijkertijd is het gebied bijzonder vol: niet alleen met mensen en gebouwen, maar ook met industrie en infrastructuur. Dat maakt dat maatregelen die de waterveiligheid moeten verhogen, lastig
te treffen zijn. En evacuatie bij een overstroming is voor dit dichtbevolkte gebied geen optie. Om de Prins Alexanderpolder op het gebied van de waterveiligheid toekomstbestendig te maken, zijn wellicht ingrijpende veranderingen in de ruimtelijke ordening nodig. En zo herhaalt de geschiedenis zich. Want als het boek van de HVPA iets leert, is het dat radicale ingrepen in het landschap horen bij de Prins Alexanderpolder. Om de zoveel tijd gaat het gebied op de schop en wordt er een nieuwe bestemming aan gegeven. De geschiedenis houdt dus nooit op. Voor het bestuur van de HVPA was dat een mooie conclusie van een boeiend gesprek met burgemeester Aboutaleb.
Overhandiging van het boek Zoals u wellicht weet, kent deze nieuwsbrief geregeld de rubriek “De polder in de pers”. Bestuurslid Wim Heistek put daarvoor uit gedigitaliseerde oude kranten, die inmiddels door de Koninklijke Bibliotheek (KB) overzichtelijk online zijn gezet via www.delpher.nl. Deze site ontsluit ruim één miljoen Nederlandse boeken, kranten en tijdschriften. Een prachtige bron voor geїnteresseerden in de geschiedenis van de Prins Alexanderpolder en zijn wijken. We blijven nog even bij de KB. Het verheugt de HVPA bijzonder dat de website van de HVPA, www.hvpa.nl, door de KB is aangemerkt en geselecteerd als “digitaal erfgoed”. In dat kader wordt de
1
website van de HVPA vanaf 9 november 2013 gearchiveerd en duurzaam opgeslagen. Nieuwe versies van de website worden regelmatig opgenomen, terwijl de archiefversies beschikbaar worden gesteld voor het publiek via de website van de KB. Hierdoor is en blijft de website beschikbaar voor toekomstig historisch onderzoek. De HVPA is trots op deze selectie. Tegelijkertijd schept het voor de HVPA de verplichting de website up to date te houden en regelmatig te voorzien van nieuwe content. Mocht u daarvoor nog suggesties of ideeën hebben, graag! Overigens is de nieuwsbrief van de HVPA al enige tijd geleden opgenomen in het archief van de KB. De nieuwsbrief die u nu leest, gaat dus in Den Haag, waar de Koninklijke Bibliotheek is gevestigd, een lang leven tegemoet. Dit is de laatste nieuwsbrief van de HVPA voor dit jaar. Ik hoop dat u plezier heeft beleefd aan onze activiteiten in 2013 en bedank u in ieder geval voor uw steun aan en belangstelling voor de vereniging. In de komende maanden informeert de HVPA u over het lespakket voor de basisscholen in Prins Alexander dat bestuurslid en nieuwsbriefredacteur Willy Hilverda in de afgelopen maanden heeft samengesteld, en lichten wij een tipje van de sluier op over de spannende plannen voor de toekomst van de vereniging. Tot zover wens ik u alvast prettige feestdagen! Onno de Wit HVPA AGENDA 2014 Dinsdag 11 maart korte lezing en de algemene ledenvergadering Donderdag 19 juni lezing Overige data volgen in voorjaar 2014. CONTRIBUTIE 2014 Het bestuur vraagt alle leden om de HVPA lidmaatschapsbijdrage 2014 vóór 16 januari 2014 over te maken op bank rekeningnummer
NL 18 RABO 0140 2657 08 ten name van Historische Vereniging Prins Alexander. Het lidmaatschap tot 65 jaar bedraagt € 15,00 per persoon. Het 65+ lidmaatschap is € 12,00 per persoon. IN MEMORIAM Aad J. Termorshuizen (1924–2013) Vanaf de oprichting van de HVPA, in september 2007, is de heer Termorshuizen, een ware Rotterdammer, lid geweest van de HVPA. Zeer trouw heeft hij zich altijd aangemeld voor de lezingbijeenkomsten. Toen hij niet meer naar de avonden kon komen, was er altijd een gezellig telefoongesprek om het bestuur te laten weten dat hij helaas afwezig zou zijn, maar dat hij uitkeek naar de volgende nieuwsbrief. Het laatste jaar werd het heel stil. Met groot respect denkt het HVPA bestuur nu terug aan de heer Termorshuizen. DE STER EN DE LELIE, TWEE BIJZONDERE MOLENS AAN DE KRALINGSE PLAS Op 10 oktober 2013 gaf molenaarvrijwilliger Jaap Bes een boeiende lezing over de molens De Ster en De Lelie voor de leden en belangstellenden van de HVPA in kerkcentrum Pro Rege aan de Oudedijk te Kralingen. De Kralingse molens leverden van 1803 tot 1962 snuiftabak en specerijen. De eerste vermelding van De Lelie is gevonden in een verkoopakte van 31.01.1777. Thijs van Zeventer en Jacob van der Werken verkopen een stuk land met een molen. Nadat verschillende eigenaren elkaar opvolgen wordt de molen met een huis en loods in 1803 verkocht aan Isaac Hioolen, een meester broodbakker. De bakker is succesvol en in 1829 laat hij de windkorenmolen De Nieuwe Ster aan de Kortekade bouwen. Na inslag door een bliksem in 1865, wordt op deze plaats de uit Rijswijk afkomstige snuif- en specerijenmolen De Stier herbouwd. Deze
2
molen krijgt na gereed te zijn gekomen de naam van de voorganger De Ster.
DE ROTTE. VAN WILDE VEENEN TOT WERELDHAVEN Op zaterdagochtend 7 december 2013 gaf Koos Termorshuizen op verzoek van de Historische Vereniging Capelle aan den IJssel (HVC) en de HVPA een lezing over De Rotte, zijn onderzoek en de recent verschenen boekpublicatie van zijn hand. De bijeenkomst vond plaats in de educatiezaal op het terrein van het Jan Anne Beijerinck gemaal aan de Bermweg te Capelle aan den IJssel. De belangstelling was groot.
De Lelie met op de achtergrond De Ster Onteigend De daarop volgende generaties Hioolen legden zich in hoofdzaak toe op de snuifproductie en de specerijen maalderij. Nadat in 1916 de bezittingen van de Hioolens aan de Kralingse Plas werden onteigend wegens de aanleg van het Kralingse Bos, werden de molens verhuurd aan de meesterknechts. Toen in 1962 voor een tweede maal molen De Ster in vlammen opging kwam er een einde aan deze industrie aan de Kralingse Plas. Snuiftabak Molen De Ster werd herbouwd en is vanaf 1970 weer regelmatig in gebruik. De molens worden beheerd als monumenten. Vanaf 1996 is een enthousiaste groep vrijwilligers werkzaam in en bij de twee molens. De fabricage van snuiftabak, die geheel uit Nederland was verdwenen, is thans weer zichtbaar voor de bezoekers van de twee molens. Een bezoek aan de molens aan de Kralingse Plas is leerzaam en zeer aan te bevelen. Dat dit cultuurhistorisch bezit van Rotterdam behouden mag worden voor Kralingen en de wereldstad Rotterdam.
Roeier Koos Termorshuizen is geboren en getogen in het Rotterdam van na de Tweede Wereldoorlog. Zijn herinneringen aan De Rotte zijn die van een roeier die in zijn middelbareschooltijd wekelijks op deze rivier te vinden was. Termorshuizen, die nu in Amersfoort woont, besloot het gehele stroomgebied van de Rotte te onderzoeken en in kaart te brengen. Dit is vastgelegd in het boek De Rotte. Van Wilde Veenen tot Wereldhaven, uitgegeven door Waanders & De Kunst, consumentenprijs € 25,00.
Kronkelende rivier Bevlogen nam de onderzoeker en auteur de aanwezigen mee, met boeiende kaarten en schitterende lichtbeelden, door de geschiedenis van De Rotte en langs de achttien kilometer en vele details van deze kronkelende rivier. Van de polder De Wilde Veenen boven Moerkapelle, via Zevenhuizen, Bleiswijk, Bergschenhoek, Oud Verlaat, langs de Prins Alexanderpolder naar Rotterdamcentrum alwaar De Rotte, deels verscholen, ook loopt. “De band met de Rotte is sterk, van de Wilde Veenen tot in de wereldhaven.”
3
DE POLDER IN DE (OVERZEESE) PERS Wim Heistek De bronnen op internet zijn onuitputtelijk, ook als het berichten betreft over ‘onze’ Prins Alexanderpolder. Voor een vriend redigeerde ik kortgeleden een boek over zijn leven in het voormalig Nederlands-Indië en om sommige van zijn verhalen te completeren nam ik een aantal daar ooit uitgegeven kranten door. Wie schetste mijn verbazing toen ik stuitte op berichten die betrekking hadden op de Prins Alexanderpolder. Ook in het verre Indië kon men dus kennisnemen van alledaagse zaken uit de polder. Verder zoekend stuitte ik ook op een krant uit Curaçao met een kenmerkend verhaal over de geschiedenis van de Prins Alexanderpolder.
boven den Prins Alexanderpolder tusschen Nieuwerkerk en Terbregge een noodlanding moeten doen ten gevolge van een defect aan den linkermotor. Het toestel dat behendig boven een stuk land van den landbouwer Jan Luit tot dalen werd gebracht, raakte ten gevolge van den drassigen bodem met twee wielen vast, zoodat de kop in den bodem vastliep….” Wandelgenot Het Nieuws van den Dag voor Nederlandsch Indië van 20 augustus 1935 heeft een groot, welhaast lyrisch artikel met als titel: “Zomer in Holland, als het Augustus is in den Kralinger Hout.” Eén zin wil ik u niet onthouden: “Het is een weelde hier en iedere kleine waarneming verhoogt het wandelgenot terwijl de uitzichten over Kralingsche Plas en Prins Alexanderpolder van intense schoonheid zijn.”
Vermindering van pacht In het tropische Indië werd bericht over een late koude in het moederland, zo las ik in de Sumatra Courant van 16 mei 1879: “Uit Nieuwerkerk aan den IJssel schrijft men dat het in den nacht van den 10den op den sloten zoo gevroren heeft dat de jonge eenden in de Prins Alexanderpolder over het ijs liepen”. Voor de pachters van grond in de polder een verheugende mededeling in de Java Bode van 15 maart 1882: “Werd onlangs gemeld dat de Heer F.P. Viruly te Leiden aan zijne huurders in den Prins Alexanderpolder (Kralingen) een aanmerkelijke vermindering van pacht had geschonken, thans kan worden bericht dat genoemde grondeigenaar aan zijn huurders een aanmerkelijke som voor bemesting hunner landerijen heeft geschonken, nl. 100 gulden mest per ha.”
Vliegramp in de polder Kon u hierboven kennis nemen van de noodlanding van een vliegtuig in 1924, het Bataviaasch Dagblad van 4 december 1939 schrijft over een heuse vliegramp in de polder. Een grote kop: “De Vliegramp bij Hillegersberg, explosie sloeg enorm gat in poldergrond”. Enige citaten: “Zooals Aneta reeds seinde, is een militair jachtvliegtuig in den middag van 22 November nabij Hillegersberg brandend neergestort, bij welke ramp de besturende vliegofficier, een zoon van den bekenden rijm-medewerker van de Telegraaf, Clinge Doorenbos, om het leven is gekomen. Het ongeluk is gebeurd in den Prins Alexanderpolder op ongeveer 1,5 km afstand van den weg van de Molenlaan; die loopt van Hillegersberg naar Terbregge.”
Noodlanding De Sumatra Post van 14 oktober 1924 kopt over een noodlanding van een passagiersvliegtuig: “Donderdagmiddag 11 september heeft een Farman-Goliathtoestel, voorzien van twee motoren van 260 PK en bemand met een piloot, een mecanicien en twee dames-passagiers, op weg van Amsterdam naar Brussel
Rotterdam is vol Dat was slechts een kleine selectie uit tientallen berichten in kranten uit het voormalig Nederlands Indië. Ook aan de andere kant van de wereld werd aandacht besteed aan de Prins Alexanderpolder. In de krant Amigoe di Curaçao van 7 augustus 1965 lees ik onder de veelzeggende kop “Stad groeit op uit 7 meter diep moeras, pionieren op Nederlands laagste grond”: “Alexanderstad is hecht verbonden met Rotter-
4
dam, al ligt het goeddeels buiten zijn grenzen. Ongeveer de helft van de Prins Alexanderpolder behoort tot de kleine gemeente Capelle aan den IJssel, die dan ook haar landelijk karakter binnen enkele jaren in een grootsteeds veranderd ziet. Toch is het een Rotterdams probleem dat heel deze ontwikkeling bepaalt: het probleem van de stad die na de oorlog haar haven en industrie tot aan de zee moest uitbreiden en deze explosie niet met een overeenkomstige bevolkingsgroei kon opvangen. Al jaren is de bevolking van Rotterdam vrijwel constant, de laatste cijfers geven zelfs een kleine teruggang te zien. Rotterdam is vol. De ring van woonwijken die de stad nu omgeeft, Overschie in het noordwesten, Schiebroek en Hillegersberg in het noorden, Pendrecht, Zuidwijk, Lombardijen en groot-IJsselmonde in het zuiden is gesloten. De satellietstad Hoogvliet aan de weg naar Brielle kan nog ‘heel wat’ hebben, maar alle woonruimte die daar beschikbaar komt, is bestemd voor Europoort en Botlek, voor degenen die in de zich daar vestigende industrie hun werk vinden. Toekomstmuziek In ongeveer 50.000 woningen zullen aanvankelijk ongeveer 170.000 forensen Alexanderstad gaan bevolken. Dit aantal zal na verloop van tijd wat minder worden, wanneer de gezinsgrootte door veroudering terugloopt. Dan is de polder stad geworden, met alle voorzieningen vandien. Voor de enkele duizenden bewoners van nu is dit nog toekomstmuziek, die vooreerst wordt overstemd door de schreeuwende problemen waarmee pioniers te maken hebben. Zoals slechte straten, onvoldoende verbindingen, tekort aan winkels, aan recreatiemogelijkheden enz. Moeilijkheden zoals in de afgelopen winter, toen de nu langzamerhand gereedkomende eerste wijk, het Lage Land, zijn naam alle eer aandeed: de stedelingen moeten toen veel weg hebben gehad van moerasbewoners. Zij hebben geweten dat zij in de laagste polder van Nederland een huis hadden
gevonden; zes tot zeven meter beneden het peil van de nabije rivier. Een kleine eeuw geleden was er op die plaats meer water dan land, meer plas dan wei, en de grond schijnt nog voortdurend te aarzelen over een definitieve keuze. Aan opspuiten valt dan ook niet te denken: nog afgezien van de enorme oppervlakte die bewerkt zou moeten worden, slechts de helft van de opgespoten zandlaag zinkt na verloop van tijd weg. Er zijn al wegen sinds de aanleg drie meter verzakt. De gemeente probeert het nu met zandpalen, die een jaar voor de bebouwing in sleuven in de grond worden gestort en een snellere zetting van de grond tot gevolg hebben. De straten behoeven dan minder te worden opgehoogd en breuken in leidingen en riolen worden voorkomen. Het water dringt niet alleen van binnen uit op: de stad moet ook tegen de rivier beveiligd worden. De waterkering bij Krimpen aan den IJssel ligt te veel oostelijk om de polder te beschermen, de rivierdijk is hoog, maar smal en dus een onvoldoende garantie voor het leven van 170.000 mensen. De regering heeft de eis gesteld, dat er een nieuwe dijk komt van 4,5 m. hoog en 2,50 m. breed, sterk genoeg om zelfs in een oorlog tegen alle gebeurtenissen bestand te zijn. Van een Hollandse waterlinie kan in de Prins Alexanderpolder nooit meer sprake zijn. Het Jacob van Campenplein is het centrum van het Lage Land. Aan drie zijden is het plein nu bewoond, de vierde staat nog in de steigers. Flats steken loodrecht uit de poldergrond, kranen staan er in plaats van bomen.” Als we nu, bijna vijftig jaar later, dit artikel lezen, kunnen we niet anders dan beamen welk een vooruitziende geest de schrijver heeft gehad. Veel van zijn stellingen kwamen ook in ons boek aan de orde. Het enige wat in de verste verte niet is uitgekomen is het aantal van 170.000 inwoners.
5
KLOMPEN MAKEN Cees van Yperen Ik heb mijn jonge jaren doorgebracht aan de Ringvaartweg tussen de boeren en de tuinders, achter ons huis was een werkplaats in een scheefgezakte schuur waarin twee broers als klompenmakers hun producten fabriceerden voor ieder die op klompen liep. Hun namen waren Arnold en Jan van den Bogert. Ze waren wijd en zijd bekend door hun vakmanschap en kennis van zaken, want klompen maken was niet eenvoudig en zeer intensief. Er werden in het algemeen werkklompen gemaakt maar ook speciale klompjes voor het andere geslacht, de zogenaamde tripjes, die hadden een grote instap met een bandje er overheen en werden meestal wit geverfd. Vlijmscherpe messen Ik heb vele malen met bewondering staan kijken hoe Arnold en Jan uit een stuk hout met vlijmscherpe messen en boren een klomp tevoorschijn toverden, de linkerklomp was wat maat betreft niet zo`n probleem maar de moeilijkheid was dat rechterklomp exact het zelfde moest zijn. Jan is later in de oorlog een werkplaats aan de Oudedijk begonnen met als specialiteit het bekleden en opknappen van kinderwagens. Arnold stond er toen alleen voor met één paar handen, de vraag naar klompen was groter dan hij aan kon, de nood aan schoeisel was in de laatste jaren van de oorlog behoorlijk hoog. Ook het hout werd schaarser omdat door gebrek aan kolen het hout werd opgestookt in de kachel. Wilgenbomen Als houtsoort voor de klompen werd meestal populierenhout gebruikt, maar de tuinders zwoeren bij wilgenhout dat volgens hen in gewicht vrij licht was en taaier zodat ze er langer op kon lopen. Het hout was moeilijker te bewerken, ze betaalden er dan ook meer voor. In de polder stonden op vele tuinderijen en boerenbedrijven wilgenbomen zodat de boeren en tuinders hun boom omzaagden, de stam op hun nek naar de
Ringvaartweg sjouwden en neer kwakten voor de werkplaats van Arnold met een briefje erbij waarop hun naam en de maat van hun voet stond, met de prangende mededeling (met een uitroepteken) dat er haast bij was. Trekzaag Arnold was niet iemand die al te ijverig was, hij begon ‘s morgens na half elf Blookertijd (‘half elf Blookertijd’ was de slogan waarmee de cacao- en chocoladefabriek Blooker te Amsterdam lange tijd adverteerde) met de werkzaamheden terwijl zijn nijvere klanten al bij het krieken van de dag op hun bedrijf bezig waren. De stammen stapelden zich op zodat ze op de duur zelfs begonnen uit te lopen. Af en toe werd een stam op een schraag gelegd en door Arnold, met mij als hulpje, met een trekzaag in stukken gezaagd en tot klompen vervaardigd met het doel ze voor voedsel te ruilen. Uit nood en de schaarste is toen het idee ontsproten om gebruikte klompen te verzolen door er een dun plankje onder te lijmen. Dat was geen succes omdat de zool bij aanraking met water losliet zodat de boer of tuinder op hoge poten hun beklag kwamen doen over hun lekkende klompen. Rode gloed Na de oorlog kocht Arnold machinaal vervaardigde klompen uit Brabant in, die door hem geel werden geverfd en versierd met rode patronen omlijnd met zwarte biezen, daarna voorzien van een vernislaag. Het probleem was echter dat de tuinders klompen van wilgenhout wilden hebben terwijl de ingekochte van populierenhout waren. Wilgenhout is te herkennen aan een bijna niet merkbare rode gloed in het hout. Arnold loste dit op door de machinaal gemaakte klompen in een emmer water vermengd met een rode kleurstof te dompelen om ze dan te verkopen als wilgenhout. De tuinders klaagden dat hun klompen zo gauw versleten waren waarop hij antwoordde dat het Amerikaans wilgenhout was dat door de fabriek werd geïmporteerd.
6
Café Kloppert Arnold kocht zelfs een auto van fruithandel Vreugdenhil waarmee hij zijn klanten opzocht om zijn waar aan de man te brengen. Ik ben dikwijls op zaterdag met hem meegereden om geld op te halen van klanten die op de pof kochten. Na afloop was het vaste prik om even bij café Kloppert aan de Oudedijk bij de Jericholaan aan te wippen om wat te gebruiken. Het liep bij Arnold weleens uit de hand, zodat ik maar naar huis ging lopen. Door de opkomst van werkschoenen en laarzen werden er minder klompen verkocht met gevolg dat het bedrijfje in zwaar weer terecht kwam en Arnold zijn viool in de wilgen hing en gewoon is gestopt. DE MISLUKKING VAN HET GROOTSTE HOUTEN SCHIP OOIT Cees van Yperen De gebroeders Willem en Jan Hoogendijk, scheepsbouwers te Kralingsche Veer, kregen op 18 augustus 1824 opdracht van de Nederlandsche Stoomboot Maatschappij om een zeilstoomschip te bouwen, dat de naam Zr. Ms. Atlas zou krijgen. Het ontwerp was van ingenieur Gerhard Moritz Roentgen in opdracht van Koning Willem I, met het doel te worden ingezet voor de pakketdienst op Oost-Indië. John Cockerill in Seraing kreeg de opdracht de stoommachines te leveren.
Monster De Atlas was 72 meter lang, 9,15 meter breed en had een waterverplaatsing van 1200 ton, met deze afmetingen was de Atlas toentertijd het grootste houten stoomschip ter wereld. Het was uitgerust met schepraderen. De krant The Times omschreef het als ‘een monster’. De scheepswerf W. & J. Hoogendijk en Co. is tot vandaag de dag de werf die het grootste en langste houten schip ooit heeft gebouwd met vier masten, een accommodatie voor 200 passagiers, een kanon en een waterverplaatsing van 1200 ton. Om de bouw te realiseren werd door de firma Hoogendijk de werf aangepast door inpoldering van een gedeelte van de Maas. Tijdens de gehele bouw stuitte men steeds opnieuw op grote problemen, zoals in de nacht van 11 en 12 november. Toen bezweek het westelijk deel van de dijk tijdens een hevige storm, drie dagen later rees het water opnieuw, waardoor veel materiaal van de werf werd weggespoeld. Na herstelwerkzaamheden aan de werf werd op 8 januari 1825 de kiel gelegd van Zr. Ms. Atlas.
Plattegrond van de werf W. & J. Hoogendijk
Maquette van de werf W. & J. Hoogendijk, vervaardigd door C. van Yperen
Boze koning Door het te laat opleveren van de machines kon de door de koning geëiste deadline van 31 december 1825 niet worden gehaald. Op 23 maart 1826 zou de Atlas van stapel lopen, van heinde en verre kwamen genodigden en nieuwsgierigen kijken, de dijk stond zwart van de
7
mensen maar al wat gebeurde, geen tewaterlating. Een paar dagen later heeft men met een aantal stoomsleepboten het schip van de helling gesjord en versleept naar de Boompjes te Rotterdam om afgetimmerd te worden. Maar op last van het stadsbestuur moest de schuit verhaald worden naar Feijenoord aan de overkant van de rivier, wegens geluidsoverlast voor de omwonenden. Na talloze moeilijkheden en problemen met het casco en de machines ging het schip in overwintering in de monding van het Nieuw Voorns Kanaal, dat voor dat doel werd uitgediept. Deceptie Nadat koning Willem I zijn misnoegen over de vertragingen kenbaar had gemaakt, werd de Zr. Ms. Atlas op 27 augustus 1829 voorlopig door de marine overgenomen. In het voorjaar waren er wat proefvaarten, maar men kwam tot de conclusie dat Hr. Ms. Atlas totaal ongeschikt was voor de pakketdienst op Oost-Indië en het schip is op 6 juli 1833 te Middelburg gesloopt. De Atlas was voor Hoogendijk, Roentgen, de NSBM, Cockerill, de koning en de marine een grote deceptie geworden. Zij waren duidelijk hun tijd te ver vooruit geweest. Ook met de geestelijke vader van Zr. Ms. Atlas liep het slecht af, Roentgen werd in 1849 krankzinnig en overleed in 1852 in het gesticht Meerenberg te Bloemendaal. Bewerking uit het boek ‘Verdwenen Scheepshellingen’ door Ger Mulder en Paul Weyling. Uitgegeven door de Historische Vereniging Capelle aaan den IJssel. VERKEER EN VERVOER IN DE PRINS ALEXANDERPOLDER (deel 2) Gerrit van der Kolk In de HVPA-Nieuwsbrief nummer 18 van september 2013 werd het eerste deel gepubliceerd van het artikel dat het HVPA-lid Gerrit van der Kolk voor de nieuwsbrief schreef over het verkeer en vervoer in de Prins Alexanderpolder, een
en ander naar aanleiding van het in februari 2013 uitgegeven HVPA boek Rotterdam en de Prins Alexanderpolder. Van Veenmoeras tot Polderstad. Hieronder vindt u deel 2, waarbij de auteur een en ander duidelijk maakt aan de hand van onderstaande kaart, beginnend in het zuiden.
Abram van Rijckevorselweg (1): volgt het tracé van de oude spoorlijn van het Maasstation richting Nieuwerkerk aan den IJssel. Hertoginnetracé (2): dit wegproject zou vanaf de (verbrede) Kralingseweg, langs de Ringvaart ongeveer in de richting van de huidige Jacques Dutilhweg lopen. Het zandlichaam tussen Onderlangs en de Ringvaart (waarop nu bungalows zijn gebouwd) was oorspronkelijk aangebracht als voorbelasting van deze route). Prinsenlaan (3): zoals alle hoofdroutes ontworpen en in eerste instantie ook uitgevoerd als tweebaansweg, met twee rijstroken per richting; inmiddels grotendeels versmald tot éénbaansweg. Hoofdweg (4): functioneerde in de jaren zestig nog als Rijksweg. Na uitgebreide onderhandelingen mochten de Koningslaan en Prins Alexanderlaan hierop toch, d.m.v. verkeerslichten, aangesloten worden. Na aanleg van de A-20 is de Hoofdweg omgebouwd tot stedelijke hoofdweg.
8
Op de kaart op pag. 110/111 in het boek is de Kralingsezoom/Terbregseweg in noordelijke richting verlengd, eindigend in een weg langs de Rotte (5), bedoeld als een recreatieve route die verder geen aansluiting in Ommoord zou krijgen. President Rooseveltweg (6): Niet op de kaart aangegeven zijn de ingrijpende plannen aan de westzijde van Ommoord. Op de aansluiting van de Rooseveltweg en de Terbregseweg was een groot kruispunt (7) geprojecteerd, met een mogelijkheid om in westelijke richting naar de Irenebrug te rijden (wat een wonderlijke flessenhals opleverde), maar de belangrijkste relatie lag naar het zuiden (waar nu de President Rooseveltweg afbuigt langs het Tennisstadion, naar Terbregseweg). Direct ten noorden van de Rijksweg A20, was weer een grote driesprong (8) geprojecteerd; rechtdoor naar het zuiden en rechtsaf door het zogenaamde Stoopkwartier (een Nieuwe Stoopweg (9)) naar het westen. Deze hoofdroute zou aangesloten moeten worden op het Rottetracé (10) (een grote invalsweg naast, boven en in de Rotte, in de richting van het Noordplein) samen met een aansluiting van de A-20. Het zou een ingewikkelde verkeersknoop opleveren in de buurt van de Veilingweg. Herkenningspunten van dit alles zijn de grote viaducten onder de A-20 ter hoogte van de Rotte, die nu gebruikt worden als opslag of paardenbak. De geluidswal langs Nieuw Terbregge is oorspronkelijk als voorbelasting aangebracht voor de nieuwe weg, en later verhoogd met lichtvervuilde grond. Ook ter hoogte van de Terbregseweg zijn onder de A-20 grote viaducten aangebracht t.b.v. genoemde grote verkeersknoop. De geplande verbreding van de tunnels onder de spoorlijn is niet gerealiseerd. Rijkswaterstaat werkte bij de aanleg van de A-20 ruimhartig mee, om de grotere viaducten en de voorbelasting ten behoeve van de nieuwe weg te realiseren. Rijkswaterstaat wilde zoveel mogelijk voorkomen dat verkeer uit de Prins Alexanderpolder via de aansluiting
op de A-20, deze weg zou belasten met stedelijk verkeer. Daarom is ook de oorspronkelijk geplande aansluiting in westelijke richting van de Alexanderlaan (zoals aangegeven op de kaart op pag. 110/111) in oostelijke richting verschoven naar de Capelseweg. Eenzelfde discussie speelde overigens recentelijk bij een eventuele aansluiting van Nesselande op de A-20. Alle hoofdroutes in de polder waren gedacht als wegen met twee rijbanen met elk twee rijstroken en grote kruispunten; deze zouden vrijwel allemaal met verkeerslichten geregeld worden. Dit was een reactie op het jarenlange wat ouderwetse Rotterdamse beleid om zo weinig mogelijk verkeerslichten te plaatsen. De wegen en de brede kruispunten wel werden aangelegd, maar die verkeerslichten werden niet zo lichtvaardig geplaatst, wat tot onprettige situaties leidde. Inmiddels zijn veel wegen versmald en de kruispunten omgebouwd tot rotondes. De Prins Alexanderlaan is vanaf het begin in de planvorming de belangrijkste noord-zuid verbinding geweest; in het planteam aangeduid als Stamweg, enerzijds om de centrale rol aan te geven, anderzijds als tijdelijk eresaluut aan de stedebouwkundige Lotte Stam-Beese. Die centrale rol werd nog versterkt, omdat in vrijwel alle openbaarvervoerplannen een tracé direct naast de Prins Alexanderlaan geprojecteerd was en ook gerealiseerd is. In een bepaald stadium van de planvorming van Ommoord was - in tegenstelling tot de bovengenoemde grootse plannen in en bij Terbregge - de ontsluiting uitsluitend gedacht via een groot kruispunt Prins Alexanderlaan/ President Rooseveltweg (11). De ontsluiting richting Terbregge was daarin juist bewust klein gehouden en de President Rooseveltweg richting Capelseweg (het oostelijk deel van de huidige Pres.Rooseveltweg, tussen Martin Luther Kingweg en Capelseweg (12)) ontbrak volledig. Dat laatste zal wellicht veroorzaakt zijn door de regelmatig optredende wrevel ten opzichte van Capelle.
9
Het zuidelijke deel van de Prins Alexanderlaan (13), vanaf de Prinsenlaan, is later gerealiseerd. Dit deel ligt gedeeltelijk op Capels grondgebied en dat speelde bij de voorbereiding (evenals natuurlijk de financiering) een vertragende rol. De relaties met de Bermweg en ’s-Gravenweg zijn bewust beperkt ontworpen, om sluipverkeer via deze wegen van en naar Capelle te voorkomen. Het zuidelijk deel is versmald uitgevoerd uit kostenoverweging en als gevolg van de tijdgeest (“het hoeft allemaal niet zo breed”); zelfs is toentertijd overwogen het hele gedeelte langs Het Lage Land (14) te versmallen en de vrijkomende ruimte te benutten voor woningbouw. De meest in het oog springende actie in de moeizame relatie tussen Rotterdam en Capelle was de langdurige blokkade (met vangrail) van de aansluiting van de Evenaar op de Capelseweg (15). Bovenstaande opmerkingen zijn gebaseerd op mijn persoonlijke ervaringen en herinneringen als bewoner van Rotterdam (sinds 1963), als bewoner van Ommoord (sinds 1969) en als medewerker van Verkeer en Vervoer in Rotterdam, meestal aangeduid als Verkeerdienst Rotterdam (van 1963 tot 2000).
zaal van het Stadhuis het eerste exemplaar. In De dorpen van Rotterdam beschrijft Arie van der Schoor de geschiedenis vanuit het perspectief van de dorpen rond de stad, met grote aandacht voor hun lokale geschiedenis. Economie, politiek, rechtspraak en geloof passeren allemaal de revue. De dorpsgeschiedenis begint bij het lege land rond het jaar 1000 waarin de dorpen en ook de stad Rotterdam zouden ontstaan. De veranderingen die dit landschap in de loop van tien eeuwen onderging door ontginning en bedijking, overstromingen en klimaatverandering, bepaalde het leven van de mensen die er woonden. De dorpen werden deelgemeenten van Rotterdam en de deelgemeenten worden in 2014 stadkwartieren. De namen van de dorpen en mogelijk iets van hun identiteit, blijven daarin bestaan en verwijzen zo naar de complexe geschiedenis van Rotterdam. De dorpen van Rotterdam – van ontstaan tot annexatie door Arie van der Schoor, vormgeving Bart Oppenheimer, uitgeverij Ad. Donker, Rotterdam 2013, consumentenprijs € 29,50.
DE DORPEN VAN ROTTERDAM – van ontstaan tot annexatie Stadarchief Rotterdam De dorpen IJsselmonde, Charlois, Katendrecht, Pernis, Hoogvliet, Rozenburg, Hoek van Holland, Overschie, Schiebroek, Hillegersberg, Kralingen en het stadje Delfshaven zijn tussen 1870 en 2010 door Rotterdam geannexeerd. De lange geschiedenis van hoe het oorspronkelijke dorpslandschap veranderde in het dichtst bevolkte en meest geïndustrialiseerde gebied van Nederland is te lezen in het boek De dorpen van Rotterdam – van ontstaan tot annexatie door dr. Arie van der Schoor, die als historicus verbonden is aan het Stadsarchief Rotterdam. Op 2 oktober 2013 ontving burgemeester Aboutaleb in de Burger-
10
Colofon nummer 19 december 2013 Aan deze nieuwsbrief werkten mee: Wim Heistek Gerrit van der Kolk Stadsarchief Rotterdam Ineke Tirion-Beijerinck Onno de Wit Cees van Yperen Eindredactie: Willy Hilverda Foto verantwoording:
De Prins Alexanderpolder en Rotterdam. Van veenmoeras tot polderstad is een uitgave van de HVPA en WBOOKS. Het boek is te koop in de Rotterdamse boekhandels en kost 19,95.
Heeft u vragen of opmerkingen? Neem dan contact op met de HVPA: secretariaat Van der Helmstraat 448 3067 HN Rotterdam tel. 010 420 62 73 of 06 108 697 09 email:
[email protected]
p. 1 Floris W. van Lottum p. 3 links: van de website www.snuifmolens.nl p. 3 rechts: Koos Termorshuizen p. 7 links: Cees van Yperen p. 7 rechts: via Cees van Yperen (van het Kadaster) p. 8 Gerrit van der Kolk p. 10 Stadsarchief Rotterdam p. 11 WBOOKS, Zwolle ISSN 2210-9293
Lid worden van de HVPA? U kunt lid worden door of € 15,- of € 12,- voor 65+ over te maken op bankrekeningnummer 140265708, t.n.v. de Historische Vereniging Prins Alexander. De HVPA wordt sinds 2007 financieel ondersteund door deelgemeente Prins Alexander.
11