NIEUWE FRIESCHE f Q) t t 13 « i fe 1 I i I Ke
Wumkes.nl
Wumkes.nl
Wumkes.nl
E
18 55.
'z^^ê^-
ïE FIUNEKEIl, nu
E. IPPIUS FOCKEM.
Wumkes.nl
'eSaapx ' i f?
Wumkes.nl
Voorrede. Verjaardagen van liet koninklijk geslacht. Weekmarkten in Eriesland. Zons- en Maansverdonkeringen. Tijdperken. Kalender. Il E N G E L W ER K. Be Waalsche bezetting te ITraneker, 1572,—1577, door Mr. A. TELTING Het eiland Am eland, door Jhr. Mr. Mos T ANUS DE HAAIT HETTEMA
,
. . .
Opmerkingen bij het lezen van liet eerste deel van het Cliarterboek van Vriesland, door DE HAAN HETTEMA . . . . . . . . . . . . . Jaricli van Ockinga, door H. BAERDT VAN SMINIA. Clara Peyoena van Sytzama, door A. WASSENB E R G H . . . . .
1 27
88 98 97
Myn tinssen by scimerjuwn, door G. E. WASSENBEIIGH, g e b . H O J I M E M A .
Wumkes.nl
.
.
.
.
.
.108
I N H O U D .
Hobbe en Klaerke, door WALING DYKSTEA. . 109 Taalkundige afleidingen, door J. H. HALBEETSMA, ingezonden door ~W. EEKHOM 1 118 Ecbruarij, Sellemaand, door J. II. IIALBEKTSMA, ingezonden door W. EEKHOFK. . . . . . 122. Over de Eriesche eigennainen, door J. tl. HALBEETSMA , ingezonden door W. EEKHOFF . . 124 Proeve eener taalkundige verklaring van eenisre dorpsnameu in de gemeente Wcstdongeradeel , door R. POSTHUMUS 126 Aan Sr. Hero Galema, Klinckdiclit, ingezonden door A. WASSEXBEEG-H . 182 Beroemde lYiesche Regtsgeleerdeu, door E. . . 1 3 3 Graftombe van Menno Baron van Coehoorn in de kerk te Wijckel, door A. "WASSEXBEEÖH. 138 Bij het einde van den Winter, door H. v. B. 140 Aan de Maan, door Joy. JACOTSSZ 142
"sS&s%£JÊM'&-'£F-"
Wumkes.nl
O O R R E D E. De uit O. ingezondene Verzameling van Friesche Spreekwoorden, ontleend aan eed Bredaschen Almanak van hel jaar 1664 is niet geplaatst geworden, omdat verscheidene van deze, door aanieekeningen opgehelderd, gevonden worden in den Frieschen Volksalmanak, jaarg. 1886 , 37 en 38. Dezelfde Verzameling komt ook voor achter de eerste uitgave van de "Verhandeling over de eigennamen der Friezen, door wijlen Prof. WASSENBEKGH, gedrukt te Franeker in het jaar 1771. En, met uitvoerige taalkundige aanteekeningen voorzien , zijn deze Spreekwoorden uilgegeven door Mr. J.
H. HOKUHT te Breda, 1813. Ülenige vriendelijk aangebodene Bijdragen konden niet geplaatst worden uit gebrek aan ruimte, vermits de Uitgever niet meer dan negen vellen druks, behalve den Kalender, voor dezen Jaargang had bestemd. Deze Stukken blijven nu in de portefeuille beioaard voor den volgenden Jaargang. Den inzenders van Bijdragen zij wederom mijn dank, en de Almanak bij voortduring hunner belangstelling en medewerking aanbevolen. St. Annaparochie,
den SS October 1854,
Wumkes.nl
A. WASSENBEBGH,
VERJAARDAGEN VAN HET KONINKLIJK GESLACHT. 19 Jan. Anna Paulowna, Koningin Weduwe. 1 Febr. Louisa Augusta Wilhelmina Amalia. 19 Febr. Willen'. IIÏ, koning der Nederlanden. 28 Febr. Willem Frederik Karel. 8 April. Wilhelmina Marie Sophie Louize. 9 Mei. Wilhelmina Frederika Louisa Marianne. 13 Junij. Willem Frederik Hendrik. 17 Junij. Sophia Frederika ffiathikla , Koningin. 9 Julij. Wilhelmina Frederika Anna Elisabeth Maria. 5 Ang\ Wilhelmina Frederika Alexandrina Anna Louisa. 25 Aug. Willem Alexander Karel Hendrik Frederik. k Sept. Willem Nicolaas Alexander Frederik Karel Hendrik. WEEKMARKTEN IN FRIESLAND. Maandag. Franeker, lîakkum , Joure en Oostcrwolde. Bitigsdag. Sneek. Woensdag. Harlingen, Dokkum, Gorredijk en Lemmer. Donderdag, Bolsward, Dragten en Grouw. Vrijdag. Leeuwarden en Workuni. Zaturdag. Stavoren en Heerenveen. TIJDPERKEN. 5614-5015 jaar der Joden. 1270-1271 » » Mahomedanen. ZONS- EN MAANS-VE.RDONKEB.INGEN. 1. Maa.isverdoïikering 2 Mei, begin 's morgens 2 uur 36 min. , zigtbaar. 2. Zonsverdonkcring 16 Mei onzigtbaar. 3. Maansvercîonkering 25 Oct. onzigtbaar. 4-. Zonsverdonkering 9 Nov. onzigtbaar.
Wumkes.nl
Louwmaand. i Maandag 2 Dingsdag 3 Woensdag 4 Donderdag 5 Vrijdag 6 Zaturdag 7 Zondag 8 Maandag 9 Dingsdag '10 Woensdag M Donderdag 12 Vrijdag 13 Zaturdag 14 Zondag 15 Maandag 16 Dingsdag 17 Woensdag 18 Donderdag | 9 Vrijdag 20 Zaturdag 21 Zondag 22 Maandag 23 Dingsdag 24 Woensdag 25 Donderdag 26 Vrijdag 27 Zaturdag 28 Zondag 29 Maandag 30 Dingsdag 31 Woensdag
Sprokkelmaand.
Nieuwjaarsdag. Volle Maan.
Drie Koningen. ie van Epiphania Koppermaandag.
Laatste Kwartier.
2e van Epipliania.
Nieuwe Maan.
3e van Epiphania.
Eerste Kwartier.
4e van Epiphania.
1 Donderdag 2 Vrijdag Maria Lichtmis.
3 Zaturdag 4 Zondag 5 Maandag 6 Dingsdag 7 Woensdag 8 Donderdag 9 Vrijdsg 10 Zaturdag 11 Zondag •12 Maandag VS Dingsdag 14 Woensdag 15 Donderdag 16 Vrijdag 17 Zalurrlag 18 Zondag 19 Maandag 20 Dingsd3g 21 Woensdag 22 Donderdag 23 Vrijdag 24 Zaturdag 25 Zondag 26 .Maandag 27 Dingsdag 28 Woensdag
Wumkes.nl
(Volle Maan. Septiiagfisima,
Laatste Kwartier. Sexagc'Sima.
Nieuwe Maan. Quinquag. KI. Vas(tenavon;!. Aschdag. Eerste Kwartier. II. Matthias Quadrag. Gr. Vas-
tenavond. Quaterlemper.
as Grasmaand.
Lentemaand, '!
1 Zondag 2 Maandag
Donderdag
2 Vrijdag 3 Zaturdag
3 Dingsdag 4 Woensdag 5 Dondeidag 6 Vrijdag 6 Dingsdag 7 Zalurdag 7 Woensdag 8 Zondag 8 Donderdag 9 Maandag 9 Vrijdag H) Dingsdag io Zaturdag Oculi. II Zondag Laatste Kwartier. M Woensdag 12 Donderdag (2 Maandag 13 Vrijdag 13 Dingsdag 14 Zaturdag 14 Woensdag 15 Zondag 15 Donderdag 16 Maandag 16 Vrijdag 17 Dingsdag 17 Zaturdag Laeiare. N. M. 18 Woensdag Ifi Zondag 19 Donderdag -19 Maandag 20 Vrijdag 20 Dingsúag 21 Zaturdag 21 Woensdag Lente begint. 22 Donderdag 22 Zondag 23 Vrijdag 23 Maandag 24 Dingsdag 24 Zaturdag Maria Boodschap. 25 Woensdag 25 Zondag (Judica. E. K. 26 Donderdag 26 Maandag 27 Vrijdag 27 Dingsdag 28 Zaturdag 28 Woensdag 29 Zondag 29 Donderdag 30 Maandag 30 Vrijdag, 3t Zaturdag 4 Zondag 5 Maandag
Palmzondag. Volle Maan.
Volle Maan. Reminiscere,
Wumkes.nl
Wittu Donderdag. Goede Vrijdag. PASCHEN.
2e Paaschd.
L. K
Nieuwe Maan,
Misericordia. Eerste Kwartier. H. Markus,
Jubilate.
a Zomermaand.
Bloeimaand. -1 Dingsdag H. Pliil. en Jac. 2 Woensdag V.M. Maan-Ecl. zb. 3 Donderdag Kruisvinding. 4 Vrijdag 5 Zatnrdag 6 Zondag 7 Maandag
8 Dingsdag 9 Woensdag Laatste Kwartier. 10 Donderdag 11 Vrijdag Zaturdag
3 Zondag 4 Maandag 5 Dingsdag
9 Zaturdag 10 Zondag i l Maandag
13 Woensdag
Vocum.
»4 Donderdag Nieuwe Maan.
15 Dingsdag 16 Woensdag N. M. Zon-E^>. onz, 17 Donderdag HEMELVAARTSDAG. 18 Vrijdag
15 Vrijdag
19 Zalurdag
19 Dingjsdag 20 Woensdag 21 Donderdag
20 Zondag
O. Bonifjcius.
6 Woensdag 7 Donderdag Sacramentsd. L. K 8 Vrijdag
12 Dingsdag
a
13 Zondag 14 Maandag
1 Vrijdag 2 Zalurdag
Exandi.
21 Maandag 22 Dingsdag
16 Zaturdag 17 Zondsg 18 Maandag
22 Vrijdag
23 Woensdag
23 Zaturdag
24 Donderdag Eerste Kwartier. 25 Vrijdag 26 Zaturdag
24 Zondag 25 Maandag
27 Zondag
PINKSTER.
28 Maandag 29 Dingsdag
2e Pinksterd.
27 Woensdag 28 Donderdag
30 Woensdag
Quatertempcr.
29 Vrijdag 30 Zaturdag
Waterloo Gedcnlid
Zomer beg.
E. K
St. Jan Baptist. Harlinger Kermis.
26 Dingsdag
31 Donderdag Volle Maan.
Wumkes.nl
Petrus en Paulus. Volle Maan,
Oogstmaand.
jffooimaaud. -
1 Woensdag 2 Donderdag 3 Vrijdag 3 Dingsdag 4 Zaturdag 4 Woensdag 5 Zondag 5 Donderdag 6 Maandag 6 Vrijdag Laatste Kwartier. 7 Zaturdag 7 Dingsdag 8 Woensdag 8 Zondag 9 Donderdag 9 Maandag •10 Vrijdag 10 Dingsdag i ! Woensdag Leeuwarder Kerm. 11 Zatiirdag 12 Zondag 12 Donderdag f3 Maandag 13 Vrijdag 14 Dingsdug .4 Zalurdag Nieuwe Slaan. iS Woensdag <5 Zondag 10 Donderdag 16 Maandag I7 Vrijdag \7 Dingsdag! IS Zaturdag <8 Woensdag (9 Zondag 19 Donderdag llonchdagcn beg 20 Vrijdag 20 Maandag 21 Zatnrdag 2! Dingsdog 22 Woensdag 22 Zondag Eerste Kwartier 23 Maandag 23 Donderdag 24 Dingsdag 24 Vrijdag 25 Woensdag H. Jacoboî. 25 Zaturdag 26 Donderdag Franekcr Kennis. 26 Zondag 27 Vrijdag 27 Maandag 28 Dingsdag Zaturdag 29 Zoodag 29 Woensdag Volle Maan, 30 Maandag 30 Donderdag 31 Dingsdag 35 Vrijdag
i Zondag
2 Maandag
Maria Visitatie.
Wumkes.nl
Laatste Kwartier.
H. Laurentius. Nieuwe Maan. Saceker Kermis. Maria Hemelvaart.
lïondsdagc» eind. Eerste Kwartier.
H. 'Barlholomeus.
Volle Maan. Bolswarder Kerm.
Wijnmaand.
Herfstmaand. Zaiurdög Zondag Maandag Dingsdag Woensdag 6 Donderdag 7 Vrijdag 8 Zaturdag 9 Zondag 10 Maandag U Dingsdng 12 Woensdag 13 Donderdag 14 Vrijdag Zaliirdag 16 Zondag 17 Maandag 18 Cingsdog 19 Woensdag 20 Donderdag 2 5 Vrijdag 22 Zatnrdag 23 Zondag 24 Maandag 25 Dingsdag 26 Woensdag 27 Donderdag 28 Vrijdag 29 Zaturdag 30 Zondag •!
2 3 4 5
\ 2 3 4 S 6 7 8 9 10 U
Maandag Dingsdag laatste Kwartier. Woensdag Donderdag Vrijdag Zaturdag ZonÆag Maandag Maria Geboorte. Dini;sdae S D Woensdag Donderdag Nieuwe Maan. 'i'l Vrijdag \& Zaturdag KruisverhefSng. u Zondag <5 Maandag î(> Dingsdag \7 Woensdag 48 Donderdag Quatert. E. K. 19 Vrijdag 20 Zaturdag 21 Zondag H. Matheus. 22 Maandag Herfst begint. 23 Dingsdag 24 Woensdag Volle Maan. 25 Donderdag 26 Vrijdag 27 Zaturdag 28 Zondag H. Michael. 29 Maandag 30 Dingsdag 3) Woensdag
Wumkes.nl
Laatste KwartkrH. Franciscus,
Nieuwe Maan,
H. Lukas.
E. K,
Volle Maan,
H. Siœon on Jnd»
833*7 Wintermaand.
Slagtmaand.
\
Zatnrdag Laatste Kwartier. Zondag 1e Advent. Maandag 3 Dingsdag 4 Woensdag 5 Donderdag St. Nicolaas. 6 Vrijdag 7 Zaturdag Maria Onlv. K.M. 8 Zondag 2e Advent. 9 Maandag 10 11 Dingsdag n 12 Woensdag 12 13 Donderdag 13 14 Vrijdag 14 15 Zaturdag 15 3e Adveni. E. K. 16 Zondag 16 17 Maandag 17 Zaturdag 18 Dingsdag 18 Zondag (9 Woensdag Qualerlempcr. 19 Maandag 20 Donderdag 20 Diogsdag H. Thomas. 21 Woensdag Maria Presentatie. 21 Vrijdag 22 Zaturdag Winter begint. 22 Donderdag 2", Zondag 4e Advent. V. M 23 Vrijdag Volle Slaan. 24 Maandag 24 Zatnrdag 25 Dingsdag KEUSMIS. 25 Zondag 26 Woensdag 2e Kcrsd. H. Steph 26 Maandag 27 Donderdag H. Johann. Evang. 27 Dingsdag 28 Vrijdag 28 Woensdag 29 Zalurdag 29 Donderdag 30 Zondag H. Andreas. 30 •Vrijdag 31 Maandag Laatste Kwartier. Donderdag Allerheiligen. L.K. Allerzielen. Zaturdag Zondag Maandag Dingsdag Woensdag 11. Willeljrordus. Donderdag Vrijdag N.M. Zon-Ekl.onz. Zalurdag Zondag H. Maarten. Maandag Diiigsdog Woensdag Donderdag Eerste Kwartier. Vrijdag
2 Vrijdag
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Wumkes.nl
Wumkes.nl
Wumkes.nl
BB WAALSCHE REZETTM TE FRANEKER. 1572—1577. (Door Mr. A.
TET/HNG.)
Aan den noordoostkant van Eraneker vindt men in het bolwerk ceneii lagen gemetselden doorgang naar de stadsgracht. Men noemt dien in de wandeling het dwaalgat. Die naam is echter eene verbastering van den oorspronkclijken , die met zijne aanleiding in vergetelheid geraakt is: hei Wale-gat. Dat deze poort zoo heet, is mij gebleken uit eene reeks van oude htiurbesoignes van een stukje lands aan de overzijde der stadsgracht gelegen , het Kostersfenlj'e genaamd, voorheen tot de kostersgoederen der Sint Maartenskerk behoord hebbende, en thans nog als kerkengoed door Kerkvoogden der Hervormde Gemeente beheerd. Dat stuk lands heet in die besoignes steeds het Koster&fentje tegen over het Wale-gat. Ofschoon ik nu niet met zekerheid, ja zelfs niet eens bij gissing kan opgeven, met welk doel en tot wat einde die poort of doorgang daar gemaakt i s , twijfel ik er toch niet aan, of de naam voert ons terug tot den tijd toen Franeker bezet was door eene Compagnie Waalsc-hc soldaten, onder het opperbevel staande van den in Friesland teregt vermaard geblevenen Spaanschen Kolonel Caspar di Eobles, dat is tot de jaren 1572 tot 1577. 1
Wumkes.nl
liet lust mij hier mede te deelen wat ik van deze TVaalsclie bezetting heb kunnen opsporen. Vooraf moet ik een overzigt geven van de gebeurtenissen , die er aanleiding toe gaven. .lleecîs in den jare 1566 waren te Franeker, even als te Snoek , op het voorbeeld van Leeuwarden, waar de Magistraat de oefening der gereformeerde eeredienst had ingevoerd, onrustige bewegingen ontstaan. De krachtige maatregelen van den Stadhouder Arenberg hadden die wel onderdrukt. Sneek. en Franeker waren wel gedwongen gewqrden ieder eene Compagnie soldaten als garnisoen in te nemen. Doch hier en elders bleef het vuur smeulen onder de asch, slechts wachtende op ecne gunstige gelegenheid om in laaije vlam uit te barsten. Wat Dnco Maitena in die dagen voor geheel Friesland poogde te bewerken, schijnen Julius van Botnia en de Secretaris Sibrandus Ricliaeus meer bepaaldelijk te Franeker voorbereid te hebben , — eene naauwero verbindtenis met de partij van den Prins van Oranje, ter verkrijging van gewetensvrijheid en afwerping van het juk der tyrannij. De inneming van den Briel door de Watergeuzen op den 1 April 1572 gaf den tegenstanders van de Spaansche overheersching ook in Friesland nieuwen moed. Mogt ook Leeuwarden, waar Casper di Robles, in 't begin dezes jaars aan den overledenen Arenberg als Gouverneur opgevolgd, met het Hof zijnen zetel had, onvermogend zijn tot hervatting van den onderdrukten tegenstand; de overige steden, niet als Harlingen on Stavoren door blokhuizen bedwongen, en onder deze vooral Sncck, Bolsward en Fr au ek er, sedert 1568 ontslagen van de garnizoenen, die toen bij de naderingvan Graaf Lodewijk van Nassau naar het leger te Bergum waren gezonden; verheugden zich in den da-
Wumkes.nl
gcraad der vrijhciü, zonder den toekomenden jammer te zien, dien hare voorbarigheid haar bereidde. Te vergeefs trachtte Eobles door gezantschappen en list deze stcdc.u voor de zaak des Konmgs te verzekeren en bezetting te doen innemen. De burgerij van Snoek had den Spaanschgcziiiden magistraat de teugels van het bewind ontweldigd, en gaf de stad over aan Jan Bonga, die aan het hoofd van eeue prinsgezindo krijgsmagt uit Enkhuizen was overgekomen. 'Weldra volgde Bolsward dit voorbeeld. Dirk van Bronckhorst, vrijheer van Batenburg, aangespoord door den Graaf van der Marck, v/as met eene krijgsmagt in het zuiden van Pricsland gevallen , en stelde zich in verbindtenis met Bonga. Dit viel voor in liet laatst van Augustus 1572, In Franeker waren reeds cenitre maanden vroeger vele ingezetenen van het omliggende platteland zamengeloopen, om den overlast te ontwijken van de watergeuzen, die herhaalde strooptogten aan de zeekusten ondernamen. Den 39 Julij had er zich de Abt van Lidlum, met vcrlating van zijn klooster, zoo hij waande in veiligheid gesteld. De Magistraat was Koningsgezind; van den Olderman Petrus Boeijmer althans mag men dit met zekerheid aannemen. Intusschen is het zeer waarschijnlijk , dat de prinsgezinde burgers reeds in 't begin van den zomer zich van de verdedigingsmiddelen der stad hebben weten meester te maken. Immers J. Charles (*) schrijft, dat van de vier personen, in wier handen men de bewaring der stad tegen eiken aanval van buiten gesteld had, de voornaamsten waren Julius van Botnia en Seerp Galama, beiden vrienden en aanhangers van D'uco van Martena. In dien stand van zaken, nadat (*) Jo. Garoli, da rel), gesi, Ca?p. à Robïes.
Wumkes.nl
slechts
Wumkes.nl
Te vergeefs zond hij gezanten naar Ilollaud tot den Prins, om hulp in manschappen en leeftogt. Zij bragten slechts goede woorden weerom. Intusschen werd de toestand van Fraudeer met eiken dag be~ naauwder en hagchelijker. Zeer vroeg viel cle winter in : reeds den 28 October begon het hard te vriezen; er viel zulk eene groote hoeveelheid sneeuw, dat de oostzijde van 't bolwerk met de gracht geëffend lag. De Kolonel Eobles zou dus ligt werk hebben om de stad te vermeesteren: ter beveiliging ging men de grachten ijzen, en begoot den buitenkant van 't bolwerk, om door de gladheid het beklimmen der wallen voor den vijand moeijelijk te maken. Den last daartoe door Oldernian en Baad gegeven, kondigde de //kortswijlige omroeper Simen Jans" aldus af: Elk kome op zijn bit en begiet het wel! Dan glijdt de Kornel Met zijn zwart vel "Van boven del. Dat ijzen ging intusschen met groote moeite gepaard. Een boterkooper kocht zijn aandeel in dit zware werk met een half ton boters af. •— De vroege winter had al het krijgsvolk , dat nog buiten de stad den kost had gezocht, naar binnen doen terugtrekken. De stad was dus opgepropt vol volks, en daarbij ontbloot van middelen om in hun onderhoud te voorzien. De Graaf hield slappe tucht. Des viel hij in haat bij de burgers; er werden aanslagen tegen zijn leven gesmeed, doch ontdekt, en de schuldigen werden ter stad uit verwezen. •— Eindelijk scheen de Kolonel ernstige aanstalten te maken tot eene belegering. Schouwenburg had hoop noch uitzigt op
Wumkes.nl
8 hulp of ontzet. Ten tweeden male waren Botnia, Galama en Eicliaeus naar den Prins gezonden om hulp; doch ook nu te vergeefs, 's Prinsen zaken gingen achteruit. Zijn zwager de Graaf van den Berg had de Overijsselsche steden, die hij in had, verlaten, welke dus onder de magt der Spanjaarden waren teruggekeerd. Op ontvangst van dit noodlottig b'erigt, schijnt Graaf Joost het wanhopig besluit te hebben opgevat, om zijne partij lafhartig en trouweloos te verlaten, en zichzelven door een rassclien aftogt te redden. Nogtans geliet hij zich •— en dit maakt zijne trouweloosheid nog verfoeijelijker, •— alsof hij de zaak der vrijheid wilde redden door aanwerving van volk. Veel geld werd hem hiertoe door de steden en landen verstrekt. En voorzien van dien buit trekt hij op den 18 November met zes vaandelen knechten uit l^raneker, werpt te Makkum in aller haast eene sterkte op, verlaat die weder, trekt door "Workum, waar hij nog schatting invordert, naar lïemelum , geeft voor dat hij zijn nieuw aangeworven paardenvolk tot zich wil nemen , steekt er den brand in de Kloosterkerk , en verlaat over Sloten , door Schoterland vlngtende, op eene schandelijke wijze des nachts zijn volk, dat daarop verder verloopt. Nu werd ook Bolsward door Batenburg, Sneek door ïietc Hettinga, die er bevel voerde verlaten, en vielen in de magt van den Kolonel terug. In Eraneker was door Schouwenburg eene zwakke bezetting achtergelaten onder bevel van den edelen Duco van Martena. 't Geeft weinig troost dat dit volk om luttel buits te behalen het nonnenklooster te Tzummarum plundert en verbrandt, — of. dat Martena, om voor een overval van cle zijde van Hariingen, waar konings-garuisoen in het blokhuis lag,
Wumkes.nl
9 beter verzekerd te zijn , liet Vliet voor Franeker in brand steekt, — de konings- en roomscligezinde burgers daar binnen steken liet hoofd weder op, de gevangen gezette raadsleden worden door hen in vrijheid gesteld, de partijen raken handgemeen , do bezetting verloopt, en den voorstanders der nieuwe orde van zaken schiet anders niet over, dan zich en de hunnen door cene overhaaste vlugt te redden. De heldhaftige vrouw van Duco Martena, die'van Oene Grovestins, van Seerp van Galama verlaten in .den deerniswaardigsten toestand , midden in den barren winter, met hare hulpelooze kinderen, de voor haar niet meer veilige stad. De leden van het nieuwe hof, Haring van Glins rnet de zijnen, Julius van Botnia, Richaeus (*), •— in een woord al wie aanhanger heet van Oranje, •— tijgt op de vlugt. Dit alles is geschied vóór den 25 November. Immers die dagteekening voert een lastbrief, door Burgemeesteren, Schepenen en Raad, die hunne ambtsbediening weder hadden opgevat, //met sampt die gezworen Gemeente, Kerkvoogden en andere ingezeten burgers," op Hero van Ockinga. Dr. Aemilius Âdama, Mr. Barend Rotmers, Mr. Jochum Simons en Jacob Abbes verstrekt om in plegtige bezen ding bij den Spaanschen Kolonel, pardon, gratie en genade van lijf en goed af te smeeken , en de stad te stellen in zijne handen. Reecis hadden zij zich, naar het verhaal van J. Charles (†), met dat doel tot het Hof gewend, doch waren naar den Stadhouder verwezen, 't Is dus denkelijk, dat deze (*) Immers van Franeker 1578 toekende Botnija. (†) I. 1. p.
in de volgende jaren lot tS78 vind ik d s Secretaris / / . Seerps. Rij eene kerkenrekening van {(] Mes S. Richaeus voor 't eerst weder nevens Julius fan 159.
Wumkes.nl
10 lastbrief zal zijn opgesteld , nadat de bezendiug van liet Hof was teruggekomen, en dat de gezanten den Kolonel te Bolsward of te Sneek zullen hebben opgezocht. Robles triomfantelijk in Bolsward en Sneek binnengetrokken, begeeft zich van daar naar Franeker. Meer dan duizend schreden buiten de stad komt hem de Magistraat en eene groote menige burgers met teekenen'van ootmoed en berouw te gemoet. Daar binnen wordt hij met alle eerbetoon, doch tevens met tranen en smeekingen om lijfsbehoud en genade ontvangen. En 't was voorzeker geen blijk van buitengewone barmhartigheid , dat hij eene weerlooze stad, waaruit alle zijne tegenstanders gevlugt Afaren, niet aan brand, plundering .en verwoesting overgaf. Hij nam zijnen intrek in het verlatene huis van Julius van Botnia, en liet bij zijn terugkeer naar Leeuwarden, ter bezetting van JJraneker eene compagnie Walen onder bevel van den Kapitein Robrecht de Feutre. "Wij willen nu zien, hoe deze hier hebben huisgehouden. Menige kleine bijzonderheid hieromtrent behelst eene oude Stads Rekening, loopende over het jaar 1573, het eerste jaar der bezetting, gedaan den 4 Novemb. 1574 door den Stads Rentmeester Hero van Ockinga. In deze rekening komen verscheidene posten van uitgaaf voor wegens wekelijksche betalingen, gedaan aan soldaten van bepaaldelijk daarbij genoemde personen, 't geen zeker zal te kennen geven, dat zoodanig soldaat bij den genoemden burger ingekwartierd was. B. v. //den 21 Maitii. Thymen Cuypers soldaet gegeven van seven daghen seven oorden t stuyek van 7 st. de. 25 martii dleste dach verschenen op een wonsdach 2 k. g. 9 st."
Wumkes.nl
11 //eod. Marien Meynck zn (den .stadsbode) door deselvc Pieter Wevers solclaet gegeven 1 1c. g. 8 st." //27 Martii Sybren Sipckcs soldaet op rekcninghe voor deze reys gegeven 8 gl. 4 st." r/11 aprilis. Wybe Taeokes soldaet wonende met Tryn Meylis betaelt 1 k. g. 8 st," //8 maye. doctor Sicke Herrema soldaet voor deese eerste ieyse gegeven 1 k. g. 5 st." //eod. de juffers van Peytsma corporael voer drie daghen betaelt 15 st." //19 Juny. Foekel Aluwa totten vandrach Salenci voer een weeck 1 1c. g. 19 st." //eod. Mr. Jan Pascasius soldaet Ercules Bolirier in Jw Botnia huys 1 k. g. 5 st." //26 juny. Capiteyn Foyter ofte syn gezante betaelt voor deese weeck de somma van 1 k. g. 10 st." //3 July. Salenci de Vendrech syn gewontlycke weeckgelt 2 k. g. 5 st." //10 july. Betaelt de 17 soldaeten voorsc. hoer weeckgelt t'samen 22 k. g. 4 st. hyer te bouen noch betaelt Bresilie vendrich. van zijn weeckgelt 2 k. g. 10 st." Het getal soldaten, waarvoor aldus uit 's Bentmeesters Kantoor betaald werd, was in den beginne zeer gering; allengs nam het toe, klom van 17 tot 28, en in November werd weder aan 18 soldaten uitgedeeld 22 g. 10 st. — Welke mag de oorzaak dezer betalingen geweest zijn? — 't Is bekend , dat in die dagen de soldaten in eene stad ingelegerd, gevoed moesten worden door hen bij wie zij hun verblijf hielden; vergoeding werd daarvoor niet gegeven en kasernes waren er niet. 't Was dus niet, zooals thans, een voordeel voor eene stad , garnisoen te hebben , maar in vollen nadruk eene burgerplaag. Luide werden dan ook de ldagten van de drie steden, want Sneek en Bqlsward
Wumkes.nl
12 hadden even als Franeker na hun terugkeer onder de gehoorzaamheid des Konings, eene Waalsche bezetting gekregen, — over den ondragelijken last liarer ingezetenen door 't voeden dezer knechten. Beeds in Februari] had de magistraat van Sneek het Hof verzocht, er in te willen voorzien, dat niet de vermogende ingezetenen verder de stad verlieten, om het onderhoud der Ko. Maj. soldaten te ontgaan (*). Er werden gezanten naar Eobles gezonden, die toen bij Toleclo in het beleg voor Haarlem was. De Franeker 01dennan Boeijiner, hersteld in zijne betrekking, schijnt er toe behoord te hebben. Althans ik vind in de rekening: //den Olderman Boeijrner als hij nae Harlem in 't leger aen de Coronel solde trecken van Stadtswegen ter ordonnantie van den Raedt gegeven 140 k. si." Men vroesr vermindering van de bezettintr, en verkreeg ook, dat in Sneek en Franeker niet meer dan 200 man zou gelaten worden , in Bolsward nog minder. Reeds vroeger had het Hof (29 April 1578 (†) ) in overleg met des Gouverneurs Luitenant de Bustamente, eene vaste regeling gemaakt van 't geen de ingezetenen der drie steden eiken dag voor het onderhoud van de bij hen ingelegerde manschappen zouden moeten betalen, t. w. aan een kapitein 2 gld. een vaandiig 16 st., een sergeant 7 st., oen corporaal (met wien gelijk gesteld worden edelluiden en priester) 4 st., den gemeen en soldaat 3 st.; en zulks nog boven de gewone servicen, als: voor twee soldaten een bed, en eiken dag eene kaars en 12 turven. Bij deze regeling was 't den ingezetenen aan de keuze gelaten, om zei ven de manschappen te voeden, of die voeding (*) Charter!), v. Friesl. IÏI 1)1. 926. (†) Charlerb. III bl. 9J6.
Wumkes.nl
15 op voorgeschrevene wijze af te koopen. — "Werd nu die afkoop voor enkelen (— want dat de betaling niet voor alle manschappen plaats had, blijkt uit de partiële opgave zelve !) te Franeker van stadswoge verstrekt? voor onvermogenden misschien of uitgewekenen? Ik kan het niet denken. Onvermogend waren de personen, wier namen worden opgegeven, zeker niet. Juw Botnia, in wiens huis de Kapitein de Feutre gelogeerd was, behoorde wel tot de uitgewekenen. Maar de pastoor Heer Pi eter Thomas , wiens soldaat ook genoemd wordt, toch zeker niet. Maar buitendien de wekelijks uitgetelde sommen staan in ff een c verhouding tot de regeling door het Hof gemaakt. Volgens die regeling waren de betalingen of veel te gering of te hoog geweest. — Moet men hier dan misschien aan de soldij der manschappen denken, die bij Weekleening werd betaald ? Dat men ook deze van de landen en steden geheven heeft, blijkt uit de placaten van 24 en 28 Januarij 1575 (*). Maar van de quotisatie daartoe ingesteld werden geeximeerd de steden waar bezetting lag, als clie nog den last droegen van de servicen en dus door ook tot de leeningen te betalen , dubbeld zouden worden bezwaard. In de quotisatielijst zijn dan ook niet gemeld: Sneelc, Bolsward , Franeker (—• wel Franeker uitburen wals hebbende nooit burgerlasten gedragen") , Dockum , Stavoren, Hindeloopen. In hetzelfde jaar evenwel hebben nog de drie steden mede toegestemd in eene quotisatie tot de leeningen en servicen, toen over geheel Friesland elke 28 dagen f 8200 bedragende, onder voorwaarde, dat zij dan in den hunne daarvan zouden worden ontlast en hun uit de inposten gerefundeerd (*) CUarterb. III bl. *006-,0l'8.
Wumkes.nl
'li •'.vat zij reeds aan locningen en servicen hadden betaald. Zij hadden dus, niettegenstaande de verhaalde exemtien, tot de leeningen bijgedragen (*). De maandelijlcsche quota van Praneker met zijne uitburen bedroeg t o e n / 1 8 5 die van Bolsward even zooveel, die van Sneek slechts,f 60 (†). Ofschoon mij nu de betalingen in de stads rekening vermeld, eerder leeningen dan servijsgelden toeschijnen , weet ik dan toch niet te verklaren, waarom dan niet de leening voor alle manschappen wordt in uitgaaf gebragt, en nog minder, waarom- voor de vaandrigs meer wordt gesteld, dan voor den kapitein. Ik beken dus liefst dat de zaak mij voor als nog duister is. Mogt eenig lezer van dit jaarboekje ze" mij kunnen oplossen, ik zou 't hem dank weten. Wij hebben met de Officieren van de Kompagnie reeds ecnige kennis gemaakt. Kapitein de 3?eutre, leefde op Botnia-hiiis in weelde en overdaad. Hij had zijne vrouw bij zich ; want ik lees in de rekening : //de schipper die met de Oapiteyn Eoyters wyff nae Leeuwarden reysde, 14 st." Ik moet hier ter loops aanmerken, dat het uit de rekening blijkt, dat al zulke reizen, zeker meest voor eigen genoegen ondernomen , ja zelfs het vervoer van vrienden die hem kwamen bezoeken, op stads kosten geschiedden. B. v. //21 Marfcii. Prans Wybes en de Harmen metzelaers zoon van met Poyter nae Sneek, 1 k. g." //Frans Wybes ende Johaunes Geert zoon met Vijleers (Villers, Kapitein van de Kompagnie Walen te Sneek) nae Sneeck gevacren, 1 k. g." //Jan Cornelis zoon en Jan Aiidries zoon met do Capiteyn van Bolsward 1 (*) 30 .Tunij I57S. AM. UI. HM 5. ( † ) Aid, I)!. K)26.
Wumkes.nl
k. g," //11 April. Een schipper bij ordonnantie van Salency Vendrich te Leeuwarden te brengen, 1.1« st." //Noch twee schippers die met de Capitevn nae Louwarden vuereu, 14 st." »9 Maye. Een schipper dit; met de Bolswerder Capiteyn nae Bolsword vuer, 14 st." //2 Octob. Claes Lyuwes zoon van Harlingeu van Gantows liuysfrouw naer Leeuwarden te brengen 14i st." (*) enz. Dat dit toen een zeer gewoon misbruik was blijkt uit de dolcancien van 1s Lands Gedeputeerden aan den Stadhouder, van Julij 1576 (†), art. 4s, waar wij lezen , dat niet alleen als van ouds //totte familie van de stadhouders , ende in liacstigc tochten voor den soldaten, maar ook by den Kapitcyns, Bevelhebbers ende andere soldaten, hoe slecht die zijn; jae dat meer is, dickwyls by hun Vrouwen, dewelcke, soe wanneer zy in hun eigen afîairen ofte speelen trecken, telckens meer als noedige schip ofte wagen vrachten mitter daet impercren." Om tot den Kapitein de Peutre terug te keeren , deze schijnt al dadelijk tamelijk streng te hebben huisgehouden. Althans wij lezen (§) , dat hij Carel van Sternsee en Gerold Cammingha in uaauwe gevangenschap opsloot, en dat deze niet dan onder borgtogt van 20 duizend goudguldens verkrijgen konden, om onder meer vrije bewaring op Sjaardamaslot te mogen wonen. Misschien hadden deze beide edellieden eenige hulp bewezen aan uitgewekenen van 's Prinsen partij. — Voorts schijnt hij vrij onzacht te werk te zijn gegaan met het ter verbeurdverklaring' (*) Gantois, mede een Waalsch Kapitein, die toen hij afwezen van Robles het Klokhuis te Leeuwarden commandeerde. Zie J. Caroli 1. 1. p. 204. (†) Charter!). III bl. 1059. (§) J. Caroli 1. 1. p. 197.
Wumkes.nl
16 aanteekenen van de bezittingen der aanhangers van de te ondergebragte partij ; een werk 't geen Alba aan 't Hof bad willen overgelaten, zonder dat zich de krijgsoversteu daarmede mogteii inlaten, en niet hebben toegepast op de goederen van ben, die niet voortvlugtig waren (*). Doch wat den ingezetenen onder dit voorwendsel reeds door de soldaten was ontnomen, en aldra door dezen verkocht en verteerd, keerde, niettegenstaande de pogingen door het Hof daartoe aangewend, niet gemakkelijk tot de eigenaren terug (†), Ook het omliggende land leed last van de Eeutre. Immers wij lezen in de aangehaalde doleantie van Gedeputeerden art. 7 een beklag, dat de Kapitein de Eeutre die van Eranekeradeel bedreigde met executie van zeker achterstal, 't geen hij beweerde dat hem van die Grietenij toekwam voor 't onderhoud van zijne paarden, niettegenstaande, zeggen de klagers, dat hij geen paarden gehouden heeft, en dat hem wagen- en schipvracliten van de Grietenij besteld zijn, waarmede hij zich behoorde te vergenoegen, als hebbende die wagen- en schipvracliten boven zijne behoorlijke leeningen en servicen ontvangen, en welke hij zelfs, volgens des Stadhouders appoinctement op het 4de artikel van deze doleantien , als te onregte genoten dubbeld zou behooren terug te geven. AVaarop de Robles appoincteerde: men zal den Hopman Peuter ordonneren , dat hij die van Eraiiekeradeel ongemolesteert laat. — In Eraneker zelf schijnt het geduld en de verdraagzaamheid jegens den Waalschen hopman bijna onbeperkt geweest te zijn, want ik vind in de rekening eene ( ¥ ) J. Carolus ]. 1. p. 217, seq. (†) Ibid. p. 220 sq.
Wumkes.nl
17 uitgaaf van »7 k. g. 5 st, aan den Goldtsmydt Svmen ï'eyckc zoon, voor een gulden schakel voor den koek van Eoeyter." Omtrent den Vaandrig Picter van Challansi, want dus was zijn naam, vinden wij opgeteekend, dat hij aldra bevrijd en tot vrouw gekregen heeft Anna van Egmondt van Merestein, die toen bij hare moeder Ainmel van Grombach, in dien tijd weduwe van Baas van Vervou, op Martenahuis te. Eranekcr vt'oonde. Door dit huwelijk verzwagerd rnet Jan en Frederik van Vervou, half broeders van Anna van Egmondt, beiden ijverige aanhangers van de zaak der vrijheid en moedige bestrijders van de Spaansehe heerschappij, zal hij, schoon misschien niet vóór het verloop der "Waalsclic benden in 1576, in de dienst van de prinsen-partij zijn overgegaan. Bij haar schijnt hij spoedige bevordering gevonden te hebben. Althans hij is, blijkens een in de kerk te Praneker nog aanwezig gedeukteeken, als Sergeant Majoor des Frieschen llegiments, den 14 November 1580, voor de schans toen door den afvalligen Ileunenberg te Makkum opgeworpen, gesneuveld. (*) Van den anderen Vaandrig, in de rekening Brcsilie, ook Brisilie en Brisilnie genaamd, weet ik niets te melden. Ook mag men nog uit die rekening opmaken, dat de compagnie een eigen herbergier had, misschien een persoon die te velde drank en ververschingen verkocht, en zijn vendel volgende, in garnizoensplaatsen eenc tapperij opzette. //1 Junij. Een Walsche herbergier betaelt vier car. guld. en de vijff stuv. ter cause van (") Zie F. v. Vervov, Gedenckw. Geschiedenissen, bl. 3, de Crane, Herinneringen van Marlenahuis, Vrije Fries I bl. 1)7 volg. en liet aloud Geslacht Marlena, ald. bl. 215 volgg.
2
Wumkes.nl
18 secckere Bnstemans soldaten (*) tot synen huyse gelogeert." Eindelijk schijnt de bezetting ook nog haar eigen Priester gehad te hebben. In het oudste boek van de Sint Maartenskerk lees ik toch, dat Kerkvoogden op den Jaatsten Maart 1577, //uit handen van den Walschen Priester" hebben ontvangen zekeren kelk en plateel van zilver, ten geschenke //van den Capiteyn .Robrecht de Feutre, Hopman van de Walsene Soldaeten alsdoen binnen Franeker leggende." Tot de geschiedenis van het tijdperk dezer Waalsche bezetting behooren mede de niet volvoerde plannen tot ontmanteling der drie steden. J. Charles (†) meldt de beraadslagingen hieromtrent bij Robles gehouden. De bevelen van den Hertog van Alva waren op dit stuk klaar genoeg. De vraag kon slechts zijn naar den tijd en de wijze der uitvoering. Op het oogenblik kon 't niet geschieden, daar eene overstrooming van 't zeewater zulks belette. (Hier zal de vloed van 6 December 1572 bedoeld zijn; want tijdens den volgenden vloed van 9 Februari] 1573, was Eobles in 't beleg voor Haarlem, werwaarts hij den 12 Ja^ nuarij vertrok. J. Caroli p. 207,) De vraag was ook, of men, na de wallen geslecht, de grachten gevuld en de ophaalbruggen afgebroken te hebben, aan de ontmantelde steden niet een lagen muur van gebakken steen zou mogen laten, die alleen maar voldoende was ter beveiliging tegen de strooptogten van roovers? Bij deze vragen schijnt liet gebleven te zijn; de steden hebben hare vesten behouden. Doch het schijnt een van de eerste zorgen van des (*) Hernando Bustamente door Robles, bij zijn vertrek naar 't Jt-cer voor Haarlem, als Luilenaiil-Gouverneur in Friesland gelaten.
v†) s. i. p. m.
Wumkes.nl
19 Gouverneurs Luitenant do Bustamente geweest te zijn, om ingevolge den hem opgedragen last, alle burgers in de drie steden, zonder eenige uitzondering noch oogluiking voor iemand, te ontwapenen en hun geweer in bewaring te stellen van de bevelhebbers der bezettingen. (*) De Groninger Bisschop Johannes Knijff, die na het verloopen der Schouwenburgsche troepen, den Kolonel met gelukwensching was komen begroeten (†), schijnt ook Praneker te hebben bezocht en van hier naar Sneek te zijn gegaan. Althans in de rekening staat deze post in uitgaaf onder dagteckening van 13 April, die mij echter geen bewijs oplevert, dat dit bezoek juist op dien clag moet hebben plaats gehad: //Schipper lioeyte met zijn maet van met de bisschop van Groninghen nae Sneeck 1 k. g." — Dien Bisschop had men , volgens vroegere aanteekening in de rekening, onder I I April, honderd gulden gezonden denkelijk tot een geschenk van stadswegen:- //Episcopo Groningensi gesonden bij ordonnancie hondert car. g. deur eenen Cornelio van marschalck van Wedde voors. 1 k. g." —• Het onthaal van dezen Bisschop had clo stad gekost 44 car. g. en I stuiv. volgens later mede te deelen opgave. In de rekening vind ik in dato 1 Mei dezen post: //Hylle Wybe Reyns huisfr. betaelt twee ende dartich carolns gld. een lialff st. ter cause van verterens costen bij den bischop van Groningen verteert." •— Welligt stond deze vereering aan den prelaat in verband met eene voorspraak die men van hem verwachtte of reeds verkregen had bij den Hertog van Alba tot bekoming van pardon, en had daarop ook betrekking de reis met den geheimen (*)
J. Caroli p. 208.
(†)
J. Caroli p. 188. o*
Wumkes.nl
20 last van den Raadsheer Idserd van Sickinglia, waar J. Charles melding van maakt (*). Althans ik vind in de rekening onder dagteekening van 26 Maart: /'Scnelte Schoenmaker van Leeuwarden by ordonnancie gegeven een Rycxdaler van de nyuwe tydingliein dyer tyden van t perdon met meer andere brieven van Mr. Idtsaerdt Sickingha aengaende dbisschoppen I k. s. 12 st." •—• Dezen Eaadsheer Sickinplia had men oolc eene vereering gedaan van honderd gulden, — Daarenboven had men den Kolonel een geschenk in zilver ffes'even ter waarde van drie honderd guldens. /'1 Junij. Noch betaelt Syoueke Rywerdts zoon de suma van drie liondert car. gl. die voirn. Syoucke de stadt een wy]e tyt verschoten heeft, waarmede betaelt zyn de zilveren coppen den lieere van Billy coronel geschoncken ende by Haye Pier zoon gecocht ende betaelt 111c." Niet alleen dit geld, maar ook liet lieuoodigde tot andere vermelde geschenken en kosten, had men van Sjouke Buurds Bants (†) opgenomen , ter somma van zeven honderd gulden tegen een interest van 7 pc. //17 Maye (1574) Syoucke Kyuerdt zoon betaelt van interessen van secckere seven hondert ca. g. dyen ick op myn eygen naem op interessen ofte op ieuthe genomen hebbe gehadt van den voirn. Syoucke waermede betaelt zyn seeckere drie hondert ca. s. bij den verschr. Syoncke den stadt verschoten tot (*) lbid. p. 202. (†) Zoo was zijn naam. Later komt hij voor als Burgemeester. Met Jr. Care! van Sternsee behoorde hij in 16ÜÜ tot ce vier eerste voogden van het Claarkainpster Weeshuis. Zijne dochter Jouwertje trouwde Laas van Glins, en werd moeder ran tien kinderen. Zie Stamt), v. d. Fr. Adel I bt. 130. Ruurd Bants, Rekenmeester van Friesland , die Trijn van Popma trouwde , zie Stamb. I bl. 289 , I I bl. 197, zal een zoon van hem geweest zijn. Hij bewoonde hei; huis op don hoek van de voorstraat, dat laatstelijk si'dert 1668 tot Diaconie-Weeshuis gediend heeft,
Wumkes.nl
21 inyii heers zilveren coppen, CD de die bischop van Groningen hondert ca. g. en de aen costen van den bisoliop 44 ca. g. ~ st. en de Haye Pier zoon verleggen tot Sïckinga hondert ca. g. onsen olderman tot de reys van Harlcm 140 ca. g. encle van twee amen wyns Geesyen herbergierinne binnen Leeuwarden 55 ca. g. 4 st., bedragende tsarnen 739 ca. g. -1
Wumkes.nl
22 geven die grooten sjjyt, hoen en de verdriet, die hun de soldaten soe met clruwen, lasteren , aks met doeren en de kamers op te lopen , sonder ienich achterdocht ofte respect van hen ofte liet ghemeene Vaderlandt, allienich doxcli gliebreck van geldt daeclüicks andoen." Zij verzoeken daarom de Volmagten om middelen te willen beramen tot bekoming van het noodige geld. Intusschen 't is een gewoon verschijnsel, dat soldaten , die geen soldij ontvangen , aan 't muiten slaan , en als de tucht verbroken is, met rooven en plunderen zich zoeken te verschaffen wat zij noodig hebben. Maar in Sneek was ook reeds van den beginne af de krijgstucht slap onderhouden geworden, waarvan J. Charles (*) een opmerkelijk voorval geboekt heeft. En 't zal in de beide andere steden al ligt niet beter zijn toegegaan, schoon er geene bijzonderheden van verhaald worden. Echter is het niet te denken, dat het vroeger ergens over 't algemeen zoo erg zal zijn geweest als juist in dien laatsten tijd der bezetting, in welken de aangehaalde brief van Dekema en Beijma geschreven is. Toen immers op den 8 November 1576 de pacificatie van Gendt was tot stand gekomen, trachtte Robles beducht voor 't verlies van zijn gezag, de toetreding van Friesland en Groningen tot dit verbond te keer te gaan. Doch dit verlies te gelijk met dat van zijne persoonlijke vrijheid bedreigde hem nog spoediger van eeiie andere en min verwachte zijde. Nadat hij toch in Groningen den afgevaardigde van den Eaad van State, Frans Stella, die daar de toetreding tot het verbond moest bevorderen , had gevangen genomen en gepijnigd, en daarop zijne sol(,*)
1. i. p . 23a.
Wumkes.nl
23 ifeten door eeiien nieuwen eed aan zich wilde verbinden, zijn dezen, reeds lang misnoegd over vertraagde betaling hunner soldijen, en heimelijk door Stella gevleid en aangevuurd, openlijk tegen hem opgestaan, eii hebben hem zelven cevansen srenomen. Dit voorbeeld, den 22 November 1576 gegeven, vond overal navolging. Overal toch waar deze Waalsehe bezettingen lagen, schijnen dezelfde oorzaken tot misnoegen bestaan te hebben: trotsche overmoed bij de bevelhebbers, en gebrek aan geld tot betaling der soldijen. Te Praneker brak het onweder los op den 29 November. Pieriu-s Winsemius heeft in het 3 d e boek zijner Rerura Frisicarum Historiae (*) dit voorval in 't breede dus teboek gesteld: //Ook de Feutre, die te Fraudeer aan 't hoofd stond van de Waalsehe bezetting, zag zicîi blootgesteld aan den haat zijner manschappen: het tremor en de misnoegdlieid der soldaten nam graande weg toe, en van het oogenblik af dat zij de gevangenneming van Robles vernamen, leiden zij het er op toe om zich ook van hem meester te maken. Op den 29 November des avonds om zeven uur zou de aanslag worden uitgevoerd: een uit hun midden Pierre Angier, een dronkaart en waaghals, zou door het afschieten van' een geweer er het sein toe geven. Als nu de Eeutre op het hooren van dit schot, Botuialiuis , waar hij , tegen den dank des eigenaars, een vrolijk leven leidde, uit kwam stuiven, werd hij dooide soldaten,-die hem te gemoet kwamen, aangegrepen. En zoo is 't geschied, dat hij eene overtreding der krijgstucht willende te keer gaan, zelf werd gevangen genomen. Te vergeefs roept hij de trouw in, die zij aan den Koning en aan hunnen krijgseed schuldig {*) IR de quarto uitgave Franeker 1633 p, 2Ö9 vojgg.
Wumkes.nl
24 zijn, beproeft wat bij kan om de gunst der soldaten .'e winnen, verpandt zijn woord en eer voor de uitbetaling der achterstallige soldij. De soldaten, overbodig, naar zij zeggen, in hunne trouw aan 's Konings eed, verwijten hem , dat hij reeds te lang hun de soldij Leeft onthouden. Zij hebben hun bloed en leven geofferd, om de weelde van hunnen hopman te voeden. Zij verteeren van gebrek, en moeten toezien dat het loon door hun zweet en wonden verdiend, in overdaad vcrbrast wordt door hunne bevelhebbers. Deze verwaarloozen in vadsige rust de pligten van den krijgsmansstaud, deze verteeren schatten in weelderige lusthoven, gastmalen en wellustigheden, den armen soldaat laten zij de vermoei]enissen, de wake, de koude en den honger. Daarom zijn aan Sobles, den kolonel van het Regiment, de handen geslagen, en 't is regt, dat hun hetzelfde geschiede, die naar zijn voorbeeld hun zedeloos leven hebben ingerigt, en daartoe het loon van den soldaat hebben bekort. Hun althans is 't ondragelijk langer gebrek te lijden, terwijl de Spaanschc en andere legerbenden door de geheele provincie verspreid volop gehad hebben van den buit van zoovele steden. Zoo wordt de ÏVutre, onder streng geleide, naar het sterke Sjaardama-slot gebragt, waar hij in de ruime voorzaal, die tot wachtkamer diende, als een boosdoener behandeld, en vier maanden lang wordt gevangen gehouden. De bende kiest zich daarop zelve een gemeen soldaat, doch knap van statuur en krijgshaftig van aard tot hoofdman, en schikt zich stil en bedaard ouder zijne bevelen, zonder verdere baldadigiicden te plegen of de burgerij overlast te doen. Maar toen de Eeutre in de maand van Maart met de overige Waalschc bevelhebbers naar Gelderland was weggevoerd, juin ex nieuwe onlusten ontstaan op het gerucht dat
Wumkes.nl
25 de Staten een en anderen bevelhebber, dan liuimen Eleor, hun zonden opdringen. Hierover rees eerst gemor , vervolgens door drank verhit, en ongenegen om liet gezag der Staten te gehoorzamen, spraken zij van Iran vaandel te verlaten. Toen nu de nieuwe Kapitein, door de Staten over hen gesteld, eenige tonnen bier op het plein van Sjaardama-slot had laten brengen, om zoo onder een en goeden dronk van den muitzieken hoop den eed van getrouwheid te verkrijgen , hebben zij niet alleen den eed geweigerd, maar zijn door de noorderpoort, die zij open braken, ter stad uitgeweken , do een hier de ander ginds , sommigen bij de boeren, anderen langs den zeedijk, en over de schorren en buitenlanden een heenkomen zoekende; in 't einde hebbeu de meesten, — met uitzondering van eenio-e weinigen die hunnen eerst verkozenen Elect getrouw bleven, — zonder wapenen en in ellendigen staat, over de Wadden heen, hun fortuin gezocht, en zijn daarna, weder onder 's Konings troepen ingelijfd, in eenen veldslag onder Jan van Oostenrijk omgekomen. Dit was het einde van de muitzieke en brooddi'onkene bezetting van Franeker." Zooverre het verhaal van Winsemius. Wanneer Praneker van deze raauwe gasten verlost zij geworden, meldt hij niet. Ik gis, dat het in 't laatst van Maart zal gebeurd zijn. Immers den 4 Maart 1577 deed de niemvelings door den Raad van State benoemde Stadhouder George van Lalaïn zijn intogt in Leeuwarden , den Kolonel Robles, cu eenige van diens onderbevelhebbers, onder anderen Yillers en Montjoie als gevangenen met zich voerende. Op den 16 Maart werd, volgens Schotanus (*), Robles met zijne huis(*) Histor. foî. 810.
Wumkes.nl
26 'vrouw, kinderen en de Capiteijns uitgevoerd naar Gelderland tot Hierges den Stadhouder aldaar. En onder deze Capiteijns behoorde ook de îeutre volgens liet verhaal van Winsemius. In de aanteekening nu van het schenken van den zilveren lcelk en plateel aan Sint Maartens kerk door den Waalschen Priester namens den hopman de îeutre op den laatsten Maart wordt van de Waalsche soldaten gesproken op eene wijze, waaruit ik opmaak dat zij er toen niet meer lagen. Hoe dit zij, zeker is liet althans dat Praneker veel eerder van deze bende verlost is geworden dan de andere steden, met name Snéek, waar men nog, als wij zagen, den 20 Mei door hun overmoed werd gekweld. Winsemius laat op het straks medegedeelde volgen, dat de Staten uit zaamgebragte penningen, de bezettingen der overige steden hare soldijen hebben betaald , en Schotanus teekent aan: //op den 3 Julij verlieten de Walsche knechten liet Blokhuis te Staveren. Ja, de Walen zijn uit gansch Friesland vertrokken." //Met recht en reden," schrijven Dekema enBeijem in den boven aangehaalden brief, //Met recht ende groote reden mogen wy met den poëet wel zeggen: quicquid delirant reges, plectuntur Achivi, ende ons met den Israhelyten beklaghen, dat ons voervaders, ofte beter onse Heeren ende Oversten in een sueren drueff gebeten hebben, daer ons nu die tanden off slee ende eggig zyn. Dan wy moeten ons hier in dulden ende vertroosten in die ghemeine straff die ons den Heere oversendt, tot een exempel ende vermaningh van ons naecoemlingen, die ons leedt ende ongelyck, met grooten ijver eenmael teghenst die Walsche Saracenen wreeeken sullen."
Wumkes.nl
27
(Door Jhr. Mr.
MONTANUS DE HAAK HETTEMA.
Algemeen is liet bij onze Kronijk- en Geschiedschrijvers aangenomen, dat het tegenwoordig Friesche Eiland Araeland, van de vroegste tijden, een Eiland is geweest, en dat het reeds in den Heidensellen tijd, als eene vrije en Erfelijke Heerlijkheid, door de f a milie Caramenga is bezeten. Wij, die ons thans opzettelijk met de behandeling der Friesclie Geschiedenis onledig houden, zijn tot andere denkbeelden gekomen, welke wij gemeend hebben, in liet belang der Geschiedenis, openbaar te moeten maken. Wij zullen daarom eerst hare vroegere Geschiedenis vermelden, zooals wij die bij de schrijvers geboekt vonden en onze gevoelens hierover inededeelen, en vervolgens iets over die Heerlijkheid en hare Geschiedenis zeereren. u &o
Aasselfïsïd
de vroegste tijden de "2 5e euaiw.
VIBBB
Wij lezen bij Occo van Scarl fol. 18, dat de Discipelen van Willebrord, tusschen de jaren 693 en 696, op dat Eiland kwamen, alwaar de Priesclie Koning Radboud ten dien tijde was ; en dat dit Eiland door hem en de zijnen Fosleland genoemd werd. Fol. 18V. Dat men in het jaar 806 op Am eland den afgod Poste omvergeworpen heeft en van zijnen
Wumkes.nl
28 Tempel een Bedehuis der Christenen gemaakt, liet welk later tot ecu klooster is ingeriarfc en den naam van Foswerl bekwam; en fol. Z2V dat dit door Ilaijo Caminenga zoude zijn bewerkstelligd. Wiusemius, fol. l l l a , stelt dit op het jaar 876 en zegt fol. 83 a , dat in 308 op Ameland ('/so als sommige meyneii een Eylandt //van Vriesland") in s'roote achtin?e eertijds geweest //zijn den tempel of het Heyligdora van Vestae of Vostae, welke toen is vernield geworden." IToeke Sjoerds iu zijne: Jaarboeken I, 387 en I I 55, zegt dat lïaijo Cammiiiga in 868 het klooster Foswerd op Ameland zoude gesticht hebben op de plaats, waar de Tempel van Fosta gestaan heeft. "Dat Odelbald, Bisschop van Utrecht, zijne goedkeuring daaraan had gegeven" en het met Benedictijnen had voorzien. Op bl. 269 verhaalt hij ons, dat Anna van Camminga eene dochter van een Heer van Ameland met Adel van Fioncuberg zoude gehuwd zijn geweest, en dat dit het. oudste berigt omtrent de Heeren van Ameland is, zie ook Schotauus bl. 87 b en Oudheden en Gestichten van Friesland II, 286. Deze Adel zoude in 1092 door Bisschop Gonradus met Friesland beleend zijn geweest. Schotanus fol. 1001', op het jaar 1180, van eenen Sicco Camminga sprekende, die naar het II. Land was gegaan, voegt daarbij, dat de kronijken melden, dat liet Geslacht van Camminga, ten dien tijde reeds Bezitster van Ameland was en het al lançjke voor cleesen îiad bezeten, doch noemt evenwel niemand dier bezitters bij name. De Tegenwoordige staat van Friesland I I d. 2e stuk bl. 849—395, van Ameland sprekende, zegt: In Hollum zonde Koning Radboud in 690 ter eere van zijn Afgod Fosto een kasteel gebouwd hebben, be-
Wumkes.nl
29 staande uit zware gebakken Fricsche steeneii (?), welker overblijfselen nog- lieden \? Konings Haag worden genoemd, bl. 852. Dat in den jare 1678 de Kerk en Toren van Hollum, waarschijnlijk uit de oude ruïnen van liet oude klooster Foswert, aldaar door de Familie Camminga in 1109 gesticht, gebouwd is. Dat de oude Geschiedenissen van Ameland (welke?) even als die der gelieele Provincie Friesland, van hetwelke het denkelijk voor dezen door 't geweld der vloeden cescheiclen i s . zeer duister zijn. Dat men bij de beste Historieschrijvers intusschen op liet jaar 876 reeds fewa"1 gemaakt vindt van oenen liajo van Gamrninga Heer van Ameland (bl. 385). Dat, toen weleer Ameland aan Friesland gehecht was door de "Wadden, op welke zeeëngte men schooue dorpen en landerijen had, hetzelve als een Allodiaal goed behoorde aan de Friesche Koningen .Radboud den eersten, Goudebald en Kadboud den tweeden; clat nadat deze laatste door Karel den Grooten verdreven was, de Allodiale goederen aan de naaste erfgenamen , de kinderen van Gpndebald kwamen en dus aan zijne dochter Tekla. Dat deze Taeke Kainminga den eersten Vrij- en Erfheer van Ameland huwde, die in 808 den afgod Fosto met alle zijne sieraden deed oniverre werpen, en zijnen Tempel in eene cliristenkerk veranderen, en dat na dien tijd de geheele Erfheerlijkheid Ameland aan het Huis van Kamminga tot aan het jaar 1405 is gebleven, bl. 867. Dankwerth in zijne: News Lanäasbeschreihung der ztoeii Herzogihümer Sehlesioiek una Holstein 1652 bl, 152, zegt daarentegen, dat Hertog Pepin den Koning Baclboud, die toen op Helgoland gevlugt zoude zijn, twaalf heilige mannen gezonden heeft, onder welke eenen Wicbert den ijverigsten van allen, die zijne
Wumkes.nl
30 înedgezellen had aangeraden de Tempels van Jupiter en van. de Godin Vesta te vernielen hetgeen zij dan ook gedaan hebben. Dat Radboud, daarover verstoord, Wicbert had laten dooden en de andere uit liet Land laten zetten. Hij meent, dat Vesta dezelfde is, als Fosta of Foseia, van welke liet Eiland vroeger den naam zoude gevoerd hebben. De It. Ludger zoude hun later bekeerd hebben en hunnen Tempel verwoest. Wij vinden clan ook de tempels op de bij dat werk gevoegde kaart, aangeteekend. Eene Afbeelding van de Godin Fosta kan men vinden; in de Beschrijving van de Cijmbersche Afgodenbeelden der Saxen, Wenden en Vriezen, uitgegeven dooj Trogillo Arnkiel Proost van Holstein, Hamburg 1890 4 t0 eerste deel (*). Hare beschrijving bij Dr. W. "Vollmer, Volstämliges wörterbnch der Mythologie aller nationen Slutigart 1836 op dat woord. Finn Magnusen in zijn: Friso. Vet. Boreal. MytJiol. Lexicon, Havniae 1828 p. 75, zegt aldaar op het woord Forseli. Dat deze Godheid bezitter was van het hemelsche kasteel Qlituir, het tiende in getal, die alle geschillen beslechtte. Hij zoude de zoon van Baldur en Wanna geweest zijn en zijne moeder eene dochter van Ne pi of Nefi. Dat Sulim in zijn werk over Odin bl. 205, 206, uit buitenlandsche schrijvers uit de Middeleeuwen, had aangetoond , dat deze dezelfde met Eoseta zoude geweest zijn , die op de Eilanden der Saxers (of Friezen) eertijds (op het jaar 866) geëerd werd, van waar Helgoland ook Fosetesland genoemd werd. Men zie verder over Fosta Gom. Kempius , de situ, qualitate el quanlitate Frisiae p. (*)
In 't Ms. van Alkcmade vindt men eene schets dier Godin.
Wumkes.nl
51 M l , cap. 8, waar Wicbert Willebrordus genoemd wordt. Von Wicht, Osifnesischa GesehieMe I 57, § 8. Tha» borita, lib. I cap. 4 en 25, lib. 2. cap. 4. Schot. lib. II. Winsemius lib. 2. U. Emmius lib. IV, 128. Alcuiiras in: vita Wülebrorcli, Oliv. Yredius in: Mandria Christiana, Bèta in : Willebrordo. Schotanns, op zijne kaart: Frisia Vetus, maakt er reeds een Eiland van. en plaatst daarop de Kolommen van Hercules. Alting, para. II, ïabb. IT, VII en IX stelt daaromtrent twee Eilanden en noemt die Amtrac/da en WestracJda. Andere ineenen evenwel, dat door die benamingen Oostergo en Westergo bedoeld worden , welke zooals wij ineenen aangetoond te hebben vroeger Eilanden zijn geweest. Zie mijn werkje over : Het Meer Flevum en Het Eiland Fleoo enz. Leeuw. 1854. Zie hier va de hoofdzaken alles, wat men over dat tijdvak omtrent Amelanâ bij cle Geschiedschrijvers en in de Kronijken vermeld vindt. Wat nu de Tempel van Foste betreft, zoo is het verhaal daaromtrent zeer twijfelachtig, daar andere die op Helgoland willen plaatsen, waarvoor mijns oordeels meer schijn van waarheid bestaat, daar wij bij Cluverius de vetert Germania lib. 3. cap. 2 , lezen , dat zij, die bij Tacitns Fosi genoemd worden in Holstein tot aan het Cimbrische schiereiland woonden ; en deze bij andere schrijvers Saxers genoemd worden, en Helgoland ook daartoe gerekend werd te behooren. Dat er nu eenmaal op Am el and een klooster van Benedictijnen bestaan heeft en dat dit later naar Foswert is overgebragt, willen wij niet betwisten, maar daarvoor wordt geen genoegzaam bewijs aangevoerd. Het is ons evenwel gebleken, dat het klooster der Benedictijnen, hetwelk eertijds te Poswert, bij ï c r -
Wumkes.nl
werd, gestaan heeft, niet Foswerd maar Bethanien, te Poswert, genoemd werd, gelijk men ook kan zien in het Friesiseh Archief van Dr. Ehrentiaut 2e band s. 375 seq. Oldenburg 1854, alwaar men drie Akten, eeue van 1289 en twee van 1290 vindt, betrekkelijk: het Patronaatschap over de kerk te Perwerd, hetwelk door den Abt van Bethanien aan Sijbrand Hescelinga betwist werd. Dit klooster kan alzoo zijnen naam niet van Fosta ontleend hebben , maar bovendien moet ik opmerken , dat men niet lis;t den naam van eenen Heidenschen Afgod of van eene Afgodin, vooral nietten dien tijde aan eeue christelijke instelling zoude gegeven hebben. i'oswert, de plaats waar -het klooster stond, vindt men ook ï\iïswerth en "Volswaert genoemd, welke laatste benamingen o-eene de minste overeenkomst met de Godin ïosta hebben. Omtrent hunne Abten vindt men, zooals wij zoo even hebben opgegeven , voor 1289 ook niets vermeld. Op het jaar 1390 (Ghaxtb. I 249) wordt eenen broeder Intatus als Abt genoemd, in 14-82 een Hessel van Ilallum en op 1482 eenen Hermannus. Zie Oudh. en Gesticht v. ï r . I I 382 en 384, I 299. Van die op Amelancl zouden geweest zijn, wordt niets gemeld. Winsemius fol. 83 a betwijfelde het reeds dat Ameland in 806 een Eiland zoude geweest zijn, de Tegenw. staat zegt, dat het weleer aan Friesland door de Wadden gehecht was. Occo van Scarl fol. 43 b zegt op 1410, //Dese tijt mocht men noch met een "liafter van Harlingen tot op der Schelling gaan ende "vau Ilolwert op Ameland. Dan corts nae desen heeft "die zee dacr een groote wijde tusschen ghemaeckt, so //dat ons dat gaen benomen ende verboden is." Zie
Wumkes.nl
3J
ook Dr. Ottcrna zijne verhandeling: over hel ontstaan der Zuiderzee, bl, 183—214 en in liet I V deel van: de Vrije Fries, die mede de afscheiding van de Eilanden Terschellitig en Ameland, van den vasten wal, op liet jaar 1410 stelt. Wanneer wij nu in het latere gedeelte van de Geschiedenis vernield vinden, dat Ameland eerst in het laatste der 14 e eeuw een Eiland is geworden, dan zullen de vorige verhalen, dat Âmeland vroeger een Eiland was, geheel vervallen en hiermede ook, gedurende dat tijdvak, de Heerlijkheid, temeer, omdat het toen, zoo als wij later zullen aantoonen, een gedeelte van het ondcre Ferwerderadeel uitmaakte, en men toer., zoo als v/ij weten .f in Friesland van geene Heerlijkheden wist •noch wilde weten; en bovendien is het niet denkbaar, dat een gedeelte van Ferwerderadccl eene Heerlijkheid en een ander gedeelte daarvan geene Heerlijkheid zoude geweest zijn. "Wij willen wel gelooven, dat men aan een cleel van Ferwerderadeel den naam van Ameland, ofschoon geen Eiland, gegeven heeft, en dat de Familien Jelmera, Donia en Carnminga aldaar bezittingen hebben gehad; omdat wij nagenoeg gelijke benamingen in het Graafschap Hameland (Ameland) en in Ammerland in het Oostfriesche terug vinden. Haar waaruit hebben Winsemius, Schotanus, Emraius en andere hunner tijdgenooten hunne berigten geput? Voor zoo verre wij hebben kunnen nagaan in de hoofdzaak uit Occo van Scarl zijne kronijk, dat is, uit die kronijk, waaraan men gewoonlijk den naam van kronijk van Occo van Scarl geeft, doch die het inderdaad niet is, maar van Andries Cornelis van Staveren, die zijne wetenschap uit Occo, die de zijne voornamelijk uit de papieren van Solco Forteman, zijn oudoom, had, die ten tijde van Radboud zoud-e ge3
Wumkes.nl
54 ieefd hebben en door dezen, omdat hij in zijne beschrijving van de Levens van de friesche koningen, hem Eadboud, die toen evenwel nog leefde, niet genoeg geprezen had, in de gevangenis was geworpen, en later door Ivarel de Groote daaruit verlost; uit Tlietcrp die des Potestaats J. H. Maetena (Martena?) ende de glicmeene Lancits Rechters schrijver was, en uit de hem verder ten dienste gestaan hebbende stukken, en van dat alles, naar zijne wijze van zien, een geheel gemaakt, welke kronijk in 1597 bij Jacob Jansen te Leeuwarden is gedrukt, zoo als fol. 2 onder het opschrift: Tot den lezer kan worden gezien. Suff'. Petri De Script Prisiao zegt, dat Occo 970 (dec. 7 e. 4), Vlietcrp 1370 (dec, 8 c. 2) en Andiïes GorJielis, die organist te Harlingen is geweest (dec. l-i< c. 7) iu 1589 hebben geleefd, wier levens door hem uit dit: Tot den lezer zijn getrokken. Yv'ic kan nu, wanneer hij het woord Tot den lezer aandachtig gelezen heeft, veel vertrouwen in zijne opú'aven stellen? opgaven, welke men tasten en voelen kan, dat uit den mond van het volk var? tijd tot tijd opgevangen zijn, wanneer zij den oudsten tijd bevatten en die in strijd zijn met hetgeen later volgt, en waaromtrent geen ander binnen- of buitenlandsçli schrijver, uit den vroegeren tijd, eenige melding heeft -gemaakt. Opmerkelijk is het ook, dat de familie Camrninga in hare procedures en verdedigingen omtrent de Heerlijkheid van Ameland, hun regt niet grondt op dat vroeger bezit, en de Jelmera's en Donia's, zonder er evenwel eenig bewijs voor aan te voeren, Ileeren van Amcland noemt, en zich alleen op de oude kronijken beroept, welker oudste eerst in 1597, en alzoo meer dan honderd jaar na het Diploma van keizer Maxmi-
Wumkes.nl
pffcj
ÓO
liaan de eerste van 149-1, is gedrukt, om Imn vroeger bezit aan te tooneu; en geen enkele akte of bewijs voor 1400 kan produceeren, hetgeen zij stellig-gedaan zouden hebben, ?;oo zij iets dergelijks had gehad. Wij liebbeu u clan nu doen zien, dat zoo lang er gcene betere bewijzen worden aangevoerd, Ameland in de vroegere tijden geen Eiland was. Dat op dat Eiland geene Godin ïosta, en meer clan waarschijnlijk, ook geen klooster Eoswert en hetgeen later nog meer zal geblijkeu, dat er voor 1398 geenc Hoeren dat Eiland geregeerd hebben. à f3e
Hsœï'lsJiJîelsi ABmeâassáL
Het is op het jaar 1898, dat wij nu wederom van Ameland in een charter van dat jaar (chareb. I, 257} gewag gemaakt vinden, als wanneer het in het bezit van den Graaf van Holland was, doch niet in het rustig. Want, den 10 Junij van dat jaar, vergunde hij clie van Ameland, tusschen hem en die van Oostergo en Westergo, onzijdig te blijven; terwijl zij van kunnen kant beloofden ra alle manieren en vormen, — gelijk die van der Schelling met hem gedadigcl hadden, zoo als zijne brieven, die hij van der Schelling daaromtrent gegeven heeft, inhouden en bevatten, — zich te zullen gedragen, hetwelk zij tot zijn genoegen hebben gedaan (cli, I , 245 en 248). Op den 11 Augustus 1398 (ch. I , 283) had Albrecht van Beijeren en Willem van Oostervant metdie van Oostergo en West ergo een zoen of accoord gemaakt, waarbij zij den Hertog, als hunnen rechten Landsheere, hebben gehuldigd (zie ook ch. T, 290, 292) en op dienzelfden dag gaven zij aan hunnen lieven en getrouwen Heer Arent, Heer van Egmond en van Ys8*
Wumkes.nl
36 selstehi, hunnen Maarschalk en aanvoerder van hun leger (beleder van onsen heer) op hun Land en Lieden van Oostfriesland, toen zij bedwongen "werden en in hunne macht kwamen (in handen ghingen) Arne. land met al zijn. toebeliooren, hetwelk //bij die Schellinge" gelegen is, behoudende den Zeevonclst en de Tollen voor hun. Bovendien verkreeg hij een uitland het Bil geheten. Dit is, voor zooverre wij hebben kunnen vinden, liet eerste blijk dat Ameland eene Heerlijkheid is. Zoodat onzes inziens de Heerlijkheid van Ameland toen haar beein heeft genomen. Be Amelanders schijnen daarmede niet zeer tevreden †e zijn geweest, en gedurende de twisten tusschen de Graven van Holland met Oostergo en Westergo, tot in 1401, de partij der laatsten te hebben gehouden, doch toen wederom meer in do macht dier Graven te zijn gekomen; want op den 17 November 1404 (ch. I, 340) gaven zij hun wederom eenc gelijke vergunning, terwijl zij het zoo ver brachten, dat liet liegt en de Ilaad van de Landen, Sleden en fieelen van Oostergo en Westergo te Jlartwert vergaderd, bij open brief van den 29 Augustus 1405 (ch. 1, 351) verklaarden: //Dat zij hadden goedgevonden, gewijsd en //begrepen in liet eeuwig steed en vast te houden, dat //die van Ameland zullen wezen vrij en kwijt en on/'bezwaard van alle regten en van alle lasten in ï e i //wercleradeel of in eenig Deel van hunne landen van //Oostergo eir van Wcstergo, en bij hun zelve zullen //regten en hun regt bij hun zelven voeren, gelijk die //van Terschelling doen." Door deze daad bekwam Ameland voor het eerst zijne onafhankelijkheid, die het vroeger niet had; anders was deze verklaring niet noodig geweest.
Wumkes.nl
37 • Tenffevolffe van deze akten, gaf Graaf Willem den 6 October 1405, aau die van Aracland Vrede en Vrij geleide in zijne Landen, onder voorwaarde, dat zij, 55oo hij Oostfriesland (Oostergo en Westergo) ter eeniger tijd bemachtigde, hem zouden huldigen en voor hunnen rechten Landsheer erkennen enz. Dat Ameland toen mede in liet geestelijke onder der den Deken van Ferwert stond, zien wij uit eene akte van 27 Mei 1488 (cli. I , 614), waarbij Haijo Heringa, die zich vroeger Jelmera en later Camminga schreef, Heerschap op Ameland, aan den Deken van Ferwert en andere Dekenen, die na hem mochten komen, toestond te regten en hun regt te vervolgen in regtvaarelige zaken; en bepaalde dat zij op Ameland en niet te Ferwert over de Ingezetenen van Ameland zullen regten; naardien hij in geen XXV jaar (ik wil lezen LXV, omdat toen kort te voren de burgerlijke afscheiding had plaats gegrepen) cenig Dekenrcgt over Ameland te Ferwert heeft. Hoe lang nu de Heeren van Egmond Heeren van Ameland zijn geweest, hebben wij niet kunnen opsporen; alleen weten wij, dat Heer Areut bij den Graaf in ongenade is gevallen en zijne goederen in 1411 zijn verbeurd verklaard; (Jancke Douwema Boeck der Partijen, bl. 71) of daartoe Ameland mede heeft behoord, weten wij niet. Maar dat die Familie later van dat regt niet had afgezien, leer en wij uit eene MS. aanteekening van Eduard Marius van Burmania, die Zogt: //1559. 21 Februari], Stilo Brabantiae, heeft //Lamoral van Gavexen, Graaf van Egmond, Stadhou//der en Gapt. Gen. van Vlaanderen en Artois enz., //geconstitueerd, bij Procuratie, tot Advokaat en Pro//cureur Dr. Gysbertus Arensma en Mr. Eylco van /'der Haule,-om Pieter Camminga, de kleinzoon van
Wumkes.nl
38 «Pieter C. als occupateur van 't Eylaucl Ameland in /Tegten te betrekken. De Prins gaf Cainminga de /•'keur, waar hij begeerde, in r egt en te staan, beliou"clens dat liet geschiedde voor eenen Provincialen "Saad binnen de Kon. Maj. Nederlanden, latende hem /'zulkx door zijn geconstitueerde afvragen. — DePro"curatie, die zeer ampel is, was geschreven op Eran/'cijn en vei'teekent Lamoral cf JinmondT Úit eene copia brief van 20 Junij 1489, te vinden ui den Amelandiae Status Genuinus, 1666, bl. 37, zien wij, dat Hertog Philips van Eourgondien den 21 Maart 1428 de brieven heeft geconfirmeert, door zijne oomen Hertog Willem van Bcijeren en HertogJan van Braband aan die van Ameland gegeven, en dat Karel van Bourgondien bij dien brief die van Ameland vergunt, om met zijne onderdanen van zijne Landen vrij en onbeschadigd te zijn en te zullen handelen, naar inhoud der brieven, die zij van de bovengemelde zijne voorvaderen hebben; mits dat zij iaaiiiiks ten ziinen behoeve zullen geven acht • schilden tot 28 ponden vlaamscli 't stuk; en zulks zoo lange tot dat hij zijne onderdanen van Oostvriesland, die hem nog rebel zijn, tot gehoosaaamheid en onderdanigheid zal hebben gebracht. Dat die van Ameland hem ook daartoe zullen dienen naar alle vermogen, en alles zullen doen hetgeen goede onderdanen haren rechten Landsheer schuldig zijn te doen. In dezen brief vindt men van geeneü Heer van Ameland melding gemaakt. Bij Diploma van Keizer Maximiliaan den eersten, gegeven te Antwerpen den 5 November 14')é, op verzoek van Pieter Camminga, iloofdeliiig op Arnejand, verklaart cle keizer te bevestigen cle akte door •Tic van Oostergo en Westergo te Hartwert in 1405
Wumkes.nl
39 met betrekking tot Am el au cl gegeven; en wil, dat liet van het regtsarebicd van Ferwerderadeel en andere: Deelen vrij zal zijn; en genieten allo de regten en voorregtcn, baar door de Itoomsclie Keizers on Koningen, zijne voorgangers, en door hem gegeven, mits betalende de jaarlrjksche schatting, zoo als door die van Oosterr.ro en V/esters-o betaald wordt. Dat de voornoemde Pieter Gamminga en zijne opvolgers die regten vrij zullen mogen uitoefenen , gelijk zijn vader Haijo Camminga, toen ^iij leefde, die uitgeoefend lieeft, behoudens zijne regten en vrijheden en die, -veen hei lîoomsche Rijk. In 1500 bevestigde Hertog Albert van Saksen dit» regten, en zegt daarbij, dat Pieter Camminga aan hem on aan zij ne Erfgenamen den eed. had gedaan, als Erfpotcstaten van Friesland, namens het Boomsclie Rijk, dat hij hetzelve en ook bun getrouw zonde zijn en hunne belaugens behartigen. Het is deze Pieter Camminga dien wij voor den eersten van zijne Familie ais Heer van Ameland meep.cn te moeten houden, want Haijo Camminga in de zoo even gemelde akte van den keizer als zijnen vader vermeld, houden wij voor diens stiefvader, zoo ais wij later zullen trachten aan te tooncn. Wij hebben gezien en zoo wij meenen aangetoond, dat Ameland in het laatst der 14 e eeuw eerst een Eiland is geworden, en in 1405 onafhankelijk van hei regt van Ferwerderadeel en andere Deelen van Friesland is verklaard. In 1338 zien wij een Heer van Bginond en Ysselstein ais Heer van Ameland door de Hertogen Âlbert van Beyeren en Willem van Oostervant aangesteld, en in cle Geschiedenis van die tijden als zoodanig vermeld. In 1559 zien wij die ITeerlijklioif!
Wumkes.nl
40 door eenen Lamoral d' Egmond aan Pieter Camminga, den kleinzoon van evengemeldeii Pieter, betwist. Omtrent dit eerste en derde punt wordt in de Apologie van Watze van Camminga van 1637 gezwegen, doch het tweede punt door hem erkend, waarin hij zich op liet Diploma van Keizer Maximiliaan den eersten beroept, in hetwelk de akte van 1405 is opgenomen. Hij beweert daarin wel, dat volgens de Geschiedschrijvers zijne Familie reeds sedert 800jaar Heeren van dat Eiland geweest zijn, doch noch hij noch zijnen voorganger, de eerste Pieter, voeren, behalve deze schrijvers, geen het minste bewijs, door akten, welke dan toch wel met betrekking tot het laatste gedeelte van dat tijdvak konden voorhanden zijn, van hunne regten op Amcland aan. Maar in dio Apologie zegt hij zelf, dat de eerste Haijo Camminga in die Heerlijkheid aan zijnen vader Wijtze Camminga is opgevolgd, en de eerste Pieter wederom aan diens vader Haijo, en brengt zijn geslacht niet hooger op dan tot dien Wijtze, die al wederom een gefingeerde persoon is. Want uit eene attestatie van 1513 geblijkt, dat voor honderd jaren (1418) en meer, het geslacht Jelraera en na dit dat van Donia, Heeren van dat Eiland zouden geweest zijn, in welke geen naam van Wijtze voorkomt, terwijl wederom uit twee verklaringen van Inwoonders van Ameland in 1510 afgegeven, moet worden opgemaakt, dat de vader van Pieter Camminga, Gajus (Haijo) Camminga, de. grootvader Zacharias (Saskcr) Donia en de overgrootvader Eitgardus (Bitscke) Jelmera genaamd, zijn geweest Heeren van Âmeland, terwijl Eengers in zijn Manifest, cle vrouw van Eitscke, Wijtscke Camminga noemt. Ook hieruit ziet men, dat Pieter in 1510 geen e
Wumkes.nl
41 oorkonden koude vertoonen, waardoor hem het regt op de Heerlijkheid toekwam, wellicht daarom ook dat Haijo alleen in liet diploma van 1494 voorkomt. In de Arnel. Stat. Gen. p. 55 zegt Suhin hieromtrent: Ik zoude hier met die van Egmond mij kunnen vereenigen, die hun Drosten noemen, en welJelmera, die toeli in 1405 leefde en in de afstand te llartwert gedaan evenwel niet genoemd wordt. —• In de Gcslaclitregisters van die familie vinden wij, behalven deze drie genoemden, ook nog twee broeders van Haijo als Heeren van Ameland vermeld, en wordt daarin gezegd, dat Sasker (Zacharias) voor zijnen vader Ritscke (Ritgardus) overleden is, en deze alzoo geen Heer van Âmeland geweest is. Deze tegenstrijdige opgaven, bevestigen wederom niets anders, dan dat üij vroeger geene Heeren van Ameland geweest zijn. Een naauwkeurig onderzoek naar de Geschiedenis van die Heerlijkheid, waartoe ik thans geene lust gevoel, zoude welligt daartoe kunnen leiden, dat zij van haar begin van 1398 tot 1795 een Hollandscli Leen is geweest, en van Holland had moeten verheven worden, ofschoon de Keizers zich dat regt hebben aanperoatip'd, doch dat dat Leen, tengevolare van de staatkundige omstandigheden, door de Grafelijkheid van Holland niet is kunnen beschermd worden, ofschoon het nog in 1641 daartoe pogingen heeft gedaan bij het vcrlij gegeven op Françoise Camminga, weduwe van Johan Eernpt Rengers, toen echtgenote van Jebbo Aldringa, waardoor het de vroeger onwettig gedane verlij en heeft geratificeerd en de Camminga's als Heeren van Ameland erkend, doordien, deze geregtigd zijnde, volgens Hollandsen Leenregt, het nu door den dood van haren broeder Wijtze, laatste mannelijke afstammeling van dien tak, op haar, als
Wumkes.nl
42 oudste dochter van Sicko Camminga, moest vervallen. Maar ook toen schoot het te kort, eu ook toen best O7i cl en die zelfde zwarigheden en was het evenmin bij jiiagte dat verlij te handhaven, tengevolge waarvan het toen aan haren vollen neef Watze van Camminga, als oudste mannelijke afstammeling van den eersten Pieter kwam. Wij zeiden dat Haijo niet de vader, maar de stiefvader van den eersten Pieter was. Pieter was Heer van Cammingahuis te Leeuwarden en zijne zuster Sjouck bezat Cammingabuur bij Leeuwarden. Hoe kwamen zij daaraan? Wij weten dat Gerrit (of Gerrold) Camminga, even als zijn zoon Pieter, de vrienden van Holland waren, en beide bezitters van die twee huizen geweest zijn; dat Pieter een eenigen zoon Sicko heeft nagelaten, die met Doedi Sjueksd. Dekama gehuwd was, welke, na den dood van Sicko een tweede huwelijk heeft aan.^e^aan met Haiio Jelmera, die zich ook wepens de state Heringa te Itauwcrd, Heringa en later Camminga heeft geschreven. "Deze Sicko erfde alzoo wederom die beide huizen. Pieter had kinderen, wier namen ons zullen helpen, om hem en zijne zuster in 't bezit van die huizen te brengen. Zijne oudste dochter heette Graets, deze voerde den naam van hare moei Graets Pieters Camminga, die wij in onze genealogie ten onregte als eene dochter van Sicco hebben opgegeven, en die niet drie huwelijken heeft aangegaan, maar gehuwd is geweest met Wijtze, Watze Abbeszoon Dekema, en die niet de eerste man is geweest van Sjouck zuster van Pieter. Zijn oudste zoon heette Sicko, de naam van zijn moeders eerste man, Sicko Camminga, welke zoon we-
Wumkes.nl
derom twee Konen had, met namen Pieter en Tacke, De tweede zoon heette Wijtzc, naar zijnen aangehiiwden oom Wijt ze van Dekema. De jongste heette Haijo, naar den tweeden man zijner moeder. Geen dezer namen, met uitzondering van dien van Haijo, vinden wij bij de Jelmera's en diens afstammelingen. Was dus Haijo Camrainga (Jelmeia, Heringa) zijn vader geweest, dan had hij zijn oudsten zoon Haijo scenoemcl, en wellicht de beide andere llomko en Keijrnpe, als broeders van Haijo, en zijne dochter Ael, Belk of Seijnera, als zusters van dezen, en niet Graets. Alle die namen duiden ons dus genoegzaam aan, dat Pieter een zoon van Sicko Camminga en Doedt Sjuksd. Dekama moet geweest zijn, en ook de naam van zijne zuster Sjouck vinden wij in Sjuclc Camminga als dochter van Sicko terug. Hij en zijne zuster hadden dus die huizen van hunnen vader Sicko geërfd. Maar waarom noemde hij dan Haijo zijn vader, en diens voorouders zijne voorouders? en hoe kwam Pieter in 't bezit van Heringa State? De onrustige tijden, die er van 1898 tot 1495 verliepen, hadden, onzes inziens, de heeren van Egmond buiten de gelegenheid gesteld om hun gezag te handhaven, iîitseke Jelmera had in 1398 zijne state Jelmera op Ameland, en aan dezen hadden zij waarschijnlijk de behartiging hunner belangens met betrekking tot die heerlijkheid toevertrouwd, en ging dit over op zijnen zoon Sasker en kleinzoon Haijo, want de broeders vaü, Haijo, liomke en Keijmpe, meen'en wij, volgens dé Apologie van Watze van Camminga, hiervaii to moeten uitsluiten. Deze nu behartigden meer hunne eige.-
Wumkes.nl
44 ne, dan de hun toevertrouwde, belangens en handelden, ofschoon hunne Drosten, ten opzigte der Ingezetenen, als of zij die Heerlijkheid bezaten, en liet verdient daarom opmerking, dat in den brief van Hertog Karel van Bourgondieu van 20 Junij 1469 geene melding van heereu van dat Eiland gemaakt wordt. Pieter had in Friesland veel invloed, behoorde tot de Graafsgezinde Partij en speelde in het Jiieroproer te Leeuwarden in 1487 eene belangrijke rol, en nam de gevlugte landlieden op zijn huis en weigerde die uit te leveren; waardoor liet door liet zamengeschoolde volk met overmeestering en plundering bedreigd werd, Hij noemde zich toen //to Lewerden vnd. Ameland Houetlinck (Eeklioff, Beschr. v. Leeuw. I 87, I I 388). Ook vindt men hem in 1506 als Grietman van Leeuwarderadeel en van Tietjerksteradeel genoemd. Deze nu, ofschoon reeds de regten, uitoefenende, welke Haije op Ameland uitgeoefend had, ten gevolge van zijn bezit van Jelmera-State op Ameland, die liij van Haije geërfd had, vervoegde zich bij den keizer Maximiliaan den eersten en verzocht van dezen de bevestiging dier regten, Haijo als zijnen vader, ofschoon liet zijn stiefvader was, opgevende, om daardoor aan zijn verzoek meerder klem te geven, die hem dan ook die regten toestond. Wanneer wij uu aannemen, dat Pieter en Sjouclc kinderen van Sicko Cammcuga waren, en niet van Haijo, dan zien wij Haijo zonder wettige kinderen overleden. Wij zeggen van wettige, omdat uit eene sententie van het Hof van Ericsland van 30 October 1528 no. 242, blijkt, dat liij eenen natuurlijken zoon lläfltje Haijes Cainmenga heeft gehad, die eene zathe lands. te Birns (Bernsterburen?) in Eauwert bezat, en die 4oen reeds moet overleden zijn, omdat wij Wijtze
Wumkes.nl
45 Cammenga (Erninga) nomine parentum (Bienck Emiiiga en Sjouck Cammenga) zien ageren tegen Sicke Wijtze en Haijo Cammenga wegens die zathe en dit ook deed, tegen hunne zuster Graets 20 December 1527 no. 74." Uit het Testament van Pieter blijkt, dat hij bezitter van Heringa-state te Rauwercl was; want bij dat Testament begiftigt hij zijn oudsten zoon Sicko met die state, Eer en geregtigdheid, en bepaalt daarbij, dat die niet in vreemde handen versterven mag. Haijo kinderloos overlijdende had hem erfgenaam gemaakt. Deze state was van Haijo afkomstig, die zich na dezelve Heringa schreef, op welke wijze hij hier aangekomen is , durven wij niet bepalen , omdat ons de Genealogien Jelmera, Camstra en Camminga voor 1500 tegenstrijdigheden aanbieden, welke wij voor als nog niet durven oplossen. Pieter, zooals wij nu gezien hebben, werd erfgenaam van Haijo. Eiees'eES
YIÎSB
Asnelaml mlt
«ÎCBJ
liuizc
CâîMHSCA.
PIETER CAMMINGA. Huwde 1485 Pouwel Idsd. van Eminga, sterft 1513. Hij testeerde 26 November 1521 , in welk jaar hij ook schijnt overleden te zijn, Bij die uiterste wilsbeschikking maakte hij aan zijnen oudsten zoon Sicko, Heringa-state. Aan zijnen tweeden Wijtzo, Jelmera-state op Ameland, met Veer, Eer en Heerlijkheid op Ameland. Zijn jongsten zoon Haijo bekwam de state in Leeuwarden, terwijl hij aan zijne dochter Graets , in de plaats van hare state, het goud, zilver en clenodien geeft, die hij en zijne vrouw
Wumkes.nl
4G haar gegeven hadden, doch dat zij wederom de rentlieu zal moeten inbrengen, die zij als huwelijks uitzet ontvangen had. Yervolgens maakt hij hun alle vier erfgenamen van zijne overige goederen; de drie zonen ieder eene gelijke portie, doch. de dochter ecu derde deel minder, te weten: zoo de zoons drie gulden renthen ontvangen, dat zij daartegen maar twee zal hebben. Hij bepaalt verders, dat de Staten niet zullen mogen vervreemd worden of bij Testament in andere handen overgaan, maar aan de naaste erven moeten komen. En, zoo hot inogt gebeuren, dat een der bezitters van die staten verstierf, zonder kinderen, dat de state altijd zal komen op den oudsten broeder, zoolang er van de broeders in leven zijn; cloeh zoo hij zelf een zoon heeft, dat hij dan haar aan dien mag nalaten; zoo er geen broeders meer zijn, dan zal de state vallen op den oudsten broeders zoon , en zoo er geen broeders zonen zijn, dan zal zij komen op Gractie zonen. Zijn er geen zonen van broeder of zuster, dan zal zij vallen aan de vrouwelijke kindskinderen in siirpes, en zoo in liet eeuwig. Hij bepaalde 'evenwel, dat, zoo "Wijtze een koopman konde krijgen, let wel, om de State op Ameland en om de Heerlijkheid, waarvan hij groote profijten konde hebben, dat hij die dan, met toestemming van zijne broeders mogt verkoopen en in dat geval Wïjtzo twee deeïen en de broeders, te zarnen een derde deel van de renthen of gelden zullen hebben. Deze bepaling nu wederom in verband gebragt met de akten van 1-19-i eu 1500, en met de verklaringen van 1510 en 1513, toonen aan, dat hij niet geheel zeker van zijn bezit was, en zijne regten op die Heerlijkheid zeer wankel waren, en hij hieromtrent getur-
Wumkes.nl
47 beerd is geweest ia zijn bezit. Hetgeen hij zeker niet zoude bepaald hebben, zoo het waarheid ware, dat zijne Pamilio sedert 800 jaar bezitster van die Heerlijkheid geweest was. Hetzij hoe het zij, tengevolge van dit Testament ging de Heerlijkheid na zijnen dood over op zijnen tweeden zoon. WIJTZO VAN CAMH1NGA. Hij werd geboren April 144)2, testeerde 2-5 October 1541 , en stierf ongehuwd. Bij zijn Testament wii hij zijns vaders Testament opgevolgd hebben en maakt alzoo de Heerlijkheid aan zijnen broeder Haijo , zoo die in loven inogt zijn, en beschikt verder over zijne, andere goederen voornamelijk ten voordeele van zijne neven Heter en Taekö, zonen van zijnen broeder Sicko. Daar nu zijn broeder Haijo nog in leven was , want Sioko was reeds overleden, zoo volgde deze hem na. zijn afsterven op. Hij schijnt in het rustig bezit te zijn geweest. . HAIJO VAN CAMMXNGA Geboren in 1503, werd in 1558 te Leeuwarden doodgeslagen. Volgens het Testament van zijnen vader heeft hij onder het toezigt van zijnen oudsten broeder Sicko gestaan, die belast werd hem zoolang te laten studeren, totdat hij Doctor in de beide regten zoude zijn, en zijne goederen administreren. Schotaiius zegt bl. 479 dat de oudere Haijo in briefwisseling met Erasmus zoude gestaan hebben, de Ondli, en Gestich. v. Friesl. zeggen en te regte, dat het cleze Haijo was. In eene Ms. aant. van E. M. v. Burmania wordt hij Herman genoemd en gezegd, Erasmus schreef 1529
Wumkes.nl
48 te Bazel een brief aan lierman Camminga ecu friescli Edelman, die bij hem in de kost wilde zijn, stond aan dezelve zijn verzoek toe, met bijvoeging, dat aan zijn tafel maar weinig personen spijsden, dat hij ook niet dan onder het eten of kort na liet eten, of wel voor eene uitspanning met hun sprak. Zie Levens b. van Nedei'1. Mannen en Vrouwen bl. 268, Dat hij wet Viglius Zuichemius ab Aijtta in briefwisseling is geweest, kan men zien in de Batavia Sacra Episcop. Leovard. Appendix folio 126, alwaar twee brieven van Viglius aan hem , van 25 Eebruarij en 18 Augustus 151-2, gevonden worden, en fol. 116 een brief van Viglius aan Erasmus, waarin over Haijo gesproken wordt. Door zijn kinderloos overlijden kwam de Heerlijkheid aan den oudsten zoon van zijnen oudsten broeder Sicko. PTETES VAN CAMMINGA Werd geboren 16 «Mij 1531, sterft 1571, (Sclieltema I , 113 zegt 1578) trouwde Franske Pransesd. van Miimema. Scheltema noemt hem Ridder, (waarom?) en zegt van hem: //zijn oud adellijk geslacht ontving luister "van zijne verrigtingen. In 1566 gaf hij zooveel //blijken van vrijheid en vaderlandsliefde in de verga//dering der Staten van Friesland, als door toe te tre"den tot het verbond der Edelen. Dit bewaarde hem //echter niet, dat de Watergeuzen (1569) op het Eiland //Ameland kwamen stroopen en zijn kasteel verwoestten, "In 1572 voegde hij zich bij den Prins van Oranje, //liep door verdere pogingen voor de vrijheid bij den "Spaanschen Stadhouder de Robles in het oog, werd
Wumkes.nl
49 //door dezen opgeroepen, vluchtte naar Amoland, clan //werd achterhaald en naar het Blokhuis te Leeuwar//den gebracht. (Oudh. en Gest. II, 296. Hij werd door //Barent van Sierxma gevangen.) /'De voortzetting van verder vervolging werd ge//staakt en hij hierna op een smeekschrift van zijne //vrouw Pranske Minneina en onder borgstelling van //eene groote sornmc gelcis naar zijn kasteel in Leeu//warden, het Amelandshuis, overgebracht, alwaar hij win vrije bewaring zijne dagen eindigde." Zie Te Water verb. der Edel. II, 314. Gabbema verh. v. Leeuw. 539. Hoynck van Papendrecht Aualecta I, 542. Epist. 89. Bij zijn Testament van 1570, stelde hij zijn broeder Taeko, die toen nog uitlandig was, tot voogd over zijne kinderen en gaf aan Sicko de Heerlijkheid en aan Frans, de jongste, Cammingahuis. In 1559 21 Februari] wercl hij, zoo als wij reeds gezegd hebben, omtrent de Heerlijkheid Ameland aangesproken door den Graaf Lamoral d' Egmond. Deze deed alzoo toen nog eene poging om de Heerlijkheid weder in het bezit te krijgen, die in 1398 aan Heer Arent van Egmond en van Tsselstein door de Hertogen van Beij eren in leen was gegeven. Pieter werd alzoo opgevolgd door zijnen zoon SICKO VAN CAMMINGA. Trouwde 5 Augustus 1585 zijne nicht Catharina Taekesd. Camminga, geboren 9 Jnlij 1562, zij testeerden 15 December 1623 en hij overleed in 1624. Hij schijnt niet naar den zin der Ingezetenen geregeerd te hebben, althans uit de stukken te vinden in den Amel. Stat. Genuinus, Document 27 en 2 8 , blijkt, dat zij met hem in de jaren 1615, 1619, 1621 4
Wumkes.nl
50 en 1622 over de Neutraliteit, Accijnsen er. het Administreren der Justitie en over den nieuwen Eed, die hrj van hun als Burgemeesters en Regeerders van 't Land vorderde, groot verschil hadden, zoo dat zij in 1620 weigerden hem zijne inkomsten te laten volgen. Het gevolg hiervan was, dat beide partijen hun verschil vrijwillig aan Hare Hoog Mog. overgaven, zoo als blijkt uit een uittreksel uit het Segister van de H. M. Heeren Staten Generaal der Yereenigde Nederlanden van 14 Augustus 1520 (Docum. 27) alwaar men het ontwerp van verzoening aantreft, aan hetwelk Sicko zich eenigen tijd schijnt gehouden te hebben, doch later wederom nieuwe zwarigheden heeft gemaakt. Die beroerten zegt hij in zijn Testament, hadden hem wel achttien duizend guldens gekost, en wil, dat die gedelgd zullen worden uit de twee gulden accijns op de tonne bier gelegd. Na zijn overlijden hebben de ingezetenen zich op nieuw tot Hare Hoog Mog. gewend, die toen bij Apostil van den 19 December 1625 hebben gelast met den Heer van Ameland hierover te communiceeren. Het gevolg hiervan was, dat zijn zoon en opvolger Pieter van Camminga, geadsisteert met Ernst Suhm zijn zwager, een e Memorie ter zijner verdediging heeft ingediend, welke in het Docum. 28 is te vinden. Sicko schijnt toen, althans het gedrukte van 1658 zegt het, met adoijs en ten overstaan van de Volraadden en Pensionaris van liet Land, in 1622, de Statuten, Ordonnantien en Costumen van Ameland, bij hem nieuwelvjks gemaakt, üyj een vergaderd, geaugmenieeri en verbetert in druk te hebben uitgegeven, welke in 1658 op last van Watze van Camminga, toen Heer van Ameland op nieuws zijn gedrukt. Bij hnu Testament van 15 December 1623 stellen
Wumkes.nl
rij hunne zootien Pietcr, Gerrolt en Wijtzo en hunne dochters Frans en Catharina tot Erfgenamen; en prelegateren aan Pietcr, den oudsten zoon, de Heerlijkheid met den aanklevc van dien; onder voorwaarde, dat die zal vererven op diens oudsten zoon, en zoo verder in den neergaanden mannelijken graad, altijd de oudste en naaste van den laatst verstorvenen. En zoo Pieter zonder mannelijk oir kwam te overlijden, dat die dan op zijn zoon Gerrolt zoude komen, en na dezen op zijn oudsten zoon enz. En zoo Gerrolt zonder mannelijk oir kwam te overlijden, dat dan Wijtzo die Heerlijkheid zoude hebben, op gelijke voorwaarden. En zoo alle zonen zonder mannelijk oir kwamen te overlijden, dat hij dan wil, dat de laatste bezitter van dit prelegaat, voor zijn versterven zoodanige dispositie zal maken, als îiij ter eer e ende onderkoldinge van zijne slam/me sal bevinden te beJtoorcn, terwijl hij wil, dat
zij altijd in zijn stam zal verblijven. Aan zijn jongsten zoon Wijtze prelegateert hij zijn Huis enz. te Leeuwarden. Zijne eclitgenoote prelegateert aan lirmnen middelstcn zoon, Gerrolt, Juwiiigarmis te Bolsward enz. — Hem volgde als nu op PIETER VAN CAMMINGA. Geboren 27 Januari] 1587, trouwde 162S Sjouck Joostesd. Ockinga, weduwe van Hessel Eaes-Erederiks van Vervou, die hem overleefde, en bij wie hij geene kinderen heeft nagelaten. In eene acte van 30 Mei 1630 zegt E. M. v. B. verteekend bij den Stadhouder Ernst Casimier, ten faveure van Godschalk Menno van Heerma, wordt hij Sacri ïmpcrii Libcr Baro genoemd. Ofschoon hij in 't bogin met zijn sclioonbroeder
Wumkes.nl
52 Ernst Sulim, die met zijn jongste zuster Catharina gehuwd was, in vriendschap leefde, zoo is evenwel later, wegens de erfenis hunner ouders, groote vijandschap ontstaan, beklagende Suhm zich over het onbillijke van hunne Testamentaire dispositie. Het gevolg hiervan was, daar hij bij zijne zwagers niets vermocht, dat hij andere middelen zocht, om het hem en zijner vrouw aangedaan ongelijk te redresseren. Hij vervoegde zich toen bij den Keizer ïerdinand I I om het bezit van liet Leen en Beneficium van Ameland, hetwelk hij als vervallen beschouwde. De Heeren van Aitzema, van Waveren en Beaufort schijnen dit geweten te hebben en kans gezien, om ook iets van die Heerlijkheid te krijgen. Suhm zegt, dat zij dit buiten zijn weten gedaan hebben, en bewerkten, dat de Keizer bij Diploma van 7 Xuiij 1636 de investituur van Amoland verleende, voor een vierde aan Suhm en zijne echtgenote, en aan ieder der drie evengenoemde liceren ook een vierde. De Staten-Generaal verontwaardigd over de handelingen van die drie lïeeren, die in hunne dienst stonden, namen dit zeer kwalijk op, tengevolge waarvan zij van de beleening moesten afstand doen. De Keizer was intusschen verstorven en Suhm niet in het bezit. Hij vervoegde zich toen bij zijnen opvolger Ferdinand I I I , die hem en zijne vrouw te zamen als Heer en Vrouwe van Ameland erkende, en bij Mandaat van den 13 November 1637 den toenmaligen inhebber gelaste het Eiland met al zijn toebehooren aan Suhm en zijne vrouw over te leveren, hetwelk evenwel zonder gevolg bleef, terwijl na de kort daarop gevolgde dood van Pieter, daar Gerrolt reeds overleden was, zijn broeder Wijtze bezit van het Eiland nam.
Wumkes.nl
S5 'WIJTZE VAN CAMMINGA. Werd geboren 11 Augustus 1592, sterft in het begin van 1641, trouwde Saepk (of Sopliia) Hessel-Eaesd. van Ycrvou, geboren omstreeks 1613, sterft te ï r a neker 28 Januari] 1671, zonder kinderen na te laten. Zij testeerden 14 November 1640. Hij bepaalde in dit Testament dat, m zooverre hij zonder lijfserven kwam te overlijden, zijn neef Jr. Watze van Camminga zijn erfgenaam tot de Heerlijkheid van Amclancl cura anex. zoude zijn. Onder voorwaarde, om aan zijne vrouw Sophia van Vcrvou, voor het aanvaarden van het bezit, uit te keeren in baar en gereed geld, vijftig duizend guldens, en zulks ten aanzien vooreerst van die gedebouiseerde tiende half duizend guldens hem als Suecesseur in cle Heerlijkheid ten laste komende en aan zijnen broeder Pieters schuldeischers uitgekeerd en betaald, alsmede ten respecten van de kosten in 't appaisersn der onderdanen, gelijk mede in het verkrijgen der Neutraliteit geschied, •merkelijke groote reparatien en melioratien, en tot conservatie der Heerlijkheid en wederstand tegens de machinatien en invasien van zijnen zwager Suhm, alle te zamen mede uit zijn vrouwe goederen enz. gedaan en gedragen. Welk haar contingent, hij tot voorschreven som liquideert, modereert en begroot, om haar uit alle processen en disputen van liquidatien en melioratien te houden en te bevrijden enz. En zoo Watze een zoon moajte krijgen, dat die dan de Heerlijkheid zal erven, met exclusie van zijne broeders en zusters enz. Watze vervulde de voorwaarden; verkreeg bij zijne Echtgenote een zoon en volgde hem dus op.
Wumkes.nl
M WATZE VAN CAMMINGA. Trouwde 1648 Rixt Keijmpesd. van Donia, die hem overleefde. Hij sterft 19 November 1668. (de Tegenw. staat v. Fr. zegt 1680) Zijne Installatie op den 16 Februarij 1641 en de daarbij plaats gehad hebbende plesjtigheden worden vermeld in de Amel. Stat. Gen. bl.ll2. Op den 23 Maart hadden de Staten van Holland op verzoek van Jebbo Alcîringa, die toen gehuwd was met ïraiiçoise van Camminga, weduwe van Johan Bcmpt Eengers, deze zijne vrouw, als oudste zuster van Wijtse, met die Heerlijkheid beleend, doch toen liet aan het bezitnemen toekwam, verzette Watze zich daar tegen, en de Staten van Holland lieten Aldringa zonder "bijstand. (E. Zurck Cod. Bat. bl. 53.) Suhm liet alsnog zijne vordering niet varen, maar wist bij den Keizer den 21 Maart 1641 op nieuw een mandaat te "verkrijgen, waarbij aan Wijtze, en ook aan die van Am eland werd opgelegd, hem als Heer van Ameland te erkennen. Wijtze nu overleden zijnde, wilde men het mandaat den 16 ïebruarij 1642 tegen Watzc ten uitvoer leggen. Tengevolge daarvan verdedigde Watze zich bij den Keizer, bij schrijven van 20 November 1651. De Keizer zijne verdediging niet beamende, gelaste op nieuw bij Mandaat van den 15 Pebruarij 1653 aan hem, om de Heerlijkheid aan Suhm. over te dragen, ook hier tegen leverde hij op nieuw zijne verdediging in. In 1654 kwam er wederom gelijk mandaat, terwijl den 14 Augustus 1656 de uitvoering aan den Bisschop van Munster en den Graaf van Oostfricsland werd aanbevolen. Y. Alkemade Ms. bl. 101 zegt. In 1654 zond de keizer een expressen Secretaris, de Heer Plettenberg,
Wumkes.nl
5fj
om de sententie ten uitvoer te leggen tegen den Heer van Amcland, zijnde de Bisschop van Munster belast, om de sterke hand aan de Executie te lecnen. Eene Missive van H. Hoog Mog. aan den Keizer stremde toen de Executie. — De Heeren van Amcland hebben altoos geschuild onder de Vleugels van de StatenGeneraal en de Staten van Eriesland, waarvan zij voor hunne personen altoos onderdaan geweest zijn. En deze overwegende het regt van deze vrije Heerlijkheid en liet belang, dat hunne kusten bij de gelegenheid van dit Eijland hebben, ter beveiliging, zijn altoos ter bescherming der oude Heeren van Ameland gereed geweest. Suhm eindelijk entmoedig-d en geene kans ziende te triumpheren, en zich schadeloos willende stellen • voor de gemaakte kosten, wist in den Amsterdam sclieu Kassier, Baad en Agent van den Keurvorst van Brandenburg, Mathias Dogen een koopman te vinden, aan wien hij de Heerlijkheid verkocht, welke verkoop do Keizer Leopold den 17 Junij 1659 bekragtigde. Du keizer verleende den 5 Julij 1665 een mandaat tegen "Watze om aan Dogen de Heerlijkheid over te dragen en aan de Amelanders, om dezen als hunnen Heer te erkennen, doch zulks had geene verdere gevolgen, even min als de keizerlijke akten van 8 Augustus 1667. Dogen kwam te overlijden en liet zijn regt, bij zijn versterf, aan zijne kinderen na. In 1654 zond Ameland afgevaardigden naar Londen aan den toenmaligen Protector Olivier Cromwel, om hunne vrijheid en onafhankelijkheid van Friesland aan te toonen, tengevolge waarvan Grom wel hen als vrij en onzijdig verklaarde. Dit v/erd hun evenwel door de Staten-Generaal kwalijk afgenomen. was deze Watzo die in 1658, do Statuten,
Wumkes.nl
S6 Ordonnantien en Costumen van Ameland, door Sicko van Camminga in 1622 uitgegeven, op nieuws bij Frans Hardomans liet drukken en uitgaf. Bij welke men zijn Portret vindt, met het omschrift: Wat zo 'Fr (ans) van Camminga Vrij- ende Erffheer van Ameland. Anno Salutis MDLVIII Aetat. Suae LV Eegiminis Amelandiae XVIII. Op liet Titelblad vindt men zijn wapen dooli zonder kleuren of ciseluur. (*) Wij verineenen dit hier te moeten vermelden, met opgave der kleuren, zoo als zij, naar onze wijze van zien, behoorcn te zijn, omdat dit wapen wederom ons hiervoor geuit gevoelen schijnt te bevestigen. Het is een in zessen gedeeld wapen, op welker vier eerste schilden een surtout. Het eerste en vierde schild heeft een kam van Sabel, (zwart) op een veld van goud als: Camminga; het tweede eene lelij van zilver, op een veld van keel. (rood), als: Dckama. Op deze vier schilden vindt men het surtout, bevattende een ster van goud, op een veld van lazuur (hemelsblaauw), als: Ameland, en onzes inziens genomen uit het wapen van Perwerderadeel, hetwelk op een veld van lazuur zeven sterren van goud voert. Het vijfde schild heeft drie balken van sabel, maande van de reffter bovenzijde naar de linker onderzijde, op een veld van goud, als: Jelmera. Het zesde eene staande wassende maan van zilver, op een veld van lazuur, als:Uma, welke beide laatste wapens wij vinden, dat reeds door 'Ritscke Jelmera zijn gevoerd; waaruit men kan opmaken dat Eitsckcs moeder eene Unia of Unga geweest is. —• Op den helm van dat wapen een daar(*) Achter (ie Statuten , Ordonnantien on Costumen van FriesJîand, uügrgeven iti Leeuwarden ^f>37 hij Dirck Albcrls, vindt mon. hchiiive deze vSEatuten vnz , eenigc curieiise bijdragen tot d.e Go-1 Ecliiedi-nis van Amelancl,
Wumkes.nl
57 uit komend en regtspringcnd hert van keel (*), en ter wederzijde twee struis veren van zilver; Lambrequins met de kleuren der wapens en tot tenanten (houders), ter regterzijde eene Leeuw en ter linkerzijde een Griffioen, van welke beide, laatste wij de kleuren niet kennen. Het vijfde en zesde wapen wordt thans door het Eiland Ârncland als Gemeentewapen gevoerd, en onzes inziens ten onregte, dat is: Jelmera. liet moest de gouden ster op een veld van lazuur voeren, dat ia hun .historisch wapen. Dit wapen toont ons wederom aan, dat do eerste Pieter de zoon van Haijo Jelmera of Camminga niet is geweest; het Surtout had dan op Camiainga-Jelmera moeten geplaatst geweest zijn, en niet op CammingaDekama. Watze liet bij zijn overlijden een zoon na. FRANS DOEKE (DUCO) VAN CAMMINGA. Trouwde 14 December 1679 Luts Ernst-Sickesci. van Aylva. Hij stierf kort na zijn huwelijk den 10 November 1680 zonder kinderen na te laten. Ook hij was niet in het rustig bezit; want de erfgenamen van Mathias Dogen verkregen in 1675 verlof van H. H. Burgemeesteren van Amsterdam. om hunne regten op Ameland aan den graaf van Köningsegg over te dragen. Deze nu Idoor den keizer Leopold met een Diploma als Heer van Ameland. voorzien, trachtte zich in 1676, gewapenderhand van het Eiland meester te maken, doch deze aanslao; mislukte. Door (*) De afstammelingen van Sjotick Camtninga, gehuwd met Eminga, en die den naam Cammingha hebben aangenomen, voeren thans tot -wapen een regts liggend hert van keel, boven het hert tv?ee ei» onder lieUelve ecne kam van sabel op et.'n veld van goud.
Wumkes.nl
bewerking van Hare lloogmogcndcn bij den Keizer, verklaarde deze, dat er in 't vervolg niet wederom iets gewapenderhand tegen Ameland zoude ondernomen worden. Bij liet afsterven van dezen, en laatsten Heer van Ameland, uit den huize Camminga, zonder kinderen na te laten, werd zijne moeder llixt Donia erfgenaam van zijne goederen en gedroeg zicli tevens als vrouwe van de Heerlijkheid Ameland, welke zij dan ook tot aan haren dood heeft bezeten, en aan hare erfgenamen nagelaten. Deze waren Isabella Susanna van Schwartzenberg, gehuwd met Gustaaf Garlzon, zoon van Karel Gustaaf, Koning van Zweden, en van Brigitta Allerts, Kolonel in Nederlandsehe dienst, (zie Moren op Charles X, Gnstave I I 310 a ,) als kind van Georg ïrederik, haar vaders halfbroeder, voor de eene helft; en Wilco lîoldinga van Schwartzenberg, die naar haar overgrootvader genoemd was, Jannetta Isabella van Schwartzenberg, gehuwd met Siceo Johans van Gosliuga, en Anna Dodonea van Schwartsenberg, eerst gehuwd met Hobbo Esaias Uibes van Aylva en later met Idsert Jarichs van Burmania, kleinkinderen van Johan Onuphrius van Schwartzenberg, mede een half broeder van haren vader, voor de andere helft. In 1703 besloten die erfgenamen de Heerlijkheid te verkoopen, doch tegen den openbaren verkoop verzette zich toen Jan Eempts Eengers, zoon van Sicco Eengers en kleinzoon van Johan Eernpt-Johans llengers en Gatharina van Camminga, oudste zuster van Pieter en "Wijtzü van Camminga, Heeren van Ameland. (Zie Tegcmv. Staat I I , 375). E. M. v. 31 zegt, dat Eengers gesuccombeerd heeft en dat de Heerlijkheid door de erven van voorschreven vrouwe is verkocht.
Wumkes.nl
m Dit geschiede in liet jaar 1704, (Eekhoif bl. 390 zegt 1707) bij onderhandsche verkoop, voor eene som van een honderd en zeventig duizend karoli guldens, en tien duizend guldens wegens de onkosten daarenboven, aan Z. D. Hoogheid Jolian Willem Friso, Prins van Oranje-Nassau, Erfstadhoucler van friesland, onder bestieiïnge van Z. Hoogheids Moeder, Prrncesse Amelia van Anhalt Dessan. Bij Let verteekenen van den koopbrief moesten zeventig duizend guldens betaald worden, en vrorts de eene lielft in klinkende munte en de andere helft in Landschaps Obligatien, op de termijndagen van den 1 van Blocimaand der jaren 1705 'en 1706. De Eigenaren der Heerlijkheid hadden tot het overdragen van dezelve last en volmacht pce^even aan do Iieeren Alexander "Wijdenburg en Bavius Nauta. De plegtigheid der overdracht geschiede op den 27 van Bloeimaand 1704, wanneer de Heer JNTauta de Ingezetenen ontsloeg van hunnen eed aan de vorige Landsheeren gedaan, terwijl daarentegen de Heer Gcmmenich .toe Kingma, van wegens Z. D. Hoogheid, de Volmachten en Burgemeesters van den Lande op nieuws in eed nam. Tegenw. Staat bl. 376. Op het jaar 1750 zegt diezelfde staat V I I I , 611 en 615, dat Ameland in de 17 e eeuw Huisgeld aan het JKomtoir. van Holland betaalde. Dat nog in 1708 de Staten van Holland en Westfriesland ter Generaliteit beweerd hebben, dat Âmeland onder Holland behoorde, en dat het oudtijds aan den Graaf van Holland eenige schatting betaalde. Zij zouden aan eene Familie in Kennemerland jaarlijks van iedere schoorsteen een gulden betaald hebben, zonder dat men weet hoe die Familie aan dat regt gekomen was, en dat zij na 1768 dit hebben geweigerd te betalen.
Wumkes.nl
60 De verdere lotgevallen van dit Eiland, zullen wij aan anderen ter beschrijving overlaten, omdat ons doel alleen was, het oudere Ameland en de Meeren van Ameland uit den huize Camminga, naar onze wijze van zien te vermelden, omdat wij hieromtrent met de Geschiedschrijvers eenigzins verschillen. Wij hebben ons zoo veel mogelijk buiten alle beoordeeling gehouden van de akten tot deze Heerlijkheid betrekkelijk, en alleen bouwstoffen willen leveren voor een bekwameren hand dan de onze, om eene uitvoerige Beschrijving van Ameland te leveren. Wij willen ten slotte nog hier opmerken, dat de Amelaudiae Status Genuinus Anno 1666, thans het Eigendom van het Provinciaal Eriesch Genootschap voor Geschied-, Oudheid- en Taalkunde, niet op last van Suhm maar van M. Dogen is gedrukt; want in 1659 verkocht Suhm de Heerlijkheid aan Dogen. Het eerste gedeelte bevat wel is waar de verdediainp van Suhm, doch het laatste die van Dogen. Van de pogingen van de Erfgenamen van Dogen, noch van die van den Graaf Königsegg wordt in dat werkje iets vermeld. Wij hebben de Vmdiciae secundum libertatcin Amelaudiae etc. te vinden in de Opera minora TJ. Iluber, torn. I I , door Prof. Abr. Wieling te Utrecht 1746 uitgegeven, niet kunnen raadplegen. Uit hetgeen Alkemade bl. 96 seqq. heeft opgeteekend, beschouwen wij het van belang, dat dat stuk bij eene Beschrijving behoort geraadpleegd te worden. Wij laten hier de vier Testamenten van de Eamilie Camminga, van welke wij kopijen bezitteji, volgen, omdat zij alleen in de werken van U. Huber gevonden worden, en bij de behandeling van dit onderwerp dienen geraadpleegd te worden, en zij aldaar niet naattwkeurig zouden gegeven zijn.
Wumkes.nl
TESTAMENT van
Heer van Ameland. 26 November 1521.
PIETEE VAÎC CAMMING-IIA,
C o p i a. Geëxtraheert nyt het twede fideicommissaire legistratieboek, berustende in de Griffie 's Hoffs van Prieslandt, fol. 516, Op huyden den 17 December 1663 compareerde in de Griffie 's Hoffs van Yrieslandt, Dr. Jarichius Atsma, advokaat voor den voorschreven Hove, Exhibeerende seecker request en de daarop staende 's Hoffs appointementc, alsmede de copiele testament van Pieter Camminga, ende versoclite denselven alllier ten fideicommissaire registratieboeck geregistreert te mogen worden, luydende soo volgt: In nomine Do mini Amen. Yoer alle daeghene, deer dit testament schillet syaen jefta lieera lessen, hij sij gaestlick ofte wraatsch, dwae ick Pieter Kamminga kont ende epenbeer, hoe dat ick in 't ieer ws Heer en s Jesu X' dame scliraew ney zijn geboerte dusent vijfi liondert ende een ende twintich des ses ende twintigste dey in Novembri toe een wre neyrnidcîey off deer ontrent, hab ick, weisen cranck van licliaem, nochtans gesont ende machtig van voerstant ende wyttich in mijn vijff sinnen, soe hab ick mey voertochte sin, ende mey een goede byreedt hab bytocht, datter naet wisser is dan dy daedt, ende naet onwisser is dan de wre des dadis, deerom hab ick bij tijt, eer mijn voerstandt mochte verminrie troch kranckheit, mijn testament, laaste wille ofte codicil, alst best stal, cracht ende maoht habbe mey riuchten, macket ende byschrieuwe leten als hyr ney volget:
Wumkes.nl
62 In 't aerst: als mey daedt voerwon wirdt, nu alsdan befeel ick Godt almaclitigh, zijn beneclidc moer Maria mijn edele seel, en de jou dae eerde mijn lichaein, ende bijgerio toe lidzen toe dae Prekebroers bij mijn jelderen; deerney sath iele toe mijn riuchte eerven mijns goeden, bede in raplyeke ende ouraplicke goeden, mijn fyouwer kinden, als: Sicke, Wijthye, Haeije ende Graethie in manieren neyscreven. In 't aerst: so schil Sicke mijn soon scil liabbe Heeringa Staten to Saerdt, toe wyten, die hornleger mey 't Heem ende d' steden, deer ir leyt ende steet, mey vijtî' ende tritich gulden Einsgulden jeers, wt dat sal goet, voer sijn state. Ende deer dae Masten too dae tzereke van bywerrie. Ende die ere des statis bij — sitte, Ende liadt dat goet mare is van rinten, dat schiller halde in deelscliip, ende dit scil naet in fraemde handen voerstoeren moge. Item Wijthie mijn soon scil liabbe Jelmere State op Amelandt mey feer, eer ende Heerlijckheit, als toe Stata ende Amlant lieert, eude deertoe all dae landen, deer ick toe dat huys brwickt hab, byhalven dan pennyngheren, dae seiller aeck liabbe, man men scilsc in zijn deelscip kirte, soe seiller alle Masten toe dae tzereke bijwerne. Item mijn jonckste soon Haeye scil liabbe mijn state in Leuwert mey dae houen; thoe wyten, byimen meuren mey 't heem ende dae houen achter 't huyss aen 't bolwcrck, Ende deervoor seiller alle dae hlasten toe dae tzereke bywerrie ende die eere des statis bijhalde. Item Graethie mijn dochter scil halde goldt, sul ver ende clenodicn/'alsoedeen, als ick en zalige j?ouwel, heer lyeawe moer, jer jown habbet in dae stcedt van lier state. Sncle scil weer inbrenge dae renten dcerse ia her becrlys ontvangen haedt.
Wumkes.nl
03 Encle hiermey scilla dae kinden rlae rinthen, deer tlio feore naet van screvcn staedt toelycbe decle, dae trie sonen ellix allycke folie encle Graethie mijn dochter die trimdeel min, toe wyten, ais mijn sonon habbe elcx trie golden rinsguldeii rinthen, soo scil Graethie mijn dochter habbe twee golden Eïusguldcn rinthen, alsoe voert toe racknien. Item die stata op Amlandt is gelegen in perikel des meers ende anxte van quade liocdt; of deer brack infalt, dat Wijtthie die stata ende heerlijckheit naet bysitte mocht, troch nienschen, hya se graet ofte clccn, ende oveimits dio zee, dat scil wesse in eene sehae, Soe toe voerstaen, dat Wijtthie wt dat meyne goeden scil habbe fij ff en †ritigh golden Rinsgnlden jeers vrij lenten, ende dae broeren encle suster ellicx ney avenandt, gel ij ck wt toe riuchten ende te bytcllien. Ende fait er aeck eenige placht roerende Amlanclt ofte die staten, dat aeck toelijcke toestaan als voerscrevcn is, Aeck soo v/il ick Pieter bij zonderlinge ende befeelt mijn kinden in 't gemeen, ende elcx bij zonderlinge, alsoe lieuw, als hemmen herre christen lave is, datse dae staten voerscreven ende dae Rinthen, jown in dae steedt der state, naet scille moge voercapio, voorwixlio, foerbringe, voerhaen off lawghie, wt dae grade in fraemcle handen. Ende deer mijn testamente ofte riuchten tyenst toemettie, deer desse artikel hinderlick mey wesse, hemlick noch epeiibeer. Ende ofter contrarie deen wart, dat schil disse artikel naet sehadelick wesse. Ende dae sclfste staten, deer me zoe tanht wt dae grade toe brengen, van stonden an scike foervalle wesse an mijn ouwra ncyste eerven. Ende oftit voel, dat ynter van dae staten foerstoere, soo schil 't alle tijden falle op die alste broer, zoe langh als daer den van dae broeren bijholden sint, Ende
Wumkes.nl
Gi hatter selffs ecu zoen, dan meyer 'fc lauwfge. Ende sinter nyn broeien, soe sciîie dae staten valle op de alste broers zoon. En de sint er nyn broers soenen, soe scilt valle acn Graetîiie soenen. Bnde sint er alheel nyn zoenen, van broeren noch suster, soo scillet valle aen dae byrus bern, toe wythen in slirpes, ende soe voert toegaen in 't eeuwigh, als ick Pieter nu foerbaden hab, dat dae staten in fraemdae handen naet foerstoere scille. Eude aeck naet toe voerkapien etcet. Soo moclitit valle, dat• Wijthie een kaepman mochte krijen, om dio stata op Amlandt ende om dio Heerlickheit daervan, dier er graete profyten mey mochte dwaen, dat sciller naet dwaen, sonder reedt van sijn broeren. Ende ist, dattyr dat bij heere reedt, hatter dan van comt, Jiyth se renthen ofte jeldt, deer scil Wijthie dae twae delen van habbe ende sijn broeren dio triindeel. (*) Voert zoe wil ick, dat Sicko mijn soen scil sorgh habbe op Haije mijn zoen ende scil zijn renthen opberre ende naetraft deervan thoe seyiien toe zijne studium mey thoe voervulgen. Ende hatter wrhalt, dat sciller alle jeeren oplidze ende brynget toe dae Jacopïnen toe bewerrien. Alst Harje behoef is toe zijn promotie, dan deer to seynen. Ende byierret mey, dat men soo langh in studio halt, datter een doctoei' in beede riuchten promoueerdt wirdt. Item mey foerbyreedt sat ick, ende tziese den Eerfesten Harling Geerrold Heerma voer en voerstander ende bysehermer in riuchtfirdige seken van mijn kinden, ende raettye hem destelicke een Executoer van mijn testament sampt mey Heer Feddo Popka p e etcet. (*) Was Ameland het familiegoed geweest , dan had hij zeker di'ze bepaling niet gemaakt. Omtrent Heringa en het huis te Leeuwarden als familiegoed wil hij dit niet, allhans hij zwijgt daarvan.
Wumkes.nl
65 eiicle Hemmo Odclaz. "Voert soe wil ick dit testament encle mijn lesten wille halden habba van alle menschen ende bijzonderlinge van mijn kinden, bij dio peno des .Riuclit-eii encle verhernisse desjeens, deer hemmen jown is in dit testament ende mijn lesten wille, soe sell nochtans staeii, als eeni^e codicil ofte owra donatie int er vivos, stal ende macht hebbe mey. Eude hadt ick ytte mettye ende bespreeck Hilligen encle Heeren, ende to Gods eere ofte ad pios vsus clae riuclite armen, dat scil gelijck machtigh. wesse als die principal testament. Hyr toe dit Testament ofte laeste wille hab ick Pieter Kammyngha roepen ende baen o erkennen, als: Heer Feddo Popckes p c byiinen Lionwerdt iy Aldahow, Heer Dittye mijn pr. toe Kammyngebuer, Heer Phs. Vicarius tlio Kaminyngabuer, Hemme Oddaz als een notarius, Becke Scnytmaecker, Andreuws Snijder, Mynttliie Minjihiez, Haije Syerdtsz, Tijss Douwcz, Rinthie Einnertsz encle Tzalingli Tiebbez, burgers ende inwetmers binnen Leuwardt, diss all thoe oerconde hab ick Pietcr Kammynga mijn signet hanget an dit testament ende mijn laeste wille, ende mijn namme liyer onder anscreven toe ware bevestiffheit, soe hab ick Pieter baden Heer Peddo Popka p e thoe Liouwerdt dat hij dit testament mey wolde bysiglie ende zijn sigel hyer mey aen wolde hangie om mijn beda wille ende mey voor hem selfl' encle dae oerkene voerscreven, hwant hija nynter sigelen bruyeke en hwaer dat schryuer hioedt ter bede van mij lierre handtscrift hier mey onder satte willedt, deer zoe schijn is int jeer voerscreven. Onder stonde: Ego dns Dyttzio fateor qbus fe. p. protestor manu propria. Ego àns Phs. Sacerdos ecclesie sancte Katharine in Leewerdia protestor omnia predicta manu mea propria. Stonde noch leger: Is desen nae collatie hiermede bevonden te accorderen. In kennisse van mij
Wumkes.nl
5
6G Notario Publico in Arnm desen 12«n Martii 1641; was vertekent 11. Agricola Kot. Publ., met eenige halen. Nae gedane Collatie tegens den authentique copiele testainente, in et de acte van collatie daeronder staende, vertekent als boven, is dese daermede bevonden te accorderen. In kennisse van mij desen 7 en December 1663. Ter ordonnantie van den Hove: H, Scheerhagen, met halen. * van
WYTTHIE
TESTAMENT VAN CAMMINGA
, Heer van Ameland.
25 October 1541. Copia. Geextraheert uit liet 2e Edeicommissaire registratïeboek berustende in de Griffie 's Hofi's van Vrieslandt fok 314. Op huyden den 27 Juny 1661 compareerde in de Griffie 's Hofi's van Yrieslandt Dr. Jarichus Atsma, advokaat voor den voorschreven Hove, en de exhibeerde seeckere request en de daarbij 's Hofî's marginale appointemente, alsmede een origineel Testament van Watze (Wijthie) van Camminga ende versochte denselven alle ter fideicommissaire registratieboeck geres;istreert te mogen worden, luydende als volgt: In den name ons Heeren Jesu Christi amen. Anno îiae cle geboorte desselfi's ons Heeren Jesu Christi vijftien hondert ende een en veertigh den 25 dach des maaudts October heb ik Wijthie van Camminga nu ter tijdt Heerschap van Amlaiidt noch goot van verst-ant, hoewell crauck van lichaem nochtans gaende, staeude ende rcisende, aeiigemerct, dat wij nijet sekers
Wumkes.nl
G7 hebben, clan die doodt, en de niet onseeckers, dan de ure des doodts enrle hebbe daeroinme een dispositie testament ofte laeste wil fe gemaeckt van mijne tij — t lij eke goederen ende wil dat gobolden hebben als een Testament off ander laeste wille, alsdat best uae recht stail mach grijpen ende dat in manieren nae beschreven. In den eersten bevele ick Godt almachtigh mijn edele ziele ende der aerde mijn lichaem ende begere mijn legersteedt op Amlandt toe Holluin bij mijn zalige moeder ïouwel Camminga ende is 't dat ick sterve binnen Vrieslandt, ende men mijn licliaem overmits onweder niet op Amlandt sonde moegen briugen, soe begere ick in sulcker gevall te rusten toe Sincte Catharina binnen Leeuwarden bij mijn susters ende broeders ende ick gene ende bespreke de voorscreven kereke toe Hollnm op Amlandt eeuwiglijck ende erfflijck een stucke landts gelegen op 't noordt van de voorscreven kereke, aan de kerekemuire, clat ik gecoft hebbe van eender genaemt Mesou; ende Sincte Catharina kereke binnen Leeuwarden, die welcke van Kamminffa geslacht «yefundeert is, bespreke ick eeuwiglijck ende erffiijck, twee steden liggende binnen Luwarden bij Coert Meijers, daarop van den eenen stede nu ter tijt Tiemck Schoeninaecker ende in voertijden Tiaerdt Wassdraijer op placli te woenen, ende d' ander die weduwe van Eelcke Kistemaecker nu ter tijt opwoent ende eertijts Lourens .Backer op placli te woenen ende daer toe noch die onbetimmerde swanebosch buiten Luwarden bij Olde Galileien , waervan de kerekvoogden jaerlijksch sullen geholden wesen alzoo voel olije voor 't werdige liillio'e sacrament binnen sincte Katliarina kereke te besorgen ende laten hamen in Gocdes eere, als mijn saligc olders hier voormaels daertoe besproken hebben ende gelecht op sekere stede toe
Wumkes.nl
68 Karnmiiigaliorne, claer Douwe timmerman op plach te woenen ende nu bij de kerckvoogden vercoft is en de watter meer overblijft, van de voorscreven twee steden ende swanebosch, dan die olije jaerlijcx beloopt, dat sullen clie lcerckvoogden anders tot reparatie ende- versieringe van de voorscreven kercke mogen brucken ende will, dat die voorscreven steden ende swaenebosch niet van der kercke sullen verbrocht ende vervremt worden; indien sulex geschiede, sullen -die selvif'e wedervallen an miin S'raedt. Item voerts soo bespreke ick Graets Kamminga mijn Klister hondert golden guldens aen geit eens, ende schelde haer oick qurjte ende remittiere haer alle het ongclijck, onrecht, schade, moijtzele ende verdriet d'welcke sij mij aengedaen heeft, ende dat om haer conscientie te vrijen. Item Tziaerdt Hollingc mijn mette (nene?) ende îouwel Camminga mijn lieve moeders name bespreke ick elck een dobbel ducaet ende ci'andere kinderen van Graets mijn suster elck een Angeloth, welke voorscreven penningen sullen betaelt •worden van Joncfrouwe Kathrina mijn lieye broeders huisvïoiuve wijlen Sicko Kamminga mijn 1. broeders naegelatene weduwe; ende dat van wegen haar kinderen wut mijn goet, encle ist, dat mijn suster Graets naedat haer die hoiidert golden gulden gepresenteert sijn van mijn lieve snaer voorscreven, dieselve niet ontvangt ,• soe sullen mijn snaer ende haer kinderen uaderhants niet geholden wesen dat voorscreven legaat te betalen. Verder soo begere ick dat die staten en de Heerlij kheit mit die landen daar mijn zal. vader Piter Camminga daartoe gelaten heeft op Amlandt sullen gaen nae dispositie van mijn lieve vaders testament ofte laeste wille, ende soe die staten ende Heerlijckheit
Wumkes.nl
69 nae mijn doet sullen, vallen op Haijo Camminga mijn broeder nae wijlen Pijtter Camminga mijn lieve vaders laeste wille, soe bespreke ick Wijtliie Camminga, Haije Camminga mijn broeder voorscreven tot onderholdinge van die Staten ende Hecrlijkheit voorscreven alle landen, die mij op Amlandt aangearvet zijn en do die ick met coop ende wandel nae mijn salige vaders doet op Amlandt vercregen hebhe ende noch vererij gen mach, uytgesondert dat stuck landts die kereko toe Hollum te voren besproocken ende daer toe dat huys staende op die nieuwe sluys, mit die roerlijcke goederen op Amlant, wtgenomen daervau een silvei halsbandt, geit, golt, silver, clenodien ende golden ringen, dat Pieter Camminga mijn lieve vaders name ende Taco Camminga mijn mette (neven) ende •wijlen Sicko Camminga mijn lieve broeders kinderen (gelijck nae beschreven is) sullen hebben, te weten: Pief er Camminga mijn golden ringh entte torkoyss ende Tako Camminga die silveren halsbant, om een scliinckvat van te maeekeii ende 't ander sullen sij gelijck delen, als te weten: ringen, golt, geit ende silver clenodien ende alles anders, ende sullen Haijo mijn broeder noch sijn iiacomelingen die voorschreven landen ende huy3 niet mogen vercoepen, verwisselen, versetteu, noch alieueren, dan sullen altijt aen clat huys ende tleerlijckhcit van Amlandt bliven. Ende wie die staten ende Heeriijcklieit voorschreven holdt, die sall die landen oick hebben, alzoe dát zij niet gescheiden ' noch genomen sullen worden van clat huys op Amlandt. Ende soe verre uit die daede contrarie muchte geclaen worden, soe wil ick, dat die eigendom niet • sal gaen aen diegene, die de landen mit die dacde tegenst mijn laeste wille alsoe crijget, (als nae dispositie van recht oick toebehoort) ende sall diegene,
Wumkes.nl
70 die dat huys endo Heerlijcklieit op Ainlaudt crijget, als voorschreven is, oick mede bewaren ende voldoen iiae mijn doedt die kerckelasten als dat nae older christelijker gewoente op Amlandt gewoente is ende mit eere toebehoert. Vorder soo make ick erffgenamen rDijn lieve broeders Sicko Camminga naegelaten twie kinderen, namcntlijcken Pieter Camminga ende Tako Camminga, ende elck in de naebeschreven gnedeien, daer mit zij in mijnen gueden sullen gescheiden wesen, te verstaen Pieter Camminga in dat halve guedt leggende tot Eauwert genoempt die . . . . daer ene Tako Bauckes op woent. Item noch een saté te Eauwert, daer eene ïluyoerdt op woent, genoempt op die Writzie. Item noch een saté leggende bij Lieuwarden toe Leckum, genoemt Tzyarda guedt, ende noch een saté toeLeckum, daer eene Claes Pieterszoon op woent, ende daer toe die helfte van dartien koegras landt, leggende bij Licuwardcn op dat olt landt, die nu bij de burgers van Lieuwarden gebruickt worden. Item sal daertoe noch hebben die helft van die steden ende renten, die ick hebbe binnen der stadt Lieu werden, uytgenomen daer van de twee steden voorschreven, sincte Katharine kereke besproocken ende daertoe de Tenye off vischeriryc, leggende achter Cambuir, ende een streno-e landts lessende toe Minnertsgae bij Hermana poerte. Alhier tegens sall Tako Camminga voorschreven voor zijn deel aff hebben: ten eersten dat guedt op die mieden achter Cambuir, daer eene Gerryt op woont, mitte helfte van seven ende vier pondematen, die jaerlijcx wandelen off werven tegens die van Cambuir, welcke d' ander helfte 'daervan toecomt. Ende ist saeeke dat Cammingahuis ende staten Pieter voorsdirevea eerst van haer beiden toe deel muchte vallenj
Wumkes.nl
71 sec sal Tako dat voorschreven guedt op die meden PÊter verwandelen tot gucde luiden seggen sonxier siji schade, indien Pieter sulex versueckt. Item ende sal Tako voorschreven noch hebben een guedt tot Medum, daer Lolck, die weduwe van Anna op woont, ende daertoe die ander helft van die gravinge, steden en ds renten voorschreven tegenst Pieter voorschreven. Item sullen Pieter encle Tako voorschreven vorder liel)ben alle mijn onroerlijcke goederen te voren in dit testament niet benoempt. Item voorts begeer ick ende wil dat mijn lieve snaer jonckvrou Katliarina, weduwe van wijlen Sicko Camminga mijn 1. broeder, die voorschreven clenodien, geit, golt, silver, haer Mnderen te voeren gemaeckt, sal tot haar nemen ende ia toecomende tijden haer twee kinderen voorschreven daervan reeckenschap doen ende dat onder haerlieden delen, want zij gehilct zijn ofte tot haere behoorlijcke jaren comen. Ende ist dat die kinderen sonder wettelijcke kinderen sterven, soe wil ick dat mijn lieve siaer voorschreven die clenodien, golt, geit, als voorschreven is, sal holden sonder emandt daervan reeckeaschap te doene. Yorder will ick, dat joucvrou Catarina die onroerlijcke goederen sal regieren ende die kinderen daer eerlij ck uit ondcrholden, so langhe sr, hileket zijn, sonder daer reeckenschap van te doene. Item ist dat beide die kinderen sterven sonder echte kinderen, soe sal mijn snaer voorschreven tot haer lijfî'stondt hebben ende holden een saté landts, gelegen op die meden achter Cambuir. Ende wil oock, dat het eene kindt van mijn lieve broeders Sicke kinderen op dat ander sal erven, soe verre het geboerde dat eeae van henluyden sonder wettige kinderen ster-? ve, end? dat voor soo veel dese goederen aengaet; ende ingeval beide kinderen sterven sonder echte tólid'eïGlï*
Wumkes.nl
72 soe wil ick dat die onroerlijcke goederen, bij mij iiocre achtergelaten, sullen weder vallen ende gaen in ende aen mijn graedt op 't naeste bloede van mijn, behalven die saté achter Gambuir op de Meden, die save sal bij jonckfrouwe Kathrina mijn lieve snaer tot fcaer lijfistonde, en nae liaer doodt voerts vallen tot ende aen Sinte Catarina kercke binnen Leeuwarden, cfoch bij alsoo, dat se tot eeuwige dagen bij die voorschreven kercke blijven sal ende daeivan niet vervreend sal worden; ende indien contrarie geschiede, dat se weder sal vallen ende aengetast v/orden bij mijn naeste bloedt ende soo 'tselfde voorschreven, is mijn laeste wille, die ick Wijthie van Cainminga voorschreven, mit goede deliberatie, wetenschap ende verstande hebbs gemaeckt, soe wil ick dese mijn laeste wille in alle o manieren ende forme onderholden hebben van mijne erffgenamen voorschreven, ende andere persoenen die daer tegens souden willen doen. Ende in oirconde ende cracht van dien, heb ick Wijthio van Camminga dit mijn testament ofte laesie wille, als dat best stal mach hebben, in tegenwoor» clichheit der naegeschreven eerweerdigen, eersamen, geleerden ende geloof, ij eken mannen, als tugen hiertoe besunderlinge ende op een tijt te samen van mij geroepen ende gebeden, met mijn eigen signet ende handtschrift hieronder bevestiget; ende liebbe, "lot meerder seeckerheyt ende vasticheit, gebeden en bewillight de naegeschreven tuigen, als namentli/ck: Mr. Marten, Pastoer tot Oldehow binnen Leeuwarden, Heer Dijthie, Pastoer toe sincte Kathrina kercke , Heer Joannes Pastoer toe Cornjum , Heer Yno Pastoer toe Hieslum, Doctor Secrp Hanja, Taco Bingie Heerschap woonachtigh binnen Leeuwarden ende dacob Gclisz Burgemeester der stadt Leeuwarden, dat
Wumkes.nl
73 zij , die van hen segclcn voeren , en de wiens scgclen ende haiidtscriften hieronder zijn, voer mij, henselven ende ick onder dit mijn testament endc laeste wille met hoere segelen ende handtscriften mede hebben bevestiget. Actum Lieuwarden anno, die et mense quibus supra, ten huise van meester Marte.n pastoer t Oldehove in tegenwoordigheit der voorschreven tuigen ende Pieter Bieuwerdts Advocaat in den Hove van ïrieslandt ende Notarius Publicus, die dese mijne laeste wille alsoe als voorschreven is wut mijn mondt ende om mijn bede wille, geschreven ende mede als een tuijgh, metten anderen voorschreven tuigen, gelijck geroepen ende gebeden, mit zijn signet ende handtteijcken bevestiget heeft. Onder de principale deses in francliijn geschreven stonden vier zegels in groenen wasse op witte viercante papierekes gedruckt ende daer beneffens ondertekent Wijtze Kammengha bekenne diet to wessen mijn testement. Ick IL Marten lienrici, ter bede van Wijtzie Kammengha, beken ais voorschreven ijs. Ick liijno Joannis ter bede van Wijtzie Kamminga bekenne als voorschreven is. Petrus Sofridus Dom' aplma authoritate notarios Publicus in presentia testium prœdict. rogatu Wijtzionis Cammenga, Dijtzijo ïeijtzeina ss', Joannes Joannis in Co~ rium ter bede van Wijtzo Kainmenga bekenne als voorschreven, Seerp Hanija, I). Taeke Sijnghe. Ick Jacob Gelijss Borgemeister. Naegedane collatie tegens den principale testamente van Wijtze van Camminga geschreven in Prancliijn , vertekent als boven, is desen daer mede bevonden te accorderen. In kennisse van mij desen 2,7 Junij 1661. Ter ordonnantie van den Hove vertekent EL Sclieerhagen met halen.
Wumkes.nl
TESTAMENT van Sicco
VAN CAMMINGA
Vrijheer en Urff/ieer van
Amelandt en CATIIARINA YAN CAMMINGA,
echtelieden. 15 December 1628. C o p i a. In den Name Godes Amen. In 't jaer onses Heeren duisent ses hondert drie en twintigh den vijftienden Decembris liebben wij Sicco van Camminga Vrijheer en Erfîheer van Amelandt ende Vrouwe Catharina van Camminga echtelieden, iele Sicco van Camminga hoewel swack van lichame nochtans wel bij mijnen ver • stande ende vijlt' sinnen ende ick vrouw Catharina, noch cîoeck ende gezont van lichaem, oock mede wel bij mijnen verstande ende weten sijnde, (overleggende datter niet seeckerder is als de doodt ende niet onseeckerder als d' uire Yan dien) willen maecken ende gemaeckt onsen testament, dispositie ende ontscheidinge tusschen onse kinderen, om voor te comen ende te weeren alle oneenicheit, die naer onser beider overlijden anders onder haer solden conen ontstaen, ende dat in manieren ende voegen als volget. In den eeisten bevelen wij onse Edele sielen , als die van den lichamen verscheiden sullen sijn. in de genade des Almachtigen Godts.ende die lichamen der aerden daervan sij genomen sijn. Voorts comende tot dispositie onser tijtlijcker ende hier nae te latene goederen, soe institueren wij erfgenaemen tot deselve Pijtter, Gerrolt ende Wjjtze van Camminga ons drie sonen, sampt Prans ende Catharina van Camminga ons twee dochters, wel verstaende nochtans, dat onder dese goederen niet begrepen sijn ende in
Wumkes.nl
75 de divisie oock niet sullen comen die pralegaten hier nae gespecificeert ende onse drie sonen vooruit onsc goederen tot voorndeel toegeleit, als te weten, de Heerlijckheit van Amelandt, met hoge ende lege iustitie, accijsen ende clomainen , strandrecht ende conijne iacht, die ick Heer Sicco van Camminga voornoemt legatere ende bespreecke Pijtter van Camminga mijn oldtste soone met liet stins, nije gebouwde liuisinge, geschut, plantagie ende hornlegcr tot een vorndcel, sampt oock het groot hiem ende het hiem bij 't huijs , met alle penninghshuiren , dewijle mijn Heer vader Pijtter van Camminga in leven Vrij- ende Erflieer van Amelandt mij bij die heerlijkckheid vooruit ende tot vorndeel gemaeckt heeft. Bet legatere ick ende bespreecke oock Pijter mijn sone voorschreven het giote silveren vergulden lampet met het wateibecken , daertoe behorende, die twe silveren vergulden koppen op malcandercn sluitende , ende Jelmera hom ende wil ick testator voorschreven, dat de Heerlijc-iheid van Amelandt, met alle de Gerechticheden landen en silverwerek, daer bij geleijt sijnde, na versterven van Pijter mijn sone sal erven op sijn oldtste sone, invoegen die selve Pijtter mijn sone toegelecht is, ende alsoo voort in sijn neergaende maunelijcke graed, alle tijdt die de oldtste ende naeste van de laeste versterven is, in 't eenwigh te geduiren, sonder dat dit vorndeel tot enige tijden onder mijne nacomelingen in enige divisie sal mogen comen, maer d' eene voor, ende d' andere naer, alle tijt vooruit tot een prælegaet sullen hebben ende genieten , ter eeren ende tot conservatie van de manneiijeke stamme, daer ick uit gesproten ben. Ende bijaldien Pijter mijn sone voorschreven geraecken mochte te deficieren in sijn mannelijcke descendenten, sal 't selve prælegaet comen
Wumkes.nl
76 en de volveren op Gerrolt van Camminga mijn middelste sone, en de nae 't versterven van hem, op sijn oldste sone, eude alsoovoort in sijn neergaende mannelijke graed, van de ene oldtste tot d' andere; ende ofte Gerrolt voorschreven mijn sone mede geraecken mochte in sijn mannelijcke descendenten te deficieeren, soo sal dit vorndeel nebben Wijtse van Camminga mijn jonghste soon, nae versterven van lietn, sijn oldste sone, ende alsoo voort in sijne mannelijcke descendenten, geiijck hiervoor van Pij ter mijn sone geseit is. Ende alsoo alle mijne soonen geraecken mochten in haer mannelijcke descendenten te deflcieren , soo wil ik testator, dat die laeste besitter van dit prælegaet, voor sijn versterven , alsulcke dispositie van 't selve sall maecken als hij, ter eere ende onderlioldinge van mijn stamme voorschreven, sal bevinden te behoren. Ende wil ick testator oock, dat dit prælegaet in 't " oeuwigh uit mijnen stamme voornoemt niet sal mogen versterven, vercocht ofte veralieneert worden; wil oock, dat mijn lieve echte htiisvrouwe, Trouw Catharina van Gamminga de gehele profijten ende opcomsten van Amelandt sal ontvangen ende genieten ter tijt ende soiange Pijtter mijn sone gehijlckt sal sijn ende alsdan de gerechte helft e van dien hem te laten volgen ende de andeï helft tot haar lijffstonde beholdon , tot profijt van mijne andere kinderen. Ende alsoo die beroerten van Amelandt mij wel achtien duisent gulden hebben gecost, ende tot dien einde enige penningen heb bc moeten ncgotieren, wil ick, dat die schuit (ter causa van die Heerlij ckheit gemaeokt) uit die twee guldens accijs (bij tusschen spreecken van de Hoogmogende Heeren Staten Generael op de tonne bier geleijt) geuittet ende bctaelt sal worden, ende wat boven die obligatien bij mij uit mijn eigen buidel in
Wumkes.nl
77 de achtien duisent guldens betaelt is, wil ick dat uit de voornoemde jiccijs tot profijt van mijn andere vier kinders bekeert sal worden. Item ick legatere en cl e bespreecke Wijtse van Caniminga mijn jonghste sone tot een prælegaet ende vorndeel mijn huisinge, poorte, gracht, beplantinge, homleger met het landt binnen de gracht gelegen toe Oldc galeijen, sampt oock het kleinhof ende huys buiten de poorte op den Grachtswal, met twalefi' koeganger achter olde galei]en , die • osseweide genaemt. Hier te boven noch mijn eleine silveren vergulden lampet met het waterbecken, daertoe behorende, als oock die grote palamoer in silver verguit beslagen sijnde. Ende vrouw Gatharina van Camminga voornoemt legatere ende bespreecke Wijtze van Camminga mijn ionghste soon voorschreven tot een prælegaet ende vorndeel vijff koegangen tusschen den staclt Leeuwarden ende Cambuir bij het "Vliedt gelegen, die bij Symen Backer gebruikt sijn geweest, ende hier te boven noch den grooten hoorn met silver beslagen , die mij van mijn vader aenge-ervet is. Item legatere ende bespreecke Gerrolt van Camminga mijn middelste soone Juwinga huis binnen Bolswardt, met alle die koegangen , renten, pachten, camers, silwerwerek ende gerechticheit, die, mijnder memorie, mijn olders ende voorouders daerby geleyt hebben. die ik wil tot allen tijden daerbij te sullen blij wen ende niet uit mijner grade te mogen versterven dan altijt vooruit op de olste ende naeste van de mannelijcke stamme te sullen erven; ook niet vercocht veralieneert te mogen worden; tegens welcke prcelegaten wij heer Sicco en vrouw Catharina voornoemt, ende onse voorschreven dochters legateeren en bespreecken drie koegangen in de galge fenne by de staclt
Wumkes.nl
78 Leeuwarden met onsc landen thoe Rauwert die Blincke rçenaemt, die twee silveren credensen ende die twe silvereu vergulden druiven, sampt golden ketenen, braseletten, ringen, bacgen, golden ende parlamoeren, meshechten, ende andere diergelijcke cleinodien meer, die na onser beider overlijden in 't sterfhuis bevonden sullen worden, exempt nochtans die silveren ende golden memorij boecken, uirwereken , golden dauwen, knopen ende hoedtsbanden, die ons drie sonen sullen hebben ende deelen. Yoorts so willen wij testators voornoemt, dat de langst levende van ons beiden in de goeden sal blijven sitten ende de kinderen daervan eerlij eken onderholden naer conditie ende wanneer sij geraecken te hij leken, een ij der sijn aenpart van des versturvene aenge-erfde goederen niet uit te geven, die onder die prælegaten niet begrepen zijn. Dit is ons Iaeste wille ende dispositie etc. Actum op dato ende jaer als boven. Onder stonde Sicco van Oammmga, Catliariaa van Gamminga, Sixtus Camminga, ]?. G. V. Heerma, Tiaerd Lieuwes, Binnert Douwcs, R. Thomas, Heercke Heerckes, R. Haringhs, elx met hun respective togen. TESTAMENT van, "WIJTSE VAN CAMMINGA Vrij- en Erffheer tot
Amelandt en Vrou
SOPHIA VAN FERWOIJ,
vrouw van Camminga, echleluyden. 14 November 1640. Copia. Geextraheert nyt liet eerste ficloicommissairc registratieboeck berustende in de Griflic 's HofFs van Vricslaïï.d fol. 247 verso.
Wumkes.nl
79 Op hüyden den 26 September 1655 exhibeerde de deurwaerder Sibrandus Aïigustini seeckereu copiclen authenticquen Testamcntc ende versocht t sclvc alhier ten fideicommîssairc registratieboeck gcregistreert te mogen worden luyt soo volght. In den name Gfodts Almachtigli Amen. In 't jaer ons Heeren ende Saligmaeckers Jhesu Christi 1610 den 14 cn dach des iuaendts november, nae den ouden stijl, hebben wij Hcere "Wijtse van Cammiuga "Vrijende Erffheer tot Amelandt ende Vrou Sophia van ïerwou, Vrouw van Camminga echteluyden, overgedacht des menschen leven ende daer niet seeclcerder is, dan de doodt, ende niet onseeckerder, als den tijt ende wijze van dien. Ende soo wij geen k'indt ofte kinderen bij elckanderen solde raecken te proercren, niet geern intestat souden willen versterven, derlialven voorgenomen met goede deliberatie ick lieer Wijtse van Camminga met swackheit besocht ende ick vrou Sophia van goeder gesondtheit zijnde, doch beide van volcomen verstande ende wetenschap, te maecken onsen reciprocum testamentnm, uytterste ende laeste wille, dien wij in alle poincten naegecomen ende onderholden willen hebben, bij de pene hiernae verhaelt; doch vooreerst onse Edele zielen , wanneer die uyt de lichamen geraecken te scheiden bevelende in de grondelose genade ende barmhertigheid Godes Almaclitich ende die lichamen den aardtlijcke begravir.ge, Comende voorts tot dispositie onser respective nae te latene goederen, soe ist, dat ick Heer Wijtse van Camminga legatere vrou Eranscke van Camminga tegenwoordigh echte huysvrouwe van de Heer Jebbe Aldringa, mijn suster, die somma van vijff hondert caiolus guldens: bespreecke ende legateerc wijders den Armen tot Ballum op Ainelant, alsoock mede die kerekearmeu al-
Wumkes.nl
daer, te samen achthondert carolus guldens. Ende wat aangaet endû belanght mijn andere nae te latene poederen soo ende als dieselvi^e rnii aengecomen ende g'erft zijn, geen van allen iiytgesoudert, (exempt nochö tans de Heerlijckheit, waer van hier nae in deseii mede sal worden disponeert) daer toe institueere ende maecke ick erifgenaem mits desen Yrou Sopliia van Veruou mijn 1. ende welbeminde liuysvrouwe, ende
Wumkes.nl
81 rende als onroerende, die ick vrou Sopliia van Yerwou hiervooren tot liaer leven îanele alsmede eeuvvigli ende erfflijck legateert en de bcsproocken hebbe; den se^vigen Wijtse van Camminga bij dien gevalle jure institutionis erffgenaem noemende en de institutneerende bij desen , ende dat eeuwiglijk ende erfflijck. Ende soo die weigedachte vrou Sopliia soiitler sodanen soiie na te laten geraken moclite te versterven, eu alsulcken gevalle will ick, dat alsdan mijne goederen haer vrou Sopliia tot lijffstonde gelageert ende besproocken, wederom sullen comen erven ende devolvereu op mijn naeste bloedverwanten , die alsdan daertoe bevonden sullen worden gerechtigt te sijn. Ende wes aangaet die Heerlijcklieit van Amelandt, van de welcke ick volle macht ende autlioriteit hebbe te disponereu, uae mijn believen, volgens mijn zal. vaders Tcstamente, soo legateere ik daerafi' mijn lieve ITuysvrouwe Sophia van ï'erwou voor den tijclt van een jaer ende ses weken , a dato mijn overlijden, die volle regeringe met alle profijten ende opcomsten van dien geen exempt. Voorts institueere ende rnaecke ick erffgenaem tot die selvé Heerlijcklieit met alle hoogheiden, jurisdictien, so îioge als lege, strandreclit ende konijne jachten, dependentien, anncxen, vrijheden, prœëmiiientien, slot, schuire, hovinge, plantagie, geschut, weer ende wapenen, aen 't voorschreven slot ende Heerlij cklieit behoorende, als te weten, de drie mortalen stucken ende een ijseren stuck, die bij het liuys geweest hebben; doch soo clesc erffenisse valt op iemandt van ons testatoren kinderen, sal deselve hierbij hebben vier mortalen stucken met aehtien musquetten, tot defensie van liet huys, met vier mesten, vuyrmuisers, met vier ende twintigh piècken, mettet grote vcrguldene lampet ende boecken, met twee verguldcne koppen, die op elcxandereii
Wumkes.nl
0
sluyten, sampt den giote met een kleine hoorn met silver beslach. tot dien allen segge ick erfi'genaem te maecken ende institueeren mijnen oudtsten soon die ick mach geraecken nae te laten, nae hem die volgende en de soo voorts nae order. Ende ingevalle ick quame te overlijden sonder mannelijke graedt, will ick, dat de Heerlij ckheit in manieren ante verliaelt, sal devolveren op mijn nae ts latene oldste dochter, die welcke trouwende haren man sal intituleren met den titul Camminga, dese dochter comende ongetïont te overlijden , sal in dien Heerlij ckheit succederen den volgende dochter, ende soo voorts, mits haer mannen sullen Camminga genoemt worden, dewelcke mijn nae te noemen erfföenamen ick alsdan eenen nae den anderc daertoe instituere ende respectivelijck malcander substitueere bij desen. Ende even verre ick sonder eenige lijffs-erven quam te overlijden, soo institueere ende maceke ick erffgenaem tot dese voornoemde Heerlij ckheit met alle hooglieden , sampt jurisdictien ende dependentien , hiervooren int brede describeert, den "WelEdelen Heere Jr. Watse van Camminga, mijnen neaff) residerende op Cammingahuys tot Leeuwarden, nochtans met expresse conditie ende restrictie, dat deselve Watse van Camminga, aan mijn seer beminde huysvrouwe Yrou Sophia van Verwou meer genoemt, voor het aenvarden der possessie van 't voorschreven slot, Heeilijckheit off eenigh deel van dien, sall gehouden sijn uyt te keeren in baren ende gereden gelde eens, den somma van" vijftien duysent carolus guldens, maeekende twinticli duizend rffcxdaelders, ende dat ten aensien vooreerst van die gedeboiirsecrde thiende lialfi' duizent carolus guldens, my als successeur. in de Hecrij ckheit te laste comende, ende oock aan mijn sal. Broeder Heer Pieter van Camminga ac-
Wumkes.nl
83 tioniers uytgekeert ende betaelt; alsmede ten respecte van de sware costen in t appaiseren der onderdanen, gelijck mede in t ver er ij gen der neutraliteit geschiet, merckelijcke grote reparatien ende iiielioriatien van schure, den hovinge ende plantagie, sampt opbouwingc van de kereke en de andere timmeragien ende aenles'tjinp'en van nieuwe tuinen ende hovingen gevallen, alle te samen mede uyt haer E. goederen, opcomsten, propijnen ende andere profijten gedaen ende gedragen. welcke haer E. contingent ick ter voorschreven somma liqitidere, moderere ende begrote, om haer uyt alle processen ende dispuiten van liquidatien ende melioratien te holden ende bevrijen. Legaterende ende bespreeckende haer E. 't gene de voornoemde somma haer E. gerechte quota mochte schijnen daerin te excederen eeuwiglijck ende erfflijek. Ende alsoo ick ende mijn welbeminde huysvrouwe eenige penningen volgens obligatien daervan zijnde, bij ons beiden onderteeckent. hebben genegotieert, welcke g'imploieert sijn tot slissinge der moeyte, conservatie der Heerlijckheit ende wederstant tegeus die machinatieu ende invasien van sijn (mijn ?) swager Zuhm, reparatien ende melioratien, sampt vercrijginge van neutraliteyt boven verhaelt, als dewelcke poincten alle mijn L huysvrouwe ende haere goederen niet conerneren. Is t dat ick haer E. daervan bij desen ontlaste ende bevrije, dieselve tot mijn laste neme ende mijn 1. huysvrouwe den liberatie van dien expresselijck legatere, met verclaringe, dat ick en sodanen reguard die somma van penningen, welcke myn successeur ende erfigenaem van de Heerlijckheit aen mijn beminde huysvrouwe sal uytkeren ter somma boven verhaelt, hebbe gemodiflceert. Ende off het gebeurde, dat den boven geïnstitueerde erfigenaem van mijn Heerlijckheit Jr. Watse van Cammingha, binnen 6*
Wumkes.nl
QÂ O-i
dun tijt van een haijï jaor n.-ie liet overlijden van mijn testator, den genoemde conditien (gelijck ick expresselij ck will) niet rnochte ten volsten naecomen, soo substitueere en de instituere ick, in plaets van Heeren Watsc van Camminga, mijnen neeft' Jr. Taco van Camminga met gelijcke belastinge ende restrictie, gelijck in de crflgcnaern Watse van Camminga geseit is. Ende indien denselven oock mochtc deficieeren in 't betalen der voorschreven penningen, ende alsoo in 't volbrengen van do voornoemde conditie, substitucre ick denselviyen Jr. Sicke liinp'ers ïnîjn susters soone, met gelijcke conditicn ende restrictien boven in 't brede verhaalt, des dat hij aanneme ende were den titul van Cfuïtminga. Ordonncrc ende vcrclare bij desen veel expresselij ck , dat mijn voren gedachte 1. huysvrouv/e op onse huis ende in onse Heerlijekheit sall verblijven ende alle incomsten ende opcoinsten van wat uatuire, die mogen zijn, hefl'en ende genieten ende alsoo rei ipsi incnniberen, hen ende ter tijdt, dieselve sail met contante penningen ter summa boven verhaelt van den genoemden eoïsten tweeden ofi derden erîi'gcnaem der Heerlijckhcit ten vollen hctaelt ende vernocglît KJjn, invoegen ick het liuit te laste hebbe geleclit. Wijders , indien Godt mijnen eerst geïnstitueerde erû'genacm Watso van Camminga, als zijn Ed. de boven verliaelde conditie sal hebben voldacn, mo.ilito begaven met een wettigen soon, soo sall deselve soon den vader in de voorschreven Heerlijcldioit succederen, met cxclnsie van zijn broederen ende susters. Ende alwaor 't dat de gedachte Camminga all dochteren mochtc gcraeclven jiae te laten , soo sullen deselve in de JieeiTijckhclt niet mogen succederen, macr sall die selvlge dcvolvereii op mijn ueoiF Taco van Camminglia, nao hem VYatse van Cammiiiga off secuwJo loco gein-
Wumkes.nl
85 siitueert, mits mnboiirseroudo die penningen bij mijn aklcrlicfctc alsdan ontvangen ende bij dien eersten crflgeiiaem opgeschoten. Ende indien dcnselvigeu mede mooîite afllijvich worden , soudcr rnannelijckc wettige geboorte nae te laten , soo wilt ick ende ordonnerc , dat die vorengemelte ïieerlijekheit devolvcre eude vervalle op mijnen gedachten neeff Sicke Eengers vooren iertio loco nomineert, onder conditie ende lemboursement als vooren g'expresscert, d'welckc indien hij om sulex te doen mochte manqueren off sicli onwillich stellen, om 't selve te presteren, invoegen ante g'exprimeert, ofte oock soo hij Eingers sonder wettige manlijck graed nae te laten moclite versterven, soo instituere ende substituere in dien gevalle hem Eengers tot den voor verclaerden Heerlijcklieit mijn 1. eude meergenoemde hujsvrouwe vrou Sopliia van Verwon ende dat eeuwigh ende erfflijck ende in cas van haer overlijden, alsdan soo substituerc ick haer E. soodanigo soon off anders deseendente graden als van haer E, alsdan in levâne lijve mogen zijn , etc. Dit is dan cortelijck onsen Testamente ons nytterste eude laesto wille derogeerende ende renuntieerende specifice ende expresselijk alle voorgaende dispositien bij ons apart ofte tsamen voorgaens gemaect, willen ende ordonneren expresse, dat dese nae onsen doodt lespectivc in alle poincteii achtervolght ende naegecomen sal worden bij allen dengenen die liet raeckt, bij pene, dat de opposanten off eene van dien, sullen verbeuren 't selve haer bij desen testamente maeh toegemaeckt zijn. Ende evenverre dese niet soade mogen bestaan, als een solemneel testament, soo willen wij , dat het sall subsisteren als een codicil, donatio mortis causa, off eenige andere simple laeste wille, soo ende als het alâezhest begtaen ende effect sorteren can ende mach ;
Wumkes.nl
86 genomen daer in alle eenige requisiten van recht voorbijgegaen ende geommitteert mochten sijn, alles in behoorlijcke forma. In kennisse des ende opdat dese mach hebben des te meerder cracht, hebbe ick vrou Sophia van Ferwou clesen (naedat ons hetselve iterativelijck door den naegenoemclen secretaris wel ende duidelijck was te vooren gelesen oock bij óns selfl's beaien ende alles met rijpe deliberatie wel verstaen) met mijn eigen handt vertekent ende iek lieer Wijtse van Camininga door mijn sware passie ende tegenwoordige swackheit in mijn handen ende andere lidtmatcn niet conende sehrijveiî off mijn name setten, hebbe ick expresse ende om dese special voor mij t' ondertekenen gebeden encle versocht Tiebbe Douwes Burgemeester van Hollum, waar te boven wij te samen eude elcx besonder, in volcomen waaiheitsgelooff, tot de medeonderteeckeninge hebben versocht ende als loofwaerdige getuigen gebeden die eersame ende achtbare mannen als namentliick Jan Ulbes Burgemeester van Hollum voorschreven ende Jan Riuuerts Burgeraeister tot Balliiin, Andries Herns mede Burgemeester aldaer, ïocke Haijes , Sipcke Gijsberts , Einnert Jacobs, alle burgers ende Ingesetenen op Amelandt i?am.pt Eduardus ïienrici, secretaris van de Priesche regimenten, notaris publijck dewelcke getuigen alle de verteeokeninge geeme hebben gedaen, naedat wij weigedachte testatoren tsamen ende elex besonder hadden verclaert, dat dit was ons testament ende nytteiste wille ende aengenomen haer E.E van- dese onderschrijvinge (vermits haer alleen 't begin én de einde is te vooren gelesen) te indemneren , alles in een context, ïiaedat wij getuigen gesien hebben, dat cle testatoren ons allen wel bekent bij seer goeden verstande. Actum oj! der testatoren slot tot Ballum op Amelandt op dach.
Wumkes.nl
87 jaer ende maendt als boven. Anno 1640. de post sijn de woorden in dorso van 't eerste bladfc, boven den regel, voor den bevestinge gestelt, ende de volle verteeckeninge geschiet, voordat d'eene van d'ander is gescheiden. Actum utsupra ende was onderteelcent Sophia de Yeruou vrouw van Amelandt, Tiebbe Douwes, Jan Ulbes, Jan Rinnerts , Au dries ïlerns, Eeinert Jacobs, Pocke Haijes, Sipcke Gijsberts, E. Henrici Not. Publ. elcx met eenige streken. Leger stonde Gecollationeert jegens 't principale testament, vertekent als boven, is desen voor soo veel hetselve spreekt van de dispositie van Heer Wijtse van Camininga pia memoriae daermede accorderende bevonden. In kennisse van mij desen 21 Eebruarij 1641. Ter ordonnantie van den Hove getekent J. Petri met zijn gewoontlijcke togen; noch lager stonde. Geconfereert tegens gelijckluidende authentiquen copielen testamente, met de acte van collatie daeronder staende, vertekent als boven, is desen daermede bevonden te accorderen. In kennisse van mij desen 26 September 1655. Ter ordonnantie van den Hove vertekent H. V. Seheerhagen met halen.
—SS-SSI-ICTSN^ 0 "--'
Wumkes.nl
88
OPMERKINGEN BIJ HET SÆ'/.ÏYN VAN IIET EEK.STE DEEL VAN HET
Cbarlçpboek van Tpieslasid»
Voorrede, Blad L. Aldaar wordt gezegd. //De grote Karel tastede de //vaderlijke erfgoederen aan en benam hun (den Frie//zen) het ervregt op dezelve. /'Eenige schrij veren , en inzondeiheit Eegino Pru//miens, op het genoemde jaar 784, kramen niet hervatten, hoe dat deze geheele Natie , de uitwerkselen //van 's keijzers verbolgenheit heeft moeten ontwaar //v/orden, daar alleen maar een deel der Vriezen zig //der Saxers onderworpen hadden, en in den toenma//ligen opstand ingewikkeld waarcn; hieruit zoude men /'deze bedenking kunnen vormen; of die daad door //Karel de Grote op de Vriezen uitgeoeffent, meteene /'bestaanbaare rcgtvaardievheit kan overeen eebraft wor//den? In 't algemeen zoude men moogen en moeten //stellen, dat zulks tegen de regten der natuure zelve, "ten eenemaal aanloopt. Edog niet bepaalinge kan //men zig in dezen beroeppen op de Givtbrief van //Lodewijk bijgenaamt de Vrome, dewelke ten ant//woorde diene." Deze Giftbrief vindt men bij Nic. van Schaten in; Aitnaliùus Paderbornensibus Lib, 2 pag. 65« — Die
Wumkes.nl
89 Akte wordt nu daar vermeld eu daaruit gcblijkt alleen, dat Ethingli, Hruotmar en Thancmar, als afgevaardigden van het Pagus Stormusc, zich tot den Graaf Ertangerns en den Gezant Erlegardus gewend liadd.cu en te kennen gegeven, dat, daar üij met dcu opstand der Wïgmodiers geene gerneenscliap hadden gehad , des niettegenstaande, als hunne medepligtigeu beschouwd werden, Zij verdedigden zich toen op dat punt, ten gevolge waarvan Lodewijk de Vrome hun het goed terug gaf, hetwelk zij ten dien tijde eerlijk eu wettig bezaten, eu, behoudens ieder zijn regt, hunne goederen voor zich en hunne erfgenamen vrij en oubozwaard te bezitten en aan hunne nakomelingen nalaten, of wel, daarmede naar welgevallen te handelen. — Vervolgens wordt daar gezegd. //Uit dezen ope//nen Givtbrief blijkt dan nu, dat do Vriezen na den //dood van Karcl de Grote door 'de zagtmeedk-heit //van Lodewijk bijgenaamt de Vrome in 't vrije be//zit van het vaderlijk ervgoed wederom zijn hersteld n geworden." Wanneer wij dezen brief goed verstaan hebben, dan is deze gevolgtrekking niet juist en pleit die brief voor het gevoelen van Regiiio , en als er geen ander bewijs kan aangevoerd worden, dan bepaalt zich die handelinff van Karel de Grote slechts tot dezen en de Wigmodiers en niet tot alle de Friezen, terwijl Lodewijk hier alleen aan die van het Pagus Stormuse het vrije bezit teruggaf, en niet aan alle Friezen, het geen dan ook niet noodig was, daar zij dat reeds hadden.
Wumkes.nl
90 C'âart. v. Fr. I , 163. De Akte van 11 Maart 1321 heeft tot opschrift: Brief van Vrijgeleide door die van Tlarlingen, aan die van Harderwijk gegeven, met verzoek, dat zij het zelve wedervaeren moglen. Zoo als dit opschrift luidt, zoude men hier aan de stad Karlingen in Friesland moeten denken, ziet men evenwel die akte in, dan ontdekt men, dat het Harlingerland over den Eems is. Aijlward Mensana en Thiardns Ebekena gelastigden van de veertien districten van. Harlingeiland, en geheel het Harlingerland, schreven dien brief, en werd gegeven te (Mingen en voorzien van het zegel van alle de Eegters van Harlingerland, (sigillum omnium jndicum Haiiingoram) zie ook Chartb. 1 507 , akte van 21 Junij 1434, alwaer ook Ilarlinge voorkomt.
Chartb. v. Fr. I , 186. De Akte van 12 Junij 1323 heeft tot opschrift: Briejf\ dat die van Ifarlingen, en die geene, die te Hartwerik plagen gaer te commen, voortaen in Fraiieker sullen gaer commen. Zien wij nu die akte in, dan bevat die niets anders , dan eene verklaring van den Abt van Ludïngakerk, en gelijk aan die, welke daarvoor staat, van den Abt van Bloemcamp, waarbij zij verklaren, in de vergadering te Hartwerth tegenwoordig te zijn geweest, dat alle, en die Duitschers (quod omnes et Singuli Germani), welke daar tegenwoordig zijn geweest, bepaald hebben, dat de stedelingen van Harlingen onderworpen moeten zijn aan de Jurisdictie yan de Griet-
Wumkes.nl
91 mannen en hunne Mederegtcrs in het District van ïrauekeradecl. (Bij V. Mieris I I 293 is het opschrift goed, doch heeft tot datum 12 Junij 1322.) Wie zijn nu die Germani? Ik vermoed, Oostergocirs.
Charib. I , 174 Het opschrift van de akte van 28 Maart 1826 is: Grietmanni et judicas Albae Astriginis enz. en wordt aldaar vertaald. De Grietmannen en Schepenen (Re-gters ?) van Oostergo. In de Akte staat: Grietmanni Ceteriqne Indices Albe Oestriginis, de Grietmannen en overige Regters van Oostringen aan de Elbe, en het slot heeft: In Cujus rei testimonium Sigillnm Universitalis Zelandie Albe Astriffenis presentibus duæimus apponenàum. Bij den eersten opslag zoude men moeten geloven, dat Oostergo in Friesland bedoeld werd, terwijl het Oostringen aan de Hobe is.
Boven de Akte van 10 ITebraarij 1S27 (Chartb. I , 176) staat: Jwdices Astringiae JBremensis en is vertaald : De regiers van Bremen. Hie^ wordt het zoo evengenoemde Oostringen, Bremenso/f Oostringen genoemd. Maar ook is het latijnsche opschrift bovendien onjuist. Er moest, even als in de Akte, staan: Judices et Universitas terre Astringie, Bremensis Dyocesis, enz. De Regtera en de Gemeente van Oostringen, van het Bisdom Bremen enz. Die akte schijnt te lever opgesteld te zijn, want het slot heeft: Datum Genere. [Genere is eene drukfout), v. Mieris heeft dezelfde fout begaan.
Wumkes.nl
92 Üharlh. i: Fr. I . 835. Aldaar vindt men cene Akte van 24 September 1401. — Had men die Akte goed gelezen, dan had in en ontdekt, dat zij eene uitspraak bevat, tengevolge van eene Commissie van David van Bourgondien, als Bisschop van Utrecht, die eerst na 1455 en tot 1496 Bisschop is geweest, en dat dus die akte aldaar niet moest geplaatst worden, en er eene verschrijving van het jaartal bij het kopieeren had plaatsgehad; en dit had men kunnen ontdekken, toen men in het Cliartb. I , 694, de Commissie plaatste, uit kracht van welke de zoo evengemelde akte het licht zag. Die Commissie is van 81 julij 1480. Deze akte moet dus later dan dien datum zijn. Ik zoude geloven, dat er in do oorspronkelijke het woord oclogesimo (80) voor primo stond, en dat dit woord bij het afschrijven is uitgelaten en men lezen moet: Anno Millesimo quadringentesimo octogesimo primo (1481). Men schijnt Sehotanus in zijn Tablinium fol. 67 en 72 zonder nadenken gevolgd te hebben, want hieruit zijn zij overgenomen en staan daar ook verkeerd. DE HAAN HBTTEMA.
~ær*&®œ&W'.
Wumkes.nl
93
Raad in het Hof van Friesland,
Het is voor den beminnaar der Eriesclie geschiedenis en oudheidkunde voorzeker eenc aangename gewaarwording te mogen bespeuren, dat bij de meerdere ontwikkeling van de lust tot beoefening van onze historie, de bekendheid met hotseen Friesland oroot en edel heeft voortgebragt, en de beroemde personen, op dat gezegend plekje gronds geboren, allengskens meer wordt uitgebreid, maar het is niet minder waar, dat juist door die bekendheid het van jaar tot jaar mocijel ijker wordt, een e nieuwe, niet algemeen bekende bijdrage voor onze periodieke geschriften te leveren. Zoo ging het mij althans, toen ik van den geachte» Eedacteur van den Prieschen Volksalmanak de herhaalde uituoodigiug ontving, om ook weder dit jaar mede te werken tot bevordering van het hoofddoel van dat boekje, de verspreiding namelijk van kennis aan de daden en gebruiken onzer voorouderen, vooral bij hen, die het aan tijd en lust ontbreekt, grootere werken na te slaan. Voor ditmaal heb ik mij bepaald tot het opstellen van eone levensschets van eeuen, voorzeker bij de meeste lezers van ons jaarboekje ten eenenmale onbekenden persoon, die echter door zijne braafheid, geleerdheid en geschiktheid voor den gewigtigen post, dien hij bekleedde, ten vollen verdient meer naar waarde geschat te worden, Het is de beschrijving
Wumkes.nl
94 van liet een ei] zeventigjarig leven van den Raadsheer Jarich van Ockinga, welke ik in weinige woorden wilde mededeelen. Hij was de oudste zoon van Here van Ockinga, Baad in liet Hof van Friesland, en van Magdalena van Burmania, en werd te Leeuwarden gedoopt den 18 Februari] 1644. Slechts een kind van dertien jaren zijnde, bekwam hij den 13 November 1657 reecis een e aanstelling als Kapitein bij de Infanterie (*). Of hij zich in 1665 bij het leger van Joan Maurits bevond, toen deze tegen den Bisschop van Munster oprukte, is mij onbekend, doch zeker is liet, dat hij reeds den 13 Februari] 1666 zijne militaire betrekking, en "op naauwelijks twee en twintigjarigen ouderdom den gewigtigen post van Eaad in het Hof van Friesland aanvaardde, opengevallen door afstand van zijnen vader. In 1673 leverde hij met zijne ambtgenooten, Horatius van Knijff en Assuerus van Grovestins, bij de Staten van de Provincie een vertoog in, waarbij zij verzochten ontslagen te worden van het doen van den eed van geheimhouding cler adviesen, in de vergadering van het Hof gegeven, vermits zij oordeelden, dat iemand, die tot zulke hoogstgewigtige ambtsbetrekkingen geroepen was, vauzelfs behoorde te weten, wat voor de dienst des Lands moest verzwegen of geopenbaard worden. Bij resolutie van de Staten werden zij in het gelijk gesteld, en het Hof verzocht hen weder toe te laten tot de beraadslagingen, waarvan zij, uithoofde van hunne weigering om den eed te doen, waren uitgesloten (†). (*) Dit was tocnmaals niets bijzonders , daar men <îe loffelijke gewoonte had de krijgsambten te veikoopeii. Voorwaar een Ireffelijk middel om fjekwanx; bevelhebbers te bekomen. ' ( † ) Charterbock van Friesland, 5 D. bl. 948, SM9 en 951.
Wumkes.nl
9S Na het overlijden van zijne eerste vrouw, Barber van Camstra, dochter van Homme van Camstra en Edweit van «Juckema, weduwe van Bonne van Harinxma Donia, geboren den 9 Maart 1634 en gestorven den 30 November 1696, hertrouwde hij met Ida Maria, dochter van Ulbe van Sixma en Alegonda van Unia. Zij overleed den 26 Augustus 1705 aan de kinderziekte, in den ouderdom van vier en veertig jaren, en werd te Eoordahuizum begraven, waar ook later haar man werd bijgezet. Op haren dood werd een e treurzang gemaakt door G. J. van Eekoma J. U. D. Zij hadden eenen zoon, Watze Hero genaamd, die gedoopt te Leeuwarden, den 30 Januarij 1701, kort na zijne moeder overleed, namelijk den 11 September 1705. E. Boukeina maakte op hem een grafschrift in het Nederduitsch. Tot eerste en presiderende Eaad in het Hof benoemd, was Jarich tevens Curator van de Academie te Franeker, in welke laatste betrekking hij zijnen vader in April 1682 was opgevolgd. In de Genealogie schijnt hij zeer ervaren geweest te zijn, althans liet Stamboek van den ïrieschen Adel geeft op, dat TL van Burrnania aan hem het geslachtregister van Ockinga en meer andere te danken had, en dat hij dat van Grovestins leverde in de Variae Genealogiae van Jhr. Alexander Joseplius van der Laen. Yolgens liet werkje: Erisia nobilis, waarin op bl. 162 een gedicht van T. Gutberleth, op eene Disputatio Physica van hem, voorkomt, blijkt het dat hij zich. ook op de natuurkunde had toegelegd. E. Baders levert in laatstgenoemd werk een lofdicht op onzen Ockinga, toen hij Curator van de Praneker Academie werd, alsmede een vers opzijn tweede huwelijk en op de geboorte van zijnen zoon, terwijl er twee lijkdichten op hem voorkomen, het
Wumkes.nl
96 ijciie van Cliristiamis Brink, Predikant te Beefs eli Jellum, en het andere, zijnde eene vertroosting voor zijnen neef Tjalling van Camstra, door O. B. Etma, allen in liet Latijn; in het JNeclerduitsch bezong E. Boukema zijne uitvaart, en roemde hem als wijsgeer, historiekenner en taalkundige. Uit dit alles is ligtelijk op te maken, dat Jarich van Ockinga een bekwaam en geleerd man was, zeer bemind en geacht bij zijne landgenooten en medeburgers. Ook bij de Vorsten van Oranje Nassau stond hij in liooge gunst. Bij het overlijden van zijne tweede vrouw, ontving hij eene hartelijke condoleantiebrief van Johan Willem Friso, uit het leger te Landen, en van Amelia, gemalin van Hendrik Casimir I I , twee brieven, waarvan een het rouwbeklag over zijne tweede echtgenoot en eene andere dat over zijn zoontje inhoudt. Hij overleed den 7 November 1714, in den ouderdom van een en zeventig jaren, diep betreurd door vrienden en naastbestaanden, die hij gedurende zijnen langen levensloop steeds met raad en daad had bijgestaan. Op den 19 Januarij 1708 had hij zijnen neef Tjalling Willem van Gamstra, Grietman van Idaarderadeel, bij testament tot zijnen universelen erfgenaam benoemd. Bergum, Julij 1854.
H.
BAEKDT VAK SMINIA.
~<*so<î®-f££^V^R-J'» ©S>®»»—
Wumkes.nl
j
Wumkes.nl
97
CXAEA PEYOENA VAN SYTZAMA , eene ITriesche Dichteres, werd geboren te Leeuwarden den 5 April 1729. Zij was eene dochter van P I E R WILLEM VAN SYTZAMA, Heer van Bellingweer tot Bellingweer, JFïnsum, enz. Luitenant-Kolonel en later Lid van onderscheidena hooge Collegiën, als van de Eekenkamer in \iHage en van de Staten-Gencrael wegens Stad en Lande. Hare moeder was EBEI, JULÏANA AEBING-A VAN I I U MALDA. Den 6 September 1750 trad zij te Bellingweer in den echt met IsAäK BÆINDEB, VAN EAESFELT, Heer van Heemse, Alerdinck, Pol en den Doorn, Kapitein bij een Overijsselsen Eegiment. , Haar portret, 'twelk men aantreft vóór hare Bellingweerder Uilspanningen, behelzende Geestelijke en Mengelstoffen, te Groningen gedrukt in 1746, is geteekend door J. W A S SENBEEGH en gegraveerd door J. C. P H I L I P S , naar hetwelk het nevenstaande op steen is gebragt. Onder hetzelve vindt men dit vierregelig versje: Zo praalt Adeldom bij Deugd. Wijsheid, Schranderheid en Jeugd Is in CIJABAAS deftig wezen, Maar nog meer in 't werk te lezen. In de Voorrede vóór hare Ileemse, Hof-, Boschen Veld-zang, in vier zangen, uitgegeven te Utrecht in 1783, schrijft zij, //dat eene blakende genegenheid voor de Poëzij haar van der jeugd aan zoodanig bezielde, dat zij wel gewenscht liadde van dezelve haar hoofdwerk te hebben kunnen maken, doch dat de taak van andere bezigheden haar niet toeliet deze kunstdrift anders, dan bij wijze van •uitspanning, bot te 7
Wumkes.nl
98 vieren." Wat îiare dichterlijke verdiensten betreft: naar liet oordeel van WITSEN GEYSBEEK, 'Biogr, A11ihol. Grit. Woorderib. der Neäerä. Dichters D. Y bl. 149, zijn hare vroegere verzen van weinig beteekenis; omtrent hare Bellingweerder Uitspanningen zegt hij: /'deze gedichten zijn vervaardigd in hare vroege jeugd; toen zij nog geen ander rijmwerk kende dan de Psalmen van DATHE>TUSJ en van alle voorlichting en hulpmiddelen (gelijk zij ook zelve erkent in de reeds aang. "Voorrede) volstrekt ontbloot was, door haren vader ter drukpers gezonden, met die overhaasting, die men alleen aan het zwak van een vooringenomen ouderlijk hart kan toegeven." •— IE.R. DE V E I E S , Qesck. der Nederl. DicMJc. I I bl. 269, noemt haar eene verdienstelijke Dichteres en getuigt van dezelfde Verzameling; van Gedichten, dat zij zeer verdienstelijke Diclitstukjes hebben. Na de uitgave van dezen bundel verliepen er vijftien a, 16 jaren, in welke zij, gelijk zij schrijft, niet geloofde de verroeste lier weer te zullen behandelen, doch na verloop van dien tijd schreef zij op haar eenzaam Landhuis in Overijssel het genoemde Dichtstuk IleemsC) hetwelk ongetwijfeld een bevallig en leerzaam Dichtstuk mag genoemd worden, in hetwelk uit de verschillende geaardheid der natuurvoortbrengselen zeer gepaste en nuttige zedelessen worden afgeleid. Zij droeg dit Gedicht op aan hare kleinkinderen,
REINHAET IZAAK en MAIIÎA GLAKA, Graaf en
Gravinne VAN RECHTEKEN , met de volgende regels; Liefste wigtjes, eedle telgjes, Kindren van mijn eenigst kroost, Door de Algocdheid ons geschonken, Eindren die mijn hart vertroost; Gij, die, met uw lieve lonkjes, Mijn beklemd gemoed verblijdt;
Wumkes.nl
99 I j ' : i
| i j ! i ! j !
i ,: i
| | | S i
Al de vreugde, van mijn leven, Eükel mijn verwagting zijt: Beeldjes van uw lieve Moeder, Al te vroeg gedaald in 't graf . . . . Schreit niet! 'k Wil u niet bedroeven, 't Is de Heer die nam en gaf. ''t Vaderhart van 't eeuwig wezen Kan voorzien in uw gemis, Gij, zijn tedre zorg bevolen, Smaakt ook reeds hoe a'oed die is. 'k Voel nog al de Icragt der woorden, Daar uw Moeders voege mond, î n haar laatst on treffendst afscheid, U meê aan mijn hart verbond, Toen ze u met haar liulp en zorgen. Zelf niet meer kon gadeslaan. O hoe teer was 't moederharte, Met uw eeuwig heil begaan! In de ontzaglijkste oogenblikken, Toen zij allerduidlijkst zag, Hoe alle ondermaansohe grootheid Niets bij 't eenwig halen mag! Och dat God haar zucht verhoore! U behoede voor 't fenijn, Dat er schuilt in 's werelds schijnschoon, Dat zoo ligt kan doodlijk zijn ! Och dat vroeg Gods Geest u leere, Door al 't zigtbre heen te zien, Om naar hooger goed te streven; Vroeg uw Schepper 't hart te bien, Op de koninklijke wegen, Daar de Heer zijn volk op leidt, Wiens geluk Hij wil volmaken, Ia het rijk der heerlijkheid. 7*
Wumkes.nl
100 Dat zal d' Adeldom versieren, Daar zijn gunst u mee beschonk, Die zoo roemrijk in uw vadren, Bij hun eedle deugden, blonk, 'k Wensch daar heen u op te leiden. 'k Wensch, mijn dierbaar nageslacht? Vroeg uw jeugdig hart te leeren, Hoe men deugd en pligt betragt. 'k Wensch u lessen na te laten, Tot uw nut, in rijper tijd. Mogt daartoe dit dichtstuk dienen, 't Wordt v. in die hoop gewijd ! Leest het met dat eel genoegen, Dat mijn geest en zinnen trof, Als natuur mijn aandacht toefde, 't Hart ontvonkte in 's Hemels lof. Wilt er mijner aan gedenken, Als gij hier in tuin en woud, Op uw ouderlijken eifgrond, 't Schoon dat ik er zag beschouwt, Laat mijn zangstof u bekoren, Yindt uw Maker waar gij ziet! Ai vervangt de zwakke toonen, Die mijn lievend hart u biedt. Roemt ook op uw beurt de werken, Yan Gods nooit volprezen hand; Erft eens zaliger landouwen In het hemels vaderland! "Bij het opmerken van de schoonheden en rijkdominen der natuur, (zoo schrijft zij) zoo helder uitsch.itterende in de voorwerpen, die ik in mijn buitenleven dagelijks met het grootste vermaak beschouwde; voorwerpen, die, hoc menigmaal bezongen, echter altoos
Wumkes.nl
101 onuitputtelijk zullen zijn en blijven, verrees bij mij een vernieuwde lust, om te beproeven wat ik er van zoude kunnen opzuigen, te meer omdat ik deze stofte vond bij uitnementlieid geschikt, om het harte op te wekken en te verlevendigen, ter verheerlijking van den Schepper en Onderhouder der gansclie natuur, ter vernedering van allen menschelijken hoogmoed, op eigen wijsheid, magt en heerlijkheid, en ter onderwerping en toevertrouwen van zig zelven en alle zijne belangen aan het alles besturende Opperwezen. Een stoffe, zoo uitgebreid, zoo voortreffelijk, heerlijk en dierbaar, dat de opmerkende aandagt van den grootsten wijsgeer er zig nimmer aan zal verzadigen, en dat ze hem met alle redelijke schepsels in verrukkelijke bespiegelingen moet opleiden, ter aanbidding van die eeuwige en onbegrijpelijke Almagt, Wijsheid en Goedheid, die hare onzienlijke eigenschappen zoo luisterrijk in deze zienelij ke dingen heeft willen openbaren." Uit dit Landgedicht deelen wij nu eenige proeven mede, zoo wel om de Poëzij van VAN SYTZAÎIA nader te leeren kennen als om liet boven gezegde daaromtrent te staven. - Hoe noopt elk voorwerp mij der bloemen lof te zingen ? O wonderlijke pracht, wat schoonheid, hoe vermaard, Die u in luister of schakering evenaart? In al dit praalsieraad, in die bekoorlijkheden? Natuur wil in triomf op 's werelds schouwburg treden, Op 't heerlijkst uitgedost in schittrend feestgewaad, Dat allen zwier en smaak en pracht te boven gaat. Hoe bloost dat karmosijn, gelijk aan de uchtendstralen ! Wie zag ooit blaauw azuur met schooner luister pralen ! Hoe blinkt dat goudgeel blad, met schittrend gruis gedekt! Hoe gloeit die purpren gloed, die 't oog tot eerbied wekt i
Wumkes.nl
102 Wat glans straalt van clat wit, en hoe bevallig spelen Die verwen onder 't groen, om 't sclieemrend oog te streeDit dungewolde stof heeft mijn gezicht verblind, (len! ïlc merk, waar ik mij keer, iets dat geen weerga vindt. Zoo kunstig is natuur, in vindingrijke werken, Veel meer clan eenig oog bekwaam is op te merken. Wat aangename zwier ! wat sierlijk pluimwerk '. wat Al tooisels, ingerigt met zoo veel orde, dat Die fraaie mengeling van schoonheen, bij malkander Hier. de eene bloem doet zijn tot sieraad van een ander! O schoonheid. zoo volmaakt, dat zelfs geen SALOJION In al zijn heerlijkheid, hier ooit bij haaien kon. Hier zwigte APELIÆS hand, hoe wonderlijk bedreven, Zij kon op het paneel slechts flaauwe schetsen geven. Treed toe, o jonge maagd! zie hoe de eenvoudigheid .De gaven der natuur, met dobblen glans , verspreidt. Boots vrij dit weefzel na, met keur van zijden snoeren, Zoo fraai als Tyrus ooit naar elders heen mogt voeren; Maar leer, uit dezen hof, vooral der bloemen aart, Merk hoe die leeljen, door haar glansrijk wit vermaard, Die zoo veel schoonheid, zoo veel heerlijkheid ontdekken, Van 't hagelwit gemoed een zinnebeeld verstrekken. De roos, die elk door geur en schoone verf, behaagt, Dat prachtig sieraad, daar de wereld roem op draagt, (gen Leert, door haar voorbeeld, dat wel eens de schoonste dmMet smelten zijn verzeld, met doornen ons bespringen; Ja dat de dooren blijft, wanneer de sierlijkheid Yan 't oogverrnkkend schoon haar glans heeft afgeleid. Kan vcelderlei verderf die bloem in 't bloeien treffen, 't Leert elk, op 't broze schoon, het harte niet verheffen, De trosnarcis berugt door K~AZOOS fabeltoon, Om cT ouden naamgenoot, verzot op eigen schoon, Was lang een zinnebeeld van al te dwaaze zinnen-. De lage matelief leert ons de laagte mixinein,.,
Wumkes.nl
103 Bekoorlijke damast, lioe geurig en hoe wit Is uw verheven kruin, die zoo vol bloeizels zit! Wat heerlijk tulpenlieir! wat nitgezogte kleuren! De maankop, schier te log om 't zware hoofd te beuren, Verbeeldt de slaaprigheid. Bevallige duizendschoon, Hoe keurig stelt ge uw fraai in bloem bij bloem ten toon. Thans lokt de heining 't oog op blozende raoerelleu, Op persik, aprikoos en peer en muskadellen, Aan stammen, kort en breed, met d' armen uitgespreid, Geschoort door teen en lat. Met wat bevalligheid Vertoont zig elk om strijd, met schoone vrugt beladen ! Hier, hier kan zich de tong in fijne sappen baden. Hier heeft de noordenwind nooit guren voet gezet, INoch 't stoven in de zon aan 't sierlijk ooft belet. Maar wie, bevond hij 't niet, zou van die vrugt vermoeden, Dat zij zoo inalscli, zoo zagt, een harden steen zon voeden? Zoo vind men meenigmaal, in spijt van goede zeen, Bij ÁDAÎIS nageslacht een hart zoo hard als steen. (zen. 'k Hoor, wijnstok, God en tnensch. uwe eedle vrugte.n prij-.Gij doet de vrolijkheid in 't kwijnend hart verrijzen. Maar die onmatig naar uw volle bekers tast, Hoe derelijk wordt hij door uwe kracht verrast. Daar gij hem zelfs berooft van goedren, eer en zinnen. Ach, wierd er van geen rei van wuipsche wijn Paapinnen Bn Bacchusrnonsters, in ons Naerlancl, meer gehoord, Rampzalig sterveling! die ziel en lijf vermoord! Wat keur van tuingewas, voor zwakke en sterke magen, Voor genen naar vereisen; voor dezen naar behagen; Dit werkt op 't ingewand, en drijft de stollen uit, En dat verdunt het bloed, dat in de vaten stuit. Hier zie 'k een pralend bosoh met peulgewas behangen • paar vind ik boonen, in een wollig huis? omvangen»
Wumkes.nl
104 Die geen Jvgiptnaar at. Hoe lijnregt in 't verband En welig groeit die kool, bij soorten daar geplant, Een tuinvrucht, die haar lof van gladder tong mogt hooErt om haar nuttigheid een KATO kon bekoren, (ren; 't Ionisch volk hield haar voor heilig. Zij genas De ziekten, schrijft men, toen geen arts in i î « » was. Hoe zoet zal deze knol, hoe goed die wortel smaken! 't Geringste kan zoo wel als 't edelste vermaken. Zoo toont de Algoedheid, dat ze aan al haar gasten denkt, En onuitputbaar blijft, wat gaven zij ook schenkt. De zwarte schorseneer, zoo wit als melk van binnen, Doet zich, om voedend merg en goeden smaak beminnen. Wat schaadt de bniteiirand, als 't binnenst maar voldoet? Geen verw of vorm bepaalt de gaven van 't gemoed, 'k Zie kervel, zuring, beet, ajuin en ramdassen; Spiuasie, pastelein. O wat al tuingewassen! Het is als of natuur, hier naar verscheidenheid Van tonsren, eenen disch, voor alle man, bereidt. Zie daar een Mierenheir, zoo ijvrig, zoo belaâu Met pakken, die haar schier verhindren voord te gaan. Van waar, o vlijtig dier, wist gij dien buit te halen, Die door zijn zoet genot uw arbeid zal betalen? Ja zeg mij, kleine mier, wie gaf u dat beleid, Waar door gij, op zijn tijd, uw huis en brood bereidt ? Of hebt gij 't uit de bron der wijsheid, ingezogen? Gaf u uw Maker* door zijn voorzorg, dat vermogen? Ga, logge luiaard, naar die noeste diertjes, ga, Volg, naar der wijzen les, hnn leerzaam voorbeeld na! Bcrugte maatschappij, wat hebt ge al goeds te wachten, Zoo lange de eendragt blijft de gordel van uw krachten. Ach evenaarden we ti, in dat gezegend werk ! Wijk, snoocle tweedragt, wijk vooral uit OHEISÏÜS kerk!
Wumkes.nl
105 Wat hoor ik daar de zeis? de Maijer die haar wet, Thans wakker op zijn post, met dobble zorg bezet, Nu hij ter goeder uur alom den oogst ziet naken, Zal bij zijn winterhaaid 't loon van dien arbeid smaken, Wanneer zijn nuttig vee gewenschte vruchten eet, Van dit gezeegend veld en van zijn eerlijk zweet, Nu maait hij gras en kruid, eer 't op de plant zon sterven, Hij droogt het in de zon en hoedt liet voor verderven, Op dat er voorraad zij, in 't ruwe jaarzaizoen , Als vorst en sneeuw den beemd berooven van zijn groen. O weelderig gewas! o frissche bloem, die heden Door een gezwinde hand zult worden afgesneden, Hoe juist schetst gij den mensch, met al zijn heerlijkheid, Wanneer de zeis des doods zijn ziel en ligchaam scheidt, Te dikwijls onverwagt, in 't bloeien van zijn weelde, Schoon mooglijkmeenig vorst niets minder zig verbeelde: Toen hij, gelijk een God, wierd nedrig aangebeên. Had hij het zelfde lot niet met den slaaf gemeen, Toen 't koninklijke rif zijn majesteit ontbeerde, Gelijk DioG-ENES aan ALEXANDEK leerde. Doch waar toe ver gezogt, wie ziet niet dag aan dag, Wat opgeblazen waan in 't menschlijk hart vermag , En hoe het noodlot keert, zelfs eer men 't kan veiwagten. En gij, geringe stulp, slegts tot gemak gebouwd, Voor landvolk dat in u zig vergenoegd onthoudt, Uw wand van twijg en leem, uw groen bemoschte daken Getuigen van de rust, die uw bewoners smaken: Terwijl, in 't grootsch paleis, wel eens de grootste vorst, Al siddrende op zijn troon, een rijk vol zorgen torscht. Hier eet men onbeschroomd zijn melk en akkervrugten, Hier is geen boos verraad, geen fijn vergif te dugten; Dat in uw gouden schaal arglistig uitgestort,
Wumkes.nl
108 Om staatsbelang, of eer, den levensdraad verkort: Dat, ach! al vaak geschiedt in vorstelijke zalen, Daar snoode wraakzucht, list en lage hoogmoed pralen; Daar staatzuclit,nooit voldaan,gestaag naar hooger streeft, Daar dikwijls 't zelfbelang zijn eigen strikken weeft; Daar afgunst nimmer rust en, met geveinsde trekken Van eerbied, liefde en trouw, haar boosheid poogt te dekken: Tot ze in de borst, waarop zij mikt, haar moorddolk stoot, Al wordt het broederbloed geplengt op 's moeders schoot, Daar Rome nog van ijst met G-etciïs leed bewogen. Hoe dikwijls werd uw pragt met rouwfloers overtogen, ö groote wereldstad , uw troon besmet met bloed, Toen gij uw vrijheid zaagt vertreden met de voet, (den, Toen hebzucht, weelde en pracht uw burgerstaat verkeerToen hoogmoed en geweld tot uw verderf regeerden. Toen elk den naasten weg ton troon zogt in te slaan, Al moest hij over 't lijk van heer, of vader gaan. Terwijl een boersche hut, in afgelegen streken, De zetel was der rust, schoon van uw praal versteken, Hoe dikwerf, grootscli toneel van aardsehe majesteit, Ontmomde gij 't gevaar van 's werelds heerlijkheid; Was GESAR niet zoo hoog in 't Kapitool gestegen, (gen, IIad hij nooit, door geweld, daar 't hoogst bewind verkreEn Homes vrijheid niet den voet op 't hart gezet, Geen BEUTUS had zijn dolk voor CESARS borst gewet, Geen KASSÏUS uit wraak 't heerschzuchtig bloed doen stroomen, In 't midden van den Raad van 't ijverzieke lïomeu : Een Eaad zoo moedig, zoo veriieft op 't woord van vrij, Hat hij eer't graf verkoos, dan 't juk der dwinglandij. 'Toen Nero 't vege lijf in geen paleis betrouwde, Daar hij de wisse wraak reeds van nabij beschouwde Van vrouw- en moedermoord en duizend gruweldaân, „Sn 't stormen van den staat zogt in een schuur te ontgaan.
Wumkes.nl
107 Hoe gaarne had hij toen zijn pracht en staat gegeven, Om als een akkerman in veiligheid te leven ! Hacl nimmer zich Sejaan in 's Keizers gunst gebaad, En nooit de pragt gekent van uw verheven staat, De flikkerende glans van 't onbepaald vermogen , Had op de gladste plaats dien gunstling nooit bedrogen: Nog zijn rampzalig lot, elk tot een baak, geleerd, Hoe ras de stoel van eer kan worden omgekeerd; Wat Argus oogen op een vorst en gunstling staren, In 't midden van een' drom van duizenden gevaren. Het menschlijk hart steeds op verandring zoo gesteld, En door begeerlijkheid geduriglijk gekweit (zaken, Heeft naauwlijk 'tgeen het wenscht of vindt weer andre Die weer dezelfde drift in 't zwak gemoed doen blaken, Tot dat de heblust ons haar scherpen moorddolk biedt, En 't fiikkrend toortslicht dooft in tranen en verdriet. Gelukkig dan die plaats, gelukkig clan dat leven, Daar hebzucht, weelde en waan de minste kwelling geven! Gelukkig Landgehugt, daar lieve eenvoudigheid Meer algemeen regeert, en minder leed beschreit. Dit zij genoeg ter proeve en ten bewijze, dat J. DE t. a. p. onze VAN SYTZAMA te regt eene verdienstelijke Dichteres genoemd heeft. Het 44 e en 154 e Gezang van de Evangelische Gezangen, bij de Hervormden in gebruik, worden ook aan haar toegekend. In het jaar 1794 is bij JOH. ALLART te Amsi, uitffcfeven: Gedichten van Vrouwe C. F. YAN BAESFETA1, geboren VAN SYTSEMA (SYTZAMA). Zij is te Ileemse overleden, den 1 September IS07. VRIES
Si. Anna Par. 1854'.
A.
Wumkes.nl
WASSESBEBGH,
108
't Is tjuester, er schynt nou Eak sjongt er nin fuwgel, 't Is stil — sa allinne — Der 'k eak ris ien wirdtje
nin sinne noch moanne — er krait naet in lioanne; ick ha nou nin bern, mey praete jitt' kin.
'k H.ie eern' ien ljeaf jongkje — hy 's dea —• in jo wit, Ho bitter ick schriem, as 'k allinne hier sit; Er 's nimmen eak, dy my dat kwea nimme kin, Dat 'k faeck bin sa droavig en 't naet ha ney 't sin. Mar, frjuenen! 'fc kin eak op diss' wrâd naet ney 't sin; Er is jitt' ien pleats, dear it better nog kin •— Dear boppe, der nou myn ljeaf berntje alreê is, Dear is 't folie better, 'k ben deryu naet mis. Dear Dear Dear Dear
libje wy yens sondcr sorgen om 't hert; is eak nin rouwe, nin pynne, nin smerfc; libje wy sillig in heylig in froed, is den it libjen ney 't sin in fol goed.
Dat, frjuenen! dy rouwjend hier libbe as ick, Dat jo oonn' it stearren naet tinke mey schrick — Dat lycket my syeker naet bjuester meer ta, Dy fest tinke, dat min 't dear better sil ha. SI. Anna Par.
G. E.
den 2 Dec. 1853.
Wumkes.nl
WASSENBEKGH geb. HOMMEMA.
109
In eintsje fen de stienen wei Stie, op in tûn dat eptich lei, In hûske mei In flearhaech dær omhinne, IJær JÏOBBE PlELDEE Op ill JOUII
Mei lodde en skeppe binnen roan; Hy wier it dj dær wenne. Hy wier fen earm mar earlik bloed; Sîn KLAEKKE , as hy, net rîk în goed, Mar from en froed. Yn hjar, sa sæft fen seden, Wist hy sîn greatste skat to sjen, En lija wier mei lij ar man en bern Gelolddch en tofreden. Dit pear seach, sont it boaske wier. De bakerkoer mei elke jier Wer oer de fiier. Sadwaencle waerd dy ljoue lij ar Iceppel great, dy siker al Oanwoexen wier ta 'n njuggental. En — 't scoe dær net by blieue! Dær siet it wîfke wol to moed; In skouing hie se as môlke en bloed, Hwent soun en goed
Wumkes.nl
Bleau se oender al Iijar tobjen, Hja seacli sa loddricli en sa swiet .Wei 't bern dat op lij ar skerte siet En oan hjar tit to sobjen. Ieu kraide lûd en de oare lei To striemen en sloeeh wiclskleed wei. Dat oer him lei, En skôp in ei 't bleate skonkje. En trædde, ek yet al lîts en jong , Een //sûse nane poppe" song , En roeike 't lîtse jongkje. len gîng er by de spinwlei. stean En draide, en seach nei mem sa skean Dj liie 't forbean; Mar 't gîng sa nioai, dat snorjen ! ïen hollebolle er oer de groun , En loek oan de caren fen de houii, Dy sliepend lei to gnorjen. Twa sieten op 'e hûk by 't fjoer En halden dær it tasiclit oer Hja hiene in koer Mei prikken en mei spoenen En smieten daerfen jimmer by , Omdat se nei de sftpenbry Iïast net mear wachtsje koenen, len tocht: //Hwet blieut ûs heit wer lang.;' En gîng nei mem en lei sîn wang, By sisters sang. Yn memme waerme skerte, D,y sæft him în sîa kintsje kniep,
Wumkes.nl
En oan sîn Ijuentsjeii wol bi griep > Hy wachtte heit mei smerte. Hwa is 't, cly dær de doar op docht? //'t Is heit! 't is heit!" — Elk rent eu fljucht 't Jowt mem sa 'n nocht, Hja mat ei wol om laitsje. Hja pakke 'm oan mei lû.d gerop, En klieue 'm by sîn knibbels op , En hingje 'm oan sîn baitsje. Mar HOBBE wol net nei hjar sjen , En ontofreden seit er: //Bern, Lit my bitsjen î" Hy smît sîn ark er liinne En seit: //It wirk foei nea my swier ; Mar hwa scil mei sa 'n sktael deihicr JFor sok in keppel 't winne?" //ïy," seit sîn wiif, //dat giet forkeard! Dou witst wol dat de bîbel leart, 'k Ha 't feu dy heard : Bern benne in skat des Hearen." — — //Ja, mar cly skat, liwet ha 'k er fen, As ik se net forsorgje ken, Mei kloekens , deugd en eare ?" — •—• //Och HOBBE , 't het wol slimmer stien, En 't is doch altiid yet al gien ! — Kom ," seit se grien , //Gean hier hwet by my sitten!" Mar ho 't hja streakt en flait en docht-. De wolk, dy me op sîu wæsen sjucht, Dy wol him net foiiitte.
Wumkes.nl
112 Hja gean, for 't earst mei drôvenis, JSTei dat de brypanne opset is , Wou oan de dis. De jonges ite as mannen, Mar mem kryt trienen op hjar Heaii, Hwent heit dy lit sîn panne stean En waermt by 't fjoer sîn liannen. De houn lei op 'e plaet 'en seach De baes sa goedlik în sîn each. Mar iensklaps fleach Er op en loek oan de earen, En blaft. — //Hwet is dær? Stil ris houn 1" — Dær mient me, oan 't dreunen fen de groun In hîngstestap to hearen. Mei kaem de glæsen ien foarby; De bern forgeaten glæd de bry, En seagen ny. Der waerd oan 't feinster tikke. Bidaerd gîng HOBBE nei de doar; Dær stie in deftich liearskip foar Sîn hors stie by de hikke. Hy wier al reisge wit ho fier; Sîn halding en sîn sprekmanier, Sîn klean fol swier Jaen fen sîn ôfkomst bliken. Hy wier in edelman en koe Wol dwaen en litte hwet er v>;oe, Sa goed as alle riken. Mar liie 'r in stins en fielden groun En hie 'r Iiin o au in fron forboun,
Wumkes.nl
113 Dy fier în 't rouu Gîng for de'moaiste frelle; Doch mocht er nea 't gelok yet sjen Fen heitefreugd : hy hie gjin bern, Moast dat sa 'n man net quelle ? '-Kom în !" seit H O B B E , //stean dær net!" Wîls 't hy de doaren iepen set, //It is sa let, Mînhear wol licht hwet ræste. En hen jy flau, skik den mar by ! Wy ha de romt fen sûpenbry , As jy sok iten læste." — •— "Dat oanbod, frjeun, is tige rom ," Sei do dy hear, //mar sjucli, ik kom Dær heel net om ; 'k Hab oars hwet în de holle. Jou keppel bern is great, nei 'k raien ; Ik kom to freegjen as jo ek ien Dær fen forkeapje wolle. "In jonge of fammensbern, 't is my Allieel it selde hwet ik kry; Ik lit jo fry Om ien er ût to kippen. Dy nim ik as mîn eigen oan; Dy kryt it den în alles skoan; Hoeft nea for 't brea te skrippen. //k Ben rîk en 'k ben in man fen ear; Dus, woll' jy dwaen hwet ik bigear, , Den ha je n't mear To dwaen mei earmoeds læsten.
Wumkes.nl
,{•
114 O au 't moarii ta jaen 'k it je op bir.îe; Den kom ik hier wer om biskie. ]N"acht frjeuueu, wol te ræsten !" —• En clærmei teacli de hear wer wei. Yet seacli hini HOBBE fierkjend nei, Yn order mei ïi o-oudstik dat er kriffc. ïly Tvi'eau liin nochlik om sîn kin, Eu sci tsjiii 't wiif: //lïwet seist er feu. Stiet nou ûs saek net tige? //ik toclit, er is gjin rie mear ta, En sjuch, nou skikt de Heare 't sa, 'k Moast swîge ha, Dat ma' 'k mei skamte sisse, îlwent altiid wirket Hy ûs bæst. Mar kom, dou sitst dær sa bidæst; 't Is tiid om 't oer te lissen." — — //Ja HOBBE , 'k ben ek tige bly; A'ou reitse \ry feu sorgen fry, Mar 'k tiuk er by: 'k Mat doch in bern forliese. Hja beun' my allegearre nei, Dus ben 'k er liast forlogen mei Hwa nou er ût to kiesen." — //Wel nim den 't aldste fanke mar; J3ou hest net folie tsjienst fen hjar; Hja 's altiid mar Bitoclit om 't wirk t' ontwinen. Oan tafel uimt se goed hjar part, Mar as se hwet to folie mat, Den leit se 't op in grinen." —
Wumkes.nl
115 -— //Ho komst er by? Dat is sa net! .Dat fanke is handicli en geset En fix biredt; Hja ken hast liwet mei winne. Hja lielpt my tige trocli in dei, En dærom, stjoerden wy hjar wei, 'k Haldè alle drokte allenne. vMar de aldste jonge dy is ûs Mar skea; liy is oudogens thûs, 'k Ha 'n danich krûs, Ha 'khim hier om to reasfjen. En as ik kibje, 't lielpt my net; Hy 's altiid mar der mei to set Om de oare bern to pleagjen." •— — //Ei, docht dy jonge dy sa 'n læst En quelling oan ? Dat het den fæst Net lang sa wæst. Hwet koeste er soms fen sprekke, Ho 'n ferme jonge dat it wie; Ho 'n snoacle holle dat er hie: En dy wiidt nou sa lekke? //Ja, 'k sjueh don lûkst er al for om. Mar LAMMEBT den; dy praet sa krom En fait hwet dom, To dom hast, seoe 'k wol tinke, Dat hy in handwiik leaie ken. Licht groeit er yet in jonker fen ; 'k Wol him dy hear mar slanke." — — //Wel fy ! ho komst by sa 'n bislût ? Hwet sjucht er snoad ta de eagen û t , 8*
Wumkes.nl
116 Dy lîtse gût ! Né hear, lit him mar renne ? Hy ken al letters fen 't A-Bie, En as er fluch op skonken wie Scoe 'r wol nei skoale kenne." — //Stean den ien fen de twieljen ou. Do wy se krigen tocht ik: //Nou, Dat giet to gron ! Wol twa! wær scil dit hinne ?" I t jongkje neamde 'k nei mîn heit; It fanke scoe 'k, as 't dær oan leit, Den 't bæste misse kenne." — //Mar heit! dy berntsjes helle 'k swier; Hja lîfcje op elkoar as in hier, En by 't getsjier Nimt de iene 't op for de oarc. Né, skaetten wy dat aerdich pear, Den hien' se wis gjin wille mear; Hja hearre by elkoaren." — — //Nou KncE den, dy folie quînt, En dy de liannen danich bint, Om 't se altiid grint: liit dy den Ijeaver farre. Dy is sa bleek en swak en hean, En kost in bult oan dokters lean , Dat mei ûs hast net barre." — //Py, HOBBE , fy! dat sukklich bern Scoe fier nei freamde mensken tsjen ? Dat koe 'k net sjen. Dat scoe se licht bistearre.
Wumkes.nl
117 Ne, den hie 'k în 'e hûs gjin ræst, En nachts op bæd, dat wit ik bæst, Scoe 'k faek hjar roppen hearre. Né , Ijeaver lyde ik earemoed , As dat ik, for hjar flesk en bloed, My jild en goed En liege steat bitinge. Né, mat hja jong de wrald onttsjen, Den wol ik sels hjar stearren sjen, En mei nei 't tsjerkhôf bringe." •— — //Ja mem, ik leau 't scil moeite jaen Om hier de rjuchte slach to slaen. Ik ken 't net dwaen ; Dou maste mar bislisse. Ik jaen it heel end al op dy, En dærom, KLAEEKE , sis mar fry : Hwet foaren vvoste misse ?" •—— //Och, 'k wit net hwa 't ik misse koe. Mar 'k fiel, ho swier 't my wæse scoe, As God it woe Dat ien iis kaem t' ontfallen. •— Hark, H O B B E , komt dy freamde man Moarnier hier wer, sis dou hitn dan : Hy kryt net ien fen allen !" — Nei ''t Uollanskfen
WALING DYKSTRA.
B. TER HAAK.
Wumkes.nl
118
De taal is niet op één oogenblik geboren. De woorden en spreekwijzen kwamen in den îoop der eeuwe.11 achter elkander op, en velen dezer door oorzaken, die in de geschiedenis des volks, hetwelk de taal vormde, geworteld zijn. Niet alleen herroept zij ons telkens de tijden, die aan de onze reiken, maar verplaatst ons in den vroegsten toestand onzer voorvaderen. Yele woorden zijn zoo vele gedenkteekenen, haast zou ik gezegd hebben, bouwvallen hunner godsdienstige, burgerlijke en krijgshaftige begrippen, die zich in de taal moesten afspiegelen. Onze namen der week herinneren ons de voorwerpen hunner godsdienstige vereering:; elke Dingsdag, Woensdag, Donderdag en Vrijdag plaatst ons aan de altaren, welke zij voor Tig, JFodan, TJwr en Freija hadden opgerigt; godheden, zoo dierbaar en heilig, dat zij hunne namen door de namen der dagen vereeuwigden en tot de verste nageslachten overbragten. •— Uifc het woord oorlog leeren wij , dat, naar hunne zienswijze, de wet des noodlots (As. orlag fatum, bellum) over den uitslag des strijcls beslist. Als ons het woord dapper in de ooren klinkt, dan weten wij ook , dat zij die dit woord den zin van //fortis" bijlegden, in den krijger, die zijnen vijand onder de oogen durfde treden, eenen deitigen man zagen, een en man van gewigt en waardigheid (Th. tapher ponderosus, Lat. homo gravis.) JEdel (Ags. eihel haereditas , villa, patria. Fris. eilief bona avita) leert ons, dat de adel zijnen oorsprong bij onze voorvaderen niet had in
Wumkes.nl
119 giitbrieven van gevleide koningen, maar in het bezit, van en wonen op voorvaderlijke vaste goederen. Ellende, miseria, wijst ons op die vele tusschen volken en volken in vroegere eeuwen, waaronder ballingschap (ÁS. dilenâi terra peregrina) in een vreemd land de grootste aller jammeren was. •— De leu, (kil. scortnm vituliimm) waarmede wij het zuivel tot brokken voor kaas svremmen, diende onzen voorvaderen tot toovermiddei, waarmede zij den invloed van booze geesten bezwocien. (Ags. lib incantatio, incantamenturn, fascinum.) — Als wij hooren, dat de vrouw haren karigen eclitvriend wil beleeen, om haar een paar oorbaggen te koopen, dan weten wij, dat zij dit voonnaals niet als nu met vleijende woordekens deed, maar met hot oplezen van tooverspreuken. — De laden verplaatsen ons in eeneu tijd, toen de vorsten hot volk nog verzochten, om deze en gene belastingen te mogen opleggen ; de keuren, toen het volk door vrije keuzen over de wetten, naar welke het geregeerd wilde worden , stemde; heden en hemen beiden leeren ons, dat de vrijheid oud is, en de onbeperkte alleenheerschappij liet revolutionaire inkruipsel van latere kwade dagen. — Van de twee woorden voor bedienden, schalk en knecht, hebben wij het. laatste slechts in dien vroegen zin mogen bewaren. Schalk kwam van //knecht" tot '/sluwaard en bedriegelijk mensch," en vandaar bij ons tot guit." —• Vrij daarentegen, dat eerst de edele inborst van iemand van goede geboorte aanduidde, wijzigde zich in onze taal tot het kenmerk van den man, die geene andere slavernij kent dan die der wet. De taal, die in de wijzigingen harer beteekenissen het uitvloeisel der nationale ondervinding is, drukt hieï het zegel op de oude waarheid, dat de vrijheid d<> dochter en de moeder der edelste gevoelens itt fleii
Wumkes.nl
-120 niensch is, terwijl liet knechtschap zijnen geest uitdooft en zijnen zedelijken zin verlaagt. •— Sclióbhiják schildert ons den soldaat der oude tijden met zijn geschubd jak aan, en daar dit woord thans eenen //sclurk" aanduidt, weten wij nu ook eenmaal, hoe hoog de soldatenstand bij ons voorgeslacht stond aangeschreven. — Het woord schilder, pictor, toont ons de kunst in hare kindschheid, toen zij hoofdzakelijk diende, om het wapen van den ridder in zijn schild te malen; en wanneer de soldaat schildert, herinnert hij ons den krijgsknecht, die met het schild in den arm, als thans met het geweer, op en neder loopende wacht houdt. — Voor de invoering der centen, die de plaats innamen der duiten, hoorden wij elk oogenblik braspenning voor tien duiten; dit woord bragt ons terug in eenen tijd, toen het geld zoo duur was, dat men voor 6 centen eenen brasmaaltijd toebereidde. — Wie een Jcluchtspel bijwoont, herinnert zich, dat de buurten (kluchten) kleine maatschappijen op haar zelven waren, met hare eigene regten, pligten en jaarlijksche vermaken, waarin alle buren deelnamen, en die daarom khichlspelen, buurtspelen, genoemd werden. — De kleplooper, die aijne sigaren oprookt en mijn wijntje tippelt, wijst mij op het oude regt van Haarlem, om aan arme Lazaruskranken een houten klepje met ingebrand stadswapen uit te reiken, hetwelk zij op straat aansloegen, en waar de medelijdende voorbijganger, om niet mot hem in aanraking te komen, dan zijn stukje gclds op nederlegde. •—• Het oorijzer zegt mij, dat de diadeem, die thans van goud is, in de vroegste eeuwen uit ijzer bestond; en het katoenen lijnwaad zal onze verste nakomelingen herinneren, dat de katoenen stoffen de plaats van het lijnwaad of linnen der vroegere geslachten hebben ingenomen. —• De tegenstel-
Wumkes.nl
121 ling van man en vrouw, onder de beelden van den brode en den doek bij C A Ï S ; het klappcijen wegens de vrouw, die den hroeh aan heeft, herinnert ons aan een of twee leeftijden voor dezen, wanneer het dijbeklcedsel aan de Nederlanclsche vrouwen onbekend was. Van kille lucht omgeven, ja, op sneeuw en ijs, van norsche winden bewaaid, vloeiden de fonteinen des levens over van dat geharde en pittige heldengeslacht, hetwelk den magtigsten dwingeland der aarde vertrapte, verjoeg, vernederde. — Hoor ik dat de vrouw in de kraam, komt, dan zie ik haar gedragen van de bedstede en ovei'gebragt op een kermisbed, dat tusschen een bekleed, raam of kraam geleid was, om er in te verlossen, •— Spreekt de dichter mij van Nederlands wieg en bakermat, ik zie mij overgebragt bij het vrolijk gevlikker der knappende haard vlam, waarvoor de baker in een mat liet kraamkindje zat te reinigen en te koesteren. •— "Wie zoo de taal weet te lezen, zal in haar de geschiedenis der lotgevallen, gebruiken en begrippen van het volk, dat die taal vormde, als eenen onfeübaren spiegel terugvinden. Maerland, Inl. 4.
J. H. HALBERTSMA.
{Ingezonden door "W.
EEKHOFF.)
Wumkes.nl
122
Sille voluit Selle-maend. Kil. selle. selle-maend. gulle. vetus. Holi. Februarius. Ags. sellc-monath, sol-monath, Lfr. selle id. Icmmaent ende sille, I. 156, 37, Januari] en Februari). Do oorsprong van dezen naam is vrij onbekend. Solmonatk, zegt BEDA, clici potest mensis placentarum, quas in eo diis suis offerebant. Sol moest dan een koekje of gebak zijn. Indien wij sol beschouwen als een oferkoek, clan komt liet onbetwistbaar van G. saljan, hetwelk ULFILAS, merkwaardig genoeg berigt, om er het aanbieden van offerlianden mede te vertalen, en hetwelk wij dus gelijk moeten stellen met NI. offeren. Het latere Ags. sellan pf. seald, waarvan Aug. io sell pf. gold, is meer in den algemeenen zin van overgeven en verkoopen. Indien wij sol daarentegen beschouwen als hoek, die offerhoeh werd doorliet gebruik, dan is die koek zeker gebakken van het fijnste en uitgeziftste meel, als wanneer het Sc. at salda cribro cemere en salli amylum, sol genoegzaam verklaren zoude. In beide themas, en van G. saljan en van Sc. salda, is de vokaal a, uit welke zich eenerzij ds o en u in Ags. solmonath en Anl. gulle, en anderzijds e en * in Lfr. selle, Anl. sille ontwikkelen. Ik ken die placeniae van BEDA zeer wel. Zij behooren tot cle allcrgelukkigste herinneringen mijner kindsheid. Ook de Friezen schijnen in Februari] placeniae geoflerd te hebben; het is in die maand althans, dat vroeger algemeen, en nu nog op drie dorpen, waaronder ook mijne geboorteplaats Grouw, (waar St. Pieter in plaats van St, Niklaas als kinderfeest gevierd wordt),
Wumkes.nl
123 wanneer er ronde broodjes van fijn tarwenmcel met eeriig stroop daarin algemeen gegeten worden. Dat. hot eeiie godsdienstige herkomst zij , blijkt daaruit, dat de, H. kerk deze heidensche plegtigheid op haren hoofdheilige heeft overgcbragt. Op den. morgen na den nacht van 22—23 Eebmarij vonden wij als kinderen deze broodjes ergens in een hoek verstopt, en wanneer wij na lang zoeken de placentae vonden, riepen wij in verrukking uit: SJicer is -myn Sint Titer! Wil men meer stof tot gissen, zoo herinner ik mij nog Lfr. soal, een lang gat in 't ijs gekapt, om de schepen door te laten. Lfr. solja, solje breiden, Fr. tricoter. Maar vooral vestig ik de aandacht op den St. Pietersbal, die in Februarij in Friesland te voren algemeen, en nu nog op eene enkele plaats, yerkaatst wordt, en op Kil. solle, sol, sphærula loro jaculabilis, pila amentata; sollen in sublirae jactare pilam; malkander den bal toesollen. NI. sullen, glijden over sneeuw of ijs; sulle-baentjes, gladde plekken over sneeuw of natte planken, om op te glijden. Gelijk NI. bol, bolle (uit balie) geldt voor sphaera, pila, en panis rotundus, sphæricus, zoo kan sol, als sphaerula, ook de Placentae of kleine St. Pieterbroodjes, die volkomen hernisphœrisch zijn, beteokend of verbeeld hebben. Maerland, 278.
J. H. HAT.BERTSMA.
[Ingezonden door W.
EEKHOPF.)
Wumkes.nl
124
*Æ. .Daar de eigennamen onzer Germaansche voorvaderen met hunne godsvereering in het naauwste verband stonden, zochten de gezanten van Rome deze namen als overblijfsels van liet Heidendom even zoo goed uit te roeyen als de gewijde boomen en afgodsbeelden, en zorgden dat liet doopen der kinderen (d. i. liet christenen der kinderen) met liet geven van den naam, en wel een ehristelijken naam, gepaard ging. Zoo lang het kind ongedoopt was, werd het beschouwd als nergens te huis hoorende; het behoorde stervende, noch aan den hemel, noch aan de hel, noch aan de aarde; het was geen persoon, het was niets, en het had geeiien naam. Zoodra het door den doop als christen in het leven trad en uit dien hoofde ook gekerstend of geehristend gezegd werd te zijn, werd het een persoon; het ontving bij die geestelijke geboorte een en naam , en de kerk bleef zich zeer gelijk met het kind, als een nieuw christen schepsel, ook eenen ehristelijken naam te geven. Waar zij den ouders geene namen van Apostelen of Heiligen konden opdringen, en dezen de Germaansche namen, als bij de Friezen, wilden behouden , zorgden zij, dat die namen verlatiniseerd, en dus dikwerf geheel onherkenbaar , in de doopboeken opgeteekend werden. ÜNTog heden ten dage hebben de priesters lijsten in dezen te volgen, die door de kerkelijke overiglieid opgemaakt zijn. In het riiuale Ro•manum contractum et dbreviatum, qnod est in usu in Mîssione Uollandiae, worden onder de nomina vernacvXa Frisiorum voor de mansnamen Andle, Aesge, Tsi-
Wumkes.nl
125 aling, en de vrouwcimamen Tsialk, Tiësh, LIM b.v. de volgende doopnamen aangegeven , "Anale m. Ana//cleius, PM 13 Jul. Andreas, Ap. 30 Nov. — Aesge, r/m. ISgesippus, C. 7 Aug, —• Tialing, m. Caliætus, P vM. 14 Oot. — Tiatt, f. Tliarsilla, 5 Jan. — ÏÏ6W-, //f. Thensetes, M. 13 Mart. •— Ä , f. Culampia, 10 //Oct." (Pishier i=: pontifex, M t- martyr, C H confessor, Ap t-1 apostolus.) In dit vervormen der Heidensclie namen tot christelijke zorgde men slechts voor eenige overeenkomst in den klank, en zoo liet men b.v. voor Anale kiezen tusschen Andreas en Anacletus, en terwijl men voor Tsialing gaf Calixtus, wisselde men hetzelfde thema als vrouwennaam Tsialk met Tliarsilla. Toen de reformatie inviel, waren de meeste Germaansche namen in Europa op deze wijze reeds verdwenen. De protestanten hielden de gewoonte der oude kerk aan, om het kind, dat zij doopten, te gelijk eenen naam te geven ; in hoe verre zij echter ook de Germaansche namen verlatiniseerden, kan ik niet beslissen. Bekend is het, dat de piotestantsche geleerden niet alleen hunne namen eenen Latijnschen staart aanhingen, maar op den klank af in het Latijn of Grieksch vertaalden, gelijk Johan Hausschein zicli noemde Johannes Oecolampadius. De Roomsche Gerard Gerardsoen noemde zich van NL geren, desiderare, JDesiderins J'Jrasmus, waardoor hij twee naamheiligen kreeg, en twee naamdagen te vieren had; die van den Heiligen Desiderius op den 23 s l e n Mei en de andere van den Heiligen Erasmus op den 2cn Junij. Het is bekend, dat de Friezen hunne kinderen naar hunne ouders benoemen, en zich door geene geestelijke magt het fiere en nationale genoegen lieten ontnemen, om hunne voorvaderen, die in de graven sliepen, in hun kroost weder te zien herrijzen. Minder bekend is het, dat de Doops-
Wumkes.nl
126 gezinden bijna alle Germaansclie namen tegen schriftuurlijke ingeruild hebben, in tegenstelling der Catliolijken, die bij voorkeur naar hunne Heiligen noemen; een e reden, dat liet onder de mannen wemelt van Abrahams, Isaales, Jacobs, Davids, Ananiassen, Simons, Stevens, en onder de vrouwen van Sarahs, llesihers, Annas, Marthas en Maria-Magdalenas. De Eriesche Doopsgezinden, die ten tijde van Hooft een drie-vierde der provinciale bevolking bedroegen, maken de eenigste uitzondering op dezen regel; bij hun, als bij de andere secten in Friesland , schijnt het gevoel hunner nationaliteit in dit opzigt boven de godsdienstige gewoonten hunner geloofsgenooten gewogen te hebben. Evenwel heb ik onder mijne Voorouders in de moederlijke linie één, die, met voorbijgaan van vader, grootvader en broeders, zijne vier zonen liet noemen naar de vier Evangelisten Mattheus , Marcus, Lncas en Jolumnes. Maerland, 381.
J. H. HALBEUTSMA.
[Ingezonden door W.
EEKIIOFF.)
s-îH仫
•
EENEÏÎ, TAALKUNDIGE VERKLARING VAN EENIGE DORPSNAMEN IN DB GEMEENTE WESTDONGERABEEL.
In de namen van personen en plaatsen vinden wij ontegensprekelijk de oudste woorden een er taal. Maar juist daarom en ook om hun veelvuldig gebruik, waarbij men hoe langer zoo minder aan liet woord, en bij uit-
Wumkes.nl
127 sluiting aan liet daardoor aangeduide, dachte, te gelijk de meest zameng;etrokkene en vaat zeer verwronyene woorden. Woorden, uiterst moei j el ijk te verklaren, en om die reden dikwerf geheel verkeerd verklaard. En echter moeten die woorden eeiie bepaalde beteekcnis gehad hebben, toen de voorgeslachten hen op personen en plaatsen toepasten. Zonder dit kunnen wij ze ons niet deuken ; daar toch //ieder woord een stuk van den denkenden geest is." Ik wil hier dus ook eens eene kleine proeve eener verklaring van dorpsnameu in ¥«~estdougeradeel geven, zoo als de omtrent het friesch in zijn leven zoo verdienstelijke hoogleeraar, E. WASSEJTBEIIGH, en anderen na hem gedaan, hebben. Eene proeve , zeg ik , niets meer, met alle hare gissingen en feilen. Ter zake ! Ilolioerd. De naam van een zeker zeer oud dorp, de sage wil er eene vesting tegen de invallen der Koormannen zoeken en vinden, ja het zelfs tot de tijden der Romeinen terugbrengen: hoe waar, of onwaar ? is hier de vraag niet. Den naam van dit dorp zou ik, als zamengesteld uit hol en werd, vjerde, verklaren door Jiooge weerd. Men denke hierbij aan den naam IIolwierde een dorp in Groningerland. Werde, toerei, mierde,, wier, enz, beteekenen, als bekend is, eene hoogte, door natuur, of kunst, of wel door beide, tot verschillende einden opgeworpen: hier als wateij- zeewering. Ter opheldering kan de deskundige er het aanverwante latijnsche ortiis, oriri, opkomst, opkomen, en anderen mede vergelijken. Hol is wel in het tegenwoordig gebruik diep; maar holle is in het friesch ook hoofd, en altum is in liet latijn zoowel de liooge hemel als de diepe zee. Dit is de toepassing van een en hetzelfde woord op een voorwerp, dat als de sprekende mensch boven of beneden zich ziet, in betrekking tot hem eerst in
Wumkes.nl
128 beide die rigtingeii met een woord, later, bij meerdere ontwikkeling en grooteren rijkdom der taal, met twee onderscheidene, werd aangeduid. Ook hier is het waar: de uitersten raken elkander. Holwerd ligt in zijn oudste gedeelte op eene betrekkelijk zeer hooge werd, of weerà.
De verklaring van dezen dorpsnaam in de sage der vrome vaderen door heilige werd, omdat de heilige LÜDGEK aldaar een blinde het gezigt in de 8 eeuw zoude hebben wedergeschonken, kan voor liet taalkundig oordeel niet bestaan. Hollig is toch , zoover ik weet, in het friesch niet heilig, maar koppig, hoofdig, in den zin van ligt geraakt, boos, eigenzinnig. Wordt het eene enkele keer aldus hier of daar in schrift aangetroffen, dan boud ik dit voor eene verschrijving, tot zoolang ik beter onderrigt ben. Heilig is in het oudfriesch hclicJc, kittig, halich, heel, geheel, volkomen. Waaxens. Deze naam van het kleine dorpje, waar ik den langsten tijd mijns levens met zooveel genoegen sleet, is hoogst moeijelijk te verklaren. Ik gis, dat hij is zameugesteld uit waax, waaks en ens. Uns mag wel door eene gewone omzetting nes zijn, een met den dorpsnaam Nes. Nes is als plaatselijke benaming ontleend aan neus, nese, noos, het bekende ligchaamsdeel van den mensch, in den zin van vooruitsprong, uithoek, nitstekenden, nitloopenden, hoek. Men vergelijke ter opheldering plaatselijke benamingen zooals kaap, boezem, inham, enz. De mensch toch, die woorden als vormen voor zijne gedachten zoekt, vindt en toepast, op het door hem gewaargewordene, is en blijft zijne eigene mate. Waax, waaks, wages, kan de tweede n. v. zijn van wage; of de s kan een overgangs- of verbindingsletter in de zamenstelling van dezen naam wezen. Wat
Wumkes.nl
129 . men hiervan kieze, wage, wake, is water, golf, zee, diep, of hooggaand, water. Weag, golf. in liet frieseli; va~ gue, water, bewogen water, in het fransch; iccey lietselfclo in liet Angel-saksisch; vogr, een zeeboezem, cen inham der zee, in het Ysîandsch; wak, nnt bij K I L I AEN; wek, eene opening in het ijs, in het friesch, enz. enz. Genoeg hiervan, zoo niet meer dan genoeg. Ik gis dus, dat cle bë'teekenis van 'IVaaxens zal zijn een in het water uitspringende en er zich boven verheffende landhoek, eene op den rand des waters liggende verhevenheid. Zeker a;eene geheel ongeDaste benaming O
O
O
DJ-
voor de hoogte, of den terp, nu het dorpje IFaaxev.x, toen deze streek nog voor eb en vloed la°\ Plaatselijke bijzonderheden in do ligging en de ommcstïeken dezer hoogte in dien ouden tijd zijn ons nu te onbekend, om meer in kleinigheden de oorzaak van cle, in den gegisten zin pe-revene, benainiii<)- op te geven, Branignin , vroeger ook Branieghmn. Ik acht dezen naam te zamen gezet uit hum., Idem, plaats, waar een huis op staat en vroeger ook het huis zelf, blijkbaar nog uit het engelsehe home , huis , en Branterj, 'Brantje, Brant, eigennaam nog in gebruik, wat de beide laatste aangaat. Mogelijk is de eerste in het Benejieiaelboek fontyf geschreven; anders zal llranlege hetzelfde beteekenen als Brantjes-, Brante-hiem, nu zaamgetrokken Brantgum, het hiem en huis van eer.en BRANT , BEAND. i k houd het toch voor het waarschijnlijkste , dat het eerste deel in de meeste clorpsnamen hier, op wn, Aura, uitgaande, den naam van den stichter en bezitter van dat hiem en huis, waarbij later meer huizen kwamen , te kennen geeft. Brand is in het oudnederlandsch ook een zwaard , cle afgod van den ridder in vroegere dagen. Vandaar nog het zeggen in ons friesch: sa sclijiu as de Iran, zoo zin9
Wumkes.nl
150 cl el ijk en blinkend als het, aan den muur opgehangen, ridderzwaard. Ook de sage heeft met de verklaring van het woord Branigum op hare wijze gespeeld. Zij zegt ons toch , dat Branigum oudtijds een groot en welvarend dorp was en eene aanzienlijke marie, jaarmarkt , kersmis, had, waarvan nog een stuk land, aldaar aan den weg naar Dockum gelegen, den naam van de marken zoude dragen. Zij verklaart dien dorpsnaam uit brand, verbranding , naardien er een geweldige brand in den ouden tijd dat dorp eens geheel verteerd zoude hebben. Zoo zegt de sage, die met klanken speelt, om de menschelijke weetlust te bevredigen. Foudgum. Het laatste deel in dezen , uit Foudege en nm of hum gevormden, dorpsnaam is hetzelfde als v.m in Branigum en dus duidelijk. Maar wat is nu Foudege, zamengctrokken Foudg ? Ik weet er niets anders van te maken dan een eigennaam ]?OTJDE , of zooals de hooglceraar WASSENBERGH in zijne rijke lijst van friesche eigennamen als verouderden eigennaam opgeeft, EOLLE. K~emen wij dit al gissende aan, dan zoude die naam Foudgum Folie- , of F'àldegmn zijn, het huis en hiem van eenen ÏOTJDE of ]?OLLE. OU en ol gaan wel in elkander over: zooals oud old, vouw vold, enz. en omgekeerd: gelijk II en ld met elkander wisselen. In Follegea , ook een friesche dorpsnaam, vergeleken met Foudgum, of Foldgnm, zooals het naar onze gissing zijn zoude, zoude men dit dan kunnen zien. Haard, vroeger Rauwerl, ook volgens de opgave van mijnen vriend M. DE HAAN HETTEMA , oud en nieuw Friesland, zoo als ik gis bij zamentrekking, Hraioi. Wij vinden hierin weder den uitgang wert of werd, zooals Rainoert in Bairwerderhem nog voluit
Wumkes.nl
151 gesproken en geschreven wordt en Eau. In de traditiones, of goederenlijsten, der oude kloosters Corvec en Fulda wordt ons Haard, of Ranwerd, in liet latiju genoemd Hunwerde. Hiernaar zoude dus het eerste lid van dien naam Hun zijn. Wanneer wij nu dat Hwiwerde voor ons Haard, kunnen houden en ons op die schrijfwijze mogen verlaten, dan zoude dit run ons naar een w.w. runnen , frieseh rinne, rane , loopen , vloeijen, de klinkers loopen hier door elkander, henen wijzen. De n kon in Ilauwerd om de w in u zijn veranderd en deze u in het zamengetrokkene Haard er geheel uitgeraakt zijn. Hau, raa, zoude dan een loopend water beteekenen en Haitwerd, of nu Haard., eene werd, weerd, als beschutting tegen dat water, aanduiden. En nu loopt nog heden een water, de oude Hohoerder Vaart, als aan den voet van die werd langs. Dit water zal voor het leggen der zeeslnis in Dockum zeker, daar toen ook hier nog ebbe en vloed werkte,, veel aanzienlijker geweest zijn. Dit voor eene eerste proeve, om vervolgd te worden, als de lezers dit willen. Si guid novisti rectîus istis, candîdin imperti: si non, his utere mecum. E, POSTHUMUS,
Wumkes.nl
132
AAN SR- HERO GAIEMA. KLINCK-BICHT.
Ik steil', opdat het blijck', hoc ick U oock beininn', (Schoon ick U nimmermeer gezien had van te vooren, En mijn' genegenheijclt is plotselick gebooren) Mij tusschen GABBEMA , mij tusschen BOGAAKD in.
Do soete Dichtkunst gaf 't geluckigste begin Tot de driedubble knoop, die ick bebb' met haer beijden, Die hier 't Papier oock toont, die nijdt, noch tijdt zal schei] den. Do vierde werdt Gij nu, recht nae mijn ¥'0118011 en zin. Hecht nae de reden oock, door acndrift der ÏSfature Mint stracks gelijck gelijck. Een vierde van een uure. Jae een gezicht maekt dat die Liefd' gekoppeldt werdt. "Wij zijn van nu af een. Twee Hollanders, twee "Vriezen, En die "Vieieenigheijdt zal noiit haer kracht verliesen, Dit schrijf ick met mijn handt, en teeckent met mijn hert, V Amstelclam, 2 van Wijnmaendé 1656.
HENRICIV BRONO.
Deze oimitgegevenc Dichtregelen schreef BRUNO in het Album van HE.UO G-AI,EMA (GALAMA) Boekdrukker en Verkooper te Ilarlingen. 'Lic over hem J, H. HAI;BEETSIIA, Hulde aan Gijsbert JapiJes, 2de St. bl. 3S3. — HEXRICK BRUNO was Conrector der
Latijnsche scholen te Alkmaar, zijn jlfenf/el/Moes van
en is bekend door
Gedichten. A. WASSEXBERGII.
Wumkes.nl
133
tEROEMDË FIIiSCÏÎE REGTSGELEERDGN. Werden in den vorigen jaargang van dezen VolksAlmanak leveushijzonderheden van Beroemde Friesche Wiskundigen medegedeeld, het dunke dan niemand vreemd, dat wij daarop thans laten volgen een overzigt van de voornaamste der beroemde Friesc/te liegisgeleerden, naar aanleiding der voortreffelijke Oratie van Prof. G. DE WAT,, in 1SI8 te Franeker gehouden en in '1825 met uitvoerige Aanteekeniiigeu, welke een schat van bijzonderheden bevatten, in het licht gegeven, en getrokken uit het verslag, door den Hoogleeraar Mr. G. J. VAN ASSEN daarvan in der tijd medegedeeld. • De poging des schrijvers , om den roem van dit gewest ook in dat' opzigt te handhaven en het bewijs te leveren , dat do Friezen van ouden tijd af uistekende genegenheid en geschiktheid voor de beoefening der RegtsgeJeerd/teid betoond hebben , moge daardoor onder een anderen kring van lezers worden bevorderd.
(want van vroegere tijden gewagen wij niet) gaf vooral het door den Saksischeu Hertog opgerigte Provinciaal Hof, dat in de eerste 80 jaren zoowel het burgerlijk bestuur als de regtsmaet uitoefende, aanleiding, dat vele van de aanzienlijkste personen zich op de regtsgeleerdheid toelegden en daarin uitstekende bekwaamheden verwierven: terwijl vele leden der Staten en Grietmannen zich tot voortreffelijke staatsmannen vormden. Zoo blonken er Raadsheeren uit, als; Bernar-
Wumkes.nl
134 dus Buclio van Aijtta, een Priester te Leenwaräen en daarna Eaacl en Ambassadeur der Saksische en Bourgondische Heeren; Xempo van Martena, den schrijver van het landboek; Tjaard en Bienk van jBurmania; Hajo Hermannus Hompius, dien Erasmus in geleerdheid voor Budolf Agricola stelde; Pieter Julius en Sicîco van Dekama, welke laatste door Karel "V zelfs tot Bidder van het gulden vlies werd verheven ; verder Tjalling en Frans van Eijsinga, Jelger van ïeijtsma, ïecke Bliala, Eombertus Ulenburg, Baerthe van Idsaerda, Gellins Hillama en anderen , die echter minder door het uitgeven van geschriften, maar door hunne ervarenheid in het behandelen van regts- en staatszaken in de hagchëlijkste tijden , hun naam en hun gewest eere aandeden. Ook andere Geregtshoven, gelijk dat van Holland en Utrecht, ja zelfs het keizerlijk Kamergerigt te Spiers, rnogten zich in dien zelfden tijd beroemen in het bezit van Eriesche regtsgeleerden , waarvan hoogen lof toekomt aan Agge van Albada, Oiprianus Stapelt, Johan Eoorda, Hette van Hoxwier, en Georg Rataller, ook als latijnsch dichter en letterkundige vermaard. In staatkundige betrekkingen muntten toen vele Eriesche regtsgeleerden ttit, als : Beinier Bogerman , Eco Isbrandi, Duco Martena en Gemma van Burniania; doch inzonderheid cle uitstekende Yiglius van Aijtta van Z wie-hem en Joacliim Hopperus, twee vrienden , die in dienst der spaansche Vorsten hun vaderland in moeitevolle tijden groote diensten hebben bewezen en een roemrijken naam mogten verwerven. Ofschoon Friesland vóór 1584 geene Hoogeschool bezat toch leverde het in die eeuw, behalve Aijtta en Hopperus, aan buitenlandsche Akademiën uitste-
Wumkes.nl
135 kende hoogleeraren in de regten, als Johan van Doekum die te Keulen, Cyprianus Stapert, die te Menlz, Wibrandus van Aijtta, die te DJle, Boetias Epo , die te JDouai, Jalius van Beijma, die te WiMeniberg, en Begnerus Sixtinus, die te Marburg onderwezen; terwijl Sutfridus Petrus met zijne historische en letterkundige studiën ook de regten vereenigde, zoodat hij daarin verscheidene jaren te Keiden met toejuiching onderwees. Vandaar, dat toen in 1534 de Friesche Akademic te Vraneker werd opgerigt, men geeno vreemden behoefde te zoeken om den leerstoel der regtsgeleerdheid te beklecden. Henricus Schotanus strekte, na het bezoeken van buitenlandsche hoogescholen, haar elf jaren tot eer, toen de genoemde Julius van Beijma zelfs Leiden verliet, om hem als ambtgenoot bij te staan. Al deze beroemde mannen hebben het hunne biiffedras'en, om kennis en licht te verspreiden, en de grondslagen der wetenschap van het regt voor volgende geslachten te leggen. SSæ l î e æesaw was, onder geheel andere en meer gunstige omstandigheden niet minder rijk in voortreffelijke beoefenaars van het regt, die tevens als schrijvers het Eomeinsche regt op de verklaring van het ÏYiesche landregt oordeelkundig wisten toe te passen. Onder de Baadsheeren in den Hove, meest mannen uit den adellijken of aanzienlijken stand, muntten vooral uit: Johannes en Theodorus Saackma, Johan van den Sande, Orck van Doijem, Gajus INFauta, Joh. en Theod. Scheltinga, Hero en Jaricli van Ockinga, Heotor en Joh. Bouricins, Matthijs en Willein van Vierssen, Jetso en Hobbe Baerdt van Sminia, Horatius en Godschalk Knijff en vele anderen.
Wumkes.nl
156 Wegens geleerdheid en geschriften blonken uit; Sibrandus Siccama, Jacobus Bouricius , Thomas Herbajus, Hcro à Schingen , Taco van Glins, Carel van Boorda, Joh. de Veno, Ant. Kam,' Joh. van Beuciter en meerdere. Als Staatsmannen en Ambassadears leverde Friesland mannen op, als: Kempo en Frans van Donia, Willein van Haren, Lieuwe, Foppe, Schelte en Meinardus van Aitzema, Allard Pieter van Jongestal, Alle -van Burum, Hans van Wijckel, Pibo van Doma, die het vaderland groote diensten bewezen en buitenlands zeer geacht waren. Terwijl in deze eeuw Franciscus Meinardus te Poilou, Dominicus van Arum te Jena, Bernardus Scliotauus to Utrecht en Leiden en Cyprianus Segneras van Oostergo te Utrecht,, aan vreorr.de Hoogescliolen tot sieraad verstrekten, ontleende de eigene Akademio te Franeker grooteu roem aan de geleerdheid van mannen als: Mavciis Lijcklama à jMijeholt, ïimaeus Paber, ïlector Bouricius, Hendr. Sliala, Martinns Wijbenga en Taco van Glins , die echter allen overtroffen werden door den onsterfelijken Ulrik Huber, die naauv,-elijks 21 jaren oud, eerst de geschiedenis en welsprekendheid onderwees , om later het eerst van allen aan eenigc Hoogeschool het Algemeene Staatsregt te verklaren; teiwiil liii door menie;vuldiû,'e geschriften eene juiste en grondige regtskennis verspreidde. Bloeide zóó de regtsgeleerclheid in de 17e, zij verwelkte niet I n d e ! § e ©eaaw. Dit verhoedden Eaadshceren, als: Zacli. Huber Dom. Hamerster, Joh. Yegilin van Claerbergen, WilIcm en Philip van Vierssen, Jan de Kempenaer, Edu-
Wumkes.nl
137 ard Marius van Burmania, Siinon Bi nek es, Quiryn de Blau ca anderen, waarvan sommige ook door pescliriften hun ambt eerc deden. Even zoo blonken door geleerdheid uit: Saco Harmen van Idsinga, drie Beuckers, Gcorgius Hiddema, Nicolaas Thoîeu, Eimius Harmen Bergsma en de voortreffelijke Petrus Wiei'dsma, als de ïriesche Salomo alom geacht. Behalve aan sommige dezen werden aanzienlijke waardigheden en gezantschappen opgedragen aan Staatsmannen, als: Sieco van Gosiiuga, Philip Ercderik Yegilin van Claerbcrgen, Willern en Onuo Zwier van ' Haren (niet min beroemd als Dichters) , AVijbraml van ltsmn, Ulbo Aijlva en Epo Sjuck van Burmania, ï\Ticoiaas Arnolcli, Aclrianus Bergsma, Georg Eredcrik tlioe Schwaïtzeiibcrg en anderen. Onderwijl bleef de beoefening van liet reft aan ]?rieslands lloogeschool bloeijen onder eigene landgenooten als: Domiuicus Balck, Jacobus en Bavius Voorda, George d'Arnaud, Eli as Wigeri cu Jan Yalckenaer ; terwijl drie Yoorda's te Luiden en üirec/U , Gerlacus ScUeltinga te Jluvsnier en Leiden, Joh. lluardi te Groningen en Seerp Gratama te Harderwijk en Groningen tot in deze eeuw het licht van kennis en wetenschap bleven verspreiden. Voorwaar, eene reeks van geëerbiedigde namen , welke wij hier slechts konden aanstippen, om ze onder één oogpunt te vereenigen, doch die te zamen wel het bewijs zullen leveren van Erieslands roem in de bevordering en uitbreiding der wetenschap van het Begt, terwijl ze aanspraak hebben op onze duurzame vereering. 2 _- é—54. E.
Wumkes.nl
138
IN DB KERK TE WIJCKEI,.
In den Frieschen Volksalmanak van het jaar 1840 werd eene beknopte levensschets geleverd van den beroemden Generaal en Vestingbouwkundige MENNO BARON VAN GOEHOORN, en in liet slot van clat stuk melding gemaakt van de prachtige marmeren graftombe ter zijner eere gesticht in de Kerk te Wijckei, ter plaatse, waar het stoffelijk overblijfsel cles grooten mans begraven werd. //Die Kerk," schreef ik daar, //prijkt met eene prachtige marmeren tombe, welke de liefde zijner kinderen, door hem verwekt in zijn huwelijk met Vrouwe MAGDALENA VAN SCHELTINGA, tot onsterfelijke eer van hunnen roemruchtigen Vader, heeft doen oprigten; dat praalgraf is een meesterstuk van beeldhouwkunst, dat nog heden door eiken aanschouwer bewonderd wordt." Van deze Graftombe gaat hiernevens eene afbeelding. De obelisk boven dezelve is van rood marmer met witte aderen. Aan deze zijn verschillende vaandels gehecht. Te midden daarvan hangt zijn wapen. Op het voetstuk ligt de Generaal, in levensgrootte, geharnasd , op kanonnen ; in de regterhand heeft hij een' veldheersstaf, zijn hoofd rust op den linkerarm. Daar achter staat een groote helm. In het midden van het voetstuk leest men op een rond schild deze Inscriptie: M. Viro opt. nobiliss. copiarum duci fortiss. pio felici strenuo
Wumkes.nl
159 bellicarum artium scientissimo Minno baroni de Coehorn, peditïtm praefecto, Flandriae Batavicae areiumque ad Scaldiin e'ubernatori. ö
Operibus et munitionibus tormentis et macliinis bellicis Summis et praepot. Belg. ïoed Ordinibus. piaeposito summo. Oblatos a maxùnis Europac principibus honores summos et virtutis praemia patriae postliabuit, cui militavit annis fere XL~VII eontinuis tot exantlatis laboribus aimis gravis militari gloria cumulatus piissime in Xto obiit XVII Mart an. sal, MDCCIV aet. L X I I I Monumentum parentis optimi de se optime meriti memoriae liberi moerentes quo sepultns est loco consecraTiirit. dat is: Aan den besten, edelen man, den braven, gelukkigen, onversaagden en dapperen Yeldheer, in de krijgskunde zeer ervarenen Menno Baron van Coehoorn, Generaal bij de Infanterie, Gouverneur van StaatsVlaanderen en de Forten aan de Schelde. door de Edelmogende Heeren Staten van het Vereenigd Nederland aangesteld tot Directeur-Generael van de Vestingwerkcn en de Artillerie, die de hoogste door dé voornaamste Vorsten van Europa hem aangebodene eerambten en belooningen zijner dapperheid heeft af-
Wumkes.nl
140 gewezen ter liefde; van zijn Vaderland, hetwelk hij omtrent 47 jaren cle gewigtigste diensten bewezen heeft, en die, aan het einde zijns levens genaderd, met krijgsroem overladen, Godzalig in Christus gestorven is den 17den Maart van liet jaar onzes Heeren 1704, in den ouderdom van 63 jaren, hebben de treurende kinderen, ter nagedachtenis van den besten Vader, aan wion zij alles te danken hebben , dit gedenkteeken toegewijd, ter plaatse, waar hij begraven is. 1854.
III
A. WASSENBEHG-H.
P l f i 1 f?FïRP? WAK! r«W>'
De winter wiikt. Wat heeft hii ons peleercl ? Zaagt gij dien glans, waarmee hij de aarde sierde; Die schitterende 'pracht, waarmee hij 't loof omzwierde; Dat zuiver wit, waarmee hij de aarde tooit Als cle oostewind de sneeuw daarhenen strooit ? Zijn adem stolde 't vloeijend nat der stroomen. Waar 't zachtste lenteluchtje een kabb'ling op deed komen. ]:Tu naakt de lent', die ijs en sneeuw verteert, De winter wijkt. Wat heeft hij ons geleerd ? Een doodskleed had het aardrijk overtogen. En welk een glans ook schitterde in onze oogen Wat diamanten pracht, in 't helder zonlicht blonk, Een lijkwû dekte de aard. Het kille doodskleed schonk De winter. "Lente en zomer bragten leven En vreugd. Zijn aam deed alles sneven; (teerd. Heeft bloem eu kruid en groen, verwelkt, verflenscht, verDe winter wijkt. Wat heeft hij ons geleerd !
Wumkes.nl
141 Ons bloeit de levensroos en spreidt hare eêlste geuren, 'tGebloemte tiert en pronkt, in schitterende kleuren» De levenslcnte strooit met lagcliend groen en kruid En waar ons oog ook schouwt, dáár strooit zij paarlen uit. De zomer naakt of toont reeds 't lagenend wezen; Of moog'lijk is reeds s' levens herfst gerezen. De winter wenkt, die eens ook ons verteert. Eens naakt de dood. Dat hebben wij geleerd. En blaast de dood de kleur ons van de wangen , Het vale bleek zal 's levens blos vervangen. Schoon bloeij' de jeugd in hare leutepraoht, Zij sluit haar kelk , voor 's levens winternacht. De levenstroom spoeij' dartiend langs zijn boorden, De stroom verstijft, door d' adem van het jMoordcn, De winter komt. Welk sterfling die hem weert ? Hij naakt gewis. Dat hebben wij geleerd. Maar zuilen wij de komst des winters vreezen? Hoe bar , hoe koud , hoe bleek hij moge wezen, Hij wiegt onze aarde in liefelijke rust, Waaruit de leut' haar eenmaal wakker kust. llust geeft de dood, voor de afgetobde harten, Door 't leed gebukt, beproefd door ramp en smarten, Eust geeft ge o dood! na s'levens hangen strijd. En wee den mensch! wien gij vcrschriklijk zijt. Rusten ! waartoe dan te schroom en ? Valt de strijd u zwaar en hans', o Die kamp , hij duurt niet lang. Spoedig zal het rustuur komen. Ziet! de dood, die ons verbeidt, Hoe hij zacht de peluw spreidt,
Wumkes.nl
142 Rusten! waartoe dan te vreezen ? o Die rust is zacht en zoet, Voor liet afgetobd gemoed Zal geen moeit' of smart meer wezen In den slaap van 's levens nacht. •— De aarde dekt haar kind'ren zacht. Rusten! maar om kracht te garen Voor een' nieuwen lentetijd. — Spreidt de winter 't sneeuwtapijt Hooft zijn adem groen en blaren S Hij rust de aarde toe-met kracht Voor een nieuwe lente pracht. IJs en sneeuwjagt zijn verdwenen, Ziet de barre winter sterft; Schoon nog de aard' haar bloemtooi derft. 't Koude doodskleed is verdwenen. — Valt ook bloem en loover af, 't Leven kiemt weer uit het graf. Zephyrs dart'len langs de stroomen, De aard getooid met groen en kruid Breekt ten donk'ren kerker uit. Ziet de jonge lente komen. — Bust en nieuwe levenskracht Vond zij in den winternacht. Lieve dooden! Slechts voor kort Gingt gij van uw dierb'ren heenen, Zouden wij nog langer weenen, Daar 't toch eenmaal lente wordt. Daar de winter van den dood, "ï Leven koestert in zijn schoot P
Wumkes.nl
143 Sterven ? Neen, wij zullen leven! Neem de winter loof en kroon, Gaar' de dood ons bij de doôn, 't Zaad des levens kan niet sneven. Waarvoor , broeders ! vreest ge dan , Daar geen dood ons dooden kan ?
De winter wijkt. Wat heeft hij ons geleerd ? Hij predikt ons, dat we eenmaal zullen sterven, Maar, dat we ook weer het leven zullen erven. Plukt dan de roos , die u uw lente biedt ! De winter dreigt reeds, in liet ver verschiet. Gebruikt den tijd, den zaaitijd van uw leven Dan zal uw herfst u rijke vruchten geven. Die vrucht draagt zaad, dat duizendvoud vermeert, Als 't lente wordt. Dat hebben wij geleerd! 8.
j
f
H. v. B.
Hoe statig blinkt gij, stille Maan ' Aan d' ongemeten trans ; Hoe helder is Uw reine blik Hoe lieflijk is Uw glans.
Wumkes.nl
144 AVamieer de zon in 't westen zinkt, Dan rijst gij op Uw baan En blinkt er met Uw zielvol oogMij zacht en vriendlijk aan. Men noemt U veeltijds koud en bar — Ik min IJ , zachte Maan ! En staar op LT , terwijl gij rijst, En volg U op Uw baan. Ik weet, dat gij mijns Yaders graf Met Uwen glans behoedt, En 't teeder bloempje, dat dáár groeit, Met stillen weemoed a-roet. b x
Ik weet, dat, waar mijn broeder slaapt En waar mijn' zuster rust, Gij somtijds met een traan m 't oog De koude lijksteen kust. Ik bid U , schooue K"achtvorstm ! Doe zulks noo- menigmaal En werp er op hun aller graf Een reine hekVre straal. Dan min ik U , ten allen tijd , Tot aan mijn jongsten snik , En werp met reeds gebroken oogOp U voor 't laatst mijn blik. JOH. JACOBSZ.
Wumkes.nl