4 e jaargang | nr. 1 | maart 2012
››
strooien of sproeien
Nieuw! nu ook i n België
Revolutie in gladheidbestrijding Slim vegen met de derde borstel Zelfscan voor MVO-ontwikkeling
Geniet van Corteo en help kansarme jongeren Amsterdam, vrijdag 20 april 2012
Kaarten verkrijgbaar via www.oxfamnovib.nl/cirquedusoleil
››
voorwoord
Coproductie Aebi Schmidt presenteert u met plezier de eerste internationale editie van ASH Magazine. In Nederland bestond dit relatiemagazine al enige jaren, maar vanaf 2012 wordt ASH Magazine een echte Belgisch-Nederlandse coproductie. Het magazine verschijnt vier maal per jaar in het Nederlands én in het Frans. Wij hebben u met ASH Magazine - hopelijk - veel te bieden. Wij brengen nieuws, signaleren ontwikkelingen en brengen u achtergrondverhalen op het gebied van gladheidbestrijding en straatreiniging. Aebi Schmidt wil daarmee actief bijdragen aan het delen van kennis en de discussie op beide gebieden bevorderen. Wij laten daarvoor experts en professionals in België en Nederland aan het woord. In deze editie onder meer Bruno Heirbrant die uitvoerig vertelt over de ontwikkelingen binnen het Agentschap voor Wegen en Verkeer. U zult veel van ons horen de komende tijd. Als Sales Manager voor België ben ik nu ruim driekwart jaar aan de slag en
zie met genoegen hoe de samenwerking met onze collega’s van Aebi Schmidt Nederland steeds meer vruchten begint af te werpen. ASH Magazine is daar een voorbeeld van. Om onze eerste gezamenlijke editie te vieren is dit nummer met vier pagina’s uitgebreid. Dat biedt onder meer de ruimte voor een diepgaande analyse van de voor België en Nederland vrij nieuwe methode van gladheidbestrijding: het sproeien van vloeibaar dooimiddel. U zult ook veel van ons zien de komende tijd. Zo zal de bekende Schmidt huisstijl het komende jaar plaatsmaken voor de internationale Aebi Schmidt huisstijl. Bij alle eenheid blijft er echter één verschil. Winterdienstmaterieel van Aebi Schmidt wordt overal ter wereld verkocht onder de merknaam Schmidt. Behalve in Nederland. Daar is de oorspronkelijke merknaam Nido zó ingeburgerd dat deze daar gehandhaafd is. Ik wens u veel leesplezier. Yves Godfrind, Sales Manager Aebi Schmidt Belgium
In Nederland wordt per winter tot wel
300.000 ton
zout gestrooid +++ in belgië stond op vrijdag 3
1.258 km file +++ 1 korrel vacuümzout van 0,5 mm weegt 0,00027 gram +++ Voor het poedercoaten van een strooier is zo’n 40 kilo poeder nodig februari
De foto op het omslag is door de Photographers Association Netherlands (PANL) genomineerd in de categorie Advertising van de jaarlijkse PANL Awards.
››
bij de advertentie Oxfam Novib zet zich in voor een wereld zonder armoede en met gelijke kansen voor iedereen. Daarbij gaan we uit van de kracht en mogelijkheden van mensen. Zelfdoen staat voorop. Daarom steunen we lokale ontwikkelingsprojecten en zorgen we dat mensen in hun eigen inkomen voorzien. Wij lobbyen bij politiek en bedrijfsleven en wijzen op verantwoordelijkheden. En we vragen om keuzes te maken die goed zijn voor arme landen.
››
inhoudsopgave
Agentschap Wegen en Verkeer in beeld Vegen is een vak apart Zelfscan voor MVO-ontwikkeling De Dome voor strategische zoutopslag Analyse: strooien versus sproeien Kort door de bocht Mag het ietsje minder zijn? 3M staat er gekleurd op
4 7 8 10 11 14 16 18
3
››
Agentschap Wegen en Verkeer
Preventief communiceren
Zoals het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV) in Vlaanderen verantwoordelijk is voor de gladheidbestrijding op snelwegen, is Rijkswaterstaat aangewezen voor die taak in Nederland. Het verschil is dat het AWV ook de gewestwegen (provinciale wegen) onder haar hoede heeft. Bruno Heirbrant vertelt over het AWV. ‘Met automatisch strooien kunnen we gericht en zuinig strooien.’
4
De straten in Brussel zijn inmiddels weer zwart en stroef, maar de herinnering aan witte vrijdag 3 februari is een week later nog maar al te vers. Aldus Bruno Heirbrant, Vlaams Winterdienstcoördinator bij het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV), afdeling Planning en Coördinatie. ‘Op het hoogtepunt stond er 1.258 kilometer file in België’, vertelt hij in zijn kantoor aan de Koning Albert II-laan in hartje Brussel. ‘Een ongekend record. Doordat er enorm veel sneeuw viel tijdens de avondspits konden we de impact hiervan op het verkeer niet voorkomen. Het is immers zeer moeilijk om sneeuw te ruimen of om te strooien als er overal al files staan.’ De Vlaamse media waren kritisch, maar toonden ook begrip voor de situatie, is zijn observatie. Vanwaar die mildheid? Het is tenslotte nog maar kort geleden dat de kranten gehakt maakten van de Belgische winterdienst. Bruno Heirbrant: ‘Tot twee winters geleden had het Agentschap een reactieve houding inzake communicatie. De kranten schreven dingen als: Er valt een paar centimeter sneeuw en heel België staat stil. Daar hebben wij van geleerd. Voorafgaand aan winter 2010/11 hebben wij de pers proactief benaderd. Verteld wanneer, waar, hoe en waarom wij strooien. Tijdens deze bijeenkomst kreeg de pers ook als primeur een demonstratie van automatisch strooien. De meeste journalisten hadden geen idee hoe dat werkt. Dat je strooibreedtes kunt instellen en ervoor kunt zorgen dat het zout dáár terecht komt waar het terecht móet komen en in precies de juiste dosering. Of dat de strooier negen meter naar links en twee meter naar rechts kan strooien.’
Billboards Deze benadering blijkt dus vruchten afgeworpen te hebben. Zeker doordat ze wordt aangevuld met dagelijkse communiqués die vanuit het winterdienst crisisteam naar alle belanghebbenden worden gestuurd wanneer door gladheid de boel dreigt vast te lopen. ‘De media en Vlaamse burgers weten nu wat we aan het doen zijn en welke mogelijkheden we hebben. Het misplaatste beeld als zouden wij een stel luie ambtenaren zijn, zie ik niet meer terug. En dat is vooral ook belangrijk voor onze eigen mensen en de aannemers met wie wij werken. Als zij ’s nachts twaalf uur in touw zijn geweest en ze lezen ’s morgens in de krant dat er niets is gebeurd, dan werkt dat bepaald niet motiverend.’ De vraag of het AWV in communicatief opzicht verder is dan de Nederlandse collega’s van Rijkswaterstaat laat Bruno Heirbrant ter beantwoording over aan degene die hem stelt. Diezelfde vragensteller is het opgevallen dat in Vlaanderen op grote billboards langs de snelwegen het verkeer wordt gevraagd rekening te houden met de mensen van de winterdienst. Zulke borden staan er niet in Nederland. Terwijl het probleem - auto’s die levensgevaarlijke toeren uithalen door strooiwagens op spekgladde wegen in te halen of te snijden - in beide landen bestaat. Ideetje misschien?
Sneeuwschoppen Bruno Heirbrant is een drukbezet man in winterse tijden. Zijn hoofdtaak binnen het AWV is de coördinatie van
districtswerking en daarnaast is hij belast met de winterdienstcoördinatie. Hij werkt op het Brusselse hoofdbureau van het AWV en voert van daaruit coördinerende taken uit voor de winterdienst. Hij vertelt hoe deze in Vlaanderen is georganiseerd. ‘Wij hebben vijf afdelingen die qua areaal ongeveer gelijk lopen met de Vlaamse provincies. De afdelingen hebben elk een directie die verantwoordelijk is voor een aantal districten; dat zijn buitendiensten die zorgen dat het beheer en onderhoud van wegen binnen dat district vlot verloopt. Zo zijn er 28 districten voor heel het Vlaamse landsgedeelte van waaruit de winterdienst wordt georganiseerd.’ Het feitelijke werk op de weg met de strooiers en sneeuwschoppen (sneeuwschuivers of -ploegen) wordt gedaan door gecontracteerde aannemers. Zij rijden met materieel dat eigendom is van het AWV - ‘wij willen zeker zijn van de goede kwaliteit van het materieel’ - en werken in drie ploegen: een dag-, nacht- en reserveploeg. Per district is er één leidinggevende die de algehele coördinatie heeft voor zijn district. De rol van deze functionaris is vergelijkbaar met die van de gladheidcoördinator in Nederland. De leidinggevende is degene
‘Het zout dat na de strooiroute in de strooier overblijft, wordt gebruikt om brugdekken extra te behandelen’ die besluit om preventief of curatief te gaan strooien. De daarvoor benodigde meteo-informatie verkrijgt hij via het Gladheidmeetsysteem. Het Agentschap heeft negen weersvoorspellingstations, negen back-up stations en 30 weerstations waar continu lucht-, dauwpunten grondtemperatuur worden gemeten Daarnaast is Vlaanderen opgedeeld in negen klimatologische zones; een gespecialiseerd bedrijf heeft deze zo bepaald dat de weersomstandigheden binnen één klimatologische zone gelijkwaardig zijn. Binnen één klimatologische zone baseert men zich enkel op de voorspellingen van het voorspellingsstation behorende tot deze zone. Voor elke klimatologische zone werd dus een hoofdweerstation gedefinieerd die de gemeten waarden digitaal overmaakt aan Meteo Wing. Meteo Wing vult de gemeten waarden aan met voorspelde atmosferische parameters zoals temperatuur. Vervolgens berekent het programma van de gespecialiseerde firma de voorspelde wegdektemperatuur en wegdekstaat. Daarna worden alle resultaten geprojecteerd op het Gladheidsmeetsysteem. Op basis van de gegevens in dit systeem neemt de leidinggevende zijn beslissing om al dan niet te gaan strooien. Dat kan leiden tot een onmiddellijke oproep of een oproep naar tijd. In het eerste geval dient de betreffende aan-
5
nemer binnen één uur op het district aanwezig te zijn, in het andere geval op de aangegeven tijd.’
Proeven met pekel Dan worden de strooiers gevuld en kan de aannemer op weg. Er zijn in totaal 315 strooiroutes. De trajecten zijn zodanig bepaald dat strooiroutes op de snelwegen in één à anderhalf uur worden gereden en routes op de gewestwegen (het equivalent van de Nederlandse provinciale wegen) in maximaal tweeënhalf uur. Daarbij wordt voor een groot aantal routes gebruik gemaakt van een systeem voor automatisch strooien. Bruno Heirbrant: ‘Het Agentschap was in 1999 bij hun toenmalige leverancier de vragende partij om dit systeem te laten ontwikkelen. Doordat strooiroutes en strooierinstellingen voorgeprogrammeerd zijn, hoeven de chauffeurs zich alleen nog maar met rijden bezig te houden. Beter voor de veiligheid en het maakt het werk heel flexibel, want chauffeurs kunnen zonder meer elkaars routes overnemen. Maar het belangrijkste is wel dat het enorm veel zout scheelt.’ Het systeem van automatisch strooien levert een bewezen besparing van ongeveer 20 procent, maar Bruno Heirbrant is ervan overtuigd dat de werkelijke besparing nog groter is. Bij de verdere implementatie van het systeem kan het automatisch strooien op termijn een nog grotere besparing opleveren. Naast het automatisch strooien doet het Agentschap ook testen met het sproeien van vloeibaar dooimiddel. ‘Wij hebben op een bepaald stuk weg uitsluitend pekel gesproeid. Daarbij hebben wij om veiligheidsredenen wel een bandbreedte wat betreft temperatuur gehanteerd. Sproeien mocht alleen bij een nachttemperatuur tot -5 C° en bij positieve waarden overdag. Later hebben wij de bandbreedte verkleind en hoefde de dagtemperatuur niet boven het nulpunt te komen. Een vergelijkbaar stuk weg hebben we behandeld met natzout en op beide trajecten zijn concentratiemetingen uitgevoerd. Steeds 2, 5 en 10 uur na de strooiactie. Over de evaluatie kan ik nog niet veel zeggen, want die volgt pas later dit jaar.’
6
Onderhoudscontracten ‘Bij elke strooiactie nemen we een kleine extra zoutreserve mee. Het reservezout dat na de strooibeurt in de strooier achterblijft kan met de uitdraaiunit uit de strooier worden verwijderd. Toch kiest AWV ervoor om het reservezout efficiënt aan te wenden om bepaalde kritische punten extra te behandelen. In onze routes voor automatisch strooien hebben wij een aantal kritische punten gedefinieerd. Het zout dat na de strooiroute in de strooier overblijft, wordt gebruikt om deze gladheidgevoelige punten, zoals brugdekken, nog even extra te behandelen.’ Met automatisch strooien ligt Vlaanderen dus ver voor op de collega’s van Rijkswaterstaat; de Nederlandse strooiers zijn namelijk nog lang niet allemaal uitgerust met Autologic. Zijn er nog meer gebieden waarop Vlaanderen voorloopt op Nederland. Bruno Heirbrant is bescheiden en vindt dat eerder het tegenovergestelde aan de orde is. ‘Rijkswaterstaat ligt mijlen op ons voor wat betreft GPRS-gestuurd strooimanagement, de inrichting van de steunpunten - veel ruimer dan bij ons en zeer functioneel - en vooral wat betreft de onderhoudscontracten voor winterdienstmaterieel. Bij ons gebeurde het tijdens de afgelopen winters dat bepaalde strooiers wekenlang niet in actie kwamen doordat de benodigde reserveonderdelen bij de leverancier niet voorhanden waren. Hiervoor werden dan reservestrooiers van het Agentschap ingezet.’ Ook kijkt hij met een verlangend oog naar een instituut als het CROW dat belangrijk werk doet voor de opleiding van winterdienstpersoneel (zie ook pagina 16-17). Een belangrijk platform om kennis te delen is de samenwerking met het Britse Highway Agency en Rijkswaterstaat waarbij de voorbije winters gezamenlijk werden geëvalueerd. Maakt het sproeien van fietspaden wellicht ook deel uit van die te delen kennis? In Nederland is dit immers een trending topic. Bruno Heirbrant glimlacht vriendelijk: ‘Daarover vertel ik een volgende keer misschien wat meer.’ >> AWV: http://www.wegenenverkeer.be/persberichten >> Meteo Wing: http://www.mil.be/meteo
››
AEBI SCHMIDT VEEGTRAININGEN
Vegen is een vak apart De derde borstel op Schmidt veegmachines voegt een dimensie toe aan het reinigingswerk. Bijvoorbeeld bij pre-
voedingsbodem weg, waarna de tweede borstel, de rechter dus, de laatste resten aanpakt en het vuil voor de zuigmond brengt. De chauffeur kan de derde borstel ook meer druk geven en laten kantelen, zodat hij het onkruid echt goed te lijf kan gaan.’
ventieve onkruidbestrijding. Het gebruik
Training
ervan vereist specifieke vaardigheden.
Hoe effectief ook, chauffeurs vinden het vaak lastig werken met de derde borstel. ‘Dat komt doordat ze verschillende dingen tegelijk moeten doen’, zegt Sake Barkhuis. ‘Ze moeten op het verkeer letten, de veegmachine bedienen én de derde borstel besturen.’ Gelukkig heeft Schmidt dat laatste veel eenvoudiger gemaakt. De nieuwe Swingo 200 en Cleango 500 zijn uitgerust met een railsysteem voor de derde borstel. Daarover beweegt hij naar links en rechts; dat scheelt één draaipunt en dus zijn er minder handelingen nodig.’ Bovendien maakt de compact voorgebouwde borstel deze juist extra geschikt voor inzet als onkruidborstel. Op zich is het niet moeilijk om met de derde borstel te werken. Het is een kwestie van gewenning en daar kan een praktijkgerichte training goed bij helpen. Aebi Schmidt verzorgt veegtrainingen op maat en geeft de instructie bij voorkeur op locatie. Dat biedt chauffeurs het meeste rendement. Het trainingsprogramma wordt ingevuld naar de behoefte van de klant en in de eigen praktijksituatie. Als het wenselijk is om flink te oefenen met de derde borstel, dan wordt daar tijd en ruimte voor gemaakt.
De op maat gemaakte training door Aebi Schmidt helpt die te ontwikkelen.
Onkruidbestrijding in de openbare ruimte met chemische middelen behoort definitief tot het verleden. Sinds 1 januari van dit jaar is dit verboden in Nederland. De tijdige inzet van veegmachines is een uitstekend alternatief. Door vroeg in het seizoen straten en goten goed te vegen, wordt de voedingsbodem verwijderd en krijgt het ongewenste groen geen kans zich te ontwikkelen. De nieuwste Schmidt veegmachines die zijn uitgerust met een derde borstel zijn een machtig wapen in de strijd tegen het onkruid. Sake Barkhuis (Verkoop Veegtechniek Nederland) legt uit waarom: ‘Het voordeel van de derde borstel is dat je straatgoten bijvoorbeeld in één werkgang dubbel kunt behandelen. De derde bezem borstelt eerst het onkruid en de meeste
Laatste propje
›› De Schmidt Cleango 500 voor precisiewerk op straat
‘Naast oefenen met de derde borstel, leert de training chauffeurs ook wat ze juist niet moeten doen. Zoals: onder straatmeubilair bijvoorbeeld ook het allerlaatste propje weg willen vegen. Voor je het weet veroorzaak je daarmee schade aan de arm. Andere tip: ga niet met vierwielbesturing krap tussen twee paaltjes door. Je zit er zó tegenaan. Schakel even terug naar tweewielaandrijving en voorkom schade.’ Instructie over het dagelijks en wekelijks onderhoud werpt ook vruchten af. Chauffeurs willen hun machine best goed verzorgen, maar in de praktijk blijkt vaak dat ze niet precies weten hoe ze dat moeten doen. ‘Of de faciliteiten zijn niet goed afgestemd of ontbreken helemaal’, zegt Sake Barkhuis. ‘Dat komt ook voor en daarom is het altijd nuttig dat de leidinggevende van de chauffeurs ook bij de training aanwezig is. We krijgen als feedback dat dit enorme eye-openers oplevert. De wereld ziet er van achter een bureau vaak toch heel anders uit dan vanuit de cabine van een veegmachine en het is goed om die twee weer bij elkaar te brengen.’
7
››
NIEUW: DE MVO MONITOR
Zelfscan voor MVO-ontwikkeling
In november 2011 certificeerde Aebi Schmidt Nederland zich voor de MVO Monitor. Dit nieuwe instrument van de Koninklijke Metaalunie biedt bedrijven een methode om de eigen status op het gebied van MVO in beeld te brengen.
De MVO Monitor is in feite een digitale vragenlijst. De vragen zijn gebaseerd op de principes die in de ISO 26000 richtlijn* aan bod komen en zijn alleen met ja of nee te beantwoorden. Luidt het antwoord ‘ja’, dan voldoet de organisatie aan de MVO-criteria voor het betreffende principe en heeft ze ook de middelen om dat aan te tonen, zoals rapportages of procesbeschrijvingen. Is het antwoord ‘nee’, dan biedt de MVO Monitor handvatten om actie te ondernemen, zodat deze vraag uiteindelijk ook positief kan worden beantwoord. In essentie laat een bedrijf met het invullen van de MVO Monitor zien hoe het de zaken rond MVO-onderwerpen heeft geregeld. En dankzij de objectiviteit van dit instrument - waarover later meer - weet de buitenwereld waar een organisatie staat op het gebied van MVO.
Drie niveaus De MVO Monitor definieert drie niveaus: het basisniveau, het certificaatniveau en de koploperstatus. Het basisniveau geeft aan dat een bedrijf ten minste voldoet aan alle
8
wettelijke eisen op gebieden als milieu, Arbo en veiligheid. Heeft een bedrijf zich gecertificeerd, dan worden de MVO-prestaties ook getoetst door onafhankelijke auditeurs. Het feit dat Aebi Schmidt Nederland het certificaatniveau heeft behaald, zegt dus niet alleen iets over haar MVO-ambities, maar betekent ook dat de MVO-prestaties worden gecontroleerd door een extern bureau. De overtreffende trap die met de MVO Monitor kan worden bereikt, is de koploperstatus. Vooruitstrevende organisaties die er de mensen en de middelen voor inzetten, kunnen deze status bereiken. Eigenlijk doen zij het pionierswerk op het gebied van MVO en bepalen daarmee tegelijk het uiteindelijke perspectief voor de gehele branche.
MVO-visie Jeannette Levels-Vermeer is als directeur van de Stichting Adviescentrum Metaal (SAM) nauw betrokken geweest bij de totstandkoming van de MVO Monitor. ‘SAM en Koninklijke Metaalunie hebben op het gebied van duurzaamheid en MVO sinds 2005 een partnerschap. De KMU richt zich als brancheorganisatie met name op ‘Den Haag’ en de ontwikkeling van de branche in de volle breedte, terwijl onze organisatie vooral informatie haalt van en brengt naar de werkvloer. In 2010 hebben we gezamenlijk besloten voor de metaalbranche een sterke MVO-visie te formuleren, met de focus op drie gebieden: duurzaam inkopen, ISO 26000 en cradle to cradle. Vanuit deze thema’s wilden wij een instrument ontwikkelen met behulp waarvan de gehele metaalbranche - kleine én de allergrootste bedrijven - zich kunnen verbeteren op MVO-gebied. In wezen ging het daarbij om de vraag: hoe kun je de globale normen
van de ISO 26000 vertalen in praktische doelstellingen of ambities. Bij dat proces werden zoveel mogelijk partijen betrokken, zodat invulling kon worden gegeven aan ISO 26000 principes als transparantie en stakeholdersmanagement. Belangrijke criteria, die voor kleine en middelgrote bedrijven in de praktijk echter nooit te verwezenlijken zijn; ze zijn gewoon te klein om gesprekspartner te kunnen zijn. Uiteindelijk hebben wij dat instrument, de MVO Monitor dus, na een pilot gelanceerd in september 2011.’
een enorme hoeveelheid administratieve rompslomp. Inhoudelijk staat de MVO Monitor op certificaatniveau het dichtst bij de NPR 9026, de NEN zelfverklaring voor de ISO 26000. Wij hebben met de NEN ook afgesproken dat bedrijven die gecertificeerd zijn volgens de MVO Monitor met een kleine extra inspanning zich eveneens kunnen certificeren volgens de NPR 9026. En om nog een andere aansluiting te noemen: het certificaatniveau van de MVO Monitor komt overeen met trede 3 van de CO2en MVO-prestatieladder.’
Opvraagbaar Aebi Schmidt Nederland is meteen na de introductie ervan aan de slag gegaan met de MVO Monitor en heeft zich in november 2011 gecertificeerd. Het certificaat is drie jaar geldig, openbaar en voor iedereen opvraagbaar via het certificatenregister van Stichting Keurmerk Branches (www.keurmerkbranches.nl). De vragenlijst plus de gegeven antwoorden zijn voor iedere gebruiker van de MVO Monitor printbaar in de vorm van een complete rapportage. Handig om mee te leveren bij aanbestedingen bijvoorbeeld! In het recente verleden heeft Aebi Schmidt zich ook al gecertificeerd voor de ISO 14001, werd het VCA** certificaat behaald en bereikte de organisatie het B-niveau op grond van de richtlijnen van het Global Reporting Initiative. Aan Jeannette Levels-Vermeer de vraag of de nieuwe MVO Monitor de genoemde certificeringen overbodig maakt en wellicht ook de CO2-prestatieladder of MVO-prestatieladder gaat vervangen.
Goedgekeurd Het antwoord is voorzichtig. ‘Nee, de MVO Monitor komt niet in plaats van… Het is ook niet zo dat, wanneer het certificaatniveau van de MVO Monitor behaald is, de organisatie impliciet voldoet aan al die andere normen, wel is er voor inhoudelijke aansluiting gezorgd. De bruikbaarheid en de kracht van de MVO Monitor heeft een aantal aspecten. Ten eerste is het een zelfhulpinstrument dat elk bedrijf in de metaalbranche kan gebruiken, ook een bedrijfje met twee of drie man in dienst. Het brengt de huidige MVO-status in beeld en geeft heel praktische handvatten voor verdere ontwikkeling. Daarnaast zaten de bedrijven zelf en bijvoorbeeld ook de opdrachtgevers, publiek en privaat, te springen om een dergelijke certificering. Het is eenduidig, objectief, toetsbaar en het zal in de praktijk werken als het stempel ‘goedgekeurd’ bij offertes en aanbestedingen. Verder onderzoek door een opdrachtgever of afnemer is dan overbodig en dat scheelt
MVO zelfscan Herkenning van de MVO Monitor door de wereld buiten de metaalbranche en erkenning van de waarde ervan door diezelfde buitenwereld is natuurlijk van het grootste belang. ‘Absoluut’, zegt Arjan Ester, commercieel directeur van Aebi Schmidt. ‘Dat waren wij ons terdege bewust, toen we als zo’n beetje het eerste bedrijf in Nederland de MVO Monitor adopteerden. De MVO Monitor krijgt alleen waarde als de buitenwereld weet waar ons certificaat voor staat. Er zal dus nog een hoop publiciteit gecreëerd moeten worden.’ De start is in elk geval veelbelovend vertelt Jeannette Levels-Vermeer. ‘In het najaar van 2011 hebben we voorlichtingsbijeenkomsten gehouden voor zo’n 400 bedrijven en inmiddels zijn er ruim 300 actief aan de slag met het invullen van de MVO Monitor. Komend jaar gaan we stevig campagne voeren om de hele branche te activeren. We verwachten dat eind 2014 dan zo’n 3.500 organisaties actief gebruik hebben gemaakt van de MVO Monitor. Om de kosten hoeft men het in elk geval niet te laten, want wij willen de certificering tegen kostprijs aanbieden. Voor een bedrag van 875 à 1.475 euro maakt een bedrijf een complete MVO zelfscan en kan deze laten certificeren.’ Het gebruik van de monitor is kosteloos voor leden van de Metaalunie en deelnemers van Stichting Adviescentrum Metaal. * ISO 26000 benoemt zeven generieke MVO-principes. Deze vormen de basis bij ieder besluit en iedere activiteit van een organisatie. Het gaat om de volgende principes: (1) accountability (verantwoordelijkheid nemen en verantwoording afleggen); (2) transparantie; (3) ethisch gedrag en respect voor: (4) stakeholderbelangen, (5) wet- en regelgeving, (6) internationale gedragsnormen en (7) mensenrechten. Per principe geeft de ISO 26000 aan op welke manier een organisatie hier invulling aan kan geven.
25 minuten een strooier +++ Strooien met Autologic bespaart 15 % zout, Strooien met Thermologic bespaart nog eens 10 % In de zomer produceert Aebi Schmidt elke
9
››
DE DOME: VERNIEUWEND CONCEPT
Voor strategische zoutopslag Het voor België en Nederland nieuwe concept de Dome is bij uitstek geschikt voor de strategische opslag van wegenzout. De Dome biedt capaciteit tot ten minste 15.000 ton en is de ideale oplossing voor grootverbruikers van wegenzout.
Na de strenge winters van 2010 en 2011 met de welbekende zouttekorten en de daaruit ontstane behoefte aan strategische zoutvoorraden, ontstond bij grootverbruikers als Rijkswaterstaat of provincies behoefte aan grootschalige zoutopslag. Het assortiment van Aebi Schmidt omvatte al faciliteiten tot 500 à 800 ton en is nu uitgebreid met een opslagfaciliteit tot 15.000 ton zout: de Dome.
Bewezen concept Ruim veertig jaar geleden werd in de VS de eerste Dome gebouwd. Inmiddels staan er ruim 4.000 in Noord-Amerika. Gebouwen waarin een enorme hoeveelheid wegenzout kan worden opgeslagen en die met gemak de meest extreme weersomstandigheden trotseren. De Domes van het eerste uur staan er nog steeds. In Groot-Brittannië zijn de afgelopen vijftien jaar ook al zo’n 140 Domes gebouwd. Tot grote tevredenheid van de Highway Agency, het Britse equivalent van Rijkswaterstaat en het Agentschap Wegen
en Verkeer, die de Dome heeft gekwalificeerd als preferred building voor zoutopslag. Op het Europese continent kun je echter lang zoeken. Behalve in Polen (waar er 150 staan) vind je ze nergens. Maar als het aan Aebi Schmidt ligt, verandert dit. Namens het Britse Dome Overseas Ltd. introduceert Aebi Schmidt de Dome in België en Nederland.
Robuust Lucas Hooijenga is directeur/eigenaar van Dome Overseas. Deze Nederlander, die ruim twintig jaar ervaring heeft met gladheidbestrijding - weet álles van de Dome: ‘Kenmerkend is de zeer lange levensduur en de lage kosten. Domes gaan veel langer mee dan conventionele opslagfaciliteiten.’ Dat komt door de robuuste constructie en de gebruikte materialen: beton en hout. ‘Er is géén fundering nodig. Als basis volstaat een circa 15 cm dikke plaat asfalt of beton. Dat betekent dus lage bouwkosten. In combinatie met een lange levensduur en de lage onderhoudsbehoefte leidt dit tot een gunstige total cost of ownership. De Dome bestaat uit twee gedeelten. De onderkant is een drie meter hoge betonnen ring. Daarop komt een houten, koepelvormige dakconstructie. Er is één brede en hoge opening die dient als in- en uitgang. Het koepeldak bestaat uit prefab panelen. Die worden op locatie gemonteerd en als het dak compleet is, wordt dit voorzien van shingles. De bouwtijd bedraagt maximaal 3,5 maand.’
Natuurlijk ‘Er is niet één vaste maat voor de Dome’, vervolgt Lucas Hooijenga. ‘De opslagfaciliteiten die Aebi Schmidt tot dusver leverde, hebben een bovengrens van 500-800 ton. De Dome wordt rendabel vanaf 1.000 ton. Is de Dome cirkelvormig dan is de bovengrens 15.000 ton, bij een elliptische constructie is er in principe géén limiet.’ Naast zijn duurzame karakter valt de Dome ook op doordat hij juist níet opvalt. ‘Het hoogste punt is 15 tot 18 meter en dat is iets hoger dan conventionele opslagloodsen, maar de ronde vorm van de Dome past heel natuurlijk in de omgeving.’ Ook wat betreft logistiek en veiligheid biedt de Dome voordelen. ‘De ronde vorm voorkomt het achter-in-de-loods effect, er zijn namelijk geen moeilijke hoeken waar de shovel nauwelijks bij kan. Daarnaast is de Dome zo ruim dat verkeer voor bevoorraden en uitleveren elkaar niet hindert. Bovendien ontbreken pilaren dankzij de zelfdragende dakconstructie. Er is dus niets om tegenaan te rijden.’ Kortom, een robuuste en duurzame oplossing voor de lange termijn. >> Meer info: www.domeoverseas.uk
10
››
De zaak is in onderzoek
Strooien vs sproeien
Achteraf bezien hebben de strenge winters van 2009/10 en 2010/11 een ware revolutie in gladheidbestrijding veroorzaakt. Geplaagd door zouttekorten zochten gladheidbestrijders alternatieven voor strooien. En zo kon het sproeien van pekel vaste voet aan de grond krijgen.
‘Wij zijn in 2009 aanvankelijk zand gaan strooien. Maar we stapten op advies van AkzoNobel al snel over op pekel sproeien. De gemeente kon gebruik maken van oude spuitmachines van lokale fruittelers en met kunst- en vliegwerk hebben we snel een container omgebouwd tot pekelopslagtank. Een praktische aanpak, inderdaad, maar je moet wel vaker improviseren in de gladheidbestrijding. En nog even over dat zand: het kostte de gemeente circa 55.000 euro om het na de winter weer van de straat te verwijderen. Aan die bijkomende kosten wordt vaak niet gedacht.’
Concentratie Maar weinig mensen zullen destijds hebben vermoed dat het zouttekort zou leiden tot de opmars van pekel sproeien in Nederland. ‘In die winters probeerde men van alles om het zouttekort te ondervangen, zoals strooien met zand en sproeien met zeewater’, vertelt Kees van Vooren, Mechanical Development Engineer bij Aebi Schmidt. ‘Enkele gemeentes in Friesland sproeiden met zeewater. Waarschijnlijk vanuit de gedachte: zeewater is zout en zout verlaagt het vriespunt. Maar zeewater bevat hooguit 3,5 procent zout en dat is een fractie van de concentratie van pekelwater dat wél geschikt is om te sproeien: 20 à 22 procent. Zeewater is werkzaam tot hooguit -2,1° C. Als de temperatuur verder was gezakt, had men ondanks alle goede bedoelingen juist een levensgevaarlijke ijsbaan gecreëerd.’
Fruittelers Hans Schouten, Coördinator Faciliteiten bij de NoordHollandse gemeente Heerhugowaard, bevestigt dit beeld.
Voor Kees van Vooren staat het onomstotelijk vast dat pekel sproeien een goed alternatief is voor zout strooien en in bepaalde gevallen zelfs een betere oplossing. Dat laatste is bijvoorbeeld aan de orde bij gladheidbestrijding op fietspaden. Wat hem echter oprecht zorgen baart is dat er - algemeen gesproken - nog te weinig kennis van zaken is. ‘Ik ben een voorstander van sproeien,’ zegt hij, ‘maar alleen onder heel geconditioneerde omstandigheden wat betreft materiaalgebruik en dosering.’ Met materiaalgebruik doelt Kees van Vooren op het te gebruiken dooimiddel. Naast pekel zijn er namelijk nog twee andere in water oplosbare chemische verbindingen met goede dooiende eigenschappen: calciumchloride en magnesiumchloride. Een van de verschillen tussen pekel en de twee andere vloeibare dooimiddelen is de maximale concentratie van de oplossing en het vriespunt van die stoffen. Een zoutoplossing van 23% is verzadigd, dan kan het water geen zout meer opnemen, het vriespunt is bij die concentratie -21 °C. Calcium- en magnesiumchloride gaan tot respec-
11
tievelijk 33% en 22%. Daarmee kan het vriespunt worden verlaagd tot respectievelijk -51°C en -33 °C.
Besparing Kees van Vooren: ‘Voor sproeien raden wij een zoutoplossing aan met een concentratie van 20 à 22 procent. Nooit hoger, want een verzadigde oplossing (23%) kan gaan kristalliseren en dat leidt tot storingen en schade van het sproeimaterieel. Als de zoutoplossing die wij toepassen, wordt uitgebracht met een dosering van 20g/m², dan wordt er effectief maar 4 gram zout per vierkante meter wegdek uitgebracht. Dat is heel weinig, maar het is voldoende tot een temperatuur van -5° C. En dus is pekel sproeien ideaal in ons klimaat waar de winterse temperaturen zich vaak rond het nulpunt bewegen.’ In het temperatuurgebied tot -5° C biedt sproeien eigenlijk alleen maar voordelen ten opzichte van het strooien van zout. Ten eerste geeft sproeien een veel betere spreiding van het dooimiddel. Het pekelwater vormt een egale film van dooiende vloeistof op het wegdek. Na het strooien met een lage dosering bedekken zoutkorrels gedeeltelijk het wegdek, maar pal naast de zoutkorrel is het nog onbedekt. Het strooizout moet eerst in opgeloste toestand raken voordat dit het gehele wegdek kan bedekken. En dat is meteen het tweede voordeel van pekel: dat werkt en dooit onmiddellijk. Sproeien ten opzichte van droogzout strooien heeft het voordeel dat pekelwater op de weg blijft liggen, terwijl de droge zoutkorrels door de wind of door de turbulentie die voertuigen veroorzaken, van de weg kunnen waaien. En dan is er nog de dosering: 20 ml pekel (van 20 à 22%) per m² betekent effectief 4 gram zout per vierkante meter. Deze dosering volstaat zoals gezegd tot -5° C, terwijl in dezelfde omstandigheden de aanbevolen dosering bij natzout strooien 7 g/m² (effectief 5,4 g/m²) is. Kortom, pekel sproeien betekent ook nog eens een enorme besparing op zout en dus op kosten. En last but not least: met sproeien wordt het milieu minder belast.
Scandinavië Tot een temperatuur van -5° C wint preventief pekel sproeien het dus op alle fronten van zout strooien.* Althans,
wat werking en effecten betreft. Betrekken we de gehele logistiek erbij dan is het beeld genuanceerder. ‘Bij lagere temperaturen, of bij neerslag in de vorm van sneeuw of ijzel, moet er zout worden bij gestrooid’, zegt Kees van Vooren. ‘De combistrooiers van Aebi Schmidt zijn hier perfect voor geschikt. Die kunnen sproeien en strooien tegelijk, maar ook alleen sproeien, of alleen natzout, of droogzout strooien. Met combistrooiers - die in Scandinavië bijvoorbeeld op grote schaal worden ingezet - heb je het beste van twee werelden. Indien nodig ga je naast het sproeien natzout toevoegen. Er kan, naar behoefte meer gedoseerd worden, vanaf 4 gram oplopend tot 10, 15 of 20 gram per vierkante meter. Met die combinatie kan men alle weersomstandigheden aan en blijf je flexibel, want er kunnen ook stroefmakende strooimiddelen zoals zand of split mee gestrooid worden.’
Kees van Vooren: ‘Sproeien is prima onder heel geconditioneerde omstandigheden wat betreft materiaalgebruik en dosering’
Rijkswaterstaat Oost-Nederland, district Arnhem Nijmegen heeft vorig jaar drie van deze combistrooiers aangeschaft bij Aebi Schmidt. Harry Jans, Coördinator Operationeel Beheer en Verkeer bij het genoemde district signaleert dat sproeien - ongeacht met welk sproeimiddel - het nodige vergt van de logistieke organisatie. ‘Om te beginnen is in verhouding een veel grotere opslagcapaciteit nodig voor de dooivloeistof. Daarnaast vervoert een sproeiwagen met pekel (natrium-, magnesium- of calciumchloride) in wezen een grote hoeveelheid water. Een sproeiwagen moet vaker dan een strooiwagen op en neer naar het depot; de actieradius is dus kleiner. De routes moeten daarom worden aangepast, of er moeten opslagfaciliteiten langs de bestaande routes worden gemaakt. Ander punt: bij Rijkswaterstaat geldt de norm dat routes binnen twee uur na het starten van de actie behandeld moeten zijn. Wil je dit met sproeien ook bereiken, dan zal er meer materieel en meer personeel inzetbaar moeten zijn. Aan sproeien zijn dus wel de nodige investeringen verbonden. Omdat Rijkswaterstaat over een technisch hoogwaardige vloot beschikt, dient uit economisch oogpunt een overstap naar ander materieel altijd gefundeerd te geschieden. Je kunt niet van de ene op de andere dag de natzout strooiers vervangen door combistrooiers of sproeiers.’
Opleiding Hans Schouten van gemeente Heerhugowaard kan dit beamen. ‘Onze eerste ervaringen met sproeien hebben ons enorm enthousiast gemaakt. Heerhugowaard is dan
12
›› FOTO LINKS: EEN RIJKSWATERSTAAT COMBISTROOIER IN ACTIE - FOTO BOVEN: SPROEINOZZLES IN BEELD
ook volledig overgestapt op sproeien. Daarvoor hebben we wel moeten investeren. We hebben zes nieuwe sproeiers aangeschaft, onze opslagcapaciteit verhoogd van 10 m³ naar 130 m³, een grotere vloeistofmenginstallatie gekocht en we zijn van één naar drie vulpunten gegaan.’ Of het dat waard is? Hans Schouten: ‘Ik laat rijkelijk sproeien, in een hogere dosering dan strikt noodzakelijk, en zelfs dan bespaar ik ten minste 50 procent aan zout. Ons jaargemiddelde was 400 ton, nu koop ik nog maar 170 ton in.’ Net als Kees van Vooren en Harry Jans beseft ook Hans Schouten dat overstappen op een nieuwe methode betekent dat er voor voldoende kennis moet worden gezorgd. Opleiding van de mensen in de uitvoering om te beginnen, maar ook op het hogere niveau. ‘Waar wij deze winter tegenaan liepen, toen het zo hard vroor, was dat we onze pekel niet op sterkte kregen. We kwamen niet hoger dan een 17%-oplossing in plaats van de gewenste 20%. Samen met AkzoNobel gaan we uitzoeken wat daarvan de oorzaak is.’
Fietspaden Het onderzoek is op diverse terreinen in volle gang. Een werkgroep van het CROW doet onderzoek naar de mogelijk efficiëntere inzet van dooimiddelen (zie pagina 16/17). In België heeft het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV) afgelopen winter een vergelijkend onderzoek gedaan tussen sproeien en strooien. Hier werd op twee gelijksoortige wegen respectievelijk uitsluitend gestrooid en uitsluitend gesproeid. De gegevens worden nog geëvalueerd, maar Bruno Heirbrant van het AWV kon in elk geval al melden ‘dat op geen van beide wegen gladheid is geconstateerd’ (zie ook pagina 4/6). In de Nederlandse gemeente Apeldoorn wordt onderzoek gedaan naar verschillende methoden van gladheidbestrijding op fietspaden.** Daarbij zijn onder meer de gemeente Apeldoorn, Aebi Schmidt en het CROW betrokken. Erwin
van de Vondervoort, die namens Aebi Schmidt bij dit onderzoek betrokken is, zegt hierover: ‘We doen proeven met een voertuig dat voorzien is van een sneeuwploeg óf van een borstel en in beide varianten wordt gestrooid of gesproeid. Zo kunnen we vier verschillende methoden naast elkaar zetten. In alle gevallen wordt ook steeds de temperatuur van het wegdek gemeten, de luchtvochtigheid en de luchttemperatuur. En uiteraard worden ook de doseringen zout en pekel gevarieerd en vergeleken, zodat we een heel exact beeld krijgen.’
Vlakstraalsproeier De uitkomsten van dit onderzoek waren nog niet bekend bij het ter perse gaan van deze editie. Maar dat was voor Kees van Vooren geen beletsel om vast de loftrompet te steken voor het sproeien van fietspaden. ‘Als je fietspaden strooit, moet dat in wat hogere doseringen gebeuren. Het zout wordt namelijk amper ingereden. De beste methode is het fietspad borstelen en met hetzelfde voertuig ook meteen te sproeien. De smalspoor voertuigen van Ausa, die Aebi Schmidt in het assortiment heeft, zijn hiervoor uitstekend geschikt. Als die voorzien zijn van een sproeiplaat of vlakstraalsproeiers, krijg je een prachtig egale verdeling waarbij geen plekje wordt overgeslagen. Op die manier combineer je een curatieve actie (borstelen) met een preventieve (sproeien), waardoor herbevriezing wordt voorkomen.’ En dat is dan één van de vele lessen die de zware winters ons hebben geleerd. * Hans Schouten is overigens een andere mening toegedaan: ‘Wij hebben in Heerhugowaard zelfs beneden de -10 en -15°C gesproeid en dit had even goed resultaat.’ ** Op de website van de NOS is een reportage over dit onderzoek te beluisteren. > http://nos.nl/audio/337133proef-met-strooimethode-fietspaden.html
13
Actie voor veiligheid De winterdienst op snelwegen in België en Nederland kampen met hetzelfde probleem: Achterop komend verkeer dat de vreemdste capriolen uithaalt en daarbij strooiwagens en vooral ook zichzelf in soms levensgevaarlijke situaties brengt. ‘Men is geïrriteerd’, zegt Bruno Heirbrant van het Vlaamse Agentschap Wegen en Verkeer (AWV). ‘Automobilisten hebben door het slechte weer en alle files vertraging opgelopen en moeten nu weer achter zo’n langzaam rijdende strooiwagen rijden. Ze steken voorbij en komen dan op soms spekgladde weggedeelten met alle risico’s van dien.’ Het AWV probeert het tij te keren met billboards langs de snelwegen die de automobilist tot voorzichtigheid manen. In Nederland is een groeiend aantal strooiwagens uitgerust met Dynamische Route InformatiePanelen (DRIP) die door Aebi Schmidt worden geleverd. Zo’n DRIP doet een duidelijk zichtbaar
beroep op het gezonde verstand van de weggebruiker. Voor meer info over DRIP’s op strooiwagens, bel Aebi Schmidt: +31(0)548 - 370 000.
Gladheidsmelder valt goed in Nederland In november 2011 introduceerde de ANWB (de Koninklijke Nederlandse Toeristenbond) de gladheidsmelder op haar website. ´Laat via Twitter weten of het glad is als je de deur uitstapt,´ luidde de oproep. Aanvankelijk bleef het natuurlijk rustig. Maar toen het begin februari raak was met het winterse weer bekeken duizenden de gladheidsmelder en meldden honderden mensen gladheid bij hen in de buurt, aldus ANWB-persvoorlichter Markus van Tol. ‘Het publiek waardeert ons initiatief enorm en uit de cijfers blijkt dat men de gladheidsmelder ook echt gebruikt. We gaan er volgend jaar zeker mee door.’ Aebi Schmidt plaatste de gladheidsmelder ook op haar website: www.aebi-schmidt.nl
Fuso en Aebi Schmidt samen op Bedrijfsauto RAI ‘Fuso en Aebi Schmidt trekken al enige jaren succesvol samen op’, vertelt Hein Willems, Manager Commercial Vehicles bij FUSO. Deze samenwerking wordt onder meer zichtbaar op de komende editie van de BedrijfsautoRAI 2012 die van 17 t/m 21 april plaatsvindt in Amsterdam. ‘Op onze stand is onder meer een Fuso Canter TF te zien die voorzien is van een Nido strooimachine en een Nido sneeuwploeg. Een geslaagde combinatie, want de capaciteit van de Fuso wordt optimaal benut. Met een totale breedte van slechts 1.750 mm en een laadvermogen van circa 2.200 kg bij inzet voor de winterdienst (met B-rijbewijs) is dit de gemeente-truck bij uitstek.’ De samenwerking blijft niet beperkt tot de BedrijfsautoRAI. ’Aebi Schmidt beschikt over een Fuso Canter TF demonstratie voertuig dat wordt ingezet om klanten en prospects bekend te maken met het aanbod van zoutstrooiers en ploegen die Aebi Schmidt levert.’
14
Het detail: identieke joystickbediening
Details maken het verschil en slimme details bepalen het verschil tussen goed en uitstekend. Een kleine toevoeging of een doordachte optimalisatie doet wonderen. Neem nou de identiek uitgevoerde joystickbediening van de Cleango 500 en Swingo 200+ veegmachines. ‘Het werkt prima’, zegt Sake Barkhuis (Verkoop Veegtechniek Nederland). ‘Schmidt heeft in 2011 de Cleango 500 en de Swingo 200+ voorzien van dezelfde joystick-
bediening. Chauffeurs die met één van deze machines overweg kunnen, stappen zonder aanpassingsproblemen over op de andere. En het maakt ook niet uit of ze twee of drie borstels hebben: de joystickbediening is identiek.’ Chauffeurs vinden het vaak vervelend om op een ander type veegmachine te moeten rijden. Elke machine heeft z’n eigen bedieningssysteem en iedere chauffeur zijn eigen gewoontes. ‘Dat maakt een flexibele inzet van mensen en materieel niet gemakkelijk’, zegt Sake Barkhuis. ‘Daarom heeft Schmidt de Swingo en Cleango qua bediening identiek gemaakt. Dat vergroot de inzetbaarheid van chauffeurs enorm. Bij verlof of ziekte van de vaste Swingo-chauffeur kan de Cleango-chauffeur meteen diens werk overnemen. Maar eigenlijk kun je niet eens meer spreken van een vaste chauffeur.’ Voor de Nederlandse gemeente Dronten, die al over een Swingo 200+ beschikte, is dit reden geweest om ook een Cleango veegmachine te kopen. ‘De verbeterde efficiency en flexibiliteit was daarbij het doorslaggevende argument’, besluit Sake Barkhuis.
Waalse beurs 2012 Aebi Schmidt is met groot materieel uitgerukt naar de Salon des Mandataires die in Marcheen-Famenne werd gehouden. Er viel heel wat te zien bij Aebi Schmidt. Binnen pronkten een Aebi Terratrac 270, een kleine range Stratos strooier en een SNK sneeuwploeg, gemonteerd op een Mitsubishi pick-up. Buiten het beurspaviljoen was ook gelegenheid voor demonstraties. Hier pakte Aebi Schmidt uit met een grote Stratos-strooier, voorzien van een stalen ploeg en met de Schmidt SK 600 veegmachine. Didier Copin, Account Manager Wallonië ‘Deze Salon is bestemd voor gemeenteambtenaren in Wallonië en zij komen ook allemaal. Wij wilden met name de Aebi-producten onder de aandacht brengen. En dan vooral de Terratrac 270. Dit laagzwaartepunt voertuig is zeer geschikt voor werk in geaccidenteerd terrein en dat is er voldoende in Wallonië.’
Voor calamiteiten Rijkswaterstaat Oost-Nederland, district Arnhem Nijmegen heeft vorig jaar drie combistrooiers aangeschaft bij Aebi Schmidt. De officiële ontvangst van de combistrooiers werd gedaan door het districtshoofd, Henry Bossenbroek. Een combistrooier kan droog- en natzout strooien, alleen sproeien of zelfs gecombineerd strooien en sproeien. ´Rijkswaterstaat zet ze voorlopig alleen in bij calamiteiten,´ vertelt Harry Jans, Coördinator Operationeel Beheer en Verkeer. ´We zetten de combistrooiers in voor ijsplakkaten of bij vast aangereden sneeuw. Met strooien alleen en zelfs met ploegen krijg je dit er niet af. We sproeien dan met een calciumchloride-oplossing van 33%.´ Rijkswaterstaat zet de combisproeiers ook in op spits- en plusstroken. Men is tevreden over de combistrooier, maar heeft nog reserves over de grootschalige inzet van sproeien op snelwegen. ‘Sproeien lijkt effectief’, besluit Harry Jans, ‘maar dit zal nog in testen moeten worden aangetoond. Daar zijn we nog niet uit. Rijkswaterstaat is daarom voorlopig niet voornemens om veel combi-strooiers of ander sproeimaterieel aan te schaffen.
15
››
Onderzoek naar doseringen
Mag het ietsje minder zijn?
De richtlijn voor natzout strooien is 7 g/m². Die dosering, te hanteren bij bevriezing van natte weggedeelten, condensatie en/of aanvriezende mist bestaat al sinds mensenheugenis, maar niemand weet waarom. Het CROW* doet onderzoek.
Iedereen die professioneel betrokken is bij gladheidbestrijding kent de norm van 7 gram zout per vierkante meter wegdek. Maar waar die nou op gebaseerd is? Eigenlijk weet niemand dat. In de vakliteratuur staat wel beschreven dát 7 g/m² de norm is, maar een wetenschappelijke onderbouwing is nergens te vinden. Is deze dosering precies goed, of is met 6 of 5 g/m² de veiligheid nog steeds voldoende gegarandeerd. Of zou 8 g/m² juist beter zijn? Rijkswaterstaat nam het initiatief om hiernaar onderzoek te doen. De CROWwerkgroep Effectievere inzet dooimiddelen houdt zich daar sinds medio 2011 mee bezig. De secretaris van de werkgroep, Marc Eijbersen, projectmanager infrastructuur bij het CROW, kan alles vertellen over de aanleiding, opzet en inhoud van het onderzoek, maar nog niets over resultaten.
Lastige positie Allereerst maar eens de vraag gesteld waarom er überhaupt tot dit onderzoek besloten is, hoe voor de hand liggend het antwoord ook lijkt. Gaat het primair om kostenbesparingen? Of om de kans op nieuwe zouttekorten te verkleinen, of is
16
het milieu sparen de belangrijkste drijfveer? Dat laatste is niet het geval. Marc Eijbersen: ‘Tot voor een jaar was dat wel een belangrijk issue. Maar de afgelopen twee winters hebben we kunnen constateren dat de overstap van droog zout strooien naar nat zout strooien massaal is gemaakt. De zoutbelasting is hiermee al gigantisch verlaagd. Als uitsluitend het milieu aan de orde was geweest, dan zou dit onderzoek er nooit zijn gekomen.’ De directe aanleiding was veel pragmatischer. Twee winters met zouttekorten en een zoutloket, destijds trending topic in de media, hebben landelijke én locale beleidsmakers in een lastige positie gebracht. Dit nooit meer, wordt dan het devies en dan kan er veel.
Collectieve kennis Het CROW, het nationale kennisplatform in Nederland voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte, is bij uitstek de organisatie die een dergelijk onderzoek kan uitvoeren. Het CROW brengt verschillende partijen samen om collectieve kennis te ontwikkelen en die vervolgens weer aan de markt ter beschikking te stellen in de vorm van publicaties, richtlijnen en bijvoorbeeld ook opleidingen. Zo was het CROW afgelopen jaar de spil bij het totstandkomen van de nieuwe opleiding Gladheidscoördinator. Bij het onderzoek Effectievere inzet dooimiddelen zijn alle partijen betrokken die een rol spelen bij gladheidbestrijding. Zo participeren vertegenwoordigers van Rijkswaterstaat, provincies en gemeenten in hun rol van uitvoerder en leveren Aebi Schmidt Nederland en Schuitemaker bijdragen met betrekking tot het materieel. Daarnaast brengen AkzoNobel Wegenzout en MeteoConsult Nederland hun specifieke kennis in als zoutproducent en leverancier van weersinformatie. Uiteraard hebben diverse
partijen verschillende - soms zelfs concurrerende - belangen, maar het gemeenschappelijke belang is het algemene (kennis)niveau van de gladheidbestrijding op een hoger plan te brengen.
Doseringen Het startpunt van de werkgroep was de huidige adviezen voor het gebruik en de dosering van dooimiddelen kritisch tegen het licht te houden om zo wellicht tot besparingen te komen. De focus ligt hierbij op de dooimiddelen zelf en niet op bijvoorbeeld de mogelijk efficiëntere inzet van materieel of mensen in de winterdienst. Daar zal ongetwijfeld ook winst te halen zijn, zeker in individuele gevallen, maar in dit verband gaat het alléén om het zout. En zo kwam meteen de eerder genoemde norm van 7 g/m² in het vizier. Hoezo? ‘Marc Eijbersen: ‘Die norm is nergens gedocumenteerd en niemand heeft ooit gevraagd of het ook met minder kan. Misschien is die 7 g/m² wel ontstaan omdat het toenmalige materieel niet goed meer functioneerde bij lagere doseringen. Het zou dus best kunnen dat je met het moderne materieel met lagere doseringen toe kunt.’ Een andere invalshoek bieden de fysische eigenschappen van zout. Marc Eijbersen: ‘We weten dat de dooiende werking van zout minder wordt bij lage temperaturen en dat je dan dus meer zout nodig hebt. Maar andersom, hoeveel zout per vierkante meter heb je daadwerkelijk nodig als de temperatuur rond het vriespunt schommelt, zoals bij ons vaak het geval is. Is 7 g/m² in die situatie optimaal, of zit je dan aan de hoge kant?’
Onderzoeksvragen In Engeland, verduidelijkt Marc Eijbersen, is de norm voor de zoutdosering gedifferentieerd naar grammen per vierkante meter binnen een bandbreedte van temperaturen. Zover is het CROW nog niet. De tabel van aanbevolen doseringen (zie kader) is niet op deze wijze gerelateerd aan temperatuur. Dit soort kwesties zijn in de werkgroep besproken en hebben geleid tot een vraag van het CROW aan TNO**:
onderzoek alle relevante literatuur, haal de rode draad daar uit, bekijk wat redelijk onderbouwd is en wat relevant is voor de Nederlandse situatie. Dit literatuuronderzoek wordt gecombineerd met een aantal expertinterviews met leden van de werkgroep. Zo werden de deskundigen van Aebi Schmidt Nederland ook geïnterviewd. Het uiteindelijke resultaat hiervan leidt tot het formuleren van de feitelijke onderzoeksvragen. ‘En zijn die eenmaal boven water, dan moeten we de vragen volgens prioriteit rangschikken en vervolgens gaan bedenken hoe we het onderzoek precies zullen uitvoeren.’
Laboratorium Dat zal een hele opgave worden, vertelt Marc Eijbersen ‘Je kunt niet zomaar proeven nemen in een live situatie en daarbij mogelijk de veiligheid van weggebruikers in gevaar brengen. De onderzoeksvragen zullen dus op een andere manier moeten worden beantwoord. Zo kunnen we theoretische berekeningen laten maken om te bepalen hoeveel zout je nodig hebt om een kilo ijs te laten dooien. We kunnen ook bepaalde instanties, zoals TNO, laboratoriumonderzoek laten doen. Zij beschikken over klimaatkamers waar vorst/ dooicycli gesimuleerd kunnen worden. Maar ja, dan mis je weer de invloed van het wegverkeer op de vermenging van zout en ijs. We kunnen ook een proef doen op een afgesloten stuk weg, bijvoorbeeld bij een steunpunt. Daar strooien en er met materieel van Rijkswaterstaat overheen rijden.’ Afhankelijk van de precieze onderzoeksvragen - Marc Eijbersen verwacht die in april, mei rond te hebben - kiest de werkgroep voor een bepaalde onderzoeksmethode. En de keuze daarvan bepaalt wanneer we resultaten tegemoet kunnen zien. ‘Puur theoretisch onderzoek kan in principe meteen beginnen, maar als we buiten gaan onderzoeken, wordt het pas winter 2012/13. Of later, want dat weet je in Nederland maar nooit.’ Voorlopig blijven dus de bestaande richtlijnen van kracht (zie kader). Verwacht Marc Eijbersen dat het onderzoek inderdaad zal leiden tot lagere doseringen? ‘Daar kan en wil ik geen enkele uitspraak over doen.’
Geadviseerde doseringen bij verschillende typen gladheid en soorten wegdek (voorlopig) Type gladheid
Soort actie
Dichte wegdekken
Poreuze wegdekken
Bevriezing van natte weggedeelten
Preventief, nat strooien Curatief, nat strooien Sproeien*
2
7 g/m 7 g/m2 15 - 20 g/m2
14 g/m2 14 g/m2 geen ervaring
Condensatie en/of aanvriezende mist
Preventief, nat strooien Curatief, nat strooien Sproeien*
7 g/m2 7 g/m2 15 - 20 g/m2
14 g/m2 14 g/m2 geen ervaring
Sneeuw
Preventief, nat strooien Curatief, nat strooien Sproeien*
7 - 10 g/m2 10 - 15 g/m2 40 - 60 g/m2
15 - 20 g/m2 15 - 20 g/m2 geen ervaring
IJzel
Preventief, nat strooien Curatief, nat strooien Sproeien*
15 - 20 g/m2 15 - 20 g/m2 40 - 60 g/m2
20 g/m2 20 - 40 g/m2 geen ervaring
*b ij 20% zoutoplossing. Bij deze concentratie bevat 20 g pekel circa 4,0 g zout. Ter vergelijking: 7 nat zout bevat 5,3 g zout.
Bron: CROWetcetera nr. 8, 2011. Pagina 28.
* Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek ** Nederlandse Organisatie voor toegepast natuurwetenschappelijk onderzoek
17
››
Advertorial
3M staat er gekleurd op
Het internationale bedrijf 3M verkoopt een breed gamma aan producten. Een aantal daarvan heeft te maken met verkeersveiligheid, zoals folies voor verkeersborden, bewegwijzering en voertuigmarkering. 3M zorgt ervoor dat voertuigen worden gezien!
Valt u iets op als u naar de foto kijkt? Juist. De rood/groengele markering achterop deze strooiwagen. Sinds kort worden in Nederland alle nieuwe Rijkswaterstaat-strooiers voorzien van deze markering. Dit zorgt ervoor dat ze overdag én ’s nachts, zelfs onder de meest slechte weersomstandigheden, voor achteropkomend verkeer uitstekend zichtbaar zijn. Aad Godvliet, Account Development Manager bij 3M, legt uit hoe ‘het’ werkt. ‘Het gaat om twee natuurkundige principes: retro-reflectie en fluorescentie. Materiaal dat retro-reflecterend is gemaakt, zendt het licht dat er op valt, terug naar de lichtbron. Als je ’s nachts autorijdt en de koplamp schijnt op een verkeersbord, dan is het net of dat bord licht geeft. Dat is niet zo, het licht van de koplamp wordt teruggekaatst in de richting van de koplamp. Ga maar eens een paar meter naast de auto staan, dan gloeit het verkeersbord niet meer op. Fluorescerende materialen zijn extra gevoelig voor uvlicht. Dat maakt dat bepaalde kleuren een hogere helderheid krijgen. Kortom, retro-reflectie zorgt voor een goede nachtzichtbaarheid en fluorescentie voor goede dagzichtbaarheid.
18
Worden die twee gecombineerd op een object, dan is dat altijd goed zichtbaar.’
Schuurpapier De markering op de strooiwagens van Rijkswaterstaat is gemaakt van een folie die retro-reflecterende én fluorescerende eigenschappen heeft. De uitstekende zichtbaarheid zorgt voor grotere verkeersveiligheid. En dat is één van de belangrijke aandachtsgebieden van 3M. Bij dit bedrijf, actief in ruim 65 landen, werken wereldwijd 80.000 mensen die gezamenlijk ruim 50.000 verschillende producten ontwikkelen, maken en verkopen. De naam 3M staat voor Minnesota Mining & Manufacturing Company. De eerste M verwijst naar de Amerikaanse staat waar het in 1902 ooit begon met de productie van schuurpapier. In de Benelux heeft 3M zes vestigingen, twee verkoopkantoren en vier productiebedrijven. 3M heeft een grote reputatie op het gebied van R&D. Vanuit die houding is ook de samenwerking met Aebi Schmidt tot stand gekomen die leidde tot de toepassing van 3M materiaal op de Nido en Schmidt strooimachines. Voertuigmarkering is één van de specialiteiten van 3M. Het onderwerp is extra actueel sinds het medio vorig jaar in Nederland bij wet verplicht werd dat nieuwe voertuigen boven de 7,5 ton voorzien zijn van goede voertuigmarkering, conform Regulation 48. ‘Ook bij dit materiaal van 3M is het principe van retro-reflectie toegepast’, besluit Aad Godvliet. ‘Het specifieke patroon waarin het moet worden aangebracht zorgt ervoor dat we ’s nachts nooit meer verrast zullen worden door een kolos die plotseling uit het duister opdoemt.’ Binnen het contract met Rijkswaterstaat is nu ook zijmarkering op een strooimachine verplicht.
3M Traffi Trafficc Safety Systems
Oplossingen Vrachtwagens Heavy Vehiclevoor Safety Solutions en Trailers
Veilig rijden
met 3M™ Diamond Grade™ contour markeringen Feit: Het risico op een aanrijding tussen een personenwagen en een vrachtwagen is 30 maal groter wanneer de vrachtwagen geen retroreflecterende veiligheidsmarkeringen heeft1. 3M™ Diamond Grade™ contour markeringen worden overal ter wereld gebruikt om een blijvende en betrouwbare zichtbaarheid te geven aan vrachtwagens en trailers, ook wanneer deze niet rijden maar stilstaan langs de weg. Alle producten zijn gehomologeerd volgens de ECE104 regelgeving en zijn conform het reglement R48.
3M markeringen
Betrouwbare zichtbaarheid
Vermindert het risico
op een ongeval met factor 30 Voorkomt stilstand van en herstellingskosten aan de vrachtwagen Verzekert conformiteit met wettelijke voorschriften m.b.t . lichtinstallaties (R48 en ECE104) Garandeert meer veiligheid voor de chauffeurs Draagt positief bij tot het bedrijfsimago
Voor meer informatie over producten en/of verkooppunten, 3M Nederland B.V., Afd. Traffic Safety Systems, Postbus 193, 2300 AD Leiden Tel. (071) 5 450 362, E-mail:
[email protected], www.3M.nl/verkeersveiligheid 3M and Diamond Grade are trademarks of3M Company, ©3M 2011. All rights reserved. PB5021/0311 1. Prof. Dr.-Ing. H.-J. Schmodt-Clausen, Laboratory of Lighting Technology, Darmstadt University of Technology, germany: Contour Markings of Vehicles, Fianl Report FO 76/00
19
Beweging in strooien Zoals u in deze editie van ASH Magazine hebt kunnen lezen is de wereld van gladheidbestrijding volop in beweging. We staan aan de vooravond van spectaculaire veranderingen. Het CROW-onderzoek naar de efficiëntere inzet van dooimiddelen leidt misschien wel tot lagere normen voor de dosering van strooizout. Met grote gevolgen, want stel dat het gemiddelde van 7 g/m² omlaag kan naar 6 g/m², dan scheelt dat grosso modo 1/7 op het totale zoutverbruik. In Nederland wordt gemiddeld 300.000 ton zout per jaar gestrooid en bij een gemiddelde prijs van 70 euro/ton levert dit een jaarlijkse besparing op van 3 miljoen euro. Daarnaast is het sproeien van pekel in opmars. Pekelwater verdeelt zich beter over het wegdek dan strooizout en het werkt ook nog eens sneller. Bovendien is met een kleinere hoeveelheid opgelost zout - binnen een bepaalde bandbreedte van temperatuur - hetzelfde effect te bereiken als met een strooidosering van 7 g/m². Pekelwater is in principe in onbeperkte hoeveelheden beschikbaar. Naast nog meer winst ligt dus ook nog eens de zekerheid in het verschiet dat we nooit meer zouttekorten zullen meemaken! Tegenover deze besparingen staan echter wel nieuwe investeringen. De actieradius van een sproeiwagen vol pekelwater is kleiner dan die van een strooiwagen vol zout. Bij sproeien moet men dus vaker op en neer rijden. En wil men binnen de bestaande tijdslimieten alle routes helemaal gereden hebben - bijvoorbeeld binnen twee uur nadat de gladheidcoördinator het startsein geeft voor een winterdienstactie dan is de aanschaf van extra materieel onvermijdelijk. Hoe de mogelijke besparingen zich zullen verhouden tot de eventuele extra investeringen in materieel, faciliteiten en mensen valt nu nog niet te becijferen. Wel is zeker dat de laatste jaren een ontwikkeling op gang is gekomen die zich niet meer laat keren. Hét grote voordeel daarvan is dat de gehele keten van gladheidbestrijding kwalitatief een grote sprong voorwaarts kan maken, waarbij de veiligheid voor de weggebruikers verder verbetert.
Boomsesteenweg 74, 2630 Aartselaar Tel: +32 (0)3 450.91.40 Fax: +32 (0)3 450.91.49 Postbus 30, 7450 AA Holten Telefoon: +31 (0)548-370 000 Fax: +31 (0)548-370 233
Route de Wavre 10, 4280 Hannut Tél: +32 (0) 19.65.76.32 Fax: +32 (0) 19.65.76.33
Internet: www.aebi-schmidt.nl E-mail:
[email protected]
Internet: www.aebi-schmidt.be E-mail:
[email protected]