September 2009
newton Magazine ter inspiratie van E.ON relaties in de Benelux
• Green New Deal • Ronddobberende olie • Nucleaire renaissance?
Turkmenistan: Stille grootmacht
In elke uitgave van newton geven vooraanstaande specialisten hun visie op ontwikkelingen in de energiesector. Deze keer zijn dat Gijs van Lookeren Campagne en Jan Borghuis, oprichters van Greenwheels.
Mobiliteit aangepast aan de stad Ruim honderd jaar geleden werd de auto in onze samenleving geïntroduceerd. De auto heeft als geen ander product haar stempel op de 20e eeuw gedrukt. Steden zijn keer op keer open gehaald en aangepast opdat meer en meer automobiliteit in onze steden gefaciliteerd kon worden. Telkens ietsje meer kent uiteindelijk ook haar grenzen. In grote steden als Londen, Parijs, Amsterdam is er een dagelijks terugkerend verkeersinfarct. Als je het van bovenaf, van grote afstand zou bekijken, geeft het een tragikomisch beeld: grote aantallen autootjes bumper aan bumper, als in een traag krioelende mierenhoop. Auto’s gekocht met de impliciete belofte dat je ermee van iedere plek naar welke willekeurige plek dan ook kunt rijden, met snelheden die gemakkelijk boven
de 100 kilometer per uur kunnen liggen. De tragedie is dat we ons zelf in de weg zitten. De voordelen van de auto behoren toe aan de eigenaar en worden individueel gepakt, voor de nadelen wil niemand opdraaien, ze worden collectief gedragen. Dit is de ‘tragedy of the commons’, hetzelfde mechanisme dat de voortdurend uitbreidende Sahara deed ontstaan, het mechanisme waardoor we straks leeggeviste oceanen hebben. Na 100 jaar automobiliteit vonden wij het tijd om deze situatie te doorbreken. Wij hebben een wijze van automobiliteit ontworpen waarbij niet iedere stadsbewoner een eigen auto hoeft te bezitten om op ieder moment mobiel te zijn. De Greenwheels auto is
ontworpen als verlengstuk op het openbaar vervoer; je stapt dus net zo makkelijk met de OV Chipcard in de trein als in onze auto. En Greenwheels is pas af als de auto’s elektrisch zijn. Dan bieden we automobiliteit waarvoor je de stad niet hoeft aan te passen, maar die is aangepast aan de stad. In 2008 woonde voor het eerst de helft van de wereldbevolking in steden, in 2050 woont 84 procent van de Europeanen in de stad. Wie helpt ons deze uitdaging aan te gaan?
Gijs van Lookeren Campagne en Jan Borghuis
newton 3
Inhoudsopgave Mobiliteit aangepast aan de stad
Colofon 2
Column van Gijs van Lookeren Campagne en Jan Borghuis
newton is een uitgave van E.ON Benelux voor zakelijke relaties
De dreigende ‘aanbodcrunch’
4
Turkmenistan:
6
Redactie E.ON Benelux: Ellen Hoogerdijk,
Sandra Huybregts
Stille grootmacht
Pilgrims:
Nico Blaauw, Jacinta Janmaat
De duurzame kant van de Nationale Postcode Loterij 10
Contactgegevens
Interview met Boudewijn Poelmann
E.ON Benelux Postbus 2402
Nucleaire renaissance?
12
Over kernenergie
www.eon-benelux.com
Ronddobberende olie
5600 CK Eindhoven
[email protected]
16 Fotografie & beeldmateriaal
Windenergie Denemarken en Nederland: 1-0
18
Green New Deal:
20
ANP Photo, Melbourne Cityhall, Solarix, Vestas, Veronique van de Waal
Wondermiddel of mythe?
Tekstbijdragen Hanno Bakkeren, Nico Blaauw, Wilmie Geurtjens, Maarten van der Schaaf, Veronique van de Waal,
In perspectief
23
Michiel Zonneveld Vormgeving
Cartoon Joep Bertrams
LVB Networks, Amersfoort
De Sustainer:
24
Kringen in de Afrikaanse vijver
Illustratie Joep Bertrams Productie
English summaries
26
Effector, Rotterdam
Voor het geheel of gedeeltelijk overnemen of bewerken van artikelen of beeldmateriaal is toestemming nodig van E.ON Benelux. In de meeste gevallen zal die graag worden verleend. De mening van personen of organisaties in de artikelen vertegenwoordigt niet het standpunt van E.ON Benelux, tenzij nadrukkelijk aangegeven.
Newton Sir Isaac Newton, Brits natuurkundige, wiskundige, filosoof en alchemist (4 januari 1643 - 31 maart 1727) wordt door leden van de Britse Royal Society beschouwd als de grootste geleerde in de hele geschiedenis van de wetenschap. Newton leefde in Engeland in de tijd dat er in West-Europa op het gebied van wiskunde en natuurwetenschappen enorme stappen werden gezet. Descartes bedacht het assenstelsel en het wereldbeeld waarin de wereld werd beschreven als een grote machine, Wallis gebruikte het begrip functie, Galileï zette de eerste stappen richting moderne experimentele natuurkunde en Copernicus en Kepler introduceerden het beeld van aarde en planeten die om de zon draaien. In Engeland zelf werd door mensen als Boyle, Hooke en Halley op deze theorieën verder gestudeerd.
newton 4
De dreigende
‘aanbodcrunch’ Bijna 150 dollar per vat was de olieprijs in de zomer van 2008. Waarna een snelle daling inzette. Oliemaatschappijen reageerden door minder te investeren. Een gevaarlijke ontwikkeling. Wie herinnert het zich nog? De protestmarsen vorig jaar in de VS tegen te dure olie. Barack Obama maakte van de hoge olieprijs zelfs een item tijdens zijn verkiezingscampagne. Hij stelde voor de winsten van oliebedrijven extra te belasten bij een hoge olieprijs. Die windfall profit tax zou in een apart fonds moeten komen waaruit investeringen in duurzame energie gefinancierd kunnen worden. Lang geleden, zo lijkt het wel. De recessie heeft toegeslagen en de olieprijzen zijn meegesleept in de val van de economie. Minder bedrijvigheid, minder consumptie, minder SUV’s (de benzineslurpende Hummer dreigt met de val van General Motors zelfs helemaal uit het straatbeeld te verdwijnen), minder woon-werkverkeer, minder recreatieve autoritjes: het droeg er in 2008 allemaal toe bij dat de wereldwijde vraag naar olie voor het eerst in 25 jaar lager lag dan in het voorgaande jaar - en dat de prijs van ruwe olie van een recordhoogte van 147 dollar per vat in de zomer van 2008 kelderde naar rond de 35 dollar per vat tegen het einde van het jaar. En dat is vaak lager dan de kostprijs van een vat olie. Te meer daar de kostprijs in de afgelopen jaren flink is gestegen, zeker in de niet-Opec landen, waar het steeds moeilijker – en dus duurder – wordt om olie te winnen. In bestaande
olievelden in de niet-Opeclanden daalt de productie elk jaar met 14 procent. Dat betekent dat de productie van een olieveld in deze landen na gemiddeld vijf jaar is gehalveerd en men noodgedwongen wel moet overgaan op de ontginning van nieuwe, minder gemakkelijk toegankelijke olievelden. De Financial Times meldde onlangs op gezag van Richard Lines, olieeconoom van het Britse adviesbureau Wood Mackenzie, dat westerse oliemaatschappijen op dit moment bij een olieprijs van 100 dollar per vat dezelfde internal rate of return (de winstmarge, naar schatting rond de 15 procent) halen als vier à vijf jaar geleden bij een olieprijs van 40 dollar. Teerzand De reactie van de oliemaatschappijen op de snelle prijsdaling liet niet lang op zich wachten. In november vorig jaar lieten diverse concerns al weten dat ze wilden snijden in investeringen. Van tientallen projecten van bedrijven zoals Saudi Aramco, Gazprom en Petrobras werd toen bekend dat ze waren uitgesteld of – bij bestaande projecten – dat ze werden stilgelegd omdat het te duur was ze nog langer in bedrijf te houden. In januari voegde Shell zich bij hen met de bekendmaking dat het investerings beslissingen uit het verleden wilde doorzetten, maar dat nieuwe investeringen op de lange baan werden geschoven. BP liet in april nog weten dat het een miljard dollar minder aan nieuwe voorzieningen voor de productie van olie gaat uitgeven dan de geplande 21 miljard. Al met al, zo verwacht het Internationale Energie Agentschap (IEA), zullen de investeringen in olie- en gaswinning dit jaar met 21 procent, ofwel bijna 100 miljard dollar lager liggen dan vorig
Teerzand project in Canada
jaar. De bezuinigingen raken vooral teerzandprojecten in Canada. Die zijn alleen rendabel bij een hoge olieprijs, van 90 à 100 dollar per vat. Tegelijkertijd zijn er al tekenen dat de economie zich herstelt. En dus dat de vraag naar olie aantrekt. Dat terwijl de olieproducerende industrie de huidige vraag maar net aankan: de productie capaciteit van de olie-industrie is slechts 90 miljoen vaten per dag, merkte de topman van het Franse Total Christophe de Margerie onlangs op. Productieplafond Wat als de vraag hoger komt te liggen dan dit productieplafond? Niet iedereen is het er over eens dat dit op korte termijn gaat gebeuren – het IEA liet in juni nog weten dat het nog wel tot 2012 duurt voordat de vraag naar olie hoger komt te liggen dan de 85,8 miljoen vaten per dag in 2008. Maar wat áls de industrie niet kan voldoen aan de vraag naar olie? Het antwoord laat zich raden: een stijging van de prijs van olie. Eind mei waarschuwde de Saudische olieminister
newton 5
Ali al-Naimi op de energietop van de G8 in Rome dat de olieprijs binnen twee tot drie jaar dreigt uit te stijgen boven 150 dollar per vat. Vooral het tempo waarmee de olieprijs kan stijgen en dalen baart veel mensen zorgen. John Lipsky, plaatsvervangend directeur van het IMF, zei tijdens de energietop in Rome te vrezen voor een ‘aanbodcrunch’ op de middellange termijn. Hij drukte zijn toehoorders op het hart dat ze moeten proberen om de volatiliteit op de oliemarkt terug te dringen. Lees: toch vooral te investeren in productiecapaciteit, ook al zit het economisch getij even tegen. Want: “Sterke prijsfluctuaties trekken een wissel op de mondiale groei en zijn een bedreiging voor de economische en financiële stabiliteit in de wereld.” •
Meer informatie www.iea.org www.woodmacresearch.com www.imf.org
newton 6
E.ON World
Land op kruispunt van cultuur, economie en geopolitiek
Turkmenistan: Stille grootmacht Verscholen tussen hete woestijnen en ontoegankelijke bergketens ligt op een oud kruispunt van handelsroutes het stille, autoritair geleide Turkmenistan. Het land bezit net als zijn machtige buren Iran en Rusland enorme gasvoorraden. De schijn bedriegt dat het aardgas welvaart zou hebben gebracht. Achter de coulissen van de hoofdstad Ashgabat gaat stevige repressie, corruptie en armoede schuil.
Het boek van de president is overal te koop
Turkmenistan worstelt met zijn geschiedenis. Het is nog altijd sterk afhankelijk van de vroegere machthebbers in Moskou, ook al verloste het zich in 1991 van de Russische overheersing onder leiding van de toenmalige burgemeester van haar hoofdstad Ashgabat, Separmat Niyazov. Niyazov greep de stap naar zelfstandigheid aan om zichzelf voor het leven te benoemen als Turkmenbasi, de grote leider van alle Turkmenen. Hij vestigde een dominant autoritair en centraal gezag, dat nog steeds geen tegenspraak duldt, en legde zijn persoonlijke waarden en normen als maatstaf op aan alle onderdanen. De onovertroffen zelfverheerlijking is alom aanwezig in de Turkmeense samenleving. Zijn beeltenis prijkt op de vele megalomane gebouwen rond de hoofdstad.
Hij kijkt in de klaslokalen neer op de studenten en waakt nog steeds in de moskeeën. Zelfs als de Turkmenen troost zoeken in de favoriete nationale wodka komen ze de foto van de grote leider tegen op de bodem van de fles. Niyazov werd na zijn dood in 2006 opgevolgd door zijn tandarts, Gurbanguly Berdimuhamedov, die volgens criticasters vanwege zijn treffende gelijkenis met zijn voorganger naar voren is geschoven als nieuwe leider. Berdimuhamedov zet de harde lijn door. Achter de westerse façades van voorspoed regeert hij het land met strakke hand vanuit zijn presidentieel paleis in Ashgabat. Slecht bereikbaar De hoofdstad is met zijn twee gezichten spiegel van de recente nationale geschiedenis. Ashgabat werd in 1948 vrijwel compleet met de grond gelijk gemaakt door een ongekende aardbeving met de verwoestende kracht 10 op de schaal van Richter. De wederopbouw resulteerde in grote kazerneachtige wijken volgens goed Russisch ontwerp. Een groot deel van de bevolking brengt hier zijn leven door. Met schaarse middelen, in beperkte vrijheid, wachtend, want maar liefst 60 procent van de beroepsbevolking zit werkeloos thuis. Gelukkig voor hen zijn gas, water en elektriciteit gratis. De buitenwijken presenteren een
Cultureel centrum van Turkmenistan
totaal ander beeld. Brede lege boulevards worden geflankeerd door enorme paleizen. Hier worden de modernste wooncomplexen gebouwd vol appartementen die bijna niemand zich kan veroorloven. Overdadige musea en concertgebouwen ter meerdere eer en glorie
newton 7
vanuit het buitenland, terwijl Turkmenistan Airlines vanuit Turkmenistan vrijwel gratis vluchten aanbiedt naar alle binnenlandse bestemmingen en vele belangrijke grote Westerse steden. De grote leider heeft namelijk ooit bedacht dat goedkoop vliegen belangrijk
De gasvoorraden zouden groot genoeg zijn om de komende deccenia 150 miljard m3 gas per jaar te exporteren van de grote leider wachten op bezoekers. Die er niet zijn. Behalve voor een kleine groep olie- en gasexperts met zakelijke bedoelingen van Westerse bedrijven als Exxon of Siemens, is Turkmenistan als voormalige kruispunt van zijderoutes niet langer in trek bij grote hordes bezoekers. Het land is vanuit het Westen alleen bereikbaar met een lijnverbinding van Lufthansa vanuit Frankfurt, Duitsland. De twee gezichten van Turkmenistan zie je dus ook terug in het vliegverkeer. Slecht bereikbaar
is voor de nationale economie. Jammer dat zo weinig mensen toestemming krijgen of over het geld beschikken om deze reizen te maken. En wie het zich al kan veroorloven, moet opletten met de modernste Boeings te reizen in plaats van de oude en zeer slecht onderhouden Antonov’s uit de Russische boedel. Gasvoorraad Turkmenistan is arm, ondanks de grote voorraad grondstoffen. Het land is nog steeds,
na Oezbekistan, de tweede leverancier van katoen in de voormalige Sovjetrepublieken. De productie loopt de laatste jaren hard achter uit door falend management en slechte irrigatie van de landbouwgronden. Het land wordt daardoor nog meer afhankelijk van de andere belangrijke grondstoffen: olie en gas. Vooral de gasvoorraden lijken enorm, hoewel niemand precies weet hoeveel er in de bodem zit. Exacte cijfers zijn nooit gepubliceerd. In januari 2005 claimde Turkmenistan nog dat de gasvoorraden zo’n 20.420 miljard m3 zou bedragen. Een paar maanden voor zijn dood in 2006 stelde Niyazov zelfs dat de gasvoorraden groot genoeg waren om de komende 250 jaar 150 miljard m3 gas per jaar te exporteren. Niemand buiten Turkmenistan nam deze stelling serieus. Inmiddels lijken zelfs de grootste sceptici er van doordrongen dat de volumes wel veel groter zijn dan aanvankelijk gedacht. Het vooraanstaande Britse Gaffney, Cline & Associates stelde enige tijd geleden dat de voorraden vergelijkbaar zijn met de Russische velden. Zij baseerden zich hierbij op hun conclusie dat de Turkmeense velden ZuidIolotanya en Osmana vijf maal groter zijn >>
newton 8
Schoon, stil en verlaten Een groot deel van de gasopbrengsten wordt gebruikt voor megalomane bouwprojecten die de zelfverheerlijking voeden van de leiders. De Blauwe Moskee, vernoemd naar Turkmenbasi, het grootste in Midden-Azie, staat symbool voor de status quo van Turkmenistan. Het werd aangeboden door de Franse multinationale bouwonderneming Bouygues dat op deze manier hoopte de geesten gunstig te stemmen en grote bouwprojecten binnen te halen. De moskee heeft een capaciteit van maar liefst 20.000 gelovigen en overtreft daarmee de Aya Sofia of St. Pieter. Groots en over-
dan Dovletabad, dat tot dan toe als het grootste Turkmeense veld werd gezien. De schattingen van Dovletabad alleen al lopen uiteen van 4.000 miljard m3 via het optimum van 6.000 miljard m3 naar het enorme volume van 14.000 miljard m3. De totale voorraden van Turkmenistan werden eind 2008 in het gezaghebbende BP Statistical Review geschat op 7.490 miljard m3, een aandeel van 4,3 procent in de wereldwijd bewezen reserves. Ter vergelijking: winbare reserves van het 900 kilometer grote veld bij Slochteren worden in dit rapport geschat op 1.390 miljard m3. Turkmenistan is met deze schatting na Rusland, Iran en Qatar het vierde gasland ter wereld.
weldigend staat het er schoon, stil en verlaten bij. Wachtend op betere tijden.
Gas, LNG en propyleen Turkmenistan is vanaf de midden jaren negentig gestaag meer gas gaan produceren. Gemiddeld groeit de export met 15 procent per jaar. Omdat de Russen Turkmenistan in 1998 vrijwel volledig afsneden van alle markten, is het land Gouden beeld oud-president Niyazov
erg sterk aangewezen op haar belangrijkste klant Gazprom. De productie in 2007 bedroeg volgens handelsexperts zo’n 72 miljard m3, waarvan 50 miljard m3 naar Rusland ging via Gazprom. Zij kregen daar de eerste 6 maanden van 2008 een prijs voor van 130 euro per duizend m3. Vanaf 1 juli 2008 steeg die prijs naar 150 euro per duizend m3. Een redelijke prijs, gelet op de toen geldende marktprijzen en het dispuut van Gazprom eind 2008 met Oekraïne over haar voorstel van 180 dollar en de 130 dollar die Oekraïne slechts wenste te betalen. Turkmenistan is ook olieproducent en exporteerde in 2007 zo’n 10 miljoen ton olie bij een productie van gemiddeld 107.000 barrels per dag vanuit de olierijke gebieden rond de Kaspische Zee. Een ander belangrijk exportproduct is LNG en de chemische afgeleide van olie, propyleen. De recente ontwikkeling van voorraden gas- en aardolie krijgt alle aandacht van het Ministerie van Olie en Gas. De ontwikkeling van duurzame bronnen staat in de kinderschoenen. Hoewel Turkmenistan voor een groot deel uit hete woestijn bestaat, is de opwekking van zonne-energie bijvoorbeeld nonexistent en is er aan de horizon geen enkele windmolen te bekennen. Haat-liefde verhouding Turkmenistan zit op een lastig kruispunt en vecht met een groot dilemma. De voorraden zijn groot en zeker beschikbaar om aan veel meer landen te leveren dan alleen Rusland. Tegelijkertijd is Gazprom op dit moment de bepalende, want betalende grootste afnemer. De Turkmenen zijn zich zeer goed bewust van hun haat-liefde verhouding met Rusland. De Turkmeense staatstelevisie laat misschien soms krachttermen horen over onafhankelijkheid en vrijheid, de spanningen lopen nooit zo hoog op dat een breuk ontstaat. Rusland is namelijk op alle niveaus in de samenleving aanwezig. Ze brengen enorme gasinkomsten binnen die met name machthebbers in staat stellen om alles te doen wat ze willen. De Russen zorgen op brede schaal binnen het bedrijfsleven en onderwijs voor geld, kennis, ervaring en structuur. Iedereen spreekt Russisch en de meeste jonge Turkmenen die willen studeren
newton 9 Markt op zondag in Ashgabat
zijn aangewezen op Russische universiteiten. En willen ze daarna aan het werk, dan bieden alleen omringende landen als Oezbekistan, Rusland en Oekraïne een perspectief. Eigen benen De afhankelijkheid komt voort uit het feit dat vrijwel alle bestaande pijpleidingen voor export van gas en olie via Russisch grondgebied lopen. Turkmenistan wil langzaam, maar zeer zeker, internationaal op eigen benen kunnen staan, zonder de Russen te bruuskeren. Dit is geen eenvoudige opgave omdat de Russen alom vertegenwoordigd zijn als grote investeerder en gezaghebbend management van de belangrijkste ondernemingen. Toch is het Turkmenistan gelukt om met de hulp van Westerse partijen deel te nemen in de aanleg van de nieuwe Nabucco-pijplijn die het land via Oekraïne en buiten de Russische landsgrenzen
in contact moet brengen met Oostenrijk, en daarmee de Europese Unie. Daarnaast wordt al in 2010 een belangrijke nieuwe pijpleiding in gebruik genomen naar China. Beide projecten helpen Turkmenistan om stap voor stap los te komen van de voormalige heersers. De Turkmeense machthebbers hebben de laatste jaren geprobeerd om met de gasinkomsten de economie mondjesmaat te hervormen en nieuwe sectoren aan te trekken. Dat verloopt moeizaam, omdat de industrie vrijwel volledig wordt gedomineerd door overheden en vooruitgeschoven ambtenaren die geen afscheid willen nemen van privileges en extraatjes. De dienstensector blijft slecht ontwikkeld, ondanks de grote interesse van internationale energieondernemingen en vele landen om vriend te worden van Turkmenistan. Buitenlandse banken zijn afwezig, buitenlandse olie- en gasexpertise is slechts mondjesmaat
aanwezig, de bouwsector zet schoorvoetend kleine stappen. Turkmenistan vecht met erkenning. Pas als het onafhankelijk staat van Rusland en de grote leider het land meer open stelt, zullen investeerders broodnodige financiële injecties doen voor maatschappelijke en economische ontwikkeling. •
Meer informatie Energieonderzoek Centrum Nederland: www.ecn.nl Aqaba Residence Energy Efficiency (AREE): http://aree-garden.biotopia.se
newton 10
Interview met Boudewijn Poelmann
De duurzame kant van de
Nationale Postcode Loterij Niet minder dan 2,5 miljoen Led-lampen zullen dit najaar gratis worden uitgedeeld. Het is niet zo maar een geste van de Nationale Postcode Loterij aan haar deelnemers.
Boudewijn Poelmann
Directievoorzitter Boudewijn Poelmann van de goede doelen loterij wil met zijn organisatie helpen een doorbraak te forceren voor deze energiezuinige lampen. “Die moet de komende jaren worden gerealiseerd”, vertelt Poelmann op zijn kantoor in Amsterdam. Als alle deelnemers van de postcodeloterij de lampen gaan gebruiken, levert dat de komende 25 jaar een besparing op van meer dan 2 miljard kilo CO2. Dat is een enorme bijdrage aan de aanpak van het klimaatprobleem. Vandaar dat we met dit bijzondere project zijn begonnen.” Hoezo bijzonder? “Normaal gesproken zijn we niet rechtstreeks bij projecten betrokken. Onze steun richt zich op organisaties. Maar in dit geval werken we echt samen met het Wereld Natuur Fonds. De meerwaarde zit hem erin dat we de lampen rechtstreeks aan onze deelnemers kunnen schenken.” De lampen worden geproduceerd door het bedrijf Lemnis Lightning. Had het niet voor de hand gelegen met Philips samen te werken? “Dat had ook gekund. Maar Philips kon of wilde nog niet overschakelen op de productie van de LED-lamp. Ze geloven er wel in, maar verwachtten de doorbraak pas over vijf jaar en wilden nog geen afscheid nemen van de bestaande spaarlamp. In de ontwikkeling daarvan heeft Philips enorm geïnvesteerd.”
Waarom delen jullie dan geen spaarlampen uit? “Led-lampen zijn nog zuiniger dan spaarlampen. Bovendien gaan ze acht keer zo lang mee. En anders dan spaarlampen bevatten ze geen giftige stoffen.” Hoeveel geven jullie aan projecten uit die de duurzaamheid moeten bevorderen? “Daar heb je het misverstand weer. Wij willen niet in projecten zitten. Dan zouden we die allemaal vanuit hier moeten opzetten en gaan controleren. We hebben er voor gekozen organisaties te steunen. Ons uitgangspunt is daarbij dat ze gericht moeten zijn op People of Planet. Bij het eerste gaat het om ontwikkelings projecten. Bij het tweede om milieu en duurzaamheid. Het is de bedoeling ons geld ook op fifty-fifty basis uit te keren. Maar als ik eerlijk ben zitten we als postcodeloterij nu nog op 40-45 procent voor milieu en duurzaamheid. Sinds we in 1990 zijn begonnen hebben we een bedrag van 1,5 miljard euro uitgekeerd aan organisaties doe zich daarmee bezig houden.” Richten jullie je in de eerste plaats op energiebesparing? “Nee hoor, we zijn bijvoorbeeld ook geïnteresseerd in de duurzame opwekking van energie. Het valt me op dat Nederland haar leidende positie in bijvoorbeeld de windenergie verloren heeft. Ik vind het ook echt vreemd dat E.ON nu nog kiest voor energie uit kolencentrales. Alsof er geen alternatieven zijn. Op een door ons georganiseerde bijeenkomst dit voorjaar bood de Amerikaans ondernemer Bill Gross van eSolar aan heel Nederland van zonne-energie te voorzien. De overheid hoefde alleen maar twintig jaar lang een energieprijs garanderen van 18 cent per kWh, waar die prijs nu op 21 cent ligt.”
newton 11
Vissen kleine, doch goede organisaties dan niet achter het net? “Om aan dat bezwaar tegemoet te komen hebben we de Stichting Doen! opgericht. Jaarlijks krijgt die ruim 25 miljoen euro om aan kleinere initiatieven te steunen.” Welke dingen zijn er gebeurd op het gebied van duurzaamheid, die zonder jullie niet zijn gebeurd? “Helaas is niet alles meteen zichtbaar. Wij geven geld aan dingen waar de overheid nooit subsidie voor zal geven. Voor het in stand houden van een organisatie bijvoorbeeld. Geld voor personeelskosten, voor gebouwen.”
Natuurbrug bij Hilversum
Wat zijn de criteria die de Nationale Postcode loterij hanteert als ze een organisatie steunt? “Die criteria staan gewoon op onze website. Zo moeten organisaties in de eerste plaats werkzaam zijn op de gebieden mens en natuur. En ze moeten ook een goede trackrecord hebben en voldoende eigen fondsenwerving. Om organisaties niet afhankelijk van ons te laten zijn, geven we nooit meer dan de helft van hun eigen fondsenwerving. Omdat onze bijdrage nooit kleiner is dan een half miljoen, praat je altijd over grote clubs. We willen natuurlijk niet in de problemen komen vanwege een beneficiënt. Daarom hebben we hier lang gediscussieerd over de vraag of we de Sea Shepherd Conservation Society moesten steunen. We staan achter het doel: het beschermen van dolfijnen, zeehonden en
walvissen. Maar er waren ook verhalen over geweld dat zou zijn gebruikt. Hoe controleren jullie of het geld goed wordt besteed? “Ons algemene uitgangspunt is dat we sturen op basis van vertrouwen We zeggen onze steun dan ook voor een periode van vijf jaar toe. In die jaren is het geld vrij besteedbaar. Aan het eind van die periode evalueren we. We hebben in het verleden bijvoorbeeld getwijfeld over het voortzetten van de steun aan de hulporganisatie Plan Nederland omdat er veel maatschappelijke kritiek was op de besteding van hun geld (Red: onder andere aan een topsalaris van een interim-manager). We zijn ze overigens blijven steunen. De kritiek bleek de aanzet tot grote veranderingen in de organisatie.”
Waar bent u het meeste trots op? “Als het om concrete dingen gaat die onze beneficianten hebben kunnen doen dan denk ik in Nederland aan de natuurbrug (Red: een viaduct voor dieren) tussen Hilversum en Bussum. Het is het grootste ecoduct van Europa. Wij hebben eraan bijgedragen dat een relatief kleine organisatie als het Goois Natuurreservaat voor elkaar kon krijgen dat die er is gekomen. Als het om een internationaal initiatief gaat, denk ik ook aan de steun die we enkele jaren geleden aan het Wereld Natuurfonds hebben gegeven om op het schiereiland Valdes 7.200 hectare land te kopen. Daardoor kreeg de WNF de medezeggenschap over de belangrijke beslissingen over dit stuk van Patagonië. Valdes is het thuisgebied van de Zuidkaper, een walvis die zeldzaam is. Verder planten zich daar onder andere pinguïns, zeeleeuwen en zeelolifanten voort en vind je er dolfijnen. Vooral vissers uit China en Japan hielden daar huis. Daar is nu een einde aan gekomen. “Maar dan praat ik toch weer te veel over projecten. Weet u waar ik het meest trots op ben? Dat we in twintig jaar tijd een goed lopende organisatie hebben opgebouwd die inmiddels meer dan drie miljard heeft gegeven aan organisaties die zich met milieu en duurzaamheid hebben bezig gehouden.” • Meer informatie www.postcodeloterij.nl www.wnf.nl www.esolar.com
newton 12
Nucleaire renaissance?
Kerncentrale Borssele
Met Delta’s plannen voor een nieuwe kerncentrale bij Borssele is de hoop op – en angst voor – een nucleaire renaissance nieuw leven ingeblazen. Voorlopig overheerst de angst. Is dat nou nodig? Zijn we Tsjernobyl vergeten? Waarom geen windmolens? Vooral negatieve geluiden vanuit maatschappelijke organisaties. En politiek Den Haag schuift de hete aardappel simpelweg
was. Het is sowieso weinig zinvol om maar tot 2020 te kijken. Een elektriciteitscentrale bouw je met een horizon van 25 tot 40 jaar en in 2050 zullen de huidige centrales hun beste tijd gehad hebben. In dat jaar zal de wereld naar verwachting twee keer zoveel energie verbruiken en moet de totale CO2-uitstoot gehalveerd zijn. Iedere geproduceerde eenheid energie zal dan dus vier keer zo schoon moeten zijn. Hoe bereik je dat?
door naar een volgend kabinet. Maar hoe terecht is die angst eigenlijk? Voorstanders van kernenergie wijzen op de kostenvoordelen, voorzieningszekerheid en de afwezigheid van CO2-uitstoot van kerncentrales, tegenstanders op het gevaar van de centrales zelf, de onoplosbaarheid van het afvalprobleem en het feit dat Nederland in 2020 al meer dan genoeg elektriciteitscentrales zal hebben. Wat betreft die overcapaciteit: zover is het nog niet. Vooralsnog moet Nederland 15 procent van zijn elektriciteit importeren. De kern- en bruinkoolcentrales die we hier niet willen, draaien voor ons in Frankrijk en Duitsland. De in 2020 verwachte overcapaciteit is vrijwel volledig te danken aan een aantal nieuwe gas- en kolengestookte centrales op Nederlandse bodem –centrales waar de milieu en anti-kernenergielobby ook mordicus tegen
Met wind en zon? Vergelijk de eventuele nieuwe centrale bij Borssele met het nieuwe windmolenpark Q7 voor de kust bij IJmuiden. Borssele 2 krijgt een capaciteit van 2.500 MW en kost 4 à 5 miljard euro. Q7 kost 350 miljoen en heeft een capaciteit van 120 MW, maar omdat het vaak te hard of te zacht waait resteert een effectief rendement van hooguit 50 MW. Voor 1 Borssele 2 zijn dus 50 Q7’s nodig, die samen een slordige 17,5 miljard euro kosten en een oppervlakte ter grootte van de halve provincie Utrecht zullen beslaan. Waar moeten die komen te staan en wie gaat dat betalen? Voor zonne-energie pakt de vergelijking nog vele malen ongunstiger uit. En er kleeft nog een ander belangrijk bezwaar aan zon en wind: ze zijn onbetrouwbaar. Een kerncentrale draait daarentegen vrijwel nonstop op maximale capaciteit, wat kernenergie
newton 13 Xxx
ideaal maakt voor de broodnodige base load van het elektriciteitsnet. Angst Dan de gevaren en nadelen van kernenergie. In het boek Physics for future presidents vergelijkt Richard A. Muller, professor natuurkunde aan de University of California, Berkeley, onze angst voor kernenergie en radioactiviteit met die voor ‘heksen, bacillen, communisten en
uit uranium-238 en voor 0,7 procent uit uranium-235. De brandstof voor een kernreactor moet voor minimaal 3 procent uit uranium-235 bestaan, een atoombom voor minimaal 98 procent, anders gebeurt er weinig tot niets. Uranium moet daarom met speciale centrifuges verrijkt worden, hetgeen in Nederland in Petten gebeurt. Bij de kernsplitsingen van uranium-235 komt warmte vrij, waarmee water of gas wordt verhit, waarmee een stoom
Finland en de VS heben vergevorderde plannen voor ‘definitieve’ opslag in gebergten en ondergrondse zoutkoepels monsters onder het bed’. Je ziet het niet, ruikt het niet en voelt het niet, maar je gaat er wel aan dood. Die onbestemde angst en de daarbij behorende, veelal onrealistische griezelscenario’s ondermijnen iedere poging tot een gezond maatschappelijk debat over kernenergie. Muller probeert de al dan niet vermeende nadelen in (natuurkundig) perspectief te plaatsen. Voor een kerncentrale is uranium nodig. Natuurlijk uranium bestaat voor 99,3 procent
turbine wordt aangedreven. Als het percentage uranium-235 in de brandstofstaven na een x-aantal maanden onder een kritische grens daalt, moeten de staven vervangen worden. De oude staven, het kernafval, bevat behalve uranium (nog altijd zo’n 95 procent) ook hoogradioactieve elementen als strontium-90 en jodium-131, alsmede plutonium. Dit afval is door zijn nieuwe samenstelling duizend keer radioactiever dan het oorspronkelijk gedolven uranium. De inhoud van een reactorvat van
een gemiddelde kerncentrale is genoeg om 50 miljoen mensen om zeep helpen (aangenomen dat ze het in afgemeten porties zouden opeten). Goed opbergen dus. Momenteel gebeurt dat bovengronds, in Nederland bij de COVRA in Vlissingen. Landen als Finland en de VS hebben vergevorderde plannen voor ‘definitieve’ opslag in gebergten en ondergrondse zoutkoepels. Afval De totale hoeveelheid in Nederland geproduceerd kernafval is verrassend beperkt: jaarlijks gaat het om 1,5 m3 hoogradioactief- en 30 m3 minder/laagradioactief afval, inclusief het afval van ziekenhuizen, industrie en onderzoeksinstituten. “Als je kijkt naar de circa 4 procent echt gevaarlijk spul in kernafval, komt dat neer op een in glas gegoten bal ter grootte van een deurknop om een Nederlander zijn hele leven van elektriciteit te voorzien”, zegt Tim van der Hagen, kernfysicus en directeur van het Reactorinstituut in Delft. “Ik ben daarom een sterk voorstander van opwerking.” Het is echter nog niet zo makkelijk om het ‘echt gevaarlijke spul’ van het uranium en plutonium te scheiden. Omdat dit opwerken zo duur is, kiest men er doorgaans voor om met goedkopere, verse uraniumstaven te beginnen. Ook omdat men bang is dat opgewerkte plutonium in verkeerde handen valt. >>
newton 14
Afvalverwerking bij COVRA
Zonde, want het in het reactorvat gevormde plutonium kan prima dienen als brandstof in nieuwe brandstofstaven. Bovendien blijft kernafval zonder plutonium veel minder lang gevaarlijk. Plutonium heeft een halfwaardetijd (de tijd waarin de radioactiviteit halveert) van 24.000 jaar. Mensen schrikken daarvan, maar die lange halfwaardetijd maakt plutonium volgens Muller juist een stuk minder gevaarlijk dan bijvoorbeeld jodium-131, met een halfwaardetijd van 8 dagen de grootste ‘killer’ van Tsjernobyl qua identificeerbare kankergevallen. Een atoomkern kan maar één keer exploderen, dus hoe vaker en sneller dit gebeurt, hoe meer straling in korte tijd, maar ook hoe sneller de radioactiviteit is uitgewerkt. Omdat plutonium er zo lang over doet, kun je het gewoon in je hand houden (hetgeen de Amerikaanse nucleaire expert Jim Heckler in 2002 ook deed, tot verrassing van zijn Noord-Koreaanse gastheren, om te controleren of ze inderdaad over zuiver plutonium beschikten. Zijn conclusie op basis van gewicht en warmte: ja), maar knabbel er liever niet aan. Opslag Voor de veilige opslag van radioactief afval wordt al snel gesproken in termen van
honderdduizenden jaren. Pas dan heeft het afval hetzelfde stralingsniveau bereikt als het uranium dat destijds werd gedolven. Exclusief plutonium wordt die periode volgens Muller verkort tot hooguit tienduizend jaar. Nog steeds een verontrustend lange periode, maar hij gaat verder. Omdat het afval uit een
zekerheid eisen? Radioactiviteit is een alledaags, natuurlijk verschijnsel. Ons voedsel is radioactief, de grond waarop we lopen ook en zelfs ons eigen lichaam. Sterker, de Amerikaanse Food & Drug Administration test sterke drank op radioactiviteit om vast te stellen of het inderdaad van plantaardig materiaal gemaakt is en niet van een of ander olieproduct (ook ooit organisch, maar heeft zo lang onder de grond gezeten dat het zijn radioactiviteit kwijt is). Het oppervlaktegesteente van de Colorado Rockies, Amerika’s belangrijkste uraniumbron, zou, als het als kernafval werd beschouwd, de wettelijke stralingsnorm met een factor 20 overschrijden.
“Het is absoluut onmogelijk dat een kerncentrale als een atoombom zal ontploffen” kernreactor ‘maar’ duizend keer radioactiever is dan natuurlijk uranium, zou je eigenlijk een kans van 0,1 procent moeten accepteren dat het afval op enig moment volledig weglekt. Na 300 jaar is de radioactiviteit van het afval met een factor 10 gedaald en zou dat risico naar 1 procent kunnen. Dat maakt het probleem al een stuk behapbaarder. Tegelijkertijd klinkt het nogal gevaarlijk. Is een kans van 1 procent op totale weglekking acceptabel? Ja, meent Muller, want waarom zouden we als het over radioactief afval gaat opeens 100 procent
Maar het is puur natuur. En de Coloradorivier, waarin het regenwater inclusief uranium houdend sediment terechtkomt, voorziet een groot deel van de westelijke VS van drinkwater. Zelfs als al het kernafval in de geplande opslag in Yucca Mountain per direct in het grondwater zou weglekken, zou dat een 20 keer kleiner gevaar voor de volksgezondheid opleveren dan het natuurlijk uranium dat nu ongestoord in de Coloradorivier terechtkomt, zo stelt Muller.
newton 15
Knullig ontworpen De gevaren van kerncentrales worden volgens zowel Muller als Van der Hagen schromelijk overschat. In de eerste plaats is het absoluut onmogelijk dat een kerncentrale als een atoombom zal ontploffen. Dit omdat de brandstofstaven voor slechts 3 procent uit uranium-235 bestaan, veel te weinig voor een kernexplosie. De explosie en brand in Tsjernobyl waren een gevolg van oververhitting, geen kernexplosie. Bovendien was Tsjernobyl bijzonder knullig ontworpen. In moderne kernreactoren zal eventuele oververhitting de kernreactie juist afremmen in plaats van versnellen, zonder dat er een mensenhand aan te pas hoeft te komen. Maakt dat kernenergie volkomen veilig? Nee, natuurlijk niet, want niets is 100 procent veilig. Of het nu om kernenergie, vliegverkeer, of dijken gaat: er wordt bij het ontwerp altijd een zekere kans geaccepteerd dat er iets mis kan gaan. En in dat opzicht springt kernenergie er bijzonder gunstig uit. De kans dat er in Borssele iets misgaat waarbij dodelijke slachtoffers vallen is duizend keer kleiner dan de maatschappelijk geaccepteerde norm. Voor Borssele 2 wordt het risico zelfs een miljoen keer zo klein. Daarmee scoort kern energie een stuk beter dan andere energieketens. Met olie, gas of kolen opgewekte stroom kost vele malen meer mensenlevens dan kernenergie, zo leert een Duitse studie. Daarbij is naar de gehele keten gekeken, dus van de winning van de benodigde bouw- en brandstoffen van de benodigde centrales tot en met de verbranding en elektriciteitsproductie. Zonne-energie eist volgens de onderzoekers twee keer zoveel dodelijke slachtoffers als waterkracht en drie keer zoveel als winden ergie. Kernenergie kwam als veiligste uit de bus. • Meer informatie www.worldenergycouncil.com www.ecn.nl www.iaea.org
Kernenergie in cijfers
Momenteel zijn wereldwijd circa 440 kerncentrales in gebruik die met een totale capaciteit van een kleine 380 GW goed zijn voor 17 procent van de elektriciteitsproductie. Daarnaast zijn er 36 centrales in aanbouw. Het International Atoomenergie Agentschap (IAEA) verwacht dat er de komende 15 jaar nog 60 bijgebouwd gaan worden. Die nieuwbouw is onvoldoende om de afschrijving van bestaande centrales en de groeiende energieconsumptie bij te benen, waardoor het aandeel van kernenergie in de elektriciteitsproductie tot onder de 10 procent zal dalen. De EU telt 152 kerncentrales, tezamen goed voor 31 procent van de elektriciteitsproductie. Frankrijk is koploper met bijna 80 procent, Nederland een van de hekkensluiters met nog geen 10 procent (afkomstig van één kerncentrale, Borssele). Volgens de Algemene Energie Raad gaat iedere in Nederland geproduceerde MWh elektriciteit gepaard met een uitstoot van 468 kilo CO2, een aanzienlijk slechtere score dan de ons omringende landen. Frankrijk produceert per MWh slechts 73 kilo CO2 (want is behalve in kernenergie ook sterk in waterkracht). Wellicht verrassend: Volgens de World Energy Council scoren kerncentrales over hun gehele levensduur qua CO2-uitstoot beter dan zonnepanelen. Dit omdat de productie van zonnepanelen nogal (fossiel) energie-intensief is. Een kerncentrale is twee tot drie keer zo duur als een kolencentrale en vergt een bouwtijd van circa zes jaar. Daar staat tegenover dat de brandstofprijs (verrijkt uranium) maar voor 5 procent bepalend is voor de kosten van de geproduceerde elektriciteit. Het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) becijferde de prijs voor een kWh atoomstroom op 3,1 tot 8 cent, inclusief de
kosten van afvalopslag en uiteindelijke ontmanteling van een kerncentrale. De grote bandbreedte in prijs is een gevolg van de verschillen in rekenrente en geschatte levensduur van kerncentrales in eerdere studies. Hoe lager de rekenrente en hoe langer de levensduur, hoe goedkoper kernenergie. Al met al is de prijs van kernenergie volgens het ECN vergelijkbaar met die van kolencentrales en lager dan die van gascentrales. Dat is exclusief de kosten van emissierechten, die kolen en gas een stuk duurder maken. ’s Werelds grootste uraniumproducenten zijn Australië (23 procent), Kazachstan (15 procent), Rusland (10 procent), Canada en Zuid-Afrika (ieder 8 procent), en de VS (6 procent). Uitgaande van een uraniumprijs van 130 dollar per kilo kan de wereld met de huidige bewezen reserves een kleine 100 jaar vooruit. Als de prijs verdubbelt wordt de voorraad naar verwachting minstens tien keer zo groot, omdat het dan ook loont er gericht naar te zoeken (iets wat tot nu toe nauwelijks gebeurt). Uranium kan ook uit zeewater worden gefilterd à 450 dollar per kilo, genoeg voor zes miljoen jaar kernenergie. De vierde generatie kernreactoren, die niet vóór 2030 verwacht worden, zullen een factor 100 minder splijtstof verbruiken.
newton 16
olie Ronddobberende
Veel oliehandelaren kwamen door de scherpe daling van de olieprijs in
de tweede helft van 2008 in de verleiding om olie te hamsteren. Zelfs zakenbanken konden de verleiding niet weerstaan. Maar speculatie op prijsstijgingen lijkt steeds minder lucratief. Begin mei was het een drukte van belang voor de Rotterdamse kust, met 50 olietankers die daar schijnbaar doelloos voor anker lagen. En ook de opslagtanks in de Rotterdamse haven zaten vol olie. Allerlei partijen hielden grote voorraden olie aan. De sterke daling in prijs van olie in de tweede helft van 2008 had veel oliehandelaren verleid om olie tegen een lage prijs in te kopen en op te slaan in de hoop dat ze deze op een latere datum voor een hogere prijs konden verkopen. Of – voor wie zijn risico wilde beperken – om direct een
termijncontract te verkopen en meteen winst te maken. Bijvoorbeeld aan een energie bedrijf dat zeker wil zijn van de levering van olie tegen een van tevoren vastgestelde prijs. De dagprijs (de ‘spotprijs’) van olie lag begin dit jaar rond de 35 dollar, veel lager dan de prijs die op de olietermijnmarkt werd betaald. Zo werd voor een termijncontract voor levering in december 2009 57,50 dollar betaald. Zodat wie olie op de spotmarkt kocht en opsloeg, uitzicht had op een winstmarge van ruim 20 dollar per vat – minus natuurlijk
de kosten voor opslag, rente en verzekering. Makkelijk geld verdienen, dachten veel oliehandelaren die hoopten te profiteren van de zogeheten ‘contango’ - de situatie waarin olie op de termijnmarkt veel duurder is dan op de spotmarkt. Daarnaast waren veel zakenbanken sinds eind vorig jaar actief op de markt. Banken zoals Citigroup en Morgan Stanley sloegen vooral olie op om verliezen te beperken op oude termijncontracten die ze hadden overgenomen van failliet gegane oliehedgefondsen, die hadden gespeculeerd op verdere stijgingen van de olieprijs. Want als de banken de termijncontracten van de hedgefondsen hadden afgekocht, hadden ze het verschil tussen de hoge prijs van het termijncontract en de lage spotprijs moeten bijbetalen. Liever dan hun verlies nemen, lieten ze de ze de dure olie leveren, en sloegen ze deze op in de hoop op betere tijden.
newton 17
Toonaangevend Volgens tankerverhuurbedrijf Frontline waren medio januari wereldwijd al 25 olietankers verhuurd aan oliehandelaren en banken, goed voor 80 miljoen vaten (bijna genoeg om de wereld voor een dag van olie te voorzien). Eind april schatte Frontline het aantal ronddobberende vaten zelfs op 100 miljoen. In diverse havens zaten de opslagtanks toen ook vol olie. Terminalbedrijf Vopak, het grootste opslagbedrijf ter wereld, meldde een capaciteitsbezetting van rond de 95 procent. Sinds eind juni neemt de druk op de opslagcapaciteit echter duidelijk af. Een aantal toonaangevende partijen had zich al uit de markt teruggetrokken of had posities ingeleverd. Shell, bijvoorbeeld, dat in januari 600.000 vaten aan boord van de tanker Olivia verkocht aan oliehandelaar Vitol. Of Citigroup, dat tezelfdertijd de tanker Ice Transporter van zijn ankerplaats in Schotland liet vertrekken om vaart te zetten naar Amerika om de lading daar te verkopen. In juni volgde handels firma’s zoals Vitol en Koch, met de verkoop van miljoenen vaten tegen bijna het dubbele van de prijs in december 2008. Van de 100 miljoen vaten die eind april nog op zee waren, restten begin juli misschien nog 70 miljoen. Die daling zet zich tot dusver voort, zeker sinds de prijsstijging van olie ten gevolge van het besluit van de OPEC-landen om hun productie te beperken. En naarmate de olieprijs verder stijgt, wordt het minder aantrekkelijk olie te hamsteren – en zo verkopen steeds meer partijen hun in goedkope tijden ingeslagen olie terwijl steeds minder partijen speculeren op een voortdurende ‘contango’. Piraten Hier komt bij dat de vrachttarieven voor olie de komende tijd sterk zullen stijgen. De belangrijkste oorzaak van de prijsstij-
De opslagloodsen in de Rotterdamse haven
ging is de volgend jaar in werking tredende milieuwetgeving. Die verbiedt dat enkelwandige schepen nog olie vervoeren. Met de nieuwe milieuwetgeving, aangenomen door 151 landen, moeten twee staallagen voorkomen dat in de toekomst olie in zee lekt. De wet zal gefaseerd in werking treden. Naar verwachting zal volgend jaar een vijfde van de grote enkelwandige olieschepen aan wal blijven. Wegens de kredietcrisis zullen rederijen die hun tankers willen vervangen moeite hebben om kapitaal aan te trekken. Schaarse vrachtruimte voor olie zal de prijs opdrijven. Ook zijn de prijzen opgedreven door de toenemende risico’s van piraterij voor de kust van Somalië. Hierdoor varen schepen soms om via Kaap de Goede Hoop. Hierdoor wordt de capaciteit aan tankerruimte dus niet optimaal gebruikt, wat bijdraagt aan de schaarste. Verwacht wordt dat de transportkosten voor de huur van een tanker zullen verdubbelen van rond de 16.000 dollar per dag eind april
naar 32.000 dollar per dag voor het einde van dit jaar. Dat maakt de opslag van olie in ronddobberende tankers er financieel gezien niet aantrekkelijker op. •
Meer informatie www.opec.org
newton 18
Windenergie
Denemarken en Nederland:
1-0
In Denemarken voorziet windenergie in ruim 20 procent van de
totale energiebehoefte. Hier ligt dat percentage op 3,5. En dat terwijl Nederland ooit toonzettend was. Wat ging er mis en kan de opgelopen achterstand nog worden ingelopen?
Het plaatsen van windmolens
Wie afgelopen zomer zijn vakantie heeft doorgebracht in Denemarken kan het niet ontgaan zijn: de vele windturbines in het landschap. Er staan er meer dan vijfduizend op land en zee, samen goed voor circa 21 procent van de totale elektriciteitsvraag van het Scandinavische land. De Deense windenergie-industrie heeft een omzet van vijf miljard euro per jaar, biedt werk aan ruim 21 duizend mensen en heeft ongeveer 30 procent van de wereldmarkt in handen. Windturbineproducent Vestas is tijdig op deze groeimarkt ingesprongen. Het Deense bedrijf is wereldwijd vertegenwoordigd in tientallen landen, waaronder sinds 1995 ook in Nederland. “Denemarken en Nederland lijken in veel opzichten op elkaar”, zegt Ronald Boerkamp, account manager sales bij Vestas Benelux. “Er is genoeg wind en ruimte om windturbines te plaatsen en beide landen maakten een gelijke start met eenzelfde kennisniveau.” Windpotentieel Dat de windenergie-industrie in Denemarken wel en in Nederland niet van de grond is gekomen heeft verschillende oorzaken. Dat blijkt onder meer uit de bachelor thesis van Louise Bokhoven, getiteld ‘De kracht van de Deense
windenergie-industrie’ (Universiteit Utrecht, november 2008). Hierin worden drie belangrijke nationale factoren onderscheiden: de rol van de overheid, de aanwezigheid van productie factoren en ondernemerstrategie en marktstructuur. “Nederland heeft net als Denemarken een groot windpotentieel, daar ligt het niet aan”, zegt Boerkamp. “In landen als Denemarken, Duitsland en Spanje is windenergie altijd op een goede manier gepromoot. De Nederlandse overheid heeft dit nagelaten. Daarbij ontbreekt het in Nederland aan een thuismarkt. Het duurt lang om iets van de grond te krijgen en de voorinvesteringen kunnen behoorlijk oplopen. Dat maakt windenergie tot een risicovolle investering voor het bedrijfsleven. Zeker wanneer, zoals in Nederland helaas het geval is, de overheid een onzekere factor is.” Boerkamp geeft een voorbeeld. “Met het abrupt stilleggen van de MEP-regeling in 2006, de voorloper van de SDE-regeling (Red: Stimulering Duurzame Energie, ingevoerd op 1 april 2008), werd Nederland in één klap teruggegooid op het gebied van alle duurzame ontwikkelingen. Twee jaar lang was er een vacuüm en in die tijd hebben de concurrerende landen natuurlijk niet stilgezeten. Je ziet dat fabrikanten in landen met een sterke thuismarkt uiteindelijk wereldwijd gaan opereren. Als de overheid nu niet snel ingrijpt, haalt Nederland de met de EU afgesproken doelstellingen op het gebied van duurzame energie niet eens.” Knopen doorhakken Ton Hirdes, directeur van windenergiebrancheorganisatie NWEA, pleit al jaren voor een wind-
newton 19 Offshore park bij Denemarken
energievriendelijk, consistent regeringsbeleid. Zeker 80 procent van zijn tijd is hij kwijt aan het promoten van windenergie in Den Haag. “We wijzen op de vele voordelen van windenergie – snel te realiseren en goedkoop –, proberen belemmeringen weg te nemen en praten mee over wet- en regelgeving.” Volgens Hirdes is er zeker nu veel te doen. “Het kabinet dat in 2007 aantrad heeft de lat hoog gelegd. Ze heeft de ambitie uitgesproken om de windenergie op land in vier jaar tijd te verdubbelen van 2.000 tot 4.000 MW vergund in 2011. Voor wind op zee waren de ambities deze kabinetsperiode lager, maar er zou in 2020 wel 6.000 MW op de Noordzee moeten staan. Dit alles om de EU-doelstelling te kunnen halen van 20 procent duurzame energie in 2020.” Betekent deze intentieverklaring dat de overheid op de juiste weg is? Hirdes schudt zijn hoofd. “Het klinkt veelbelovend, maar feit is dat de regering op het gebied van windenergie niet verder durft te kijken dan twee à drie jaar. Dat is
een geldkwestie, maar om onze positie op het gebied van windenergie te verbeteren is een consequent lange termijnbeleid nodig. Voor de aanleg van wegen kijkt men bijvoorbeeld wél ruim tien jaar vooruit.” Hirdes signaleert een fundamenteel verschil in denkwijze tussen de verschillende Europese overheden. “In andere landen wordt wind energie beschouwd als een nieuwe economische bedrijfssector die wordt gekoesterd en gestimuleerd. Daar kunnen wij veel van leren. De regering moet nu zorgen voor stabiliteit, zodat het bedrijfsleven actie kan ondernemen. Ze moet snel knopen doorhakken en langjarig beleid ontwikkelen. Tot slot ligt er een taak voor het bedrijfsleven om mede draagvlak te creëren voor windenergie op land.” Toekomstscenario’s Wat nu als de overheid, bijvoorbeeld als gevolg van de volgende verkiezingsuitslag, geen vuist kan maken met een duurzaam wind-
energiebeleid? “De Nederlandse windenergie is op een dieptepunt beland”, zegt Boerkamp. “Als er niet snel iets verandert, zal dat in 2020 resulteren in hoge energieprijzen en afhankelijkheid van energieaanvoer uit Oost-Europa vanwege de nog altijd stijgende energiebehoefte. In dit doemscenario kan Nederland niet voldoen aan de norm voor duurzame energie en verliest ons land aan concurrentiekracht.” Hirdes moet er niet aan denken dat een volgend kabinet besluiteloos blijft of – erger nog – zou kiezen voor kernenergie. “Dat is de nekslag voor windenergie op zee en brengt veel projecten voor windenergie op land ernstig in gevaar.” Boerkamp en Hirdes gaan zelf liever uit van de optimistische toekomstvariant. “Als vanaf vandaag het nationale belang voorop komt te staan, redden we het misschien nog”, denkt Boerkamp. “Dan moet wel snel een draai worden gegeven aan de tariefstelling, door in de SDE-regeling rekening te houden met gebieden waar het minder hard waait dan aan de kust. Ook moeten vergunningsprocedures worden versneld. Particulieren zijn massaal bereid te investeren in duurzame energie. Het is tijd dat de overheid dit voorbeeld gaat volgen om niet over dertig jaar te hoeven zeggen: ‘Hoe hebben we ooit zo stom kunnen zijn.’ We hebben het geld en de middelen, nu nog de daadkracht. Als het om een gasbel ging met dezelfde potentie hadden we er allang bovenop gezeten.” • Meer informatie www.nwea.nl www.vestas.com www.verdermetwind.nl
newton 20
Green New Deal: wondermiddel of mythe?
Verenigde Staten: Obama trekt de komende twee jaar zo’n 100 miljard dollar uit voor energie- en klimaatmaatregelen die
De crisis bestrijden, het klimaatprobleem aanpakken en de olie-
bij elkaar twee miljoen nieuwe banen moeten
afhankelijkheid verminderen door te investeren in groene maat-
scheppen.
regelen. Een mes dat aan drie kanten snijdt. Het lijkt te mooi om waar te zijn. Toch geloven de groten der aarden in de Green New Deal. Volgens Barack Obama, Bam Ki-Moon en Al Gore kan deze groene variant van Roosevelt’s New Deal uit de jaren dertig van de vorige eeuw de grote problemen van deze tijd oplossen.
Toegegeven, de term bekt goed. Maar wat houdt de Green New Deal precies in? En wat moeten we ervan verwachten? Journalist en schrijver Thomas Friedman liet de catchphrase voor het eerst vallen in zijn wekelijkse column voor de New York Times in januari 2007, aan de vooravond van de kredietcrisis. Als we klimaatverandering willen aanpakken en willen afkicken van onze olieverslaving moeten we alle mogelijke duurzame energietechnieken ontwikkelen, omschreef Friedman zijn idee. In de zomer die volgde kreeg de klimaatcrisis gezelschap van de kredietcrisis. Lehman Brothers viel om en de economie klapte in elkaar. De olieprijs zakte in noodtempo van 150 naar 50 dollar. Resultaat: investeringen in duurzaamheid werden on hold gezet en het doorvoeren van milieubeschermende en energiebesparende regels voor bedrijven werd ongepast geacht. De klimaatproblematiek dreigde, kortom, van de agenda te verdwijnen. Totdat overheden wereldwijd Keynesiaanse stimuleringsprogramma’s gingen voorbereiden. ‘Investeer in duurzaamheid’, schreeuwde de klimaatlobby op de opiniepagina’s. De
ontwikkeling van duurzame energiebronnen, innovatieve eco-technologie, energiezuinig transport en het isoleren van huizen en kan toren zouden niet alleen het klimaatprobleem bestrijden, maar ook miljoenen ‘groene’ banen opleveren en de economie uit het slop trekken. “Bovendien,” zei oud-staatssecretaris Willem Vermeend enthousiast, “als we er vroeg bij zijn, hebben we met onze innovaties geweldige groene exportproducten in handen.” De fanatieke betogen vonden deels navolging. Wereldwijd vormen investeringen in duurzame projecten nu een onderdeel van de economische herstelprogramma’s (zie kaders). Toch lijkt van een Green New Deal vooralsnog geen sprake. Groene meetlat In het rapport How climate friendly are the economic recovery packages? leggen energieadviesbureau Ecofys en de Duitse nietgouvernementele organisatie Germanwatch een aantal crisispakketten langs de groene meetlat. Het aandeel van de klimaatvriendelijke investeringen in de pakketten is onvoldoende om te voorkomen dat temperaturen wereldwijd
newton 21
Wie doet wat?
Europa: De EU-landen trekken samen 200 miljard euro uit om de economie te stimuleren.
China:
Japan:
Een derde wordt besteed aan duurzame
Een derde van het Chinese herstelbudget van 580 miljard
Tokyo geeft miljarden
investeringen, zoals de promotie van
dollar is gereserveerd voor groene maatregelen. Zo
uit aan het stimuleren
de aanschaf van energiezuinige auto’s,
hoeven bedrijven die projecten starten om energie en/of
van de ontwikkeling
het stimuleren van de installatie
water te besparen of het milieu anderszins beschermen
van energiebesparende
van zonnepanelen, het isoleren van
de eerste drie jaar geen belasting te betalen en krijgen ze
technologieën en
huizen en kantoren en het promoten
de drie jaar daarop een belastingvoordeel van 50 procent.
producten. De Japanners
van treinvervoer. Bedrijven in Ierland
willen ruim een miljoen
worden aangemoedigd om snel energie-
banen creëren in de
efficiënte investeringen te doen: ze
groene sector.
mogen deze investeringen in één jaar volledig afschrijven.
Australië Op 1 juli 2009 is het Green Car Innovation Fund gestart. De komende tien jaar wordt 740 miljoen euro uitgetrokken voor het ontwerp, de ontwikkeling en de productie van energie-efficiënte auto’s met een lage uitstoot. 1,9 miljard euro wordt besteed om de auto-industrie soepel te laten overschakelen. Verder wordt 51 miljoen euro geïnvesteerd in een fonds voor duurzaam bouwen.
met twee graden stijgen, constateren de opstellers van het rapport. Om dat te bereiken zou er meer geld sneller beschikbaar moeten komen. Ook zou minstens de helft van de totale investeringen om de economie aan te jagen naar duurzaamheid moeten gaan. In sommigen landen wordt het positieve effect van groene investeringen teniet gedaan door investeringen in vervuilende industrieën, aldus het rapport. In Italië bijvoorbeeld wordt enerzijds geïnvesteerd in energiezuinige gebouwen en openbaar vervoer, terwijl anderzijds ook meer wegen worden aangelegd. Daarmee schiet het klimaat uiteindelijk niets op. Daarnaast focussen de meeste landen zich slechts op een paar sectoren, voornamelijk op energie-efficiënt bouwen en energiezuinige auto’s. Minstens even belangrijke investeringen in andere sectoren, zoals renewables, worden over het hoofd gezien. De conclusie is duidelijk: “We missen de kans op een groen herstel.” De Nederlandse crisisbestrijdingsmaatregelen worden niet geanalyseerd in het rapport, maar Stichting Natuur en Milieu deed dat wel. Natuur en Milieu noemt het crisispakket van de
Nederland regering ‘halfslachtig’. De stichting juicht het extra geld voor windparken toe, maar betreurt de afschaffing van de vliegtax. “Zo wordt de klimaatwinst weer opgeheven”,
“Overheidsmaatregelen zijn vooral gericht op het overeind houden van de financiële sector” aldus directeur Mirjam de Rijk. De milieu organisatie mist verder investeringen in openbaar vervoer en de invoering van een groen BTW-tarief voor milieuvriendelijke goederen en diensten. “Een gemiste kans”, luidt ook hier de conclusie. Wondermiddel? Dat duurzaamheid niet centraal staat in de crisisbestrijdingsaanpak van veel landen vindt niet iedereen een probleem. Frank den Butter, hoogleraar economie aan de Amsterdamse >>
newton 22
Kredietcrisis leidt tot on hold zetten van investeringen in duurzaamheid
Vrije Universiteit, vindt het logisch dat de overheidsmaatregelen vooral zijn gericht op het overeind houden van de financiële sector en niet op het milieu. “We moeten er allereerst voor zorgen dat het vertrouwen van de banken in elkaar terugkomt. Daar ligt ten slotte de oorzaak van de huidige recessie.” Hoewel hij naar eigen zeggen een sterk voorstander is van de verduurzaming van de economie gelooft Den Butter niet in de belofte van de Green New Deal. Over de huidige overheidsinvesteringen in duurzaamheid is Den Butter minder enthousiast. Zowel het tijdstip als de motivatie vindt de hoogleraar niet overtuigend. “Conjunctuurbeleid en structuurbeleid dienen verschillende doelstellingen. Conjunctuur beleid is tijdelijk, terwijl milieubeleid juist een structureel karakter moet hebben. Om de energievoorziening te verduurzamen moeten we daar langdurig in investeren.Vooral in goede tijden moet daarvoor bereidheid bestaan.” Den Butter vindt het bovendien onverstandig om overhaast te handelen nu allerlei lobbygroepen daar om schreeuwen. “De één pleit voor windenergie, de ander voor zonnepanelen en weer een ander voor kernenergie. De overheid moet niet voorbarig voor één van deze vormen kiezen. Ik pleit voor milieubelasting en gespreide overheidsuitgaven op basis van een integraal plan en in samenspraak met de grote energieleveranciers.” Ook Catrinus Jepma, hoogleraar energie en duurzaamheid aan de Rijksuniversiteit Groningen, gelooft niet in het wondermiddel dat Green New Deal heet. “De stimulerings pakketten zijn over het algemeen te traag om de gewenste vergroening te kunnen versnellen. Bovendien, als je denkt dat de korte termijn stimulering de gewenste vergroening zou kunnen versnellen misken je dat de groene omslag een complex en langdurig proces is dat al jarenlang gaande is.” Dat wil
volgens Jepma overigens niet zeggen dat de groene investeringen in de crisispakketten het milieu geen dienst bewijzen. “Dat ook nu het milieu weer deels prioriteit krijgt, bevestigt dat overheden er steeds meer belang aan toekennen.” •
Meer informatie Thomas L. Friedman (2008). Hot, Flat and Crowded. Ernst and Young (2009). Worldwide Fiscal Stimulus. Tax policy plays a major role. Ecofys/Germanwatch (2009). How climate friendly are the economic recovery packages?
In Perspectief
newton 23
©
Joep Bertrams
newton 24
De Sustainer:
Kringen in de Afrikaanse vijver Met zijn afmetingen van 6 bij 2.4 meter past hij soepel in een standaard twintig voet container. Ondanks dat geringe formaat produceert hij naar keuze een overvloed aan spijsolie, biodiesel, zonneof windenergie. Maak kennis met de Sustainer!
Door Afrika gebeten, zoals liefhebbers van het zwarte continent het graag zeggen, wil ingenieur Jan Hein Hoitsma zichzelf niet noemen. Hij komt er wel graag. Voor hij vijf jaar geleden met jachtenbouwer Peter van Zwol Solarix Biodiesel Professionals opzette, woonde hij een tijd in Zuid-Afrika. Sinds het bedrijf haar eerste biodieselinstallatie in Kenia bouwde, gaat hij ook daar met plezier naar toe. Gezien het succes van de Sustainer zullen ongetwijfeld nog vele landen volgen. Solarix ontwerpt, bouwt en levert onder andere kleinschalige installaties voor de productie van duurzame energie in het algemeen, en biodiesel in het bijzonder. In 2006 riep een Amerikaanse ngo hun hulp in voor een project bij Mount Kenia, zo’n driehonderd kilometer noordelijk van Nairobi. In het gebied groeien talloze oliehoudende zaden en noten als croton, cape chestnut, castor, raapzaad en neem, waar de locale bevolking zeep van maakte. Vanuit economisch oogpunt helaas een mislukking, omdat zeep uit China ook voor Kenianen goedkoper is dan eigen productie. Biodiesel maken leek een stuk lucratiever. Solarix geloofde in het pro-
ject en bouwde tegen kostprijs een biodiesel installatie. Een installatie-plus, want hij maakt meer dan alleen brandstof voor motoren. Opwekking ter plekke Spijsolie bijvoorbeeld. Omdat Kenianen houden van gefrituurd voedsel, vond de olie meteen gretig aftrek. De biodiesel werd verkocht aan taxibusjes. Doppen en schillen waren prima kookbrandstof, en de koek die na het persen overbleef bleek perfect, eiwitrijk dierenvoedsel. Het effect was dat van de spreekwoordelijke steen in de vijver. Opeens konden mensen geld verdienen door in het oerwoud noten, zaden en kastanjes te verzamelen. Spontaan ontstonden boomkwekerijtjes, en werden talloze bomen met oliehoudende zaden geplant in het bos en in particuliere tuinen. Het succes op Mount Kenia genereerde bezoek uit heel Afrika. Veel mensen, zeker in rurale gebieden met weinig economische activiteit, wilden ook zoiets. Hun probleem was alleen dat in die afgelegen gebieden amper elektriciteit is, en ze dus geen stroom hadden om de installatie te laten draaien. De oplossing zou opwekking ter plekke zijn. Uitgaande van die wens ontwikkelde Solarix de biodieselinstallatie verder door. Het resultaat is de Sustainer. Een compacte machine die behalve spijsolie, biodiesel en oliekoek ook energie genereert. Op het apparaat staan vier windmolens met een zo uitgekiende bolvorm, dat ze zelfs bij een licht briesje al werken. 25 m2 zonnepanelen halen met redelijk gemak 2500 kWh per jaar. De energie is op te slaan in een accu, en een 25 kVA (kiloVoltAmpère) generator op biodiesel levert stroom op
newton 25
Sustainer
oduction of Sustainable Energy, uel and Food y Solarix
momenten dat windmolens en zonne-energie verstek laten gaan. De installatie is in twaalf uur volledig te monteren en direct operabel. Eén peertje De steen in een vijver werking krijgt zo nog veel meer kringen. Want met stroom krijgt een gemeenschap de kans zich te ontwikkelen. Jan Hein Hoitsma: “In Afrika is het vroeg donker. De nacht valt abrupt en duurt lang. Al door één peertje in huis verandert het hele leven. Mensen kunnen huiswerk maken, een boek lezen, uiteindelijk zelfs op internet. Licht brengt sociale ontwikkeling.” Solarix werkt samen met Tendris, dat een lampje heeft ontwikkeld van een paar Watt en bij de Sustainer kan worden opgeladen. De Sustainer is begin juni gelanceerd in Afrika. In Tanzania werkt Solarix nu aan de plaatsing van drie machines, die 5.000 huishoudens van stroom zullen voorzien. Opnieuw regent het reacties en aanvragen. Solarix werkt de constructie van een leasebedrijf uit en onder
handelt met banken over financiering. Potentiële klanten zijn er genoeg: ngo’s, gemeenten, safari-organisaties, boerencoöperaties. Hoitsma: “Kopers krijgen een korte opleiding in bediening en onderhoud. Alle onderdelen zijn in Afrika te koop. Het mooie is dat je locale producten gebruikt die je met meerwaarde terugbrengt in de gemeenschap, en dat het verdiende geld daar blijft in plaats van te verdwijnen naar een buitenlandse multinational. Bovendien is de installatie waardevast. Als het systeem ergens onverhoopt toch niet aanslaat, pak je hem op en zet hem ergens anders neer.” Biobrandstof en voedsel Als biodieselspecialisten kijken ze bij Solarix met lede ogen naar de berichtgeving over het gebruik van voedsel als brandstof. Hoitsma: “Je kunt niet alle biobrandstof over één kam scheren. Bij het gebruik van graan en maïs voor de productie van ethanol kun je terecht vraagtekens stellen, maar biodiesel draagt juist bij aan de voedselvoorziening. Koolzaad bijvoorbeeld is een rotatiegewas, dat je maar één keer in de
vier jaar kunt oogsten. Dan doe je automatisch aan vruchtwisseling. Bovendien heeft de plant een twee meter lange penwortel, die lucht in de grond brengt. Alleen het zaad wordt geoogst. De overige plantendelen worden ondergeploegd en dragen daardoor bij aan bodemverbetering. In Afrika maken we forest oils, van zaden die in het bos te vinden zijn. Die bomen en struiken zijn vrij ongevoelig voor droogte en bieden schaduw aan meer waterbehoevende gewassen. Door intercropping, voedselteelt en olieteelt naast elkaar, verrijk je het land ook. Met het gebruik van granen en maïs voor ethanol moet je voorzichtig zijn, en desondanks verder gaan met onderzoek om te komen tot een tweede generatie biobrandstof. Misschien kun je wel granen met hogere opbrengst gebruiken. Je kunt niet in het algemeen zeggen: dit doen we niet. Je moet het doorontwikkelen, anders gebeurt er niets.” • Meer informatie www.solarix.eu
newton 26
Summaries
Supply-side crunch?
Turkmenistan: Silent superpower
Nuclear renaissance?
Peaking at almost USD 150 per barrel in summer 2008, oil prices soon plummeted; oil companies responded with an investment slowdown. Not a healthy development. The recession has hit and oil prices have been dragged down along with the sliding economy. Business is slow; consumers are spending less, commuting is down, and so on, and so on. Crude oil prices responded by dropping from the all-time high of around USD 147 per barrel in summer 20008, to some USD 35 dollar at year’s end – often below cost. The oil companies lost no time in responding to the price collapse, and in November 2008 several announced investment cuts. Corporations including Saudi Aramco, Gazprom and Petrobras listed postponed and halted projects where costs were running out of proportion. All in all, the International Energy Authority foresees a 21 percent downturn in oil and gas production (that adds up to USD 100 billion down on last year). Worst hit will be oil sand projects in Canada, although there are signs of economic recovery, and oil is getting more popular by the minute! Bear in mind that producers can barely keep pace with the demand-side: So, what happens if this exceeds the production ceiling? Hopefully the experts will come up with an answer. •
Like its powerful neighbours Russia and Iran, Turkmenistan boasts mega gas reserves. But any illusion that this oil has brought prosperity is false and the country remains strongly depending on the Kremlin (despite independence from Russia in 1991). Recent history is mirrored in the capital city, Ashgabat. A devastating earthquake in 1948 was followed by rebuilding on the Stalinist model, with neighbourhoods resembling massive barrack blocks. Now, more than ever Turkmenistan depends on gas reserves but nobody actually knows how much of these riches hide in the earth. In 2008 the authoritative BP Statistical Overview put the figure at 7,490 billion cubic metres – or an awesome 4.3 percent of proven reserves worldwide. It’s hardly surprising that the authorities closely monitor developments in the oil and gas scene. Meanwhile, although much of the territory comprises sun baked desert, solar energy generation is unknown and the Turkmen confront a daunting dilemma. With all that gas they could be supplying many more national customers than Russia’s Gazprom alone (currently the biggest buyer). To this end Turkmenistan seeks to stand on its own in the international arena, without upsetting its neighbour. This won’t be easy given Russian dominance as major investor and management presence. •
Dutch utility provider Delta plans a new nuclear power plant near Borssele, in the South-West of the country. But does this herald nuclear comeback time? Hope and fears are certainly pitched high – but maybe unnecessarily. The pro-nuclear lobby point to cost benefits, supply safeguards and absence of CO2 emissions. Especially a comparison between nuclear, wind and solar energy shows us a much higher benefit (for lower costs) for nuclear energy. Meanwhile, the ‘antis’ focus on the intrinsic hazards of nuclear power plants – and the nagging issue of waste disposal – plus the fact that Holland will have more than enough electricity generating plants by 2020. In fact this is not yet an issue, and for the time being Holland has to import 15 percent of its electricity needs. In his book Physics for future presidents physicist Richard A. Muller puts our concerns around nuclear power and radio-activity on a par with ‘fear of witches, germs, communists and creepy monsters under the bed’. Unseen, odourless, intangible – but perceived as deadly. These phobia and often highly unrealistic doom and gloom scenarios erode any attempt at an open debate on nuclear energy. Muller puts them in scientific – physical – perspective. •
newton 27
Troubled oil on water
Wind-power: Denmark - Netherlands 1:0
Green New Deal: magic or mirage?
Early May this year the coast opposite Rotterdam was jammed with 50 oil tankers. Just bobbing around aimlessly, meanwhile the oil storage tanks in the port were brimming over. Apparently everyone was stockpiling oil like there was no tomorrow. Steep price dips in the second half of 2008 had tempted not a few traders to buy low and store with an eye to selling higher. In any event investors and traders did not seem willing to accept a loss and the costly oil just floated around waiting for happy days to come again. According to tanker leasing operation Frontline, by mid-January 25 oil tankers had been chartered to traders and banks worldwide. That represents 80 million barrels; almost enough to keep the world supplied for one whole day. Frontline actually put the number of floating barrels at the end of April at 100 million. Terminal operator Vopak estimates capacity at around 95 percent although there has been a visible reduction since late June. A number of leading market parties had pulled back or yielded positions. The trading houses followed in June with sales of millions of barrels at almost double the December 2008 price. Of the 100 million barrels still bobbing around on the North Sea by late April some 70 million were left in early July. The decline is ongoing to date. •
An impressive 21 percent of Denmark’s overall electricity needs are met by wind-power. In Holland the figure is a mere 3.5 percent. So much for our trend setting credentials! The Danes have over 5,000 wind turbines in position on land and in the sea, good for approx. 21 percent of overall electricity needs. The wind-power community posts annual revenues of 5 billion euro, employees over 21,000 people and controls some 30 percent of the global market. There are good reasons why ‘wind’ has taken off with the Danes but not the Dutch. For a start the authorities in The Hague have failed to get behind the domestic industry and there is no meaningful domestic home market. This makes wind a dubious investment prospect. The coalition government that came to power in 2007 had the stated aim of doubling wind-generated electricity to 4,000 awarded megawatts by 2011. The target for turbines in the North Sea was slightly lower at 6,000 megawatts in 2020. So far so good, but government aims for wind power only look two or three years ahead. Meanwhile, to make real advances in wind power there has to be a consistent long range strategy. The alternative is bad news for Dutch aims and industry, and no opposition for more competitive countries. •
Like Franklin Delano Roosevelt’s inspirational campaign to break the great depression back in the 1930s, the ‘Green New Deal has its share of fans and critics. Can sustainable investment programmes indeed tame climate issues and tackle oil addiction? Thomas L. Friedman’s Hot, Flat, and Crowded (2008) seems to believe it will – if we steam full speed ahead with relevant technology. But events rarely stand alone and summer added a fresh, economic angle. Faced with two, complementary meltdown scenarios, the focus was shifting to the immediate, money side. Happily, world governments rediscovered another 1930’s economist, John Maynard Keynes – the guru of spending one’s way out of trouble. In his report, former Dutch minister Willem Vermeend was lyrical: ‘As well as combating global warming, developing sustainable energy sources, innovative eco-technology, energy-efficient logistics, and insulation for homes and workplaces would also generate new, green jobs’. Meanwhile, Ecofys energy consultancy and NGO Germanwatch have been busily auditing a number of crisis packages. Apparently – so they say – relevant investment is too low to halt 2 degrees of global warming: more money faster is the massage. To sustain energy supplies we must do longterm investments. And, at least half of all economic investment must be aimed at pushing for sustainability. •