Nederlandse samenvatting Tegenwoordig benadrukken toonaangevende economen het belang van kredietinstrumenten die toegankelijk zijn voor brede lagen van de bevolking. De Peruviaan Hernando De Soto hamert daarbij op het belang van een institutioneel raamwerk dat het afsluiten van hypotheken mogelijk maakt. Om aan te geven waar het daarbij in veel Derde Wereldlanden misgaat, zet hij deze af tegen de Verenigde Staten, waar in de negentiende eeuw al een institutioneel raamwerk werd gecreëerd dat brede lagen van de bevolking de mogelijkheid bood hypotheken af te sluiten. Daarbij was een belangrijke taak voor de overheid weggelegd, die door regulering en registratie van eigendomsrechten op onroerend goed de kredietwaardigheid van grondeigenaren vergrootte. De Soto meent dat Amerikanen daardoor gemakkelijk geld konden lenen om vervolgens in de economie te investeren, en economische groei aan te zwengelen. Dit argument lijkt aan kracht te winnen als het op West Europa worden toegepast. Hier ging de eerste fase van economische groei, in de Late Middeleeuwen (1300-1550), al gepaard met de opkomst van kapitaalmarkten die zowel de publieke als private sector de mogelijkheid bood grote sommen geld te lenen op hypotheek. In deze studie staat de opkomst van deze kapitaalmarkten in het graafschap Holland centraal. Daarbij worden kapitaalmarkten vooral als abstracte institutionele raamwerken gezien, die de kredietwaardigheid van debiteuren vergroten door de risico’s die crediteuren lopen te minimaliseren en onkosten te beperken. Deze zienswijze is ontleend aan de Nieuwe Institutionele Economie, een wetenschappelijke school die betoogt dat het vooral de structuur van de markt is, en de daaruit voortvloeiende transactiekosten, die bepalend is voor economische groei. De markt is dus geen neutraal element, maar een institutie met een grote invloed op de risico’s, mogelijkheden en kosten van economisch verkeer. Vooral de kapitaalmarkt is afhankelijk van marktstructuren die het risico en de potentiële onkosten van de crediteur beperken. Omdat deze structuren worden gecreëerd en onderhouden door publieke en private organisaties, hebben politieke en sociale structuren een grote invloed op de vorming van marktstructuren en economische ontwikkeling.
192
In het laatmiddeleeuwse graafschap Holland kwamen kapitaalmarkten op die toegankelijk waren voor de staat, allerlei publieke en private instellingen, en brede groepen van de bevolking. Zij maakten de accumulatie van kapitaal mogelijk, boden investeerders de kans hun spaargeld te beleggen en gaven een impuls aan de geldeconomie, en droegen zo bij aan de opbloei van de Hollandse economie vanaf de veertiende eeuw. Drie elementen staan centraal in deze studie: de structuur van de kapitaalmarkt, de politieke en sociale context waarbinnen deze gecreëerd werd, en het functioneren van de markt. Aangezien transacties op de kapitaalmarkt behoren tot de meest gecompliceerde in het economisch verkeer is het geen wonder dat deze in de late middeleeuwen gefaciliteerd werden door de langzaam ontluikende staat, die ondanks tegenstand van edellieden en clerici, in de late middeleeuwen een monopolie op het gebied van rechtspraak, wetgeving en ordehandhaving wist te verwerven. Grafelijke ambtenaren werden met autoriteit bekleed en vormden een serieus overheidsapparaat; vooral schouten dienden intensief samen te werken met lokale gemeenschappen om het hoofd boven water te houden. Op lokaal niveau werd staatsvorming duidelijk beïnvloed van bovenaf, door het overheidsapparaat, en van onderop, door de onderdanen. Dit overheidsapparaat vormde het fundament van de kapitaalmarkt: publieke hoven boden onderdanen de mogelijkheid civiele geschillen aan te kaarten, die behandeld werden onder toezicht van de onafhankelijke schout. Over uitspraken kon men altijd in beroep gaan bij beroepshoven. De lokale autoriteitsfiguren opereerden als onafhankelijke elementen; indien dit niet het geval was, konden zij aangeklaagd worden. Hoewel corruptie welig tierde en de rechtsgang voor sommigen eenvoudigweg te duur was, bood dit overheidsapparaat onderdanen voldoende handgrepen om de in beginsel riskante transacties op de kapitaalmarkt uit te voeren. De wetenschap dat er voldoende mogelijkheden waren een civielrechtelijk geschil aan te spannen bij publieke hoven, eventueel in hoger beroep te gaan, of met assistentie van de schout beslag te leggen op het goed of de persoon van een wanbetaler, bracht velen ertoe lijfrenten en losrenten te verhandelen.
193
Hoewel de overheid erin slaagde een vrijwel uniforme staatsinrichting te creëren, bleek een actieve economische politiek met betrekking tot de kapitaalmarkt vaak te hoog gegrepen. De precieze structuren voor de kapitaalmarkt verschilden van plaats tot plaats en droegen vaak slechts een zwakke grafelijke signatuur. Pas in de zestiende eeuw slaagden de keizers Karel V en Filips II erin hun economische politiek tot in de steden en dorpen door te voeren en wetgeving te homogeniseren, overigens zonder de bestaande structuren wezenlijk te veranderen. De staat leverde niet alleen de juridische structuur die het fundament van de kapitaalmarkt was, zij was eveneens een grote afnemer van renten. Vanaf de dertiende eeuw participeerden de graven van Holland in kapitaalmarkten in de Lage Landen, soms op eigen kracht, maar veel vaker met behulp van de publieke sector. Individuele steden verkochten renten in de Zuidelijke Lage Landen en hypothekeerden daartoe het publieke lichaam van de stad. Al in de dertiende eeuw gingen Hollandse en Zeeuwse steden daarbij samenwerkingsverbanden aan. Vooral in de vijftiende eeuw groeide de publieke schuld explosief: steden – zowel individueel als opererend in collectieven – , dorpen en uiteindelijk zelfs de Staten van Holland verkochten renten. Daarbij werden in een vroeg stadium al de instrumenten gebruikt die de Amerikaanse historicus James Tracy ziet als de typische kenmerken van de zestiende-eeuwse ‘financiële revolutie’: collectieve verantwoordelijkheid voor de betaling van renten, de toewijzing van grafelijke belastingen als onderpand en een bovenlokale organisatie van publieke schuld. Het revolutionaire karakter van de ontwikkelingen in de zestiende eeuw dient daarom afgewezen te worden: wat er werkelijk gebeurde was een brede toepassing van financieringstechnieken die al in de late middeleeuwen tot volle wasdom waren gekomen . De publieke sector creëerde de markstructuren die nodig waren om renten te kunnen verkopen. Een raamwerk dat het opstellen en de rechtskracht van contracten regelde vormde een belangrijke pijler van de kapitaalmarkt, zowel voor publieke instellingen als private personen. Het represaillerecht voorzag renteniers van de mogelijkheid een willekeurig lid van een publiek lichaam verantwoordelijk te houden voor publieke schuld en middels beslaglegging of gevangenneming compensatie te
194
verwerven voor achterstallige betalingen. Hoewel dit principe bij tijd en wijle een zware wissel trok op het economisch verkeer, was het verreweg het belangrijkste middel dat renteniers rechtszekerheid verschafte. Ook de straffen van het canonieke recht werden wel gebruikt om publieke lichamen tot betaling te dwingen. Tenslotte vereiste publieke schuld een organisatie bestaande uit tussenpersonen die zowel de verkoop als uitkering van renten faciliteerde. Cruciaal voor de kapitaalmarkt was vooral of de publieke sector erin zou slagen om de marktstructuren ook in tijden van tegenspoed ongemoeid te laten. Wanbetaling bracht renteniers ertoe het repressaillerecht toe te passen en dit kon het hele economisch verkeer platleggen. Geen wonder dat de publieke sector in geval van financiële problemen aanklopte bij de landsheer met verzoeken om uitstel van betaling. Vooral aan het einde van de vijftiende eeuw was dit een beproefd middel, dat misschien wel verlichting bracht, maar op lange termijn de kredietwaardigheid van de betrokken publieke lichamen schaadde. Over het algemeen zat het met die kredietwaardigheid wel goed: een toenemend aantal publieke lichamen verkocht renten, aanvankelijk vooral de grote steden, aan het begin van de vijftiende eeuw ook kleinere steden, en aan het einde van de eeuw zelfs een groot aantal dorpen. Aanvankelijk werden deze renten vooral verkocht in de rijke stedelijke centra in de Zuidelijke Lage Landen, maar vanaf het einde van de veertiende eeuw vonden publieke lichamen ook kopers in het Noorden en in Holland zelf – zowel in de steden als op het platteland. De toenemende geografische spreiding van de publieke schuld – zowel aan de kant van de verkopers als die van de kopers – bewijst dat de structuur van de kapitaalmarkt in de late middeleeuwen al een hoog niveau bereikte. Omdat private instellingen en personen renten hypothekeerden op onroerend goed, waren zij deels afhankelijk van andere marktstructuren dan die van de publieke schuld. Ook deze werden aangeboden door de publieke sector, die beschikte over een ‘virtueel monopolie’ op de vrijwillige rechtspraak, doordat zij degenen die transacties door het lokale bestuur lieten ratificeren een optimale rechtszekerheid boden. Contracten geratificeerd door edellieden, clerici of notarissen boden daarentegen een relatief lage rechtszekerheid, met als gevolg dat vrijwel alle transacties op de kapitaalmarkt werden
195
geratificeerd door het publieke lichaam van de plaats waar het gehypothekeerde goed gelegen was. Dit monopolie bood de publieke sector de mogelijkheid de kapitaalmarkt scherp in de gaten te houden, een indruk te krijgen van het belastbare vermogen van onderdanen, en zo belastingontduiking te voorkomen. Ook maakte zij van de gelegenheid gebruik economische politiek uit te voeren: zij sloot bepaalde groepen uit van economisch verkeer, voorkwam het doorverkopen van renten, en weigerde transacties met woekerrente te ratificeren. Tegelijkertijd trad de publieke sector op tegen fraude en verkleinde zo de transactiekosten van participanten op de kapitaalmarkt. Daarnaast bood de publieke sector optimale vormen van registratie in schepenbrieven en heemraadsbrieven. Dit waren contracten die ingebed waren in een helder juridisch raamwerk dat meestal op schrift was gesteld. Deze contracten waren ook nauw verbonden met instituties die rentekopers mogelijkheden boden het probleem van asymmetrische informatie het hoofd te bieden. Publieke hoven beschikten ook over informatie over de juridische status van het onderpand en konden de rentekopers een indruk geven van de kredietwaardigheid van renteverkopers. Bovendien bood ratificatie door de publieke sector renteniers de exclusieve mogelijkheid gebruik te maken van de parate executie, een snelle en goedkope vorm van beslaglegging op het verhypothekeerde onderpand. Ook de private kapitaalmarkt kende een explosieve groei in de late middeleeuwen. Complexe transacties, waarbij renten aan derden werden geschonken of doorverkocht, kwamen in de veertiende eeuw al veelvuldig voor, en geven aan dat renten niet langer gezien werden als een overeenkomst tussen twee personen, maar als abstracte en liquide investeringen. En hoewel de kwantitatieve toename van de transacties op de kapitaalmarkt lastig te bepalen is, kunnen we er vanuit gaan dat onroerend goed over het algemeen met renten belast was. Bronnen betreffende Edam en omstreken laten bovendien zien dat de niet alleen de meest vermogenden op de kapitaalmarkt actief waren; normatieve bronnen van elders in Holland lijken eveneens te wijzen op zorgen betreffende de hoge vlucht die de kapitaalmarkt nam en de gevolgen daarvan voor de zwakkeren in de samenleving. Dat de markt beter ging functioneren en de
196
transactiekosten daalden, bewijst de forse daling van de rentevoet, van 10% naar 6,25% tussen 1350 en 1450. De marktstructuren die in het laat middeleeuwse Holland gecreëerd werden, stelden de publieke en private sector in staat kapitaal te accumuleren door de verkoop van renten. De private kapitaalmarkt lijkt destijds al beter gefunctioneerd te hebben dan de gemankeerde kapitaalmarkten in de hedendaagse Derde Wereld. In Holland was het de publieke sector die deze transacties faciliteerde; tegelijkertijd wist zij met behulp van publieke kapitaalmarkten haar eigen positie te versterken. Enkele factoren die bijdroegen aan de creatie van de structuren van de kapitaalmarkt lijken in Holland in sterke mate vertegenwoordigd te zijn. Het graafschap was een proto-territoriale staat met een geringe invloed van adel en geestelijkheid; ondanks een hoge urbanisatiegraad bleef de invloed van de steden beperkt. Het gevolg was een homogene en evenwichtige maatschappij-inrichting zonder overlappende jurisdicties, of mogelijkheden door extra-economische maatregelen de kapitaalmarkt aan taxatie onderhevig te maken. De sterke publieke sector kanaliseerde de lokale politiek en maakte de vorming van goed functionerende marktstructuren mogelijk, zowel in de steden als op het platteland. Deze structuren bleven vrijwel ongemoeid in de zestiende en zeventiende eeuw, en werden in het Romeins-Hollands Recht opgenomen. De opkomst van de publieke schuld bood de publieke sector een sterke positie in onderhandelingen met de landsheer. Het bood vooral de Staten mogelijkheden tot politieke emancipatie, en maakte de publieke sector als geheel sterker. Tegelijkertijd dwong het de steden marktstructuren te creëren die zowel de publieke als private kapitaalmarkt verbeterden. De eerste aanzetten hiertoe werden al in de dertiende eeuw gezet: staatsvorming, opkomst van private en publieke kapitaalmarkten en emancipatie van de Staten waren nauw verbonden in een eeuwenlang voortschrijdend proces dat uiteindelijk uitmondde in de burgerlijke samenleving onder de Republiek.
197