Nederlandse samenvatting In Benin worden de Fulbe beschouwd als herdersvolk aangezien veehouderij hun belangrijkste activiteit is en de basis vormt van hun levensonderhoud. Het vee maakt gebruik van natuurlijke weidegronden. De verbondenheid van de Fulbe met vee wordt veelal gezien als een kenmerk van hun identiteit, die nog altijd een rol speelt onder zowel de Fulbe nomaden als de Fulbe die in de stad wonen. Oorspronkelijk komen de Fulbe uit de omringende landen zoals Niger, Nigeria en Burkina Faso. Rond de 18e eeuw zijn ze vanuit het noorden Benin binnengekomen. Er zijn twee redenen te noemen voor deze migratiestroom. Ten eerste zochten ze werk als herder bij de Bariba boeren, die meestal in bezit van vee waren. In ruil kregen de Fulbe herders een aantal stuks vee, waarmee zij langzaam een eigen kudde opbouwden. De relatie tussen de gemeenschappen, die gebaseerd was op het toevertrouwen van vee, ontwikkelde zich onder meer tot economische en sociale verbanden. De vertrouwensrelatie zorgde voor meer orde en rust in het gebied dat onveilig was door de rivaliteit en regelmatige bloedige conflicten tussen de kleine koninkrijken welke kenmerkend waren tijdens de heerschappij van de Bariba Wassangaris in het noorden. Ondanks de hierboven genoemde relaties waren er wel regelmatig conflicten tussen de Bariba boeren en de Fulbe herders over het gebruik van natuurlijk kapitaal. De tweede reden voor de immigratie was dat de herders uit Niger en Nigeria tijdens hun seizoenstrek op zoek gingen naar nieuwe weidegebieden en natuurlijke waterbronnen vanwege de heersende droogte in hun oorspronkelijke woongebieden. De politiek van economische ontwikkeling die werd ingezet door de koloniale machthebbers in de 19e eeuw en werd voortgezet gedurende het postkoloniale tijdperk, heeft tot verregaande veranderingen geleid in de bestaanswijze van de Fulbe. Dit manifesteert zich door hun integratie in de markteconomie via commerciële landbouw en de verkoop van vee. Het toenemend belang van de verkoop van vee heeft tevens te maken met de droogtes tijdens de jaren ‘70 en ‘80. De deelname van de Fulbe aan de markteconomie heeft geleidelijk aan ook gezorgd voor hun migratie naar urbane gebieden waar ze allerlei activiteiten ondernemen. Voor de Fulbe zelf heeft het leven in de stad natuurlijk gezorgd voor veranderingen op verschillende gebieden. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de betekenis of de instandhouding van hun identiteit die onder andere tot uiting komt in hun omgangsvormen, de verbondenheid met vee en de wijze van interactie met andere groepen. Het betreft tevens de verhouding van de Fulbe met de natuurlijke omgeving waarvan de diversiteit in termen van mogelijkheden en beperkingen hen dwingt tot het doen van aanpassingen bij het beheren van hun kuddes. Wat betreft hun relatie met het politieke milieu worden de Fulbe algemeen beschouwd als een gemarginaliseerde groep en hun verhouding met de heersende macht is soms gespannen. Op de markt zijn de Fulbe zowel aanbieders van landbouw- en veeteeltproducten als koper van consumptiegoederen die zijzelf niet produceren. De deelname van de Fulbe aan de markteconomie heeft in toenemende mate gezorgd voor hun migratie naar stedelijke gebieden waar zij zich dienen aan te passen aan een nieuwe omgeving om te overleven. Behalve de aantrekkingskracht van de markt zijn het zoeken naar werk als gevolg van droogte en de behoefte om ook te profiteren van de goederen en diensten in de stad andere redenen voor de Fulbe om naar de stad trekken.
1
Op basis van deze ontwikkelingen kunnen we ons afvragen hoe de Fulbe erin slagen blijvend te voorzien in hun levensonderhoud en die te ontwikkelen in een, voor hen, ongewone omgeving. Om deze vraag te beantwoorden zijn drie steden in Benin geselecteerd om de bestaanswijze van de Fulbe die in de stad wonen te bestuderen. De zijn: Kandi, een kleine stad in het noorden van Benin; Parakou, een regionale hoofdstad in het centrum van het land; en als derde Cotonou, de economische hoofdstad in het zuiden. De keuze kan worden verklaard vanuit de overweging om overeenkomsten en verschillen op het gebied van de dynamiek van de bestaanswijze van de Fulbe aan te tonen. Het analytische kader van ‘livelihood’ wordt om verschillende redenen gebruikt voor de analyse. De livelihood-benadering is gericht op mensen en houdt zowel rekening met hun heterogeniteit als met hun interactie met aspecten op macroniveau. Dit toont het holistische karakter van de benadering aan om middels een noodzakelijke context-analyse de mogelijkheden en de belemmeringen te herkennen waarmee mensen worden geconfronteerd in het opbouwen van hun ‘livelihood’. Mensen blijven niet passief als ze te maken hebben met contextuele aspecten die hun mogelijkheden bieden dan wel beperken. Ze ondernemen verschillende activiteiten, volgen verschillende strategieën en streven verschillende resultaten na, waarbij de livelihood-activiteiten en resultaten ervan zich ontwikkelen in de tijd. Hier toont zich ook de dynamische opvatting van de livelihood-benadering, die onmisbaar is voor het begrijpen van de veranderingen die door mensen teweeg worden gebracht. Het gaat niet alleen om veranderende livelihoodactiviteiten, maar ook om verandering van het profiel van de verschillende soorten ‘kapitaal’ − natuurlijk, fysiek, menselijk, financieel en sociaal kapitaal waarvan ze gebruikmaken. De mate waarin een bepaald kapitaal wordt gebruikt, welke vormen van kapitaal worden gecombineerd en de vormen van substitutie die worden toegepast zijn afhankelijk van activiteiten en mogelijkheden. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat voor de Fulbe in de stad de veehandel het startpunt is, al dan niet beïnvloed door de koloniale en postkoloniale overheid om in de vleesbehoefte van de stadsbevolking te voorzien. In alle drie de steden zijn de Fulbe betrokken bij de veehandel. De omvang van de veehandel is in Parakou en Cotonou veel groter omdat de bevolkingsdichtheid hier veel hoger is, in tegenstelling tot Kandi waar de vraag naar vlees laag is. De mate waarin de activiteiten tussen de steden uiteenlopen is ook te zien aan de livelihood-resultaten die worden bereikt. Inderdaad is het inkomen van veehandelaren die in de grote steden Parakou en Cotonou opereren hoger dan van hen die in Kandi actief zijn. Bovendien grijpen de veehandelaren in Cotonou ook de livelihoodkansen aan die worden geboden om te investeren in andere inkomensgenerende activiteiten, die overigens niet noodzakelijkerwijs te maken hebben met de activiteiten waar ze mee begonnen. Naast hun basisactiviteit handelen ze bijvoorbeeld ook in tweedehands auto’s of motoren of producten uit Nigeria. Door een verscheidenheid aan activiteiten vergroten de veehandelaren hun fysiek kapitaal door substitutie met financieel kapitaal. Verder verhogen ze de kansen van hun familieleden op de arbeidsmarkt in de stad door geld te steken in scholing. Het is duidelijk dat deze wijze van investering er in toenemende mate voor zorgt dat de Fulbe in allerlei activiteiten van de stedelijke economie zichtbaar zijn. Er is echter geen systematisch verschil te ontdekken tussen de Fulbe veehandelaren in Parakou en Cotonou en die in de kleine stad Kandi aangezien dezelfde handelaar zich kan bewegen tussen deze drie stadsmarkten teneinde te profiteren van de prijsverschillen en andere voordelen van die markten. Het inkopen van vee door
2
de handelaren strekt zich ook uit tot in de rurale gebieden met behulp van Fulbe die daar wonen. Sommige veehandelaren wonen en verblijven in de stad terwijl anderen tussen de stad en rurale gebieden op en neer reizen. Dit bewijst het interlocale karakter van de activiteit. De Fulbe handelaren blijven ook investeren in de voédsel- en katoenproductie op het platteland om met het daarmee verkregen inkomen de veehandel te ondersteunen en andersom. Overigens staat de veehandel gedeeltelijk ook aan de basis van andere veranderingen die zijn opgetreden in de livelihood van de Fulbe en in hun sociaal-economische verhoudingen met andere etnische groeperingen. Zo hebben stedelingen in Cotonou door de aanwezigheid van de veehandel vee aangekocht om hun kokosplantages te bemesten en gebruiken het tevens als een vorm van belegging in natura. Anderen, zoals de boeren in Kandi, investeren in stieren om die te gebruiken als trekdier in de landbouw. Aangezien deze nieuwe vee-eigenaren in de stad geen ervaring hebben met het houden en beheren van een kudde, nemen ze ervaren veehoeders, Fulbe, in dienst. De vraag naar arbeidskrachten stimuleert zodoende de migratie van Fulbe herders naar de stedelijke gebieden waar ze voortaan te maken krijgen met een ander type eigenaar dan waar ze tot dan toe mee bekend waren. In alle drie de steden zijn betaalde veehoeders te vinden. In het algemeen wordt het stadje Kandi, dat de meeste overeenkomsten vertoont met het platteland, gezien als testcase door de Fulbe herders die nog aarzelen of ze het risico moeten nemen om direct naar de grote steden Parakou of Cotonou af te reizen, waar ze niemand kennen. In Kandi zijn er minder herders en veehandelaren vanwege het belang en omvang van de landbouwactiviteiten in de omgeving. In Parakou en Cotonou echter zijn de veeeigenaren bestaande uit veehandelaren, landeigenaren en ambtenaren, in de meerderheid. De veehandelaren nemen veehoeders in dienst omdat hun kinderen onderwijs volgen. Voor alle drie de steden geldt dat de veehoeders in een context werken waar ze weinig te zeggen hebben over het beheer van de kudde. Vanwege de toenemende verstedelijking wordt het weidegebied steéds kleiner en de vee-eigenaren bemoeien zich, door een gebrek aan vertrouwen in de Fulbe, steéds meer met de controle op en de verplaatsing van het vee. De kudde bevindt zich in de avond altijd bij de eigenaar, dit in tegenstelling tot de praktijk in de rurale gebieden. Zodoende is in de stad het eigendomsrecht, voor wat betreft het vee waar de Fulbe herder mee werkt, anders. Deze verandering in het beheer van de kudde in vergelijking tot het platteland vertaalt zich tevens in de verschillende specialisaties die zich in toenemende mate ontwikkelen om de kudde te managen. Naar gelang de investeringsdoeleinden van de vee-eigenaar zijn er veehoeders die zorgdragen voor trekdieren, die het vee hoeden en verzorgen op de markten, die het vee leiden van de markten naar de kopers en weer anderen die het vee op de kokosplantages hoeden. De werkomstandigheden van de herders beïnvloeden op verschillende manieren hun inkomen, dat overigens in de stad altijd een geldinkomen is. De veehoeders die in Parakou en Cotonou wonen, krijgen een hoger geldinkomen dan die werkzaam zijn in Kandi. In de stad zelf worden de hoeders die het vee van de aanbodmarkt (in bijvoorbeeld de rurale gebieden) naar de eindmarkt begeleiden het best betaald. Dit verklaart waarom sommige herders van het ene specialisme naar het andere willen overstappen of besluiten te vertrekken richting de grote steden waar de inkomens hoger liggen. Behalve het geldinkomen is de toegang tot melk van de kudde niet zonder belang. Afhankelijk van de samenstelling van de kudde − en dat geldt in het bijzonder voor Cotonou en Parakou −
3
zorgt de aanwezigheid van melk voor de verhoging van de inkomsten van betaalde veehoeders. Het geldinkomen van de veehoeders blijft in vergelijking met dat van veehandelaren ver achter en wordt voornamelijk besteed aan voeding. Daardoor investeren ze nauwelijks in kapitaalgoederen. Bovendien slagen ze er door gebrek aan tijd ook niet in andere livelihood-activiteiten te ontwikkelen. In Parakou en Cotonou zien de betaalde herders hun economische situatie verslechteren als gevolg van de economische vooruitgang. De toename van de mogelijkheden in de tertiaire sector trekt investeringen aan ten koste van investeringen in vee. Bovendien veroorzaakt de bevolkingsgroei een toenemend ruimtebeslag voor woningen en infrastructuur ten koste van weidegronden. De toekomst van betaalde veehoeders wordt hierdoor steéds kwetsbaarder omdat die in de steden steéds meer alleen afhankelijk wordt van veehandel en in Kandi van trekdieren in de landbouw. De reactie van de in de stad woonachtige Fulbe op de veranderende economische en demografische context resulteert in verschillende livelihood-trajecten. Zoals al eerder vermeld profiteren de veehandelaren het meest van de economische omstandigheden wanneer ze zich op verschillende typen van livelihood-activiteiten richten ter verbetering van hun inkomen. In dit opzicht zijn zij in de ogen van andere Fulbe succesvol en het best aangepast aan de stad. Aan de andere kant doen de betaalde herders er alles aan om hun livelihood te handhaven met hun lage monetaire inkomen. Echter, in Kandi is het sommige herders gelukt om zich te oriënteren op andere en beter betaalde activiteiten dankzij de investering van hun spaargeld. Dit spaargeld, dat kan worden beschouwd als beginkapitaal, wordt gebruikt om te ondernemen, bijvoorbeeld door op zeer kleine schaal goederen te kopen en te verkopen van achter een tafel, zoals sigaretten, lucifers, koekjes, medicijnen, cosmetica en batterijen. Sommigen verkopen ook thee en koffie en soms brood, wat zeer gewaardeerd wordt door de lokale bevolking, vooral in de periode van de harmattan, de droge wind uit de woestijn. Met het inkomen dat wordt verkregen uit deze activiteit zijn ze in staat hun productvoorraden te vergroten en bouwen of huren vervolgens een winkeltje. Van daaruit zijn ze niet alleen in staat profijt te trekken uit de vraag in de stad Kandi, maar ook die van verder buiten de stad. Vervolgens vergroten ze de variatie van hun verkoopwaren met rijst, pasta, bloem en medicijnen voor vee. Meestal kopen deze handelaren de producten in het groot in om ze vervolgens in kleinere hoeveelheden en aan de detailhandel en andere klanten door te verkopen. De monetaire inkomsten van deze en eerder genoemde handelaren is minstens twee keer hoger dan dat van betaalde veehoeders. Dit betekent met name voor de iets grotere handelaren dat ze een strategie kunnen ontwikkelen die gebaseerd is op consolidatie en zekerheid door diepte-investeringen te doen in een bepaalde activiteit of kapitaalgoederen aan te schaffen zoals grond, huizen en vee. Het verschil met de veehandelaren is dat voor deze handelaren een investering in vee meer een alternatieve livelihood-activiteit is die achter de hand wordt gehouden voor als het mis gaat met de eerste livelihood-activiteit. Naast de verkoop en handel in kruideniersproducten is ook het feit dat de Fulbe werkzaam zijn in de beveiligingsector een teken dat de arbeidsmarkt voor de betaalde veehoeders verslechtert. Aan de andere kant geeft het ook blijk van groeiende onveiligheid in de stad. De toename van werk als bewaker is vooral merkbaar in Cotonou. Een bijkomend aspect dat verklaart waarom de Fulbe werkzaam zijn in de beveiligingsector is de heersende algemene opinie bij andere etnische groepen dat de Fulbe een moedig en gewelddadig karakter hebben. Dit idee wordt ondersteund door
4
reacties waaruit blijkt dat de Fulbe veehoeders ingaan tegen iedere vorm van bedreiging of agressie waar zij slachtoffer van dreigen te worden tijdens hun werk. Het beveiligingswerk betreft bijvoorbeeld het bewaken van bouwplaatsen, huizen, winkels, winkelcentra en horecagelegenheden. Sommigen werken als nachtwaker en kunnen dit soms combineren met een andere activiteit overdag om hiermee hun geldinkomen te verhogen. Wat betreft het bezit van kapitaalgoederen worden de Fulbe bewakers, evenals de betaalde veehoeders, gerekend tot de minst welgestelde groepen. Ze hebben een geringe capaciteit om andere kansen ter verbetering van hun livelihood in de stad op te pakken. De Fulbe die woonachtig zijn in Kandi, Parakou en Cotonou maken in verschillende mate gebruik van bestaande sociale contacten en organisaties om toegang te krijgen tot livelihood-activiteiten of ter verbetering van hun livelihood. De belangrijkste die ze noemen zijn “leren van ouders”, banden van etniciteit en vriendschap, de relatie met de werkgever, maar ook toeval en geluk. In de praktijk worden al deze vormen van sociaal kapitaal niet op een geïsoleerde manier aangewend. Ze worden gebruikt in combinatie met elkaar teneinde toegang te krijgen tot andere vormen van kapitaal, maar ook tot andere livelihood-activiteiten en -mogelijkheden. Deze dynamiek in de toepassing van sociaal kapitaal toont tevens de overeenkomsten en de verschillen aan tussen de groepen van Fulbe die zijn bestudeerd in Kandi enerzijds, en die in Parakou en Cotonou anderzijds. In feite lopen “leren van ouders” (of ouderlijke zorg), etnische banden en vriendschappen dwars door elkaar heen bij alle bestudeerde groepen en in alle drie de steden. Echter, de toegang tot livelihood-activiteiten en − mogelijkheden is in Cotonou gemakkelijker dankzij de mobiliteit en de heterogeniteit van de bevolking. In Cotonou wordt ook de sociale organisatie van de Fulbe gebruikt door Fulbe leiders om hun politieke ambities kenbaar te maken en te organiseren. Zo worden sociale verbanden van de Fulbe gebruikt als voertuig voor het formu-leren van eisen in de richting van de regering of om gesprekspartner te worden van ontwikkelingsorganisaties. De gepresenteerde resultaten ondersteunen de geldigheid van de livelihood-benadering in een stedelijke omgeving, zeker voor wat betreft de Fulbe waarover op het gebied van livelihood in de stad nog maar weinig is beschreven. De toepassing van het analytisch kader van de livelihood-benadering vraagt wel om enige flexibiliteit. Met name een analyse van sociaal kapitaal als middel om toegang te krijgen tot andere vormen van kapitaal en tot livelihood-activiteiten en kansen draagt bij tot een beter begrip.
5