Nederlandse reactie op het groenboek ondernemerschap Alvorens in te gaan op de vragen die de Commissie gesteld heeft in het Groenboek wil de Nederlandse regering ingaan op de onderwerpen die in de ogen van de Nederlandse Regering het meest noodzakelijk zijn om op korte termijn op te pakken: Innovatie Wil Europa kunnen voldoen aan de Lissabon doelstelling dan dient het innovatief ondernemerschap sterk gestimuleerd te worden. Alleen met een goed aandeel van innovatieve ondernemingen in de samenleving kan duurzame groei gerealiseerd worden. Vermindering van regelgeving Het is niet zo dat regelgeving altijd overbodig is, maar de huidige overdaad, overlap en soms zelfs tegenstrijdigheid van regelgeving leidt ertoe dat ondernemingen tijd en geld improductief aanwenden. Hiermee wordt de concurrentiepositie en ook het innovatief vermogen van ondernemingen aangetast. Commissie en Lidstaten dienen zich te allen tijden bewust te zijn van de gevolgen van regelgeving voor ondernemingen. De bedrijfseffectentoets voor regelgeving dient dwingend te worden uitgevoerd en nageleefd. Verschil tussen werknemer en ondernemer In het paper geeft de Commissie duidelijk aan dat in Europa de sociale wetgeving niet stimulerend werkt om een bedrijf te starten. Dit zien wij ook duidelijk in Nederland. Wanneer iemand in loondienst is, vergt het een grote stap om het eigen bedrijf op te zetten omdat de sociale - en pensioenstelsels hier nog niet op zijn ingericht. Verdere flexibilisering en individualisering van de arbeidsmarkt zal onontbeerlijk zijn om het aantal nieuwe ondernemers structureel op een hoger peil te brengen.
Reactie op het Groenboek Algemeen Het groenboek ondernemerschap geeft in de visie van de Nederlandse overheid een zeer gedegen overzicht van de zaken die aangepakt moeten worden in Europa teneinde het ondernemerschap tot volle bloei te laten komen. De aandacht die de Commissie schenkt aan de fases van het ondernemerschap is in de ogen van de Nederlandse overheid een terechte. Ondernemerschap dient in een vroeg stadium gestimuleerd te worden. Scholieren dienen al bekend te worden gemaakt met de voordelen en de uitdagingen van het starten van een eigen onderneming. En inderdaad als dan de onderneming in bedrijf is dan dient de ondernemer zelf zoveel mogelijk aandacht te hebben voor het ondernemen zelf en zo min mogelijk afgeleid te worden door bijzaken. Publieke appreciatie voor de ondernemer, tenslotte, is essentieel.
1
In ons land bevindt het aantal nieuwe ondernemers zich op een structureel hoger niveau dan 10 jaar geleden. De vraag naar betere en nieuwe zakelijke dienstverlening heeft gezorgd voor een groot aantal nieuwe ondernemers. Dat geldt zelfs nu de economie geteisterd wordt door vraaguitval, waardoor het minder aantrekkelijk wordt te starten. De toestroom van nieuwe bedrijven is hoog. Het succes van de nieuwe bedrijven is overigens door de grotere toestroom niet lager geworden, de kwaliteit blijft op het eerste gezicht gelijk. De maatschappelijke waardering voor ondernemerschap is van groot belang. Daarnaast blijft beschikbaarheid van kapitaal en dan met name voor kleinere bedragen een aandachtspunt en dat zal met de toename van het aantal zakelijke dienstverleners, die veelal kleine bedragen nodig hebben, aandacht van de Commissie en Lidstaten vergen. Verder ondersteunt de Nederlandse overheid van harte de aandacht die de Commissie schenkt aan de vermindering van de administratieve lasten en vermindering – en vereenvoudiging van regelgeving. Inzet van ICT instrumenten door de overheid kan hierbij een rol spelen. Maar zowel de Europese, als de nationale en regionale overheden dienen hun regels op elkaar af te stemmen en zoveel mogelijk te verminderen opdat de duidelijkheid voor ondernemers toeneemt. Een actieplan dat door de Commissie uitgewerkt zal gaan worden dient grote aandacht aan deze problemen te besteden en constructieve voorstellen voor oplossing hiervan te doen. Een laatste aandachtspunt in het beleid dat in de Unie zal dienen te worden nagestreefd is het bereiken van een heldere en eenduidige adviesstructuur voor het bedrijfsleven. Dit betekent dat de advisering aan de ondernemer over alle onderwerpen waar een ondernemer mee te maken krijgt zoveel mogelijk transparant en door één loket gegeven zal moeten worden. Dit geldt ook voor de regels en procedures vanuit Brussel waarmee de ondernemer te maken zal krijgen. Aansluiting tussen nationale en Europese advisering en voorlichting verdient dus een prominente plaats in de uitwerking van het Groenboek ondernemerschap.
2
Specifiek Wat moeten de hoofddoelstellingen zijn voor een agenda voor ondernemerschap in de Europese Unie en hoe moeten deze aan andere politieke ambities worden gerelateerd? Hoe kunnen wij een model voor ondernemerschap in een uitgebreid Europa bouwen? De hoofddoelstelling van de Commissie en de lidstaten moet zijn om een geïntegreerd ondernemerschapsbeleid te volgen. Een gecoördineerde aanpak ten aanzien van ondernemerschap moet geïntroduceerd worden, waarbij er interactie is tussen verschillende regeringsdepartementen, overheidsdiensten en ondernemers. Het is van cruciaal belang de gemeentelijke en provinciale overheden bij het ondernemerschapsbeleid te betrekken, evenals het bedrijfsleven zèlf. Deze hebben allen immers direct te maken met de uitvoering van het ondernemerschapsbeleid. Zo kunnen gezamenlijk maatregelen worden genomen inzake kernthema's zoals het stimuleren van de ondernemingszin in het hoger onderwijs en het vergemakkelijken van de ontwikkeling van geïntegreerde ondersteunende diensten. De Commissie dient in de vormgeving van haar beleid een voorbeeldrol te vervullen en faciliterend op te treden. Dat betekent dat zij bij de vormgeving van nieuw beleid en nieuwe richtlijnen en richtsnoeren altijd aandacht besteedt aan het vermijden van onnodige administratieve lasten voor bedrijven en aan het vermijden van tegenstrijdigheden in regelgeving. Communautaire regelgeving dient te allen tijde getoetst te worden op de gevolgen voor het bedrijfsleven. Een essentiële voorwaarde aan het ondernemerschapsbeleid is dat de ondernemer centraal wordt gezet. De diensten die de overheid aanbiedt dienen in overleg en samenwerking met ondernemers te worden vormgegeven. Klantgerichtheid is een essentiële voorwaarde voor het welslagen van een gecoördineerd en geïntegreerd ondernemerschapsbeleid. De ondernemer moet als volwaardig partner gezien worden bij de vormgeving van beleid.
3
Hoe kunnen wij de beschikbaarheid van financiële middelen verbeteren (fiscale maatregelen, openbare-particuliere partnerschappen, sterkere balansen, garanties) en welke alternatieven voor bankleningen moeten worden bevorderd (financiering door business angels, leasing, factoring en microleningen van niet-bancaire leningverstrekkers)? Hoe kunnen ondernemers worden ondersteund bij het aantrekken van externe financiering? In Nederland is over het algemeen sprake van een goed functionerende kapitaalmarkt. Over het algemeen kunnen startende bedrijven aan de benodigde financiering komen. Slechts een beperkte groep ondernemers met specifieke kenmerken, zoals technostarters en starters in de biotechnologie, ondervinden problemen bij het verkrijgen van financiering vanwege het hogere risicoprofiel van de bedrijfsactiviteit. Hiervoor voert Nederland een actief ondersteuningsbeleid. Wel is het zo in Nederland dat met name de onderkant van de venture kapitaalmarkt hiaten vertoont: vraag en aanbod van risicokapitaal voor kleinere omvang van financiering komen in de markt niet altijd goed tot elkaar. Tussen het verwachte rendement door de leverancier van venture capital en het geleverde rendement door de ondernemer zit vaak een verschil. Aandacht dient er te komen voor de positie van snel groeiende (veelal innovatieve) ondernemingen. Door de groei heeft deze groep een sterke kapitaalbehoefte en deze is niet altijd even makkelijk te verkrijgen. Aangezien deze groep ondernemingen voor een sterke groei van de werkgelegenheid en innovatie zorgt dient deze groep middels gerichte acties ondersteund te worden. Op Communautair niveau vindt de Nederlandse Regering het essentieel dat de voorwaarden voor financiering zo veel mogelijk gelijkgesteld worden binnen de lidstaten van de Unie. Ook dient de Unie aandacht te hebben voor het functioneren van de kapitaalmarkt. Beursschandalen hebben een negatieve invloed op het aantrekken van vermogen van ondernemingen. Dit tast het vertrouwen in het bedrijfsleven als geheel aan en heeft daarom ook repercussies voor het aantrekken van eigen vermogen en risicokapitaal voor MKB-bedrijven.
4
Welke factoren belemmeren het meest de groei: (gebrek aan) wederzijdse erkenning en EU-regels of de (niet-) uitvoering ervan op nationaal niveau, nationale fiscale voorschriften of de situatie op de arbeidsmarkten? Welke maatregelen zijn het best geschikt voor het ondersteunen van groei en internationalisering (handelsmissies, marktanalyses, cluster- en netwerkvorming, informatie- en adviesdiensten)? Nederland is een open economie en dus gebaat bij zo soepel mogelijk verlopend grensoverschrijdend economisch verkeer. Het is van het grootste belang dat alle lidstaten streven naar een zo volledig mogelijke implementatie van regels en verordeningen. Ten aanzien van de arbeidsmarkt blijft de situatie knellend. Een recente studie wees uit dat het vinden van gekwalificeerd personeel als grootste knelpunt ervaren wordt door ondernemers. De frictie op de arbeidsmarkt blijft, ondanks de economische teruggang in meerdere Europese landen, bestaan. Beleidscoördinatie op dit terrein is naar onze mening een manier om te leren van elkaars ervaringen. Daarnaast is een goede arbeidsmobiliteit tussen de Europese landen van groot belang. Internationalisering wordt door de Nederlandse overheid ondersteund door diverse maatregelen. Alle door de Commissie genoemde maatregelen worden door ons uitgevoerd. Wel is het zo dat er een verschuiving plaats vindt van missies naar cluster- en netwerkvorming en informatie - en adviesdiensten. Deze laatste blijken zeer effectief te zijn. Een voorbeeld hiervan is de PSB regeling gericht op startende MKB exporteurs. In de drie jaar dat deze regeling nu loopt zijn er 2700 exportstrategieën geformuleerd die geleid hebben tot 1200 nieuwe exporteurs. Als we de effectiviteit van maatregelen onder de loep nemen dan valt op dat met name de combinaties van missies, training en informatie het meest effectief zijn. Internationalisatie dient binnen een bedrijf als project te worden opgepakt en dan ook met een pakket aan middelen uitgevoerd te worden.
5
Wil men komen tot ondernemingen van hoge kwaliteit, welke opleiding en ondersteuning moeten dan worden aangeboden voor startende bedrijven (basisopleiding - verplicht of vrijwillig, starterscentra, mentoring) en voor bedrijfsontwikkeling (netwerken, cursussen, mentoring, leren op afstand, bv. e-learning)? Moeten diensten worden aangeboden die zijn afgestemd op de behoeften van specifieke groepen (vrouwen, etnische minderheden, werklozen of sociaal achtergestelde personen) of bedrijven (kennisgebaseerde activiteiten)? Moet de kwaliteit van de verstrekking van ondersteunende diensten worden verbeterd (door middel van ICT’s, professionele normen)? Tot voor kort was het in Nederland verplicht om een basisopleiding ondernemerschapsvaardigheden te hebben, naast vakbekwaamheidsdiploma’s alvorens een onderneming te starten. Deze verplichting is voor de meeste economische sectoren afgeschaft en in 2006 wordt deze voor alle ondernemingen opgeheven. Dit heeft geleid tot een toename van het aantal ondernemingen. Er zijn geluiden vanuit het bedrijfsleven dat de kwaliteit van de nieuwe starters lager is dan die van de bestaande ondernemers die nog wel aan de oude eisen hebben voldaan. Op basis van recente studies is echter niet gebleken dat de nieuwe starters minder succesvol zouden zijn. Op basis van deze gegevens blijkt niet dat er een specifieke startersopleiding noodzakelijk is. Wel is het van belang dat het netwerk van ondersteunende diensten adequaat kan inspelen op de behoeften van starters. In Nederland is een uitgebreid netwerk van ondersteunende diensten voorhanden. Met name de Kamers van Koophandel vervullen een rol bij de voor lichting en bewustwording ten aanzien van bedrijfsspecifieke problemen. Ook zijn er verschillende initiatieven zoals het Ondernemersklankbord ontwikkeld waarbij ondernemers advisering kunnen krijgen van andere ondernemers. Wel is het zo dat starters veel te maken hebben met verschillende vergunningen en wettelijke vereisten. Het is zaak om de verplichtingen waaraan starters moeten voldoen zo transparant en gecoördineerd mogelijk aan te bieden. De zittende ondernemer is een wat minder gemakkelijk te bereiken doelgroep, terwijl er wel behoefte is bij deze groep aan advies en ondersteuning. Gerichte projecten voor mentoring en coaching voor deze groep zouden ontwikkeld dienen te worden. Voor de specifieke groepen zoals vrouwen en allochtonen zijn specifie ke programma’s nodig. Voorbeelden hiervan in Nederland zijn: •
Benchmark gemeentelijk ondernemingsklimaat (juni 2002): waarin voor het eerst specifiek aandacht voor etnisch ondernemerschap. Via het Grote Steden Beleid stimuleert het kabinet initiatieven ter bevordering van etnisch ondernemerschap op lokaal niveau. Het GSB loopt van 2000 tot 2010.
6
•
•
•
Project Allochtone ondernemers krachtig georganiseerd uitgevoerd door MKB Nederland. Doel is allochtone ondernemers te laten aansluiten bij ondernemersverenigingen of eigen ondernemersverenigingen te laten oprichten. Afronding eind 2003. In 2003 wordt gestart met de nieuwe monitor etnisch ondernemerschap, waarin de positie van de etnische ondernemer beschreven wordt. Op basis van deze gegevens wordt dan beleid gevoerd om specifieke knelpunten voor allochtone ondernemers weg te nemen. Samen met de VU en Justitie wordt onderzoek gedaan naar de lokale participatie van allochtone ondernemers: in hoeverre bevordert dit de integratie en bedrijfsvoering. Afronding medio 2003.
7
Zijn de belemmeringen en stimulansen voor bedrijfsontwikkeling en -groei in de Europese Unie dezelfde als voor ondernemers in de kandidaat-lidstaten, en zijn er met het oog op de aanstaande uitbreiding specifieke maatregelen in de kandidaat-lidstate n nodig? Risico's en beloningen van ondernemerschap met elkaar in evenwicht brengen. Het nemen van risico's moet worden beloond, veeleer dan gestraft. De voorschriften inzake sociale zekerheid en belastingen moeten opnieuw worden bekeken in het licht van hun effecten op de bereidheid van ondernemers om het risico aan te gaan een bedrijf te starten of te laten groeien. De overname van een bestaande onderneming moet worden aangemoedigd en het potentieel van ‘intrapreneurship’ zou verder kunnen worden onderzocht. Om de negatieve effecten van een faillissement te verlichten, moeten passende maatregen worden overwogen, zoals de kwijtschelding van schulden op een vroeger tijdstip, het behoud van bepaalde activa of de opheffing van bepaalde beperkingen inzake faillissementen. De nieuwe Lidstaten hebben allemaal een verschillend niveau van ontwikkeling. Sommigen zijn al redelijk ver met de ontwikkeling van beleid ter stimulering van ondernemerschap. Bij anderen staat dit nog in de kinderschoenen. Teneinde de nieuwe Lidstaten optimaal te laten profiteren van de integratie in Europa, zouden zij zo snel mogelijk volledig moeten participeren in de werkgroepen. Zoals wij al in de inleiding hebben gesteld kan de Nederlandse Regering alleen maar instemmen met de stelling dat de voorschriften op sociale zekerheid en belasting moeten worden bekeken op hun effecten voor mensen om een onderneming te starten en om te laten groeien. Nederland wil graag leren van de ervaringen in andere Lidstaten met de positie van de fiscus bij faillissement. Ø In het algemeen kan verder gezegd worden dat de voorgenomen wijziging van de Nederlandse Faillissementswet deze meer in lijn brengt met de gangbare praktijk in andere Lidstaten. Er lijkt een soort convergentie op te treden naar het punt waar de belangen van crediteuren en ondernemers een goed evenwicht met elkaar kunnen houden. Ø Ook algemeen is de aandacht voor preventieve maatregelen en minnelijke procedures om insolventie te voorkomen of op te lossen.
8
Wat kunnen de EU-lidstaten doen om het evenwicht tussen risico en beloning gunstiger te maken voor de bevordering van ondernemerschap (de negatieve effecten van een faillissement verlichten, meer sociale zekerheid aanbieden voor ondernemers, de belastingdruk verminderen, door minder administratie of lagere tarieven)? Zoals al in de vorige stelling is verwoord dient het stelsel van belasting en sociale zekerheid nader bestudeerd te worden op de effecten voor personen om een eigen bedrijf te starten. Dezelfde analyse kan gebruikt worden om een nadere analyse te maken over het evenwicht tussen risico en beloning. Nederland is geen voorstander van een race naar het laagste belastingtarief voor bedrijven. Verder zouden Lidstaten kunnen leren van initiatieven op het terrein van voorlichting en bewustwording om zo de emotionele schade die faillerende ondernemers hebben te verminderen. Het stigma op falen is hardnekkig aanwezig in veel Europese landen en dit kan niet alleen met formele maatregelen in de fiscale en sociale zekerheidssfeer worden aangepakt. Er moet ook een gecoördineerde aanpak komen om zo de informele, meer emotionele barrières te slechten. Een onmisbaar onderdeel van een goed ondernemingsklimaat is ook een goede corporate goverance. In dit verband zijn de aanbevelingen die recent zijn gedaan door de Commissie Tabaksblat en die zullen leiden tot een corporate governance code van groot belang. Het doel is een goed ondernemingsbestuur, met voldoende 'checks and balances' tussen bestuurders, commissarissen en aandeelhouders, en een beloningsstructuur van topbestuurders die in evenwicht is met de geleverde prestaties.
9
Hoe kunnen meer potentiële ondernemers worden aangemoedigd om de overname van een bedrijf veeleer dan het starten van een nieuw bedrijf in overweging te nemen (databanken of markten van kopers en verkopers, speciale opleiding voor familiebedrijven, buy-outs door managers of werknemers)?
De komende 5 jaar worden ongeveer 100.000 bedrijfsoverdrachten verwacht in Nederland. 1/3 van de overdrachten de afgelopen jaren vond plaats binnen de familie, de rest buiten de familie. De verwachting is dat overdrachten binnen de familie enigszins zullen teruglopen (naar ¼ van het totaal aantal overdrachten). Het risico van een niet succesvolle overdracht (eindigend in faillissement) is groot. Een van de belangrijkste redenen van het niet optimaal doorlopen van het bedrijfsopvolgingsproces is de hoge belastingdruk waardoor het voor de onderneming beschikbare kapitaal wordt afgeroomd, gecombineerd met vrij ingewikkelde belastingwetgeving. Momenteel wordt de fiscale behandeling van bedrijfsoverdrachten aan een nader onderzoek onderworpen. Daarnaast wordt er nagegaan op welke wijze er gerichte voorlichting gegeven kan worden om zo de ondernemer te wijzen op de voorbereiding van de bedrijfsoverdracht. Tenslotte stimuleert Nederland de aanleg van databanken waar ondernemingen te koop kunnen worden aangeboden, bijvoorbeeld via de Kamers van Koophandel. Door middel van gerichte voorlichting via de Kamers van Koophandel en branche verenigingen worden potentiële ondernemers gewezen op de mogelijkheid om een bestaand bedrijf over te nemen in plaats van er zelf één te starten. Maar meer inzet hierop zou wenselijk zijn. Europese samenwerking zou daarbij kunnen helpen.
10
Hoe kunnen spin -offs aantrekkelijker worden gemaakt (management buy-outs, promotie, gespecialiseerd advies, fiscale of andere bepalingen voor werknemers en hun werkgevers tijdens het starten van een bedrijf)? Nieuwe technologische kennis is één van de belangrijkste bronnen voor vernie uwingen van industriële producten en processen, dus van innovatie. Spin-off bedrijven zorgen voor een snelle verspreiding van nieuwe technologieën naar de markt en daarmee dus ook aan het innovatieproces. Zij vormen een brug tussen kennisinstellingen en de markt. Gebleken is echter dat spin-offs zich in Nederland voornamelijk bevinden in de technologische hoek en daarmee behoren tot de groep technostarters. Gecombineerd met het feit dat ze ook dezelfde probleemgebieden hebben (verkrijgen financiering in vroege fase, ondernemerschapvaardigheden en gebrek aan een ondernemende cultuur) voert de overheid geen specifiek spin-off beleid, maar worden de problemen ondervangen met regulier technostartersbeleid In de nieuwste editie van de publicatie 'Entrepreneurship in the Netherlands: Knowledge transfer: developing high-tech ventures' wordt hier uitgebreid op ingegaan.
11
Hoe kan onderwijs de ontwikkeling van het bewustzijn en de vaardigheden ondersteunen die nodig zijn om een ondernemingsgerichte mentaliteit en ondernemersvaardigheden te ontwikkelen (ondernemerschapsopleiding als onderdeel van het leerprogramma van scholen, ondernemers voor de klas brengen, leerlingstelsel voor studenten zodat deze samen met ervaren ondernemers kunnen werken, meer ondernemerschapsopleiding aan universiteiten, meer MBA-programma’s, ondernemerschapsopleiding combineren met onderzoekprogramma's van de overheid)? Uit internationaal vergelijkende studies, zoals de Global Entrepreneurship Monitor en The Universum Graduate Survey’s, blijkt dat de geneigdheid van Nederlanders, en in het bijzonder scholieren en studenten, om zelfstandig ondernemer te worden, achterblijft. Een van de manieren waarop deze ondernemerszin kan worden bevorderd, is het vergroten van de aandacht voor ondernemerschap in het onderwijs. In Nederland is een Commissie Ondernemerschap & Onderwijs die aandacht voor ondernemerschap in het onderwijs stimuleert middels een subsidieregeling. Projectvoorstellen hebben zowel betrekking op het stimuleren van een ondernemende houding, als op het kennismaken met ondernemerschap en het aanleren van ondernemersvaardigheden. Via actieve verspreiding en verankering van deze projecten wil de Nederlandse overheid de opname van ondernemerschap bovendien als vak in het curriculum faciliteren. In Nederland is mede hierdoor de ondernemerszin onder Nederlandse HBO- en WOstudenten toegenomen van 7% (1999) naar 9% (2001). HBO-studenten zetten vaker dan WO-studenten tijdens hun studie een eigen bedrijf op. Nederlandse studenten blijven wat ondernemerszin betreft nog achter bij de VS (19 %). Nederland ondersteunt de acties van de Commissie op het benchmarken van Onderwijs en Onderzoeksactiviteiten ter stimulering van ondernemerschap. Een koppeling tussen de activiteiten van DG Enterprise en DG Onderwijs zou meer intensief moeten worden nagestreefd.
12
Wat kunnen bedrijfsorganisaties, de media en de overheid doen om ondernemerschap te bevorderen (rolmodellen, campagnes in de media, open dagen van ondernemingen, instellen van prijzen voor ondernemers) en op welk niveau (Europees, nationaal, regionaal of lokaal)? Ondernemerschap bevorderen is een relevant thema. Afgezien van de scholingsvraag (die onder punt 9 beantwoord is) zijn er verschillende initiatieven. Door diverse Ministeries in Nederland zijn stageprojecten opgezet. Het doel van deze stageprojecten is om beleidsmedewerkers van Ministeries stage te laten lopen bij bedrijven en instellingen. Het is van belang dat ambtenaren die zich met ondernemerschap bezig houden ook kennis hebben van knelpunten die bij ondernemers leven. Hiermee vervult de overheid een belangrijke voorbeeldfunctie. Jong Management is een aan VNO-NCW gelieerde vereniging van ondernemers, directeuren en managers tot 40 jaar. Het opbouwen van een netwerk en geëngageerd ondernemen zijn relevante thema's voor deze vereniging. Een van de projecten die op stapel staan, is “de scholier op de stoel van de ondernemer”. Het doel is middelbare scholieren te informeren over de mogelijkheid om ondernemer te worden. Dit zal gaan door middel van een meeloopdag met een ondernemer. De effectiviteit van dergelijke beleidsacties zou prima door middel van Europese coördinatie beoordeeld kunnen worden. Tenslotte dient te worden vermeld dat er in Nederland diverse prijzen zijn voor succesvolle ondernemers. Enkele van deze initiatieven worden ondersteund door de overheid, andere vanuit de private sector, zoals de brancheverenigingen. Meest prestigieuze prijs is de Koning Willem I prijs die iedere twee jaar aan een succesvolle onderneming wordt verleend.
13