Natuurtoets Toekomstig tracé Rondweg Oudenbosch Onderzoek naar beschermde natuurwaarden projectnr. 188839 definitieve versie januari 2010
Opdrachtgever Gemeente Halderberge Postbus 5 4730 AA OUDENBOSCH
datum vrijgave januari 2010
beschrijving Natuurtoets 02
goedkeuring Ir. L.J.G. Koks
vrijgave Ir. H.A.M. van de Wetering
projectnr. 188839 januari 2010 definitieve versie 02
blad 1 van 33
Natuurtoets MER Rondweg Oudenbosch Gemeente Halderberge
Vakgroep Water en Klimaat
projectnr. 188839 januari 2010 definitieve versie 02
Natuurtoets MER Rondweg Oudenbosch Gemeente Halderberge
Inhoud
Blz.
1 1.1 1.2 1.3
Aanleiding Doel onderzoek Werkwijze Leeswijzer
2 2.1 2.2 2.2.1 2.3 2.4
Gebiedsbeschrijving Bureaustudie Terreinbezoek Aanvullend terreinbezoek Waargenomen en te verwachten beschermde soorten Conclusies natuurwaarden
8 8 9 15 15 16
3 3.1 3.1.1 3.1.2 3.1.3 3.1.4 3.1.5 3.1.6 3.2
Toetsing effecten planontwikkeling Effecten op natuurwaarden Vogels Zoogdieren Amfibieën Vissen Planten Overig beschermde soorten Effecten op beschermde gebieden
18 18 18 19 20 21 21 21 21
4 4.1 4.2 4.3 4.4
Conclusies en aandachtspunten Conclusies effecten Aanbeveling Zorgplicht Tot slot
26 26 27 27 28
5
Literatuur
30
Bijlage 1
Wettelijk Kader
blad 2 van 33
Vakgroep Water en Klimaat
4 5 5 6
projectnr. 188839 januari 2010 definitieve versie 02
blad 3 van 33
Natuurtoets MER Rondweg Oudenbosch Gemeente Halderberge
Vakgroep Water en Klimaat
projectnr. 188839 januari 2010 definitieve versie 02
1
Natuurtoets MER Rondweg Oudenbosch Gemeente Halderberge
Aanleiding De Gemeente Halderberge is voornemens een Rondweg aan te leggen met als doel het oplossen van de verkeersproblemen in de kern van Oudenbosch. In opdracht van de gemeente is Oranjewoud B.V. gevraagd om het voorkeursalternatief uit te werken. Dit als voorbereidende werkzaamheden voor het voorontwerpbestemmingsplan in verband met de aanleg van de rondweg Oudenbosch. Het betreft de zuidelijke variant. Aangezien de aanleg van een weg afwijkt van het vigerende bestemmingsplan zal een wijzigingsprocedure (artikel 11 WRO) van de Wet op de Ruimtelijke Ordening doorlopen moeten worden om goedkeuring voor het plan te krijgen. Hiervoor is een ruimtelijk onderbouwing nodig. In het kader van de ruimtelijke onderbouwing zijn enkele onderzoeken noodzakelijk, waaronder een natuurtoets. Wettelijk kader Vanuit de Flora- en faunawet is bij ruimtelijke ingrepen de initiatiefnemer verplicht op de hoogte te zijn van mogelijk voorkomende beschermde natuurwaarden langs het tracé. Het doel van de Flora- en faunawet is het instandhouden van de inheemse flora en fauna. Door, voorafgaand aan ruimtelijk ingrepen, stil te staan bij aanwezige natuurwaarden, kan onnodige schade aan beschermde soorten worden voorkomen of beperkt. Indien schade niet te voorkomen is, is een ontheffing ex art. 75 Flora- en faunawet noodzakelijk. Sinds 23 februari 2005 is het Vrijstellingsbesluit van kracht. Met dit besluit is geregeld dat voor algemeen voorkomende soorten een vrijstelling geldt bij ruimtelijke ingrepen en geen ontheffing meer aangevraagd hoeft te worden. Wel blijft de algemene zorgplicht van kracht (zie bijlage 1 voor Wettelijk Kader). In het kader van deze wetgeving heeft Oranjewoud een natuurtoets verricht naar de voorkomende, dan wel te verwachten beschermde planten- en diersoorten langs het tracé. De ligging van het tracé is weergegeven in de figuren 1 en 2.
Figuur 1: Ligging van het tracé rondweg Oudenbosch.
blad 4 van 33
Vakgroep Water en Klimaat
projectnr. 188839 januari 2010 definitieve versie 02
Natuurtoets MER Rondweg Oudenbosch Gemeente Halderberge
093-401
094-401
095-401
096-401
097-401
093-400
094-400
095-400
096-400
097-400
Globale ligging toekomstig tracé rondweg Oudenbosch. 093-399
094-399
095-399
096-399
097-399
093-398
094-398
095-398
096-398
097-398
093-397
094-397
095-397
096-397
097-397
©© Topografische Topografische Dienst, Dienst, Emmen Emmen 093-396 094-396
095-396
096-396
097-396
Begrenzing van de kilometerhokken (1 hok = 1 km x 1 km); die zijn gebruikt om o.a. waarnemingen van dieren en planten weer te geven.
Figuur 2: Globale ligging van het tracé rondweg Oudenbosch.
1.1
Doel onderzoek Het doel van voorliggende toetsing is het opsporen van strijdigheden van de voorgenomen aanleg van de rondweg Oudenbosch met de huidige Flora- en faunawet en de GHS-natuur en het bepalen of de aanvraag van een Flora- en faunawet ontheffing noodzakelijk is.
1.2
Werkwijze Om eventuele strijdigheden met de Flora- en faunawet op te sporen dienen de volgende vragen te worden beantwoord: 1. Welke wettelijk beschermde soorten komen langs het tracé voor? Welke status hebben deze soorten? 2. Welke invloed heeft de geplande aanleg op de (strikt) beschermde soorten langs het tracé? 3. Door welke maatregelen kunnen negatieve effecten op beschermde soorten worden voorkomen of verzacht? 4. Indien de duurzame staat van instandhouding van strikt beschermde soorten in gevaar komt, welk vervolgtraject dient dan doorlopen te worden? 5. Voor welke beschermde soorten moet een ontheffing aangevraagd worden? 6. Vindt er aantasting plaats van natuurwaarden ('wezenlijke waarden en kenmerken) in beschermde gebieden (o.a. Gastels Laag) van de GHS langs het tracé van de rondweg Oudenbosch? Om bovenstaande vragen te beantwoorden zijn de volgende stappen doorlopen.
blad 5 van 33
Vakgroep Water en Klimaat
projectnr. 188839 januari 2010 definitieve versie 02
Natuurtoets MER Rondweg Oudenbosch Gemeente Halderberge
Stap 1. Bureaustudie Op basis van literatuuronderzoek en verspreidingsatlassen is nagegaan of er wettelijk beschermde planten- of diersoorten langs het tracé voorkomen. Hierbij is o.a. gebruik gemaakt van het Natuurloket, RAVON-site en waarneming.nl. Daarnaast zijn gegevens uit de Natuurtoets Rondweg Oudenbosch (november, 2007) en de bestaande MERrapportages (augustus, 2007 en april, 2008) gebruikt. Stap 2. Terreinbezoek Na het bureauonderzoek is een terreinbezoek gebracht aan het toekomstige tracé en de omgeving. Hierbij is, op basis van de gegevens van de bureaustudie beoordeeld voor welke soorten langs het tracé daadwerkelijk een geschikte habitat biedt en daarmee welke soorten er daadwerkelijk voor kunnen komen. Stap 3. Effectenonderzoek Op basis van de beschrijving van de voorgenomen aanleg en de verzamelde gegevens van stap 1 en 2 zijn de (mogelijke) effecten (vernietiging, verstoring, versnippering) op de verwachte beschermde soorten beschreven. Voor de verwachte negatieve effecten op de beschermde soorten worden mitigerende maatregelen voorgesteld. Stap 4. Conclusies en advies met betrekking tot de ontheffingsaanvraag Op basis van stap 1 tot en met 3 zijn conclusies getrokken met betrekking tot eventuele overtredingen van verbodsbepalingen zoals genoemd in de Flora- en faunawet art. 75, en te nemen vervolgstappen. Stap 5. Effectbepaling beschermde gebieden Op basis van de ligging van de voorgenomen rondweg Oudenbosch wordt bepaald of sprake is van een aantasting van beschermde gebied van de GHS (o.a. Gastels Laag). Tevens wordt bepaald bepalen welke mitigerende maatregelen genomen kunnen worden om de aantasting zo klein mogelijk te doen zijn en welke compensatie noodzakelijk is voor verloren gegane natuurwaarden/oppervlakte.
1.3
Leeswijzer Hoofdstuk 2 gaat dieper in op de resultaten van het bureauonderzoek en het terreinbezoek en geeft de conclusies wat betreft de gevonden natuurwaarden. Hoofdstuk 3 omvat de effectenbeoordeling en maatregelen om effecten te voorkomen of beperken. Hoofdstuk 4 bevat conclusies en aandachtspunten. De wettelijke achtergrond is beschreven in bijlage 1.
blad 6 van 33
Vakgroep Water en Klimaat
projectnr. 188839 januari 2010 definitieve versie 02
blad 7 van 33
Natuurtoets MER Rondweg Oudenbosch Gemeente Halderberge
Vakgroep Water en Klimaat
projectnr. 188839 januari 2010 definitieve versie 02
2 2.1
Natuurtoets MER Rondweg Oudenbosch Gemeente Halderberge
Gebiedsbeschrijving Bureaustudie Het tracé rondweg Oudenbosch bevindt zich in de gemeente Halderberge in een zestal kilometerhokken (x:93/y:399, x:94/y:399, x:94/y:398, x:95/y:398, x:95/y:399, x:96/y:399, x:97/y:399 en x:97/y:400). De resultaten van het Natuurloket zijn in tabel 2.1 samengevat. Tabel 2.1: Resultaten kilometerhokken tracé rondweg Oudenbosch van het Natuurloket. Soortgroepen Volledigheid* Beschermde soorten, HR Rode Actualiteit** Tabel Lijst FF1 FF2&3 vogels Vaatplanten slecht/goed 1 3 7 1991 - 2007 Zoogdieren niet 1997 - 2007 Broedvogels niet/slecht 60 26 13 1996 - 2007 Watervogels niet 96/97 - 06/07 Reptielen niet 1992 - 2007 Amfibieën niet/slecht 1-2 1992 - 2007 Vissen niet 1992 - 2007 Dagvlinders goed 1993 - 2007 Libellen redelijk/goed 1 1992 - 2006 Overige niet 1993-2007 ongewervelden * Hiermee wordt aangegeven of een volledig overzicht is te verwachten van de soorten van de betreffende soortgroep. ** Per soortgroep is aangegeven uit welke periode de gegevens zijn opgenomen. Bron: Natuurloket.nl.
Aanvullende gegevens over het mogelijk voorkomen van soorten is verkregen uit verschillende verspreidingsatlassen. Het betreft hier gegevens van de soortgroepen broedvogels (SOVON, 2002 en Atlas West-brabantse broedvogels), zoogdieren (Broekhuizen et al., 1992), libellen (Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie, 2002), dagvlinders (Bos et al., 2006), reptielen en amfibieën (www.RAVON.nl) en insecten (www.Naturalis.nl\EIS). Daarnaast is informatie verzameld van verschillende websites. Gegevens over steenuil territoria in de omgeving van het tracé zijn opgevraagd bij de coördinator steenuilen West Brabant. Op basis van de verspreidingsgegevens van een soort, in combinatie met kennis van de terreingeschiktheid voor deze soorten, is nagegaan of deze soorten mogelijk langs het tracé of de omgeving kunnen voorkomen. Het voorkomen van wettelijk beschermde soorten in het uurhok of kilometerhok betekent niet dat deze soorten zich ook binnen de grenzen van het tracé bevinden. Het tracé omvat slechts een klein deel van het kilometerhok en daarmee ook een beperkt aantal verschillende biotopen en habitats. Met behulp van het terreinbezoek is nagegaan welke dit zijn. Hierdoor kan meer duidelijkheid gegeven worden over de voorkomende dan wel verwachte soorten langs het tracé.
blad 8 van 33
Vakgroep Water en Klimaat
projectnr. 188839 januari 2010 definitieve versie 02
Natuurtoets MER Rondweg Oudenbosch Gemeente Halderberge
Het tracé rondweg Oudenbosch loopt niet door gebieden die een beschermde status hebben in het kader van de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn of de Natuurbeschermingswet 1998. Het tracé loopt vlak langs het natuurgebied Gastels Laag en ecologische verbinding De Riet, welke begrensd zijn als resp. 'bestaand natuurgebied' en 'overige bos- en natuurgebied', binnen de GHS-natuur van de provincie Noord-Brabant (zie § 3.3). Daarnaast loopt het tracé door een klein bosje aan de Zeggeweg wat eveneens begrensd is als 'overige bos- en natuurgebied'.
2.2
Terreinbezoek Het tracé rondweg Oudenbosch (zuidelijke variant) is door een deskundig ecoloog bezocht op 18 februari 2009. Op basis van de bureaustudie (o.a. Natuurtoets 2007, MER augustus, 2007 en MER aanvulling, april 2008) zijn de aangetroffen biotopen is een beeld te krijgen van het voorkomen van beschermde soorten. Hieronder wordt kort aangegeven wat de bevindingen zijn per aangetroffen biotoop langs het tracé. Het tracé rondweg Oudenbosch loopt voornamelijk door agrarisch gebied en heeft een open karakter met akkers en weiden en watergangen (o.a. waterloop 'De Riet') en boomkwekerijen. Met name bij de Zeggeweg en Vaartweg zijn bossen/struwelen aanwezig. In het agrarische gebied worden de akkers en weiden afgewisseld met bebouwing, in de vorm van boerderijen en opstallen. Daarnaast zijn wegen en bermen aanwezig met daarlangs boomrijen. Agrarisch gebied, akkers en weilanden Het tracé ligt in agrarisch gebied met akkers en weilanden. De akkers bestaan voornamelijk uit maïs- en groenteakkers (o.a. wortels), de weilanden zijn structuur- en soortenarme raaigraslanden met een ruime verkaveling. De akkers en weilanden zijn gezien de voedselrijkdom floristisch weinig interessant. In het veld zijn algemene plantensoorten aangetroffen als raaigras, witbol, kweek, brandnetel en paardebloem. Langs de randen van de akkers en weilanden zijn ruigere vegetaties te vinden met riet en andere grassen. Beschermde plantensoorten zijn niet aangetroffen en worden op basis van het aangetroffen biotoop ook niet verwacht.
Foto 2.1: Akkers en weilanden in het agrarische gebied langs het tracé. De akkers en weilanden vormen met name langs de randen een geschikt leefgebied voor algemeen voorkomende zoogdieren. Voor algemeen voorkomende muizen en spitsmuizen zoals veldmuis, aardmuis en (tweekleurige) bosspitsmuis zijn met name de ruige randen een geschikt biotoop. Daarnaast kunnen soorten als bunzing, mol, konijn, vos, wezel en hermelijn in dit biotoop aanwezig zijn. Tijdens het veldbezoek zijn enkele hazen op een akker waargenomen. In het voorjaar zijn de akkers en weilanden geschikt als
blad 9 van 33
Vakgroep Water en Klimaat
projectnr. 188839 januari 2010 definitieve versie 02
Natuurtoets MER Rondweg Oudenbosch Gemeente Halderberge
broedbiotoop voor algemene weidevogels, zoals kievit, scholekster en Rode Lijstsoorten graspieper en veldleeuwerik. Het agrarische gebied rondom het tracé behoort niet tot de belangrijke weidevogelgebieden in de provincie Noord-Brabant (Brouwer, 2005). Ook is het gebied niet van groot belang voor overwinterende ganzen, zwanen en smienten (Voslamber et al., 2004). Beschermde vlinder- en libellensoorten worden niet verwacht, mede op basis van de bureaustudie. Uit de bureaustudie komt een libel naar voren die op Rode lijst staat. Voor hetzelfde kilometerhok (094-399) geeft het Natuurloket vier beschermde plantensoorten. Dit kilometerhok valt grotendeels binnen het Gastels Laag. Gezien de agrarische omgeving is het zeer aannemelijk dat de beschermde plantensoorten zijn aangetroffen in schrale/bloemrijke graslanden van het Gastels Laag, evenals de libel. Watergangen Langs het tracé zijn verschillende watergangen aanwezig. Het gaat hier met name om vrij smalle watergangen (landbouwsloten) die relatief weinig water bevatten met steile oevers (zie foto 2.2.). De Riet nabij de Nieuwe Weg is hier een uitzondering op. Deze watergang is robuuster van aard en bevat meer water. De watergangen zijn voedselrijk en voornamelijk stilstaand tot langzaamstromend. In de smalle landbouwsloten zijn weinig tot geen wateren oeverplanten aangetroffen. Op enkele plekken werd riet en liesgras aangetroffen. De oevers vormen een geschikt leefgebied voor algemeen voorkomende muizen (o.a. aarden veldmuis), spitsmuizen (o.a. bosspitsmuis) en de woelrat. De waterspitsmuis wordt niet verwacht in de watergangen, aangezien geschikt leefgebied ontbreekt. In dergelijke watergangen komen over het algemeen alleen vrij algemene vissoorten voor, zoals de drie- en tiendoornige stekelbaar. Beschermde vissoorten worden in deze watergangen niet verwacht, door gebrek aan water en waterplanten.
Foto 2.2: Watergangen langs agrarische percelen. De Riet , onderdeel van de GHS, is een voedselrijke watergang met een ruige oever- en waterbegroeiing o.a. braam, riet, gele lis, managras en liesgras. Op de oevers staat begeleidend struweel met zomereik, berk en wilg. In een dergelijk biotoop zijn algemene zoogdieren te verwachten, zoals muizen (o.a. rosse woelmuis, bosmuis), spitsmuizen
blad 10 van 33
Vakgroep Water en Klimaat
projectnr. 188839 januari 2010 definitieve versie 02
Natuurtoets MER Rondweg Oudenbosch Gemeente Halderberge
(o.a. dwergspitsmuis en bosspitsmuis) en de woelrat. Beschermde vissoorten zijn niet aangetroffen in de Riet, wel enkele niet beschermde driedoornige stekelbaarzen. De kleine modderkruiper wordt in deze watergang incidenteel verwacht. Tijdens het terreinbezoek zijn de watergangen beoordeeld op de geschiktheid voor beschermde amfibiesoorten. De watergangen en oevers vormen geschikt leefgebied voor algemene amfibiesoorten. Het gaat hierbij om de bastaardkikker, bruine kikker, kleine watersalamander en gewone pad. Strikt beschermde amfibiesoorten zijn niet aangetroffen en worden op basis van de bureaustudie (o.a. van Delft & Schuitema, 2005) ook niet verwacht. Boomkwekerijen (Boom)kwekerijen komen op verschillende plaatsen langs het tracé voor. Het gaat dan met name om locaties rond watergang de Riet, Spijperstraat en Natte straat. Dit biotoop is geschikt voor een beperkt aantal soorten. Indien voldoende dekking aanwezig is, in de vorm van een kruid- of struiklaag, zijn algemene muizen en spitsmuizen te verwachten. Ook een egel kan de kwekerijen gebruiken als nachtelijk foerageergebied. Het biotoop is ook geschikt als landbiotoop voor algemene amfibiesoorten, zoals de bruine kikker en gewone pad. Strikt beschermde soorten worden in dit biotoop niet verwacht. Bossen/struwelen Bossen en struwelen komen veelvuldige voor in de nabijheid van het tracé. Het gaat hier meestal om enkele groepjes bomen, bomenrijen langs wegen en bosjes. Het eerste deel van het tracé is vrij open met weinig opgaande begroeiing, bij de Riet passeert het tracé de eerste serieuze struwelen. Het tracé passeert aan de Nieuwe Weg enkele bebouwing. Daarna komt het tracé bij de Zegge langs een (eiken)bosje dat onderdeel uitmaakt van de GHS-natuur.
Foto 2.3: Bossen en struwelen nabij het tracé rondweg Oudenbosch. Ten hoogte van de Vaartweg passeert het tracé een bomenrij/bosje met vrij oude bomen (o.a. zomereik en Amerikaans eik). In een zomereik is een nest aangetroffen van een zwarte kraai. Hierna passeert het tracé ter hoogte van de Jan Teunisstraat een bosje.
blad 11 van 33
Vakgroep Water en Klimaat
projectnr. 188839 januari 2010 definitieve versie 02
Natuurtoets MER Rondweg Oudenbosch Gemeente Halderberge
De bosjes en struwelen bieden een geschikt biotoop voor algemene struweel- en in minder mate bosvogels. De vogelsoorten komen hier tot broeden of gebruiken het biotoop als foerageergebied. Het gaat hier om kleine zangers als, merel, vink, roodborst en heggenmus, maar ook grotere vogels als ekster, kraai, Turkse tortel en grote bonte specht. Hollen/gaten gemaakt door spechten zijn niet aangetroffen in bomen langs het tracé. Bossen en struweel biedt tevens een geschikt leefgebied voor algemene zoogdieren in de ondergroei, zoals muizen en spitsmuizen. Maar ook voor grotere zoogdieren, zoals egel, wezel, hermelijn, konijn, vos en bunzing. De bossen en struwelen met ruige ondergroei zijn geschikt als landbiotoop voor verschillende algemene amfibieën, zoals kleine watersalamander, bruine kikker en gewone pad. Reptielen worden niet verwacht, aangezien er geen geschikt biotoop is aangetroffen. Langs het gehele tracé zijn foeragerende vleermuizen te verwachten. Vleermuizen zijn met name te verwachten in de buurt van de bossen en struwelen. Deze elementen bieden beschutting en bieden geschikte foerageermogelijkheden. Daarnaast kunnen bomenrijen en andere landschapselementen voor kleinere (vleermuis)soorten van belang zijn als vliegroute, van en naar de kolonie en/of foerageergebieden. Het gaat hier, gezien de ligging tracé en omgeving, met name om vrij algemene soorten gewone- en ruige dwergvleermuis en laatvlieger (o.a. Twisk & Limpens, 2006) Met name de bomenrij/bosje langs de Zeggeweg en de Vaartweg zijn geschikt als vliegroute voor vleermuizen vanuit Oudenbosch naar resp. Zegge en Bosschenhoofd. Boerderijen en opstallen Het tracé Rondweg loopt langs en over boerderijen en opstallen. Op enkele locaties (Langenbergse Straat, Nieuwe Weg) worden boerderijen en opstallen geamoveerd om de rondweg mogelijk te maken. Met name deze boerderijen en opstallen zijn bekeken op het voorkomen van (strikt) beschermde soorten.
Foto 2.4: Boerderijen en opstallen langs het tracé rondweg Oudenbosch.
blad 12 van 33
Vakgroep Water en Klimaat
projectnr. 188839 januari 2010 definitieve versie 02
Natuurtoets MER Rondweg Oudenbosch Gemeente Halderberge
De boerderijen en opstallen vormen een geschikt broedbiotoop van voor vogels van erven en landelijk gebied. Het gaat hierbij om de witte kwikstaart, ringmus, boerenzwaluw, huiszwaluw, houtduif, zwarte kraai, ekster, Turkse tortel en spreeuw. In de erfbeplanting rondom de boerderij aan de Nieuwe Weg zijn twee nesten aangetroffen van de zwarte kraai en ekster. Daarnaast komen in dit biotoop (en omgeving, het erf) algemene muis- en spitmuizen voor, zoals huismuis (bebouwing), bosmuis (tuinen etc.) en huispitsmuis (struweel, ondergroei). Sporen (braakballen, veren etc.) die wijzen op de aanwezigheid van kerkuil of steenuil bij de te amoveren boerderijen en opstallen zijn niet aangetroffen. De Atlas van WestBrabantse broedvogels (SWV, 2007) geeft echter twee tot mogelijk vier territoria van de steenuil in de nabijheid van het tracé (zie figuur 2.1). Oudenbosch
Globale ligging tracé rondweg Oudenbosch
Figuur 2.1: Globale ligging tracé en steenuil territoria langs het tracé (bron:SWV, 2007) . Het voorkomen van steenuilterritoria langs het tracé is onderzocht middels een avondbezoek op 10 maart 2009. Deze datum valt binnen de inventarisatieperiode (datumgrenzen 15 februari - 15 april) voor steenuilen zoals gehanteerd door SOVON (Van Dijk, 2004). Bij het onderzoek is gebruik gemaakt van audioapparatuur om steenuilen tot roepen aan te zetten. Hoewel het een eenmalige inventarisatie betreft is een goed beeld te krijgen van de huidige verspreiding van steenuilparen in de omgeving van het tracé. Tijdens het avondbezoek zijn twee tot drie steenuilen gehoord en waargenomen rond het tracé rondweg Oudenbosch (zie figuur 2.2). Eén steenuil werd op een woning waargenomen nabij de kruising van de Langenbergsestraat met de Kralen. Het tracé van de toekomstige rondweg passeert deze woning op minder dan 100 meter. Een verblijfplaats is niet daadwerkelijke vastgesteld, maar gezien het gedrag van de steenuil zeker aanwezig in de opstallen in de directe omgeving van de woning.
blad 13 van 33
Vakgroep Water en Klimaat
projectnr. 188839 januari 2010 definitieve versie 02
Natuurtoets MER Rondweg Oudenbosch Gemeente Halderberge
Figuur 2.2: Westelijk deel tracé Rondweg Oudenbosch met globale ligging steenuilterritoria (blauw) en waargenomen steenuilen (rood) in de omgeving van het tracé. De twee andere waarnemingen van steenuilen betrof één of twee roepende exemplaren in het landelijke gebied tussen de Zeggeweg en Galgestraat. Vaste rust- en verblijfplaatsen konden niet worden vastgesteld. Duidelijk is wel dat zich in dit gebied in ieder geval één territorium van een steeluilenpaar bevindt. Bij een eventuele ontheffingsaanvraag is een zwaar afwegingskader van toepassing. Aanvullend zijn gegevens over steenuilterritoria opgevraagd bij de steenuilenwerkgroep West Brabant. Gegevens zijn verkregen over de periode 2000-2004 (vier territoria in de omgeving Oudenbosch). Deze gegevens leverden geen extra territoria op nabij het tracé aan de zuidzijde van Oudenbosch. De territoria (uit 2002) waren gelegen ten oosten en noorden van Oudenbosch. De te amoveren boerderijen en opstallen vormen in potentie verblijfplaatsen voor vleermuizen in de vorm van spouwmuren, daklijsten, gaten en betimmeringen. Dergelijke elementen met geschiktheid voor vleermuizen zijn in beperkte mate aanwezig. Echter, sporen die wijzen op bewoning van vleermuizen zijn niet aangetroffen. Daarnaast gaat het om vrij grote opstallen, die gezien de omstandigheden (o.a. microklimaat) waarschijnlijk niet voldoen aan de eisen die vleermuizen aan een verblijfplaats stellen. Daarnaast liggen de boerderijen en opstallen in vrij open gebied, wat voor de meeste vleermuissoorten niet geschikt is als leefgebied. In principe is nooit met zekerheid aan te geven dat geen vleermuizen aanwezig zullen zijn. In het geval van de boerderijen en opstallen aan de Langenbergse Straat en Nieuwe Weg wordt de kans op vleermuisverblijfplaatsen zeer klein geacht. Incidenteel kunnen wel foeragerende vleermuizen worden verwacht.
blad 14 van 33
Vakgroep Water en Klimaat
projectnr. 188839 januari 2010 definitieve versie 02
2.2.1
Natuurtoets MER Rondweg Oudenbosch Gemeente Halderberge
Aanvullend terreinbezoek Op 27 mei 2009 heeft een aanvullend terreinbezoek plaatsgevonden langs het tracé van de Rondweg Oudenbosch. Dit onderzoek was met name gericht op soorten die door Staatsbosbeheer zijn aangestipt voor vervolgveldonderzoek. De Riet is aan beide zijden van de passage over ruim 100 meter intensief bevist. In de Riet werden geen bittervoorns aangetroffen, alleen tiendoornige stekelbaars. De Riet is ter plaatse van de passage zeer voedselrijk met een dikke baggerlaag. Daarnaast is het water/bagger door lokale kwel zeer ijzerrijk en waterplanten zijn sporadisch aangetroffen. Een dergelijk biotoop is alleen geschikt voor met name stekelbaarzen. Het biotoop in het onderzochte deel van de Riet is dan ook niet geschikt voor de strikt beschermde bittervoorn. Daarnaast is gekeken naar het voorkomen van vogels (zomertortel, koekoek, groene specht en graspieper) in de omgeving van het tracé. Dit is gedaan met de uitgevoerde terreinbezoeken, het rapport van Tholhuijsen, 2008 en de geluidsberekeningen (aantasting EHS). Het betreft o.a. Rode Lijstsoorten die een signaleringsfunctie hebben. Van de bovengenoemde soorten is alleen de koekoek waargenomen tijdens het terreinbezoek. Tijdens het terreinbezoek is ook gekeken naar de huis- en boerenzwaluw. Hierbij is met name gelet op de aanwezigheid bij de te amoveren gebouwen. Een boerenzwaluw werd foeragerend waargenomen nabij de Heinsbergseweg. Een duidelijke nestlocatie werd niet aangetroffen. Rond de te amoveren gebouwen werden geen waarnemingen gedaan van foeragerende, danwel nestindicerende zwaluwen.
2.3
Waargenomen en te verwachten beschermde soorten Op basis van de gegevens van de bureaustudie en de tijdens het terreinbezoek vastgelegde biotopen en soorten is een inschatting gemaakt van de beschermde soorten die in het plangebied te verwachten zijn dan wel tijdens het terreinbezoek ook zijn waargenomen. Deze soorten en hun beschermingsregime zijn opgenomen in tabel 2.1. Tabel 2.1: Beschermde soorten langs het tracé rondweg Oudenbosch. Soort Nederlandse naam
Beschermingsstatus Wetenschappelijke naam
Flora- en faunawet
Habitatrichtlijn bijlage II/IV;
Rode lijst (nov. 2004)
Zoogdieren Aardmuis Bosmuis Dwergspitsmuis Gewone bosspitsmuis Huisspitsmuis Tweekleurige bosspitsmuis Veldmuis Rosse woelmuis Woelrat Egel Hermelijn Wezel Bunzing Vos
blad 15 van 33
Vakgroep Water en Klimaat
Microtus agrestis Apodemus sylvaticus Sorex minutus Sorex araneus Crocidura russula Sorex coronatus Microtus arvalis Clethrionomys glareolus Arvicola terrestris Erinaceus europeus Mustela erminea Mustela nivalis Mustela putorius Vulpes vulpes
X1 X1 X1 X1 X1 X1 X1 X1 X1 X1 X1 X1 X1 X1
-
-
projectnr. 188839 januari 2010 definitieve versie 02
Natuurtoets MER Rondweg Oudenbosch Gemeente Halderberge
Soort
Beschermingsstatus
Nederlandse naam
Wetenschappelijke naam
Flora- en faunawet
Habitatrichtlijn bijlage II/IV;
Rode lijst (nov. 2004)
Haas Konijn Mol Laatvlieger Ruige dwergvleermuis Gewone dwergvleermuis
Lepus europaeus Oryctolagus cuniculus Talpa europea Eptesicus serotinus Pipistrellus nathusii Pipistrellus pipistrellus
X1 X1 X1 X3 X3 X3
Bijlage 4, HR Bijlage 4, HR Bijlage 4, HR
-
Rana temporaria Rana klepton esculenta Bufo bufo Triturus vulgaris
X1 X1 X1 X1
-
-
X2
-
-
Amfibieën en Reptielen Bruine kikker Bastaardkikker Gewone pad Kleine watersalamander
Vissen Kleine modderkruiper Cobitis taenia Verklaring afkortingen in kolommen: X = soort is beschermd krachtens de Flora- en faunawet beschermingsregime AMvB art.75 1 = soort tabel 1 2 = soort tabel 2 3 = soort tabel 3
2.4
HR = Habitatrichtlijn KW = Kwetsbaar BE = Bedreigd VZ = Vrij zeldzaam
Conclusies natuurwaarden Uit de resultaten van de bureaustudie en het terreinbezoek blijkt dat langs het tracé rondweg Oudenbosch beschermde soorten voor kunnen komen (zie tabel 2.1). Het gaat hier om soorten die algemeen voorkomen in Nederland en twee stikt beschermde soorten. Algemene soorten Sinds 23 februari 2005 is het Vrijstellingbesluit bij artikel 75 Flora- en faunawet van kracht. Voor de algemene soorten van tabel 1, te weten aardmuis, egel, gewone bosspitsmuis, huisspitsmuis, tweekleurige bosspitsmuis, konijn, bosmuis, dwergspitsmuis, rosse woelmuis, bunzing, mol, haas, hermelijn, woelrat, veldmuis, vos, wezel, bruine kikker, gewone pad, kleine watersalamander en bastaardkikker geldt sindsdien een vrijstelling voor artikelen 8 t/m 12 van de Flora- en faunawet. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende eisen gesteld, mits de zorgplicht in acht wordt genomen. Minder algemene 'Overige' soorten Voor overige soorten van tabel 2: kleine modderkruiper geldt voor ruimtelijke ontwikkeling en inrichting een vrijstelling, mits de werkzaamheden worden uitgevoerd op basis van een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Een goedgekeurde Gedragscode waarmee dit project uitgevoerd kan worden is niet beschikbaar. Indien de werkzaamheden effect hebben op de bovengenoemde soort is dan een ontheffing nodig. De ontheffingsaanvraag voor deze soorten wordt getoetst aan het criterium ‘doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort’ (lichte toets). Strikt beschermde soorten Voor strikt beschermde soorten van bijlage IV van de Habitatrichtlijn en bijlage 1 AMvB art.75 Flora- en faunawet - tabel 3: gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en laatvlieger geldt voor ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, geen vrijstelling. Ook niet op basis van een gedragscode. Hiervoor is een ontheffing nodig.
blad 16 van 33
Vakgroep Water en Klimaat
projectnr. 188839 januari 2010 definitieve versie 02
Natuurtoets MER Rondweg Oudenbosch Gemeente Halderberge
Indien de werkzaamheden effect hebben op de bovengenoemde soorten is een ontheffing nodig. De ontheffingsaanvraag voor deze soorten wordt getoetst aan drie criteria (zware toets): 1) er is sprake van een in of bij de wet genoemd belang, 2) er is geen alternatief, 3) doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort. De criteria staan naast elkaar en niet na elkaar (aan alle drie moet voldaan zijn). Voor het verontrusten en verlies van leefgebied van strikt beschermde soorten kan een aanvullend compensatieplan noodzakelijk zijn, waarin in detail mitigerende en compenserende maatregelen worden uitgewerkt. De steenuil is niet opgenomen in tabel 1 t/m 3 van de Flora- en Faunawet, aangezien alle vogels in Nederland gelijk beschermd zijn. Voor vogels geldt, dat werkzaamheden of gebruik van ruimte waarbij vogels worden gedood of verontrust, of waardoor hun nesten of vaste rust- of verblijfplaatsen worden verstoord verboden zijn. Indien de werkzaamheden effect hebben op de steenuil of het leefgebied is een ontheffing noodzakelijk. De ontheffingsaanvraag voor de steenuil wordt getoetst aan de bovengenoemde drie criteria (de zware toets) en is compensatie(plan) aan de orde. Door het amoveren van gebouwen en de aanleg van de rondweg wordt een vaste rust- en verblijfplaats vernietigd en het leefgebied van de steenuilen langs het tracé aangetast of verstoord. Het verlies van een nestplaats en het functionele leefgebied dient gecompenseerd te worden door het creëren van een nieuwe nestlocatie en het aanleggen van nieuwe leefgebieden. Compenseren is feitelijk een term uit de Vogel- en Habitatrichtlijn, en heeft geen wettelijke status vanuit de Flora- en faunawet. Echter om de 'duurzame instandhouding van de soort' te handhaven worden compenserende maatregelen (o.a. plaatsen van nestkasten en houtwallen) vanuit DLG (Bevoegd Gezag) veelal opgelegd als voorwaarde bij een Flora- en faunawet ontheffing.
blad 17 van 33
Vakgroep Water en Klimaat
projectnr. 188839 januari 2010 definitieve versie 02
3
Natuurtoets MER Rondweg Oudenbosch Gemeente Halderberge
Toetsing effecten planontwikkeling Uit de bureaustudie en het terreinbezoek blijkt dat langs het tracé rondweg Oudenbosch enkele beschermde soorten en strikt beschermde soorten zijn te verwachten. In de eerste paragraaf worden kort de consequenties en de mitigerende maatregelen per aanwezige beschermde soortgroep aangegeven. In de laatste paragraaf wordt de effecten bekeken van de rondweg op de beschermde gebieden (o.a. Gastels Laag) langs het tracé.
3.1 3.1.1
Effecten op natuurwaarden Vogels In het algemeen kan worden gesteld dat de aanleg van de rondweg Oudenbosch tijdens het broedseizoen (15 maart –eind juli) sterke negatieve effecten hebben op de meeste vogelsoorten door vernietiging van broedplaatsen en verstoring van de reproductie. Wettelijk gezien wordt daarom ook geen ontheffing verleend indien (broed)vogels worden verstoord. De effecten op (broed)vogels langs het tracé en de directe omgeving zullen beperkt zijn. Effecten zijn er alleen als de werkzaamheden plaats vindt in het broedseizoen. Indien de werkzaamheden in de periode september - maart aanvangen is sprake van een permanente verstoring, voordat vogels tot broeden komen. Door deze verstoring zullen broedvogels het plangebied mijden als broedplaats. Conform de zorgplicht (zie §4.3) is het van belang om voor het broedseizoen eventueel aanwezig bomen, bosjes, struweel en andere vegetaties te verwijderd, hierdoor zijn er geen effecten op (broed)vogels tijdens het broedseizoen. Indien de werkzaamheden starten na het broedseizoen, dient vooraf het tracé afgezocht te worden op mogelijk broedvogels met late legsels. Deze legsels mogen niet worden verstoord, ook niet na het broedseizoen. De aangetroffen nesten van de zwarte kraai en de ekster zijn buiten het broedseizoen niet beschermd. Het kappen van de bomen kan zonder problemen plaatsvinden buiten het broedseizoen (vóór 15 maart). De kraaien en ekster kunnen weer gebruikmaken van een oud nest van afgelopen jaar. Indien in het broedseizoen gekapt gaat worden, dient vooraf gecontroleerd te worden of het aanwezige (oude) nesten gebruikt worden als broedplaats. (kraai en ekster)nesten zijn tijdens het broedseizoen beschermd en mogen niet verstoord worden. Rondom de te amoveren gebouwen zijn geen waarnemingen gedaan of nestlocaties aangetroffen van de huis- en boerenzwaluw. Effecten op deze soorten worden dan ook niet verwacht. De geluidcontouren (43 - 50 dB(a)) liggen niet over territoria van de Rode Lijstsoorten (zomertortel, koekoek, groene specht en graspieper) heen (o.a. Tholhuijsen, 2008). De geluidsverstoring (43 dB(a)) reikt niet tot het beheersgebied van Staatsbosbeheer (zie figuur 3.4, blz. 20). De aanleg en het gebruik van de Rondweg zal dan ook niet zorgen
blad 18 van 33
Vakgroep Water en Klimaat
projectnr. 188839 januari 2010 definitieve versie 02
Natuurtoets MER Rondweg Oudenbosch Gemeente Halderberge
voor een (direct) negatief effect op deze soorten. In het kader van de EHS dient het verstoorde deel echter wel gecompenseerd te worden (zie § 3.2). Het onderzoek naar steenuilen heeft uitgewezen dat twee tot drie territoria zich bevinden in de directe omgeving of op het tracé. De steenuil is een strikt beschermde soort en staat als 'kwetsbaar' vermeld op de Rode lijst. Activiteiten waarbij de vaste rust- en verblijfplaatsen verdwijnen zijn niet toegestaan, evenals het aantasten van foerageer- en leefgebied. Bij de aanleg van de toekomstige rondweg gaat één verblijfplaats verloren (exacte locatie is niet vastgesteld) en wordt het leefgebied van één steenuilterritorium verstoord. Aangezien het hier gaat om een strikt beschermde vogelsoort is een ontheffing Flora- en faunawet en compensatie noodzakelijk. Een ontheffing is noodzakelijk voor het verdwijnen/aantasten van een vaste rust- en verblijfplaats en leef- en foerageergebied van tenminste twee steenuilpaar. De gunstige staat van instandhouding van de overige langs het tracé rondweg Oudenbosch voorkomende of verwachte vogelsoorten zal niet worden aangetast wanneer werkzaamheden buiten het broedseizoen worden uitgevoerd.
3.1.2
Zoogdieren De werkzaamheden kunnen met name schade veroorzaken aan algemene muizensoorten en spitsmuizen. Deze schade is maar moeilijk te voorkomen, omdat deze soorten bij onraad hun hol in vluchten en zich bij gunstige omstandigheden nagenoeg het hele jaar voortplanten. Ze leven echter geen van allen in kolonies. Door deze solitaire levenswijze, het betrekkelijk kleine oppervlak aan biotoop en de hoge reproductiesnelheid zal de schade zeer beperkt zijn. De gunstige staat van instandhouding van de betreffende soorten komt niet in het gedrang. Effecten op kleine zoogdieren zoals muizen en spitsmuizen kunnen worden beperkt door de aanlegactiviteiten gefaseerd uit te voeren. Dit houdt in dat eerst de aanwezige bossen, bosjes en struweel en overige vegetatie zo kort mogelijk wordt gemaaid of verwijderd, alvorens in een later stadium bouwrijp te maken. Het hierdoor eerst minder geschikt gemaakte leefgebied kan dan tijdig door de aanwezige zoogdieren worden verlaten. Ten aanzien van deze soorten geldt dat ze niet tijdens de winterslaap mogen worden verstoord door het verwijderen van vegetatie. Dat betekent dat de vegetatie in de periode van eind september tot half november zou moeten worden verwijderd. Deze bepaling komt voort uit de ‘algemene zorgplicht’ zoals die in de Flora- en faunawet is beschreven (zie § 4.3). Grotere zoogdieren, als de hermelijn, wezel, konijn, woelrat, vos, mol en bunzing hebben grote leefgebieden en zullen tijdens de werkzaamheden het tracé mijden. In de omgeving is voldoende geschikt leefgebied aanwezig voor deze soorten. Effecten op populatieniveau van deze soorten worden niet verwacht. Om het onbedoeld doden van egels te voorkomen is het raadzaam om voor verwijderen van vegetatie het tracé te controleren op eventueel aanwezige egels. Indien egels worden aangetroffen, kunnen ze worden verplaatst naar geschikt biotoop in de omgeving. Langs het tracé worden foeragerende vleermuizen verwacht, en dan voornamelijk bij bossen, bosjes en struwelen rond De Riet, Zeggeweg, Vaarweg en Jan Teunisstraat.
blad 19 van 33
Vakgroep Water en Klimaat
projectnr. 188839 januari 2010 definitieve versie 02
Natuurtoets MER Rondweg Oudenbosch Gemeente Halderberge
Effecten van de ingreep op foeragerende vleermuizen worden echter niet verwacht, omdat geen belangrijke foerageerplaatsen verdwijnen en geen verblijfplaatsen worden verwacht. De bomenrij/bosjes langs de Zeggeweg en de Vaartweg zijn naar verwachting geschikt als vliegroute voor vleermuizen vanuit Oudenbosch naar resp. Zegge en Bosschenhoofd. Gericht onderzoek naar vliegroutes van vleermuizen heeft niet plaatsgevonden, maar op basis van de aangetroffen landschappelijke structuren is het aannemelijk dat vleermuizen gebruik maken van de bomenrijen/bosjes. Door de aanleg van de rondweg worden deze verbinding mogelijk doorsneden. De Zeggeweg wordt door middel van een tunnel gepasseerd, een eventuele vliegroute zal geen effecten ondervinden. De rondweg passeert de Vaartweg op dezelfde locatie waar in de huidige situatie een hoogspanningskabel de weg kruist. Hierdoor is inmiddels een opening in de bomenrij aanwezig. Aangezien de bomen hier vrij hoog zijn maken vleermuizen in de huidige situatie al gebruik van een zogehete 'hop-over' (DWW, 2004) (zie figuur 3.1).
Figuur 3.1: illustratie van de hop-over (bron: DWW, 2004) en kruising Vaartweg met het toekomstig tracé rondweg Oudenbosch. Bij een 'hop-over' worden de bestaande bomen/vegetatie zo dicht mogelijk langs de weg behouden, zodat de boomkronen elkaar bijna raken. Door aan de zijkanten van de rondweg dichte vegetatie te plaatsen, worden vleermuizen gedwongen hoog over de weg te vliegen en voorkomen dat ze relatief laag de weg oversteken. Vleermuizen die nu gebruik maken van bomenrij (vliegroute) langs de Vaartweg kunnen deze route in de toekomst blijven gebruiken. Voor de verwachte vleermuissoorten, dwergvleermuizen en laatvliegers is dit voldoende. Negatieve effecten op een vliegroute van vleermuizen langs de Vaartweg worden dan ook niet verwacht.
De gunstige staat van instandhouding van de zoogdieren zal niet worden aangetast als gevolg van de voorgenomen ingreep.
3.1.3
Amfibieën Door het uitvoeren van de voorgenomen werkzaamheden zal habitat (o.a. watergangen) van algemene amfibieën verdwijnen. Hierbij wordt het leefgebied van de kleine watersalamander, bruine kikker, bastaardkikker en gewone pad worden plaatselijk verstoord en vernield. Schade aan amfibieën is het grootst als de werkzaamheden in het voortplantingsseizoen plaatsvindt (half maart tot en met juni). In deze periode zijn voornamelijk de larven aanwezig in het water. De volwassen dieren (bruine kikker en gewone pad) trekken na de eiafzetting weer het land op, waar ze tot de overwinteringsperiode verblijven. De bastaardkikker blijft het hele seizoen sterk aan
blad 20 van 33
Vakgroep Water en Klimaat
projectnr. 188839 januari 2010 definitieve versie 02
Natuurtoets MER Rondweg Oudenbosch Gemeente Halderberge
water gebonden en overwintert hier ook. De kleine watersalamander, bruine kikker en gewone pad overwinteren op het land in holletjes in de bodem, onder bladafval, takkenhopen of stenen. Buiten het voortplantingsseizoen is de schade beperkt tot een enkel individu. Het gaat hier om algemeen voorkomende amfibiesoorten.
De gunstige staat van instandhouding van de kleine watersalamander, bruine kikker, bastaardkikker en gewone pad zal niet worden aangetast als gevolg van de voorgenomen ingreep.
3.1.4
Vissen In de smalle landbouwsloten zijn alleen algemene, niet beschermde, soorten aangetroffen. De kleine modderkruiper en bittervoorn zijn tijdens de terreinbezoeken niet aangetroffen. De kleine modderkruiper wordt gezien het biotoop incidenteel in De Riet verwacht. Het tracé kruist De Riet nabij de Nieuwe Weg. Door de rondweg zullen geen effecten optreden die de instandhouding van de kleine modderkruiper beïnvloeden. Echter, het gaat hier om een beschermde vissoort waarvoor een ontheffing noodzakelijk is bij ruimtelijke ingrepen.
De gunstige staat van instandhouding van de kleine modderkruiper zal niet worden aangetast, indien de werkzaamheden buiten de paaitijd plaatsvinden. Een ontheffing is echter noodzakelijk.
3.1.5
Planten Er zijn geen effecten te verwachten op beschermde planten, omdat ze niet zijn aangetroffen tijdens het terreinbezoek en de aangetroffen biotopen niet geschikt zijn.
3.1.6
Overig beschermde soorten Er zijn geen effecten te verwachten op andere beschermde soorten, zoals dagvlinders, libellen en andere ongewervelden langs het tracé, omdat ze niet zijn aangetroffen tijdens het terreinbezoek en de aangetroffen biotopen niet geschikt zijn.
3.2
Effecten op beschermde gebieden Het tracé rondweg Oudenbosch is niet gelegen in gebieden die een beschermde status hebben in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 (beschermd natuurmonument of Natura 2000-gebied = Vogelrichtlijn- en/of Habitat-richtlijngebied). Het tracé passeert en kruist echter wel gebieden die onderdeel uitmaken van de Groene Hoofdstructuur (GHS-natuur) van de provincie Noord-Brabant (zie figuur 3.2 en 3.3).
blad 21 van 33
Vakgroep Water en Klimaat
projectnr. 188839 januari 2010 definitieve versie 02
Natuurtoets MER Rondweg Oudenbosch Gemeente Halderberge
Figuur 3.2: Overige bos- en natuurgebied langs het tracé en globale ligging tracé.
Figuur 3.3: Het Gastels Laag met natuurdoeltypen en globale ligging tracé . In het Streekplan is het Gastels Laag (zie figuur 3.4) een zogenaamde natuurparel binnen de GHS-natuur van de provincie Noord-Brabant. Hier komen levensgemeenschappen van vochtige bossen en graslanden voor. In de natuurparels moet worden gezorgd voor maximale rust en ruimte voor de ontwikkeling van de natuur- en landschapswaarden. Het Gastels Laag is niet aangewezen als natte natuurparel. De Riet en een klein bosje (circa 0,6 ha) langs de Zeggestraat zijn onderdeel van de GHS-natuur. Deze gebieden zijn aangeduid als 'overig bos- en natuurgebied'. Nee, tenzij-principe Voor het tracé rondweg Oudenbosch geldt het 'nee, tenzij-principe' omdat het een (fysieke) aanpassing van niet-recreatieve infrastructuur betreft. Het 'nee, tenzij-principe' houdt in dat uitbreiding van het stedelijk ruimtebeslag (lees aanleg rondweg) alleen toelaatbaar is als daar zwaar maatschappelijke belangen aan ten grondslag liggen, en pas nadat een onderzoek heeft aangetoond dat er geen alternatieve locaties voorhanden zijn buiten de GHS en de AHS-landschap, of andere oplossingen waardoor de aantasting van de natuur- en de hiermee samenhangende landschapswaarden wordt voorkomen. In het geval van een dergelijke onontkoombaarheid moet verzekerd zijn dat de aantasting van de natuurwaarden en de daarmee samenhangende landschapswaarden tot het minimum wordt beperkt en wordt gecompenseerd. (zie hiervoor de tekst op pag. 103-106 van Streekplan Noord-Brabant 2002).
blad 22 van 33
Vakgroep Water en Klimaat
projectnr. 188839 januari 2010 definitieve versie 02
Natuurtoets MER Rondweg Oudenbosch Gemeente Halderberge
De effecten veroorzaakt door de aanleg en het in gebruik van de toekomstige rondweg Oudenbosch zijn beschreven in het MER (augustus, 2007) en MER aanvulling (april 2008). Hier volstaat een verwijzing naar de genoemde documenten en een korte weergave van de relevante conclusies. Ten aanzien van hydrologische effecten op het Gastels Laag wordt geconcludeerd dat, de aanleg van de rondweg, inclusief de tunnelconstructie onder het spoor geen noemswaardige negatieve effecten heeft op de hydrologie (kwelsituatie) ter plaatse van het Gastels Laag. De rondweg en de tunnelbak hebben derhalve geen verdrogend effect op het Gastels Laag (GHS-natuur): de (diepe) kwelstromen worden niet beïnvloed (MER aanvulling, april 2008). Bij de aanleg van de rondweg is geen sprake van ruimte beslag op het Gastels Laag of een verdrogend effect op de aanwezige vochtige natuurdoeltypen. Echter, de toekomstige rondweg heeft een toename van geluidsbelasting tot gevolg (zie figuur 3.4). Een oppervlakte van circa 0,3 - 1 ha. (met dunne deklagen) in het Gastels Laag krijgt te maken met een toename van geluid. Op basis van de Beleidsregel natuurcompensatie (provincie Noord-Brabant, 2005) is een dergelijke aantasting compensatieplichtig, indien de aantasting niet gemitigeerd kan worden. Het bosje langs de Zeggeweg zal door de aanleg van de tunnelconstructie (geheel of gedeeltelijk) verdwijnen en dient gecompenseerd te worden. De ecologische verbinding van De Riet naar het Gastels Laag wordt doorsneden. Echter, het tracé loopt niet over het begrensde deel van de verbinding (zie figuur 3.3). Van ruimtebeslag is dan ook geen sprake. De rondweg betekent wel een doorsnijding tussen de Riet en het Gastels Laag.
blad 23 van 33
Vakgroep Water en Klimaat
projectnr. 188839 januari 2010 definitieve versie 02
Natuurtoets MER Rondweg Oudenbosch Gemeente Halderberge
Figuur 3.4: De berekende geluidscontouren (geonoise model 13-05-2009) over het Gastels Laag, als gevolg van de toekomstige rondweg (kaart 1: contouren zonder dunne deklagen en kaart 2: contouren met toepassing van dunne deklagen).
blad 24 van 33
Vakgroep Water en Klimaat
projectnr. 188839 januari 2010 definitieve versie 02
blad 25 van 33
Natuurtoets MER Rondweg Oudenbosch Gemeente Halderberge
Vakgroep Water en Klimaat
projectnr. 188839 januari 2010 definitieve versie 02
4 4.1
Natuurtoets MER Rondweg Oudenbosch Gemeente Halderberge
Conclusies en aandachtspunten Conclusies effecten Kort samengevat is het resultaat van de natuurtoets dat zich in het plangebied enkele (strikt) beschermde diersoorten bevinden die de voorgenomen rondweg kunnen beïnvloeden. In het kader van het opstellen van een voorontwerpbestemmingsplan zijn er vanuit flora en fauna geen belemmeringen voor de aanleg van de rondweg Oudenbosch. De uitvoering van de werkzaamheden voor het de rondweg Oudenbosch kan leiden tot overtredingen van verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet. Door een zorgvuldige werkwijze in combinatie met de beste perioden van uitvoering, kan schade in belangrijke mate worden voorkómen. Voor het verstoren van de kleine modderkruiper in De Riet en het aantasten van een verblijfplaats en leefgebied van twee steenuilparen is een ontheffing ex art. 75 van de Flora- en faunawet noodzakelijk. Ten gevolge van de voorgenomen rondweg zijn negatieve effecten op een aantal algemene, beschermde soorten te verwachten. Door het nemen van mitigerende maatregelen zoals het aanpassen van de werkperiode aan de activiteiten van dieren blijven de negatieve effecten beperkt. Voor de effecten op de algemene voorkomende maar beschermde soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Voor de algemene soorten geldt een vrijstelling. Voor de start van de werkzaamheden dient voor een aantal beschermde soorten ontheffing aangevraagd te worden ex art. 75 van de Flora en faunawet. Deze soorten en de te overtreden verbodsbepalingen zijn te vinden in tabel 4.1. Ontheffingsaanvraag Voor de start van de werkzaamheden dient voor een aantal (strikt) beschermde soorten ontheffing aangevraagd te worden ex art. 75 van de Flora en faunawet. Deze soorten en de te overtreden verbodsbepalingen zijn te vinden in tabel 4.1. Tabel 4.1: Soorten waarvoor ontheffing aangevraagd dient te worden. Soort Vissen Kleine modderkruiper
Cobitis taenia Vogels Steenuil
Athene noctua
Verbodsbepaling
Mitigerende maatregel
Art. 10 en 11: verontrusten, beschadigen en vernielen van vaste verblijfplaatsen
uitvoeren buiten kwetsbare periode, voorafgaand aan de aanleg wegvangen vissen.
Art. 11: beschadigen en vernielen van vaste verblijfplaatsen
uitvoeren buiten kwetsbare periode, aanleg landschapselementen, en plaatsen steenuilkasten
Een verleende ontheffing is geldig voor een maximale duur van 5 jaar. Aanbevolen wordt om de ontheffingsaanvraag minstens een half jaar vóór aanvang van de werkzaamheden aan te vragen. Voor de procedure voor de aanvraag moet rekening worden gehouden met een verwachte doorlooptijd van tenminste acht weken, mits geen bezwaren worden ingediend. Indien aanvullende informatie moet worden geleverd, dan kan deze periode langer zijn.
blad 26 van 33
Vakgroep Water en Klimaat
projectnr. 188839 januari 2010 definitieve versie 02
4.2
Natuurtoets MER Rondweg Oudenbosch Gemeente Halderberge
Aanbeveling Aanbevolen wordt om de aantasting van de GHS-natuur zoveel mogelijk te mitigeren. Indien deze mitigatie niet mogelijk blijkt, de schade te compenseren middels het opstellen van een natuurcompensatieplan, conform de Beleidsregels natuurcompensatie van de provincie Noord-Brabant. Als gevolg van de ruimtelijke ingreep (rondweg Oudenbosch), worden twee (drie) gebieden die aangewezen zijn als beschermde gebieden GHS-natuur aangetast of verstoord, en vallen dus onder beleidsregel natuurcompensatie van de provincie NoordBrabant. Het gaat hier om geluidsoverlast van het Gastels Laag en het verdwijnen/kap van het bosje langs Zeggeweg. Dit dient uitgewerkt te worden in een compensatievoorstel. Het doorsnijden van De Riet valt niet binnen het compensatiebeginsel. Echter, om de ecologische verbinding functioneel te houden of te ontwikkelen is het aanleggen van faunapassages en begeleidende vegetatie van belang.
4.3
Zorgplicht Voor alle beschermde soorten, dus ook voor de soorten die zijn vrijgesteld van de ontheffingsplicht, geldt wel een zogenaamde ‘algemene zorgplicht’ (art. 2 Flora- en faunawet). Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer passende maatregelen neemt om schade aan beschermde soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het niet verontrusten of verstoren in de kwetsbare perioden zoals de winterslaap, de voortplantingstijd en de periode van afhankelijkheid van de jongen. Werken buiten kwetsbare periode De kwetsbare perioden voor de verschillende soortgroepen zijn niet allen gelijk. Als ‘veilige’ periode voor alle groepen geldt in het algemeen de periode van half augustus tot half november, de periode waarin de voortplantingstijd achter de rug is en dieren als vleermuizen, overige zoogdieren en amfibieën nog niet in winterslaap zijn. Indien voorbereidende werkzaamheden, als bouwrijp maken, in die periode worden uitgevoerd, kan daarna gedurende het winterseizoen en het daarop volgende voorjaar probleemloos worden gewerkt. Werken in kwetsbare periode Indien vooraf bekend is dat werkzaamheden moeten worden uitgevoerd binnen de kwetsbare perioden van de soorten, is het zaak ervoor te zorgen dat het gebied tegen die tijd ongeschikt is als leefgebied voor die soorten. Zo kan bijvoorbeeld vegetatie gedurende het groeiseizoen kort gemaaid worden, zodat er geen vogels gaan broeden en het tegen de winter ook ongeschikt is voor kleine zoogdieren die in winterslaap gaan. Indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden beschermde soorten worden waargenomen dienen maatregelen te worden genomen om schade aan deze individuen zo veel mogelijk te voorkomen (bijvoorbeeld wegvangen en verplaatsen).
blad 27 van 33
Vakgroep Water en Klimaat
projectnr. 188839 januari 2010 definitieve versie 02
4.4
Natuurtoets MER Rondweg Oudenbosch Gemeente Halderberge
Tot slot De voorliggende natuurtoets is gebaseerd op beperkte inventarisatiegegevens van derden, literatuuronderzoek en een verkennend terreinbezoek. Eenmalig onderzoek kan niet geheel uitsluiten, dat tijdens de uitvoering van de werkzaamheden, beschermde soorten worden aangetroffen. Gezien het ligging van het tracé en de kennis van de aanwezige natuurwaarden zijn de risico's op verstoring van beschermde soorten minimaal. Eventueel aangetroffen soorten dienen verplaatst te worden naar geschikt leefgebied in de omgeving. Indien u nog vragen heeft naar aanleiding van deze rapportage kunt u contact opnemen met onze ecologisch adviseur Michel Braad (06 - 20606920) van ons bureau.
blad 28 van 33
Vakgroep Water en Klimaat
projectnr. 188839 januari 2010 definitieve versie 02
blad 29 van 33
Natuurtoets MER Rondweg Oudenbosch Gemeente Halderberge
Vakgroep Water en Klimaat
projectnr. 188839 januari 2010 definitieve versie 02
5
Natuurtoets MER Rondweg Oudenbosch Gemeente Halderberge
Literatuur Bos, F., M. Bosveld, D. Groenendijk, C. van Swaay, I. Wynhoff, De Vlinderstichting, 2006. De dagvlinders van Nederland, verspreiding en bescherming (Lepidoptera: Hesperioidea, Papilionoidea. - Nederlandse Fauna 7. Leiden. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Inverterbrate Survey - Nederland. Broekhuizen, S., B. Hoekstra, V. Van Laar, C. Smeenk & J.B.M. Thissen, 1992. Atlas van de Nederlandse Zoogdieren. Stichting Uitgeverij Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging, 3de herziene druk. Brouwer, T., 2005. Bescherming van weidevogels in Noord-Brabant. Natuurbalans - Limes Divergens BV, Nijmegen. Coelen van der, J.E.M (red), 1992. Verspreiding en ecologie van amfibieën en reptielen in Limburg. Stichting Natuurpublicaties Limburg, Maastricht. Stichting RAVON, Nijmegen. Delft, J.J.C.W. van & W. Schuitema, 2005. Werkatlas amfibieën en reptielen in NoordBrabant. RAVON Noord-Brabant, Tilburg / Stichting RAVON, Nijmegen. DWW, 2004. Met vleermuizen overweg. Ministerie van Verkeer en Waterstaat en Vereniging voor Zoogdierkunde en Zoogdierbescherming (VZZ). Laar, J. van de, 2007. De steenuil, een markante bewoner van het agrarisch cultuurlandschap. Vakblad Natuur Bos Landschap, Jaargang 4/nr. 10 , december 2007 Lange, R., P.Twisk, A. van Winden & A. van Diepenbeek, 1994. Zoogdieren van WestEuropa. Stichting Uitgeverij KNNV en VZZ i.s.m. Vereniging Natuurmonumenten. Lenders, H.J.R., C.C.H. Marijnissen & R.P.W.H. Felix, 1993. Waarnemen en herkennen van amfibieën en reptielen in het veld. Uitgave van de Stichting RAVON, Nijmegen. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Buiten aan het werk? Houd tijdig rekening met beschermde planten en dieren. Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie, 2002. De Nederlandse libellen (Odonata). Nederlandse Fauna 4. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden. Provincie Noord-Brabant, 2005. Beleidsregel natuurcompensatie. Samenwerkingsverband Westbrabantse Vogelwerkgroepen, 2007. Atlas van de Westbrabantse broedvogels. NPN media, Breda. SOVON, 2002. Atlas van de Nederlandse broedvogels. SOVON Vogelonderzoek Nederland, KNNV Uitgeverij / Naturalis / EIS-Nederland. STONE, Steenuilenoverleg Nederland, 2006. Athene nr. 11, april 2006. Bescherming van de Steenuil bij ruimtelijke ontwikkelingen, pag. 16 t/m 21.
blad 30 van 33
Vakgroep Water en Klimaat
projectnr. 188839 januari 2010 definitieve versie 02
Natuurtoets MER Rondweg Oudenbosch Gemeente Halderberge
Tholhuijsen, E., 2008. Broedvogels van het Gastels Laag. Staatsbosbeheer Regio - Zuid Tilburg. Twisk, P., & H. Limpens, 2006. Een thuis voor de vleermuis. Beschermplan voor vleermuizen in Noord-Brabant. Zoogdiervereniging VZZ. In opdracht van Provincie NoordBrabant. Van Dijk A.J. 2004. Handleiding Broedvogel Monitoring Project (Broedvogelinventarisatie in proefvlakken). SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen. Voslamber, B., van Winden E. & Koffijberg K. 2004. Atlas van ganzen, zwanen en Smienten in Nederland. SOVON-onderzoeksrapport 2004/08. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen. Internet: www.ravon.nl www.natuurloket.nl www.waarneming.nl
blad 31 van 33
Vakgroep Water en Klimaat
projectnr. 188839 januari 2010 definitieve versie 02
Natuurtoets MER Rondweg Oudenbosch Gemeente Halderberge
Bijlage 1: Wettelijk Kader Hieronder volgt een algemene beschrijving van de Natuurwetgeving, gevolgd door betreffende onderdelen van de wetgeving.
De Nederlandse natuurwetgeving De Nederlandse natuurwetgeving valt uiteen in gebiedbescherming en soortbescherming. De gebiedsbescherming is geïmplementeerd in de Natuurbeschermingsweg 1998 en omvat de Natura 2000-gebieden. In de Natura 2000-gebieden zijn de beschermde natuurmonumenten alsmede de gebieden met de status Vogel- en/of de Habitatrichtlijn-gebied (voorheen Speciale Beschermings-Zones (SBZ's) opgenomen. Globaal kan gesteld worden dat de gebiedsbescherming gericht is op de bescherming van de waarden waarvoor een gebied is aangewezen. Deze bescherming is gebiedspecifiek, maar kent wel de zogenaamde externe werking. Dat wil zeggen dat ook handelingen buiten het beschermde gebied niet mogen leiden tot verlies aan kwaliteit in het beschermde gebied. De soortbescherming is opgenomen in de Flora- en faunawet. Deze wet omvat ook de bescherming van Habitatrichtlijnsoorten buiten de aangewezen Natura 2000-gebieden welke zijn vermeld in bijlage IV. Deze bescherming geldt overal in Nederland, ook in de beschermde gebieden. De soortbescherming kent geen externe werking. Projecten worden getoetst aan de directe invloed op beschermde waarden binnen de grenzen van het projectgebied. Conform deze wet is de initiatiefnemer bij ruimtelijke ingrepen verplicht op de hoogte te zijn van mogelijke voorkomende beschermde natuurwaarden binnen het projectgebied. Vanuit de kennis dienen plannen en projecten getoetst te worden aan eventuele strijdigheid met de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet (zie paragraaf 2.2 van het voorgaande rapport).
Flora- en faunawet Onder de werking van de Flora- en faunawet vallen circa 1.000 dier- en plantensoorten. Alle inheemse zoogdieren (m.u.v. de huismuis en zwarte en bruine rat), vogels, amfibieën en reptielen zijn beschermd. Tevens hebben een aantal soorten planten, vissen, insecten en ongewervelden een beschermde status. Voor de in het wild voorkomende planten en dieren geldt de algemene zorgplicht (art. 2). Volgens de Flora- en faunawet mogen beschermde dier- en plantensoorten niet worden verwond, gevangen, opzettelijk worden verontrust of gedood. Voortplanting- of vaste rustof verblijfplaatsen mogen niet worden beschadigd, vernield of verstoord. Beschermde planten mogen op geen enkele wijze van hun groeiplaats worden verwijderd of vernield. De verbodsbepalingen van de wet staan genoemd in onderstaand kader.
blad 32 van 33
Vakgroep Water en Klimaat
projectnr. 188839 januari 2010 definitieve versie 02
Natuurtoets MER Rondweg Oudenbosch Gemeente Halderberge
Verboden handelingen met betrekking tot beschermde planten: Artikel 8: Het plukken, verzamelen, afsnijden, vernielen, beschadigen, ontwortelen of om een andere manier van de groeiplaats verwijderen van planten Artikel 13: Het vervoeren en onder zich hebben (in verband met verplaatsen) van planten Verboden handelingen met betrekking tot beschermde dieren: Artikel 9: Het doden, verwonden, vangen of bemachtigen van dieren. Het met het oog op bovenstaande doelen opsporen van dieren. Artikel 10: Het opzettelijk verontrusten van dieren Artikel 11: Het beschadigen, vernielen, uithalen wegnemen, verstoren van nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren. Artikel 13: Het vervoeren en onder zich hebben (in verband met verplaatsen) van dieren De werkingssfeer van de Flora- en faunawet is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming. In artikel 75 van de Flora- en faunawet worden de ontheffingsmogelijkheden weergegeven. Op 23 februari 2005 is de Algemene Maatregel van Bestuur m.b.t. artikel 75 van de Flora- en faunwet1 in werking getreden. Middels deze AMvB wordt onder bepaalde voorwaarden een algemene vrijstelling geregeld van de ontheffingsplicht van de Flora- en faunawet. Deze vrijstelling geldt voor ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, bestendig gebruik en bestendig beheer en onderhoud en voor bepaalde (algemeen voorkomende) soorten. Welke voorwaarden verbonden zijn aan de vrijstelling hangt af het de dier- of plantensoorten die voorkomen in het plangebied. In de AMvB worden hiertoe verschillende beschermingsregimes onderscheiden. • Soorten van tabel 1 – algemene soorten – lichtste beschermingsregime AMvB: Voor deze soorten geldt voor ruimtelijke ontwikkeling een vrijstelling van de ontheffingsplicht. Voor deze soorten is derhalve geen ontheffing nodig. Wel geldt ten aanzien van deze soorten de zorgplicht, die eveneens van de Flora- en faunawet uitgaat. Soorten die vallen onder de vrijstelling betreft onder andere algemene zoogdiersoorten, zoals algemene muizen- en spitsmuizen, de Egel, Konijn en Mol, Ree en Vos; , algemene amfibieënsoorten, waaronder de Bruine kikker, Gewone pad en Kleine watersalamander en plantensoorten als Grasklokje en Gewone dotterbloem. • Soorten van tabel 2 – overige soorten – middelste beschermingsregime AMvB: Voor soorten van tabel 2 van de AMvB is bij ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling mogelijk van de ontheffingsplicht, indien gewerkt wordt volgens een door het Ministerie van LNV goedgekeurde gedragscode. Ontbreekt zo’n gedragscode, dan dient ontheffing aangevraagd te worden, welke wordt getoetst aan het criterium ‘doet geen afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding van de soort’(lichte toets). Daarnaast geldt ook voor soorten van tabel 2 de algemene zorgplicht.
1. Besluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met wijzigingen van artikel 75 van de Flora- en faunawet en enkele andere wijzigingen.
blad 33 van 33
Vakgroep Water en Klimaat
projectnr. 188839 januari 2010 definitieve versie 02
Natuurtoets MER Rondweg Oudenbosch Gemeente Halderberge
•
Soorten van tabel 3 – genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en in bijlage 1 van de AMvB – zwaarste beschermingsregime AMvB. Voor soorten van tabel 3 geldt het zwaarste beschermingsregime en is bij ruimtelijke ontwikkelingen geen vrijstelling mogelijk van de ontheffingsplicht, ook niet met een gedragscode. Voor deze soorten dient een ontheffing aangevraagd te worden, welke aan drie criteria wordt getoetst (zware toets): er is sprake van een in of bij wet genoemd belang, er is geen alternatief en ‘doet geen afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding van de soort’. Daarnaast geldt ook voor soorten van tabel 3 de algemene zorgplicht. Tot dit beschermingsregime horen o.a. alle vleermuissoorten, de Das, verschillende amfibieënsoorten waaronder Rugstreeppad en Kamsalamander en vissoorten waaronder Grote modderkruiper • Vogels Vogels zijn niet opgenomen in tabel 1 t/m 3; alle vogels zijn in Nederland gelijk beschermd. T.a.v. vogels geldt, dat werkzaamheden of gebruik van ruimte waarbij vogels worden gedood of verontrust, of waardoor hun nesten of vaste rust- of verblijfplaatsen worden verstoord verboden zijn. Bij ruimtelijke ontwikkelingen geldt een vrijstelling wanneer gewerkt wordt volgens een goedgekeurde gedragscode. Ontbreekt zo’n gedragscode dan dient formeel een ontheffing te worden aangevraagd. Voor broedvogels wordt echter geen ontheffing verleend waarbij als voorwaarde wordt gesteld dat broedvogels niet verstoord mogen worden tijdens het kwetsbare broedseizoen; dit mede in het kader van de algemene zorgplicht die ook voor vogels geldt.
blad 34 van 33
Vakgroep Water en Klimaat