Maandblad va n
Natuur- en Vogelvrienden April 2015
Opgericht 25 januari 1947
Bestuur van de Natuur- en Vogelvrienden: Voorzitter: John Vergouwen / Stoopstraat 72, Roosendaal / 06 - 29 10 86 39 Secretaris: Toon van Bekhoven / Bredaseweg 129, Roosendaal / 0165 - 55 76 59 Penningmeester: Peter Koopman / Bernhardstraat 18, Halsteren / 06 - 51 89 88 97 Ringencommissaris: A. Dierks / Edisonstraat 110, Roosendaal / 06 - 20 40 52 56 Bestuurslid: Cor Ros / Mussendonk 25, St. Willebrord / 06 - 51 69 59 33 Ereleden: J. Maas, Chr. Doggen, M. Suijkerbuijk, S. van Staay. Redactie maandblad: John Vergouwen / Stoopstraat 72 / 06 - 29 10 86 39
[email protected] Contributie: U kunt uw contributie voldoen: 35 euro / jeugd 17,5 euro, door deze over te maken op IBAN nr. NL91INGB0002405631, t.n.v. Natuur- en Vogelvrienden Roosendaal. Vergeet niet uw eigen naam te vermelden. Ook kunt u natuurlijk op de vergadering uw contributie voldoen.
Voor kwaliteit en perfecte service naar
Gastelseweg *Wij komen geheel vrijblijvend met stalen bij u aan huis.
Gastelseweg 36 Tel. 0165 - 55 75 58 4702 TB Roosendaal Fax 0165 - 55 82 64
w w w. t a p i j t d r i v e - i n . n l 2
Uitnodiging Voorwoord
Hierbij nodigen wij u uit voor de maandelijkse ledenvergadering op maandagavond 13 april 2015 a.s. in Huis ten Halve, Kruisstraat 60 te Roosendaal. Aanvang van de vergadering is 19.30 uur.
AGENDA Opening Notulen door dhr. van Bekhoven In- en uitgaande stukken Film De nieuwe wereld Pauze met lotenverkoop Vervolg film De nieuwe wereld Verloting Rondvraag Sluiting
In plaats van het nieuwe vraagprogramma van de NBvV te behandelen gaan we deze vergadering u een prachtige documentaire laten zien, genaamd De nieuwe wereld.
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Dit zijn artikelen van A. Tielen en A. van Bekhoven. De een over de kweek van kanaries en de ander over de kweek van wildzang. Beide zijn zeer leerzame artikelen, ook nu nog. De vraag (voor de kweker) is natuurlijk of er in tien jaar tijd wel zoveel veranderd is. In mei hebben we weer het jaarlijkse kweekpraatje en eventuele reacties zie ik dan graag tegemoet.
Het vraagprogramma en de bijbehorende uitleg is pas in juli te verwachten. Daar zal in Onze Vogels waarschijnlijk een extra bijlage aan besteedt worden.
Terugkomend op “De nieuwe wereld”, een prachtige documentaire, waarvan men niet zou zeggen dat deze in Nederland is opgenomen.
In deze uitgave staan enkele artikelen geplaatst welke al eerder in onze eerste digitale uitgaves stonden (2005).
J. Vergouwen 3
Notulen
Ledenvergadering 9 maart 2015 - 19.30 uur
Europees kampioen geweest en vele andere prijzen gehaald. Inmiddels door privéredenen gestopt met de hobby. Maar nog altijd bij iedereen goed bekent en welkom als hij naar de vogels wilt komen kijken. Ze krijgen beiden een speld van de bond.
Afwezig met kennisgeving: H. Rijpers, M. Suijkerbuijk, C. Ros. Aanwezig: 23 leden.
6. Start film van de bond over vogel 2014, de nationale kampioenschappen die ze jaarlijks organiseren. Alles wat erbij komt kijken komt aan bod.
1. Opening door de voorzitter met een hartelijk welkom, in het bijzonder aan Ad Rijpers en Ger Wagemakers, die voor speciale reden vanavond zijn gekomen. Verder draaien we deze vergadering de film die onze bond heeft gemaakt over Vogel 2014, deze duurt ongeveer 80 min.
Het inladen van de spullen in Bergen op Zoom, tal van vergaderingen, inrichten van de hal, de keuring, opening, prijsuitreiking en tot opruimen aan toe. Dat het al meer gedaan is kun je wel zien, het is een goed gesmeerde machine. Dit is natuurlijk een geweldige promotie.
2. De notulen van de vorige vergadering worden onveranderd goedgekeurd. 3. Deze keer geen ingekomen stukken, we wachten op het nieuwe vraagprogramma wat eraan komt.
Bedoeling is ook dat je zelf mee gaat spelen daar, wat ook zeer leuk is vooral als je goed speelt.
4. Mededelingen: Daar er bij sommige liefhebbers een ziekte heerst (ornithose) in de vogelverblijven, lijkt het ons niet verstandig om onnodig bij elkaar de vogelverblijven binnen te stappen. Dus kijk daar mee uit, ook vreemde vogels van een beurs of andere liefhebber bij thuiskomst altijd een tijdje apart zetten.
7. Pauze. Opbrengst van de verloting is deze keer 53,40 euro. 8. In september komt Jan Konings met voorlichting over supplementen en andere dingen die we de vogels geven. Hij brengt een compagnon mee, maar verder wou hij er niet veel over kwijt. Met de bestelling van de lampen voor in de kooi is nog niet veel gedaan, John pakt dit nog op.
5. Huldiging: Ger Wagemakers is 25 jaar lid van de bond. Hij is begonnen bij de Goudvink. Toen die ophielden te bestaan is hij lid bij ons geworden. Hij beloofd dit jaar weer fanatiek te starten. Ad Rijpers is 40 jaar lid bij ons geweest. Ooit
9. Rondvraag: Siem Swaneveld vraagt of we nog naar de ringen productie bij de bond gaan. Dit word nog geregeld. 4
10. Trekking loterij, met een dankwoord aan Hans Rijpers welke hoogwaardig tropenzaad beschikbaar stelde (17x1kg) ten bate van de loterij.
start van de kweek zodat we eind van het jaar heel wat kunnen bewonderen. Toon van Bekhoven.
11. Sluiting door de voorzitter met een voor iedereen wel thuis en een goede
U i t s l a g puzzel maart De puzzel van maart werd door meerdere personen juist ingevuld. De iris-cheque ging naar de heer A. Dierks. Van harte gefeliciteerd!
Wij feliciteren
www.natuur-vogelvrienden.nl
1 april
W. Hijman
9 april
H. Straver
18 april
S. Swaneveld
27 april
M. Antonissen
5
Kalsdonksestraat 146 4702 ZJ Roosendaal
Tel.: 0165 - 53 75 34
[email protected]
SINDS 1967 EEn begrip in Roosendaal! Gespecialiseerd op duiven- en vogelgebied. Wij bieden U optimale kwaliteit tegen concurrerende prijzen. Ook hebben wij voor U de mogelijkheid om uw aankopen thuis te laten bezorgen. Dit kan op woensdagmiddag en zaterdagmiddag, wel voor 12.00 uur bestelling doorgeven. Uiteraard is dit geheel gratis. Maak ook gebruik van onze spaarkaart, vraag naar de voorwaarden. Let op onze openingstijden: Maandag gesloten. Dinsdag t/m donderdag 8.30 - 17.30 uur. Vrijdag 8.30 - 19.00 uur. Zaterdag 8.30 - 17.00 uur.
6
Het kweekseizoen komt er weer aan.....
Wat kunnen we doen ? Probeer alle naden te dichten. Gebruik verschillende bestrijdingsmiddelen naast elkaar. Kook gebruikte touwnestjes goed uit. Gebruik bij iedere kweekronde schone goed behandelde nestkastjes of bakjes. Steen en onbehandeld hout hebben mijn voorkeur omdat het bestrijdingsmiddel erin kruipt en dus langer werkt. Ruim de gebruikte direct op, maak ze schoon en behandel ze met verdelgingsmiddelen. Luizen kunnen kruipen en zoeken snel nieuwe slachtoffers, geef ze de kans niet. Er zijn ook kwekers die zware shag poeder onder in de nest gooien of gedroogde kamille. De lucht schijnt luizen te verjagen. Ook ken ik een kweker die ieder jaar de naden uitbrandt met een verfstripper. Het is natuurlijk wel uitkijken, dat de boel niet in de fik gaat. Dat zou natuurlijk wel een radikale manier zijn om alle gespuis uit te roeien. Hoe dan ook, probeer het probleem luis voor te blijven. Nadat alle voorzorgen voor de kweek nauwkeurig zijn uitgevoerd, kan de kweek beginnen. Het spreekt vanzelf, dat we alleen kerngezonde vogels gaan inzetten bij de kweek. Om deze vogels broedrijp te maken zijn de volgende voorwaarden nodig. Licht: 14 tot 15 uur per etmaal. Dat zal meestal kunstmatig gebeuren door middel van kunstlicht. Om regelmaat te waarborgen is een tijdklok onmisbaar. Er zijn twee methoden in gebruik. Langzaam maar zeker, d.w.z. om de paar dagen een kwartier. De tweede manier is ineens naar 14 of 15 uur. Beide manieren geven goede resultaten. Ik geef er de voorkeur
Het weer zover. Bijna iedereen is dan volop aan het kweken. Om die kweek goed te laten verlopen, moeten we nu onze voorzorgsmaatregelen nemen. Het spreekt vanzelf, dat alle broedkooien, nestbakjes etc. een grote schoonmaakbeurt krijgen en ontsmet worden. Maar ontsmetten is helaas niet meer voldoende, want onze grootste vijanden bloedluis, zwarte luis en vedermijt gaan er niet van dood. Veel slechte kweekresultaten zijn het gevolg van deze parasieten. Onrustig broeden - van de eieren lopen - jongen dood, zijn vaak het gevolg van luizen en het kwaad is vaak geschied, voor we het in de gaten hebben. Ik heb zelfs het idee, dat de overlast van parasieten de laatste jaren toeneemt. Ik denk dat de oorzaak gezocht moet worden in onze steeds betere kooien. De meeste hebben een dichte kooi, waarin als het koud wordt ook nog eens verwarmd wordt. Maar daar gedijen de luizen ook beter in. Ook de bekende bestrijdingsmiddelen zijn door allerlei milieuwetten minder effectief of zelfs helemaal verboden. Ook kunnen parasieten immuun worden voor een bepaald middel. De strijd tegen parasieten wordt dus moeilijker en we zullen alle zeilen bij moeten zetten om deze strijd niet te verliezen. 7
aan om het licht de hele dag te laten branden, omdat anders het licht op dondere dagen sterk tegenvalt. Ik voel meer voor constante lichtsterkte. Houdt ook de plaats van de lampen in de gaten. Meestal aan het plafond, waardoor de onderste kooien minder verlicht zijn. Een tl-buis verticaal aan de wand, kan dit euvel verhelpen. Het verdient ook aanbeveling de mannen “voor” te laten lopen. Zij zijn na zes weken licht klaar om te bevruchten, terwijl de poppen 4 weken nodig hebben. De mannen twee weken eerder vol licht te geven, verdient dus aanbeveling.
Goed luchten is dus zeer belangrijk. Begin pas met kweken als uw vogels echt rijp zijn. Dat is duidelijk te zien aan het gedrag. Ze worden onrustig en de poppen zoeken naar nestmateriaal. Nadat alle voorbereidingen achter de rug zijn, kan de eigenlijke kweek beginnen. Wanneer ? Dat bepaalt natuurlijk iedere vogel zelf, of liever zijn biologische gesteldheid. Het is aan ons om die biologische klok te lezen. Aan het gedrag van veel vogels is dat tijdstip meestal wel te merken. Zodra ze actiever worden en onrustig heen en weer vliegen, is het zover. In een gezelschapsvoliere is dat gemakkelijker. Er wordt nestgelegenheid gegeven en wie er aan toe is, begint. Voor wie in broedkooien kweekt, is het soms wat moeilijker. Een veel gebruikt kunstje is om wat nestmateriaal te geven. Poppen die zover zijn zullen ermee gaan slepen en kunnen in de broedkooi gezet worden. Het heeft absoluuut geen zin om vogels die nog niet zover zijn in een broedkooi op te sluiten, meestal heeft het zelfs een omgekeerde werking. Ook is het van belang welke nestgelegenheid er aangeboden wordt. De ene vogel moet een open nestkastje, de ander gesloten. Soms is het verstandig om verschillende types aan te bieden en op verschillende plaatsen. Een kanarie kruipt overal in, maar zo zijn niet alle vogels.
Voeding: De meeste liefhebbers voeren in de winter minder eiwitrijk voedsel, d.w.z. meer zaad en maar matig eivoer. Natuurlijk wel een zo breed mogelijke mengeling aan zaden. Door het eiwitrijke voedsel op te voeren wordt ook de broeddrift gestimuleerd. Temperatuur: Hoewel van minder belang is een temperatuur van 15 graden celsius aan te bevelen. Bij tropische vogels 20 graden. Bij lagere temperaturen is de kans op legnood groter en komen poppen met kleine jongen minder snel van de nest. Verse lucht: Met verse lucht moet u denken aan zuurstofrijke lucht. Dat wil zeggen dat er een goed systeem van luchtverversing in een kooi moet zijn zonder dat de vogels in de trek komen te zitten. Om een goede uitkomst te garanderen is zuurstofrijke lucht zeer belangrijk.
Nestmateriaal: Ook hierin hebben we weer een grote sortering. Het meest gebruikte is: sisal sharpy en kokosvezel. Maar ook veel 8
“buitenproducten” als hooi-worteltjes, mos en dierenhaar voldoen prima en het is weer vaak, dat veel vogels een voorkeur hebben. Maar gebruik nooit vettig nestmateriaal. Vettig haar b.v. eerst goed uitkoken en laten drogen. Eierschalen zitten vol poriën waardoor lucht (zuurstof) komt voor het jong. Dichtgeslipte poriën betekenen onherroepelijk het einde van het jonge leven. Bij sharpy willen de eieren bij vocht (b.v. na het baden) nog weleens vastplakken, zodat de eieren beschadigen of niet gekeerd kunnen worden.Ook dat betekent het einde van onze droom. Een goede raad: kook ook eerst sharpy goed uit voor gebruik.
het gezichtsveld van de pop blijft. Bij cultuurvogels wordt wel eens geklaagd over eierpikkende mannen. Ook dan man afzonderen, maar wel in het zicht zetten. Eieren rapen en terugleggen bij het 4e ei is ook aan te raden met het oog op gelijk uitkomen. Tijdens het broeden niet te veel eiwitrijkvoedsel (eivoer), daar anders de kans bestaat dat zowel man als pop opnieuw in topconditie komen en de eieren in de steek laten om opnieuw aan nestbouw en eieren leggen te beginnen. Zoals de vorige keer al is gezegd, leggen we bij het vierde ei de eieren in het nest terug en begint het broedproces. Voor kanaries 13 a 14 dagen, kleinere vogels iets korter, grotere wat langer. Nu is de vochtigheid (tussen 60 à 70%) en het zuurstofgehalte in de lucht zeer belangrijk. De hygrometer ieder seizoen ijken. Rol hem in een natte doek en leg hem een dag in een verwarmde ruimte. De hygrometer moet dan op 100% staan. Zo nodig bijstellen met het schroefje. Zakt de geijkte hygrometer onder de 60%, dan moeten we meer vocht in de kweekruimte brengen. Tijdens de broedduur gedoceerd voeren en zeker niet veel eivoer en/of insectenvoer. Vervelende mannen uit de broedkooi verwijderen, maar in het zicht houden. Na 6 of 7 dagen is duidelijk te zien of de eieren bevrucht zijn. Een ervaren kweker ziet dat zo. Een schouwlampje is een goed hulpmiddel, zonder de eitjes uit het nest te hoeven pakken (beschadigen). Als de eitjes bevrucht zijn, maar niet op tijd uit, kun je altijd controleren in lauw water. In bewegende eitjes
Wisselbroed: Vooral bij kanaries wordt veel wisselbroed toegepast. D.w.z. een man wordt gebruikt om meerdere poppen te bevruchten. Het voordeel is, dat je van zo’n man per seizoen veel jongen kunt kweken, die volgend jaar weer aan elkaar gekoppeld kunnen worden (lijnenteelt). In zo’n geval is het raadzaam die man niet te lang bij een pop te laten,zodat ze geen hechte band opbouwen. Iedere dag een paar uur is meer dan voldoende. Vanaf het eerste ei komt de man niet meer bij de pop. Per dag de man bij verschillende poppen zetten kan ook zonder bezwaar. Wil een pop niet gaan broeden, dan wil het wel eens helpen de man erbij te zetten. Ook als een pop niet voert kan het de oplossing zijn. De minste problemen geven de vaste broedparen. Bij veel vogels is het zelfs de enige methode. Alleen als de man vervelend wordt is het raadzaam hem af te zonderen. Maar dan liefst zo dat hij in 9
zit leven en kunnen alsnog uitkomen. Zodra er jongen zijn geven we weer matig eivoer en/of insectenvoer. Liefst 2x per dag vers, meerdere keren is nog beter (kleine hoeveelheden). Controleer regelmatig of de jongen ook daadwerkelijk gevoerd worden. Als dat niet het geval is zullen we maatregelen moeten nemen, voor het te laat is: - verleggen naar een ander nest met 1 à 2 jongen die wel gevoerd worden; - verleggen naar een een nest met onbevruchte eieren; - man terug zetten als de pop alleen zit of man weg als ze samen zitten; - pop regelmatig van het nest jagen in de hoop dat ze wat eet en voert; - wat groenvoer zoals muur geven in de hoop dat daarvan gegeten en gevoerd wordt; - speciaal smaakje aan eivoer met b.v. roosvicee of appel om zo het eten te stimuleren. De meest effectieve manier is vaak verleggen als die mogelijkheid er is. Het kan zijn, dat zo’n koppel of pop, de volgende ronde wel feilloos de jongen groot brengt. Geef ze dus nog een kans. Zo niet dan weg ermee en ook de nazaten opruimen, omdat het erfelijk kan zijn.
Voeding: In de meeste gevallen hebben we het over zaad en eivoer. Zaad moet in de kweektijd altijd ruim voor handen zijn. De kwaliteit natuurlijk goed en een ruime sortering aan verschillende zaden. Een mengeling van gewoon zaad met b.v. onkruidzaad, wilde zaden, conditiezaad is een prima samenstelling.Vogels zoeken zelf wel uit waar ze op dat moment het meest behoefte aan hebben.
Eieren en jongen Leg nooit achterblijvende jongen bij een ander nest. Zij kunnen besmet zijn en dat overdragen. Alleen later uitgekomen jongen mogen verlegd worden. Als er ergens zweetziekte opduikt, verdient het aanbeveling alle nestjongen preventief te kuren. Immers voorkomen is beter dan genezen. Ik ken zelfs kwekers die altijd de eerste vijf dagen preventief kuren tegen darm infecties.
Let op dat het ringen op tijd gebeurd, zodat het gemakkelijk gaat. Liefst tegen de avond. Ga na het ringen nog enkele keren kijken of de jongen niet met ring en al uit het nest liggen. IJverige poppen willen de ring nog wel eens als verontreiniging zien en uit het nest gooien. Vooral met de felgekleurde ringen van tegenwoordig is die kans aanwezig. Een reepje leukoplast of een stukje fietsventiel rond de ring
Eivoer: Ik denk het meest besproken onderdeel van de vogelsport. Ieder in de handel zijnde eivoer is goed. Let wel heel goed op de houdbaarheidsdatum. Toch heb ik altijd mijn twijfels over de verteerbaarheid van eiwitten in eivoer. Ik gebruik dan ook altijd nog eigengemaakt eivoer (eieren en beschuitenmeel) gemengd met voer uit een pak in de verhouding 1 deel eigen en twee delen uit het pak. Om het geheel wat rul te maken en voor de smaak sla ik er een stukje appel door. Anderen doen het met couscous of roosvicee. Allemaal prima als het allemaal maar niet te nat wordt. Hopelijk gaat alles wel goed en groeien de jongen goed.
10
is in zo’n geval vaak de oplossing. Bij veel vogels is het zelfs aan te bevelen het preventief te blijven doen. Een ander gevaar bij nestjongen is altijd darminfectie met als gevolg diaree. Vuile natte nesten en natte poppen zijn de uiterlijke kenmerken (zogenaamde zweetziekte). Er zijn goede medicijnen voor in de handel, die mits op tijd toegepast afdoende helpen. Een schone nest geven is in zo’n geval ook aan te bevelen.
hebben zullen ze vaak de veren van de jongen gaan gebruiken. Ze hebben dus weer nestmateriaal en een schoon nestbakje nodig. Het beste is de jongen met nest en al in een aparte babykooi te zetten, zodat ze niet gepluimd maar wel gevoerd kunnen worden. Als de pop alleen zat, moet nodig de man er weer bij. Hopenlijk voert hij ook de jongen. Zodra de jongen uit de nest lopen, zetten we ook wat eivoer in de babykooi. Als de pop weer zit te broeden zetten we man en jongen in een uitvliegvluchtje tot ze zelf voldoende eten en naar de vlucht kunnen. Zien we dat pas gespeende jongen honger hebben, zet ze dan bij een nest waar de man goed voert, meestal zal hij alle jongen in zijn omgeving voeren. Dat zijn gouden mannen natuurlijk. Houd ze in ere. Geweekt of gekneusd zaad (in een oude koffiemolen) wil ook helpen om gespeende jongen de eerste moeilijke dagen door te komen. Ook een volledig zelfstandig jong tussen de pas gespeende jongen kan helpen. Ze zien dan het voorbeeld en zullen dit vaak volgen. Het eivoer van jonge vogels bouwen we langzaam af, hoewel we tot na de rui wat eivoer blijven geven. Intussen is de natuur ook ontwaakt en zijn er allerlei halfrijpe onkruidzaden beschikbaar. Bijna alles is uitstekend om te voeren zoals muur, paardebloem, herderstasje, allerlei koolzaadsoorten, theunisbloem etc. Natuurlijk wel even uitkijken, dat we alleen plukken op braakliggende terreinen. Tot zover mijn betoog over het kweken.
Een ander verhaal is de nodige toevoegingen zoals: gistocal, druivensuiker, protiphar multivitaminen, etc. Als het kleine beetjes zijn zal het geen kwaad kunnen, maar laat ons goed voor ogen houden, dat we te maken hebben met vogeltjes van 30-50 gram en geen varkens die gemest moeten worden. In een goed eivoer zitten alle basiselementen in de goede verhoudingen, aangevuld met wat verse dierlijke eiwitten voldoet dit prima. Een uitzondering wil ik maken voor kiemzaad. Goed kiemzaad is een rijke bron van vitaminen en sporenelementen. Daarnaast wordt het graag gegeten en stimuleert het voeren. Ook hier geldt natuurlijk met mate en kijk uit vooor schimmel tijdens het kiemen. Warm aanbevolen. Keren we nu weer terug naar de broedkooi. We nemen aan dat alles goed is gegaan en liggen er jongen in de nest van ± 14 dagen, mooi in de veren. Nu breekt de kretieke tijd aan. De meeste poppen beginnen weer rijp te worden voor de volgende nest en zoeken nestmateriaal. Als ze dat niet
A. Tielen (2005) 11
Bijen
Toen wij onze volkstuin overname, was er redelijk wat te doen. Huisje opknappen, tuin op orde brengen en wachten wat in de loop van het jaar opkomt. Het eerste wat ik wel uit de tuin sloopte was de klimop, ik heb een hekel aan klimop. Je moet het ding constant in bedwang houden anders loopt alles vol met klimop en er zit ongelooflijk veel ongedierte in. Dus die had ik er snel uit, van alles kwam ik tegen tijdens het slopen, buiten dat ongedierte, nestjes van vogels en bijen. Steeds had ik ze om mijn hoofd vliegen, nu ben ik niet gauw in paniek en liet ze lekker vliegen. Het werden er wel steeds meer tot dat ik bij het nestje van de bijen kwam. Ze zaten in de wortels van de klimop en ze waren een beetje boos op me omdat ik hun rust verstoorde. Ik heb dat stukje wortel laten zitten en de rust keerde terug. Ik blij, bij blij.
propolis en honing. Bijen zijn ook heel belangrijk voor de mens, bijen zijn geen wespen die constant om je hoofd zoemen en in je glas kruipen. Bijen zijn druk met hun eigenwerk, het verzamelen van stuifmeel en afgeven van stuifmeel voor bevruchting van de plant. Tijdens de vlucht blijft het stuifmeel tussen de haren zitten. De achterpoten, met de stuifmeelkorfjes, laat de bij, tijdens het vliegen, losjes omlaag hangen. Bijen steken zelden of nooit, alleen als ze in gevaar zijn. Ze steken niet gauw want eenmaal gestoken betekend, de dood. Honingbij, wesp of hommel? Dat ergens veel zoemers rondvliegen, betekent niet altijd een bijenzwerm. Honingbij Bruin, soms met geelrode of grijze banden op het achterlijf. Haalt haar voedsel uit bloemen. Niet hinderlijk als ze niet wordt gehinderd. Na een steek blijft de angel achter in de huid. Angel niet vastpakken, dan wordt het bijengif juist in de huid geknepen, maar met de nagelpunt wegwippen. De bijenkoningin overwintert met haar volk, terend op wintervoorraad.
U weet dat wij ook vogelliefhebbers zijn en wij zijn vogelkwekers, die kweken op natuurlijke basis. Dat wil zeggen dat wij onze vogels geen onnatuurlijk voedsel als antibiotica of anders van dat spul als voedsel verstrekken. We kweken op de geboortedag van de vogels, het biologisch ritme van de vogel. De jonge vogels hebben in de nestperiode veel eiwit nodig en daar gebruiken we de producten van de bijen voor. Stuifmeelkorrels,
Hommel Een stevig lijf in een dikke bontjas. De kleur verschilt per soort. Hommels steken bijna nooit en geven weinig overlast. Het nest, ongeveer 250 hommels groot, ligt meestal in de grond. Ook de hommelkoningin overwintert alleen. Alleen hommels vliegen continue van het vroege voorjaar tot eind oktober. De meeste bijen gaan eigenlijk nooit ver van de 12
korf af, ze kunnen niet ver vliegen hoogstens een 800 m. tot 1 km ver. Gaan ze per ongeluk verder dan verdwalen ze. In het hoogseizoen kan de gemiddelde vliegafstand voor de gemiddelde verzamelbij een vliegcirkel van 3 kilometer rond de kast halen. Een bijen hotel, je kunt ze maken van holle bamboestelen in elke leuke vorm.
per dag. De darren halen zelf geen voedsel, maar worden gevoerd door de werksters. In de nazomer, wanneer er minder honing gehaald wordt en de darren niet meer nodig zijn, jagen de werksters hen de kast uit. Desnoods worden ze doodgestoken. Dit wordt de darrenslacht genoemd. Zie je bijen kijk dan goed zijn het hommels of zijn het honingbijen? Dan is het wellicht een zwerm: een volk dat op zoek is naar een nieuw onderkomen. Zwermen komen voor vanaf half mei. In de maanden daarvoor is het heel onwaarschijnlijk dat het een zwerm honingbijen zijn. Heb je een kolonie zandbijen in jouw tuin? Gefeliciteerd! Last zal je niet van ze hebben, elk vrouwtje maakt een klein gangetje van nog geen centimeter doorsnee. Ze knagen niet aan wortels van je planten: hun graafwerk is juist goed, het verluchtigt de grond. Na een paar weken zijn de cellen klaar en zie je ze niet meer vliegen. Dus overlast is heel beperkt. En let volgend jaar op of je ze weer ziet vliegen. Heb je een hommelnestje in je tuin? Ook dat is een felicitatie waard. Wellicht heb je iets meer last van het heen en weer vliegen van de werksters. Niet echt handig als ze vlak bij jouw terras zitten, maar bedenk: volgend jaar zitten ze er hoogst waarschijnlijk niet meer. De nieuwe koningin zal een nieuwe plek zoeken en de oude gaat vanzelf dood.
Een en ander hangt samen met het gewicht van het verzamelde stuifmeel. In het late najaar en zeker in het vroege voorjaar is deze afstand veel korter (500 – 1000 meter. Als ze in het vroege voorjaar uitvliegen, gaat eerst de verkenner op pad, die vliegt de zelfde weg terug en meldt wat hij heeft zien bloeien. Daarna gaan de verzamelaars op pad, die verzamelen het stuifmeel of nectar. Stuifmeel is de eiwitbron voor honingbijen, de darren en de koningin. Een bijenvolk heeft ongeveer 125 mg stuifmeel nodig (30 mg eiwit) voor de teelt van één nieuwe werkbij. De totale stuifmeelbehoefte van een bijenvolk is ongeveer 18 kg per jaar De vliegtijden van de specialisten lopen synchroon met de bloeitijd van hun specifieke voedselplanten. In de korf zijn verder nog aanwezig en ieder met zijn eigen taak. Een voedsterbij, die voedt de larven tot 3,5 dagen en worden door voedsterbijen gevoerd met voedersap uit de voedersapklieren. Dit “weerstand” tegen infecties. De werksterbij, houdt de korf op orde, de verkenners, de verzamelaars, de darren. De darren zijn de mannelijke bijen, zij paren met de koningin en hebben daarna geen taak meer. De koningin legt van december tot oktober eitjes, in het hoogseizoen tot wel 1.600
Naast het gebruik voor de vogels en eventueel andere dieren, gebruiken ook de mensen de producten van de bijen. Zo eten we de honing en de propolis, de mede en andere. Niet geheel nieuw 13
meer is, het onderzoek, dat gaande is in China bij reumapatiënten. De bijensteek schijnt een bijzondere therapie te zijn. Het therapeutisch gebruik van bijenproducten wordt api¬therapie genoemd, naar de naam Apis van honingbij. Zo is er een breed scala aan bijenproducten, die elk specifieke medische toepassingen hebben en reeds lang met succes worden toegepast: propolis, bijenpollen, honing, koninginnebrei, bijengif (apis venenum), ... . Het behandelen van mensen met bijensteken, dus met bijengif, wordt bijen-therapie genoemd. Vrouwtjesbijen, namelijk de werkbijen en de koningin, hebben aan het eind van hun achterlijf een angel die naar buiten gestoken kan worden. Dit is eigenlijk een legboor, waarmee gewoonlijk alleen de koningin eitjes legt, maar waarmee zij ook kunnen steken. Aan de uitgestoken angel hangt een druppeltje vloeistof, het bijengif. Dit wordt in de gifklier gemaakt en in een gifzakje aan de basis van de angel opgeslagen. Bij het steken wordt het vloeibare bijengif door de angel gepompt en geïnjecteerd in het slachtoffer. Dit kan een vreemde bij zijn, een wesp, een hagedis of slang, of een zoogdier. De bij heeft dus de angel nodig om haar volk, en om zichzelf tegen vijanden te beschermen. In de huid van een mens blijft de angel steken door de weerhaakjes die eraan zitten. De angel blijft dan gif doorpompen. Men heeft ontdekt dat de gifproductie ten nauwste verbonden is met het voorhanden zijn van pollen in de bijenvoeding. Bijengif is een afbraakproduct van polleneiwit. Bij dieren lijkt bijengif, en meer in het bijzonder Mellitine, indirect het vrijkomen van Cortisol te
veroorzaken. Cortisol is de belangrijkste natuurlijke ontstekingsremmende Corticosteroïden. Om precies te zijn, Mellitine verhoogt de ACTH productie door de Hypofyse. Dit hormoon komt in de bijnier terecht waar het de productie van Cortisol stimuleert. Het immuunsysteem is niet alleen de grootste natuurlijke hindernis die het menselijk lichaam beschermt tegen het binnendringen van vreemde micro¬organismen, maar het is ook betrokken bij het herstel van weefsel in het geval van verwonding, ongeacht van de aard. Bijengif gedraagt zich als een antigen (dat is een structureel vreemde substantie) zodra het bij een organisme binnendringt, waar het sommigen van de vitale functies kan beïnvloeden. De resultaten van diverse behandelingen tonen aan dat bijengif een krachtige biologische werking heeft en daarom in meerdere opzichten een heilzame werking op het lichaam heeft, bij diverse aandoeningen, waaronder: ik geef u er 1. Reumatologisch: reuma, trauma’s, nek¬en rugpijnen, osteo¬arthritis, jicht. U ziet een en andere kan elkaar behulpzaam zijn. Dit bijen verhaal is een ecologisch verhaal Ecologie is de leer van de betrekkingen tussen dieren, planten, mensen en hun omgeving. Wat onder de term “ecologisch” valt, kan altijd ook “biologisch” genoemd worden. Het omgekeerde is niet altijd waar. Een voorbeeld: zeewierkalk is een biologisch product. In een teeltsysteem dat zich “ecologisch” wil noemen hoort het echter minder thuis, omdat bij massale ontginning van zeewierkalk een ecosysteem (de Bretonse kust) in de war gestuurd wordt. 14
Puzzel april 2015 Inzendingen in te leveren bij John Vergouwen. Onder de goede inzenders wordt volgende maand een iris-cheque van 5 euro verloot. 15
De Zomertortel
door Danny Duisings, Hoensbroek
Veel vogelliefhebbers weten niet dat dit duifje in Nederland voorkomt. Ik heb gemerkt dat nog steeds veel mensen deze duiven verwarren met de Turkse tortels, die algemeen in heel Europa voorkomen en die we ook vaak in onze tuinen zien. De vogels verschillen uiterlijk duidelijk van elkaar.
Algemeen Ik wil beginnen met iets te vertellen over zomertortels in de vrije natuur. De zomertortel (Streptopelia turtur) heette vroeger gewoon Europese tortelduif. Aangezien er veel verwarring bestond met de Turkse tortel (Streptopelia decaocto), of de gewone lachduif die als kooivogel populair was/is, zijn sommige ornitologen deze duiven zomertortels gaan noemen. Deze duif komt namelijk alleen bij ons voor tijdens de zomermaanden. Inmiddels is de naam al aardig ingeburgerd en geaccepteerd.
De Zomertortel is iets kleiner dan de Turkse tortel, namelijk 27 cm., en hij is iets forser dan een flinke merel. De lichaamskleur is zandkleurig bruin en in de broedtijd verandert de borstkleur van de doffer in een mooi lichtroze. Wel is er veel verschil in deze roze kleur. Ik heb doffers gezien die duidelijk roze hadden en andere weer bijna niet. De vleugels zijn sterk geschubd met donkerbruine veren die zwart om-
16
zoomd zijn. Deze geschubde veren onderscheidt de zomertortel duidelijk van andere duivensoorten. De kop is grijs gekleurd en volwassen exemplaren hebben drie zwarte en drie witte strepen aan beide zijden van hun nek. Vooral bij oudere exemplaren is de huid rond de ogen naakt en dieprood gekleurd. De staart is zandkleurig bruin met aan het uiteinde een fel witte rand die vooral opvalt wanneer de vogel wegvliegt.
dit moment broeden er elke zomer ca. 10.000 exemplaren. Dit aantal zal snel verminderen, want het duifje is één van de zwaarst bejaagde soorten in de trektijd en in de landen rond de Middellandse Zee, zoals Frankrijk, Spanje, Italië, Portugal en vooral Malta. Volgens de Vlaamse Vogelbescherming worden er op Malta alleen al jaarlijks 200.000 exemplaren geschoten en/of gevangen. Ik heb afgelopen zomer het geluk gehad twee exemplaren in het wild te mogen aanschouwen in een weiland in Heerlen. De twee voorafgaande jaren heb ik er in Nederland niet één gezien noch gehoord en ook van andere vogelliefhebbers hoor ik dat ze er de laatste tien jaar geen meer hebben waargenomen. Wel heb ik in 2003, tijdens mijn vakantie in Zuid-Frankrijk, zeven exemplaren gezien.
Deze tortels komen in bijna geheel Europa in het wild voor met uitzondering van de noordelijke landen van Europa. Bij ons is het een trekvogel die in mei arriveert en en september ons land weer verlaat. In deze periode proberen ze één à twee broedsels van twee jongen per ronde groot te krijgen. De zomertortel bewoont halfopen landschappen met bomen en struiken. Hij komt ook voor in loofbossen en landbouwgebieden met veel begroeiing. De vogel vermijdt menselijke bebouwing, dit in tegenstelling tot de Turkse tortel. Zijn voedsel in de vrije natuur bestaat uit kleine onkruidzaden, bessen en groene plantendelen. Het geluid wat met name de doffer voortbrengt is een aanhoudend snorrend “toerrr toerr toerr”. Het is vanaf grote afstand waarneembaar. In de vrije natuur zijn zomertortels zeer schuwe dieren, die een zeer verborgen leven leiden. Door op het snorrende geluid van de doffer af te gaan, is de vogel wel op te sporen. Vaak zitten ze ook tussen groepjes andere naar voedsel zoekende duiven, zoals houtduiven, holenduiven, Turkse tortels. De zomertortel is de laatste jaren erg in aantal achteruit gegaan. Op
Aangezien de zomertortel een Europese vogel is, mogen we hem alleen in ons bezit hebben indien hij geringd is met een naadloos gesloten ring van 6 mm., afgegeven door een erkende vogelvereniging. Bovendien komt de zomertortel door zijn zeldzaamheid nog voor op de Cites lijst. Dit houdt in dat er voor elke legaal gekweekte zomertortel een cites formulier nodig is bij overdracht aan andere personen en uitgegeven door Bureau Laser in Dordrecht (tel. 078 – 6395200). De cites regeling weerhoudt veel mensen ervan om de zomertortel te houden en ermee te kweken. Wel heel jammer, want als er meer gekweekt zou worden, zou de vogel misschien van de cites lijst verdwijnen! 17
Mijn kweek met de zomertortel Mijn eerste koppel zomertortels kocht ik in januari 2002 bij een vogelhandelaar in Eindhoven.
een grote schaal en daar maakten ze dankbaar gebruik van. Daarna gingen ze op de grond liggen met hun vleugels gespreid, zodat ze konden drogen in de zon. Ze hielden overigens ook van gewoon zonnebaden.
Een ècht koppel bleek, want het verschil tussen duif en doffer is erg moeilijk te onderscheiden. De doffer was iets forser gebouwd en iets intensiever gekleurd. Helaas heb ik met dit koppel nogal wat teleurstellingen gehad. De twee waren gehuisvest in een kweekvluchtje van 2x1x2 mtr. (l x b x h). Als buren hadden ze (in aparte kooien) een koppel putters aan de ene kant en een koppel groenlingen aan de andere kant. De vluchten waren afgescheiden d.m.v. gaas, dus de vogels konden elkaar gewoon zien.
Gedurende het kweekjaar maakten ze in een duivenbroedkom meerdere malen keurig een nest van kleine takjes en lange kokosvezels. Er werden twee roomwitte eieren gelegd en afwisselend door doffer en duif bebroed gedurende een dag of tien, waarna ze het broedsel in de steek lieten en twee dagen later weer een nieuw nest gingen bouwen. Het broeden herhaalde zich, het nest bouwen herhaalde zich en zo ging dat acht keer door.
Ik hing twee gewone duivenbroedkommen in de vlucht, op een hoogte van 1½ mtr.; ik zette ze vast op een plankje. Ik schermde ze af met plastic kunsttakken van een oude kerstboom. Er was geen begroeiing in de vlucht. De bodem bestond uit betonnen stoeptegels, waarop volièrezand. Op de vlucht kwam een dak.
Groot was mijn frustratie toen ik constateerde dat ongeveer de helft van de eieren bevrucht was en er bijna volgroeide jongen in zaten. Eén keer werd er één jong grootgebracht, het werd vijf dagen perfect gevoerd, waarna de ouders het jong verlieten en weer aan een nieuw broedsel begonnen. Het jong stierf. Ik dacht in eerste instantie dat het aan het voer lag; zou het hennepzaad (dat in duivenvoer zit) een te felle broeddrift ontwikkelen? Ik probeerde het uit en verwijderde het hennepzaad, maar dat haalde niets uit. Ik besloot vervolgens één nestkom weg te halen en al het nestmateriaal van een kant en klaar nestje te verwijderen. Ook dat hielp niets. De eieren werden de volgende keer gewoon in de voerbak gelegd. Vervolgens liet ik nestcontrole achterwege, liet de vlucht totaal in rust, maar ook dit mocht niet baten.
Als voedsel gaf ik tortelduivenvoer, wildzangzaad en parkietenzaad. Het viel mij op dat de tortels een voorkeur hadden voor kleinere zaden. De grove zaden lieten ze liggen. Ook stond er een bakje met vogelgrit in de vlucht, want duiven slikken zaden in zijn geheel door en voor de vertering hebben ze grit nodig. Enkele malen per week gaf ik onkruid en daarbij viel me op dat ze een voorkeur hadden voor vogelmuur en voor de bladeren van de paardebloem. Tweemaal per week liet ik ze baden in 18
Van andere liefhebbers kreeg ik het advies om de bevruchte eieren onder lachduiven te leggen. Maar daar voelde ik niets voor, ik wilde persé natuurbroed door de eigen ouders. Ten eerste om ervan te leren en ten tweede omdat ik denk dat (goede maar ook) slechte gedragingen door de jongen overgenomen kunnen worden.Helaas kwam er in 2002 dus geen enkel jong groot.
rijkelijk werd bestrooid met dunne berkentwijgen en lange kokosvezels van 40 cm. lang. De doffer koerde prachtig en zat met zijn gezang meerdere malen voor de duif, waarbij zijn houding leek op die van een pinguïn: rechtopstaand, de staart verticaal naar beneden, de kop omhoog. Voornamelijk van kokosvezels werd een nest gebouwd en, jawel, op 21 maart werd het eerste ei gelegd, het tweede volgde op 22 maart. Ze werden voorbeeldig door beide ouders bebroed. Om de duiven rust te gunnen hield ik iedereen zoveel mogelijk uit de buurt. Zou het deze keer lukken? Na vijf dagen broeden zag ik dat geen van de ouders naar het nest terugkeerde. Bij nestcontrole bleek er één ei verdwenen en van het andere vond ik alleen nog de dop. Ik was ten einde raad.
Uiteindelijk kwam ik in contact met een tortelkweker uit Uden, die dacht dat mijn koppel mogelijk inderdaad onder lachduiven was uitgebroed door ouders met slechte eigenschappen. Hij adviseerde mij een nieuw broedkoppel samen te stellen uit twee goed broedende koppels zomertortels. De genoemde kweker bezat een koppel dat meerdere jongen per jaar grootbracht. Ik besloot mijn koppel weg te geven aan iemand die de vogels voor de sier wilde houden. Bij de kweker in Uden kocht ik twee jongen uit hetzelfde nest, broer en zus dus. Via een advertentie in Bec-info kwam ik nog een andere kweker (uit Eindhoven) op het spoor en daar kocht ik nog twee jongen, namelijk twee doffers, uit hetzelfde nest. Ik had nu vier duiven en ik kon één onverwant kweekkoppel samenstellen. De overgebleven twee doffers verkocht ik op de Bec-vogelbeurs.
Tot ik de Europese kanarieman naar het duivennest zag vliegen. Hij nam de overgebleven dop in zijn bek en begon hem op te peuzelen. Dit verschijnsel was nieuw voor mij. Maar het was (en dat is het nog steeds niet) mij niet duidelijk of de kanaries het nest verstoord hadden óf dat de geschrokken duiven de eieren per ongeluk hadden beschadigd en de kanarie nu toevallig met de kapotte dop bezig was. De volière was muis- en ratvrij, dus dat kon de oorzaak ook niet zijn. Ik heb de kanaries meteen uit de vlucht verwijderd.
In 2004 huisvestte ik mijn nieuwe koppel in de kweekvlucht. Als medebewoners kregen zij een koppel Europese kanaries. Weer twee postduivenbroedkommen op een plankje vastgeschroefd en bekleed met kerstgroen. Op de bodem van de kom legde ik een dun laagje hooi, terwijl de volièrebodem
Een week later zaten de tortels weer op de oude plek te broeden. Ik deed geen nestcontrole meer tijdens de broedperiode.Na 16 dagen kwam het eerste ei uit, een dag later het tweede. Ik zag 19
lege eierschalen op de volièrebodem liggen. Weer deed ik geen nestcontrole gedurende drie dagen, wel zag ik dat zowel doffer als duif aan het voeren waren. De derde dag was ik niet meer te houden en daar zag ik twee prachtige donzen kuikentjes in het nest liggen. De duif bleef gewoon zitten, wel liet ze een brommend geluid horen en ze sloeg met haar vleugels tegen mijn hand. Op de vijfde dag heb ik de jongen geringd met een 6 mm. Bec-ring. De ring werd gewoon om de poot gedaan, dus niet afgeplakt, zoals bijvoorbeeld bij putters gebeurt.
broedsels deed ik wel nestcontrole. De duif bleef op het nest zitten, maar sloeg met de vleugels. Ik was zo trots als een pauw met vijf eigen kweek zomertortels! Als ik nu terugkijk vind ik de zomertortel een gemakkelijk te kweken vogel. Het is een juweel om te zien en het koeren is erg mooi. Ze leren hun verzorger goed kennen en blijken redelijk tam te worden. Voor vreemde personen blijven ze echter wat schrikachtig. Het zijn ideale volièrevogels die totaal niet agressief zijn ten opzichte van andere vogels in de vlucht. Wel zijn het ontzettende rommelmakers; de zaden uit de zaadbak vliegen in het rond. Ze beschadigen hun veren ook nogal snel, zodat het tot nu toe onmogelijk was om er een naar een tentoonstelling te sturen.
Na 15 dagen vlogen de jongen uit, waarna de ouders meteen aan een volgend broedsel begonnen. De jongen waren m.i. echter totaal nog niet volgroeid en veel te klein. Ze zaten nog volledig in het dons met enkele veertjes ertussen. Alleen de staart en de vleugels hadden veren. Ze konden ook nog niet goed vliegen. Ze werden door de ouders nog 14 dagen gevoerd. Daarbij stoppen ze hun kop in de snavel van de oudervogel om te drinken van de zogenaamde duivenmelk. De ouders voerde ik in die tijd het eerder genoemde zaadmengsel met daarnaast vers kiemzaad plus eivoer, wat goed opgenomen werd.
De eerstejaars jongen hielden vrij lang hun jeugdkleed en in januari begonnen ze aan de rui, waarna ze niet meer van oudere exemplaren waren te onderscheiden. Ik vroeg cites formulieren aan (10 Euro per formulier), waarna de jongen hun weg vonden naar andere liefhebbers. De oudervogels zitten op dit moment (december) gewoon buiten en ze kunnen zelfs tegen vorst, heb ik gemerkt. Winterhard dus. Wel scherm ik de volière in de winter af met plastic, zodat vocht en tocht geen kans krijgen.
Na 16 dagen broeden kwam het tweede legsel uit en ondertussen waren de eerste jongen zelfstandig geworden. De laatste liet ik gewoon bij de ouders zitten, terwijl het volgende broedsel werd grootgebracht. Ik zag nooit enige agressiviteit. Uiteindelijk zijn er drie broedsels grootgebracht met één jong in de laatste ronde. Bij de twee laatste
Ik hoop van harte dat er meer liefhebbers van zomertortels komen. Jammer genoeg wordt er veel te weinig met dit prachtige duifje gekweekt. Voor vragen of opmerkingen kunt u mij altijd bellen (045 – 5228385 / 06 – 41654259). 20
21
Swaans ijzerhandel
Zevenbergen
Uw adres voor: x Professionele hand en elektrische gereedschappen. Hang & Sluitwerk. x x Lijmen & kitten. x Graveerwerk, belettering en naamborden. Inbraakbeveiligingen en tevens montage. x x Bevestigings materialen. x Goede service & vakkennis. x Voor particulier en bedrijf. x Eigen bezorgdienst voor bedrijven. x Regio center voor dewalt elektrisch gereedschap.
Swaans ijzerhandel langenoordstraat 103 Zevenbergen Tel. 0168-323439 fax. 0168-325627
22
Het kweken van wildzang.....
Hier een samenvatting van een kweekverslag van Toon van Bekhoven, welke in een van onze eerste digitale uitgaves stond in 2005.
Het eivoer dat ik gebruik is AvesOpfok, wat ik altijd met ongeveer 4 kg tegelijk aanmaak en in kleine porties in de diepvries doe. Om dat te maken kook ik 40 eieren, doe er 1200 gram beschuitmeel bij en een klein zakje Aves-Opfok. Verder gaat er in het broedseizoen nog roosvicee en een gemalen sepia bij i.v.m. het kalkgehalte. Ik geef ook altijd fijne kiezel gemengd met oestergrit, ook dat vul ik in het kweekseizoen aan met mineralen en geef dat tot in de ruitijd omdat ik denk dat ze dat nodig hebben voor een goede bevedering.
Voeding en onkruid De zaadmengeling die ik aan mijn vogels geef stel ik voor een groot deel zelf samen. Ik haal een zak van 25 kg wildzangzaad en vul die aan met andere zaden zodat het een totale mengeling wordt. Dat o.a. negerzaad, wit slazaad. Teunisbloemzaad, cichorei, witzaad, gebroken haver, onkruidzaad, gekneusde boekweit, hennepzaad weegbree, en in het najaar wat lijnzaad. Deze mengeling geef ik gewoon aan al mijn vogels en wordt goed gegeten.
Levend voer: hetgeen wat ik ze voer bestaat uit, meelwormen, buffelo’s, pinkies, miereneitjes en dan vooral niet te vergeten de bladluis die op de planten zit. Wanneer ik deze geef komt later terug in mijn verdere verslag.
23
Onkruid: ik denk dat het voor veel vogels onmiskenbaar is, hoewel er ook veel kwekers zijn die dit zo min mogelijk gebruiken, omdat het de kans geeft op darminfecties. Als het in de natuur voorhanden is ga ik 3 tot 5 maal per week onkruid zoeken. Soms hoef ik niet eens te zoeken, want dan heeft mijn vrouw al onkruid geplukt. Ook in mijn tuin laat ik altijd een hoekje met onkruid staan, dat is makkelijk als je een keer geen tijd hebt. Vroeg in het jaar zoeken we naar klein hoefblad, kruiskruid en muur wat het hele jaar te vinden is. In april en mei plukken we heel veel paardebloemen en doen die in de diepvries, als voorraad voor het najaar en de winter. Gedurende de tijd dat ze in de natuur voorradig zijn geven we ze natuurlijk vers.
stelling krijgen de vogels rust, dus lange nachtrust en korte dagen. Alleen doe ik ’s morgens om half 7 het licht in de kooi aan zodat ik ze net kan voeren voordat ik ga werken. ’s Avonds wordt het in de kooi gelijk donker als het buiten donker wordt, dat heeft als voordeel dat het zo vanzelf geleidelijk langer licht blijft, en min of meer natuurlijk opgevoerd wordt. Verder begin ik in januari met een beetje levend voer te geven, de ene keer wat meelwormen en de andere keer wat buffalo’s. Ook krijgen ze soms teunisbloemen die ik bewaard heb, of uit de diepvries een paar paardenbloempjes. Eivoer geef ik dan 2 of 3 keer in de week en ga dat richting kweekseizoen steeds meer geven. Mijn mannen en poppen zet ik deze tijd apart. De grote vlucht wordt eerst ontsmet en dan ingericht met coniferen en dennentakken, en zelfs de kerstboom die ik bewaard heb. Door ’s morgens het licht vroeger aan te laten gaan, voeren we de tijd dat het licht is in de kooi nog een beetje op, tot ongeveer 15 uur. De eiwitten (dat is eivoer en levend voer) krijgen ze dan dagelijks, en dan gaan we proberen te kweken.
Wat later in het jaar vinden we ook akkerdistel, melkdistel, vooral voor de luis die er op zit en waar ze echt dol op zijn. Ze lusten ook graag weegbree, perzikkruid, herderstasje, zuring en teunisbloem. Alles waar luis op zit wordt natuurlijk ook geplukt. Verder denk ik, dat als het onkruid in een bepaalde tijd van het jaar voorhanden is, de vogels het op dat moment ook nodig hebben. Als er in de natuur echt niets te vinden is geef ik ze een stukje appel of broccoli en in het najaar rozebottels. Ook van een elzentakje en gedroogde teunisbloemen wordt goed gebruik gemaakt in deze periode.
De kweek Ongeveer de derde week van maart kan ik het niet meer laten en zet de mannen in de grote vlucht, met daarbij een paar kanarie poppen. De pop kanaries gaan meestal snel tot nestelen over, en hebben die hun nest klaar, dan pas hang ik de nestbakjes voor de wilzang poppen op. Zodoende zitten de kanarie poppen niet op de favoriete plaatsen waar de wildzang het liefste zitten te
De voorbereiding op de kweek Zonder goede voorbereiding wordt het kweekseizoen waarschijnlijk een teleurstelling. Na de laatste tentoon24
broeden. De mannen zijn dan al lekker in kweekvorm als de poppen van de sijs en de putter erbij komen, en weten deze vaak snel tot nestelen te dwingen. Het liefste kweek ik met zo’n houten plankje met een los aardewerk bakje erin, aangekleed met wat dennentakjes of zo. Maar als de pop een traliekastje verkiest is het ook goed.
dat er slachtoffers zullen vallen. Die zette ik afgelopen jaar in een kleiner kooitje van ongeveer 80 bij 80 cm. En dat leverde nog een jonge vink op ook. Als je dan weer eens in de kooi staat, is het verschil in gedrag van de verschillende vogels zo opvallend. Zo is er de putter, waar zowel de man als de pop de jongen voeren, en die voeren uit de krop. Bij een sijs wordt de pop door het mannetje gevoerd zodra ze op eieren zit, en als ze er maar even af komt wordt ze door het mannetje gelijk terug naar het nest gedirigeerd. Dit gaat zo door totdat de jongen uitvliegen, dan gaat het mannetje de jongen voeren en komt dan het eten letterlijk uit je hand halen. De popsijs gaat dan gelijk weer nestelen. Bij de vinken worden de jongen niet uit de krop gevoerd maar uit de snavel, wat betekent dat die niet veel gelijk kunnen geven maar iedere keer een klein beetje. De voeding bij de jonge vinken bestaat toch wel voor 90% uit levend voer zoals meelwormen, buffelo’s, pinkies, miereneitjes en bladluis.
Als nestel geef ik sisal, watten, kokos, gras, paardenhaar, mos en ook wat pluisjes van een paardenbloem, welke voor de afwerking van het nestje zeer geliefd zijn. Meestal heb ik half april de eerste eitjes, en zijn er bevrucht, dan zijn ze dat ook bijna allemaal. De ringen heb ik dan al klaar hangen met een stukje ventielslang erom. De meeste weten wel waarom, want dan worden de jonge, pas geringde vogels niet uit het nest gegooid, omdat de oudervogels de ring anders voor uitwerpselen of ander vuil aanzien. Als de vogeltjes uitkomen is het van belang allerlei onkruid met bladluis erop toe te dienen, zeker de eerste 5/6 dagen is dat van levensbelang. Ook in die eerste week van de jonge vogels, kuur ik preventief tegen de zweetziekte met flagellamix van P. Couteel, wat bij mij al een paar jaar goed bevalt. In de kweektijd voeg ik ook een beetje kiemzaad toe aan het eivoer.
Al bij al is de kweektijd een leuke leerzame tijd, maar ook een hele drukke tijd, met de nodige, maar vaak overbodige zorgen. De ruitijd De vogels, en dan vooral de jonge bij Europese cultuurvogels blijven tot en met de rui heel gevoelig voor allerlei dingen, de hygiëne is dan ook heel belangrijk. Dus als ik de kooi schoonmaak let ik op de roesten, en met een spuitbus tegen ongedierte behandel ik de hoeken en randen. Ook de vogels druppel ik een enkele keer
Dit is ook de periode dat je goed moet observeren of dat er geen vogels zijn die andere vogels storen. Zoals bijvoorbeeld de vink, die dan al niet meer bij de andere vogels kan blijven zitten, want dan denk ik 25
met hoofdwater tegen de luis. We geven in die tijd van het jaar ook veel soorten onkruid alwaar gretig van gegeten wordt. Maar dat laat ik nooit langer dan een dag in de kooi liggen. Dat doen we omdat het anders gaat rotten en wat te denken van de uitwerpselen die erop zitten. Zelf denk ik dat de kleur van de vogels ook beter wordt van het onkruid wat ik geef en de gezondheid ten goede komt.
met de hand vast te pakken, want daar worden ze alleen maar banger van, daarom laat ik ze zoveel mogelijk overvliegen als ze in een andere kooi moeten. Ik laat ze ook altijd overvliegen als ik ze ga sproeien in een oud t.t. kooitje. Dan spuit ik ze flink nat met lauw water met een beetje birdyl, totdat ze niet meer kunnen vliegen [wel aan de temperatuur van de kooi denken]. Dan laat ik ze weer overstappen in een schone, droge kooi en neem een dun stokje, dwing de vogel erop te gaan zitten en zet hem op een roesje. De vogel die dan nog nat is, ga ik plagen met dat stokje en vooral de putters gaan erin zitten pikken, en zo wennen ze spelenderwijs aan het stokje.
De hoeveelheid onkruid en welke soorten moet je vooral zelf leren, en kijken waar ze graag van eten en gewoon verschillende soorten proberen. Er gaat voor mijn vrouw en ik wel wat tijd in zitten, maar tot nu toe doen we dat graag en zonder moeite en als je ziet hoe de vogels ervan genieten, doe je het niet voor niets. En aan het eind van de ruitijd gaan we kijken of er wat bijzit voor de t.t. en selecteren deze vogels al een beetje uit.
En dat is in grote lijnen de training voor de t.t. want zou een keurmeester de aandacht willen opwekken van een vogeltje, dan doet hij dat meestal ook met een stokje.
De tentoonstelling en zijn voorbereiding Als ik de t.t vogels selecteer moeten ze goed uitgeruid zijn, anders kun je ze beter in de grote vlucht laten zitten. Je kunt met Europese cultuurvogels niet onbeperkt tentoonstellingen spelen. Maar maak een kleine planning waar en wanneer je gaat spelen. Ongeveer 6 weken voor de eerste t.t. zet ik ze in broedkooien van 50 bij 70 cm met ongeveer 3 vogels bij elkaar. Om ze rustiger te maken zet ik er in het begin een kalme vogel bij, meestal een kanarie. Na 3 weken zet ik ze in de t.t. kooien met een schermpje ervoor, zodat ze zich niet kunnen beschadigen. Het is belangrijk de vogels zo min mogelijk
Gezien het tijdsgebrek is het afgelopen jaar niet tegen gevallen, dus ik hoop dat ik het een beetje onder de knie heb. Ook geef ik ze als ze opgekooid zitten vaak een elzenpropje, een paardenbloem uit de diepvries of een zaaddoosje van een teunisbloem, gewoon om ze bezig te houden in die kleine ruimte. Tussen 2 t.t.’s door zet ik de vogeltjes altijd even in de broedkooien en laat ze lekker zwemmen en zet ze na een paar dagen weer in de t.t. kooien. Na de laatste t.t. beginnen we weer met de voorbereiding op de kweek, en zo is het jaar weer rond. Toon van Bekhoven 26
Zorg en aandacht voor uw dier
Dierenartsen: B. Mangnus, H. van de Looij en M. van den Bosch
Gastelseweg 45, 4702 SZ Roosendaal 0165-557500 www.gezelschapsdierenkliniekroosendaal.nl 27