BIJZONDERE COMMISSIE OBESITAS SAMENSTELLING: mw. mr. M.H.J. Kock, voorzitter mr. J.E. Thijsen, R.W.M. Visser, DC, PhD., deskundig adviseur
NATIONAAL PLAN ARUBA 2009-2018 Ter bestrijding van overgewicht, obesitas en gerelateerde gezondheidskwesties
Aruba oktober 2008 Opgesteld door dr. Richard W.M. Visser DC. PhD.
1
INHOUDSOPGAVE:
1. INLEIDING 2. ACHTERGROND 2.1. Documentatie welke de Bijzondere Commissie Obesitas heeft bestudeerd. A. Onderzoeken. B. Begrotingen. C. Bijzondere documenten. D. Internationaal documentatie. 2.2. Betrokkenheid Europees Parlement. 2.3. Samenwerking met de Adhoc Commissie Overgewicht en Obesitas Nederlandse Antillen. 2.4. Betrokkenheid van de samenleving. 3. VISIE 4. RICHTLIJNEN MET BETREKKING TOT OVERGEWICHT EN OBESITAS 4.1. Stimuleren van gezond bewegen en evenwichtige voeding. A. De gemeenschap. B. De leefomgeving van zuigelingen en jonge kinderen. C. School. D. De werkplek. 4.2. Bevorderen van borstvoeding. 4.3. Bevorderen van een eenduidige informatie door de gezondheidszorgverstrekkers. 4.4. Goede voedselinformatie. 4.5. Media en communicatie. 5. BEWEGING EN VOEDINGSGEWOONTES IN DE ARUBAANSE SAMENLEVING 5.1. Demografische gegevens. 5.2. Voedingsgewoontes op Aruba. A. Borstvoeding. B. Ontbijt bij schoolkinderen. C. Consumptie van fruit en groeten. D. Overmatig consumptie van frisdrank en gesuikerde dranken. E. Lokale en internationaal fastfoods. 2
5.3. Beweging op Aruba. 5.4. BMI-resultaten. 5.5. Conclusie. 6. NATIONAAL PLAN 6.1. Doelstellingen. 6.2. Realisatie van de doelstellingen. 6.3. Randvoorwaarden. 7. STRATEGIEEN 7.1. Stimuleren van gezond bewegen en evenwichtige voeding. A. De gemeenschap. B. De leefomgeving van zuigelingen en jonge kinderen. C. School. D. De werkplek. 7.2. Bevorderen van borstvoeding. 7.3. Bevorderen van een eenduidige informatie door de gezondheidszorgverstrekkers. 7.4. Goede voedselinformatie. 7.5. Media en communicatie. 8. BIJLAGEN
3
1. INLEIDING
In de afgelopen dertig jaar zijn overgewicht en obesitas dramatisch toegenomen in de Arubaanse samenleving, vooral onder kinderen, met een geschatte prevalentie van overgewicht van 15% (2001) naar 37% (2004) bij onze kinderen en bij onze volwassene populatie van 52% (1993) naar 73% (2001) naar 77% (2006). Deze cijfers zijn zelfs hoger dan die van de Verenigde Staten en wijzen op een verslechterende trend van slechte voedingsgewoonten en weinig lichaamsbeweging waardoor enkele chronische aandoeningen in de toekomst naar verwachting zullen toenemen, zoals hart- en vaatziekten en hoge bloeddruk, diabetes mellitus type 2, beroertes, bepaalde vormen van kanker, aandoeningen van het bewegingsapparaat en zelfs enkele geestelijke gezondheidsaandoeningen. Op lange termijn zal deze trend de levensverwachting in Aruba negatief beïnvloeden en de levenskwaliteit voor velen verminderen. Verontrustend is dat de levensverwachting reeds is gedaald met 1 jaar, nl. bij mannen van 71,1 jaar (1991) naar 70,1 jaar (2000) en bij vrouwen van 77,12 jaar (1991) naar 76,02 jaar (2000). Naar aanleiding van de gezondheidsgegevens is op 9 mei 2008 de Bijzondere Commissie Obesitas van de Staten van Aruba ingesteld met de taak tot het opstellen van een nationaal plan ter bestrijding van overgewicht en obesitas. Verschillende onderzoeken op Aruba gaven alarmerende resultaten, o.a. STEPS Aruba 2006 van Directie Volksgezondheid, waarbij de prevalentie van overgewicht bij volwassene 77% bedroeg en Childhood Obesity Study 2004 van dr. Richard Visser, waarbij de prevalentie van overgewicht bij kinderen van 6-11 jaar 37% bedroeg. Dit maakt Aruba tot een van de hoogste risicogroep ter wereld en gaf aan dat er urgent aandacht besteedt moet worden aan de preventie en interventie van overgewicht en obesitas en daarmee gerelateerde gezondheidskwesties. Deze verontrustende gegevens hebben ertoe geleid dat de overgewicht en obesitas problematiek op de agenda is geplaatst tijdens het Bipartiet Parlementaire Overleg Koninkrijksrelaties Nederlandse Antillen en Aruba van 14 tot en met 18 mei 2007 te Curaçao (Bijlage 1). Ook is tijdens het Tripartiet Parlementaire Overleg Koninkrijksrelaties Nederland, Nederlandse Antillen en Aruba van 25 tot en met 29 juni 2007 aandacht verzocht voor de overgewichtproblematiek (bijlage 2). Het resultaat van deze vergaderingen heeft ertoe geleid dat tijdens de Bipartiet Parlementaire Overleg Koninkrijksrelaties Nederlandse Antillen en Aruba van 12 tot en met 14 november 2007 te Oranjestad is besloten om een (bijzondere) 4
Commissie in te stellen met taak tot het opmaken van een Nationaal Plan, zoals geaccordeerd op pagina 2 voetnoot a van de Slotverklaring (bijlage 3). Zijdens de Staten van Aruba is de Bijzondere Commissie Obesitas op 9 mei 2008 ingesteld met als leden, mr. M.H.J. Kock, statenlid, mr. J.E. Thijsen, statenlid en Dr. R.W.M. Visser, deskundige (bijlage 4, 5, 6). Het doel van het Nationaal Plan Aruba 2009-2018 is een geïntegreerde Arubaans aanpak uiteen te zetten om bij te dragen tot het terugdringen van gezondheidsproblemen als gevolg van slechte voeding, overgewicht en obesitas. Internationaal is bevestigd dat voorlichting, interventie en heel specifiek preventie de beste methode zijn om deze pandemi aan te pakken. Het bevorderen van de gezondheid is het belangrijkste aspect van deze methodes. Uitermate van belang is het ontwikkelen van voorlichting en activiteiten voor het realiseren van evenwichtige voeding door middel van het stimuleren van gezonde voedingsgewoontes ter bevordering van een gezond lichaam. Gelijktijdig dient een levensstijl met een gezonde beweegpatroon te worden gestimuleerd. Gezond bewegen en evenwichtige voeding dragen bij aan een goede ontwikkeling van jonge kinderen welke op hun latere leeftijd een belangrijke hulpbron voor een actief en onafhankelijk leven in onze gemeenschap is. Gezond bewegen en evenwichtige voeding bevorderen daarenboven de weerstand tegen infecties, beperken ziekte gebonden absenteïsme en zijn gerelateerd aan een toename in productiviteit en intellectuele capaciteit. Het is aangetoond dat overgewicht en obesitas chronische ziektes zoals kanker, hart- en vaataandoeningen, obesitas, diabetes type 2, hypertensie, vetten(alcoholische) leverziekte en osteoporose en ook valpartijen voorkomt (Alberti et al, 2007, U.S. Department of Health and Human Services, 2000). Naast een biologische functie heeft eten en bewegen ook een sterke sociale en culturele functie. De impact ervan op de ontplooiing van mensen en de maatschappij is niet te verwaarlozen (Meydani, 2001; Health Canada, 2002; Walters et al, 1999; Van der Bij et al, 2002; Shephard, 1997). Bovendien wordt er wereldwijd een enorme toename van obesitas vastgesteld, veroorzaakt door een onevenwicht in de energiebalans. In navolging van de aanbevelingen van de WHO en de Europese instellingen geeft het Nationaal Plan Aruba 2009-2018 ook bijzondere aandacht aan het bewaken van een gezond gewicht (WHO, 2007; Commissie van de Europese Gemeenschappen, 2007). De epidemiologische gegevens wijzen erop dat er knelpunten in ons huidig voedings- en beweegpatroon zijn. Het Nationaal Plan Aruba 2009-2018 en de daarin opgenomen strategieën dienen ons Land en de gemeenschap in staat te stellen de doelstelling, zijnde het verlagen van overgewicht en obesitas in de populatie van Aruba, te bereiken. De strategieën en de concrete interventies binnen de strategieën die worden voorgesteld door de Bijzondere Commissie Obesitas dienen te leiden tot de realisatie van de gezondheidsdoelstelling. 5
Met het Nationaal Plan Aruba 2009-2018 sluit Aruba zich aan bij de aanbevelingen van de Wereldgezondheidsorganisatie en recente Europese beleidsinitiatieven tegen obesitas, en voor een leefwijze met evenwichtige voeding en voldoende beweging.
6
2. ACHTERGROND
Het doel van het Nationaal Plan Aruba 2009-2018 is een geïntegreerde Arubaans aanpak uiteen te zetten om bij te dragen tot het terugdringen van gezondheidsproblemen als gevolg van slechte voeding, weinig beweging, overgewicht en obesitas. Het Nationaal Plan Aruba 2009-2018 bouwt voort op recente initiatieven van de verschillende studies, internationaal richtlijnen, informatie van de overheid en informatie van de stakeholders uit de samenleving.
2.1. Documentatie welke de Bijzondere Commissie Obesitas heeft bestudeerd.
A. Onderzoeken: 1) STEPS Aruba 2006, Chronic Disease Risk Factor Surveillance Data Book, is in
de periode oktober tot en met december 2006 uitgevoerd met als hoofddoel het monitoren van gedrag risico factoren voor chronische onoverdraagbare ziektes op Aruba voor personen tussen de leeftijd van 25 – 64 jaar. Voor het onderzoek is gebruik gemaakt van de ‘WHO STEPwise approach to chronic disease risk factor surveillance’. Resultaat: 77% van burgers tussen 25-64 hebben overgewicht waarvan 40,8% obesitas. 2) Samenvatting onderzoek aantal diabeten in AZV bestand 2005, (14 maart 2007 Uitvoeringsorgaan AZV). Het percentage diabeten in Aruba bedraagt tenminste 6,4%, zijnde 6000 personen. Ze veroorzaken 20% van alle AZV zorgkosten. Dit bedrag is niet gecorrigeerd voor mogelijke bijzondere ziektekosten niet gerelateerd aan diabetisch; dit vereist diepgaander onderzoek. Vermoeden is er dat er een grote groep “stille diabeten” rondlopen van 5 tot 6% van de bevolking. 3) Childhood Obesity Study 2004 van dr. Richard Visser is een onderzoek van
3952 kinderen tussen de leeftijd van 6 en 11 jaar naar de prevalentie van overgewicht en obesitas in de onderzoekspopulatie, het identificeren van gezondheidsaandoeningen en het vaststellen van factoren die verband kunnen houden met deze problematiek. Resultaat: 37% van de kinderen tussen 6-11jr hebben overgewicht.
7
4) Gezondheidsonderzoek Aruba 2001 van Directie Volksgezondheid. Prevalentie van overgewicht bij 20 jaar en ouder bedroeg 73%. De prevalentie van overgewicht bij basisschoolkinderen bedroeg 15%. 5) Aruba, One Heavy Island, 1993 van Directie Volksgezondheid. Prevalentie van overgewicht bij 20 jaar en ouder bedroeg 52%, waarvan 28% obesitas.
B. Begrotingen van de overheid: 1) Begroting van de Minister van Volksgezondheid voor het dienstjaar 2009 en 2008. 2) Begroting van de Minister van Sport voor het dienstjaar 2009 en 2008. 3) Begroting van de Minister van Onderwijs voor het dienstjaar 2009 en 2008.
C. Bijzondere documenten: 1) Central Bureau of Statistics. Statistical Yearbook 2007 , mei 2008 2) Obesidad ta hiba nos na Mortalidad, Wit Gele Kruis 2008. 3) Verslag van de Resultaten van het Onderzoek naar BMI en Glucosegehalte bij Leerlingen van de EPI, Club Diabetico Aruba, maart 2008. 4) Directie Volksgezondheid, Obesitas programma’s, november 2007 5) Nota: Diabetic Center Aruba, 7 november 2007. 6) Jaarverslag van de AZV Uitvoeringsorgaan 2007. 7) Trabou y Salud 2007, Jaarverslag ziekteverzuim en arbeidsomstandigheden 2004-2007, BGD Aruba. 8) Impact of Obesity on mortality and morbidity, Netherlands Interdisciplinary Demographic Institute, 19 april 2005 9) Van One Heavy Island naar One Healthy Island, Commission Plataforma Alimentacion Nacional. 8
10) KABP-onderzoek Borstvoeding Aruba 2003 van Directie Volksgezondheid. 11) Borstvoedingsonderzoek van 2002 van Directie Volksgezondheid. 12) Aruba ban cana, IDEFRE December 2001.
D. Internationaal documentatie: 1) Dietary habits in the Caribbean and Central and South America, Richard Visser Institute, IASO Genève, 14 mei 2008 2) Witboek over een EU-strategie voor aan voeding, overgewicht en obesitas gerelateerde gezondheidskwesties, Commissie van de Europese Gemeenschappen, 30 mei 2007). 3) Commission Staff Working Document of the White Paper, Commission of the European Community May 30, 2007 4) Draft Report on the White Paper on nutrition-, overweight- and obesity-related health issues, European Parliament December 19, 2007. 5) Workers health’: Globaal actieplan 2008-2017 (WHO, 2007b) 6) Tweede Actieplan 2007-2012 (WHO, 2007) 7) Obesity in children and young people: a crisis in public health. IASO International Obesity Taskforce. 8) Preventie Overgewicht, RIVM V/260301/01/OG. 9) Signaleringsprotocol overgewicht jeugdgezondheidszorg, VUmc Amsterdam. 10) Het aanbod van levensmiddelen op middelbare scholen, Voedsel en Waren Autoriteit, januari 2007. 11) De kosteneffectiviteit en gezondheidswinst van behalen beleidsdoelen bewegen en overgewicht, Onderbouwing Nationaal Actieplan Sport en Bewegen, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. 12) Nutrition Enhancement Programme (NEP), Choices, Unilever.
9
13) Werkdocument De Gezonde School Methode in Nederland oktober 2005. 14) Op weg naar een gezonde schoolkantine, Stichting Voedingscentrum Nederland.
10
2.2. Betrokkenheid Europees Parlement
EPHA
Europese Unie
De Bijzondere Commissie Obesitas heeft op 23 en 24 juni 2008 te Brussel vergaderingen gevoerd met verschillende instanties, deskundigen en parlementariërs van het Europees Parlement met betrekking tot de problematiek obesitas. • Een briefing met de Nederlandse Permanente vertegenwoordiger bij de Europese Unie, dhr. Jos Draijer. Onderwerpen waren o.a. het verzekeringsstelsel, reclameverbod, medische impact studies, wetgeving en gezondheidsbeleid op school. • Vergadering met Europarlementariër mevr. Dorette Corbey voor de PVDA en woordvoeder labelling en obesitas. Onderwerpen waren richtlijnen betreffende labeling, labeling systeem van Engeland en onderzoek van de gevolgen labeling op het koopgedrag. • Vergadering met mevr. Stephanie Bodenbach, Europese Commissie DG SANCO. Onderwerpen waren uitleg betreffende het witboek, impactassesment, labeling, sport en vervoer. • Vergadering met mevr. Carolina Bollaers, EU-beleidsmanager bij European Health Alliance (EPHA). Uitgebreid is ingegaan betreffende verschillende projecten die worden ondersteund en zijn opgesteld door de instantie. De instantie is werkzaam met de Bill Gates Foundation en geeft ondersteuning op het gebied van gezondheid. Tevens is documentatie met betrekking tot de resultaten van Arubaanse onderzoeken overhandigd. Sindsdien is er een werkverband tussen de Bijzonder Commissie Obesitas en de EPHA met doel ondersteuning van het Nationaal Plan Aruba 2009-2018.
11
• Gesprek met medewerker van de Europarlementariër Katalijne Buitenweg, Groenslinks en schaduwrapporteur witboek Obesitas. Besproken zijn gezonde producten tegen een lager tarief, beweging bij kinderen, labeling stoplichtsysteem van Engeland. • Vergadering met Europarlementariër Lambert van Nistelrooy, CDA en woordvoeder obesitas. Gesproken werd over gratis schoolfruit, verbod sponsoring van snoep bij sport, de gezonde school. Tevens zijn 10 amendementen overhandigd aan de Commissie.
12
2.3. Samenwerking met de Adhoc Commissie Overgewicht en Obesitas Nederlandse Antillen
Vergadering Curaçao, 4 september 2008
Tijdens de vergaderingen van de Bipartiet Parlementaire Overleg Koninkrijksrelaties Nederlandse Antillen en Aruba van 12 - 14 november 2007 te Oranjestad is besloten om een (bijzondere) Commissie in te stellen met taak tot het opmaken van een Nationaal Plan, zoals geaccordeerd op pagina 2 voetnoot a van de Slotverklaring. Zijdens de Staten van Aruba is ter uitvoering van deze beslissing de Bijzondere Commissie Obesitas op 9 mei 2008 ingesteld en zijdens de Nederlandse Antillen de Adhoc Commissie Overgewicht en Obesitas Nederlandse Antillen. De vergadering tussen de Adhoc Commissie Overgewicht en Obesitas Nederlandse Antillen en de Bijzondere Commissie Obesitas Aruba vond plaats op 4 september 2008 te Curaçao. Hoewel beide commissies oorspronkelijk tot een gezamenlijk preventieplan moeten komen, heeft Bijzondere Commissie Obesitas uit de Staten van Aruba voorgesteld om een preventieplan voor elk eiland op te maken, aangezien het structuur van de gezondheidzorg en de problemen van elk eiland verschillen. Rekeninghoudende met het verzoek van de voorzitter der Staten van de Nederlandse Antillen om tijdens het Bipartiet Parlementair Overleg Koninkrijksrelaties een gezamenlijk document “guidelines” aan beide staten aan te bieden hebben de commissies besloten om in oktober 2008 tijdens het Bipartiet Parlementair Overleg Koninkrijksrelaties een document met “guidelines’ aan de Staten aan te bieden. De richtlijnen zijn onder hoofdstuk 4 opgenomen.
13
2.4. Betrokkenheid van de samenleving:
Fund. Pro Lechi Mama
SMOA
Parlamento Hubenil
De Bijzondere Commissie Obesitas heeft rekening gehouden met de betrokkenheid van de samenleving. Verschillende stakeholders zijn uitgekozen waarmee de problematiek is besproken om tot een partnerschapaanpak te komen bij het vormen van het Nationaal Plan 2009 – 2018. De stakeholders zijn vermeld in (bijlage 7). De volgende onderwerpen en werkterreinen zijn besproken met de stakeholders: * Consumentenvoorlichting, reclame en marketing met speciale aandacht voor kinderen. * Levensmiddelenaanbod, lichaamsbeweging en gezondheidsvoorlichting op het werk. * Integratie van preventie en de behandeling van overgewicht en obesitas in de gezondheidszorg. * Aanpak van de “obesogene” samenleving (levensstijl). * Sociaaleconomische ongelijkheid. * Een geïntegreerde en brede benadering ter bevordering van gezonde voeding en lichaamsbeweging. * Aanbevelingen voor de nutriëntinname en voor de opstelling van voedingsrichtlijnen. Bij de raadpleging van de stakeholders over het op te stellen Nationaal Plan bestond er een zeer brede consensus over de opvatting dat de gemeenschap een bijdrage moet leveren door met een uiteenlopende reeks belanghebbende partijen op nationaal niveau te werken. De stakeholders onderstreepten de noodzaak van consistentie en coherentie in het communautaire beleid en het belang van een multi-sectorale aanpak. Zij benadrukten de nuttige rol van de taak van de Commissie tot het opstellen van een nationaal plan ter bestrijding van overgewicht en obesitas en het coördineren van de acties, zoals de verzameling en verspreiding van goede praktijken, en de noodzaak van een actieplan en een krachtige eenduidige boodschap voor belanghebbenden. Van belang was dat de informatie over de gehele linie hetzelfde diende te zijn.
14
Verder zijn de betrokken stakeholders van mening dat één reeks van gecoördineerde acties de voorkeur verdient boven een groot aantal individuele acties. Op Aruba zijn er vele losse projecten gaande welke meestal eenmalig zijn en daardoor minder effectieve resultaat hebben op lange termijn. Het is van belang dat er een centrale punt komt, die alle preventieve acties coördineert. Tevens dient deze centrale punt alle informatie te hebben met betrekking tot de acties en de overgewichtproblematiek. Zo kunnen bepaalde projecten worden uitgebreid en beter resultaat hebben over grotere groepen. De meeste sportprogramma’s worden geheel althans gedeeltelijk financieel gesteund door donaties van de private sector. Vanuit de sportwereld en de stakeholders is hun bezorgdheid naar voren gebracht dat de ondersteuning van de private sector sinds wijziging van de wet met betrekking tot de belasting ter zake donatie negatieve financiële gevolgen heeft voor de sportverenigingen. Als gevolg van de wijziging is de aftrekpost met betrekking tot donaties vastgesteld op maximaal Afl. 10.000, = per jaar. Tevens is de donatie alleen aftrekbaar indien deze is gedaan aan een door de Minister van Economische Zaken aangewezen instantie. Dit heeft geleid tot een afname van de financiële steun van uit de private sector aan de sportverenigingen. De sportverenigingen stellen dat het nu nog moeilijker is om sport tegen een laag tarief aan te bieden. Door deze wijziging wordt sport of te wel beweging juist afgeremd in plaats van gestimuleerd. Op Aruba is er een duidelijke correlatie tussen het stoppen met het geven van borstvoeding en de terugkeer naar de werkplek. Uit onderzoek van 2002 blijkt dat meer dan 54,2% van de nieuwe moeders niet begint met borstvoeding. Vele moeders zijn onzeker of het kind voldoende voeding heeft gekregen waardoor de moeder vroegtijdig bijvoeding geeft. Risicogroepen zijn moeders met lage inkomens, geboren op Aruba, met keizersnee bevallen of die geen steun hebben van hun partners. Teneinde het continueren van borstvoeding voor de eerste zes maanden, ondanks terugkeer naar het werk, te stimuleren is op Aruba inmiddels in mei 2007 het voedingsrecht inwerking getreden. De Stichting gaf aan dat er te weinig informatie beschikbaar was voor de werkgevers en werknemers hoe de nieuwe wet in de praktijk werkt. Ook gaf de stichting aan dat alleen 17,1% van de nieuwe moeders binnen 48 uur na de bevalling exclusief borstvoeding gaven. Een knelpunt volgens de stichting is dat in het ziekenhuis het geven van borstvoeding niet voldoende wordt gestimuleerd en flesvoeding juist wordt bevorderd. Een wijziging van het beleid in het ziekenhuis tot het bevorderen van borstvoeding vanaf de geboorte dient te worden gerealiseerd. Uit de samenvatting onderzoek aantal diabeten in AZV bestand 2005 blijkt dat geïdentificeerde MED-DIAB verzekerden 6,4% van de verzekerden bedragen, zijnde 6000 personen. Zij veroorzaken circa 20% van alle AZV zorgkosten. De 15
leeftijdsgroep 50-80 jarigen maken de meeste kosten (geneesmiddelen, ziekenhuisopname en amputaties). Diabetes is een ziekte met grote financiële gevolgen voor het Fonds-AZV. De zorgvraag zal in de komende jaren blijven toenemen gezien de prevalentie van overgewicht op Aruba en de komende vergrijzing. De zorgvraag zal ook toenemen door een noodzakelijke inhaalslag aangezien een groot aantal verzekerden met diabetes nu kennelijk geen goede diabetenzorg ontvangen. Er is ook een indicatie dat de groep “stille diabeten” groot is. Het document richt zich op primair preventie, hierbij is centraal het bestrijden van overgewicht en bevorderen van lichaamsbeweging. Specifiek voorlichting en preventie voor de jeugd, project de gezonde school. Overleg met bedrijfsleven en scholen. Overheid heeft een doorslaggevende rol. Lichamelijke beweging op scholen intensiveren, verhogen van de suikeraccijns en alcoholaccijns ten behoeve van verkrijgen van geldmiddelen ten behoeve van preventie. Samenwerking tussen overheid, AZV, scholen, bedrijfsleven en artsen is vereist en is een kritische succesfactor voor de aanpak van overgewicht. Begrepen is dat op Aruba in gevallen van personen met een BMI van 50 en 55 de mogelijkheid bestaat om een Gastric Bypass te doen. Gebleken is volgens de specialist die deze behandelingen verricht dat in bepaalde gevallen de kosten van de behandeling binnen een termijn van ongeveer 3 jaar is terug verdiend. Momenteel wordt er door de AZV alleen 20 behandelingen per jaar verricht, ondanks het feit dat er 100 wachtende zijn. Er dient een integraal behandelingsprocedure worden ontwikkeld zodat meer van deze extreme gevallen de nodige medische interventie ontvangen. De meest voorkomende punten van de stakeholders waren de volgende: • Preventie als onderdeel van gezondheid. • Preventie door middel van voorlichting van goede beweging en evenwichtige voeding middels tv programma’s, brochures, newsletters, kookprogramma etc. • Een integrale nationaal plan is noodzakelijk met een eenduidige boodschap. • Een centrale punt waar alle informatie en behandelingen voor overgewicht beschikbaar is. • Wijziging van de Lv AZV zodat preventie wordt vergoed. • Meer sport op school en na school. • Meer kleine recreatieve faciliteiten in de bario’s. Reactiveren van de Centro di bario’s. • Prijsverlaging groente en fruit en stimuleren van comsumptie van groente en fruit. • Foodlabeling van de producten. • Verbod verkoop van frisdranken en pastechi’s op school. • Aanbieden van gezonde voeding op school.
16
• Meer diëtisten en in bijzonder voor kinderen. • Sluiten van wegen voor fiets- en wandelactiviteiten in het weekend voor de familie. • Intrekken wet met betrekking tot donaties. • Veel interesse in de prikacties van de Wit Gele Kruis. • Samenwerking tussen onderwijs en sport. • Verhogen van invoerrechten op snoep.
17
3. VISIE
Bij het aanpakken van de problematiek van overgewicht en obesitas moet rekening worden gehouden met drie factoren. In de eerste plaats is het individu uiteindelijk verantwoordelijk voor zijn leefwijze en die van zijn kinderen, hoewel het belang van de omgeving en de invloed hiervan op zijn gedrag worden erkend. In de tweede plaats is alleen een goed geïnformeerde consument/individu in staat om doordachte beslissingen te nemen. Tot slot zal een optimale reactie op dit gebied worden bereikt door complementariteit en integratie van de overheid op de verschillende relevante beleidsterreinen (horizontale aanpak) en op de verschillende actieniveaus (verticale aanpak) te bevorderen.
18
4. RICHTLIJNEN MET BETREKKING TOT OVERGEWICHT EN OBESITAS
4.1. Stimuleren van gezond bewegen en evenwichtige voeding Teneinde het overgewicht en obesitas problematiek aan te pakken is het uitermate van belang dat gezond bewegen en evenwichtige voeding wordt bevorderd. Voormelde punten zijn bepalend voor een leefstijl wijziging en het bevorderen van een gezond lichaam welke dienen te leiden tot een daling in de cijfers van overgewicht en obesitas op Aruba. De aanpak zal dienen te worden gericht op verschillende doelgroepen of omgevingen, zijnde A) de gemeenschap, B) de leefomgeving van zuigelingen en jonge kinderen, C) op school, en D) op de werkplek.
A: De gemeenschap Er dienen interventies in de gemeenschap, of te wel “bario” te worden ondernomen om evenwichtige voeding en beweging bij alle inwoners te bevorderen. Gerichte aandacht voor interventies in de directe leef- en woonomgeving van Aruba is er niet. Nochtans speelt een belangrijk deel van de voeding- en beweeggewoonten zich daar af: thuis, in de vrije tijd, in de bario. Voor de gemeenschapsbenadering zijn de stakeholders van belang om een resultaat te hebben op het gedrag van mensen of op hun omgeving. Gezondheidsbevordering in de lokale gemeenschap is pas duurzaam als de verschillende actoren samenwerken en/of eenzelfde boodschap geven. Het is noodzakelijk dat er een centraal informatiecentrum komt voor het coordineren van de projecten en informatie. Hierbij dient bijzondere aandacht te worden gegeven aan sociale risicogroepen en ouderen. Een van de klachten van de sportclubs/verenigingen is dat sinds inwerkingtreding van de wet met betrekking tot belastingen en het geven van donaties, voormelde verenigingen een afname hebben gezien van donaties, welke natuurlijk het bevorderen van sport afremt. Het is noodzakelijk dat een onderzoek wordt ingesteld met betrekking tot de wetswijziging met betrekking tot donaties teneinde te bekijken of deze dient te worden aangepakt of gewijzigd.
19
B: De leefomgeving van zuigelingen en jonge kinderen Prioriteit dient te worden gegeven aan kinderen van 0-6 jaar en hun moeder. Het eerste levensjaar is uitermate cruciaal voor een gezond leven. Tevens zijn de omstandigheden voor de moeder in deze eerste jaren zwaar en duur. Ondersteuning aan de moeder en kind is van belang. Een mogelijkheid is het programma Hallo Wereld welke bereid is dit programma op Aruba te verzorgen. Bevorderen dat moeders borstvoeding geven. Borstvoeding is de meest natuurlijke manier om een pasgeboren baby te voeden. Borstvoeding biedt op lange termijn bescherming tegen ondermeer obesitas. Het blijkt dat de meeste ouders hun keuze voor de startvoeding reeds vóór de zwangerschap maken. Het is dus belangrijk dat vrouwen en hun partners dan al informatie krijgen over het belang van het geven van exclusieve borstvoeding vanaf de geboorte van het kind. Daarnaast gaat de aandacht naar jonge kinderen in de kinderopvang. De eerste levensjaren zijn belangrijk voor het verwerven van een gezonde levensstijl met evenwichtige en gevarieerde voedingsgewoonten en voldoende beweging. In Aruba neemt obesitas al vanaf de kinderleeftijd toe. Het waken over goede voedingsgewoonten en voldoende lichaamsactiviteit in deze leeftijdsgroep is dan ook belangrijk. Bij zuigelingen en peuters is de kinderopvang, naast de ouders en grootouders, de voornaamste invloedsfactor in hun directe sociale omgeving. Daarom gaat extra aandacht naar de rol die deze organisaties kunnen spelen in het bevorderen van evenwichtige voeding bij jonge kinderen. C: Op school Het voedingspatroon van kinderen, jongeren en jongvolwassenen, in het bijzonder m.b.t. tot ontbijt, dranken, tussendoortjes, groenten- en fruitconsumptie is ronduit problematisch te noemen. Uit de Childhood Obesity Study 2004 blijkt dat 71,9% van de kinderen tussen de 6 en 11 jaar onregelmatig ontbijt eten. Hetzelfde geldt voor de mate waarin leerlingen en studenten bewegen. Uit de Childhood Obesity Study 2004 blijkt dat 77,4% van de kinderen tussen de 6 en 11 jaar het minimum quota van beweging niet haalt. Een verandering van eet- en beweeggewoonten is cruciaal om overgewicht en obesitas op latere leeftijd te voorkomen. Uiteraard is de school voor deze doelgroep een belangrijke leefomgeving. De impact ervan op het gedrag van haar leerlingen of studenten mag niet worden onderschat. Preventie, bevordering en stimulering van de kinderen en jeugd dient middels onderwijs te worden aangepakt. Hiernaast is bekend als gevolg van de SER-rapport van januari 2005 de naschoolse opvang op Aruba niet voldoende is en dat kinderen na school vaak alleen zijn zonder begeleiding. Een integrale aanpak brengt met zich mee dat een structurele verandering dient te komen, zoals de kinderen langer op school te houden 20
waardoor de mogelijkheid wordt geschapen dat de kinderen worden opgevangen en niet eenzaam zijn. Hiernaast dienen in deze extra uren o.a. gezondheidsles, bevordering van sport tot drie keer per week, waarbij tevens gezonde voeding wordt aangeboden. Ook dienen mogelijkheden tot het opbouwen van zelfredzaamheid en selfesteem aanwezig te zijn. Van belang is dat elke school een lokaliteit voor beweging/gym heeft en interscholaire wedstrijden bevorderd. Zo groeit men naar een gezonde school toe. Hiertoe kan Aruba de hulp van de Nederlandse Instituut Gezonde School inroepen. Het project gezonde school kantines van het Voedingscentrum is een concreet voorbeeld hoe gezonde voeding op school een plaats kan krijgen. Er wordt gewerkt van uit een integrale aanpak waarbij niet alleen wordt gekeken naar het aanbod in de schoolkantine, maar eveneens wordt gezorgd voor de inhoudelijke ondersteuning in de lessen. De snack tenten rondom deze scholen spelen een belangrijke rol.
D: Op de werkplek Het bevorderen van evenwichtige voeding en voldoende beweging op de werkplek verwijst naar elke inspanning van werkgevers, werknemers en van de samenleving om de leefgewoonten van werkende mensen te versterken. Wie een volle baan heeft, eet ½ tot 1/3 van zijn dagelijkse voeding op het werk. Vaak echter biedt de werkplek niet de mogelijkheid om er gezonde leefgewoontes op na te houden. Er dienen programma’s te worden opgezet voor voorlichting en beweging voor het bedrijf.
4.2. Bevorderen van borstvoeding Tot het bevorderen van borstvoeding dient er sprake te zijn van een structurele aanpak. Uit onderzoek KABP-onderzoek Borstvoeding Aruba 2003 van Directie Volksgezondheid, bleek dat alleen 17% van de moeders binnen de eerste 48 uur exclusief borstvoeding gaven (KABP-Study 2003). De aanpak dient gericht te zijn om het geven van borstvoeding te stimuleren en gemakkelijk te maken. Dit kan worden gedaan door na de geboorte van het kind in het ziekenhuis alleen borstvoeding te promoveren voor 6 maanden. Het uitvoeren van de Nationaal Beleidsplan Borstvoeding Aruba (NBBA) is gewenst. Uit onderzoek is gebleken dat er een correlatie is tussen het stoppen met borstvoeding geven en de terugkeer naar de werkplek. Uit het borstvoedingsonderzoek van 2002 van Directie Volksgezondheid is komen vast te staan dat 66% van de nieuwe moeders stopt met borstvoeding op het moment dat zij weer gaan werken. Tevens is recentelijk een wet aangenomen welke het geven van borstvoeding en/of kolfen wettelijk mogelijk maakt op de werkplek. Echter is gebleken dat er te weinig informatie is voor de werkgever en werknemer hoe dit dient te verlopen. Hier dient gerichte voorlichting aan de werkgever en werknemer 21
te worden gegeven. Een werknemer die borstvoeding geeft is productiever. Bovendien bevordert borstvoeding de gezondheid van de moeder/werknemer.
4.3. Bevorderen van eenduidige informatie door de gezondheidszorgverstrekkers Huisartsen, diëtisten, bewegingsdeskundigen, (thuis)verpleegkundigen, algemene tandartsen, apothekers, gynaecologen, kinderartsen en andere zorgverstrekkers worden in hun praktijk onvermijdelijk geconfronteerd met allerhande vragen over voeding en beweging. Zij hebben als belangrijke taak de patiënt attent te maken op het belang van een evenwichtig voedingspatroon en gezond bewegen. In Aruba zijn zorgverstrekkers een van de belangrijkste informatiebron voor mensen met betrekking tot evenwichtige voeding maar ook de meest betrouwbare. Het is gebleken dat de gezondheidszorgverstrekkers geen eenduidige informatie geven met betrekking tot de aanpak van overgewicht en obesitas. Om mensen goed te informeren en door te verwijzen moeten zorgverstrekkers over de juiste kennis beschikken en gebruik kunnen maken van praktische tools bij hun adviezen. Het is daarom noodzakelijk dat een eenduidige informatie wordt bepaald en richtlijnen voor deze groep wordt vastgesteld. Aangezien het grootste gedeelte van preventie zal steunen op de eerste lijn, is er ondersteuning aan de huisartsen noodzakelijk. Deze ondersteuning dient te bestaan uit hoog opgeleide verpleegster, die de voorlichting kan verstrekken. Het aantrekken van diëtisten en bewegingsdeskundige dient op korte termijn te worden gerealiseerd.
4.4. Goede voedselinformatie Het is gebleken dat vele groepen niet bewust zijn wat evenwichtige voeding inhoudt, noch bekend zijn met de voedselinformatie. Het is noodzakelijk dat de consument duidelijke en niet-tegenstrijdige informatie, op een positieve en aantrekkelijke manier krijgt. Hierbij is het van belang om een “foodlabeling” systeem in te voeren. Hier komt bij, het uitwisselen van goede praktijken met de Europese Unie en Nederland. Een goed voorbeeld is een duidelijk voedsel etiketten (labeling) beleid zoals het systeem van 4 kleuren etiket op de voorkant van het product bv. de “Zeilboot Ontwerp voor de Regio”. De informatie zal automatisch het koopgedrag beïnvloeden en het kopen van gezonde voeding bevorderen. Dit beleid dient in samenwerking met de verschillende supermarkten te worden gerealiseerd. Zo kan een gezonder koop patroon en eet gewoontes worden beïnvloeden. De serviceclubs zijn doende met een pilotproject op dit gebied. Etiketten beleid dient gezamenlijk met een algemene voorlichtingscampagne te worden gecombineerd. 22
4.5. Media en communicatie Er zijn andere actoren die van belang zijn voor het communiceren over evenwichtige voeding en gezond bewegen. In de eerste plaats wordt gestreefd naar een betrokkenheid van de mediasector, de voedingsoutlets/supermarkt, restaurants and snack tenten. Hier is van belang om reclames voor snoep en frisdranken tijdens de kinderprogramma’s op de televisie te vermijden. De Media kan hierbij haar aandeel geven. Informatieprogrammas en boodschappen tot het bevorderen van evenwichtige voeding en gezond bewegen dienen onderdeel te worden van de media. Een complete bewustwording- en preventiecampanje op grote schaal in samenwerking met gezondheidszorg, onderwijs, sport, NGO’s en private sector gecoördineerd door een centrale punt, zoals een centrale preventie instituut/stichting, is vitaal voor het succes van het Nationaal Plan Aruba 20092018. De voorlichting kan middels sms en reclame op Cable TV.
Voormelde richtlijnen zijn, rekening houdende met de informatie van de stakeholders, onze cultuur en traditie, en de sterke invloed van buiten af, opgesteld gebaseerd op WHO, IOTF en het Europese Witboek. In 2007 stelt de Europese Commissie haar ‘Witboek’ (Commissie van de Europese Gemeenschappen, 2007) voor over ‘een EU-strategie voor aan voeding, overgewicht en obesitas gerelateerde gezondheidskwesties’. Hierbij worden de volgende aandachtspunten aangegeven voor particuliere actoren samen met de aanbeveling voor een partnerschapaanpak en het versterken van lokale actienetwerken: - de gezonde optie beschikbaar en betaalbaar maken; - consumenten geïnformeerd houden; - lichaamsbeweging aanmoedigen; - prioritaire groepen en locaties: * Scholen zijn er in belangrijke mate verantwoordelijk voor dat kinderen niet alleen het belang van goede voeding en lichaamsbeweging begrijpen, maar daar ook daadwerkelijk van kunnen profiteren. * Ondernemingen kunnen ook de ontwikkeling van gezonde levensstijlen op het werk steunen. - goede en beste praktijken in beeld brengen.
23
In 2007 Heeft de WHO de volgende doelstellingen vastgesteld: ‘Workers health’: Globaal actieplan 2008-2017 (WHO,2007b): 1. Beleidsinstrumenten uitwerken en implementeren voor de gezondheid van werknemers. 2. Gezondheidsbevordering op de werkplek, o.a. via de promotie van gezonde voeding en fysieke activiteit. 3. De verbetering van de werking en de toegankelijkheid van arbeidsgeneeskundige diensten. 4. Positieve resultaten onderbouwen en goede praktijken bekend maken. 5. Gezondheidsbevordering op het werk integreren in andere beleidsdomeinen. Eind 2007 stelt de WHO het Tweede Actieplan 2007-2012 voor met zes aandachtspunten (WHO, 2007) die elk land in zijn beleid op verschillende niveaus integreert en aanpast aan de eigen situatie: 1. Ondersteuning van een gezonde start: de zorg voor moeders en kinderen. 2. Het verzekeren van een veilig, gezond en duurzaam voedselaanbod: voldoende goede en veilige voeding voor iedereen. 3. Brede consumenteninformatie en –voorlichting: weet wat je eet en hoe je risico’s kan voorkomen. 4. Geïntegreerde acties voor het aanpakken van de determinanten: rekening houden met andere risicofactoren. 5. Het bevorderen van voeding en voedselveiligheid in de gezondheidssector: Gezondheidsprofessionals betrekken bij de verbetering van de gezondheidsdiensten. 6. Monitoren, evaluatie en onderzoek: acties op basis van feiten en verzamelen van nieuwe kennis. Het IOTF of International Obesity Task Force heeft een schema gemaakt die heet: “The opportunities for influencing a child’s environment” From – Social Policies and National Legislation to - organizational and commercial practices to - planning controls and regional strategies to - community and cultural traditions to - school practices and peer influence to - family customs and choices to - individual self-control till - THE CHILD “It is clear from these suggestions that policies and actions will be needed at a variety of levels, some local and individually based, some national or internationally based. All of them will require the support and involvement of departments across the broad range of government and may include education, 24
social and welfare services, environment and planning, transport, food preparation and marketing, advertising and media, and international trading and standardsetting bodies. •government and inter-governmental activities in all departments, including education, agriculture, transport, trade, the environment and social welfare policies are assessed for their health impact, and Government food purchases, e.g. for departmental staff, for the military, police, prisons, hospitals and schools and other agencies involved in public sector supply contracts are consistent with health and nutrition policies.”
25
5. BEWEGING EN VOEDINGSGEWOONTES IN DE ARUBAANSE SAMENLEVING
5.1. Demografische gegevens. Ø
De Arubaanse populatie bedraagt 104.494 waarvan 49.844 vrouwen en 54.650 mannen (CBS, Statistical Yearbook 2007). In Grefiek 1F kan men zien hoe de bevolking is opgebouwt en hoe deze in het jaar 2023 uit zal zien.
26
Ø
De bevolking is als volgt samengesteld per leeftijd. (CBS, Statistical Yearbook 2007) <14 jaar
20,3%
15-65 jaar
70,6%
>65 jaar
9,1%
Ø
De bevolkingsdichtheid per km2 land bedraagt 581. (CBS, Statistical Yearbook 2007)
Ø
De Arubaanse samenleving is multicultureel aangezien 40% van de bevolking niet op Aruba is geboren.
Ø
Het opleidingsniveau van de Arubaanse samenleving is als volgt samengesteld. Alleen 8% van de bevolking heeft een HBO of Universitaire opleiding (CBS, Statistical Yearbook 2007)
27
Ø
De percentage van de GDP is gedaald. De norm is 6%.(CBS, Statistical Yearbook 2007)
Ø
Woonzone van kinderen per leeftijd. (CBS, Statistical Yearbook 2007)
28
Ø
Ø
Het bruto inkomen van de bevolking. (CBS, Statistical Yearbook 2007)
De levensverwachting bedraagt bij mannen 70,1 jaar (2000) voorheen 71,1 jaar (1991). Bij vrouwen 76,02 jaar (2000) voorheen 77,12 jaar (1991). De levensverwachting is in een periode van minder dan 10 jaar met een levensjaar gedaald.
29
Ø
Het personenvervoer is gelijk aan de helft van de populatie. Er zijn 50.211 personenmotorrijtuig tegen een bevolking van 75.817 van ouder dan 20 jaar (CBS, Statistical Yearbook 2007)
30
5.2. Voedingsgewoontes op Aruba
A. Borstvoeding Uit de Childhood Obesity Study 2004 blijkt dat 90,8% van de kinderen met overgewicht en 93,3% van de obese kinderen geen exclusieve borstvoeding hebben gehad voor zes maanden. Dit wordt ook bevestigd door de KABP-onderzoek 2003 waaruit blijkt dat alleen 17% van de kinderen exclusief borstvoeding krijgt binnen de eerste 48 uur na de geboorte. Van de groep die wel start met borstvoeding (45,8%) stopt 66% op het moment dat zij weer gaan werken wat meestal binnen zes weken na bevalling is. Niet geven van exclusieve borstvoeding voor zes maanden is een van de risico factoren voor overgewicht. Childhood Obesity Study 2004 Speciale aandacht aan borstvoeding in het ziekenhuis, bij gezondheidszorg en op werk is hard nodig.
B. Ontbijt bij schoolkinderen Uit Childhood Obesity Study 2004 blijkt dat 71,9% van de schoolgaande kinderen van de basisscholen niet regelmatig ontbijt. Voorbeeldfiguur bij de ouders bestaat bijna niet bij deze groep. Dit houdt in dat 2/3 van onze kinderen het ontbijt overslaan. Tevens blijkt dat degene die wel ontbijten, vaak ongezond ontbijten o.a. pastechi of empana. De eerste maaltijd van de kinderen die niet ontbijten is pas om 10.30 respectievelijk 11.30 wat meestal bestaat uit pastechi of andere frituursnack met frisdrank. Ontbijt is de belangrijkste maaltijd van de dag aangezien het de eerste maaltijd is die het lichaam krijgt na een lange nachtrust. De IOTF heeft bepaald dat 25% van je dagelijkse energie moet komen uit het ontbijt. Een gezond ontbijt zal het eten van ongezonde voeding in de ochtend verminderen en mogelijk voorkomen. Tevens zal een gezond ontbijt de fysieke en intellectuele capaciteiten van het kind bevorderen. Niet-ontbijten is een van de grote risico factoren voor overgewicht.
31
C. Consumptie van fruit en groenten
Uit STEPS Aruba 2006 blijkt dat de fruitconsumptie 0,8 stuks fruit per dag bij volwassene. De gebruikelijke aanbeveling van fruitconsumptie volgens de WHO en IOTF bedraagt 250 g of 2 stukken fruit per dag. De fruitconsumptie van de kinderen is nog lager, terwijl de aanbeveling voor fruitconsumptie minstens 375 gram per dag of te wel 3 stukken fruit is. De groenteconsumptie voor volwassene op Aruba bedraagt 1,0 portie per dag (STEPS Aruba 2006). Dit is ver onder de aanbevelingsgrens van de WHO en IOTF welke 300 gram per dag bedraagt. Het grootste gedeelte van de vitamines, mineralen en vezelstoffen die het lichaam nodig heeft om gezond te blijven bevinden zich in groente en fruit. Dit heeft een preventieve werking met betrekking tot oxidatieve stress en dus verhoging van het immuunsysteem. Het niet eten van voldoende fruit en groente is een risicofactor voor overgewicht en gezond zijn.
D. Overmatige consumptie van frisdranken en andere gesuikerde dranken Het is bekend uit verschillende lokale studies dat vooral onder kinderen en de jeugd de consumptie van frisdranken en andere gesuikerde dranken dermate hoog is waardoor de problemen o.a. met suikergehalte, tandheelkunde en overgewicht buitensporig zijn gegroeid. Tegelijkertijd is de consumptie van water zwaar gedaald vooral bij de meest kwetsbare groep van de bevolking, zijnde kinderen. Ook aandacht dient te worden gegeven aan de verkoop van frisdranken en andere gesuikerde dranken in en rond om onze scholen. Het drinken van water dient te worden bevorderd en de WEB is doende in samenwerking met Richard Visser Institute een nationale campanje tot het stimuleren van drinken van water aan het opstellen.
32
E. Lokale en internationaal fastfoods. De Arubaanse gerechten en tussendoortjes hebben een hoog vetgehalte. Dit komt door het frituren van de maaltijden en tussendoortjes. Hieronder valt ook de lokale junkfood zoals de pastechi, kroket, cheeseballs etc. Hiernaast is er een overvloed van internationaal fastfoodchains welke met hun invloed middels de media ook gericht is op onze kinderen. Schoolkantines verkopen bijna grotendeels alleen lokale junkfood, snoep, cholade, chips etc. De schoolkantines die hierop een uitzondering zijn, kampen met concurrentie van snacktenten in de omgeving van de school. Het sociale leven en cultuur draaien grotendeels rond eten, gezien de verjaardagscultuur. Tegenwoordig houdt een viering van een verjaardag complete maaltijden op werk in. Eten wordt als een beloning gebruikt bij kinderen en ouders. Behalve lokale snacktenten en fastfoodchains blijkt dat voor de bevolking de meeneemmaaltijden van de Chinese restaurants een wekelijkse gewoonte is. De meeste meeneemmaaltijden hebben een hoog calorische waarde en een hoog zouten vetpercentage en lage nutritionele waarde.
Samengevat: . We geven te weinig borstvoeding. . We eten te weinig ontbijt. . We eten te weinig groenten, te weinig fruit. . We drinken te weinig water en te veel gesuikerde dranken. . We eten veel junkfood of ongezond eten.
33
5.3. Beweging op Aruba Onder gezond bewegen verstaan we een niveau van fysieke activiteit waarop positieve gezondheidseffecten worden geboekt. Dit komt overeen met een PALwaarde van meer dan 1,60 (Bouchard et al, 2007). Bij volwassenen beveelt men aan om minimaal 30 minuten matig tot intensief dagelijks te bewegen, kinderen en jongeren minimaal 60 minuten. Om de kans op obesitas te verkleinen moet dit verhoogd worden naar 60 respectievelijk 90 minuten per dag. Dit komt overeen met een PAL-waarde van 1,75 (Ross, 2007, Institute of Medicine, 2002)). Gezien de dosis-respons-relatie tussen fysieke activiteit en gezondheid is er grotere winst wanneer deze minimumnorm overschreden wordt (Strong et al. 2005; Nelson et al., 2007; Haskell WL, et al 2007). Om een volledig beeld te krijgen van de fysieke activiteit per dag is de PALwaarde, het fysieke activiteitsniveau, een goede parameter of indicator. De PALwaarde is de factor waarmee het basale metabolisme (=energieverbruik in rust) moet worden vermenigvuldigd om het totale energieverbruik per dag te berekenen. Deze index kan in theorie variëren tussen 1.0 voor extreem sedentaire individuen en ca. 2.5 voor zeer fysiek actieve personen. Deze waarde omvat zowel beroepsactiviteiten, rustige activiteiten, sportactiviteiten als sedentaire activiteiten. Internationaal wordt aangenomen dat een dagelijkse hoeveelheid fysieke activiteit in overeenstemming met een PALwaarde groter dan 1,75 (in combinatie met een vetarme voeding) noodzakelijk is om preventief op te treden tegen obesitas en diabetes type 2. Individuen met een PAL-waarde van 1,40 of lager vertonen een sedentaire levensstijl. Als gevolg van de Childhood Obesity Study 2004 bleek dat 77,4% van de schoolkinderen niet regelmatig beweging en/of deelnemen aan sport. Ze liepen minder dan 10 minuten per dag, en besteden drie to vier uur achter de televisie en computer. Deze groep word als sedentair geclassificeerd. Uit STEPS Aruba 2006 zien we dat in de groep van 25-64 jaar alleen 9,5% van deze groep een hoog niveau van fysieke activiteit uitoefent.
34
Op de basisscholen van Aruba wordt er geen speciale gymlessen gegeven. In medewerking met de IDEFRE wordt 1x per week 1 ½ uur sport gegeven voor de 4de, 5de en 6de klassen. In de 3de klas wordt 1x per week zwemles gegeven. Voor de 1ste en 2de klassen is er geen enkele gym- of sportles. Ook kampen de basisscholen met faciliteiten. Sommige hebben geen gymzaal, ander hebben een overdekte gymplaats. Beweging tijdens schooluren is amper aanwezig. Tevens is gezien de duur van de schooltijden te weinig ruimte om verdere sportmogelijkheden uit te breiden daar de school om 1.03 eindigt. Deelnemen door de kinderen aan naschoolse sportactiviteiten is moeilijk in verband met vervoersproblemen en de werktijden van de ouders. Tevens zijn de kosten die hiermee gemoeid zijn voor een gedeelte van de bevolking die een minimuminkomen heeft niet haalbaar. De structuur van de sportwereld loopt nog niet zoals het hoort. Zowel onderwijs als sport werkt onafhankelijk van elkaar en hebben elk een apart beleid. Wel kan worden opgemerkt dat er verschillende projecten lopen om kinderen te laten bewegen o.a. Extreme H games van Richard Visser Institute, Fit Kids van IDEFRE etc. Verwezen wordt naar de begroting van Minister van Sport.
Samengevat: .77,4% van de schoolkinderen bewegen niet regelmatig. .Deze kinderen hebben een sedentaire levensstijl (3 tot 4 uur tv/computergames) .Alleen 9,5% van de bevolking doet minstens 60 minuten aan intensieve lichaamsbeweging per dag. .Niet alle scholen hebben faciliteiten voor sport. .De 1ste en 2de klassen krijgen helemaal geen sport. .De 3de,4de,5de,6de klassen hebben 1x per week sport. .De naschoolse activiteiten zijn moeilijk toegankelijk.
35
5.4. BMI-resultaten
KINDEREN: Uit de Childhood Obesity Study 2004 blijkt dat: WHO-tabellen volgens geslacht en leeftijd
Jongen 6-11 jaar Meisjes 6-11 jaar
Overgewicht BMI 11,4% 9,7%
Obesitas BMI 28,4% 24,5%
Overgewicht + Obesitas 37,8% 34,2%
Overgewicht BMI 22.11%
Obesitas BMI 20%
Overgewicht + Obesitas 42%
JEUGD:
17-24 jaar
VOLWASSENEN:
Gezondheidsonderzoek 1993 Gezondheidsonderzoek 2001 STEPS Aruba 2006
Overgewicht + Obesitas 52% 73,5% 77%
Waarvan Obesitas BMI > 29,9 28 % 38% 40,8%
36
Uit de gezondheidsenquête van 1993, 2001, 2004 en 2006 blijkt er een stijgende trend zich voor doet in alle leeftijdsgroepen. Vooral de toename van een te hoog gewicht bij kinderen is verontrustend, namelijk van 15,0% naar 37% in 2004. Deze cijfers zijn hoger dan die van Nederland en de Verenigde Staten. Uit de onderzoeken blijkt dat de personen geen besef hebben dat zij overgewicht hebben. Zij hebben een totaal verkeerde zelfbeeld. 61% van de personen die overgewicht hadden in 2001 dachten dat zij een normaal gewicht hadden.
Samengevat: .77% van de volwassene boven 25 jaar hebben ongezonde gewicht .42% van (17-24 jaar) heeft overgewicht en obesitas .37% van de kinderen 6-11 jaar hebben overgewicht en obesitas .Er is een stijgende trend in alle leeftijdsgroepen.
37
5.5. CONCLUSIE Algemeen kunnen we vaststellen dat de gemiddelde Arubaan onvoldoende gezond beweegt en er een onevenwichtig eetpatroon op nahoudt. De gegevens over wat we eten en hoeveel we bewegen geven duidelijk aan de aanbevelingen op verschillende punten niet gehaald worden. Dit geldt in het bijzonder voor kinderen, jongeren, ouderen en kansengroepen. Tevens staat vast dat de cijfers van overgewicht en obesitas op Aruba bovenmatig hoog zijn in vergelijking met de Verenigde Staten en Nederland. Nog verontrustender is dat de meeste personen niet beseffen dat zij overgewicht of obesitas hebben. Het is de ambitie van het Nationaal Plan Aruba 2009-2018 om aan deze tekorten te werken, en het beweeg- en eetpatroon van de Arubaan meer in overeenstemming te brengen met de aanbevelingen. Dit was het vertrekpunt voor de invulling van de gezondheidsdoelstelling voeding en beweging voor de periode 2008 – 2015.
38
6. HET NATIONAAL PLAN ARUBA 2009-2018
6.1. DOELSTELLING De hoofddoelstelling is het realiseren van gezondheidswinst op bevolkingsniveau door een stijging van het aantal mensen dat voldoende fysiek actief is, evenwichtig eet en een gezond gewicht nastreeft.
De doelen die worden nagestreeft voor 2018. 1.Kinderen. Het bevorderen van voldoende fysiek activiteit van 22,6% naar 45% om gezondheidswinst te behalen. 2.Volwassene. Het bevorderen van het aantal mensen dat fysiek actief is om gezondheidswinst te behalen dient te worden verhoogd van matig activiteit 44,6% naar 55% en intensief activiteit 9,5% naar 15%. 3.Inactiviteit van de bevolking dient te dalen van 45,8% naar 30%. 4.Het bevorderen van exclusief borstvoeding voor zes maanden van 15%(2003) naar 30% en voor vier maanden van 37% naar 60%. 5.Schoolkantines die voldoen aan de Gezonde School Systeem in het meerder deel van onze scholen en een beleid aanwezig is met betrekking tot voorkomen van de verkoop van ongezond voedsel buiten en rond de scholen. 6.Signalerings- en controlebeleid waarbij alle schoolgaande kinderen jaarlijks worden gecontroleerd en geadviseerd ter zake BMI en gewicht. 7.Gymles minstens van 1 uur en 3 per week voor alle scholen en klassen. 8.Wekelijks gezondheidsles. 9.Dagelijks ontbijt voor school van 28,1% naar 56%. 10.Het aantal personen dat een gezond gewicht heeft stijgt minstens met 5%.
39
6.2 REALISATIE VAN DE DOELSTELLING Dat er gezondheidswinst te halen valt door evenwichtig eten en gezond bewegen te stimuleren is duidelijk. Daarvoor is een ommekeer nodig die een grote maatschappelijke inspanning vraagt. De vraag die zich opdringt is ‘welke inspanning leidt tot de beste resultaten?’. Onevenwichtige voeding, te weinig bewegen en de gevolgen daarvan, worden in de hand gewerkt door verschillende factoren. Het is aangetoond dat de oorzaken zowel liggen in de leefstijl van mensen als in hun de omgeving (National Heart, Lung and Blood Institute, 2004; Law, 2007). Wat mensen doen of niet doen, wordt beïnvloed door hun opvattingen, voorkeuren of vaardigheden. Maar ook door hun intenties, kennis, risico-inschatting en ervaren sociale invloed of door hun verwachtingen ten opzichte van het nieuwe gedrag. Gedrag staat nooit op zich: het treedt op in een specifieke omgeving, met fysieke, sociale, culturele, politieke en economische kenmerken. Hoe meer die omgeving mensen uitnodigt om gezonde keuzes te maken, hoe groter de kans dat zij ook werkelijk kiezen voor het gezonde alternatief. Uitgangspunt is om de gezonde keuze het meest voor de hand liggend te maken: vlot beschikbaar, met een aanvaardbare kost, in overeenstemming met regels en ondersteund door de opvattingen en normen in de omgeving. Een multifactoriële oorzaak pleit voor een multifactoriële oplossing. Er bestaat een hoge consensus dat de beste resultaten worden behaald als gelijktijdig een integrale reeks van elkaar ondersteunende maatregelen wordt genomen. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en verschillende Europese instellingen bepleiten dat elk land een evenwichtig voeding- en beweegbeleid uitwerkt, aangepast aan de eigen cultuur, regio en normen. Dit omvat een mix van interventies en maatregelen waarin alle beleidsniveaus elkaar vinden en ondersteunen. De verschillende internationaal initiatieven ter bevordering van evenwichtige voeding en gezond bewegen vertrekken vanuit diezelfde integrale aanpak. Ze pleiten voor een brede consumenteninformatie en voor het werken met prioritaire groepen, voor educatie en voor aanpassingen in de omgeving, voor betrokkenheid van diverse maatschappelijke actoren en voor een engagement vanuit de private sector, voor interventies die inspelen op de noden van de bevolking en voor een duurzaam beleid.
40
6.3. RANDVOORWAARDEN Een basisvoorwaarde om het Nationaal Plan Aruba 2009-2018 en hiermee de nieuwe gezondheidsdoelstellingen te kunnen realiseren is de betrokkenheid van de overheid om haar voorwaardenscheppende rol op te nemen. Deze rol bestaat erin om met alle belanghebbenden een omgeving te creëren die individuen, gezinnen en gemeenschappen op een positieve manier aanmoedigt om steeds te kiezen voor een evenwichtige voeding en een actieve levensstijl. Randvoorwaarden o Implementatie van het Nationaal Plan Aruba 2009-2018 vergt een duidelijke taakverdeling en voldoende structurele financiering. o Gelden te aloceren voor preventie in de begrotingen van de overheid. o Opstellen van een preventienota en preventiebeleid door de overheid, zodat alle actoren bekend zijn met het preventiebeleid en de doelen daarvan zoals aangegeven in dit Nationaal Plan Aruba 2009-2018. o Een integrale aanpak houdt in dat de verschillende beleidsterreinen, zoals onderwijs, volksgezondheid, sport, cultuur, jeugd, verkeer, betrokken zijn en hun verantwoordelijkheid dragen met als doel om de totale omgeving te beïnvloeden. o Een integrale aanpak vereist het aanwijzen of instellen van een instituut/organisatie als centrale punt en overkoepelend orgaan die exclusief alle informatie verschaft en activiteiten coördineert. o Invoeren van de gezonde school beleid teneinde een gezonde basis voor kinderen en leraren op school te realiseren. o De diverse initiatieven beter op elkaar afstemmen en daarin de boodschappen met betrekking tot voldoende beweging en evenwichtige voeding integreren. o Samenwerking op starten tussen actoren in de sociale sector en het op elkaar laten aansluiten van de primaire en secundaire preventie. o De behandeling van diëtisten door de AZV te laten vergoeden en uitbreiden van het aantal diëtisten, m.n. voor kinderen.
41
o Integreren van de thema’s gezond bewegen en evenwichtige voeding in de curricula en aangepaste scholing van alle actoren. o Voorzien in een voldoende krachtige investering in projecten die deze gezondheidsdoelstellingen dienen te realiseren en die voldoen aan de criteria van duurzaamheid, intersectorale afstemming en structurele verankering. o Wijzigen van de wet met betrekking tot donaties teneinde de financiële steun vanuit de private sector aan de sportwereld wederom te verhogen. o Het verkrijgen van additionele fondsen kan door het verhogen van de invoerrechten op snoep en frisdranken. o Het verzoeken van de Sociaal Economische Raad tot het opmaken van een economische impact studie op de gevolgen van overgewicht en obesitas voor onze economie, arbeidsmarkt en arbeidsproductiviteit. De Vrije Universiteit Amsterdam kan hierbij hulpzaam zijn.
42
7. STRATEGIEEN
7.1. Stimuleren van gezond bewegen en evenwichtige voeding Teneinde de obesitas en overgewicht problematiek aan te pakken is het uitermate van belang dat het gezond bewegen en evenwichtige voeding wordt bevorderd. Voormelde punten zijn bepalend voor het bevorderen van een gezond lichaam en levensstijl wijziging welke dient te leiden tot een daling in de cijfers op Aruba. De aanpak zal dienen te worden gericht op verschillende doelgroepen of omgevingen, zijnde A) de gemeenschap, B) de leefomgeving van zuigelingen en jonge kinderen, C) op school, en D) op de werkplek. A. De gemeenschap Interventies die dienen te worden gebruikt omvatten alle inspanningen die in de buurt “bario”, of stad worden ondernomen om een gezonde leefstijl in een gezonde omgeving te behouden of te verbeteren voor alle bewoners. De overheid zorgt voor een (integraal) beleid. De vele organisaties die in de stad of bario aanwezig zijn, kunnen helpen bij de implementatie van de acties. Een actieplan voeding en beweging die zowel op de hele bevolking richt, als interventies die op specifieke doelgroepen richten (jeugd, senioren, jonge moeders, kansgroepen) dient te worden opgesteld. Gezondheidsbevordering op onze kleine eiland is vooral duurzaam als de verschillende actoren samenwerken en dezelfde boodschap geven. Het overheidsbeleid is de aangewezen partner om een actieplan voor voldoende beweging en evenwichtige voeding op te maken, in samenwerking met de (eerst gesensibiliseerde) actoren, en indien mogelijk met participatie van de bewoners. Een dergelijk actieplan kadert in de bevoegdheid van het beleid om de gezondheid van de burger te beschermen en te bevorderen. Concreet betekent dit dat dit thema zijn plaats krijgt in het beleid van de overheid, waarin ook de andere sociale rechten met veel van dezelfde actoren worden gevrijwaard om elke burger maximale kansen op gezondheid te garanderen. Voor de concrete invulling hiervan is er nood aan methodieken en ondersteuning in de opmaak van een actieplan voeding en beweging. De bewegingsgraad en voedingsgewoonten in de gemeenschap, naargelang de buurt waar men woont, de culturele gemeenschap waar men toe behoort, en de sociale status zien we een verschillende leefstijl. Naargelang de leeftijdsfase zien we belangrijke gedragsverschillen met andere gezondheidsrisico’s tot gevolg.
43
Strategieën voor specifieke doelgroepen en in specifieke settings binnen de lokale gemeenschap dienen verder ontwikkeld te worden waarbij de relevante organisaties moeten betrokken worden. Mogelijke actoren: Overheid, Volksgezondheid, AZV, SVB, andere beleids domeinen zoals sport (IDEFRE), onderwijs, infrastructuur, eerstelijnzorgverstrekkers, gezondheidscentras, Wit Gele Kruis en diverse NGO’s, sportclubs en hun federaties, sport organisaties zoals COA en ASU, het hospitaal, medische en paramedische groepen, vakbonden, privaat sector, toeristische sector, distributie sector, horeca, service clubs, etc.
IMPLEMENTATIE: 1) Voor het hebben van succesvolle uitvoering van het Nationaal Plan Aruba 2009-2018 is het essentieel dat er een politiek commitment is zijdens de overheid. Tevens dient er samenwerking en partnerships van groepen of organisaties aanwezig te zijn. Een centrale punt, bv instituut/stichting dient te worden opgezet als preventiecenter. 2) Een nationaal campanje tot het stimuleren van gezond bewegen en evenwichtige voeding voor de bevolking. Dit dient te worden getrokken door de overheid in samenwerking met de verschillende actoren. De campanje dient te bestaan uit voorlichting en activiteiten. De campanje dient de volgende bewustwordingen te bevorderen: • meer bewegen, minimaal 60 minuten per dag; • afremmen van sedentaire leefstijl zoals tv en computerprogramma’s; • verhoging van de consumptie van fruit en groente; • vermindering van de consumptie van frisdranken en gesuikerde dranken; • bevorderen van consumptie van water; • eten van ontbijt bevorderen; • het is beter meerdere keren per dag te eten (6) maar dan in kleinere porties; • duidelijke voedselinformatie verstrekking Uitermate van belang is dat in een nationaal campanje alle actoren dezelfde boodschap geven. 3) Naast de voorlichting en activiteiten dienen bepaalde randvoorwaarden en beleid te worden aangepast o.a. onderhoud van onze parken,
44
sportfaciliteiten. Meer ruimtes creëren voor bevordering van beweging zoals speeltuinen voor kinderen en clubs voor de jeugd zodat zij veelvuldig gebruikt kunnen worden. 4) Het bevorderen dat de centro di bario’s actiever worden, zodat er bewegingsmogelijkheden in de leef- en woonomgeving zijn welke gemakkelijk toegankelijk zijn en zo vervoersproblemen voorkomt. 5) Het afsluiten van bepaalde wegen in het weekend zodat de bevolking de gelegenheid heeft om veilig te wandelen en te bewegen, v.b. Irausquin Boulevard(Eagle), San Nicolas en Oranjestad. Dit kan in samenwerking met IDEFRE welke reeds vele wandel en loopmarsen organiseert (bijlage 12). Dit bevordert beweging door de gehele familie waardoor beweging een familie moment wordt. 6) Samenwerking tussen de overheid en private sector tot het bevorderen van verkoop van gezonde voeding. 7) Uitbreiding van de financiële steun aan de Wit Gele Kruis voor projecten zoals prikacties, voorlichting en preventie. 8) Wijziging van de wet met betrekking tot donaties ter bevordering van de financiële steun uit de private sector aan de sportverenigingen en organisaties.
(Studies met betrekking tot de effectiviteit van de interventies in de gemeenschap zijn in bijlage 12 ondergebracht.)
B. De leefomgeving van zuigelingen en jonge kinderen Prioriteit dient te worden gegeven aan kinderen van 0-6 jaar en hun moeder. Het eerste levensjaar is uitermate cruciaal voor een gezond leven. Tevens zijn de omstandigheden voor de moeder in deze eerste jaren zwaar en duur. Ondersteuning aan de moeder en kind is van belang. Bevorderen dat moeders borstvoeding geven. Borstvoeding is de meest natuurlijke manier om een pasgeboren baby te voeden. Borstvoeding biedt op lange termijn bescherming tegen ondermeer obesitas. Het blijkt dat de meeste ouders hun keuze voor de startvoeding reeds vóór de zwangerschap maken. Het is dus belangrijk dat 45
vrouwen en hun partners dan al informatie krijgen over het belang van het geven van exclusieve borstvoeding vanaf de geboorte van het kind. Baby’s die borstvoeding krijgen, hebben gezondheidsvoordelen op korte termijn, zoals een verminderd risico op acute otitis media, atopische dermatitis, gastrolintestinale infecties, infecties van de lagere luchtwegen, astma en necrotiserende enterocolitis (deze laatste enkel bij premature kinderen). Op lange termijn beschermt borstvoeding tegen chronische aandoeningen zoals obesitas, diabetes mellitus, coeliakie, leukemie,…(ESPGHAN committee on nutrition, 2007; Canadian institute for health promotion, 2006; Arenz et al, 2004). Om het aantal moeders dat met borstvoeding start te verhogen is vooral informatie nodig over de voordelen van borstvoeding. Dat vergroot de kennis en bewustwording, wat leidt tot een sterkere motivatie om te starten en vol te houden.
IMPLEMENTATIE: 1) Ondersteuning van de Stichting Pro Lechi Mama ter uitvoering van het Nationaal Beleidsplan Borstvoeding Aruba (NBBA) is uitermate van belang. 2) Interventies die betrekking hebben op de pre- en postnatale periode, inclusief de cruciale dagen rond de bevalling, zoals programma Hallo Wereld, lijken effectiever dan interventies die zich richten op een enkele periode. 3) Veelzijdige interventies zijn in het bijzonder effectief wanneer deze zich zowel richten op de start, de duur en exclusiviteit van borstvoeding. 4) Optimalisering van de sociale en maatschappelijke ondersteuning noodzakelijk voor kansen groepen.
Daarnaast gaat de aandacht naar jonge kinderen in de kinderopvang/crèche. De eerste levensjaren zijn belangrijk voor het verwerven van een gezonde levensstijl met evenwichtige en gevarieerde voedingsgewoonten en voldoende beweging. In Aruba neemt obesitas al vanaf de kinderleeftijd toe. Het waken over goede voedingsgewoonten en voldoende lichaamsactiviteit in deze leeftijdsgroep is dan ook belangrijk. Bij zuigelingen en peuters is de kinderopvang, naast de ouders en grootouders, de voornaamste invloedsfactor in hun directe sociale omgeving. Daarom gaat extra aandacht naar de rol die deze organisaties kunnen spelen in het 46
bevorderen van evenwichtige voeding bij jonge kinderen. Peuters genieten juist van rennen, springen en klimmen en moeten de vrijheid krijgen. Beweging maakt deel uit de ontwikkeling van het kind. Jonge kinderen moeten veel ruimte krijgen om te bewegen en om zich te kunnen ontwikkelen. Op Aruba is er geen toezicht op de kinderopvangcentra’s waardoor er geen integraal beleid is voor de kwaliteit en inhoud van de opvang.
IMPLEMENTATIE: 1) Wettelijke vastlegging van de vereisten en toezicht van de kinderopvangcentra’s ter bescherming van de kinderen zo spoedig mogelijk te worden vastgesteld. Toezicht op de kwaliteit en inhoud van de opvang dient te worden gegarandeerd. 2) Uitwerken van ondersteuningsmaatregelen voor de kinderopvang om evenwichtige menu’s (maaltijden en dranken) samen te stellen en zo een evenwichtig en gezond aanbod te bevorderen. Dit kan aan de hand van bijvoorbeeld brochures, werkinstrumenten, een website, een vorming met aandacht voor goede praktijkvoorbeelden. 3) Ouderparticipatie op vlak van gezonde voeding in de kinderopvang bevorderen, door opvangvoorzieningen te informeren over hoe ze ouders kunnen inlichten en betrekken bij het voedingsaanbod en de samenstelling van het menu. Dit kan gebeuren door het ter beschikking stellen van brochures, website, werkinstrumenten, 4) Informeren van opvangvoorzieningen over hoe kinderen aan te zetten tot bewegen en plezier te beleven aan bewegen. Dit kan gebeuren door brochures, website, werkinstrumenten. 5) Uitwerking van de actieve zeilbootmodel voor peuters en kleuters. De kennis hiervan overbrengen aan de gemeenschappen en aan de zorgverstrekkers met de hulp van de diensten voor integratie. 6) Op speelse manier werken aan gezonde voeding samen met de peuters.
47
C) School Het voedingspatroon van kinderen, jongeren en jongvolwassenen, in het bijzonder met betrekking tot ontbijt, dranken, tussendoortjes, groenten- en fruitconsumptie is ronduit problematisch te noemen. Hetzelfde geldt voor de mate waarin leerlingen en studenten bewegen. Temeer dat niet in alle klassen lichamelijke oefeninglessen worden gegeven. Een verandering van eet- en beweeggewoonten is cruciaal om overgewicht en obesitas op latere leeftijd te voorkomen. Uiteraard is de school voor deze doelgroep een belangrijke leefomgeving. De impact ervan op het gedrag van haar leerlingen of studenten mag niet worden onderschat. Preventie en bevordering en stimulering van de kinderen en jeugd dient middels onderwijs te worden aangepakt. De aanpak van een voeding- en bewegingsbeleid op school gekaderd in een breder gezondheidsbeleid is een effectieve manier om evenwichtig eten en gezond bewegen te bevorderen (www.gezondeschool.ned). Internationaal onderzoek toont overduidelijk aan dat een gezondheidswerking op school rendeert (Stewart-Brown, 2006). Er wordt effectieve winst gemaakt naar zowel de volksgezondheid, het gezondheidsgedrag en de leerprestaties (Allensworth, 1997). Uit studies blijkt het volgende. § Interventies via de school voor kinderen en jongeren zijn effectief om gewicht te reduceren (Bessems et al, 2006). § Dagelijkse bewegingseducatie (verhogen van frequentie, duur en intensiteit van gymlessen), verbeteren van motorische vaardigheden, lessen LO baseren op theoretische modellen, LO leraren inschakelen om leerlingen te informeren en te bekrachtigen, dagelijks lessen integreren in schoolcurriculum en beweging in vrije tijd aanmoedigen is effectief. Zelfs een kleine verhoging van LO tijd is waardevol voor het verminderen van overgewicht. (CIHI, 2006; Sharma, 2006). § Interventies via de school voor kinderen en jongeren zijn effectief om beweging in de vrije tijd te verhogen (Bessems et al, 2006). § Educatie met als doel het verminderen van schermkijken (TV, games, dvd) is effectief (Doak, C.M. et al, 2006; Sharma, 2006). § Voedingseducatie (o.a. over ontmoedigen van het gebruik van frisdranken (ook light), aanmoedigen fruitinname en promotie van de consumptie van water) is effectief (Doak, 2006). Hiernaast is bekend als gevolg van SER-rapport januari 2005 dat op Aruba de naschoolse opvang niet voldoende is en dat kinderen na school vaak alleen zijn zonder begeleiding. Participatie en actieve betrokkenheid van ouders bij gedragsverandering van het kind is en belangrijke succesfactor bij schoolinterventies. Ouders kunnen op verschillende manieren betrokken worden door ouders vaardiger maken in het actief stimuleren en aanmoedigen van beweging bij hun kinderen, kennis verhogen in verband met het ontstaan van smaakvoorkeuren, vergroten van de beschikbaarheid van groenten en fruit, creëren van een positieve context en aanmoedigen van beweging bij hun kinderen. De 48
beste manier om ouders te betrekken is via ouder-leerkracht contact, bv via nieuwsbrieven, huiswerkopdrachten en opsturen van materialen naar huis (Van Sluijs, 2007; Blanchette &Brug, 2005).
Van belang is dat op verschillend niveaus: zowel in de klas als op schoolniveau en naar de ouders de boodschappen gelijklopen en acties worden ondernomen. Slechts een continue, langdurige werking geeft duurzame effecten. De school moet expliciet kiezen en werken aan gezondheid. De betrokkenheid van leerlingen en vooral ouders zorgt voor een breed draagvlak. Een integrale aanpak brengt met zich mee dat een structurele verandering dient te komen, zoals de kinderen langer op school te houden waardoor de mogelijkheid wordt geschapen dat de kinderen worden opgevangen en niet eenzaam zijn. Hiernaast dienen in deze extra uren o.a. gezondheidsles, bevordering van sport tot drie keer per week, waarbij tevens gezonde voeding wordt aangeboden. Ook dienen mogelijkheden tot het opbouwen van zelfredzaamheid en selfesteem. Van belang is dat elke school een lokaliteit voor beweging/gym heeft, bevorderen van interscholaire wedstrijden. Zo groeit men naar een gezonde school toe. Hiertoe kan Aruba de hulp van het Nederlandse Instituut Gezonde School inroepen. Het project gezonde school kantines van het Voedingscentrum is een concreet voorbeeld hoe gezonde voeding op school een plaats kan krijgen. Er wordt gewerkt van uit een integrale aanpak waarbij niet alleen wordt gekeken naar het aanbod in de schoolkantine, maar eveneens wordt gezorgd voor de inhoudelijke ondersteuning in de lessen. De snack tenten rondom deze scholen spelen een belangrijke rol in deze. Het aanbod op de scholen van maaltijden, dranken en tussendoortjes is een zwak punt. Het beleid dient er op te richten dat er een beperkter aanbod met minder keuzemogelijkheden en met vooral ‘gezonde’ keuzes, met onder andere het verbieden van frisdranken.
IMPLEMENTATIE: 1) Implementatie van de gezonde school. 2) Zorgdragen dat de 1ste en 2 de klas lichamelijke oefeningen lessen krijgen. 3) Uitbreiden van het aantal L.O. lesuren per week. 49
4) Implementeren van een geïntegreerd voeding- en bewegingsbeleid. 5) Structurele jaarlijkse gezondheidsvoorlichting over de gehele linea. 6) Verdere ontwikkeling en ondersteuning van schoolbeleid rond voeding en beweging. Invoeren van het zeilbootmodel. 7) Stimuleren van een evenwichtig aanbod van schoolmaaltijden door het verhogen van fruit en groente bij de maaltijd en als tussendoortje. 8) Deskundigheid aanbod voor het keukenpersoneel. 9) Stimuleren van evenwichtig drankaanbod van water en dranken met een laag suikergehalte. 10)Aanbod van gratis drinkbaar water voor elke klas. 11)Verbod van frisdranken en dranken met een hoog suikergehalte. 12)Verlengen van de schooltijden zodat er naschoolse opvang is waarbij beweging wordt gestimuleerd door sportorganisaties (brede school systeem). 13)Implementeren van bewegingstussendoortjes gedurende de klasdag. 14)Bevorderen van actieve speelplaatsen, gymzalen om fysieke activiteiten bij lagere schoolkinderen te verhogen. 15)Implementeren, screenen en bijsturen van educatieve materialen met inhouden rond beweging en voeding. 16)Stimuleren van het volgen van de lerarenopleiding Movecion y Salud (IPA). 17)Deskundigheidsbevordering van schoolteams, directies, leraren, schoolpersoneelsleden(keukenpersoneel en opvoeders) op het gebied van voeding en beweging. 18)Signaleringsprotocol met de scholen voor jaarlijks meting van het gewicht, lengte, BMI en middelomtrek van alle schoolgaande kinderen.
50
D) De werkplek. Het bevorderen van evenwichtige voeding en voldoende beweging op de werkplek verwijst naar elke inspanning van werkgevers, werknemers en van de samenleving om de leefgewoonten van werkende mensen te versterken. Ongezonde leefgewoonten hebben naast het werk of de werkomstandigheden een eigen aandeel in het ontstaan van ziekte en arbeidsverzuim. Onevenwichtig eten en onvoldoende bewegen leiden tot een aanzienlijke persoonlijke en sociale kost door een daling in levenskwaliteit, verlies aan productiviteit of vroegtijdige arbeidsongeschiktheid. Werkgevers staan samen met de overheid in voor de indirecte kosten die met ongezonde eet- en beweeggewoonten samenhangen en dit via medische uitgaven voor hospitalisatie, medicatie, laboratoriumtesten en sociale uitkeringen. Daartegenover staat dat een gezond gewicht en verhoogde fitheid leidt tot een betere concentratie en verhoogde dagelijkse productiviteit. Een evenwichtig voeding- en beweegpatroon komen ook het bedrijf ten goede. Bewegingsarmoede wordt momenteel internationaal erkend als een nieuw arbeidsrisico (Europees Agentschap voor Veiligheid en Gezondheid op hetWerk, 2005). Wie voltijds werkt, eet de 1/2 tot 1/3 van zijn dagelijkse voeding op het werk. Vaak echter biedt de werkplek niet de mogelijkheid om er gezonde leefgewoontes op na te houden aangezien meestal geen aanbod van voeding is. Bovendien blijkt dat werkenden de neiging hebben om vaker het ontbijt over te slaan in verband met gebrek aan tijd in de ochtend. Betrokkenheid van de werkgever bij de gezondheid van de werknemer is noodzakelijk. Zo dient de prikacties van de Wit Gele Kruis te worden bevorderd door de werkgevers. Er dienen programma’s te worden opgezet voor voorlichting en beweging voor het bedrijf.
IMPLEMENTATIE: 1) Stimuleren van de werkgevers om het bedrijf te laten deelnemen aan de preventieve prikacties van de Wit Gele Kruis. Additionele financiële steun is noodzakelijk voor de Wit Gele Kruis. 2) Programma’s die koppelen aan de prikacties van de Wit Gele Kruis met een stimuleerpakket voor de deelnemers zodat continuïteit in beweging en voeding programma’s ontstaat. 3) Het stimuleren en beschikbaar hebben van fruit als tussendoortje op werk. 4) Het voorkomen dat er frisdranken en hoog suikergehalte dranken 51
aanwezig zijn op het kantoor. 5) Ruimtes voor kolfen, en andere modificaties om moeder en kind tegemoet te komen (omgeving).
6) De mogelijke samenwerking stimuleren tussen bedrijven zodat de kleinere bedrijven met grotere projecten kunnen mee doen. 7) Intra- en inter-bedrijf uitwisselen van informatie (newsletter) met betrekking tot de activiteiten op het gebied van beweging en voeding educatie. 8) Promoveren van bedrijf sport en toernooien tussen bedrijven. 9) Familie dagen waar de hele familie beweegt en leert gezond te eten – ook stimuleren van gezonde voeding/nutricion les op de werkplek.
52
7.2. Bevorderen van borstvoeding Tot het bevorderen van borstvoeding dient er sprake te zijn van een structurele aanpak. Uit onderzoek KABP-onderzoek Borstvoeding Aruba 2003 van Directie Volksgezondheid, bleek dat alleen 17% van de moeders binnen de eerste 48 uur na de bevalling exclusief borstvoeding gaven (KABP-Study 2003). De aanpak dient gericht te zijn om het geven van borstvoeding te stimuleren en gemakkelijk te maken. Dit kan worden gedaan door na de geboorte van het kind in het ziekenhuis alleen borstvoeding te promoveren voor 6 maanden. Het uitvoeren van de Nationaal Beleidsplan Borstvoeding Aruba (NBBA) is gewenst. Uit onderzoek is gebleken dat er een correlatie is tussen het stoppen met borstvoeding geven en de terugkeer naar de werkplek. De nieuwe moeders stoppen met borstvoeding op het moment dat zij weer gaan werken. Recentelijk is een wet aangenomen welke het geven van borstvoeding en/of kolfen wettelijk mogelijk maakt op de werkplek. Echter is gebleken dat er te weinig informatie is voor de werkgever en werknemer hoe dit dient te verlopen. Hier dient gerichte voorlichting aan de werkgever en werknemer te worden gegeven. Een werknemer die borstvoeding geeft is productiever. Bovendien bevordert borstvoeding de gezondheid van de moeder/werknemer. De gezondheidsvoordelen zijn: een verminderd risico op diabetes mellitus type 2, borst- en ovariumkanker, sneller herstel van de baarmoeder, minder bloeding. Wie geen borstvoeding geeft of er vroegtijdig mee stopt, loopt meer risico op postnatale depressie. (Voedingscel Vlaamse Vereniging Kindergeneeskunde, 2006; Agency for Healthcare Research and Quality, 2007). Naast de gezondheidsvoordelen zijn er ook economische voordelen verbonden aan het geven van borstvoeding. Borstvoeding vermindert de kosten van de gezondheidszorg en doet het absenteïsme dalen. Als gevolg van studie in Nederland brengt elke verhoging van 10% van borstvoeding een directe besparing van ong. 1 miljoen. Bovendien is de werknemer productiever. Vele moeders zijn onzeker of het kind voldoende voeding heeft gekregen waardoor de moeder vroegtijdig bijvoeding geeft. Risicogroepen zijn moeders met lage inkomens, geboren op Aruba, met keizersnee bevallen of die geen steun hebben van hun partners. De duur van de rustperiode na de bevalling is een belangrijke voorspeller van de borstvoedingsduur. Wanneer je langer thuisblijft dan de vooropgestelde duur van moederschaprust, neemt de kans op langdurige borstvoeding aanzienlijk toe. Het is hiervoor van belang dat het ondersteunende informatie wordt gegeven. Het aanbieden van borstvoedingsinformatie aan aanstaande ouders of jonge moeders, 53
zonder persoonlijk contact of met heel kortdurend contact (folders of telefonisch advies) is minder effectief dan het aanbieden van informatie in combinatie met uitgebreide één-op-één communicatie over en weer. Het gebruik van alleen schriftelijk materiaal is de minst effectieve interventie. Verhoging van het aantal vrouwen dat start met borstvoeding en ondersteunen en stimuleren van moeders bij het geven van borstvoeding in de eerste dagen en weken is de doelstelling. De actoren van belang zijn Fundacion Pro Lechi Mama, Wit Gele Kruis, ziekenhuis, Directie Volksgezondheid, vroedvrouwen, gynaecologen en kinderartsen.
IMPLEMENTATIE: 1) Het uitvoeren van de Nationaal Beleidsplan Borstvoeding Aruba (NBBA). 2) Protocol met het ziekenhuis dat alleen borstvoeding voor zes maanden wordt gepromoveerd op de kraamafdeling. Tevens verbod om gratis flesproducten aan de nieuwe moeders aan te bieden. Dit kan middels protocol met de flesvoedingagenten. 3) Het recht tot geven van borstvoeding c.q. kolfen in de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht op te nemen. 4) Voorlichting aan de werkgever en werknemer hoe in de praktijk de nieuwe ingevoerde wet met betrekking tot borstvoeding c.q. kolfen werkt door middel van brochures. 5) Voortzetting van het verspreiden van informatie (brochures), advies en voorlichting rond borstvoeding aan ouders en bij de actoren. 6) Oprichten van moedergroepen om ervaring rond borstvoeding te delen. Het aanbieden van informatie met persoonlijk contact is effectiever. 7) Interventies in de gezondheidszorg in een gecombineerde aanpak, met daarin de bijscholing van het personeel, de benoeming van een borstvoedingsconsulent of een lactatiekundige, de beschikbaarheid van schriftelijke informatie voor personeel en cliënten. 8) Erkenning van diploma van lactatiedeskundige.
54
7.3. Bevorderen van een eenduidige informatie door de gezondheidszorgverstrekkers Huisartsen, diëtisten, bewegingsdeskundigen, (thuis)verpleegkundigen, algemene tandartsen, apothekers, gynaecologen, kinderartsen en andere zorgverstrekkers worden in hun praktijk onvermijdelijk geconfronteerd met allerhande vragen over voeding en beweging. Zij hebben als belangrijke taak de patiënt attent te maken op het belang van een evenwichtig voedingspatroon en gezond bewegen. In Aruba zijn zorgverstrekkers een van de belangrijkste informatiebron voor mensen met betrekking tot evenwichtige voeding maar ook de meest betrouwbare. Het is gebleken dat de gezondheidszorgverstrekkers het nut van voedingsvoorlichting inzien maar hier niet toe komen tijdens de consultatie. De kennis van de voedingsaspecten kan worden verbeterd. Het is gebleken dat de huisartsen geen eenduidige informatie geven met betrekking tot de aanpak van overgewicht en obesitas. Om mensen goed te informeren en door te verwijzen moeten zorgverstrekkers over de juiste kennis beschikken en gebruik kunnen maken van praktische tools bij hun adviezen. Het is daarom noodzakelijk dat een eenduidige informatie wordt bepaald en richtlijnen voor deze groep wordt vastgesteld. Aangezien het grootste gedeelte van preventie zal steunen op de eerste lijn, is er ondersteuning aan de huisartsen vereist. Het is niet de bedoeling dat de huisartsen voeding- en bewegingsdeskundigen worden. Van belang is dat zij het probleem herkennen en relatief eenvoudige informatie kunnen geven. De ondersteuning dient te bestaan uit hoog opgeleide verpleegster, die de voorlichting kan verstrekken. Het aantrekken van diëtisten en bewegingsdeskundige dient op korte termijn te worden gerealiseerd. In gevallen van Morbide Obesiteit moet er een behandelingsprotocol komen met een bevoegde centrale punt voor de behandeling van deze extreme gevallen. Tevens vergoed de AZV alleen 20 Gastrisch Bypass procedures per jaar bij patiënten die een gemiddelde BMI tussen 50 en 55 hebben. Dit veroorzaakt een wachtlijst van ongeveer 100 patiënten per jaar die in aanmerking komen voor deze behandeling maar als gevolg van het huidige beleid geen behandeling krijgen. Er dient een integraal behandelingsprocedure worden ontwikkeld zodat meer van deze extreme gevallen de nodige medische interventie ontvangen. Uit de samenvatting onderzoek aantal diabeten in AZV bestand 2005 blijkt dat geïdentificeerde MED-DIAB verzekerden 6,4% van de verzekerden bedragen, zijnde 6000 personen. Zij veroorzaken circa 20% van alle AZV zorgkosten. De leeftijdsgroep 50-80 jarigen maken de meeste kosten (geneesmiddelen, ziekenhuisopname en amputaties). Diabetes is een ziekte met grote financiële gevolgen voor het Fonds-AZV. De zorgvraag zal in de komende jaren blijven 55
toenemen gezien de prevalentie van overgewicht op Aruba en de komende vergrijzing. De zorgvraag zal ook toenemen door een noodzakelijke inhaalslag aangezien een groot aantal verzekerden met diabetes nu kennelijk geen goede diabetenzorg ontvangen. Er is ook een indicatie dat de groep “stille diabeten” groot is. Het document richt zich op primair preventie, hierbij is centraal het bestrijden van overgewicht en bevorderen van lichaamsbeweging. Specifiek voorlichting en preventie voor de jeugd, project de gezonde school. Overleg met bedrijfsleven en scholen. Overheid heeft een doorslaggevende rol. Lichamelijke beweging op scholen intensiveren, verhogen van de suikeraccijns en alcoholaccijns ten behoeve van verkrijgen van geldmiddelen ten behoeve van preventie. Samenwerking tussen overheid, AZV, scholen, bedrijfsleven en artsen is vereist en is een kritische succesfactor voor de aanpak van overgewicht.
IMPLEMENTATIE: 1) Draaiboek met afspraken opstellen tussen de zorgverstrekkers, AZV en Directie Volksgezondheid met betrekking tot preventieve en curatieve zorg. 2) Cursussen en informatie verstrekken aan huisartsen c.q. HAVA. 3) Uitwerken van preventieve richtlijnen voor zorgverstrekkers om evenwichtige voeding en lichaamsbeweging te bevorderen. 4) Het opstellen van een preventiepakket voor de zorgverstrekkers gebaseerd op het zeilbootmodel, met directe tools voor meting van de middelomtrek en BMI. 5) Het stimuleren van de huisarts om systematisch het gewicht, de lengte en middelomtrek op te meten. 6) Het aanmoedigen van het inschakelen van multidisciplinaire teams, zoals een verpleegster, diëtist die informatie verschaft aan de patiënt. 7) Eenduidig informatie horizontaal en vertikaal verstrekken in de zorg. 8) Chirurgische en andere behandelingen voor Morbide Obese patiënten moet worden uitgebreid. 9) Uitbreiding en versterken van de jeugd gezondheidszorg en diverse andere afdelingen van de Directie Volksgezondheid. 56
10)Zorgdragen dat financiële gelden beschikbaar zijn voor de DVG ter uitvoering van projecten tot het stimuleren van evenwichtige voeding en gezonde beweging.
57
7.4. Goede voedselinformatie Het is gebleken dat vele groepen niet bewust zijn wat evenwichtige voeding inhoudt, noch bekend zijn met de voedselinformatie. Het is noodzakelijk dat de consument duidelijke en niet-tegenstrijdige informatie, op een positieve en aantrekkelijke manier krijgt. Hierbij is het van belang om een “foodlabeling” systeem in te voeren. Hier komt bij uitwisselen van goede praktijken met de Europese Unie en Nederland. Een goed voorbeeld is een duidelijk voedsel etiketten (labeling) beleid zoals het systeem van 4 kleuren etiket op de voorkant van het product bv. de “Zeilboot Ontwerp voor de Regio”. De informatie zal automatisch het koopgedrag beïnvloeden en het kopen van gezonde voeding bevorderen. Dit beleid dient in samenwerking met de verschillende supermarkten te worden gerealiseerd. Zo kan een gezonder koop patroon en eet gewoontes worden beïnvloeden. De serviceclubs in samenwerking met Richard Visser Institute en een supermarkt zijn doende met een pilotproject op dit gebied, waarbij de VUmc Amsterdam het project zal bestuderen. Een etiketten beleid dient gezamenlijk met een algemene voorlichtingscampagne te worden gecombineerd. Een nieuwe Arubaanse voorlichtingsmodel “Zeilen naar een gezonde samenleving” .
The Balanced Diet Ship The “Balanced Diet Ship”, with its five sails, reflects this concept as it moves through a sea of plenty filled with sunshine, clean air, healthy food and physical activity on its journey toward a longer and healthier life. Each of the sails propelling the Balanced Diet Ship forward represents a distinct food group. The three large sails represent the consumption of water, fruits and vegetables, and carbohydrates; the medium sail represents fats; and the small sail represents proteins. The size of each sail is correlated with the amount of food that should be consumed from the food group it represents.
58
Water (represented by a large blue sail on the Balanced Diet Ship) Water is the principal component and most important element of every living organism, representing 50% or more of our total body weight. The importance of water as a nutrient is only exceeded by the importance of oxygen. Water is therefore represented by a large sail, reflecting the need to drink as much water as possible. The physical and chemical characteristics of water make it an ideal medium for the distribution of chemical substances found in the body substances which are important to the metabolic process. Given its role as a general transport medium, water plays a direct part in enabling various biological functions to operate effectively.
59
The total amount of water found in the body changes with age. In the newborn, it comprises up to 75% of total body weight. The percentage of water decreases as one grows older, down to 55-65% of body content in adult men and 50-55% in adult women. This difference between men and women is due to the fact that women have less muscle and more fat tissue. In a physiologically ideal situation, a male individual 20 years old and 1.83 m tall, with a body weight of 70 kg and in good health should have a body water content of about 40 liters. Total body water content remains relatively constant due to the action of two powerful reflex mechanisms: the sensation of thirst and a reduction in the volume of urine eliminated when total body water volume begins to diminish. Should the total body water content increase for any reason, the sensation of thirst tends to wane and the volume of water eliminated through the kidneys increases as well, producing the desired balance of body water content. There are three principal sources of body water: water ingested as such; water found in food; and water generated by one’s cells as a by-product of the metabolism of carbohydrates, fats and proteins. The total amount of water ingested by an individual, either as water or as water contained in his diet, can vary widely, depending upon factors such as climate and type of food consumed. For example, oranges, watermelons, cantaloupe and similar fruits have a high water content per unit of weight, while the water content per unit mass of other foods, such as grains, legumes and tubers, is much lower. The need for water also increases in hot, dry climates and in situations involving increased respiration or what is known as “alveolar ventilation”. Urine is the principal channel through which water is lost from the body. The amount of water lost through the skin is extremely variable and may occur as sweat, which is noticeable, or “insensible perspiration”, which is unnoticeable. It can also occur through fecal matter, the lungs and exhaled air. It has been suggested that at least 1.5 liters of water should be consumed each day, but it is practically impossible to determine one’s true water needs in a given situation with any degree of precision because of the large number of factors that can increase or decrease water loss. Water nourishment requirements have been established with this in mind. Of these water requirements, over half are obtained from the water content of food with the remainder coming from the water we drink. Water must be clean and drinkable and must not contain any physical, chemical or biological agents in significant quantities or any harmful characteristics that could adversely affect one’s health. Mineral content, or hardness, is also of particular importance and must be kept within certain limits. Consumption of so-called “hard water”, or mineral-rich water, places an excessive functional load on the kidneys which can cause severe balance disorders in the body if certain limits are exceeded. It can even lead to death which would occur if an individual were to drink sea water, for example. At the other extreme, we find distilled or completely de-mineralized water which, in addition to causing other disorders, can have a negative impact on the dynamic equilibrium that exists between various mineral components of the cells that make up body tissues. It too can lead to death if allowed to persist for a sufficient period of time.
60
Fruits and Vegetables (represented by a large green sail on the balanced diet ship) Fresh fruits and vegetables must be part of a varied, nutritious diet. These foods provide significant amounts of the vitamins, minerals, trace elements, dietary fiber and antioxidant nutrients that protect an individual’s health and are active in the prevention of disease. A diet consisting of large quantities of fruits and vegetables is one that is high in both taste and nutrition. Fruits and vegetables are therefore represented by a large sail, indicating the need to consume large portions of these types of foods in your diet. Consumption of fruits and vegetables increases the antioxidant content of one’s diet which is currently thought to be a basic dietary requirement. Nutrition experts now recognize the contribution of fresh fruits and vegetables in helping to destroy or neutralize the oxygenbased free radicals generated as part of the human metabolic process, supporting the defense systems that reduce the adverse effects of these free radicals. The damage caused by free radicals, if extensive enough can harm the body’s cells and makes it difficult for them to adapt to change. It can even lead to cell death. The consequences of these changes can be severe, and have been linked to the development of arteriosclerosis, cancer, inflammatory bowel disease, neuro-degenerative diseases, autoimmune problems such as rheumatoid arthritis, and the complications of diabetes. Fruits should be eaten fresh in their natural state, and salads should be eaten raw due to the loss of vitamins and minerals that occurs during the cooking process. Preference should be given to dark-green and yellow or orange vegetables, and to fresh, unstrained vegetable juices with no salt or sugar added. Fruits and vegetables also play a significant role in providing the required amount of dietary fiber. Not long ago, dietary fiber was thought to be an inert substance consisting largely of cellulose and having an insignificant influence on human health. However, it is currently suggested that insufficient fiber in the diet may contribute to the development of many diseases including colon and rectal cancer; diverticulitis; appendicitis; constipation; hemorrhoids; diabetes; and obesity. Much research has been done on the relative importance of dietary fiber, and some controversy exists as to which foods should, or should not, be defined as dietary fiber. However, there is general agreement on the value of a number of properties characteristic of this element. One important property of dietary fiber is its ability to retain water. This property makes a major contribution toward a well functioning digestive system. Dietary fiber also has the ability to form gels in the gastrointestinal tract, leading toward increased glucose tolerance and lessening the absorption of cholesterol and salt. Another important property attributed to dietary fiber is its ability to absorb calcium, magnesium, zinc and iron. The fermentation of dietary fiber in the colon also produces two elements, gas and energy, that are necessary for proper colon function. The consumption of a sufficient amount of dietary fiber therefore has a positive effect on the digestive system through increased fecal mass; increased stool fluidity; shortened intestinal passage time; dilution of solids found in the large intestine; excretion of nitrogen, fatty acids, cholesterol and salt through the feces; and the stimulated growth of beneficial bacteria. It also helps to reduce the absorption of carbohydrates which increases glucose tolerance, reduces insulin requirements after meals, and increases the efficiency of glucose metabolism.
61
Currently, there is no definite agreement among researchers on the amount of dietary fiber that should be consumed daily, and there is even less agreement as to the type and variety of fiber that should be eaten. It has been suggested that consumption of 15 – 30 grams daily is sufficient for a healthy adult, and 3 – 4 grams a day is recommended for children two years of age or older. No recommendations have been made for younger children. Diets providing 6 grams of fiber or more are considered to be rich in this nutrient which should form a regular part of every person’s diet. Vegetables that should be eaten include chard, cabbage, lettuce, carrots, squash, beets, beans, peppers, onions, pumpkin, cucumbers, radishes, tomatoes, celery, eggplant, broccoli and okra, among others. Fruits that should be eaten include oranges, lemons, limes, grapefruit, mangos, papaya, bananas, guava, apples, pineapple, pears, grapes, apricots, peaches, coconut, cherries, mandarin, mango, anon, sour sop, pineapple pear, coco, prunes, red currants, mamoncillo, medlar, strawberries, cantaloupe and watermelon, among others. The importance of consuming large amounts of fruits and vegetables is reflected in the large size of the green sail representing this food group.
Carbohydrates (represented by a large orange sail on the Balanced Diet Ship) Foods containing carbohydrates are critical in that they provide the energy we need to function well and to lead an active life style. Of all of the dietary elements, carbohydrates, represented by a large orange sail, has to be consumed most frequently in order to meet the body’s energy needs. Sixty percent or more of an individual’s total energy needs must be satisfied through this food group. There are two basic types of carbohydrates: complex carbohydrates such as starch, and simple or refined carbohydrates such as sucrose, maltose, or lactose. Carbohydrates should preferably be eaten in the form of starch which is absorbed into the bloodstream more slowly than simple carbohydrates. This slower absorption, as compared with the rapid absorption of simple carbohydrates, is beneficial because it does not produce the concentrated peaks of large glucose production that simple carbohydrates does and therefore does not require the production of large quantities of insulin by the pancreas. When combined with adequate amounts of soluble dietary fiber, carbohydrates will be digested more slowly, thereby improving glucose tolerance so critical to the prevention and control of diabetes. No less than 85% of carbohydrates eaten must come from starch, with the remaining 15% consumed through simple or refined carbohydrates. Foods containing high levels of starch include rice, wheat, corn, barley and rye. It is important that these foods be designated as “whole grain”, that is, grains that have not had their shell completely removed or depleted through industrial processing. Pasta is also an excellent source of carbohydrates, and pastas too should be “whole grain. Other sources of carbohydrates include potatoes, yucca, and bananas, among others. Foods containing high concentrations of simple or refined carbohydrates, which should be consumed in limited quantities, include jam, candy, donuts, cakes, cookies, sugary beverages and other foods containing large quantities of sucrose, maltose or lactose. Priority should be given to low glycimic index carbohydrates.
62
Fats (represented by a medium yellow sail) Fats are represented by a medium yellow sail, indicating that 25-30% of an individual’s total energy needs should be met through this type of food. The most common fats in the human diet are triglycerides and cholesterol esters. Triglycerides may be saturated or unsaturated, depending on the presence or absence of what are called “double bonds.” If a fatty acid contains only one double bond between two carbon atoms, the fat is considered to be mono-unsaturated. Fat containing two or more double bonds are considered to be poly-unsaturated. Of the total energy received through the ingestion of fat, 5 –10% should be in the form of saturated fats; another 10% in the form of mono-saturated fats; and the remaining 10% as poly-saturated fats. Fats may have an animal or plant origin. Animal fats are generally saturated fats. Foods containing this type of fat are also generally rich in cholesterol. With the exception of coconut and palm oil, fats originating in plants, known as oils, contain a greater amount of unsaturated fat. The fats we consume may be visible or invisible. Visible fats include fats used for cooking, such as oils, lard or bacon, or those served at the table, such as butter, cream cheese or margarine. Because this type of fat is visible, it can be easily avoided. Non-visible fat, on the other hand, cannot be seen, even though it is present in many of the foods we eat. These fats can be found in meat, fish, eggs, milk, and nuts, among others. Fats are also classified as being non-essential or essential, depending upon the body’s capacity to synthesize its own fatty acids. The non-essential group consists of fat produced by ones own body; essential fatty acids must be supplied through one’s diet in quantities equivalent to 3 – 5% of an individual’s total energy needs. Excessive fat consumption is associated with many medium and long-term health implications. This is especially true of foods rich in saturated fat and fatty acids. Limited consumption of pork, beef, lamb, bacon, lard, butter, chicken skin, cream cheese, whole milk and fatty cheeses is therefore recommended. Coconut, palm and avocado oils also have a high saturated fat content. Fats that are liquid at room temperature, in contrast, are rich in polyunsaturated fats and can be found in vegetable oils such as olive, soy, corn, sunflower, sesame and peanut oils. When preparing food rich in fat, especially fried foods, it is important to avoid overheating the fat or reusing it to the point where its essential qualities are altered. This can produce toxic substances in the fat leading to various illnesses, including cancer. Proteins (represented by a small red sail on the Balanced Diet ship)) Foods containing large amounts of protein are represented by a small red sail, suggesting that this type of food should be consumed in amounts smaller than those recommended for any of the other food groups.
63
Foods containing protein should satisfy 10-15% of an individual’s total energy needs. However, the fundamental nutritional purpose for consuming proteins is not their use as an energy source but rather their role in the process of cell multiplication and the repair of body tissues. Proteins are made up of simpler structural units known as amino acids. There are currently 22 different types of amino acids. Amino acids too are classified as essential and non-essential. Non-essential amino acids can be synthesized from carbohydrate and nitrogen residues, whereas essential amino acids cannot be produced this way and must be obtained through one’s diet. Proteins must be digested before their constituent amino acids can be released and subsequently absorbed. The digestion of protein begins in the stomach and is completed in the small intestine, with help from the pancreas. The nutritional quality of the proteins found in food depends, among other things, upon their digestibility and upon their biological use and importance once they have been digested and their constituent amino acids absorbed. A protein is considered complete from a nutritional perspective if it contains all essential amino acids in the correct proportions, as is true for milk and egg proteins. Dietary proteins can also be of animal or plant origin. Animal proteins tend to have a higher amino acid score and a higher level of digestibility, adding to their nutritional value. Many experts believe that 50% of the total amount of protein consumed should be of animal origin and the remaining 50% of plant origin, although this may vary depending on the individual’s life style, functional capacity and health. Excellent sources of animal protein include milk, meat and meat products, free-range poultry, fish, eggs and internal organs such as the heart, liver and spleen. Plant-based foods, such as grains and legumes or beans, make the greatest quantitative contribution in meeting an individual’s protein needs, especially in developing countries. When grains and legumes are combined in appropriate proportions, amino acid mixtures that significantly reduce the actual need for animal-based proteins can be achieved. Vegetables, tubers and other starchy foods provide very little protein, and any protein obtained from these foods is of poor nutritional quality. Foods of animal origin are often related to food-borne illnesses caused by biological contaminants. It is therefore important to be sure that these types of foods are fully and evenly cooked by applying enough heat to allow the thermal center of these foods to reach 70 degrees. You should also avoid cross contamination from other uncooked foods or contaminated surfaces. This instructional guide is designed to go together with a colored “front of Label” food labeling system – to ensure change in the publics buying habits.
64
7.5. Media en communicatie Er zijn andere actoren die van belang zijn voor het communiceren over evenwichtige voeding en gezond bewegen. In de eerste plaats wordt gestreefd naar een engagement van de mediasector, de voedingsoutlets/supermarkt, restaurants and snack tenten. Informatieprogrammas en boodschappen tot het bevorderen van evenwichtige voeding en gezond bewegen dienen onderdeel te worden van de media. Een complete bewustwording- en preventiecampanje op grote schaal in samenwerking met gezondheidszorg, onderwijs, sport, NGO’s en private sector gecoördineerd door een centrale punt, zoals een overkoepelende preventie instituut/stichting, is vitaal voor het succes van het Nationaal Plan Aruba 2009-2018. De voorlichting kan middels sms en reclame op Cable TV. Tevens hebben verschillende stakeholders, o.a. ATIA, KvK, OPPA (1200), SNBA, FTA, SETAR etc., aangeven bereid te zijn middels hun Newsletters informatie aan hun leden te verschaffen. De overkoepelende preventie instituut dient geheel zorg te dragen voor de distributie van informatie aan alle actoren zodat over het gehele eiland en op elk niveau dezelfde informatie en boodschappen worden gegeven. Indien boodschappen tegenstrijdig zijn, wordt de consument verward en dreigt hij niet langer geïnteresseerd te blijven in gezond bewegen en evenwichtig eten. Door campanjes herhaaldelijk te voeren onder een steeds terugkerende “merknaam” van het overkoepelend orgaan wordt de bekendheid groter. Veranderen van beweeg- en eetgewoonten is makkelijker bij kinderen en jongeren omdat bij hen de gedragspatronen nog niet of veel minder zijn vastgeroest. Dit geeft dan ook aan dat reclames voor snoep en frisdranken tijdens de kinderprogramma’s op de televisie juist dienen te worden vermeden. De Media kan hierbij haar aandeel geven.
IMPLEMENTATIE: 1) Centrale preventie instituut instellen. 2) Organiseren van een massa campanje rond evenwichtige voeding en gezond bewegen. 3) Protocol met de media sluiten betreffende de campanje. 4) Informatie aan de actoren verschaffen die een newsletter hebben om dit wederom door te zenden aan hun leden. 65
5) Recreatief bewegen naast sport promoveren op de televisie. 6) Toezicht en regelgeving betreffende reclame tijdens kinderprogramma’s. 7) Gezond en goedkoop leren koken middels TV programma’s. 8) Speciale tarieven van de media voor voorlichtings campanjes voor evenwichtige voeding en gezond. 9) Speciale voorlichting secties creëren in alle media en interactiviteit van het volk stimuleren
Oktober, 2008 Opgesteld door dr. Richard W.M. Visser, DC. PhD.
66