Napoleon Excursie naar de Metropool Vlaanderen Metropoolvorming is een actueel thema in Nederland, maar ook in België staat het hoog op de agenda. Logisch, want beide landen kennen een vergelijkbaar ruimtelijke structuur met veel middelgrote- en kleine steden die samen de potentie hebben om uit te groeien tot een metropoolregio. Maar waar zetten onze zuiderburen precies op is en welke lessen kunnen wij hiervan leren? Met deze vragen in het achterhoofd nam een groep Nederlandse beleidsmakers (uit Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht) en onderzoekers deel (Universiteit Utrecht, TU Delft en Erasmus) aan een tweedaagse excursie naar Vlaanderen. Onderzoek De excursie werd georganiseerd in het kader van het Kennis voor Krachtige Steden onderzoek Napoleon. Het onderzoek staat in het teken van de agglomeratievoordelen die er behaald kunnen worden door middel van internationale, nationale en regionale stedelijke netwerken. In het onderzoek staat het begrip ‘borrowed size’ centraal: hoe kunnen steden optimaal gebruik maken van elkaars nabijheid door (kritische) massa, maar ook functies en kwaliteiten, van elkaar te lenen? Klik hier voor meer informatie over dit onderzoek. Dag 1: Brussel 1. Metropool Vlaanderen 2050 – Ruimte Vlaanderen Op de eerste dag werd de groep ontvangen door Ruimte Vlaanderen, een departement van de Vlaamse Overheid, gevestigd in Brussel. Wiet Vandaele, projectmanager ‘Metropolitaan Kerngebied’, gaf hier een presentatie over het groenboek ‘Vlaanderen in 2050 Mensenmaat in de Metropool?’ Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. Zodra dit beleidsplan goedgekeurd wordt vervangt het het ‘Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen’, dat nog dateert uit 1997. In Vlaanderen verschijnt er in eerste instantie een groenboek dat de basis vormt voor maatschappelijk debat. Op basis van de uitkomsten en inzichten van dit debat wordt het witboek geschreven dat ter goedkeuring wordt voorgelegd en als het feitelijke beleidsdocument dient. Vlaanderen telt ongeveer 6,2 miljoen inwoners. Dit is iets minder dan de Nederlandse Randstad (7,1 miljoen inwoners) en iets meer het Duitse Ruhrgebied (5,3 miljoen inwoners). Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is met 1,2 miljoen inwoners verreweg de belangrijkste stad van de regio; Antwerpen (met 512 duizend inwoners) en Gent (met 247 duizend inwoners) volgen op enige afstand. De Vlaamse overheid beschouwt Brussel als een onderdeel van de Metropool Vlaanderen. Dit verklaard ook waarom de overheid niet in Antwerpen maar in Brussel gevestigd is. Vlaanderen kent een strategische ligging in West-Europa; te midden tussen Londen, Parijs, de Randstad en het Ruhrgebied.
1
Om Vlaanderen uit te laten groeien tot een metropool wordt er ingezet op het versterken van het netwerk tussen de velen kleine en middelgrote steden die de regio rijk is. Dit lijkt sterk op het Nederlandse beleid waarin ook nadruk ligt op het verbinden van de steden en het benutten van elkaars nabijheid.
“Het netwerk van vele kleinere stedelijke regio’s kan wedijveren met andere innovatieve regio’s van wereldformaat”
Ruimtelijk patroon Vlaanderen Vlaanderen staat voor een aantal specifieke uitdagingen gelet op de sterke versnippering van het landschap. Dit is goed te zien op afbeelding 1. Rondom Brussel en Antwerpen ligt een fijnmazig netwerk van kleine steden en dorpen. Er is een duidelijk verschil met de ‘compacte steden’ die we in de Randstad zien. Door de verwachte demografische groei in Vlaanderen dreigt het gevaar dat het gebied langzaam dichtslibt. Met als gevolg dat er geen kwalitatieve open ruimte overblijft en het netwerk van kleine steden de agglomeratiekracht missen om (inter)nationaal een rol van betekenis te kunnen spelen. Afbeelding 1: Locatie van Vlaanderen in West-Europa
Bron: Groenboek Metropool Vlaanderen in 2050 (Ruimte Vlaanderen, 2012) Vlaanderen verwacht dat de bevolking van 6 naar 7 miljoen zal groeien en bovendien zal veranderen qua samenstelling. Migratie, vergrijzing, vergroening en gezinsverdunning zullen de huidige behoeften aan woon- en leefmilieu sterk wijzigen.
2
Het projectteam ‘Metropolitaan Kerngebied’ richt zich in eerste instantie met name op de as Antwerpen-Mechelen-Brussel. Het is de bedoeling dat andere steden, zoals Gent en Sint Niklaas, later op de ontwikkelingen aansluiten. Het streven is om de arbeidsmarkten met elkaar te laten integreren. Op deze manier hoopt de metropoolregio ook meer high potentials aan te kunnen trekken. Ook wordt er ingezet op het creëren van een regionale woningmarkt die een gedifferentieerd en kwalitatief woonaanbod biedt. Momenteel wordt er nog veel van hetzelfde aangeboden en is er onvoldoende onderscheidend aanbod. Vlaanderen verbinden In het Beleidsplan wordt er onder andere sterk ingezet op het verbeteren van de (internationale) connectiviteit van Vlaanderen. Door congestie staat de bereikbaarheid van Vlaanderen sterk onder druk. Het gebied kent een dicht snelwegennet; zelfs de meest kleine steden hebben een eigen afslag op de snelweg en zijn dus allemaal even goed, of slecht, bereikbaar per auto. De oplossing wordt met name gezocht in het openbaar vervoersnetwerk door onder andere te investeren in het ‘daily urban system’ en het verbeteren van de (inter)nationale verbindingen, zoals het realiseren van snelle verbindingen met de luchthavens. Daarnaast wordt er gekeken of de luchthavens zich niet op verschillende niches moeten gaan richten zodat zij ook op de langere termijn een groeipotentie hebben. Door knooppunten te ontwikkelen wil Vlaanderen verdere versnippering van het landschap tegen gaan door op verschillende locaties functies te gaan concentreren. De multimodale knooppunten bieden voldoende draagvlak voor uiteenlopen (economische) activiteiten. Hier kan eenvoudig een 24-uurs economie gestimuleerd worden.
“Zeer hoge dichtheid en verweving van functies maken deze omgevingen echte internationale ontmoetingsplaatsen en broedplaatsen voor innovatie en creativiteit”
Daily urban system Een andere belangrijke opgave van de Metropool Vlaanderen is het opschalen van het ‘daily urban system’. Dit willen zij onder andere bereiken voor een nachtnet in te gaan voeren, zodat mensen uit Antwerpen ’s avonds naar een concert in Brussel kunnen gaan zonder bang te zijn om de laatste trein te missen en niet meer thuis te kunnen komen. Daarnaast wil de Vlaamse overheid inzetten op het ‘spoorboekloos’ rijden. Dit betekent dat het spoorboekje niet meer geraadpleegd hoeft te worden, omdat de trein iedere 10 of 15 minuten rijdt en men dus nooit lang hoeft te wachten. Voor het opschalen naar een ‘daily urban system’ wordt er intensief samengewerkt met de vervoersbedrijven die hier in principe welwillend tegenover staan.
3
Metropolitan governance De samenwerking tussen de verschillende Vlaamse gemeenten moet nog vorm krijgen. Tot nu toe wordt er veelal gewerkt met de kaasschaafmethode, waarbij alle steden evenveel krijgen en uiteindelijk iedereen dus een klein beetje. De Vlaamse overheid wil duidelijkere keuzes gaan maken en regionale afstemming binnen de metropool gaan stimuleren. Met name de kleinere gemeenten zijn nog niet overtuigd van de meerwaarde van metropolitane ontwikkeling. Dit terwijl steden zoals Antwerpen en Gent wel positief tegenover de metropoolgedachte staan. De Vlaamse overheid wil de komende tijd de metropoolagenda laten landen in de regio.
2. Economische betekenis van middelgrote en kleine steden – DG Regio De volgende presentatie werd gegeven door Lewis Dijkstra, plaatsvervangend hoofd van de analyse afdeling van het Directoraten Generaal ‘Regional Policy’ van de Europese Commissie. Samen met Philip McCann en Enrique Garcilazo heeft Dijkstra onlangs een interessant artikel gepubliceerd over de economische betekenis van middelgrote en kleine steden in Europa (zie bijlage). Dit is voor zowel Nederland als België een interessant vraagstuk. Uitgangspunt van dit artikel is de vraag of de bekende agglomeratie theorieën ook opgaan voor West-Europese landen die meer gekenmerkt worden door polycentrische stedelijke systemen. Zij stellen vast dat de agglomeratie vuistregel ‘hoe groter de stad, hoe hoger de productiviteit’ niet zozeer op gaat voor Europese steden. In vergelijking met steden in Azië, Amerika en Afrika zijn de Europese steden verhoudingsgewijs klein, terwijl zij wel een relatief hoge productiviteit kennen. Agglomeratie voor- en nadelen De meeste hogeropgeleiden prefereren de stad boven het platteland, waardoor er een concentratie van kennis in steden ontstaat. Dit trekt bedrijven aan die op hun buurt weer arbeiders aantrekken. Op deze manier groeien steden en kunnen er agglomeratievoordelen ontstaan. Dijkstra merkt op dat de schaal van de stad ook te groot kan zijn, waardoor de beheersbaarheid onder druk komt te staan. De nadelen van de agglomeratie zijn in dat geval groter dan de voordelen. In tegenstelling tot meer monocentrische landen hebben polycentrische landen het voordeel dat zij kunnen bouwen op verschillende (middelgrote) steden in plaats van een enkele grote stad. Dit beidt een grotere keuzevrijheid en verschillende economische specialisaties. Polycentrische stedelijke netwerken kennen hierdoor doorgaans een robuust karakter en zijn minder vatbaar voor economische trends. Aan de andere kant kennen grote steden, zoals Londen en Parijs, zoveel verschillende specialisaties dat zij ook minder geraakt worden als enkele sectoren wegvallen.
4
Metropoolbeleving Tijdens de discussie kwamen we ook te spreken over de invloed van culturele verschillen op metropoolvorming. Nederlanders zijn bijvoorbeeld niet gewend en vaak ook niet bereid om (lang) te moeten reizen. In steden als Los Angeles of Londen is het gebruikelijk om 1 of 1,5 uur onderweg te zijn voor een afspraak met de metro, trein of auto. Dit terwijl Nederlanders de afstand Amsterdam Rotterdam al ver vinden, terwijl de reistijd even lang is. Een mogelijke verklaring is dat de Randstad nog steeds voelt als een losse verzameling steden, in plaats van dezelfde stedelijke regio, en hierdoor de afstand groter lijkt. Uit deze discussie blijkt dat het creëren van een regionale of metropolitane identiteit van (onderschat) belang lijkt te zijn. Zodra mensen de voordelen van de metropool in gaan zien en gaan benutten, kan dit een sterke impuls geven aan het stedelijke netwerk. Van Brussel naar Gent De reis van DG Regio in Brussel naar het hotel in Gent gaf een goede indruk van de afstanden in de ‘Metropool Vlaanderen’. De metro van DG Regio naar het station Brussel Zuid-Midi deed er ongeveer even lang over als de trein naar Gent. Binnen een dik half uur kwamen we aan in de derde stad van de metropool. Deze stad kent veel overeenkomsten met Utrecht met een historische binnenstad, een hoog percentage studenten en een enigszins vergelijkbare bevolkingsomvang. Gent ligt enigszins in de schaduw van Brussel en Antwerpen, maar de combinatie van de (industrie)haven en de kennisintensieve economie in de binnenstad zorgt ervoor dat Gent toch een eigen economische profiel heeft. Dag 2: Gent 3. Universiteit Gent Geschiedenisles De tweede dag startte met een interessante geschiedenisles gegeven door Ben Derudder, professor sociale geografie aan de Universiteit Gent. Hij stelde dat het functioneren van het huidige stedelijke systeem niet te begrijpen is zonder de geschiedenis van Vlaanderen te kennen. De sterke versnippering van het landschap en het fijnmazige netwerk van kleine en middelgrote steden die hierdoor ontstaan is, is het gevolg van een sterke anti-stedelijke mentaliteit die er in Vlaanderen heerst. De meeste mensen wonen hun hele leven in het dorp of de streek waarin zij opgroeien en ook studenten of young professionals verruilen de stad voor het platteland zodra zij een diploma hebben en/of kinderen krijgen. De sterke voorkeur voor het platteland is er van oudsher ingesleten. Ongebreidelde groei van platteland Vlaanderen kent het dichtste spoorwegennet van Europa dat momenteel gekenmerkt wordt door een sterke onderbenutting. Het net is aangelegd in tijden van de industriële revolutie en zorgde ervoor dat de arbeiders ‘s ochtends in de trein konden stappen naar de 5
industriesteden om vervolgens ’s avonds meer huiswaarts te keren naar het platteland. Op deze manier voorkwam de katholieke kerk dat haar aanhang in de socialistische stad ging wonen. Ondanks het feit dat de invloed van de kerk door de jaren heen minder is geworden, is dit niet ten koste gegaan van de populariteit van het platteland. Deze is onverminderd groot. Dit heeft ook te maken met het feit dat het Vlaamse ruimtelijke ordeningsbeleid te allen tijde alle functies heeft toegestaan. Op deze manier kon ieder zelf een huis laten bouwen. Dit heeft tot een ongebreidelde groei van het platteland geleid waarbij er nooit echt sterke concentraties van activiteiten zijn ontslaan. Door het uitgebreide auto- en spoorwegennet waren alle plekken ook evengoed bereikbaarheid, en ontstond er dus ook geen onderscheid tussen de verschillende dorpen.
“In Vlaanderen worden steden voornamelijk nog gezien als concentraties van armoede”
Van oudsher ontvangen werknemers reiskostenvergoedingen, zodat zij ook niet gedwongen worden om in het werk in de stad te gaan worden. Op deze manier blijven zij sterk verbonden aan de streek waarin zij hun hele leven al wonen. Sterke familiebanden maar ook het verenigingsleven spelen hierbij een belangrijk rol.
Steunpunt Ruimte Michiel van Meeteren, een Nederlandse PhD-onderzoeker aan de Universiteit Gent, gaf vervolgens een toelichting op het promotieonderzoek dat hij verricht voor het Steunpunt Ruimte van de Vlaamse overheid. Het thema ‘polycentriciteit’ is een van de vier thematische onderwerpen waarop wordt ingezoomd als leidend concept voor analyse en het toekomstig ruimtelijke beleid. Binnen verschillende deelstudies wordt er gekeken naar dagelijkse verplaatsingen tussen steden, naar economische clustervorming, naar woonmilieus en naar de rol van de vervoersinfrastructuur.
Polycentriciteit in een theoretisch raamwerk Op basis van literatuuronderzoek heeft Van Meesteren een raamwerk ontworpen dat gebaseerd is op drie systemen die onderling met elkaar samenhangen. Hierbij richt hij zich op (1) de systemen van centrale plaatsen – gebaseerd op o.a. Christaller, (2) de systemen van (mondiale) productienetwerken en (3) het dagelijks stedelijke systeem. Afbeelding 2 laat zien hoe de verschillende systemen met elkaar samenhangen en van invloed op elkaar zijn. In het raamwerk wordt er ook gesproken over ‘gedeelde grootte’, oftewel ‘borrowed size’, waardoor systemen complementair aan elkaar kunnen worden en meer draagvlak kunnen creëren voor nieuwe centrale functies. Ook wordt er stil gestaan bij ‘boegwater effecten’, oftewel ‘back wash effects’, waardoor de groei van plek A te kostte gaat van de groei van plek B. Meer informatie over het onderzoek is beschikbaar op www.steunpuntruimte.be. Het rapport is ook te vinden in de bijlage.
6
Afbeelding 2: Het drie systemenraamwerk en de onderlinge relaties
Bron: Rapport WP1 Het Vlaams gewest als polycentrische ruimte: van semantiek tot toepassing (Steunpunt Ruimte, 2013: p.17).
4. Stad Gent: slim groeien Na het bezoek aan de Universiteit van Gent werden we ontvangen in het historische stadshuis van Gent waar Philippe van Wesenbeeck, hoofd van de Dienst Stedenbouw en Ruimtelijke Planning, ons in een korte tijd kennis liet maken met Gent. Gent verwacht een groei van 60.000 inwoners in het jaar 2030. Deze groei zit hem voornamelijk in studenten maar ook in een relatief hoog percentage migranten; zij krijgen doorgaans meer kinderen krijgen dan een gemiddeld Belgisch gezin. Gent wil slim groeien door onder andere in te zetten op het behouden en benutten van het cultureel erfgoed in de (binnen)stad, maar ook door ruimte te bieden aan verdere groei van de haven. Om de leefbaarheid van de stad te vergroten richt het ruimtelijke ordeningsbeleid zich op het ontwikkelen van groenassen waar mensen kunnen wandelen, fietsen en ontspannen. In tegenstelling tot in Nederland kan de stad echter weinig invloed uitoefenen op de ruimtelijke ordening en de woningmarkt, omdat de eigendomsrechten particulier zijn en onteigeningsplannen om grond te verwerven veel geld en tijd kosten (gemiddeld vijf jaar). De gemeente heeft hierdoor beperkte instrumenten om de ruimtelijke ordening in de stad te sturen.
7
Quality of life Door juist de ‘quality of life’ factoren van de stad te Een West-Vlaming met versterken hoopt Gent de huidige en toekomstige generaties een diploma? Een studenten in de stad vast te houden. Hierbij speelt de Gentenaar betaalbaarheid, beschikbaarheid en kwaliteit van woningaanbod ook een belangrijke rol. Nu kiezen veel jongeren voor een huis op het platteland die ze bijvoorbeeld van een familielid kunnen overnemen, mede omdat er in de stad weinig geschikte en betaalbare (gezins)woningen zijn. Daarnaast wees Van Wesenbeeck op de trek van ouderen nar de stad. Zij kiezen voor Gent vanwege het gevarieerde en kwalitatieve aanbod van de voorzieningen (restaurants, voorstellingen, winkels).
Ieder voor zich Opvallend is dat de gemeenten rondom Gent niet of nauwelijks het besef hebben dat zij de grote stad nodig hebben. Er is dan ook geen bereidheid om mee te balen aan bepaalde grootstedelijke functies. Vlaamse steden zijn in vergelijking met Nederlandse steden afhankelijker van gemeentelijke belastingen; ongeveer 60% van de gemeentelijke inkomstem bestaat uit lokale belastingen. Het ontbreken van het Nederlandse gemeentefonds zorgt ervoor dat Gent wel de (groot) stedelijke problematiek kent maar - in verhouding met kleine gemeente met relatief veel rijke inwoners - een beperkt financieel draagvlak heeft.
Gent in beeld Tijdens een korte stadswandeling, van het stadhuis naar het stadsmuseum STAM, gaf Van Wesenbeeck meer informatie over de (ontwikkeling van) de stad Gent. In het museum liet hij ons een luchtfoto van 300 m2 groot zien, waarop bezoekers kunnen rondlopen. De ruimte gaf een perfect beeld van de stad en de wijze waarop het door de jaren heen gegroeid is. Het bracht daarnaast de omvang van de haven goed in beeld.
8