NAAR DE VAANTJES tentoonstelling over bedevaartrituelen bezoekersgids
1
NAAR DE VAANTJES! TENTOONSTELLING OVER BEDEVAART RITUELEN, TER GELEGENHEID VAN ERFGOEDDAG 2016
Tot midden jaren 1960 is het bedevaartvaantje onlosmakelijk verbonden met de bedevaartpraktijk. Al dan niet gewijd, herinnert het aan een volbrachte bedevaart. De rijke beeld- en tekst elementen die de vaantjes sieren, verwijzen niet enkel naar een welbepaalde cultusplaats of -object. Ze roepen ook een wereld van religieuze beleving en devotionele rituelen op. Zo prijken op vaantjes ook biddende pelgrims, offerende kreupelen, mirakels of processiegroepen. Aan de hand van materiaal uit de collecties van het Documentatiecentrum Vlaams-Brabant, Rijksarchief Leuven, Hans Geybels en Michel Vastiau belicht de tentoonstelling de evolutie in de beeldtaal van vaantjes vanaf de periode van de Contrareformatie tot diep in de jaren 1950. Een beeldtaal die ten dienste staat van de vele functies van het vaantje: persoonlijk souvenir, sacraal voorwerp en propaganda-instrument.
Coverbeeld en beelden op pg. 2-3: Dubbelzijdig papieren bedevaartvaantje van Onze-Lieve-Vrouw te Scherpenheuvel, uitgegeven door Sieben in de 1ste helft van de 20ste eeuw.
2
Documentatiecentrum Vlaams-Brabant, i.s.m. Rijksarchief Leuven, Hans Geybels en Michel Vastiau, met dank aan Heemkundig Genootschap ‘van Witthem’ Beersel en Kurt Vanderkerckhove. Alle afbeeldingen betreffen objecten bewaard in de collectie van het Documentatiecentrum Vlaams-Brabant.
3
1 COLLECTIE DOCUMENTATIECENTRUM VLAAMS-BRABANT In 1919 beslist de Provincieraad van Brabant tot de oprichting van ‘een historischen en folkloristischen Dienst’. In de nasleepvandemaatschappelijke ontwrichtingen ten gevolge van WOI, acht de raad het aangewezen lokale gebruiken, mondelinge overleveringen en bijbehorende objecten te inventariseren, onderzoeken en verzamelen.
De aandacht richt zich op aspecten van het ‘volksleven’ zoals bedevaarten. Een provinciale omzendbrief uit 1920 vraagt aan elke gemeente om desbetreffend informatie, documenten en/of afschriften te bezorgen. Deze interesse ligt in het verlengde van de in de late 19de eeuw bij historici en volkskundigen opduikende niet-devotionele interesse voor het bedevaartwezen. Deze wetenschappelijke aandacht kent in 1922 een eerste hoogtepunt in de publicatie Les drapelets de pèlerinage en Belgique et dans les pays voisins. Contribution à l’iconographie et à l’histoire des pèlerinages van Emiel van Heurck (1871-1931). Met aandacht voor de iconografie belicht de vrijzinnige volkskundige overgeleverde vaantjes in hun volkskundige en historische context. Hij krijgt hulp van Lucien Crick (1885-1965) die vele Brabantse bedevaartplaatsen bezoekt om vaantjes en bedevaartgebruiken op te sporen.
4
Recto-zijde van papieren vaantje van Onze-Lieve-Vrouw-tenPoel te Tienen, ontworpen in 1769
Voorpagina van het eerste nummer van de Brabantse Folklore uit 1921, met reproductie van
het papieren vaantje van Onze-Lieve-Vrouw te Jezus-Eik, ontworpen tussen 1730 en 1756 door graveur Simon Catoir
De provinciale Dienst voor Geschiedkundige en Folkloristische Opzoekingen legt aldus een collectie bedevaartvaantjes aan, getuige de melding in een oproep aan burgemeesters en pastoors om vaantjes te bezorgen. Aan de schenkers van (informatie over) deze vaantjes geeft de dienst op regelmatige basis een stem in haar tijdschrift, De Brabantse Folklore, met onder andere artikels over de vaantjes van Jezus-Eik, Onze-Lieve-Vrouw-ten-Poel te Tienen, Huizingen, Hekelgem, Hakendover en Scherpenheuvel, inclusief reproductie. De hogergenoemde Van Heurck wordt briefwisselaar van de provinciale dienst en bezorgt van menig vaantje afdrukken of clichés in bruikleen.
Na de jaren 1920 vinden we minder meldingen van verwerving van vaantjes. Niettemin omvat de huidige collectie, na de opdeling van de vroegere unitaire bibliotheek in 1995 bij de splitsing van Brabant in Brussel, Waals-Brabant en Vlaams-Brabant, toch meer dan 100 exemplaren. Dit geheel is representatief voor de diversiteit van vaantjes verspreid in Vlaams-Brabant tijdens de 19de en 20ste eeuw. De collectie bevindt zich in een nietoptimale toestand, te wijten aan de toegepaste bewaarmethoden. De papieren vaantjes zijn immers op nietzuurvrij karton gekleefd, waardoor ze broos worden en uit elkaar vallen.
5
2 BEDEVAARTVAANTJES: GEBRUIK, VORM EN INHOUD Het bedevaartvaantje is een grafisch product dat vanaf de late 15de eeuw tot in de jaren 1970 in het kader van een bedevaartpraktijk verdeeld of verkocht wordt, en dit voornamelijk in Vlaanderen en haar grensgebieden. Hoewel verworven en meegedragen in dit kader, heeft het voornamelijk nadien een praktisch nut. Enerzijds als devotioneel souvenir, als materiële herinnering aan een volbrachte bedevaart en als gewijd aandenken aan de uitgebrachte bede of dankbetuiging. Anderzijds als een actief beschermteken dat de kracht en de zegen van de heilige blijvend kan overbrengen, na het bevestigen ervan in de stal, aan de schouw of boven
een wieg. Ten slotte vormt het vaantje voor de beheerders van een bedevaartplaats een promotie-instrument waarmee ze de lokale heilige en diens genezingsen bemiddelingsvermogen als een exclusiviteit aanprijzen. De afbeeldingen en teksten op vaantjes stellen dan ook dominant het cultusobject centraal, het (genade)beeld of de relikwie dat voorwerp is van verering. Aan dat object kent de bedevaarder een ‘virtus’ toe, een helende, zegenende en bemiddelende kracht die door (indirecte) aanraking en uitvoering van rituelen, zoals gebed en offergave, kan overgaan op de gelovige en zijn uitwerking hebben op de gezondheid van mens, dier en gewassen. Aan dit brandpunt van devotie, in meer of mindere mate realistisch weergegeven, zijn in de meeste gevallen grafische en/of tekstuele elementen toegevoegd. Vaantjes vermelden geregeld de naam van de heilige, een aanroeping en de naam van de plaats van verering, eventueel aangevuld met de datum van de feestdag
Papieren bedevaartvaantje, Sint-Lucia, Vertrijk, 1788
6
Stoffen bedevaartvaantje, Onze-Lieve-Vrouw en Sint-Guido, Anderlecht, jaren 1950 (model begin 20ste eeuw), uitgever-drukker A.P.B. Brussel (groep Edm. Hoyaux-Frans Cardon)
of de reden van verering, met name het vermogen van de heilige tot genezing, zegening of voorspraak bij God of Christus. Daarnaast bevatten ze vaak afbeeldingen van de sacrale ruimte (altaar, kerk, kapel) en van devotionele actie, onder de vorm van biddende pelgrims, offerende kreupelen en processiegangers. Een dergelijke uitwerking treffen we aan bij een uitzonderlijk gaaf ingekleurd vaantje van de heilige Lucia uit Vertrijk, waarvan het model teruggaat tot 1788. Linksboven zweeft het borstbeeld van de heilige met daaronder een banderol met aanroeping (‘H. LUCIA BID VOOR ONS’), over de hele breedte onderaan een evocatie van het dorp, met pastorie, kerk, hoeve en beploegd veld, bevolkt met bedevaarders, waaronder een blinde en zieke op een baar. De tekst langsheen de basis vermeldt dat Lucia te Vertrijk vereerd wordt tegen oog- en bloedkwalen. Bij meer uitgewerkte tekstblokken of grafische gehelen bevatten vaantjes vaak elementen uit de biografie of de legende van de heilige, uit het roemrijke verleden van het bedevaartsoord met evocatie van mirakels, of uit lokale praktijken, zoals de processie of de begankenis ter ere van de feestdag van de heilige die vaak gepaard gaat met de organisatie van een kermis. In een beperkt aantal gevallen zijn vaantjes voorzien van een uitgeschreven gebedstekst. Zo onderscheiden de vaantjes van Scherpenheuvel zich al vroeg door een breedvoerige tekstuele uitwerking. In twee dubbelzijdig bedrukte, polychrome vaantjes van drukkerij Brepols, uit respectievelijk het midden van de 19de eeuw en het
interbellum, biedt de tweetalige tekst, aan de hand van een let terleg end e, uitleg bij de afgebeelde elementen: op de voorzijde de ontwikkeling van het bedevaartsoord (van houten over stenen kapel tot kerk) en de miraculeuze genezing van vijf gebrekkigen (een blinde, een door de duivel bezetene en verlamden); op de achterzijde de oorsprongslegende van het bedevaartsoord, gecentreerd rond het miraculeuze verhaal van de herder bij het genadebeeld in de eik, tegen de achtergrond van Zichem en Demer. Dit type vaantje is meerdere keren heruitgegeven gedurende nagenoeg een hele eeuw, gezien het ca. 1940 nog te verkrijgen was. Uit bovenstaande blijkt ook dat simultaneïteit een typische eigenschap is van de beeldtaal van vaantjes die gebeurtenissen en activiteiten, die nooit gelijktijdig zijn gebeurd, naast elkaar afbeelden. De vroeg-20ste-eeuwse herdruk van een vaantje van Sint-Guido te Anderlecht, op basis van een 17deeeuws model, beeldt naast de heilige, voorgesteld als pelgrim met staf in de linkerhand, zowel legendarische taferelen als reële gebeurtenissen af. Aan de rechterkant verwijzen de engel, het
7
paard, de ploeg en de eik naar volgende verhalen: toen Guido zijn taak als paardenknecht verliet om brood aan zijn behoeftige ouders te brengen, nam een engel zijn taak over bij het ploegen; toen Guido een stok in de grond stak, kreeg die nadien onmiddellijk bladeren en groeide uit tot een wondere eik. Aan de linkerkant begeven een ruiter en drie landlieden, waarvan twee met een vaantje, zich naar de kerk waar uit de toren een vlag hangt, een verwijzing naar de begankenis. Vergeleken hiermee valt een meer gestileerd vaantje uit het midden van de 20ste eeuw inhoudelijk
pover uit: het bevat enkel een afbeelding van de heilige Guido met paard en rund, van de kerk en van het genadebeeld van Onze-Lieve-Vrouw met lelie. Eenzelfde beperkte uitwerking (heilige, kerk en naamsvermeldingen) vinden we terug in het wel zeer kleine vaantje (32x64 mm) dat, met een speld geprikt op een broodje (mastel of pistolet), aan bedevaarders verkocht werd. Anderzijds kunnen vaantjes nog meer uitblinken in eenvoud en beperkt het iconografisch programma zich tot de opdruk van de naam van de cultusplaats, zoals in het geval van Halle.
Het vaantje van Onze-Lieve-Vrouw-Tielt uit Tielt-Winge, ontworpen in 1758 door de kopergraveur F. De Bor(d) uit Leuven is zeer rijk aan beeld- en tekstaspecten. Links is in volle hoogte het altaar van Onze-Lieve-Vrouw uitgelicht, met in de nis het – volgens de tekst onderaan miraculeuze – Mariabeeld. Voor het altaar knielen een priester en pelgrims, waaronder een biddende moeder en kind. Op de wand naast het altaar hangen ex voto’s in de vorm van een hart, hoofd, been en krukken. In het midden de parochiekerk met uitstekende vlag (’t is begankenis) en binnen de omheining bedevaarders die mogelijk het ritueel van de rondgang uitvoeren, namelijk driemaal rond de kerk gaan. Op de weg onderaan draagt een bedevaarder een vaantje op zijn hoed, terwijl een genezen kreupele met krukken op zijn schouders naar huis stapt. In de scherpe hoek staat een processie, met de vaandrig voorop. Elk van de teksten evoceert de helende kracht van het Mariabeeld, zoals: ‘Gaet siecken naer Thielt Maria eeren, op dat ge gesont te rugge cont keeren’. Bovendien benadrukt de afbeelding het ‘democratische’ karakter van het bedevaartsoord: een boerengespan, een koppel te paard en een herenkoets geven aan dat alle standen er beewegen.
8
Gedurende lange tijd domineert de rechthoekige driehoek, tot na Wereldoorlog I vaantjes in de vorm van een vierkant, rechthoek of gelijkbenige driehoek verschijnen. Vaantjes zijn overwegend, zeker tussen de 17de en 19de eeuw, enkelzijdig bedrukt, bij uitzondering dubbelzijdig. Het vaantje van Onze-Lieve-Vrouw van Aarschot wijkt dus op twee punten van de gangbare praktijk af: het is ca. 1600 ontworpen in zeisvorm en aan beide zijden bedrukt. Op de voorzijde knielen voor het Mariabeeld onder een renaissancetroon bedevaarders, waaronder een kreup el e
vrouw en een genezene wiens krukken op de grond liggen. Op de achterzijde staat een lofdicht op Maria, dat haar aanroept om op te treden als ‘voerspackersse’ bij haar zoon. Eeuwenlang zijn vaantjes voornamelijk op papier gedrukt en met de smalste zijde bevestigd aan een stokje, zoals dit 20ste-eeuwse exemplaar uit Alsemberg ter ere van Onze-Lieve-Vrouw Ster der Zee. Het toont het genadebeeld boven een water, naast een eenzame boom, huis en processie met vaandels en baldakijn. De opgave aan de hoogtelijn van verkoopprijs en besteding van de opbrengst maakt dit kleurrijke vaantje tot een zeldzaamheid.
Papieren bedevaartvaantje,
Onze-Lieve-Vrouw Ster der Zee, Alsemberg, eerste helft 20ste eeuw
Het voor die periode uitzonderlijk in linnen uitgevoerde vaantje van de Heilige Drievuldigheid te Kester uit 1880 heeft een bijzondere vorm: een bijna gelijkzijdige driehoek met uiterst lange basis. De vorm verwijst naar de drie gelijkwaardig goddelijke personen. De afbeelding van de zittende God de Vader met de gekruisigde God de Zoon op zijn schoot en de Heilige Geest onder de vorm van een duif op de borst,
is een zeer klassieke voorstelling van de Heilige Drievuldigheid. Het vaantje biedt een panoramisch beeld van het gebied tussen de – opnieuw – drie kerken van Kester, Herfelingen en Oetingen, met wegen, huizen, bomen, vier windmolens … Beeld en tekst verwijzen ook naar de tocht van de processie op de eerste zondag na Pinksteren. Deze ommegang met het beeld van de Heilige Drievuldigheid vertrekt immers
om 6 uur van Kester via Herfelingen over Oetingen om ten slotte terug te keren naar Kester. Op al de voornoemde plaatsen wordt rond iedere kerk rondgegaan en wordt er gezegend met de relikwie van de heilige Martinus, die op het vaantje is weergegeven met een stralenkrans, te paard, terwijl hij zijn mantel in tweeën snijdt voor een bedelaar.
9
Stoffen bedevaartvaantje,
Goddelijke Zaligmaker, Hakendover, 1919 (?)
Stoffen bedevaartvaantje, Onze-Lieve-Vrouw,
Scherpenheuvel, 1930-1960 (model ca. 1930)
Bedevaarders steken vaantjes op een hoofddeksel, kledingstuk, huifkar of achter de halster of kopstuk van een paard. Ontwikkelingen in mobiliteitsvormen, zoals de fiets en de auto, moedigen na de Eerste Wereldoorlog de productie van stoffen vaantjes met lintjes of koordjes aan. Scherpenheuvel zet al vroeg de toon met dergelijke vaantjes rond 1900 en met kunststoffen vaantjes vanaf beginjaren 2000. Waar vaantjes in het begin afdrukken zijn van niet ingekleurde houtsneden, worden vanaf de 17de en zeker in de 18de eeuw vaantjes ook met de hand of via sjablonen ingekleurd. In de loop van de 19de eeuw is er een grotere verspreiding van gekleurde vaantjes, waarin Scherpenheuvel ook pioniert. De handmatig met kleur
10
strepen en -vlekken ‘verluchte’ vaantjes van Halle bieden een wat onbeholpen indruk, waarvan de betekenis zelfs bij kenners onduidelijk is.
De aanwending van kleuren op een ruim herkenbaar en breed gedeeld medium zoals het vaantje dient ook ideologische doeleinden. In het vroege interbellum verschijnen vaantjes bedrukt met de Belgische driekleur, die inspelen op toenmalige patriottistische gevoelens. Op de gele band is dan vaak louter het cultusbeeld weergegeven, zo ook te Hakendover bij Tienen (circa 1919) met de afbeelding van de Goddelijke Zaligmaker onder een baldakijn.
Een authentiek bedevaartvaantje van Halle is ‘aangepast’ tot satirische politieke propaganda. Het is bijna helemaal overschilderd met rode verf, behalve de voornaamste elementen: het Mariabeeld, de twee piramiden met kanonballen, de Heilige Geest onder de vorm van een duif en de stralenbundel die uit de hemel schijnt. Aan het vaantje zijn opschriften toegevoegd: “VIVE LA SOCIALE!”, “MERDE POUR LES LIBERAUX!” en “A BAS LA CALOTTE”. Zo worden Maria en Heilige Geest ingezet om de kiezers te verplichten om voor de “goeden” te stemmen. In dezelfde ideologische strekking produceert Stan Jena (Neerijse 1903-Winksele 1970) in 1960 een vaantje ter gelegenheid van de 1 mei-viering te Leuven, niet toevallig geënt op de lokale verering van Jozef, patroon van de arbeid, in de Sint-Antoniuskapel.
Papieren bedevaartvaantje, Sint-Jozef,
Leuven, 1960, drukker-uitgever Stan Jena (De Vaantjesboer)
11
3 CONJUNCTUUR VAN BEDEVAARTVAANTJES De verspreiding van de boekdrukkunst in het laatste kwart van de 15de eeuw zorgt ervoor dat papieren vaantjes metalen pelgrimstekens geleidelijk vervangen. Deze soms vaanvormige insignes waren plaatjes in zilver, tin of lood met de afbeelding van de vereerde heilige of relikwie, voorzien van een pin of oog om ze op een kledingstuk te steken of naaien. Het nieuwe procédé is enerzijds goedkoper omwille van de materialen (papier en houtsnede) en de snelheid van reproductie in grotere oplagen. Anderzijds biedt het meer ruimte en mogelijkheden voor de uitwerking van een iconografisch en tekstueel programma. De conjunctuur van de creatie van nieuwe en van de reproductie van bestaande vaantjes is sterk verbonden met ontwikkelingen op religieusmaatschappelijk vlak. Hun verspreiding kent een stimulans in de late 16de en 17de eeuw in het kader van de Contrareformatie: de op de protestanten herwonnen rooms-katholieke identiteit van de Zuidelijke Nederlanden uit zich in het aanzwengelen van de verering van Maria en (genees)heiligen, het propageren van (lokaal) pelgrimeren en de aanmaak van devotioneel
12
drukwerk. In de kerkrekeningen van onder andere Diegem, Onze-LieveVrouw-ten-Poel te Tienen, Onze-LieveVrouw te Tielt, Allerheiligenkapel te Diest en basiliek te Scherpenheuvel is er in deze periode herhaaldelijk sprake van uitgaven voor de productie van vaantjes of (herstelling van) drukplaten. Verscheidene schilderijen uit de 17de eeuw, o.a. van Pieter Breugel II en III, beelden personages met vaantjes uit. De uitgave van vaantjes ondergaat een heropleving in de eerste helft van de 19de eeuw, wanneer na de periode van de Kerkvervolging onder Franse overheersing vele processies en bedevaarten ontwaken uit een lange winterslaap. Het katholieke reveil gaat gepaard met een toenadering van de clerus tot de devotionele praktijken van het volksgeloof, die ook positief gewaardeerd worden binnen de geest van de romantiek.
Houten drukplaat voor bedevaart-
vaantjes van Onze-Lieve-Vrouw Ster der Zee, Alsemberg, eerste helft 20ste eeuw
Verso-zijde van het papieren bedevaartvaantje van Onze-Lieve-Vrouw te Scherpenheuvel, uitgegeven door Sieben in de 1ste helft van de 20ste eeuw
Een hoogtepunt beleeft het vaantje tussen 1860 en 1914 ten tijde van de levensbeschouwelijke conflicten tussen katholieken en liberalen. Bedevaarten, in het bijzonder de Mariale van regionale en nationale betekenis, groeien uit tot een belangrijk wapen in de publieke ruimte. Te Diegem bereikt de vaantjesproductie betreffende de Corneliusdevotie een piek in de 19de en aan het begin van de 20ste eeuw. Tussen 1809 en 1909 zijn er minstens 340.000 vaantjes aangekocht, waarvan 75% in de laatste 50 jaar. Tijdens het interbellum is een aanhoudende uitgave
van vaantjes merkbaar, onder invloed van een sterk georganiseerde katholieke subcultuur van sociale verenigingen enerzijds en een wassende volkskundige interesse anderzijds. In de toenmalige producties leeft wel de spanning tussen traditionele vormgeving, in de zogenaamde naïeve en volkse stijl van de houtsnede, en modernistische vernieuwing in (gestandaardiseerd) kleurgebruik en ontwerp. De volkskundige Albert Marinus (1886-1979) verwoordt het in 1930 als volgt: “Het gebruik der bedevaartvaantjes, dat voor den oorlog scheen te verminderen, is tegenwoordig weer meer en meer in zwang gekomen. (…), doch ook hier heeft de standaardisatie haar werk gedaan en we zien dikwijls dezelfde stoffen vaantjes dienen op verschillende plaatsen.”.
13
Papieren bedevaartvaantje, Allerheiligen, Diest, 1935 (model 1734), graveur Van Weddingen
Een respectvolle omgang met de traditie tijdens het interbellum blijkt uit een vaantje van de Allerheiligenkapel te Diest. In opdracht van de deken ontwerpt kunstschilder Karel Dufour uit Herentals in 1931 een nieuw vaantje dat op 2000 exemplaren gedrukt wordt. Vergeleken met het in 1734 ontworpen vaantje dat er gedurende twee eeuwen verspreid werd, treffen volgende overeenkomsten. Inhoudelijk neemt Dufour op het centrale gedeelte elementen over: in de bovenhoek de voorstelling van de Heilige Drievuldigheid in de vorm van een driehoek boven een wolkenvlak met heiligen; daaronder de Allerheiligenkapel met stadsgezicht, weliswaar minder panoramisch; op de voorgrond bij en naar de kapel toe bedevaarders en bedelaars. Tevens herneemt hij de wapens van de stad Diest, van de Sint-Joris- en kruisboogschuttersgilde, en van de prins van Oranje-Nassau. Ten slotte kopieert hij woordelijk de aanroeping. De meest sprekende vernieuwing ligt in de meer complexe vlakverdeling, de dikkere lijnvoering, weliswaar in de stijl van houtsneden, de aanvulling met heiligen die refereren aan de beelden aanwezig in de kapel, en
14
de ‘actualisering’ van bedevaartpraktijken door de weergave van het offer van een koe. Immers, tot 1914 leefde nog het gebruik levende dieren te offeren die de koster dan na het zondaglof aan de meest biedende verkocht. De traditiegetrouwheid van Dufour is des te opvallende vergeleken bij de toenmalige industriële productie van de firma Hoyaux. Voornamelijk tussen 1930-1960 levert ze op talrijke bedevaartplaatsen een vaantje volgens gelijkvormig schema: gelijkbenige driehoek met lange punt, rondom eenkleurige band, links een cirkel of (gelobde) rechthoek met voorstelling heilige en kerk, met rechts daarvan de plaatsnaam. Dergelijke vaantjes kennen eindeloze varianten door combinaties tussen kleur, tekst en siermotief, ook in functie van specifieke omstandigheden. Zo geeft Hoyaux naar aanleiding van de 75ste verjaardag van de kroning van het genadebeeld van Scherpenheuvel in 1947 een vaantje uit, dat niets meer is dan een vroeger type voorzien van een gelegenheidstekst.
Na de Tweede Wereldoorlog beleeft het vaantje zijn zwanenzang. Tussen de jaren 1950 en 1970 speelt het katholicisme zijn positie als overkoepelend waardeen zingevingsysteem kwijt. De secularisering beïnvloedt op negatieve wijze de identificatie met volksreligieuze praktijken, terwijl de kerkelijke hiërarchie een versobering van de volksdevotie vooropstelt, die leidt tot de afslanking en uitdoving van vele processies. Vaantjes zijn sindsdien verworden tot objecten van volkskundige interesse en uitingen van heemverbondenheid, ontdaan van hun devotionele bestaansreden. Wel vermeldenswaard is de productie van verzamelaar-uitgever Stan Jena (alias De Vaantjesboer). Hij slaagt erin talrijke pastoors, voornamelijk in Brabant, ertoe te bewegen in hun kerk door hem vervaardigde vaantjes te verspreiden. Zijn productie geeft aanleiding tot een eigen type: een rechthoekige driehoek met zaagvormige rand omheen de voorstelling die veelal de heilige, de kerk, de plaatsnaam en een aanroeping bevat, zoals bij het vaantje van OnzeLieve-Vrouw-ten-Puye te Neerijse uit 1955. Let op de vaantjes in de handen van enkele kinderen.
Papieren bedevaartvaantje, Sint-Elooi, Zemst, 1977, tekenaars Andre Ver Elst en Wilfried Roels
André Ver Elst, publicist en volkskundige (1935-2002), is tussen 1967 en 1983 de drijvende kracht achter de creatie van twaalf vaantjes betreffende de heiligen in Zemst en deelgemeenten. In samenwerking met de parochiepriesters ontwerpt hij een schets die Wilfried Roels omzet in een definitieve tekening. De vaantjes zijn gekenmerkt door de hedendaagse uitvoering, de opname van heemkundige en toeristische elementen en de aanwezigheid van het embleem van de VTB-VAB. Het vaantje van Zemst uit 1977 bevat enerzijds biografische gegevens over de patroonheilige Petrus, een duiding van de reden van verering van Sint-Elooi (genezing van besmettelijke ziekten bij mens en dier), een afbeelding van beide cultusobjecten en een aanroeping onderaan. Anderzijds zien we vooral elementen betreffende het cultuurhistorisch en religieus patrimonium van de gemeente, zoals de oude en de nieuwe kerk, het monument der gesneuvelden, een uithangbord van een café en kinderen met versierde uitgeholde bieten tijdens de Sint-Maartensvieringen.
Stoffen bedevaartvaantje,
Onze-Lieve-Vrouw, Neerijse, 1955 (herdruk van 1935), drukker-uitgever Stan Jena (De Vaantjesboer)
15
Papieren bedevaartvaantje,
Onze-Lieve-Vrouw Derde Huis, Lubbeek, 19de eeuw (model 18de eeuw)
4 BEDEVAARTRITUELEN Een bedevaart omvat een tocht naar een sacrale plaats, al dan niet op specifieke tijdstippen (feestdag heilige, processie, viering), om in contact te treden met een heilige, daar aanwezig onder de vorm van een (genade)beeld of relikwie. De bedevaarder onderneemt deze tocht vanuit religieuze motieven: afsmeken van bijstand of genezing, dankbetuiging, verering, boetedoening of spirituele herbronning. Het voltooien van een bedevaart gaat dan ook vaak gepaard met devotionele rituelen. Deze praktijk steunt de overtuiging dat de uitvoering van welomschreven, repetitieve handelingen een versterkend effect heeft op de vervulling door de heilige van het verzoek. Dit ruilprincipe ligt aan de basis van een waaier aan rituelen, zowel individuele als meer geformaliseerde collectieve. Het verwondert dan ook niet dat deze waaier aan rituele handelingen aan bod komt op vaantjes.
16
RITUEEL VAN HET GEBED OF AANROEPING Op vaantjes komt het woordelijke contact met de heilige onder de vorm van een aanroeping of gebed op diverse wijzen aan bod. Ten eerste via de tekst: de naam van de heilige aangevuld met een aanroeping, soms algemeen van aard en al dan niet afgekort, zoals ‘Ave Maria (A.M.)’ en ‘bid voor ons (b.v.o.)’, soms specifiek gericht op de kwaliteiten van de heilige. Het in 1958 door Stan Jena uitgegeven vaantje voor Haasrode bevat beide, waarbij Cornelius wordt aangeroepen voor bescherming van kinderen en vee. Eerder uitzonderlijk is een volledig gebed, zoals op de 19deeeuwse herdruk van een vaantje van SintHubertus vereerd te Sint-Ulriks-Kapelle als patroon tegen razernij. Ten tweede via de afbeelding. Alomtegenwoordig zijn biddende pelgrims, al dan niet met rozenkrans, die vaak als zieken of kreupelen smeken om genezing, bijstand en verlossing van het ‘kwade’. Vaantjes beelden soms een heuse duivel uitdrijving uit, zoals te Lubbeek. Op de laat-18de-eeuwse kopergravure staan voor het Onze-Lieve-Vrouwbeeld zes biddende personen afgebeeld, waaronder een blinde met een stok, geleid door een knaap, een moeder met kind en een geknielde vrouw uit wiens mond twee duivels ontsnappen. Naast de kerk verwijst de huizengroep achter het hek mogelijk naar het toenmalig asiel om bezetene bedevaarders te herbergen tot aan hun genezing.
RITUEEL VAN DE AANRAKING Dit ritueel omvat het (in)direct lijfelijk contact met het beeld of de relikwie van de heilige. Onrechtstreeks kan dit door de aanraking van een object, zoals een vaantje, dat het cultusobject heeft beroerd. Deze eigenschap staat regelmatig expliciet op vaantjes vermeld, zoals te Alsemberg. Daar betasten bedevaarders, net als in de kapel van Onze-Lieve-Vrouw-van-Troost te Vilvoorde, tot midden 20ste eeuw de mantelzoom van het genadebeeld. Een Hals vaantje uit de tweede helft van de 19de eeuw vermeldt langs de schuine
zijde: ‘Deze vandjen is aengeraekt aen het miraculeus beeld van O.-L.-V. van Halle’. De teksten op vaantjes spelen ook in op deze praktijk door de aanwezigheid van relikwieën te vermelden, zoals te Peutie, waar op een vaantje van SintLeonardus, oorspronkelijk uit de 18de eeuw, genoteerd staat: ‘St. LENAERT wiens reliquien rusten tot Peutij aldaar, (…)’. Men kan er ook voor opteren om de relikwie als het centraal punt in de voorstelling af te beelden. Dit laatste is het geval bij een recent vaantje van ‘O.L.Vrouw van peys en soet accoort te Neerwaver’ uit 1954. Gebaseerd op een kopergravure uit ca. 1700, bevindt zich langs de hoogtelijn de maagd als borstbeeld, met het kind Jezus tegen haar linkerschouder gedrukt. Uit haar mond daalt een Latijnse tekst neer: ‘Hanc vallem inhabito, quoniam elegi eam’ – ‘Dit dal bewoon ik, vermits ik het uitverkoren heb’. Deze belofte raakt het schrijn, in de vorm van een kerk, gedragen door
Detail uit stoffen bedevaartvaantje, Onze-Lieve-Vrouw, Neerwaver, 1954, uitgever-drukker Stan Jena (De Vaantjesboer)
17
Diegem was sinds de late middeleeuwen een van de belangrijkste Vlaamse bedevaartsoorden gewijd aan Cornelius. Aan hem werden helende krachten toegeschreven, in het bijzonder voor de stuipen, de vallende ziekte en ziektes onder de veestapel. De bede om genezing ging er gepaard met een diversiteit aan ritu elen, waaronder het driemaal binnen en buiten de kerk rondgaan. Offers in natura bestonden voornamelijk uit koren (tot midden 17de eeuw) en uit klein- en pluimvee. Dit volkse gebruik hield stand tot de jaren 1960, al beperkte het zich sinds begin 20ste eeuw tot de grote bedevaart op paasmaandag. Geldoffers bestonden ook. Bovendien heerste er lange tijd de gewoonte het eigen dierlijk offer terug te kopen. Een belangrijk deel van deze rituelen verbeeldt het Diegems vaantje (1860-1890). Met op de achtergrond de parochiekerk staat centraal het cultusbeeld omgeven door bedevaarders die ofwel bidden met een rozenkrans in de hand, ofwel hun kind aanbieden om het te laten beschermen tegen ziekte ofwel dierlijke offers, in casu een lam en hoen, brengen. Het onderschrift verduidelijkt de redenen van verering.
18
twee engelen. In enkele gevallen toont een vaantje effectief pelgrims die het cultusobject aanraken, zoals te Hakendover. Op de keerzijde van een vaantje uit 1911, een kleurdruk naar een schilderij van Alfred Ost, zijn twee handen zichtbaar die een aanrakingsgebaar uitvoeren in de richting van het beeld van de Goddelijke Zaligmaker tijdens de ‘paardenprocessie’ op paasmaandag.
Papieren bedevaartvaantje, Sint-Lambertus, Beersel, 20ste eeuw (model 17de eeuw)
Papieren bedevaartvaantje, Goddelijke Zaligmaker, begin 20ste eeuw (model 1911), tekenaar Alfred Ost, drukker-uitgever Van den Bossche Mechelen
RITUEEL VAN DE RONDGANG De circumambulatio of omwandeling van het cultusbeeld of van het altaar, de kapel of de kerk is een ritueel dat op vele bedevaartsoorden geattesteerd is. Vermoedelijk houdt het verband met een wens tot fysiek en ruimtelijk afbakenen van een heilig terrein rond de ‘virtus’ van de heilige. Nochtans komt deze praktijk slechts uitzonderlijk voor op bedevaartvaantjes. Het vaantje van het Heilig Kruis te Sint-Pieters-Leeuw uit de tweede helft van de 17de eeuw toont op de voorgrond de relikwie omgeven
Papieren bedevaartvaantje, Sint-Cornelius, Diegem, ca. 1900 (model 2de helft 19de eeuw), uitgever-drukker J. Van Gompel-Trion
door bedevaarders die (de rozenkrans) bidden en dieren en eieren offeren, en op de achtergrond binnen de omheining van de kerk enkele ruiters die rond het gebouw rijden. Deze rondgang was tot begin 20ste eeuw een gangbare praktijk op 3 mei, de feestdag van het Heilig Kruis. Het 19de-eeuwse vaantje van de heilige Pharaïldis te Steenokkerzeel toont eveneens op de achtergrond enkele pelgrims die vermoedelijk rond de kapel stappen. Bij het vaantje van de heilige Lambertus te Beersel, een herdruk naar 17de-eeuws model, bestaat er minder twijfel. Terwijl links van het cultusbeeld enkele lieden hun vee naar de sint drijven,
wandelt aan de rechterkant een bedevaarder niet naar of de kerk binnen, maar net langs de kerk om. Deze praktijk was na de bouw van de nieuwe kerk rond 1914 niet meer mogelijk en vanaf dan gingen bedevaarders driemaal rond in de kerk.
RITUEEL VAN HET OFFER Het ritueel van het offer is gebaseerd op het do-ut-des principe, namelijk iets geven om sneller verhoring te vinden of om de heilige te dwingen op te treden. Waar men vroeger giften in natura, geld of ex voto’s offerde, betreft het heden vooral geld en kaarsen. Zoals bij vele ri-
tuelen, speelt hier ook de analogie of de gelijkvormigheid een sterke rol. Zeker in het geval van ex voto’s. Dit zijn wassen of zilveren (miniatuur)vormen van dieren, mensen of lichaamsdelen, waarvoor men genezing of bescherming vraagt. De afbeelding op vaantjes van offers en/of offerende bedevaarders is legio. De verspreider van de vaantjes wilt zo immers de effectiviteit van het bedevaartsoord benadrukken. Een 20ste-eeuwse herdruk naar 17deeeuws model van het vaantje van Sint-Kwintens-Lennik toont een afbeelding van de heilige Quintinus op een altaar in open lucht. Drie voor hem knie-
19
lende pelgrims hebben zakken graan, een lam en twee kippen geofferd. De analogie tussen het geofferde, de aard van de smeekbede en de genezende kracht van de heilige treedt hier sterk op de voorgrond. De tekst onderaan het vaantje prijst Quintinus aan wegens zijn vermogen tot voorspraak bij waterzucht en beenziekten, terwijl naast de heilige enkele met graan gevulde kousen tot op kniehoogte liggen en een dame, onderweg naar het bedevaartsoord, een dergelijk offer in de hand draagt. Let ook op de afbeeldingen van vaantjes op stokjes in de handen van kinderen.
Een waaier aan offers in natura staat afgebeeld op het vaantje van SintAmandus te Hoeleden, daar aangeroepen om genezing te bekomen voor onder andere lamheid. Vier bedevaarders komen de voorspraak van de heilige in bisschoppelijk gewaad inroepen: een boer met verlamd kalf, vergezeld van een hond met verlamde voorpoot; een boerin met een korf eieren, een hen in de linkerhand en op het hoofd een mand met haan; een man met juk over de schouder met twee aan de poten vastgebonden konijnen en een knielende bedevaarder die een kip offert.
20
Papieren bedevaartvaantje, Sint-Kwinten, Sint-Kwintens-Lennik, begin 20ste eeuw (model vóór 1660, graveur L. Hillen, met detail)
Papieren bedevaartvaantje, Sint-Leonardus, Peutie (model 18de eeuw), met detail
waarvan twee op krukken, tegen de achtergrond van de kerk. Aan de hoogtelijn van het vaantje hangen ex voto’s: een kruk, been, prothese, duwkruk …
Een 18de-eeuws vaantje van Sint-Leonardus te Peutie toont, voor de heilige, een groep biddende en knielende pelgrims,
Tot begin 20ste eeuw stond er achteraan in de kerk een bak met diverse ijzeren ex voto’s. Na aankoop deden de bedevaarders met de ex voto in de hand de rondgang om het beeld. Nadien deponeerden ze die terug in een mand.
Detail uit papieren
bedevaartvaantje, Onze-Lieve-Vrouw en Heilig Kruis, Kampenhout (model 18de eeuw)
RITUEEL VAN DE PROCESSIE Een meer geformaliseerd en bij uitstek collectief ritueel op bedevaartplaatsen is de (jaarlijkse) processie, namelijk een optocht waarbij het cultusobject langs een welomschreven traject wordt rondgedragen, opgevoerd en aangeroepen in gebeden en liederen. Op vele vaantjes vormt de processie een belangrijk element, enerzijds door een verwijzing in de tekst met vermelding van de datum (vaak de naamdag van de heilige), anderzijds door een afbeelding. Het 18de-eeuwse vaantje uit Kampenhout beeldt zeer rijkelijk de aldaar jaarlijks op pinkstermaandag gehouden pestprocessie uit: vooraan ruiters, gevolgd door schutters met vlag, het beeld gedragen door vier vrouwen, gelovigen met vaantjes en een priester onder een baldakijn met het Heilig Sacrament (d.i. een gewijde hostie, opgeborgen achter glas in een monstrans) waarmee de zegening wordt uitgevoerd. Let ook op de boom met Mariakapelletje, dat met vaantjes versierd is.
21
Papieren bedevaartvaantje,
Onze-Lieve-Vrouw en Heilig Kruis, Kampenhout (model 18de eeuw)
Een vaantje uit 1953 voor Onze-LieveVrouw-van-Steenbergen te Oud-Heverlee (’t Zoetwater) toont een processie die op weg is naar het heiligdom, geflankeerd door het Mariabeeld links en door een aanroeping rechts. Het vaantje roept aldus de processie van het miraculeuze beeld op, rond de vijvers van het Zoet Water te Oud-Heverlee op de dag van Maria-Hemelvaart, 15 augustus. Sommige bedevaartsoorden zijn synoniem geworden voor de jaarlijkse processie, zodoende dat de ommegang een steeds terugkerend element is op de vaantjes. Dit is het geval voor Hakendover en de ‘paardenprocessie’. Op het vaantje van de Goddelijke
Zaligmaker uit het tweede kwart van de 19de eeuw, gebaseerd op een 17deeeuws model, overheerst de uitbeelding van de processie op paasmaandag. Men draagt het genadebeeld dwars door de velden, alvorens halt te houden op de nabije heuvel. Dan draven de ruiters in volle galop driemaal rond de stoet, daarna wordt de zegen aan mens, dier en landbouwgrond gegeven met het Heilig Sacrament.
Op het vaantje omvat de uitgaande stoet, van links naar rechts: kruisdrager, kinderen, dragers met beeld van O.L.V., bedevaarders, dragers met genadebeeld, kruisdrager, vlaggedragers, bedevaarders met kruis, twee grote flambeeuwen en processiehemel met priester en monstrans. Ruiters te paard staan binnen de kerkhofmuur gereed om de processie te vervoegen. Let ook op de twee ruiters op de voorgrond, wier paarden versierd zijn met een vaantje waarvan men kan veronderstellen dat ze verkocht worden in de devotionaliakraampjes bij de kerk, rechts op de afbeelding. Tot slot vestigen we graag de aandacht op een devotioneel herdenkingsvaantje van Alsemberg, dat ongetwijfeld tot de meest artistieke vaantjes mag gerekend worden. Het is een lithografie van kunstenares Irène van der Linden (1897-1959) die het vaantje ontwierp ter gelegenheid van de pontificale kroning van het Mariabeeld door kardinaal van Roey, op 5 augustus 1934. Het beeldt in sobere kleuren, okergeel en blauw, op de voorzijde de 19 Mariabeelden af die deelnamen aan de praalstoet, en op de keerzijde taferelen uit het leven van Maria.
Papieren bedevaartvaantje,
Onze-Lieve-Vrouw Ster der Zee, Alsemberg, 1934, tekenaar Irène van der Linden, met detail
Papieren bedevaartvaantje, Goddelijke Zaligmaker, Hakendover, 22
2de kwart 19de eeuw (model 17de eeuw), graveur J.F. Dehautpré, met detail
23
DEZE BEZOEKERSGIDS KWAM TOT STAND DANKZIJ DE INBRENG VAN HANS GEYBELS EN MICHEL VASTIAU, EN IS GEBASEERD OP ONDER ANDERE VOLGENDE BRONNEN: Marinus A., “De Folklore 1830-1930”, Brabantsche Folklore, 9/51-52, 1929-1930, 93-114 Philippen J., De bedevaartvlaggetjes der stad Diest, Brussel, 1936 Van Haver J., “Volksbedevaarten tegen ziekten van mens en dier in WestBrabant”, De Brabantse Folklore, 21/121-124, 1949, 5-143 Sannen J., “Volksbedevaarten tegen Kwaal van Mensch en Vee”, De Brabantse Folklore, 22/128, 1950, 299-412 Holvoet-Dewit M., “Volksbewegen tegen Ziekten van Mensch en Dier tusschen Zenne en Dijle”, De Brabantse Folklore, 23/129-132, 1951, 5-168 Philippen J., De Oostbrabantse bedevaartvaantjes van voor 1850, Langemark, s.d. De Rooms B., “De devotie tot de heilige Cornelius te Diegem, bedevaartgebruiken en bedevaartvaantjes”, De Brabantse Folklore, 52/247, 1985, 240-262 Philippen J., 350 jaar bedevaartvaantjes van Scherpenheuvel, 1987 Van Eeckhoudt L., De bedevaartvaantjes van Hakendover en hun varianten, Sint-Joris-Winge, 1992
DOCUMENTATIECENTRUM VLAAMS-BRABANT Het Documentatiecentrum Vlaams-Brabant verzamelt, beheert en ontsluit alle relevante publicaties over het erfgoed en het verleden van de provincie en haar voorlopers, de provincie Brabant en het hertogdom Brabant. Je vindt er boeken over tal van onderwerpen zoals lokale geschiedenis, heemkunde, archeologie, monumenten, dialecten, genealogie, natuur, geografie,... Verder bezit deze bewaarbibliotheek een uitgebreide collectie heemkundige en andere tijdschriften. Via bijdragen aan tentoonstellingen, publicaties, Erfgoeddag, onderzoeksprojecten, wandelingen en lezingen laat ze een breed publiek kennismaken met het geheugen van VlaamsBrabant.
De collectie is vrij toegankelijk en in open rekken opgesteld. Uitleen van materialen is mogelijk, alsook het maken van fotokopieën. Via het internet doorzoek je in een wip de hele collectie. Surf naar http://docvlaamsbrabant.bibliotheek.be of spring binnen in de Vaartstraat 24, 3000 Leuven.
Vastiau M., Halse vaantjes, s.l., 1993 Thijs A.K.L., “Over bedevaarten in Vlaanderen: van stichtelijke propaganda naar wetenschappelijke interesse”, Volkskunde, 97/3, 1996, 272-349
INFO www.vlaamsbrabant.be/documentatiecentrum
Roelants N., Voetsporen van devotie. Processies in Vlaams-Brabant, Leuven, 2008
CONTACT
[email protected] 016-31 49 54
Thijs A.K.L., “Verzamelaars en producenten van bedevaartvaantjes (1853-1970): emotionele omgang met traditioneel religieus erfgoed”, Volkskunde, 110/2, 2010, 117-144 Geybels H., Alledaags geloof. Christelijke religieuze volkscultuur in Vlaanderen, Leuven, 2015
24
OPENINGSUREN maandag gesloten dinsdag tot vrijdag: 09-16.30 uur - 1ste zaterdag van de maand: 09-12.30 uur en 13-16 uur - juli en augustus: gesloten tussen 12-13 uur en op zaterdag
25
Affiche voor de plechtige begankenis
ter ere van de Heilige Lucia te Vertrijk, collectie Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaartkerk, Vertrijk
VERBORGEN BEDEVAARTERFGOED OP ERFGOEDPLUS.BE Erfgoedplus.be is een online databank die cultureel erfgoed uit Vlaams-Brabant inventariseert en toegankelijk maakt. Via de website ontsluit de provincie objecten uit collecties van erfgoedbeherende organisaties. Je vindt er een waaier aan objecten die het Vlaams-Brabantse (volks)devotionele verleden documenteren. Je kan snuisteren in de rijke collecties van kerkfabrieken, zoals Alsemberg en Vertrijk, met een waaier aan processieattributen, zoals kruisen, kleedjes en monstransen, en beeldend werk over de vereerde heiligen. Of verdwalen in de devotionalia en foto’s betreffende de Mariaverering uit de collecties van het Streekmuseum en Stadsarchief van Halle. Ook de waardevolle verzameling ex voto’s en Mariaschoten uit de collectie van de Basiliek Onze-Lieve-Vrouwe van Scherpenheuvel zijn te raadplegen. Uit interesse, uit professioneel oogpunt, voor een werkje voor school, voor een toeristische brochure of rondleiding… alle redenen zijn goed om Erfgoedplus.be te doorzoeken. En wij garanderen dat je meer vindt dan je zoekt! www.erfgoedplus.be
26
27
MEER INFO Provincie Vlaams-Brabant dienst erfgoed Provincieplein 1 - 3010 Leuven 016-26 76 74 -
[email protected]
Documentatiecentrum Vlaams-Brabant Vaartstraat 24 - 3000 Leuven 016-31 49 54 -
[email protected]
Beleidsverantwoordelijke
www.vlaamsbrabant.be/erfgoed
v.u.: Provincie Vlaams-Brabant, Provincieplein 1, 3010 Leuven. (Ondernemingsnummer: 0253-973-219)
gedeputeerde Tom Dehaene 016-26 70 22
[email protected]