LE DEMON DU MIDI
Le démon du midi: tussen dertig en vijftig koning, ‘maar ik heb geen vleugels’.
Vooraf
‘Ik zou willen vliegen’, zegt de
‘Naar beneden komen, sire, dat is het allerlastigste’, antwoordt de nar. De koning en de nar drukken hier in twee zinnen de clou uit van de middenleeftijd: de spanning tussen verwachting en realiteit, tussen wat men wil of moet waarmaken en wat men ervan terecht brengt. Veertigjarigen krijgen vaak een verjaardagskaart of geschenk waarop gedrukt staat: ‘het leven begint bij 40’. Op de een of andere manier vestigt dat hun aandacht op de levenswending. Als veertigers hun mogelijkheden, die ze hebben leren kennen en beheersen, verbinden met de verwachtingen van de buitenwereld, beleven ze de zomer van hun leven. Ze ontplooien zich individueel, relationeel en sociaal. Schatten zij echter de eisen van de buitenwereld te hoog in en hun eigen mogelijkheden te laag, dan belanden ze in een stresssituatie. Die bedreigt de gezondheid en versnelt het verouderingsproces. Tussen dertig en vijftig jaar hebben de meeste mensen het hoogtepunt van de levensweg bereikt. Zolang ze aan het klimmen waren, keken ze voor zich uit. Nu ze boven op de berg zijn, overzien ze de afgelegde weg. Dat is het moment van bezinning. Ze vragen zich af: ‘Wat heb ik ervan gemaakt? Is dat alles wat er te bereiken valt? Ben ik mezelf niet voorbij gehold? Heb ik wel de juiste keuzen gemaakt? ‘ Een stemming van ontevredenheid en ontgoocheling dringt zich vaak op, vergezeld van twijfels, angsten, schuldgevoelens, lichamelijke klachten, depressies… Die werpen hen terug op onver teerde, onaffe zaken uit de kindertijd en adolescentie. De vraag is of ze die nu opnieuw gaan opnemen en oplossen. De levenswending brengt mensen in crisis. Ze biedt tegelijkertijd nieuwe kansen: het zelf komt meer aan zijn trekken, relaties worden uitgeklaard en schenken meer voldoening, men kiest een ander beroep, creatiever of deeltijds werk… over het hoogtepunt heen Een man van rond de veertig, een goede vriend en kunstenaar, komt mij na de Paasvakantie opzoeken. Ik had toen juist mijn living laten verven en mooi ingericht. Hij valt binnen met twee
1 / 11
LE DEMON DU MIDI
grote schilderijen. Ik kon er niet naast kijken. Hij wilde mij die cadeau doen. In zijn idee waren ze voor mij bestemd als herinnering aan de Zoektocht van de Graal, een vijfdaagse die ik regelmatig gaf en die hij had meegemaakt. Goed, na een half uur pronkten de schilderijen in de living. De linkse stelde de koning voor, de rechtse de nar. Op beide stond onderaan een tekst te lezen in oud Engels. ‘Ik zou willen vliegen,’ zegt de koning, ‘maar ik heb geen vleugels’ en de nar: ‘Naar beneden komen, dat is het allerlastigste’. Natuurlijk zeggen die beelden en teksten veel over mijn vriend van in de veertig. Kunstwerken echter hebben altijd nog een diepere betekenis. De kunstenaar verheft ze namelijk tot archetypen, tot beelden die de mens in het algemeen aanspreken. Koning en nar zijn zulke beelden. Ze geven in dit geval de spanning weer die de meeste mensen ervaren als ze rond de veertig zijn, als ze de middenleeftijd of de sandwichleeftijd bereikt hebben. Ze ervaren dan de spanning tussen verwachting en realiteit, tussen wat een veertiger wil of moet waarmaken en wat hij of zij ervan terechtbrengt. De middenleeftijd, die zich uitstrekt tussen de 35 en 50, is de tijd van de middag, de tijd van de zomer. De zon staat op haar hoogtepunt. Alles staat in het volle licht. De meeste mannen en vrouwen hebben hun levensbestemming gevonden. Ze dragen verantwoordelijkheid over een gezin, ze zijn intens bezig met hun beroepsloopbaan, ze zijn geëngageerd in de bredere samenleving of het verenigingsleven. Mensen van de middenleeftijd staan midden in het leven, langs alle kanten betrokken bij het leven. Tussen dertig en vijftig jaar hebben de meeste mensen het hoogtepunt van de levensweg bereikt. Ze staan als het ware boven op de bergtop. Aan de ene kant de tijd die voorafging, een tijd van groei, een tijd van klimmen. Aan de andere kant de tijd die komen gaat, een tijd van afname, een tijd van dalen. Ze staan tussen zonsopgang en zonsondergang, tussen jeugd en ouderdom. Bij het beklimmen waardeer je vooral activiteit, prestatie en efficiëntie. Dat is eigen aan het jong zijn. Bij het beklimmen kijk je niet achterom. De top wenkt: je werkt aan je toekomst, het land van belofte ligt voor je. Als je echter boven bent gekomen, biedt zich een andere tijd aan, een tijd van stilstaan, van bezinning. Want op het hoogtepunt gekomen, ben je er al overheen. In het hart van de zomer zit al de herfst. Mensen van vijftig, zijn over het hoogtepunt heen. Ze worden ouder en beginnen aan de meest onthullende fase van hun leven: de fase van het ouder worden. Die fase openbaart immers wat en wie we eigenlijk zijn, hoe en waarvoor we eigenlijk hebben geleefd. Heel wat veertigers echter zijn zo benomen door de beklimming, door activiteit en ambitie, dat ze die tijd uitstellen en de bezinning in de wind slaan. Ze kunnen geen afstand nemen. Voor bezinning is afstand nodig. Het beeld van de bergbeklimming doet me denken aan de Italiaanse dichter Petrarca, die in mei 1336 vanuit Malaucène de Mont Ventoux beklom. Toen waren er nog geen paden en hij deed er veel langer dan vijf uur over. Dat Petrarca die moeilijke bergbeklimming ondernam, had een bijzondere betekenis. Hij wilde daarmee zeggen dat de middeleeuwen ten einde liepen en dat
2 / 11
LE DEMON DU MIDI
zich een nieuwe tijd aankondigde: de renaissance. De tocht symboliseerde de overgang naar een heel nieuwe tijd. Tevoren hoorden de bergen toe aan God of de goden. Mensen mochten ze niet betreden. Van op de berg kregen de mensen Gods wetten en geboden. De daad, die Petrarca stelde, was daarom een stoutmoedige daad. De mens beklimt de top. Hij staat boven op de berg. Hij overschouwt de wereld. Er gebeurt een verandering van visie, van zien, van waarnemen. Hij kijkt niet meer van onder naar boven, maar van boven naar beneden. In die zin kunnen we misschien verstaan dat op sommige verjaardagskaarten of geschenken voor veertigjarigen geschreven staat: ‘Het leven begint bij veertig’. Bij veertig kijken mensen niet meer op dezelfde manier als bij twintig of dertig. In het Frans wordt die leeftijd wel eens ‘l’ âge du premier bilan’ genoemd, de leeftijd waarop men voor het eerst de balans opmaakt. De verandering die daarmee samengaat, gebeurt niet altijd doelbewust en gewoonlijk is ze minder spectaculair dan bij Saulus die van zijn paard wordt gebliksemd en zich bekeert tot het christelijk geloof. De verandering gebeurt echter. Ze valt ons ten deel. twee voorbeelden als uitgangspunt Om het concreter te maken wil ik nu twee voorbeelden bekijken: 1. Lieve was getrouwd, had drie kinderen en werkte als pedagoog in het onderwijs. Toen ze 35 was, begon ze een opleiding gestalttherapie en vond daarna een betrekking als psychotherapeute in een centrum voor geestelijke gezondheid. In dat centrum leerde ze Robert kennen, een sociaal assistent. Geen twee jaar later scheidde ze van haar man en ging ze samenwonen met Robert. Ze had niet de tijd achterom te kijken. Ze gooide zich in de nieuwe situatie. Lieve is nu 45 en blikt terug op die onstuimige tijd. Het valt haar op dat ze de scheiding wel had zien aankomen, hoewel ze er niet echt bewust mee bezig was. ‘Had toen iemand van scheiding gesproken, dan zou ik het ontkend hebben,’ vertelt ze. ‘Pas ach af besefte ik dat ik alles had gepland. Mijn huwelijk was niet slecht. Ook niet echt goed. Ik voelde diep in mij dat het zo niet verder kon. We deden onze plicht en we meenden dat we gelukkig waren. Ik zorgde voor echtgenoot en kinderen. Ik zette mij in voor de leerlingen. Dat leven schonk mij echter hoe langer hoe minder voldoening. Ik realiseerde mij dat ik later spijt zou hebben niet meer van mijn leven te hebben gemaakt. De opleiding en later meer nog Robert deden mij inzien hoe weinig ik aan mijn man had, hoe weinig we met elkaar hadden gepraat. Ook op school kwam ik niet echt tot mijn recht. Nu echter werd er naar mij geluisterd. Ik betekende iets voor de anderen, voor Robert.’ De contacten hebben Lieve sterker gemaakt. Het nieuwe werk gaf haar een zekere zelfstandigheid. Toen ze zekere dag merkte dat haar man een vriendin had, heeft ze de knoop eindelijk kunnen doorhakken. Ze ging thuis weg en trok bij Robert in. ‘Gedurende die twee jaar,’
3 / 11
LE DEMON DU MIDI
zegt ze, ‘had Robert als vanzelf de plaats van mijn ex ingenomen. Met dat inwonen zijn echter nieuwe spanningen gekomen, eerst met de kinderen die intussen pubers waren geworden, dan met Ro bert. Ik voelde me kwaad op mezelf en schuldig. Ik had te weinig tijd voor mezelf genomen. Beter had ik alleen gewoond met de kinderen die ik geregeld met mijn ex deelde. Maar nu vind ik dat oneerlijk tegenover Robert. Hij was zo goed voor mij toen ik het moeilijk had en ik kan zomaar niet bij hem weg. Ik zit vast. Misschien gaat het beter als de kinderen het huis uit zijn.’ 2. Luk is 45. Hij is personeelschef in een bedrijf . Hij is bijna twee jaar gescheiden en hertrouwd. Hij heeft twee zoons, een van 16 en een van 18. Ze wonen allebei bij hem en zijn nieuwe vrouw. Op het werk is hij graag gezien. Hij werkt hard en kan goed met zijn personeel om. ‘s Avonds is Luk weinig thuis. Dat komt niet alleen door zijn werk, maar ook door de vele nevenactiviteiten. Hij is voorzitter van het oudercomité van een school, zit in het bestuur van de voetbalvereniging, van een toneelgezelschap en van een politieke partij, en houdt zich nog met een aantal zaken bezig. Wanneer hij dat vertelt, zegt hij: ‘Waarom zou ik dat allemaal doen? Precies of ik voor iets moet opdraaien, dat iemand mij verplicht en ik niet anders kan. Ik voel me schuldig en afgewezen als ik ‘nee’ zeg.’ Wanneer Luk eens een keer thuis is, voelt hij zich niet op zijn gemak. Er doen zich spanningen en conflicten voor en die heeft hij geleerd uit de weg te gaan. Hij leest dan zijn krant of kijkt naar de televisie. Ondertussen merkt hij wel dat zijn vrouw het niet gemakkelijk heeft met zijn twee zoons. Er zijn vaak ruzies over onbenulligheden: over de afwas, boodschappen doen, kamer op men, op tijd thuis zijn. ‘Als vader zou ik daarin kunnen en moeten optreden,’ zegt hij, ‘maar ik kan het gewoon niet. Ik ben er zo weinig en weet niet wat zich tevoren heeft afgespeeld. Als je er nooit bent, dan heb je geen recht van oordelen. Dat merk ik, als ik een opmerking maak. Dan krijg ik de lading. Zo van: “Wat wil jij je daarmee moeien?”. Luk heeft een oppervlakkige relatie met zijn vrouw en een formele relatie met zijn kinderen. Hij verwijt zich dat en zou het wel anders willen. ‘Maar,’ zegt hij, ‘zo zit ik erg genoeg niet in elkaar. Ik kan niet echt persoonlijk met iemand omgaan. Nu dat hoeft ook niet, want dat schept toch al tijd weer moeilijkheden. Hoewel, ik ben niet echt tevreden. Met mijn vrouw en mijn twee jongens zou ik het wel anders willen.’ Over het algemeen wordt de middenleeftijd beschreven als de concrete uitwerking van wat men voor ogen had: vast werk, een goed inkomen en een samenhangend gezin. De voorbeelden van Lieve en Luk tonen aan dat die opbouw van gezins- en beroepsleven niet zonder slag of stoot gebeurt. Die voorbeelden staan niet alleen. Heel wat mensen blijken zich hierin terug te vinden. Onze westerse samenleving heeft immers snelle en diepgaande veranderingen ondergaan en teweeggebracht. Die veranderingen hebben ingegrepen in onze opvattingen en
4 / 11
LE DEMON DU MIDI
ons gedrag. Denken we maar aan de opvattingen over seksualiteit, liefde, geloof, opvoeding, huwelijk en relatie, aan de veranderingen op het gebied van materieel welzijn, de emancipatie van de vrouw, de verhouding en omgang tussen mannen en vrouwen, tussen ouders en kinderen, de evolutie van het bedrijfsleven en de flexibiliteit van de werknemers. We zouden een hele waslijst kunnen maken. Belangrijk voor ons onderwerp is hoe die veranderingen het gezinsleven, de jeugd en vooral de middenleeftijd grondig hebben beïnvloed. Lieve en Luk maken beiden een crisis door die zowel te maken heeft met hun persoon als met hun relatie. Ze zijn allebei gescheiden en hertrouwd. De verhoudingen met de nieuwe partner en de kinderen lopen niet van een leien dakje. Lieve en Luk komen pas laat tot bezinning. Luk stort zich in zijn werk en bezigheden. Hij heeft geen tijd om stil te staan of afstand te nemen. Hij kan niet nabij zijn en echt contact maken. Lieve verandert wel van job, maar komt er niet toe attent te zijn voor wat ze zich allemaal op de hals haalt of kan halen. Beiden merken wel dat er iets niet klopt met hun leven, maar ze gaan er alleen op in als ze werkelijk in de knoop zitten. Mensen van in de veertig of begin vijftig hebben al een hoop ervaring opgedaan. Het leven heeft hen heel wat bijgebracht. Dat zouden we tenminste verwachten. Toch zien we geregeld dat men sen zoals Lieve en Luk het ene probleem oplossen door het andere in huis te halen. Zo storten ze zich in minder dan geen tijd in een nieuwe relatie. Dat ze dit doen is te begrijpen. De maatschappij evolueert en verandert met een snel tempo. Snelle veranderingen vragen snelle beslissingen. Er is weinig tijd tot verwerking en bezinning. Lieve en Luk hebben ook in de opbouw van hun leven onverteerde, onafgemaakte zaken van hun kindertijd en adolescentie laten liggen. Bijvoorbeeld de hulpbehoevendheid van de moeder of de dominantie van de vader. Met het oog op de omstandigheden hadden ze geen tijd om stil te staan en afstand te nemen. Ze hadden teveel te doen en op te lossen. Dat deed dr. Rachel Naomi Remen zeggen: ‘In het westen zijn de mensen niet gewend af en toe stil te staan om hun leven opnieuw te beoordelen. Vaak kan alleen een ziekte, en soms alleen een ernstige ziekte zoals een hartaanval of kanker, hen doen stilstaan zodat ze een stap terug kunnen doen en de kans krijgen de balans op te maken van wat voor hen wezenlijk van belang is. Wie niet stilstaat, gaat aan wezenlijke dingen voorbij en wordt oppervlakkig.’ Deze samenleving lijdt aan stress en oppervlakkigheid. Voegen we daarbij nog de verstedelijking en het uiteenvallen van het grote gezin, dan is het zeer aannemelijk dat vele mensen getroffen worden door eenzaamheid en vereenzaming. Mensen als Lieve en Luk kunnen die eenzaamheid niet aan. Ze zijn er bang van. De nieuwe relatie of het werk worden daardoor een soort vluchtheuvel. Anderzijds verscherpt de midlifecrisis nog hun moeilijkheden. Op de grens tussen twee levensfasen sluiten ze een periode af, terwijl ze voorbereidingen moeten treffen voor de volgende. De periode van afsluiten vergt echter zoveel tijd en energie, dat er maar weinig tijd overblijft voor de nieuwe levensfase. Met deze voorbeelden heb ik getracht de complexiteit van de middenleeftijd te schetsen. Om deze complexiteit wat uit te klaren, ga ik nu enkele aspecten van die leeftijd behandelen omdat ik meen dat ze belangrijk zijn en dat de hulpverlening er vaak mee te maken heeft. Dat zijn:
5 / 11
LE DEMON DU MIDI
Stress – Onaffe zaken van de kindertijd – Zoeken naar zin. belangrijke aspecten van de midlifecrisis Stress De middenleeftijd als overgang tussen twee sterk tegengestelde fasen geeft gemakkelijk aanleiding tot een situatie van ontevredenheid. Ze lokt vragen uit als: ‘Wat heb ik van mijn wensen en dromen gemaakt?’ en ‘Wat kan ik er nog van maken?’. Ontevredenheid echter staat niet alleen in betrekking tot wat wij wensen, maar ook tot wat haalbaar is. Liggen wat ik verlang en wat ik kan bereiken niet te ver uit elkaar, dan zet die ontevredenheid aan tot creativiteit. Zo zien we wat Lieve er voor over had om van job te veranderen. Liggen mijn wensen en hun haalbaarheid echter te ver uit elkaar, dan kom ik terecht in een toestand van stress. Nu hebben we wel een zekere mate van stress nodig om onze gewone problemen aan te pakken en op te lossen, om onszelf een plaats te geven in een omgeving die onze inzet vereist. Een manager runt niet zomaar een bedrijf. Een lerares boeit niet zomaar een klas. De stress echter, die gewoonlijk bij de midlifecrisis speelt, overrompelt ons. Hij haalt ons uit balans. Hij breekt het evenwicht tussen wat we te doen hebben en wat we kunnen. Er doet zich een onbalans voor tussen de eisen van onze omgeving en onze eigen capaciteiten. We denken namelijk of beter nog, we zijn ervan overtuigd dat de eisen die de omgeving ons stelt te hoog zijn én dat de mogelijkheden die we zelf hebben te klein zijn. De vlotte wisselwerking tussen ons en de omgeving komt in het gedrang. De druk van de omgeving, het werk, de relatie, zet ons vast. Dat uit zich in onze omgang, ons gedrag en ons lijf. We reageren angstig, paniekerig, lichtgeraakt. We worden depressief. We vertonen hart of maagklachten, te hoge bloeddruk, darmstoornissen, slaapproblemen, enzovoort. In het voorbeeld dat we hoger aanhaalden, vertelde Luk dat hij altijd maar moet bezig zijn en werken. Hij moet beantwoorden aan wat de anderen van hem vragen, hij kan niet anders. Als hij nee zegt, voelt hij zich schuldig. Met zo’n ingesteldheid overdrijft hij de activiteit en het succes ten koste van de bezinning. Daarbij komt nog dat Luk de eisen van zijn vrouw en kinderen niet kan inwilligen. Hij zou moeten praten en zijn emoties tonen. ‘Zo ben ik niet gemaakt’, zegt hij. Hij zou er nog kunnen aan toevoegen: ‘Ja, mannen zijn zo anders dan vrouwen.’ Dat is inderdaad zo, maar meestal wordt vergeten dat het beeld dat de man zich als kind heeft gevormd van de vrouw, niet meer beantwoordt aan het beeld dat de vrouw van vandaag heeft van zichzelf. Emotioneel is er een grote afstand tussen mannen en vrouwen. Hun gevoelsleven is zeer verschillend. Daardoor kunnen ze de eisen die de relatie en het gezin van hen vraagt, nog moeilijk aan. Velen haken af en scheiden, maar krijgen soms nog met groter moeilijkheden te kampen. Lieve is in dat geval. Zoals vele vrouwen van in de veertig, die een voltijdse betrekking hebben, ervaart ze bijna dagelijks hoe moeilijk werk en gezin te combineren zijn. Vooral als dat gezin de moeilijkheden van de scheiding nog moet verwerken.
6 / 11
LE DEMON DU MIDI
onaffe zaken Toen ik 38 was en als priester les gaf aan laatstejaarsleerlingen van het secundair onderwijs, kon ik mij niet realiseren dat ik ooit zou uittreden en een ander beroep beginnen. Lesgeven ging mij goed af en ik was best tevreden. Eens 42 lag alles overhoop. Wat was er gebeurd? Ik werd door elkaar geschud door de dood van mijn moeder, de houding van de kerk in zake geboorteregeling en huwelijksmoraal, het gebrek aan tact en begrip van gezagsdragers, geloofstwijfels, eenzaamheid… Ik besefte toen nog niet hoe ik tot dan toe in het zog van mijn ouders had gevaren, hoe zij hun stempel op mijn leven hadden gezet. Niet dat zij het zo gewild hadden. Ik had mij niet van hen losgemaakt. Onbewust was ik adolescent gebleven: in opstand tegen de autoriteit van mijn vader en emotioneel gebonden aan mijn moeder. Dat uitte zich in mijn weerstand tegen mensen en instellingen die zich autoritair opstelden en in mijn inzet en zorg voor de verdrukten, vooral jongeren die steun nodig hadden. Daarvoor was ik toch priester geworden. Pas later ontdekte ik dat ik in mijn ontwikkeling was blijven steken en vast hing aan mijn thuis. Het gezinsveld hield mij gevangen. In dat gezinsveld was ik de plaatsvervanger van het eerste kind en de trooster van mijn moeder. Mijn moeder had haar eerste kind verloren even na de geboorte, de dokter had bij de baring het kind aan de hersens geraakt. Ze heeft erom getreurd en gerouwd. Toen ik een jaar later geboren werd, kreeg ik dezelfde naam, dezelfde peter en meter. Het nieuwe kind was haar troost en steun. Die bijzondere relatie met mijn moeder heeft heel mijn leven bepaald. Ik droeg ze zonder het te weten mee als een onaffe ontwikkelingsbehoefte. Van de ouders en de familie krijgen we vele mogelijkheden mee om ons in het leven te handhaven en te ontwikkelen. Dat gold ook voor mij. Daartegenover staat dat ze ons ook onvolmaakt heden en gebreken hebben doorgegeven. Sommigen onder ons ervaren ze als een trauma, anderen als een gemis of een hinderpaal. De Israëlieten hadden dat al door toen ze zeiden: ‘Onze vaderen hebben zure druiven gegeten, daar hebben wij wrange tanden van’. Daarmee bedoelen ze dat we de fouten en onvolkomenheden, waarmee de sleutelfiguren zijn blijven zitten, als erfenis meekrijgen in onze leefwijze en onze gedragspatronen. Ze hinderen ons om voluit te leven en dat is vooral zo omdat we ze niet tot ons bewustzijn kunnen of durven toelaten. In de periode van de adolescentie krijgen we een eerste kans om los te komen van die bindingen met het gezinsveld. Wat mis ging in de kindertijd, kan dan op een nieuwe manier opgenomen worden. Over het algemeen echter overrompelt die periode van de adolescentie ons erg of zijn we gegrepen door wat we allemaal te doen hebben. Zodoende slagen we er niet of slechts ten dele in ons op een bevredigende manier los te maken van de ouders. Dat gebeurt
7 / 11
LE DEMON DU MIDI
immers door het overtreden van regels en verplichtingen. We moeten daarvoor doorheen schuld en schaamte die de omgeving ons opdist. De weg naar volwassenheid, naar een evenwichtige zelfstandigheid en bekwaamheid tot relatie, is geen gemakkelijke weg. Het woord adolescentie is daarom goed gekozen. Het betekent: volwassenwording. We zijn er ons hele leven mee bezig, maar op een speciale wijze tijdens de middenleeftijd. In het boek ‘De gestalttherapie tussen toen en straks’ heb ik aangetoond dat psychotherapie er vooral in bestaat een balans te vinden tussen mezelf en de omgeving, mezelf en de ander. Met die balans hebben we moeite. Velen onder ons, vooral vrouwen en moeders, hebben geleerd zichzelf weg te cijferen voor de kinderen, voor de anderen. We hebben echter, zoals ik en Lieve, over het hoofd gezien hoeveel we daardoor van de anderen vragen en hoe we daardoor de anderen gebruiken om toch maar iets voor onszelf te krijgen. Ik heb doorheen jaren van pijn en van ontmoetingen met mensen ondervonden, hoe gemakkelijk we kunnen geven en hoe moeilijk het is voor onszelf te vragen wat wij nodig hebben, de verantwoordelijkheid te nemen voor onze eigen behoeften. We mogen niet vergeten dat wie geeft, de meerdere is van de ander en dat wie vraagt, zich afhankelijk en kwetsbaar opstelt.Geven is eigen aan hulpverleners, vragen veel minder. Hulpverleners zijn vaak bang de ander te verliezen. Ondertussen dreigen ze zichzelf te verliezen. zoeken naar zin Die laatste gedachten voeren mij terug naar de eigenaardige relatie van de koning met de nar.De koning heeft als taak zijn land te besturen en zijn volk te dienen. Hij kan een tiran zijn, een afstandelijke gezagsvoerder, een zwakkeling, een goede vader… De nar daartegenover blijft zichzelf. In zijn afhankelijkheid is hij zelfstandig; in zijn kwetsbaarheid behoudt hij zijn kracht. Zo kan hij met zichzelf lachen, zichzelf relativeren, en ook de koning van antwoord dienen. De nar staat aan de andere kant van de autoriteit. Trekt de autoriteit tegengestelden uiteen, de nar brengt ze bij elkaar. Hij heelt door te delen. Die nar leeft in elk van ons. Hij verenigt het kind en de wijze in ons. Het kind vertegenwoordigt onze openheid, nieuwsgierigheid, speelsheid, spontaniteit en naïviteit. De wijze staat voor de levenservaringen waarvan we hebben geleerd en die we ons hebben eigen gemaakt. Hij kan lachen om de wereld, om zijn eigen domheid en beperktheid. Hij kan dat doordat hij ook het kind is gebleven en dat ondanks de hardheid, de pijn, het lijden, ja, de ernst van het leven. Pijn, lijden, ziekte en dood, plaatsen ons voor een ander aspect van de middenleeftijd. Zolang we jong zijn en actief bezig zijn stellen we ons meestal geen vragen daarover. De toekomst straalt immers voor ons. De middenleeftijd confronteert ons echter met intense, pijnlijke ervaringen waar we niet langs kunnen. De dood van een ouder, de ongeneeslijke ziekte van een vriend of vriendin, een verkeersongeluk, opstandige kinderen, werkloosheid… Die ervaringen werpen ons terug op onszelf. ‘Wat zin heeft het allemaal!’, horen we onszelf zeggen. ‘Lijden, pijn, waartoe dienen ze?’, ‘Het leven is zinloos’.
8 / 11
LE DEMON DU MIDI
De midlifecrisis kan vele kanten uit. Sommige veertigers gaan in depressie, zien het niet meer zitten, worden verslaafd, plegen zelfmoord. Anderen blijven onverschillig, conservatief. Ze houden zich vast aan wat ze hebben. Fundamentele vragen weren ze af. Ze pakken van het leven wat ze kunnen en blijven aan de oppervlakte. Een grote groep van veertig, vijftig echter is de draad kwijt en gaat op zoek. Ze hebben nood aan herkenningspunten. De mens schreeuwt om mythen, schrijft de Amerikaanse psychiater Rollo May. Mensen willen zin geven, betekenis en richting aan hun leven. Hoe kunnen ze dat als ze afgesneden zijn van hun wortels en bronnen? Mensen hebben grote verhalen als achtergrond nodig om hun eigen klein verhaal ertegen te kunnen plaatsen. Een van die grote verhalen is dat van Parsival of de zoektocht naar de Graal. In een narrenpak gaat Parsival op weg. Hij maakt zich los van zijn moeder en trekt naar het hof van koning Arthur om ridder te worden. Als hij de rode ridder is geworden, zendt koning Arthur hem uit om de Graal te zoeken. Hij vindt na vele avonturen de Graalburcht. De symbolen van de Graal worden hem getoond en hij ontmoet er de zieke Visserskoning. De jonge Parsival is nog zo geboeid door alles wat buiten hem ligt, dat hij verwaarloost de helende vraag te stellen: ‘Waaraan lijdt u?’, ‘Wat is er aan de hand?’ Door deze vraag, die getuigt van een diep mededogen, te stellen, zouden de koning en ook het land genezen zijn. Door ze niet te stellen wordt hem de graal onttrokken en moet hij ontredderd de burcht verlaten. Parsival krijgt pijnlijke verwijten te horen om de grove fout die hij heeft gemaakt. Hij moet zelf door heel veel beproevingen en pijn gaan, zoals zijn naam Parsival aangeeft: degene die door een dal gaat. Dan pas is hij echt in staat de Graalburcht met open hart te betreden en de bevrijdende vraag te stellen die de Visserskoning van zijn wonde geneest: ‘Waaraan lijdt u?’, ‘Vertel me van uw wonde?’. Deze vraag blijkt het sleutelwoord te zijn van het verhaal. De visserskoning verwijst naar Jezus, naar de ‘Ecce homo’, ‘Ziedaar de mens’. Hij vertegenwoordigt de mensheid, die gewond is en haar eigen machteloosheid voelt tegenover het lijden en de dood. ‘Waar gaat het in het leven over?’ vragen we. ‘Wat heeft het voor zin?’. Er is geen zin. Het leven is gewoon wat het is, noch goed, noch slecht. Het leven is voor een groot deel gewoon onvermijdelijk. Helden, zoals Parsival, willen de zin te pakken krijgen en zo het geluk vinden. ‘Waarom overkomt mij dat allemaal?’ vragen zij zich af. Als ze daarachter konden komen en begrijpen waar het eigenlijk in het leven op aankomt, dan zouden ze zich gelukkig voelen. De zin van het leven kan echter wel blootgelegd worden, maar nooit uitgelegd. Wat de held misschien het moeilijkst aanvaarden kan, is dat hij heel gewoon is. De koning, de nar, alle ridders zijn gewoon allen hetzelfde, doodgewoon. Het centrale feit van ons leven is immers onze dood. Er wordt geen energie verspild aan het in stand houden van illusies. Ons imago is van geen belang. Om dat in te zien gaat het, als de middenleeftijd ons bij de lurven krijgt. een verhaal bij wijze van besluit Er was eens, lang geleden in een ver land, een arme dokwerker, die aan het eind van de dag
9 / 11
LE DEMON DU MIDI
even uitrustte bij de poort van een pakhuis. Daar vond hem de eigenaar van het huis, een rijke koopman die terugkeerde van een verre reis. Hij boog zich naar de man en vroeg: ‘Goede vriend, wat bedrukt je zo?’ De arme man zei: ‘Waar heb ik het toch verdiend zo’n lot te moeten dragen. Ik moet werken van de morgen tot de avond en ik verdien maar juist genoeg voor mijn gezin.’ Nu was de koopman een wijze tovenaar. Hij nodigde de man uit binnen te komen en beloofde hem te helpen voorzover het in zijn vermogen lag. Hij bracht hem in een grote zaal waarvan de wanden vol hingen met tapijten. Het een al groter, kleurrijker en prachtiger van patroon dan het ander. De koopman zei: ‘Kijk eens goed rond, mijn vriend. Elk van de tapijten, die je hier ziet hangen, stelt een leven voor. Je mag het mooiste ervan uitkiezen en dat leven zal ik je schenken.’ De dokwerker was in de wolken en keek zich de ogen uit. Na lang zoeken legde hij drie tapijten apart en na nog eens lang kijken en vergelijken koos hij uit die drie een eenvoudig, harmonieus gekleurd tapijt. Hij bracht het naar de wijze koopman en legde het hem voor. De koopman knikte hem glimlachend toe en zei: ‘Dat leven hoef ik je niet te schenken, want je hebt het al. Uit de vele levens die hier te bewonderen zijn, heb je je eigen leven gekozen. Het is je lot en je keuze. Accepteer het, wees er tevreden mee en leef het zo goed als je kan. Want anders dan zichzelf wordt niemand.’ BIBLIOGRAFIE ANDRIESSEN, H.C.I. (1984), Volwassenheid in perspectief. Nijmegen: Dekker & van de Vegt. CAMMAER, H. (1996), Menselijke levensloop. Genetische psychologie. Leuven: Acco (10e ed). CARDOEN, E. (1990), Ervaring & betrokkenheid. Over zinvol ouder worden. Tielt: Lannoo. CRAEYNEST, P. (1995), De levensloop van de mens. Inleiding in de ontwikkelingspsychologie. Leuven: Acco. CULLBERG, J. (1980), Crisis en innerlijke groei. Baarn: Ambo. DE WAAL MALEFIJT, A. (1977), Beelden van de mens. Geschiedenis van de culturele antropologie. Baarn: Ambo. JASZMANN, L. (1978), De middelbare leeftijd van de man. Deventer: Van Loghum Slaterus. LAMBRECHTS, G. (2001), De gestalttherapie tussen toen en straks. Antwerpen: Epo. LIEVEGOED, B. (1976), De levensloop van de mens. Rotterdam: Lemniscaat. PRICK, L.G.M. (1984), Demonen van de middag. De midlevencrisis, een episode in het leven
10 / 11
LE DEMON DU MIDI
van de mens. Baarn: Ambo. WELMAN, A.J. (1987), De menselijke levensloop. Een psychotherapeutische benadering met behulp van sprookjesbeelden. Zeist: Vrij Geestesleven.
11 / 11