MULTIFUNCTIONELE DIGITALE KLEURENSYSTEMEN / MULTIFUNCTIONELE DIGITALE SYSTEMEN
MFP-beheerhandleiding
©2012 TOSHIBA TEC CORPORATION Alle rechten voorbehouden Volgens de copyrightwet mag deze handleiding niet worden gereproduceerd, in welke vorm dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van TOSHIBA TEC CORPORATION.
Voorwoord Hartelijk dank voor de aanschaf van het multifunctionele digitale systeem of multifunctionele digitale kleurensysteem van TOSHIBA. In deze handleiding worden instructies gegeven voor beheerders voor het instellen en beheren van de multifunctionele digitale systemen of multifunctionele digitale kleursystemen. Lees deze handleiding voor u uw multifunctionele digitale systemen of multifunctionele digitale kleurensystemen in gebruik neemt. Houd deze handleiding bij de hand en maak er gebruik van om een omgeving te configureren waarin de functies van de e-STUDIO ten volle worden benut. Bij de e-STUDIO456-serie en de e-STUDIO856-serie is de scan-/afdrukfunctie optioneel. Bij bepaalde modellen is deze optionele scan-/afdrukfunctie echter reeds geïnstalleerd.
Gebruik van deze handleiding Symbolen in deze handleiding In deze handleiding staan een aantal belangrijke items aangegeven aan de hand van de onderstaande symbolen. Lees deze passages voordat u dit multifunctionele systeem gaat gebruiken. Wijst op een mogelijk gevaarlijke situatie die, tenzij deze wordt vermeden, kan leiden tot overlijden, ernstig letsel of ernstige beschadiging van of brand in het multifunctionele systeem of voorwerpen in de naaste omgeving ervan. Wijst op een mogelijk gevaarlijke situatie die, tenzij deze wordt vermeden, kan leiden tot licht of matig letsel, lichte beschadiging van het multifunctionele systeem of voorwerpen in de naaste omgeving ervan, of verlies van gegevens. Wijst op informatie waar u bij het bedienen van het multifunctionele systeem op moet letten. Behalve wat hierboven staat beschreven, bevat deze handleiding ook informatie die nuttig kan zijn voor de bediening van dit apparaat, met behulp van de volgende tekens: Beschrijft handige informatie die van pas kan komen wanneer u het multifunctionele systeem bedient. Pagina' s met onderwerpen die gerelateerd zijn aan uw huidige werkzaamheden. Bekijk deze pagina' s naar behoefte.
Model- en serienamen in deze handleiding In deze handleiding wordt elke modelnaam vervangen door de hieronder aangegeven serienaam. Naam model
Serienaam in deze handleiding
e-STUDIO5540C/6540C/6550C
e-STUDIO6550C-serie
e-STUDIO2040C/2540C/3040C/3540C/4540C
e-STUDIO4540C-serie
e-STUDIO206L/256/306/356/456, e-STUDIO256SE/306SE/356SE/456SE
e-STUDIO456-serie
e-STUDIO556/656/756/856, e-STUDIO556SE/656SE/756SE/856SE
e-STUDIO856-serie
e-STUDIO2050C/2550C
e-STUDIO2550C-serie
e-STUDIO2051C/2551C
e-STUDIO2551C-serie
e-STUDIO2555C/3055C/3555C/4555C/5055C, e-STUDIO2555CSE/3055CSE/3555CSE/4555CSE/5055CSE
e-STUDIO5055C-serie
Opties Raadpleeg voor beschikbare opties “Opties” in de Verkorte installatiehandleiding voor het multifunctionele systeem.
Voorwoord
1
Uitleg over het bedieningspaneel en het aanraakscherm y De afbeeldingen van het bedieningspaneel en het aanraakscherm in deze handleiding zijn die van de e-STUDIO2550C-serie. De vorm en de plaats van de toetsen op het bedieningspaneel en de grootte van het aanraakscherm van de e-STUDI4540C-serie, de e-STUDIO6550C-serie, de e-STUDIO456-serie, de e-STUDIO856-serie, de e-STUDIO2551C-serie en de e-STUDIO5055C-serie kunnen verschillen van die van de e-STUDIO2550C-serie, maar de namen en de functie van de toetsen en onderdelen zijn hetzelfde. y De details op de aanraakschermmenu's kunnen verschillen afhankelijk van de gebruiksopstelling, bijvoorbeeld of er opties geïnstalleerd zijn. y De in deze handleiding gebezigde afbeeldingsdisplays zijn voor papier in het A/B-formaat. Als u papier in het LT-formaat gebruikt, dan kan het display of de volgorde van toetsen in de afbeeldingen verschillen van die van uw multifunctionele systeem.
Handelsmerken y y y y y y y y y y y y y y y
2
De officiële benaming van Windows XP is Besturingssysteem Microsoft Windows XP. De officiële benaming van Windows Vista is Besturingssysteem Microsoft Windows Vista. De officiële benaming van Windows 7 is Besturingssysteem Microsoft Windows 7. De officiële benaming van Windows 8 is Besturingssysteem Microsoft Windows 8. De officiële benaming van Windows Server 2003 is Besturingssysteem Microsoft Windows Server 2003. De officiële benaming van Windows Server 2008 is Besturingssysteem Microsoft Windows Server 2008. De officiële benaming van Windows Server 2012 is Besturingssysteem Microsoft Windows Server 2012. Microsoft, Windows, Windows NT en de merknamen en productnamen van andere Microsoft-producten zijn handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en andere landen. Apple, AppleTalk, Macintosh, Mac, Mac OS, Safari en TrueType zijn handelsmerken van Apple Inc. in de Verenigde Staten en andere landen. Adobe, Adobe Acrobat, Adobe Reader, Adobe Acrobat Reader en PostScript zijn handelsmerken van Adobe Systems Incorporated. Mozilla, Firefox en het Firefox-logo zijn handelsmerken of wettelijk gedeponeerde handelsmerken van Mozilla Foundation in de Verenigde Staten en andere landen. IBM, AT en AIX zijn handelsmerken van International Business Machines Corporation. NOVELL, NetWare en NDS zijn handelsmerken van Novell, Inc. TopAccess is een handelsmerk van Toshiba Tec Corporation. Andere in deze handleiding voorkomende bedrijfsnamen en productnamen zijn de handelsmerken van de respectieve bedrijven ervan.
Voorwoord
INHOUD Voorwoord................................................................................................................................. 1
Hoofdstuk 1
ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER) Toegang tot menu Gebruiker .................................................................................................. 8 ALGEMEEN ............................................................................................................................... 9 Wijzigen van de weergavetaal............................................................................................... 9 Instellen van modus Reversed display ................................................................................ 10 Aanpassen van de weergave-instelling ............................................................................... 10 Instellen van de automatische kalibratie.............................................................................. 10 De kalibratie instellen .......................................................................................................... 10 Instellen van de registratie................................................................................................... 11 KOPIËREN............................................................................................................................... 12 FAXEN ..................................................................................................................................... 13 SCANNEN................................................................................................................................ 14 E-FILING .................................................................................................................................. 16 LIJST........................................................................................................................................ 17 LADE........................................................................................................................................ 18 ADRES ..................................................................................................................................... 20 Contactpersonen beheren in het adresboek ....................................................................... 20 Groepen beheren in het adresboek..................................................................................... 31 CONTR. E-MAIL ...................................................................................................................... 43 GEBRUIKERSWACHTWOORD WIJZIGEN............................................................................ 44
Hoofdstuk 2
ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER) Toegang tot menu Beheerder................................................................................................ 47 ALGEMEEN ............................................................................................................................. 49 De apparaatinformatie instellen........................................................................................... 50 De kennisgeving instellen.................................................................................................... 51 Wijzigen van het beheerderswachtwoord en resetten van het servicewachtwoord ............ 52 De klok instellen .................................................................................................................. 53 Instellen van de energiebesparende standen...................................................................... 55 Instellen van het kalibratie- en registratiedisplayniveau ...................................................... 58 De kalibratie instellen .......................................................................................................... 58 De grofheid van het afdrukken wijzigen............................................................................... 59 Instellen van de registratie................................................................................................... 59 Instellen van de statusmelding ............................................................................................ 60 Instellen van de automatische wisfunctie ............................................................................ 60 Beheer van de optielicenties ............................................................................................... 60 Toevoegen of verwijderen van weergavetalen .................................................................... 63 Bijwerken van uw systeem .................................................................................................. 66 Aanmaken of installeren van duplicaatbestanden ............................................................... 69 Instellen van de schermkalibratie ........................................................................................ 74 Exporteren van logs............................................................................................................. 74 Instellen overslaan taken..................................................................................................... 75 De indeling van het toetsenbord wijzigen ............................................................................ 76 Reinigen van de hoofdladers en de LED-printkoppen......................................................... 77 Instellen van de pop-upberichten ........................................................................................ 77 Instellen van de optie .......................................................................................................... 77 INHOUD
3
NETWERK ............................................................................................................................... 78 Instellen van het TCP/IP-protocol (IPv4) ............................................................................. 78 Instellen van het TCP/IP-protocol (IPv6) ............................................................................. 80 Instellen van het IPX/SPX-protocol ..................................................................................... 86 Instellen van de NetWare-instellingen ................................................................................. 87 Instellen van het SMB-protocol............................................................................................ 88 Instellen van het AppleTalk-protocol ................................................................................... 89 Instellen van de HTTP-netwerkservice................................................................................ 90 Instellen van de Ethernetsnelheid ....................................................................................... 91 Instellen van de LDAP-services en de filterfuncties ............................................................ 92 Instellen van IPsec (IP-beveiliging) ..................................................................................... 93 Controleren van het netwerk ............................................................................................... 94 KOPIËREN............................................................................................................................... 96 FAXEN ..................................................................................................................................... 98 Instellen van de opties negeren en verkleind afdrukken voor RX print ............................... 98 BESTAND ................................................................................................................................ 99 E-MAIL ................................................................................................................................... 100 INTERNETFAX ...................................................................................................................... 102 BEVEILIGING ........................................................................................................................ 103 Beheer van certificaten...................................................................................................... 103 Instellen van beveiligde PDF-bestanden ........................................................................... 109 Uitvoeren van de integriteitscontrole ................................................................................. 111 LIJST/RAPPORT ................................................................................................................... 113 Instellen van het rapport .................................................................................................... 113 Lijsten afdrukken ............................................................................................................... 116 PRINTER/E-FILING ............................................................................................................... 118 INSTELLINGEN DRAADLOOS ............................................................................................. 120 GEBRUIKERSWACHTWOORD WIJZIGEN.......................................................................... 121 802.1X-INSTELLINGEN......................................................................................................... 122 Instellen IEEE 802.1X-verificatie ....................................................................................... 123 Foutmeldingen................................................................................................................... 125 FABRIEK INST. ..................................................................................................................... 126
Hoofdstuk 3
BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU) TOTAALTELLER ................................................................................................................... 130 AFDRUKKEN TOTAAL TELLER .......................................................................................... 133 AFDELINGSTELLER............................................................................................................. 134 AFDELING BEHEER ............................................................................................................. 138 Aanmelden als beheerder ................................................................................................. 138 De afdelingscodelijst afdrukken......................................................................................... 140 Afdelingscodes inschakelen .............................................................................................. 140 Een nieuwe afdelingscode registreren .............................................................................. 141 Afdelingscodes bewerken.................................................................................................. 143 Afdelingscodes verwijderen............................................................................................... 145 De tellers van de afdelingen terugzetten ........................................................................... 146 Uitvoerbeperkingen voor alle afdelingen instellen ............................................................. 147 Functie Geen limiet zwart instellen.................................................................................... 148
4
INHOUD
De geregistreerde quota instellen...................................................................................... 149 Alle afdelingstellers resetten.............................................................................................. 150 Alle afdelingscodes verwijderen ........................................................................................ 151
Hoofdstuk 4
BIJLAGE Letters instellen .................................................................................................................... 154 Toetsenbord op scherm..................................................................................................... 154 Numeriek toetsenpaneel op scherm.................................................................................. 155 Afdrukformaat lijsten ........................................................................................................... 156 TOTAALTELLERLIJST...................................................................................................... 156 AFDELINGSCODELIJST .................................................................................................. 157 ADRESBOEKINFORMATIE .............................................................................................. 158 GROEPNUMMERINFORMATIE ....................................................................................... 159 FUNCTIELIJST (Gebruiker) .............................................................................................. 160 NIC-configuratiepagina...................................................................................................... 161 FUNCTIELIJST (Beheerder) ............................................................................................. 163 PS3-lettertypelijst............................................................................................................... 182 PCL-lettertypelijst .............................................................................................................. 183
TREFWOORDENREGISTER ............................................................................................................................... 185
INHOUD
5
6
INHOUD
1.
ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER) Toegang tot menu Gebruiker .................................................................................................. 8 ALGEMEEN ............................................................................................................................... 9 Wijzigen van de weergavetaal................................................................................................................................9 Instellen van modus Reversed display .................................................................................................................10 Aanpassen van de weergave-instelling ................................................................................................................10 Instellen van de automatische kalibratie ..............................................................................................................10 De kalibratie instellen ...........................................................................................................................................10 Instellen van de registratie ................................................................................................................................... 11
KOPIËREN............................................................................................................................... 12 FAXEN ..................................................................................................................................... 13 SCANNEN................................................................................................................................ 14 E-FILING .................................................................................................................................. 16 LIJST........................................................................................................................................ 17 LADE........................................................................................................................................ 18 ADRES..................................................................................................................................... 20 Contactpersonen beheren in het adresboek ........................................................................................................20 Groepen beheren in het adresboek......................................................................................................................31
CONTR. E-MAIL ...................................................................................................................... 43 GEBRUIKERSWACHTWOORD WIJZIGEN............................................................................ 44
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
Toegang tot menu Gebruiker Volg de onderstaande stappen om naar menu Gebruiker te gaan in scherm GEBRUIKERSPROG.
1
Druk op toets [USER FUNCTIONS] op het bedieningspaneel om naar menu GEBRUIKERSPROG. te gaan.
2
Druk op tabblad [GEBRUIKER].
3
Ga verder met de bewerking van de benodigde gebruikersinstelling.
Het GEBRUIKER-menu wordt weergegeven.
Scherm Gebruikersfuncties bevat de volgende knoppen. Raadpleeg voor meer informatie over elke knop de overeenkomstige pagina. P.9 “ALGEMEEN”
P.17 “LIJST”
P.12 “KOPIËREN”
P.18 “LADE”
P.13 “FAXEN”
P.20 “ADRES”
P.14 “SCANNEN”
P.43 “CONTR. E-MAIL”
P.16 “E-FILING”
P.44 “GEBRUIKERSWACHTWOORD WIJZIGEN”
y [WIJZIG GEBRUIKERSWACHTWOORD] is alleen beschikbaar wanneer functie MPF Lokale verificatie is ingeschakeld. y Als functie Gebruikersbeheer is ingeschakeld, dan is tabblad [ADMIN] niet beschikbaar wanneer een gebruiker zonder beheerdersrechten zich aanmeldt op het multifunctionele systeem. y [E-FILING] wordt alleen weergegeven wanneer de harde schijf in het multifunctionele systeem geïnstalleerd is.
8
Toegang tot menu Gebruiker
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
ALGEMEEN U kunt de oorspronkelijke instellingen (standaardinstellingen) voor het multifunctionele systeem wijzigen.
Raadpleeg voor instructies over hoe scherm Algemeen weer te geven de volgende pagina: P.8 “Toegang tot menu Gebruiker”
Via dit menu kunt u de volgende procedures uitvoeren: P.9 “Wijzigen van de weergavetaal”
P.10 “Instellen van de automatische kalibratie”
P.10 “Instellen van modus Reversed display”
P.10 “De kalibratie instellen”
P.10 “Aanpassen van de weergaveinstelling”
P.11 “Instellen van de registratie”
De weergegeven knoppen verschillen, afhankelijk van het model.
Wijzigen van de weergavetaal U kunt de taal die voor het aanraakpaneel gebruikt wordt, wijzigen naar een andere. Het selecteren van de gewenste taal en daarna op [OK] drukken, wijzigt de taal die voor het aanraakpaneel gebruikt wordt naar die van de selectie.
Raadpleeg de volgende pagina voor het toevoegen van weergavetalen: P.63 “Toevoegen of verwijderen van weergavetalen”
ALGEMEEN
9
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
Instellen van modus Reversed display Het is mogelijk het aanraakpaneel omgekeerd (geïnverteerd) weer te geven wanneer de normale weergave te helder is, of wanneer de weergave duidelijker moet zijn. Druk op [AAN] om het Reversed Display in te schakelen of [UIT] om het Reversed Display uit te schakelen.
Scherm in modus Reversed display
Aanpassen van de weergave-instelling U kunt de helderheid van het aanraakpaneel instellen. Pas de helderheid in scherm [SCHERMINSTELLING] aan door op
of
te drukken.
Als u op [RESET] drukt, wordt de instelling gereset naar de fabrieksinstellingen.
Instellen van de automatische kalibratie Het is mogelijk de kleurgradaties automatisch te kalibreren wanneer schaduwen of kleurtonen niet juist gereproduceerd worden in de afbeeldingen die door het multifunctionele systeem gescand worden. Kalibreer door de instructies op het scherm te volgen.
y Dit menu is niet voor alle modellen beschikbaar. y Gebruik “KALIBRATIE” om de schaduw en kleurtoon van de afbeeldingen preciezer af te stellen.
De kalibratie instellen Het is mogelijk de kleurgradaties automatisch te kalibreren wanneer schaduwen of kleurtonen niet juist gereproduceerd worden in de afbeeldingen die door het multifunctionele systeem gescand worden. Met deze functie is het mogelijk meer precieze aanpassingen te maken dan met “AUTO KALIBRATIE”. De instructies voor het uitvoeren van een kalibratie zijn hetzelfde als wanneer deze wordt uitgevoerd in het Beheerdersmenu. Raadpleeg de volgende pagina: P.58 “De kalibratie instellen”
[KALIBRATIE] wordt alleen in het Gebruikersmenu weergegeven wanneer [KALIBRATIE] in scherm WEERGAVENIVEAU van het Beheerdersmenu ingesteld is op [GEBRUIKER]. Raadpleeg voor instructies over het wijzigen van het weergaveniveau de volgende pagina: P.58 “Instellen van het kalibratie- en registratiedisplayniveau”
10
ALGEMEEN
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER) 1.ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
Instellen van de registratie Wanneer kleuren verkeerd geregistreerd worden, kan de positie van elke kleur uitgelijnd worden. Deze knop is niet voor alle modellen beschikbaar. De instructies voor het uitvoeren van de registratie zijn hetzelfde als wanneer deze wordt uitgevoerd in het Beheerdersmenu. Raadpleeg de volgende pagina: P.59 “Instellen van de registratie”
[REGISTRATIE] wordt alleen in het Gebruikersmenu weergegeven wanneer [REGISTRATIE] in scherm WEERGAVENIVEAU van het Beheerdersmenu ingesteld is op [GEBRUIKER]. Raadpleeg voor instructies over het wijzigen van het weergaveniveau de volgende pagina: P.58 “Instellen van het kalibratie- en registratiedisplayniveau”
ALGEMEEN
11
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
KOPIËREN U kunt de oorspronkelijke instellingen (standaardinstellingen) van kopieeropdrachten wijzigen.
y Het aantal pagina's en opties dat in scherm KOPIËREN weergegeven wordt, verschilt, afhankelijk van het model. y Raadpleeg voor instructies over hoe scherm KOPIËREN weer te geven de volgende pagina: P.8 “Toegang tot menu Gebruiker” y Raadpleeg de Kopieerhandleiding voor meer informatie over de kopieerfuncties. Het scherm is opgebouwd uit meerdere pagina's. Druk op pagina's. Naam item
of
om achteruit en/of vooruit te bladeren door de
Omschrijving
BELICHTING
Een instellingsitem voor monochrome modellen. Kies de gewenste belichting voor kopieertaken. y AUTO — druk op deze knop om het contrast automatisch in overeenstemming met het origineel in te stellen. y MANUAL — druk op deze knop om het contrast handmatig in te stellen.
BELICHTING VOOR KLEUR
Een instellingsitem voor kleurenmodellen. Kies de gewenste belichting voor kleurenkopieën. y AUTO — druk op deze knop om het contrast automatisch in overeenstemming met het origineel in te stellen. y MANUAL — druk op deze knop om het contrast handmatig in te stellen.
BELICHTING VOOR ZWART
Een instellingsitem voor kleurenmodellen. Kies de gewenste belichting voor zwart-witkopieën. y AUTO — druk op deze knop om het contrast automatisch in overeenstemming met het origineel in te stellen. y MANUAL — druk op deze knop om het contrast handmatig in te stellen.
KLEURENMODUS
Een instellingsitem voor kleurenmodellen. Druk op de knop van de gewenste kleurenmodus voor kopieertaken. Enkel [ZWART] kan worden geselecteerd wanneer de functie 'Geen limiet zwart' ( P.148) is ingeschakeld.
BEELDRICHTING
Selecteer of de functie voor BEELDRICHTING gebruikt moet worden. y INSCHAKELEN — druk op deze knop om de functie in te schakelen. y UITSCHAKELEN — druk op deze knop om de functie uit te schakelen.
HANDINVOER
Druk op de knop van de gewenste papiersoort voor handinvoer. De weergegeven papiersoorten verschillen, afhankelijk van het model. Raadpleeg voor meer informatie over de papiersoorten de Kopieerhandleiding “Hoofdstuk 1: VÓÓR GEBRUIK VAN HET MULTIFUNCTIONELE SYSTEEM”.
ORIGIN. MODUS
Een instellingsitem voor monochrome modellen. Druk op de knop van de gewenste originelenmodus.
ORIGINELENMODUS VOOR KLEUR
Een instellingsitem voor kleurenmodellen. Druk op de knop van de gewenste originelenmodus voor kopieertaken.
ORIGINELENMODUS VOOR ZWART
Een instellingsitem voor kleurenmodellen. Druk op de knop van de gewenste originelenmodus voor zwart-wit kopieertaken.
INSERTER/ ACHTERKAFT OMKEREN
Wanneer deze instelling [AAN] staat, wordt de uitvoer van de achterkaft die uit de inserter ingevoerd wordt, omgekeerd; dit is nuttig wanneer de achterkaft omgekeerd uitgevoerd moet worden bij gebruik van papier met een verschillende voor- en achterzijde voor de voorkaft en de achterkaft.
TABAFMETING
Met deze instelling kunt u de tabafmeting instellen van de tabbladen die in de lades of in de handinvoerlade geplaatst zijn. Met deze optie kunt u ook de afmeting instellen voor het verplaatsen van het gekopieerde beeld naar de gewenste positie op het tabblad.
ORIGINELENMODUS VOOR AUTO KLEUR
Een instellingsitem voor kleurenmodellen. Druk op de knop van de gewenste originelenmodus voor kopieertaken.
SLA LEGE PAGINA OVER AANPASSING
Selecteer uit 7 niveaus de gewenste gevoeligheid voor het detecteren en verwijderen van blanco pagina's uit het gescande origineel in een kopieertaak. Hoe hoger de gevoeligheid wordt ingesteld, door te drukken op , hoe groter de kans dat het apparaat blanco pagina's zal detecteren. Raadpleeg voor meer informatie over deze functie de Kopieerhandleiding “Hoofdstuk 4: BEWERKEN-FUNCTIES”.
ACS-AANPASSING
Een instellingsitem voor kleurenmodellen. Selecteer uit 7 niveaus de gewenste gevoeligheid voor het detecteren of een origineel dat in modus Autokleur gekopieerd wordt, een kleuren- of een zwart-witorigineel is. Hoe hoger de gevoeligheid wordt ingesteld, door te drukken op , hoe groter de kans dat het apparaat een gescand origineel als kleurendocument zal herkennen. Hoe lager de gevoeligheid wordt ingesteld, door te drukken op , hoe groter de kans dat het multifunctionele systeem een gescand origineel als zwart-wit-document zal herkennen.
12
KOPIËREN
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
FAXEN U kunt de oorspronkelijke instellingen (standaardinstellingen) van fax- en internetfaxopdrachten wijzigen. Om faxen te verzenden en te ontvangen, moet de Faxeenheid geïnstalleerd zijn. Als de Faxeenheid niet geïnstalleerd is, kunnen alleen [RESOLUTION], [ORIGINAL MODE], [EXPOSURE], [PREVIEW SETTING] en [INITIAL PREVIEW TYPE] ingesteld worden. Raadpleeg voor gegevens over andere instellingsitems de Operator's Manual for FAX Unit "Chapter 6: SETTING ITEMS".
y Als de Faxeenheid niet geïnstalleerd is, worden opties die in dit menu ingesteld worden, toegepast op internetfaxverzendingen. y Afhankelijk van het model is [FAXEN] alleen beschikbaar wanneer de scannerkit en/of de printer-/scannerkit geïnstalleerd zijn. y Raadpleeg voor instructies over hoe scherm FAXEN weer te geven de volgende pagina: P.8 “Toegang tot menu Gebruiker” Het scherm is opgebouwd uit meerdere pagina's. Druk op pagina's. Naam item
of
om achteruit en/of vooruit te bladeren door de
Omschrijving
RESOLUTIE
selecteer de resolutie op basis van de kenmerken van het origineel. y STANDARD — deze optie is geschikt voor originelen met een normale tekstgrootte. y FINE — deze optie is geschikt voor originelen met een kleine tekstgrootte en fijne illustraties. y U-FINE — deze optie is geschikt voor originelen met een kleine tekstgrootte en zeer gedetailleerde illustraties.
ORIGIN. MODUS
selecteer de scanmodus op basis van het soort origineel. y TEXT — deze optie is geschikt voor originelen met tekst en lijntekeningen. y TEXT/PHOTO — deze optie is geschikt voor originelen met een combinatie van tekst en foto's. y PHOTO — deze optie is geschikt voor originelen met foto's.
BELICHTING
Kies de gewenste belichting voor het origineel. Bij het handmatig instellen van het contrast wordt op of gedrukt om het gewenste contrast in te stellen. Bij het automatisch instellen van het contrast in overeenstemming met het het origineel wordt op [AUTO] gedrukt.
VOORBEELDINSTELLING
Het inschakelen van functie Voorbeeld maakt het mogelijk de gescande afbeelding te zien voordat de fax/internetfaxtaak verzonden wordt. y AAN — druk op deze knop om de functie in te schakelen. y UIT — druk op deze knop om de functie uit te schakelen.
INITIEEL TYPE VOORBEELD
Kies de weergavemodus voor het voorbeeldscherm. De beschikbare opties zijn: [PAGE FIT] en [WIDTH FIT].
[PREVIEW SETTING] en [INITIAL PREVIEW TYPE] zijn niet voor alle modellen beschikbaar.
FAXEN
13
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
SCANNEN U kunt de oorspronkelijke instellingen (standaardinstellingen) van scanopdrachten wijzigen.
y Afhankelijk van het model is [SCAN] alleen beschikbaar wanneer de scannerkit en/of de printer-/scannerkit geïnstalleerd zijn. y Raadpleeg voor instructies over hoe scherm SCAN weer te geven de volgende pagina: P.8 “Toegang tot menu Gebruiker” Het scherm is opgebouwd uit meerdere pagina's. Druk op pagina's.
of
Naam item
om achteruit en/of vooruit te bladeren door de
Omschrijving
KLEURENMODUS
Druk op de toets van de gewenste modus.
COMPRESSIE
druk op de toets van de gewenste modus voor scanopdrachten in de modi Grijstinten, Kleur of Auto kleur.
ENKEL-/ DUBBELZIJDIGE SCAN
Druk op de toets van de gewenste modus. y [ENKEL] — druk op deze toets om enkelzijdig scannen als standaardscanmodus in te stellen. y [BOEK] — druk op deze toets om scannen van boekformaat als standaardscanmodus in te stellen. Hierdoor worden beide zijden van de originelen in dezelfde richting gescand. y [KALENDER] — druk op deze toets om scannen van kalenderformaat als standaardscanmodus in te stellen. Hierdoor wordt de voorpagina in de algemene richting gescand en de achterpagina in tegengestelde richting.
ROTEREN
Druk op de toets van de gewenste modus. — Selecteer deze optie om de originelen te scannen zonder dat de richting wordt
y gewijzigd. y y y
— Selecteer deze optie om uw scans 90 graden rechtsom te draaien. — Selecteer deze optie om uw scans 180 graden te draaien. — Selecteer deze optie om uw scans 90 graden linksom te draaien.
VOORBEELDINSTELLING
Door het inschakelen van functie Voorbeeld is het mogelijk een voorbeeld van de afgedrukte afbeeldingen te bekijken voordat ze worden opgeslagen of gemaild. y AAN — druk op deze knop om de functie in te schakelen. y UIT — druk op deze knop om de functie uit te schakelen.
INITIEEL TYPE VOORBEELD
Kies de weergavemodus voor het voorbeeldscherm. De beschikbare opties zijn: [PAGE FIT] en [WIDTH FIT].
SLA LEGE PAGINA OVER AANPASSING
Selecteer uit 7 niveaus de gewenste gevoeligheid voor het detecteren en verwijderen van blanco pagina's uit het gescande origineel in een scantaak. Hoe hoger de gevoeligheid wordt ingesteld, door te drukken op , hoe groter de kans dat het apparaat blanco pagina's zal detecteren. Raadpleeg voor meer informatie over functie 'Blanco pagina overslaan' de Scanning Guide “Chapter 3: USEFUL FUNCTIONS”.
ACS-AANPASSING
Selecteer uit 7 niveaus de gewenste gevoeligheid voor het detecteren of een origineel dat in modus Autokleur gescand wordt, een kleuren- of een zwart-wit-origineel is. Hoe hoger de gevoeligheid wordt ingesteld, door te drukken op , hoe groter de kans dat het apparaat een gescand origineel als kleurendocument zal herkennen. Hoe lager de gevoeligheid wordt ingesteld, door te drukken op , hoe groter de kans dat het multifunctionele systeem een gescand origineel als zwart-wit-document zal herkennen.
14
AFDRUKKWALITEIT VOOR ZWART IN ACS
Druk op de knop voor de gewenste beeldkwaliteit voor het scannen van zwart-witoriginelen in modus Auto kleur. De beschikbare opties zijn: [STANDARD] en [HIGH QUALITY].
ZWART/ WITAANPASSING VOOR STANDAARD
Kies de belichting voor het scannen van zwart-witoriginelen in modus Auto kleur.
SCANNEN
Hoe hoger de belichting wordt ingesteld, door op een origineel zullen zijn.
te drukken, hoe lichter scans van zwart-wit in
Hoe lager de belichting wordt ingesteld, door op in een origineel zullen zijn.
te drukken, hoe donkerder scans van zwart-wit
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER) 1.ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
[PREVIEW SETTING] en [INITIAL PREVIEW TYPE] zijn niet voor alle modellen beschikbaar.
Stel voor elke kleurenmodus (kleur/auto kleur, grijstinten of zwart) de volgende onderwerpen in. Naam item
Omschrijving
RESOLUTIE
Druk op de knop van de gewenste resolutie (dpi) voor scans.
ORIGIN. MODUS
Druk op de knop van de gewenste modus voor scans. ([ORIGIN. MODUS] is niet beschikbaar in modus grijstinten.)
BELICHTING
Kies de gewenste belichting voor scans. Druk om het contrast handmatig in te stellen op of en stel het gewenste contrastniveau in. Bij het automatisch instellen van het contrast in overeenstemming met het het origineel wordt op [AUTO] gedrukt.
ACHTERGRONDINSTELLING
Kies de gewenste achtergrondbelichting voor scans. Hoe hoger de belichting wordt ingesteld, door op zijn.
te drukken, hoe lichter de achtergrondkleur zal
Hoe lager de belichting wordt ingesteld, door op zal zijn.
te drukken, hoe donkerder de achtergrondkleur
SCANNEN
15
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
E-FILING U kunt het type beeldkwaliteit instellen voor het afdrukken van kleurendocumenten die zijn opgeslagen via scannen naar e-Filing.
Functie e-Filing is alleen beschikbaar wanneer de harde schijf in het multifunctionele systeem geïnstalleerd is.
Raadpleeg voor instructies over hoe scherm E-FILING weer te geven de volgende pagina: P.8 “Toegang tot menu Gebruiker” Naam item ALGEMEEN
16
Omschrijving druk op deze toets om de geschikte kleurkwaliteit in te stellen voor het afdrukken van een algemeen kleurdocument.
FOTO
druk op deze toets om de geschikte kleurkwaliteit in te stellen voor het afdrukken van foto's.
PRESENTATIE
druk op deze toets om de geschikte kleurkwaliteit in te stellen voor het afdrukken van presentatiemateriaal.
LIJNTEKENINGEN
druk op deze toets om de geschikte kleurkwaliteit in te stellen voor het afdrukken van een document met veel tekst of lijntekeningen.
E-FILING
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
LIJST U kunt onderstaande lijsten afdrukken.
y Raadpleeg voor instructies over hoe scherm LIJST weer te geven de volgende pagina: P.8 “Toegang tot menu Gebruiker” y De lijst wordt afgedrukt op het papier dat wordt ingevoerd vanuit de lade met LT-R- of A4-R-papier en wordt uitgevoerd naar de uitvoerlade. Naam item ADRESBOEK
Omschrijving druk op deze knop om de ADRESBOEKINFORMATIE af te drukken die alle geregistreerde contactpersonen in het multifunctionele systeem weergeeft. y SORTEER ID — druk op deze knop om de ADRESBOEKINFORMATIE af te drukken, gesorteerd op ID-nummer. y SORTEER NAAM — druk op deze knop om de ADRESBOEKINFORMATIE af te drukken, gesorteerd op achternaam.
Voor een voorbeeld van de ADRESBOEKINFORMATIE, zie de volgende pagina: P.158 “ADRESBOEKINFORMATIE” GROEPNUMMERS
druk op deze knop om de GROEPNUMMER-INFORMATIE af te drukken die alle geregistreerde groepen en leden ervan in het multifunctionele systeem weergeeft.
Voor een voorbeeld van de GROEPNUMMERINFORMATIE, zie de volgende pagina: P.159 “GROEPNUMMERINFORMATIE” FUNCTIE
druk op deze knop om de FUNCTIELIJST (gebruiker) af te drukken.
Voor een voorbeeld van de FUNCTIELIJST, zie de volgende pagina: P.160 “FUNCTIELIJST (Gebruiker)”
Wanneer de functie Afdelingsbeheer is ingeschakeld, dan wordt het scherm om de afdelingscode in te voeren weergegeven. Voer de afdelingscode in en druk op [OK] om elke lijst af te drukken. Als echter functie 'Geen limiet zwart' ( P.148) ingeschakeld is, dan worden de lijsten afgedrukt zonder dat het scherm voor het invoeren van de afdelingscode verschijnt.
LIJST
17
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
LADE U kunt het papierformaat en -type voor elke lade instellen.
Raadpleeg voor instructies over hoe scherm PAPIERLADE weer te geven de volgende pagina: P.8 “Toegang tot menu Gebruiker”
1
Druk in scherm PAPIERLADE op het deel van de illustratie dat overeenkomt met de lade waarvan het papierformaat gewijzigd moet worden en druk op de knop voor het gewenste formaat.
Voor modellen die het papierformaat automatisch detecteren zorgt een keuze voor [AUTO(mm)] of [AUTO(inch)] ervoor dat het formaat van het papier dat in laden geplaatst wordt, automatisch ingesteld wordt. Druk bij gebruik van papier van formaat A/B zoals A3 en A4 op [AUTO(mm)] en bij gebruik van papier van formaat LT, zoals LD en LT, op [AUTO(inch)].
y De weergegeven knoppen verschillen, afhankelijk van het model. y Het is mogelijk dat het multifunctionele systeem het papierformaat niet detecteert en "!" weergeeft voor de lade als er papier van formaat LT wordt geplaatst in de lade waarvoor [AUTO (mm)] is ingesteld of omgekeerd. Corrigeer de selectie van de knop. Druk voor het wijzigen van de papiersoort van gewoon papier in een andere soort of het aangeven van het gebruiksdoel van het papier in de lade op [PAPIERSOORT] en ga verder naar stap 2. Druk, als het niet nodig is een papierformaat in te stellen, op [OK] en rond de bewerking af.
18
LADE
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER) 1.ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
2
Druk op het gedeelte in de afbeelding dat overeenkomt met de lade waarvan de papiersoort gewijzigd moet worden, druk op de knop voor de gewenste papiersoort en vervolgens op [OK] om de instellingen op te slaan.
Scherm PAPIERSOORT bestaat uit twee delen: DIKTE en KENMERK. Stel DIKTE in bij gebruik van dik papier en bij gerecycled papier. Stel KENMERK in wanneer het papier in de lade voor een specifiek doel gebruikt wordt. Als bijvoorbeeld [TUSSENLEG] voor een lade wordt geselecteerd, zal het papier in de lade altijd gebruikt worden voor het invoegen van kopieën.
De weergegeven knoppen verschillen, afhankelijk van het model.
y Raadpleeg voor meer informatie over de papiersoorten de Kopieerhandleiding “Hoofdstuk 1: VÓÓR GEBRUIK VAN HET MULTIFUNCTIONELE SYSTEEM”. y Papier dat in een lade geplaatst is met een DIKTE anders dan [NORMAAL] of [RECYCLING.], of papier dat geplaatst is in een lade met KENMERK anders dan [NEE] ligt buiten de scope van de Automatische PapierSelectie (APS). Voor meer informatie over APS, raadpleeg de Kopieerhandleiding “Hoofdstuk 3: BELANGRIJKSTE KOPIEERFUNCTIES”. y Wanneer voor een lade een kenmerk anders dan [NEE] ingesteld is, valt het papier dat in deze lade geplaatst is buiten de scope van de functie Automatisch Wisselen van Papiermagazijn. Voor meer informatie over deze functie, zie de volgende pagina: P.96 “KOPIËREN”
LADE
19
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
ADRES Via dit menu kunt u de volgende procedures uitvoeren: y P.20 “Contactpersonen beheren in het adresboek” y P.31 “Groepen beheren in het adresboek”
Raadpleeg voor instructies over hoe scherm ADRES BOEK weer te geven de volgende pagina: P.8 “Toegang tot menu Gebruiker”
Contactpersonen beheren in het adresboek Contactpersonen die in het adresboek opgenomen zijn, kunnen bijvoorbeeld weergegeven worden vanuit het scherm dat weergegeven wordt wanneer op het bedieningspaneel op knop [FAXEN] gedrukt wordt. Bij het verzenden van een fax of internetfax is het eenvoudig ontvangers aan te geven door deze te selecteren uit de lijst in het adresboek. Daarnaast kan het adresboek ook gebruikt worden om e-mailadressen aan te geven voor 'scannen naar e-mail'-overdrachten. In het adresboek kunnen tot 3000 contactpersonen geregistreerd worden (tot 400 als er geen harde schijf in het multifunctionele systeem geïnstalleerd is); deze kunnen een faxnummer en/of een e-mailadres bevatten. Indien de FAXeenheid geïnstalleerd is, kunt u ook de opties voor faxverzending instellen voor elke contactpersoon, zoals verzendtype, ECM, verzendkwaliteit, lijnselectie en subadresinstellingen.
y Om faxen te verzenden en te ontvangen, moet de Faxeenheid geïnstalleerd zijn. y Afhankelijk van het model kunnen e-mailadressen die in het adresboek staan alleen gebruikt worden als bestemming voor scannen naar e-mail of Internetfaxen wanneer de scannerkit of de printer-/scannerkit geïnstalleerd is. In tab [ENKEL] in menu ADRES BOEK kunnen de volgende bewerkingen uitgevoerd worden om contactpersonen te beheren.
P.20 “Nieuwe contactpersonen creëren” P.26 “Bewerken of verwijderen van contactpersonen” P.28 “Contactpersonen zoeken”
U kunt adresboekgegevens importeren en exporteren in de TopAccess-beheerdersmodus. Voor meer informatie, zie de TopAccess Guide “Chapter 8: [Administration] Tab Page”.
Nieuwe contactpersonen creëren U kunt nieuwe contactpersonen in het adresboek toevoegen/creëren. Voor het creëren van nieuwe contactpersonen zijn de volgende twee methoden beschikbaar. P.21 “Contactpersonen registreren via de USER FUNCTIONS en knop [ADDRESS]” P.24 “Contactpersonen registreren vanuit loglijsten”
20
ADRES
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER) 1.ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
Contactpersonen registreren via de USER FUNCTIONS en knop [ADDRESS]
1
Druk op een niet gebruikte toets om een nieuwe contactpersoon te registreren en druk op [TOEGANG].
Scherm ADRESBOEK REGISTREREN wordt weergegeven.
Als het aanraakscherm geen niet gebruikte knop weergeeft, druk dan op geven.
om de volgende pagina weer te
ADRES
21
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
2
Druk op elke toets op het aanraakscherm om de volgende contactinformatie in te voeren.
Naam item
Omschrijving
VOORNAAM
druk op deze toets om de voornaam van de contactpersoon in te voeren. Deze naam zal verschijnen in de adresboeklijst op het aanraakscherm. U kunt tot 32 tekens invoeren.
ACHTERNM.
druk op deze toets om de achternaam van de contactpersoon in te voeren. Deze naam zal verschijnen in de adresboeklijst op het aanraakscherm. U kunt tot 32 tekens invoeren.
FAX NR.
druk op deze toets om het faxnummer van de contactpersoon in te voeren. Er kunnen tot 128 cijfers ingegeven worden.
2eFAX
druk op deze toets om een tweede faxnummer voor de contactpersoon in te voeren. (Als meerdere pogingen om verbinding te leggen met [FAX NR.] mislukken, wordt een fax, mits dit veld gevuld is, naar [2eFAX] verzonden.) Er kunnen tot 128 cijfers ingegeven worden.
E-MAIL
druk op deze toets om het e-mailadres van de contactpersoon in te voeren. U kunt een adres ingeven van tot 192 alfanumerieke tekens.
BEDRIJF
druk op deze toets om de bedrijfsnaam van de contactpersoon in te voeren. Er kunnen tot 64 tekens ingevoerd worden.
AFD.
druk op deze toets om de afdelingsnaam van de contactpersoon in te voeren. Er kunnen tot 64 tekens ingevoerd worden.
KENMERK
druk op deze toets om een trefwoord voor de contactpersoon in te voeren. Dit trefwoord kan worden gebruikt om deze contactpersoon te zoeken. Er kunnen tot 256 tekens ingevoerd worden.
[VOORNAAM] of [ACHTERNM.] en [FAX NR.] of [E-MAIL] zijn verplichte velden. De contactpersoon zal niet geregistreerd worden als een van deze gegevens mist. y Wanneer u op een andere toets dan [FAX NR.] of [2eFAX]) drukt, wordt het toetsenbord op scherm weergegeven. Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina: P.154 “Toetsenbord op scherm” y Wanneer u op de toets [FAX NR.] of [2eFAX]) drukt, dan wordt het numerieke toetsenpaneel op scherm weergegeven. Raadpleeg voor meer informatie over het numerieke toetsenpaneel op scherm de volgende pagina: P.155 “Numeriek toetsenpaneel op scherm”
3
Druk op [OPTIE] om de standaardinstellingen voor een faxverzending aan te geven.
y Deze functie is alleen beschikbaar wanneer de Faxeenheid is geïnstalleerd. y Raadpleeg voor gegevens van de opties voor faxverzending de Operator's Manual for FAX Unit "Chapter 6: SETTING ITEMS".
22
ADRES
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER) 1.ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
4
Druk op [OK] om de contactpersoon te registreren.
De contactpersoon wordt geregistreerd in het adresboek.
ADRES
23
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
Contactpersonen registreren vanuit loglijsten U kunt informatie zoals de externe faxnummers en e-mailadressen in het adresboek registreren vanuit het scherm Verzend-/Ontvangstlog. De volgende informatie kan worden geregistreerd vanuit het verzendlog: y Externe faxnummers die direct zijn ingevoerd, of die zijn gezocht vanaf de LDAP-server y E-mailadressen die handmatig zijn ingevoerd of die zijn gezocht vanaf de LDAP-server De volgende informatie kan worden geregistreerd vanuit het ontvangstlog: y Externe faxnummers die direct zijn ingevoerd, of die zijn gezocht vanaf de LDAP-server voor een ondervragingsontvangst y E-mailadres van de afzender De volgende informatie kan worden geregistreerd vanuit het scanlog: y E-mailadressen die handmatig zijn ingevoerd
1 2
Druk op [TAAKSTATUS] op het aanraakscherm. Druk op tabblad [LOG] en druk op [ZENDEN] (of [ONTVANGEN] of [SCAN]).
De VERZEND- (of ONTVANGST- of SCAN-) LOG-lijst wordt weergegeven.
3
Selecteer de opdracht die het faxnummer of het e-mailadres bevat dat u wilt registreren in het adresboek en druk op [TOEGANG].
Om e-mailadressen als BCC-contactpersoon (verborgen kopiehouder) te registreren in het adresboek vanuit de scanlog, moet optie [BCC-adresweergave] ingeschakeld zijn vanuit het TopAccess-e-mailmenu. Als optie [BCC-adresweergave] ingeschakeld is, dan wordt in scherm Scanlog als omschrijving [BCC-adres] weergegeven in plaats van een e-mailadres. In dit geval is [TOEGANG] uitgeschakeld, zelfs wanneer als beschrijving [BCC-adres] wordt gekozen. Voor instructies voor het inschakelen van de optie [BCCadresweergave], raadpleeg de TopAccess Guide “Chapter 8: SETTING ITEMS”.
24
ADRES
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER) 1.ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
4
Bewerk de contactinformatie.
Raadpleeg stap 2 van de volgende bewerking voor de beschrijving van elk item: P.21 “Contactpersonen registreren via de USER FUNCTIONS en knop [ADDRESS]”
5
Druk op [OPTIE] om de standaardinstellingen voor een faxverzending aan te geven.
y Deze functie is alleen beschikbaar wanneer de Faxeenheid is geïnstalleerd. y Raadpleeg voor gegevens van de opties voor faxverzending de Operator's Manual for FAX Unit "Chapter 6: SETTING ITEMS".
6
Druk op [OK] om de contactpersoon te registreren.
De contactpersoon wordt geregistreerd in het adresboek.
ADRES
25
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
Bewerken of verwijderen van contactpersonen Het is mogelijk informatie van contactpersonen die in het adresboek geregistreerd is, te bewerken (of te verwijderen).
1
Druk in scherm ADRESBOEK op de te bewerken contactpersoon en druk op [BEWERKEN].
Scherm ADRESBOEK BEWERKEN wordt weergegeven.
y Als het aanraakscherm niet de contactpersoon weergeeft die u wilt bewerken, druk dan op om de volgende pagina weer te geven. y De zoekfunctie maakt het mogelijk snel naar de te bewerken contactpersoon te zoeken. Om de contactpersoon te zoeken, zie de volgende pagina: P.28 “Contactpersonen zoeken” Selecteer om te verwijderen de contactpersoon die u wilt verwijderen en druk op [VERWIJDER]. Bericht “Verwijderen OK?” wordt weergegeven in scherm ATTENTIE.
Druk op [JA] om de contactpersoon te verwijderen.
2
Bewerk de contactinformatie.
Raadpleeg stap 2 van de volgende bewerking voor de beschrijving van elk item: P.21 “Contactpersonen registreren via de USER FUNCTIONS en knop [ADDRESS]”
26
ADRES
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER) 1.ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
3
Druk op [OPTIE] om de standaardinstellingen voor een faxverzending aan te geven.
y Deze functie is alleen beschikbaar wanneer de Faxeenheid is geïnstalleerd. y Raadpleeg voor gegevens van de opties voor faxverzending de Operator's Manual for FAX Unit "Chapter 6: SETTING ITEMS".
4
Druk op [OK] om de contactpersoon op te slaan.
De bewerkte informatie van de contactpersoon wordt opgeslagen.
ADRES
27
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
Contactpersonen zoeken Voor het zoeken naar contactpersonen in het adresboek zijn de volgende twee methoden beschikbaar. Deze functie is nuttig bij het zoeken naar bepaalde contactpersonen. P.28 “Contactpersonen zoeken op ID-nummer” P.29 “Contactpersonen zoeken door een zoekreeks in te voeren”
Contactpersonen zoeken op ID-nummer
1
Druk in scherm ADRES BOEK op [BEKEND ID].
Het scherm BEKEND ID wordt weergegeven.
2
Voer het ID-nummer in met behulp van de digitale toetsen en druk op [OK].
3
Het aanraakscherm geeft de gevonden contactpersoon weer. Druk op de contactpersoon en op [BEWERKEN] om de contactinformatie te bewerken. Druk op [VERWIJDEREN] om de contactpersoon te verwijderen.
Raadpleeg voor instructies om de contactpersoon te bewerken of te verwijderen de volgende pagina: P.26 “Bewerken of verwijderen van contactpersonen”
28
ADRES
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER) 1.ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
Contactpersonen zoeken door een zoekreeks in te voeren
1
Druk in scherm ADRES BOEK op [ZOEK].
Het scherm ADRES ZOEKEN wordt weergegeven.
2
Druk op de knop van het doel van de zoekopdracht.
y Wanneer u op een andere toets dan [FAX NR.] drukt, wordt het toetsenbord op scherm weergegeven. Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina: P.154 “Toetsenbord op scherm” y Wanneer u op toets [FAX NR.] drukt, dan wordt het numerieke toetsenpaneel op scherm weergegeven. Raadpleeg voor meer informatie over het numerieke toetsenpaneel op scherm de volgende pagina: P.155 “Numeriek toetsenpaneel op scherm”
Contactpersonen die de zoekreeks bevatten voor het gespecificeerde item zullen worden gevonden.
3 4
Voer de zoekreeks in en druk op [OK]. Specificeer de zoekreeks in de items die u nodig hebt en druk op [ZOEK].
Druk op [WIS] om de ingevoerde zoekreeksen te wissen.
ADRES
29
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
5
Het aanraakscherm geeft de gevonden contactpersonen weer. Druk op de gewenste contactpersoon en op [OK] om de contactinformatie te bewerken.
Raadpleeg voor instructies over het bewerken van contactpersonen de volgende pagina: P.26 “Bewerken of verwijderen van contactpersonen”
Druk op
of
om de gevonden contactpersonen op verschillende pagina's weer te geven als één pagina
niet volstaat. Door op
of
te drukken worden 5 pagina's overgeslagen.
Als de zoekresultaten gewijzigd moeten worden, druk dan op [OPN. ZKN]. Het scherm als onder stap 2, waarin de zoekterm opgegeven kan worden, wordt opnieuw getoond.
30
ADRES
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER) 1.ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
Groepen beheren in het adresboek U kunt groepen creëren die meerdere contactpersonen bevatten, waardoor het mogelijk wordt groepen aan te geven in plaats van het elke contactpersoon apart te moeten selecteren bij scannen naar e-mail of fax- of internetfaxverzending. In het adresboek kunnen tot 200 groepen met tot 400 leden worden vastgelegd (tot 40 groepen en 80 leden als de harde schijf niet in het multifunctionele systeem geïnstalleerd is).
y Eén faxnummer of één e-mailadres telt als één bestemming. Als u zodoende een contactpersoon selecteert die zowel faxnummer als e-mailadres bevat, telt dit als twee bestemmingen in de groep. y Om faxen te verzenden en te ontvangen, moet de Faxeenheid geïnstalleerd zijn. In tab GROEP in menu ADRES BOEK kunnen de volgende bewerkingen uitgevoerd worden om contactpersonen te beheren.
P.31 “Nieuwe groepen maken” P.34 “Bewerken of verwijderen van groepen” P.40 “Groepen zoeken”
Nieuwe groepen maken U kunt nieuwe groepen in het adresboek creëren.
1
Druk in scherm ADRES BOEK op een niet-gebruikte knop om een nieuwe groep te registreren; druk daarna op [TOEGANG].
Scherm GROEP NR. REGISTRATIE wordt weergegeven.
Als het aanraakscherm geen niet gebruikte knop weergeeft, druk dan op geven.
om de volgende pagina weer te
ADRES
31
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
2
Druk op [GROEP NAAM].
Het schermtoetsenbord wordt weergegeven. Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina: P.154 “Toetsenbord op scherm”
3 4
Voer de groepsnaam in en druk op [OK]. Druk op [OK].
Scherm Testen van groepsleden wordt weergegeven.
5
Selecteer de contactpersonen die u aan de groep wilt toevoegen en druk op [OK].
y Om contactpersonen toe te voegen door elke contactpersoon handmatig te selecteren, zie de volgende pagina: P.36 “Contactpersonen toevoegen of verwijderen” y Om contactpersonen toe te voegen door ze te zoeken op ID-nummer, zie de volgende pagina: P.36 “Contactpersonen toevoegen of verwijderen door te zoeken op ID-nummer” y Om contactpersonen toe te voegen door ze te zoeken met een zoekreeks, zie de volgende pagina: P.37 “Contactpersonen toevoegen of verwijderen door te zoeken met een zoekreeks”
32
ADRES
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER) 1.ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
6
De nieuwe groep wordt gecreëerd en weergegeven op het aanraakscherm.
ADRES
33
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
Bewerken of verwijderen van groepen Het is mogelijk groepen die in het adresboek geregistreerd staan, te bewerken en te verwijderen; ook is het mogelijk contactpersonen aan groepen toe te voegen en ze eruit te verwijderen.
Het verwijderen van een groep verwijdert de contactpersonen niet uit tabblad [ENKEL]. Wanneer een contactpersoon echter via tab [ENKEL] verwijderd wordt, wordt deze ook uit de groep waarin deze geregistreerd is, verwijderd.
1
Druk in scherm ADRES BOEK op de te bewerken groep en druk op [BEWERKEN].
Scherm GROEP NR. BEWERKEN wordt weergegeven.
y Als het aanraakscherm niet de groep weergeeft die u wilt bewerken, druk dan op om de volgende pagina weer te geven. y Voor het vinden van de te bewerken groep zijn de volgende twee methoden beschikbaar. P.40 “Groepen zoeken op ID-nummer” P.41 “Zoeken naar groepen op groepsnaam” Selecteer om te verwijderen de groep die u wilt verwijderen en druk op [VERWIJDER]. Bericht “Verwijderen OK?” wordt weergegeven in scherm ATTENTIE.
Druk op [JA] om de groep te verwijderen.
34
ADRES
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER) 1.ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
2
Druk op [GROEP NAAM].
y Het schermtoetsenbord wordt weergegeven. Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina: P.154 “Toetsenbord op scherm” y Als het niet nodig is de groepsnaam te bewerken, ga dan naar stap 4.
3 4
Voer de groepsnaam in en druk op [OK]. Druk op [OK].
Scherm Testen van groepsleden wordt weergegeven. y Als u de leden van de groep niet wilt wijzigen, ga dan naar de volgende stap. y Als u de leden van de groep wilt wijzigen, raadpleeg dan de volgende pagina's: - Contactpersonen toevoegen of verwijderen door elke contactpersoon handmatig te selecteren P.36 “Contactpersonen toevoegen of verwijderen” - Contactpersonen toevoegen of verwijderen door ze te zoeken op ID-nummer P.36 “Contactpersonen toevoegen of verwijderen door te zoeken op ID-nummer” - Contactpersonen toevoegen of verwijderen door ze te zoeken met een zoekreeks P.37 “Contactpersonen toevoegen of verwijderen door te zoeken met een zoekreeks”
De gemarkeerde contacten zijn in de groep geregistreerd.
5
Druk op [OK].
De bewerkte informatie wordt opgeslagen.
ADRES
35
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
Contactpersonen toevoegen of verwijderen
1
Om een contactpersoon aan de groep toe te voegen, wordt op een niet-gemarkeerde contactpersoon gedrukt om deze te markeren. Om een contactpersoon uit de groep te verwijderen, wordt de markering verwijderd. Druk als het toevoegen of verwijderen van de contactpersonen voltooid is op [OK].
y Druk op de naam van een contactpersoon om zowel het faxnummer als het e-mailadres van die contactpersoon aan de groep toe te voegen/eruit te verwijderen. y Druk op in de contactinformatie om alleen het faxnummer van die contactpersoon aan de groep toe te voegen/eruit te verwijderen. y Druk op in de contactinformatie om alleen het e-mailadres van die contactpersoon aan de groep toe te voegen/eruit te verwijderen.
y Druk op of om de contactpersonen op verschillende pagina's weer te geven. y U kunt alle contactpersonen wissen door op [WIS SELECTIE] te drukken.
Contactpersonen toevoegen of verwijderen door te zoeken op ID-nummer
1
Druk in scherm Testen van groepsleden op [BEKEND ID].
Het scherm BEKEND ID wordt weergegeven.
36
ADRES
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER) 1.ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
2
Voer het ID-nummer in met behulp van de digitale toetsen en druk op [OK].
Het aanraakscherm geeft de gevonden contactpersonen weer.
3
Om een contactpersoon aan de groep toe te voegen, wordt op de contactpersoon gedrukt om deze te markeren. Om een contactpersoon uit de groep te verwijderen, wordt de markering gewist. Druk als het toevoegen of verwijderen van de contactpersonen voltooid is op [OK].
y Druk op de naam van een contactpersoon om zowel het faxnummer als het e-mailadres van die contactpersoon aan de groep toe te voegen/eruit te verwijderen. y Druk op in de contactinformatie om alleen het faxnummer van die contactpersoon aan de groep toe te voegen/eruit te verwijderen. y Druk op in de contactinformatie om alleen het e-mailadres van die contactpersoon aan de groep toe te voegen/eruit te verwijderen.
Contactpersonen toevoegen of verwijderen door te zoeken met een zoekreeks
1
Druk in scherm Testen van groepsleden op [ZOEK].
Het scherm ADRES ZOEKEN wordt weergegeven.
ADRES
37
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
2
Druk op de knop van het doel van de zoekopdracht.
y Wanneer u op een andere toets dan [FAX NR.] drukt, wordt het toetsenbord op scherm weergegeven. Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina: P.154 “Toetsenbord op scherm” y Wanneer u op toets [FAX NR.] drukt, dan wordt het numerieke toetsenpaneel op scherm weergegeven. Raadpleeg voor meer informatie over het numerieke toetsenpaneel op scherm de volgende pagina: P.155 “Numeriek toetsenpaneel op scherm”
Contactpersonen die de zoekreeks bevatten voor het gespecificeerde item zullen worden gevonden.
3 4
Voer de zoekreeks in en druk op [OK]. Specificeer de zoekreeks in de items die u nodig hebt en druk op [ZOEK].
Druk op [WIS] om de ingevoerde zoekreeksen te wissen.
38
ADRES
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER) 1.ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
5
Het aanraakscherm geeft de gevonden contactpersonen weer. Druk op de contactpersonen die u wilt toevoegen aan de groep om deze te markeren. Om een contactpersoon uit de groep te verwijderen, wordt de markering verwijderd. Druk als het toevoegen of verwijderen van de contactpersonen voltooid is op [OK].
y Druk op de naam van een contactpersoon om zowel het faxnummer als het e-mailadres van die contactpersoon aan de groep toe te voegen/eruit te verwijderen. y Druk op in de contactinformatie om alleen het faxnummer van die contactpersoon aan de groep toe te voegen/eruit te verwijderen. y Druk op in de contactinformatie om alleen het e-mailadres van die contactpersoon aan de groep toe te voegen/eruit te verwijderen.
Druk op
of
om de gevonden contactpersonen op verschillende pagina's weer te geven als één pagina
niet volstaat. Door op
of
te drukken worden 5 pagina's overgeslagen.
Als de zoekresultaten gewijzigd moeten worden, druk dan op [OPN. ZKN]. Het scherm als onder stap 2, waarin de zoekterm opgegeven kan worden, wordt opnieuw getoond.
ADRES
39
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
Groepen zoeken De volgende twee methodes kunnen worden gebruikt om contactpersonen in het adresboek te zoeken. Deze functie is nuttig bij het zoeken naar bepaalde groepen. P.40 “Groepen zoeken op ID-nummer” P.41 “Zoeken naar groepen op groepsnaam”
Groepen zoeken op ID-nummer
1
Druk in scherm ADRES BOEK op [BEKEND ID].
Het scherm BEKEND ID wordt weergegeven.
2
Voer het ID-nummer in met behulp van de digitale toetsen en druk op [OK].
Het aanraakscherm geeft de gevonden groepen weer.
3
Druk op de knop van de gewenste groep en ga door naar de bewerking voor het bewerken of verwijderen.
Raadpleeg voor instructies om groepen te bewerken of te verwijderen de volgende pagina: P.34 “Bewerken of verwijderen van groepen”
40
ADRES
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER) 1.ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
Zoeken naar groepen op groepsnaam
1
Druk in scherm ADRES BOEK op [ZOEK].
Scherm GROEP ZOEKEN wordt weergegeven.
2
Druk op [GROEP NAAM].
Het schermtoetsenbord wordt weergegeven. Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina: P.154 “Toetsenbord op scherm”
3 4
Voer de zoekreeks in en druk op [OK]. Druk op [ZOEK].
ADRES
41
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
5
Het aanraakscherm geeft de gevonden groepen weer. Druk op de gewenste groep en op [OK] om de groepsinformatie te bewerken.
Raadpleeg voor instructies om groepen te bewerken of te verwijderen de volgende pagina: P.34 “Bewerken of verwijderen van groepen”
Bevestigen van groepsleden U kunt de contactpersonen bevestigen die geregistreerd zijn in een groep.
1
Druk in scherm ADRES BOEK op [INHOUD] van de groep waarvan u de leden wilt bevestigen.
De in de groep geregistreerde contactpersonen worden weergegeven.
In scherm INHOUD worden eerst alle faxnummers weergegeven en vervolgens alle e-mailadressen.
42
ADRES
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
CONTR. E-MAIL Met deze functie kunt u controleren op nieuwe e-mails (internetfaxen) op de POP3-server. Als er een nieuwe e-mail ontvangen wordt op de POP3-server, print het multifunctionele systeem automatisch de e-mailgegevens nadat ze zijn opgehaald van de POP3-server.
Om deze bewerking uit te voeren, moet de POP3-server geconfigureerd worden met TopAccess. Voor instructies over hoe de POP3-server te configureren, raadpleeg de TopAccess Guide “Chapter 8: [Administration] Tab Page”.
y Raadpleeg voor instructies over hoe scherm CONTR. E-MAIL weer te geven de volgende pagina: P.8 “Toegang tot menu Gebruiker” y Het multifunctionele systeem controleert ook automatisch op nieuwe e-mails (internetfaxen) op de POP3-server.
CONTR. E-MAIL
43
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
GEBRUIKERSWACHTWOORD WIJZIGEN Wanneer functie MFP lokale verificatie ingeschakeld is, kunnen gebruikers hun wachtwoord voor authenticatie - dat in het authenticatiescherm van dit menu ingegeven is - wijzigen.
y [WIJZIG GEBRUIKERSWACHTWOORD] is alleen beschikbaar wanneer functie MPF Lokale verificatie is ingeschakeld. y Raadpleeg voor instructies over hoe scherm WIJZIG GEBRUIKERSWACHTWOORD weer te geven de volgende pagina: P.8 “Toegang tot menu Gebruiker”
1
Het wachtwoord wijzigen 1) 2) 3) 4)
Druk op [OUD WACHTWOORD] om het huidige wachtwoord in te voeren. Druk op [NW. WACHTWOORD] om het nieuwe wachtwoord in te voeren. Druk op [HERH. WACHTW.] om het nieuwe wachtwoord opnieuw in te voeren. Druk op [OK] om het nieuwe wachtwoord op te slaan.
Hierdoor gaat u terug naar het menu GEBRUIKER.
y Wanneer u op [OUD WACHTWOORD], [NW. WACHTWOORD] of [HERH. WACHTWOORD] drukt, wordt het toetsenbord op scherm weergegeven. Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina: P.154 “Toetsenbord op scherm” y Het ingevoerde wachtwoord wordt weergegeven met sterretjes (*) in de velden [OUD WACHTWOORD], [NW. WACHTWOORD] en [HERH. WACHTWOORD].
44
GEBRUIKERSWACHTWOORD WIJZIGEN
2.
ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER) Toegang tot menu Beheerder................................................................................................ 47 ALGEMEEN ............................................................................................................................. 49 De apparaatinformatie instellen............................................................................................................................50 De kennisgeving instellen.....................................................................................................................................51 Wijzigen van het beheerderswachtwoord en resetten van het servicewachtwoord .............................................52 De klok instellen ...................................................................................................................................................53 Instellen van de energiebesparende standen.......................................................................................................55 Instellen van het kalibratie- en registratiedisplayniveau .......................................................................................58 De kalibratie instellen ...........................................................................................................................................58 De grofheid van het afdrukken wijzigen ...............................................................................................................59 Instellen van de registratie ...................................................................................................................................59 Instellen van de statusmelding .............................................................................................................................60 Instellen van de automatische wisfunctie .............................................................................................................60 Beheer van de optielicenties ................................................................................................................................60 Toevoegen of verwijderen van weergavetalen .....................................................................................................63 Bijwerken van uw systeem ...................................................................................................................................66 Aanmaken of installeren van duplicaatbestanden ................................................................................................69 Instellen van de schermkalibratie .........................................................................................................................74 Exporteren van logs .............................................................................................................................................74 Instellen overslaan taken......................................................................................................................................75 De indeling van het toetsenbord wijzigen .............................................................................................................76 Reinigen van de hoofdladers en de LED-printkoppen..........................................................................................77 Instellen van de pop-upberichten .........................................................................................................................77 Instellen van de optie ...........................................................................................................................................77
NETWERK ............................................................................................................................... 78 Instellen van het TCP/IP-protocol (IPv4) ..............................................................................................................78 Instellen van het TCP/IP-protocol (IPv6) ..............................................................................................................80 Instellen van het IPX/SPX-protocol ......................................................................................................................86 Instellen van de NetWare-instellingen ..................................................................................................................87 Instellen van het SMB-protocol ............................................................................................................................88 Instellen van het AppleTalk-protocol.....................................................................................................................89 Instellen van de HTTP-netwerkservice.................................................................................................................90 Instellen van de Ethernetsnelheid ........................................................................................................................91 Instellen van de LDAP-services en de filterfuncties .............................................................................................92 Instellen van IPsec (IP-beveiliging) ......................................................................................................................93 Controleren van het netwerk ................................................................................................................................94
KOPIËREN............................................................................................................................... 96 FAXEN ..................................................................................................................................... 98 Instellen van de opties negeren en verkleind afdrukken voor RX print ................................................................98
BESTAND ................................................................................................................................ 99
E-MAIL................................................................................................................................... 100 INTERNETFAX ...................................................................................................................... 102 BEVEILIGING........................................................................................................................ 103 Beheer van certificaten ...................................................................................................................................... 103 Instellen van beveiligde PDF-bestanden............................................................................................................ 109 Uitvoeren van de integriteitscontrole...................................................................................................................111
LIJST/RAPPORT....................................................................................................................113 Instellen van het rapport..................................................................................................................................... 113 Uitvoeren van de integriteitscontrole...................................................................................................................111
PRINTER/E-FILING................................................................................................................118 INSTELLINGEN DRAADLOOS ............................................................................................ 120 GEBRUIKERSWACHTWOORD WIJZIGEN ......................................................................... 121 802.1X-INSTELLINGEN ........................................................................................................ 122 Instellen IEEE 802.1X-verificatie........................................................................................................................ 123 Foutmeldingen ................................................................................................................................................... 125
FABRIEK INST. ..................................................................................................................... 126
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
Toegang tot menu Beheerder Volg de onderstaande stappen om menu ADMIN weer te geven in scherm GEBRUIKERSPROG.
1
Druk op toets [USER FUNCTIONS] op het bedieningspaneel om naar menu GEBRUIKERSPROG. te gaan.
2
Druk op tab [ADMIN]. y Als functie Gebruikersbeheer uitgeschakeld is, moet u het beheerderswachtwoord invoeren. Ga naar de volgende stap. y Als functie Gebruikersbeheer ingeschakeld is, moet u zich aanmelden op de multifunctionele printer als gebruiker met beheerdersrechten. Als u op de tab [ADMIN] drukt, dan wordt het ADMIN-menu weergegeven. Ga verder naar stap 5.
Als u zich aanmeldt op de multifunctionele printer als gebruiker zonder beheerdersrechten, dan is tab [ADMIN] niet beschikbaar. Door functiegegevens in te stellen, kunt u aan gebruikers bepaalde rechten toekennen. Voor meer informatie, zie de TopAccess Guide “Chapter 7: [User Management] Tab Page”.
3
Druk op [WACHTWOORD].
Het schermtoetsenbord wordt weergegeven. Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina: P.154 “Toetsenbord op scherm”
4
Voer het beheerderswachtwoord in en druk op [OK]. Het ADMIN-menu wordt weergegeven.
y Als het beheerderswachtwoord nog niet eerder is gewijzigd, voer dan het standaardbeheerderswachtwoord "123456" in. y Het ingevoerde wachtwoord wordt weergegeven met sterretjes (*).
5
Ga verder met de gewenste administratieve bewerking. Wanneer in menu ADMIN (1/2) op ADMIN-menu (1/2)
gedrukt wordt, zal menu ADMIN (2/2) weergegeven worden. ADMIN-menu (2/2)
Toegang tot menu Beheerder
47
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
Scherm Gebruikersfuncties bevat de volgende knoppen. Raadpleeg voor meer informatie over elke knop de overeenkomstige pagina. P.49 “ALGEMEEN”
P.103 “BEVEILIGING”
P.78 “NETWERK”
P.113 “LIJST/RAPPORT”
P.96 “KOPIËREN”
P.118 “PRINTER/E-FILING”
P.98 “FAXEN”
P.120 “INSTELLINGEN DRAADLOOS”
P.99 “BESTAND”
P.126 “FABRIEK INST.”
P.100 “E-MAIL” P.121 “GEBRUIKERSWACHTWOORD WIJZIGEN” P.102 “INTERNETFAX” P.122 “802.1X-INSTELLINGEN”
48
Toegang tot menu Beheerder
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
ALGEMEEN U kunt de oorspronkelijke instellingen (standaardinstellingen) voor het multifunctionele systeem wijzigen.
Raadpleeg voor instructies over hoe scherm Algemeen weer te geven de volgende pagina: P.47 “Toegang tot menu Beheerder” Wanneer in menu ALGEMEEN (1/2) op
gedrukt wordt, zal menu ALGEMEEN (2/2) weergegeven worden.
menu ALGEMEEN (1/2)
menu ALGEMEEN (1/2)
Via dit menu kunt u de volgende procedures uitvoeren: P.50 “De apparaatinformatie instellen”
P.59 “Instellen van de registratie”
P.51 “De kennisgeving instellen”
P.60 “Instellen van de statusmelding”
P.52 “Wijzigen van het beheerderswachtwoord en resetten van het servicewachtwoord”
P.60 “Instellen van de automatische wisfunctie”
P.53 “De klok instellen”
P.60 “Beheer van de optielicenties”
P.55 “Instellen van de energiebesparende standen”
P.63 “Toevoegen of verwijderen van weergavetalen”
P.58 “Instellen van het kalibratie- en registratiedisplayniveau”
P.66 “Bijwerken van uw systeem”
P.58 “De kalibratie instellen”
P.69 “Aanmaken of installeren van duplicaatbestanden”
P.59 “De grofheid van het afdrukken wijzigen”
P.74 “Instellen van de schermkalibratie”
ALGEMEEN
49
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
P.74 “Exporteren van logs”
P.77 “Reinigen van de hoofdladers en de LED-printkoppen”
P.75 “Instellen overslaan taken”
P.77 “Instellen van de pop-upberichten”
P.76 “De indeling van het toetsenbord wijzigen”
P.77 “Instellen van de optie”
De weergegeven knoppen verschillen, afhankelijk van het model.
De apparaatinformatie instellen U kunt de apparaatinformatie van dit apparaat instellen. Deze items worden weergegeven op de Apparaatpagina van TopAccess, een internetgebaseerde apparaatbeheertoepassing. Naam item
Omschrijving
LOCATIE
druk op deze toets om de locatie in te voeren waar het apparaat zich bevindt. Er kunnen tot 64 tekens ingevoerd worden.
SERVICE TEL. NUM.
druk op deze knop om het telefoonnummer voor onderhoud in te geven. Er kunnen tot 32 cijfers ingegeven worden.
CONTACT INFORM.
druk op deze toets om de naam van de onderhoudstechnicus in te voeren. Er kunnen tot 64 tekens ingevoerd worden.
ADMIN. BERICHT
druk op deze toets om een bericht van de beheerder in te voeren. Er kunnen tot 20 tekens ingevoerd worden.
y Wanneer op een andere toets dan [SERVICE TEL. NUM.] gedrukt wordt, wordt het toetsenbord op scherm weergegeven. Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina: P.154 “Toetsenbord op scherm” y Wanneer op toets [SERVICE TEL. NUM.] gedrukt wordt, dan wordt het numerieke toetsenpaneel op scherm weergegeven. Raadpleeg voor meer informatie over het numerieke toetsenpaneel op scherm de volgende pagina: P.155 “Numeriek toetsenpaneel op scherm”
50
ALGEMEEN
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER) 2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
De kennisgeving instellen U kunt de kennisgevingsmail instellen om een bericht te sturen wanneer zich bepaalde gebeurtenissen voordoen op het apparaat, zoals toner op, papier op en serviceleverancier bellen. U kunt tot drie e-mailadressen specificeren als bestemming van het kennisgevingsbericht.
U kunt de gebeurtenissen specificeren die u wilt melden met behulp van de TopAccess-internettoepassing. Voor instructies over hoe de gebeurtenissen voor de kennisgeving te configureren, raadpleeg de TopAccess Guide “Chapter 8: [Administration] Tab Page”.
Om deze functie in te schakelen, moet er een SMTP-server zijn in uw netwerk. Bovendien moeten de instellingen om dit apparaat te verbinden met het internet correct geconfigureerd zijn.
1
Druk in scherm KENNISGEVING op [E-MAIL].
Het schermtoetsenbord wordt weergegeven. Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina: P.154 “Toetsenbord op scherm”
2
Voer het e-mailadres in en druk op [OK].
U kunt naar behoefte tot drie e-mailadressen opgeven als bestemming van het kennisgevingsbericht. Wanneer u de kennisgevingsfunctie inschakelt, moet u minstens één e-mailadres invoeren.
3
Druk op [AAN] voor het e-mailadres waarop u de kennisgeving wilt ontvangen en druk op [OK].
Om de kennisgeving voor een e-mailadres uit te schakelen, druk op [UIT].
[AAN] is beschikbaar nadat een e-mailadres ingevoerd is.
ALGEMEEN
51
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
Wijzigen van het beheerderswachtwoord en resetten van het servicewachtwoord U kunt het beheerderswachtwoord wijzigen. U kunt ook het servicewachtwoord resetten voor het geval de onderhoudstechnicus, die verantwoordelijk is voor dit apparaat, het vergeet.
1
Druk in scherm INSTELLING WACHTWOORD op [ADMIN. WACHTWOORD] of [SERVICEWACHTW. OPN. INSTELL.].
Het scherm voor het wijzigen van het beheerderswachtwoord wordt weergegeven. Als [SERVICEWACHTW. OPN. INSTELL.] geselecteerd is, wordt bericht "Weet u het zeker?" getoond in scherm ATTENTIE.
Druk op [JA] om het servicewachtwoord te resetten.
2
Druk op [OUD WACHTWOORD].
Het schermtoetsenbord wordt weergegeven. Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina: P.154 “Toetsenbord op scherm”
3
Voer het huidige beheerderswachtwoord in en druk op [OK]. Het ingevoerde wachtwoord wordt weergegeven met sterretjes (*).
Indien het beheerderswachtwoord voor de eerste keer wordt gewijzigd, voer dan "123456" in in het veld [OUD WACHTWOORD].
52
ALGEMEEN
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER) 2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
4
Stel een nieuw wachtwoord in en voltooi de instelling. 1) Druk op [NW. WACHTWOORD] om het nieuwe wachtwoord in te voeren. 2) Druk op [HERH. WACHTW.] om het nieuwe wachtwoord opnieuw in te voeren. 3) Druk op [OK].
Wanneer u op [NW. WACHTWOORD] en [HERH. WACHTWOORD] drukt, wordt het schermtoetsenbord weergegeven. Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina: P.154 “Toetsenbord op scherm”
Voer een beheerderswachtwoord in van 6 tot 64 tekens. U kunt alfanumerieke karakters en de volgende symbolen gebruiken. !#$()*+,-./:;=?@\^_`{|}~
De klok instellen U kunt de klok die in het multifunctionele systeem ingebouwd is, aanpassen door met de digitale toetsen de datum en tijd in te voeren. P.53 “Wijzigen van de datum en tijd” P.54 “Wijzigen van het datumweergave”
Als de tijdsinstellingen van het multifunctionele systeem worden ingesteld met de SNTP-service, dan kunnen datum en tijd niet handmatig worden ingesteld. U kunt de instellingen voor de SNTP-service opgeven in de TopAccessbeheerdersmodus. Voor meer informatie, zie de TopAccess Guide “Chapter 8: [Administration] Tab Page”.
Wijzigen van de datum en tijd
1
Druk in scherm KLOK op [DATUM/TIJD]. Het scherm DATUM/TIJD wordt weergegeven.
ALGEMEEN
53
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
2
Markeer het gedeelte dat u wilt bewerken met de pijltoetsen, voer de waarde in met de digitale toetsen en druk op [OK].
Vervolgens keert u terug naar menuscherm KLOK.
Als u “JAAR”, “MAAND” of “DATUM” wijzigt, dan wordt de dag van de week in het veld DAG automatisch aangepast.
Wijzigen van het datumweergave
1
Druk in scherm KLOK op [DATUMWEERGAVE].
2
Druk op de toets van de gewenste datumweergave.
Het scherm DATUM WEERGAVE wordt weergegeven.
Vervolgens keert u terug naar menuscherm KLOK.
54
ALGEMEEN
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER) 2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
Instellen van de energiebesparende standen U kunt de volgende energiebesparende standen instellen. y Aan/uit-schakelklok P.55 “Instellen van de aan/uit-schakelklok” Met behulp van de ingebouwde aan/uit-schakelklok kunt u dit apparaat automatisch laten in- en uitschakelen op bepaalde tijdstippen. U kunt de schakelklok bijvoorbeeld instellen op de openings- en sluitingstijd van uw kantoor, zodat het apparaat zichzelf automatisch in- en uitschakelt op die specifieke tijdstippen.
U kunt het apparaat eenvoudig inschakelen door gewoon op de [START]-toets op het bedieningspaneel te drukken wanneer het apparaat zich in de slaapstand of super-slaapstand bevindt door de schakelklokfunctie.
Wanneer de hoofdschakelaar is uitgeschakeld, werkt de schakelklokfunctie niet. y Automatische energiebesparende stand P.56 “Instellen van de automatische energiebesparende stand” Met deze functie kan het apparaat automatisch in de energiebesparende stand worden geschakeld wanneer het gedurende een bepaalde tijd niet gebruikt wordt. y Slaapstand/Super-slaapstand P.57 “Instellen van de slaapstand of super-slaapstand” Met deze functie kan het apparaat automatisch in de slaapstand of super-slaapstand worden geschakeld wanneer het gedurende een bepaalde tijd niet gebruikt wordt. In de slaapstand of de super-slaapstand wordt de voeding van de ongebruikte delen van dit apparaat afgesloten wanneer het apparaat in stand-by staat. Het vermogensverbruik in stand-bystand is het minst in Superslaapstand, gevolgd door Slaapstand en daarna door de Auto energiebesparende stand, wat de modus is die van deze drie het meeste vermogen gebruikt.
Raadpleeg voor de verschillende energiebesparende standen en de procedures om ze in te schakelen de Verkorte installatiehandleiding “Hoofdstuk 1: VOORBEREIDINGEN”.
Op het Europese model worden de toetsen [AUTOMATISCHE SPAARSTAND] en [SLAAPSTAND/SUPERSLAAPSTAND] geen van beide weergegeven. Neem contact op met uw servicevertegenwoordiger om de standaardinstelling van elk van de toetsen te wijzigen.
Instellen van de aan/uit-schakelklok
1
Druk in scherm SPAARSTAND op [AAN/UIT-SCHAKELKLOK].
2
Controleer de instellingen op het scherm. Als er wijzigingen moeten worden aangebracht, druk dan op [VERANDER].
Het scherm SCHAKELKLOK wordt weergegeven.
Als er geen wijzigingen nodig zijn, druk dan op [OK] en voltooi de bewerking.
3
Stel de aan/uit-schakelklok in. 1) Druk op de toets van de gewenste dag van de week. 2) Druk op [AAN] om de tijd in te voeren waarop het apparaat uit de slaapstand of super-slaapstand komt. Gebruik de pijltjestoetsen om de actieve box te verwisselen van "Uur" naar "Minuten". 3) Druk op [UIT] om de tijd in te voeren waarop het apparaat in de slaapstand of super-slaapstand wordt geschakeld. Gebruik de pijltjestoetsen om de actieve box te verwisselen van "Uur" naar "Minuten".
ALGEMEEN
55
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
4) Druk op [OK] om de instellingen op te slaan.
y Als u een ingevoerde tijd wilt wissen, druk dan op de [CLEAR]-toets op het bedieningspaneel. y Als u het apparaat de hele dag in de slaapstand of super-slaapstand wilt laten staan, voer dan dezelfde tijd in in de velden [AAN] en [UIT]. Voorbeeld: Als u “0:00” zowel in het veld [AAN] als [UIT] invoert voor [Zondag], dan schakelt het apparaat automatisch in de slaapstand of super-slaapstand op de [UIT]-tijd opgegeven voor [Zaterdag]. Het apparaat blijft in de slaapstand of super-slaapstand tot aan de opgegeven [AAN]-tijd voor [Maandag]. y Als u het multifunctionele systeem gedurende een dag niet naar de slaapstand of super-slaapstand wilt schakelen, voer de instellingen voor de gewenste dag van de week dan als volgt in: [AAN]: 0:00 / [UIT]: 24:00 Het apparaat schakelt de hele dag niet in de slaapstand of super-slaapstand, die aangestuurd wordt via de schakelklok. Het multifunctionele systeem schakelt echter automatisch naar de slaapstand of superslaapstand na de tijdsduur zoals ingesteld voor [SLAAPSTAND/SUPER-SLAAPSTAND], als het gedurende die bepaalde tijd niet is gebruikt.
Instellen van de automatische energiebesparende stand
1
Druk in scherm SPAARSTAND op [AUTOMATISCHE SPAARSTAND].
2
Druk op de gewenste tijdsduur (in minuten) waarna het apparaat in de energiebesparende stand moet worden geschakeld.
Het scherm AUTOMATISCHE SPAARSTAND wordt weergegeven.
Als het instellen van de automatische energiebesparende stand is voltooid, dan wordt teruggekeerd naar het vorige scherm.
56
ALGEMEEN
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER) 2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
Instellen van de slaapstand of super-slaapstand
1
Druk in scherm SLAAPSTAND op [SLAAP/SUPER-SLAAP].
2
Specificeer de volgende items naar wens en voltooi de instelling.
Het scherm SLAAP/SUPER SLAAP verschijnt.
Naam item
Omschrijving
SLAAPTIMER
Druk op de gewenste tijdsduur (in minuten) waarna het apparaat in de slaapstand of super-slaapstand moet worden geschakeld.
SUPER-SLAAP
Selecteer of dit apparaat in de slaapstand of in de super-slaapstand geschakeld wordt nadat een bepaalde tijdsduur verstreken is. y INSCHAKELEN — druk op deze knop om het multifunctionele systeem naar de superslaapstand te laten schakelen. y UITSCHAKELEN — druk op deze knop om het multifunctionele systeem naar de slaapstand te laten schakelen.
y Afhankelijk van de bedieningsstatus, kan het voorkomen dat het apparaat niet in deze stand schakelt na de ingestelde tijd. y Dit apparaat schakelt niet in de super-slaapstand, ook al is [AAN] geselecteerd voor deze instelling, in de volgende gevallen: - Als een bepaalde optie geïnstalleerd is. (draadloze LAN-module, e-BRIDGE ID Gate) - Als de IPsec-functie (optioneel) ingeschakeld is. - Als IEEE 802.1X-verificatie ingeschakeld is. - Als IPv6 ingeschakeld is en het IPv6-adres anders dan handmatig ingesteld is. - Als de POP3-cliëntinstelling ingeschakeld is en in de volgende situaties: (1) De scaninterval is anders ingesteld dan op 0 minuten. (2) Er is een POP3-serveradres ingevoerd. (3) Er is een accountnaam ingevoerd. - ETHERNET in de netwerkinstellingen is ingesteld op [AUTO(-1000MB)] of [1000BASE FULL]. (alleen voor de volgende modellen) - e-STUDIO456-serie - e-STUDIO856-serie - Als een bepaald netwerkprotocol ingeschakeld is. (AppleTalk, IPX/SPX) y In de bovenstaande gevallen kan [AAN] of [UIT] of [SUPER-SLAAP] niet worden gewijzigd. y De protocolinstellingen om het multifunctionele systeem terug te halen uit super-slaapmodus worden in de beheerdersmodus van TopAccess ingesteld. Voor meer informatie, zie de TopAccess Guide “Chapter 8: [Administration] Tab Page”.
ALGEMEEN
57
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
Instellen van het kalibratie- en registratiedisplayniveau U kunt instellen of het multifunctionele systeem gebruik maakt van de kalibratie- en registratie-instellingen die worden aangestuurd door een gebruiker of beheerder. De toetsen ([KALIBRATIE], [REGISTRATIE]) verschijnen volgens deze instelling of alleen onder menu ADMIN of onder zowel menu GEBRUIKER als menu BEHEERDER. Naam item
Omschrijving
KALIBRATIE
y GEBRUIKER — druk op deze knop om [KALIBRATIE] in zowel menu ADMIN als menu GEBRUIKER weer te laten geven y ADMIN — druk op deze knop om [KALIBRATIE] alleen in menu ADMIN weer te laten geven
REGISTRATIE
y GEBRUIKER — druk op deze knop om [REGISTRATIE] in zowel menu ADMIN als menu GEBRUIKER weer te laten geven y ADMIN — druk op deze knop om [REGISTRATIE] alleen in menu ADMIN weer te laten geven
De kalibratie instellen Het is mogelijk de kleurgradaties automatisch te kalibreren wanneer schaduwen of kleurtonen niet juist gereproduceerd worden in de afbeeldingen die door het multifunctionele systeem gescand worden. Met deze functie is het mogelijk meer precieze aanpassingen te maken dan met “AUTO KALIBRATIE” in menu GEBRUIKER.
y Het toestaan van kalibreren door niet alleen beheerders maar ook gebruikers wordt ingesteld onder DISPLAY NIVEAU. P.58 “Instellen van het kalibratie- en registratiedisplayniveau” y Plaats papier van het formaat LT of A4 (aanbevolen papier) in de lade*1 voordat u de kalibratie start. Als er ander papier wordt gebruikt, dan wordt de kalibratie mogelijkerwijs niet correct uitgevoerd. y Als het glas vies is of als er vreemde voorwerpen aan vastgeplakt zijn, dan wordt de kalibratie mogelijkerwijs niet correct uitgevoerd. Houd het glas schoon. y Til de originelenklep of de automatische dubbelzijdige documentinvoer*2 nooit op en open de voorklep nooit terwijl de kalibratie wordt uitgevoerd. Als u dat toch doet, kan de kalibratie niet op de juiste wijze worden voltooid. y Onderbreken om tussendoor te kopiëren is niet mogelijk tijdens de kalibratie. y Als de kleur vaak afwijkend is, neem contact op met uw serviceleverancier. *1 Plaats papier in de extra grote papierinvoer indien deze is geïnstalleerd. Als de extra grote papierinvoer niet geïnstalleerd is, plaats het papier dan in de bovenste lade die op A4 of LT is ingesteld. *2 De Automatische dubbelzijdige documententoevoer is een optie die afhangt van het model.
Raadpleeg voor instructies over hoe scherm KALIBRATIE weer te geven de volgende pagina: P.47 “Toegang tot menu Beheerder”
1
Druk op de knop om te kalibreren. Naam item KOPIËREN
Omschrijving Druk op deze knop om te kalibreren voor kopieertaken.
AFDRUKKEN
Druk op deze knop om te kalibreren voor afdruktaken.
600 dpi AFDRUKKEN
Druk op deze toets om te kalibreren voor afdruktaken in 600 dpi.
1200 dpi AFDRUKKEN
Druk op deze toets om te kalibreren voor afdruktaken in 1200 dpi.
De beschikbare knoppen verschillen, afhankelijk van het model.
2
Selecteer de gewenste papiersoort en druk op [OK].
Afhankelijk van de instellingen in het multifunctionele systeem kan het scherm om de papiersoort te selecteren niet getoond worden. Ga in dat geval door naar de volgende stap.
58
ALGEMEEN
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER) 2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
3
Selecteer de instellingen voor kalibratie. Naam item
Omschrijving
STANDAARD
Druk op deze knop om de standaardinstellingen voor kalibratie te herstellen en terug te keren naar het voorgaande scherm.
KALIBRATIE
Druk op deze knop om te kalibreren met de afgedrukte grafiek. Ga in dat geval door naar de volgende stap.
4
Plaats de afgedrukte grafiek met de bedrukte kant naar beneden en met de twee zwarte rechthoekjes naar links op de glasplaat.
5
Druk op toets [START] op het bedieningspaneel. De kalibratie wordt gestart. Gebruik het apparaat niet tot het bericht “Bezig met scannen en kalibreren” is verdwenen.
Als de grafiek niet correct geplaatst is, wordt het bericht “Plaats kaart correct” weergegeven op het aanraakscherm. In dit geval gaat u terug naar stap 3 en herplaatst u de grafiek.
De grofheid van het afdrukken wijzigen Het is mogelijk het niveau van de regeldichtheid voor afbeeldingen bij het afdrukken om te schakelen. Deze instelling is van toepassing voor afdruktaken met 600 dpi. Stel deze in op resp. kleuren- of zwart/witafdrukken. Naam item
Omschrijving
HOOG
Druk op deze knop om af te drukken met het normale niveau voor regeldichtheid.
LAAG
Druk op deze knop om af te drukken met het lagere niveau voor regeldichtheid dan het normale niveau.
Na het wijzigen van de instelling wordt scherm BEVESTIGING weergegeven, dat vraagt of er wel of niet een kalibratie uitgevoerd moet worden. Kies naar behoefte voor [OK] of [ANNULEREN].
Instellen van de registratie Wanneer kleuren verkeerd geregistreerd worden, kan de positie van elke kleur uitgelijnd worden. Druk in scherm REGISTRATIE op [JA] om het registreren te starten. Deze knop is niet voor alle modellen beschikbaar.
Het toestaan van registreren door niet alleen beheerders maar ook gebruikers wordt ingesteld onder DISPLAY NIVEAU. Raadpleeg voor instructies over het wijzigen van het weergaveniveau de volgende pagina: P.58 “Instellen van het kalibratie- en registratiedisplayniveau”
ALGEMEEN
59
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
Instellen van de statusmelding Ere kan een statusbericht weergegeven worden onderin het aanraakscherm, wat informeert over bepaalde gebeurtenissen zoals papier leeg en toner laag. Druk op [AAN] of [UIT] voor elke statusmelding en druk op [OK]. Naam item
Omschrijving
BERICHT TONER BIJNA LEEG
Het inschakelen van deze optie geeft een bericht weer linksonderin het scherm wanneer de toner in een tonercartridge op raakt.
BERICHT PAPIER LEEG
Het inschakelen van deze optie geeft een bericht weer linksonderin het scherm wanneer er geen papier in een lade aanwezig is.
BERICHT PAPIER LINKERLADE BIJNA OP
Het inschakelen van deze optie geeft een bericht weer linksonderin het scherm wanneer er geen papier in de linkerlade van het extra grote papierinvoer aanwezig is.
Statusbericht “BERICHT GEEN PAPIER LINKERLADE ” geldt alleen voor modellen waarbij ook de extra grote papierinvoer geïnstalleerd is.
Instellen van de automatische wisfunctie U kunt instellen hoeveel tijd het multifunctionele systeem wacht tot de voorgaande bewerking die niet afgerond is op het bedieningspaneel gewist wordt. Druk op de gewenste tijdsperiode (in seconden). Indien u de automatische wisfunctie wilt uitschakelen, drukt u op [GEEN LIMIET].
Wanneer [GEEN LIMIET] ingesteld wordt, wordt het bedieningspaneel niet gewist in enige modus, waaronder de schermen GEBRUIKERSFUNCTIES, TAAKSTATUS en TEMPLATE.
Beheer van de optielicenties U kunt productinformatie, zoals het licentie-ID voor bepaalde opties, bekijken. U kunt deze opties ook, indien nodig, installeren op het multifunctionele systeem. P.60 “Bekijken van de productinformatie” P.61 “Installeren van een optie”
Zorg er bij het installeren voor dat u de instructies van de servicetechnicus volgt.
Bekijken van de productinformatie
1
Selecteer om scherm LICENTIE BEHEER de optie waarvan u de productinformatie wilt bekijken en druk op [DETAILS].
Het scherm LICENTIEGEGEVENS wordt weergegeven.
60
ALGEMEEN
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER) 2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
2
Druk nadat u de productinformatie heeft bevestigd op [SLUITEN].
Vervolgens keert u terug naar het scherm LICENTIE BEHEER.
De volgende informatie wordt weergegeven. y Productnaam: naam van de optie y Licentie-ID: de licentie-ID y Datum: de datum en tijd waarop de optie werd geïnstalleerd
Installeren van een optie
1
Druk in scherm LICENTIE BEHEER op [INSTALLEER].
Het scherm LICENTIE-INSTALLATIE wordt weergegeven.
2
Sluit uw USB-opslagapparaat aan op de USB-poort van het apparaat en druk op [OK].
Het scherm EEN BESTAND SELECTEREN wordt weergegeven.
Raadpleeg voor de plaats van de USB-poort op het apparaat de Verkorte installatiehandleiding “Hoofdstuk 1: VOORBEREIDINGEN”.
ALGEMEEN
61
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
3
Selecteer de optie die u wilt installeren en druk vervolgens op [INSTALLEER].
Het scherm voor BEVESTIGEN van de installatie wordt weergegeven.
4
Druk op [JA].
De installatie wordt gestart.
Ontkoppel het USB-opslagapparaat niet tot de gegevensoverdracht voltooid is. Als het USB-opslagapparaat tijdens de gegevensoverdracht uit het systeem wordt verwijderd, dan kunnen de gegevens op het opslagapparaat beschadigd raken of kan een storing optreden op het apparaat.
5
Druk als de installatie voltooid is op [OK].
De optie die zojuist geïnstalleerd is, wordt weergegeven in scherm LICENTIE BEHEER.
Als de installatie mislukt, dan verschijnt het bericht "De installatie is mislukt. Wilt u het opnieuw proberen?” in scherm ATTENTIE. Druk in dit geval op [JA] om de installatie opnieuw uit te voeren.
62
ALGEMEEN
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER) 2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
6
Koppel het USB-opslagapparaat los van de USB-poort van het multifunctionele systeem.
Als de installatie voltooid is, dan moet het apparaat opnieuw worden opgestart. Als het bericht “Start het apparaat opnieuw op” op het aanraakscherm verschijnt, schakel het apparaat dan uit en zet het vervolgens weer aan met de [POWER]-toets op het bedieningspaneel.
Toevoegen of verwijderen van weergavetalen U kunt nieuwe talen toevoegen voor gebruik in het aanraakscherm en kunt u ook de talen verwijderen die u niet langer nodig heeft. Ook kunt u vanuit dit menu de standaardtaal die wordt gebruikt in het aanraakscherm vervangen door een andere taal. P.63 “Toevoegen van een taal” P.65 “Verwijderen van een taal” P.66 “Instellen van de standaardtaal”
y De volgende talen zijn standaard geïnstalleerd op het apparaat. Engels (VS) Engels (UK) Duits
Frans
Spaans
Italiaans
Deens*
Fins*
Noors*
Zweeds*
Nederlands*
Pools*
Russisch*
Japans
Vereenvoudigd Chinees
Traditioneel Chinees *
Alleen initieel geïnstalleerd wanneer de harde schijf in het multifunctionele systeem is geïnstalleerd.
y Als u een taal toevoegt, sla het gewenste taalpakket dan van tevoren op in de hoofdmap van uw USBopslagapparaat. y Neem voor meer informatie over de talen die kunnen worden toegevoegd contact op met uw servicetechnicus.
Toevoegen van een taal
1
Druk in scherm TALEN op [INSTALLEER].
Het scherm INSTALLATIE LOKALISATIEPAKKET wordt weergegeven.
ALGEMEEN
63
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
2
Sluit uw USB-opslagapparaat, waarop het taalpakket is opgeslagen, aan op de USBpoort van het apparaat en druk op [OK].
Het scherm EEN BESTAND SELECTEREN wordt weergegeven.
Raadpleeg voor de plaats van de USB-poort op het apparaat de Verkorte installatiehandleiding “Hoofdstuk 1: VOORBEREIDINGEN”.
3
Selecteer het taalpakket dat u wilt installeren en druk op [INSTALLEER].
Het scherm voor BEVESTIGEN van de installatie wordt weergegeven.
4
Druk op [JA].
De installatie wordt gestart.
Ontkoppel het USB-opslagapparaat niet tot de gegevensoverdracht voltooid is. Als het USB-opslagapparaat tijdens de gegevensoverdracht uit het systeem wordt verwijderd, dan kunnen de gegevens op het opslagapparaat beschadigd raken of kan een storing optreden op het apparaat.
64
ALGEMEEN
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER) 2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
5
Druk als de installatie voltooid is op [OK].
Vervolgens keert u terug naar het menu ALGEMEEN (2/2).
Als de installatie mislukt, verschijnt bericht "Installatie mislukt" in scherm ATTENTIE. Druk in dit geval op [SLUITEN] en voer de procedure opnieuw uit.
6
Koppel het USB-opslagapparaat los van de USB-poort van het multifunctionele systeem.
Verwijderen van een taal
1
Selecteer in scherm TALEN het taalpakket dat u wilt verwijderen en druk op [VERWIJDER].
Het verwijderingsbevestigingsscherm wordt weergegeven.
De taalpakketten voor Engels (VS), Engels (UK) en het standaardtaalpakket kunnen niet worden verwijderd.
2
Druk op [JA].
Als het taalpakket verwijderd is, dan wordt teruggekeerd naar het scherm TALEN.
ALGEMEEN
65
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
Instellen van de standaardtaal
1
Selecteer in scherm LANGUAGES de taal die u als standaardtaal wilt en druk op [STD INSTELL.].
Naast de geselecteerde standaardtaal verschijnt een vinkje
2
.
Druk op [OK].
De instelling is voltooid en u keert terug naar het vorige scherm.
Bijwerken van uw systeem U kunt bestanden installeren voor het bijwerken van het systeem van het multifunctionele systeem.
Wanneer de harde schijf niet in het multifunctionele systeem is geïnstalleerd, kunt u de geïnstalleerde systeemsoftware en de versie ervan bevestigen, maar u kunt het systeem van het systeem echter niet bijwerken.
y Neem voor het verkrijgen van de bestanden voor bijwerken contact op met uw servicetechnicus. y Sla voor het uitvoeren van deze bewerking de bestanden voor bijwerken op in de hoofdmap van uw USBopslagapparaat.
66
ALGEMEEN
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER) 2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
1
Druk op [SYS. UPDATES] in menuscherm ALGEMEEN (2/2).
2
Druk op [INSTALLEER].
Het scherm SYSTEEMUPDATES wordt weergegeven en u kunt de huidige geïnstalleerde software en de respectieve versies bekijken.
Er verschijnt een bericht dat u het USB-opslagapparaat moet aansluiten.
3
Sluit uw USB-opslagapparaat, waarop de bestanden voor het bijwerken van het systeem zijn opgeslagen, aan op de USB-poort van het apparaat en druk op [OK].
Het scherm USB-LIJST wordt weergegeven.
Raadpleeg voor de plaats van de USB-poort op het apparaat de Verkorte installatiehandleiding “Hoofdstuk 1: VOORBEREIDINGEN”.
4
Selecteer het gewenste bestand en druk op [OK].
Het scherm SYSTEEMUPDATES wordt weergegeven.
ALGEMEEN
67
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
5
Selecteer het bestand dat u wilt installeren en druk vervolgens op [INSTALLEER].
Het scherm voor BEVESTIGEN van de installatie wordt weergegeven.
6
Druk op [JA].
De installatie wordt gestart.
y Ontkoppel het USB-opslagapparaat niet tot de gegevensoverdracht voltooid is. Als het USBopslagapparaat tijdens de gegevensoverdracht uit het systeem wordt verwijderd, dan kunnen de gegevens op het opslagapparaat beschadigd raken of kan een storing optreden op het apparaat. y Als u in het bovenstaande scherm op [JA] drukt terwijl taken worden uitgevoerd, verschijnt bericht “Proces kan niet worden uitgevoerd terwijl een taak of een beheerdersfunctie wordt uitgevoerd.” in scherm ATTENTIE. Druk in dit geval op [SLUITEN], wacht tot de taak is voltooid en voer de bewerking vervolgens opnieuw uit.
7
Koppel het USB-opslagapparaat, als de installatie voltooid is, los van de USB-poort van het apparaat en druk op [OK] om het apparaat opnieuw op te starten.
Uw systeem is nu bijgewerkt. Wanneer het bijwerken afgerond is, wordt het apparaat automatisch opnieuw opgestart.
68
ALGEMEEN
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER) 2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
Aanmaken of installeren van duplicaatbestanden U kunt duplicaatbestanden van de gegevens voor instellingen en gebruikers creëren door de kloonfunctie te gebruiken. Deze bestanden kunnen ook op andere apparatuur uit dezelfde serie van multifunctionele systemen geïnstalleerd worden. Deze functie is nuttig wanneer u dezelfde instellingen op meerdere machines wilt toepassen. P.69 “Installeren van de duplicaatgegevens” P.72 “Aanmaken van duplicaatbestanden”
De duplicaatbestanden zijn compatibel met modellen uit dezelfde MFP-serie, maar niet met andere series.
Sla voor het installeren van de duplicaatgegevens de bijbehorende bestanden eerst op in de hoofdmap van uw USBopslagapparaat. Voor gegevens over de kloonfunctie neemt u contact op met uw servicevertegenwoordiger.
Installeren van de duplicaatgegevens
1
Druk in scherm KLONEN op [INSTALLATIE VAN KLOONGEGEVENS].
2
Sluit uw USB-opslagapparaat, waarop de duplicaatbestanden zijn opgeslagen, aan op de USB-poort van het apparaat en druk op [OK].
Het scherm INSTALLATIE VAN KLOONGEGEVENS wordt weergegeven.
Het scherm EEN BESTAND SELECTEREN wordt weergegeven.
Raadpleeg voor de plaats van de USB-poort op het apparaat de Verkorte installatiehandleiding “Hoofdstuk 1: VOORBEREIDINGEN”.
3
Selecteer het bestand dat u wilt installeren en druk vervolgens op [INSTALLEER].
Het scherm KLOONBESTAND OPENEN wordt weergegeven.
Er kan per bewerking één bestand worden geselecteerd.
ALGEMEEN
69
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
4
Bevestig de bestandsnaam en de bestandsinhoud en druk op [INSTALLEER].
Het scherm VERZOEK OM WACHTWOORD wordt weergegeven.
5
Druk op [WACHTWOORD].
Het schermtoetsenbord wordt weergegeven. Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina: P.154 “Toetsenbord op scherm”
6
Voer het wachtwoord in en druk op [OK]. Hierdoor gaat u terug naar het scherm VERZOEK OM WACHTWOORD.
Het ingevoerde wachtwoord wordt weergegeven met sterretjes (*).
7
Druk op [OK].
Het scherm voor BEVESTIGEN van de installatie wordt weergegeven.
70
ALGEMEEN
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER) 2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
8
Druk op [JA].
De installatie wordt gestart.
Ontkoppel het USB-opslagapparaat niet tot de gegevensoverdracht voltooid is. Als het USB-opslagapparaat tijdens de gegevensoverdracht uit het systeem wordt verwijderd, dan kunnen de gegevens op het opslagapparaat beschadigd raken of kan een storing optreden op het apparaat.
9
Koppel het USB-opslagapparaat, als de installatie voltooid is, los van de USB-poort van het apparaat en druk op [OK] om het apparaat opnieuw op te starten.
ALGEMEEN
71
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
Aanmaken van duplicaatbestanden
1
Druk in scherm KLONEN op [KLOONBESTAND MAKEN].
2
Sluit uw USB-opslagapparaat aan en selecteer de gegevens die u wilt dupliceren. Druk vervolgens op [OPSLAAN].
Het scherm KLOONBESTAND MAKEN wordt weergegeven.
Het scherm OPSLAAN ALS wordt weergegeven.
y Raadpleeg voor de plaats van de USB-poort op het apparaat de Verkorte installatiehandleiding “Hoofdstuk 1: VOORBEREIDINGEN”. y Als u niet wilt dupliceren, druk dan op de toets voor de gegevenscategorie om de markering te verwijderen. y Druk op [DETAILS] om te bevestigen welke gegevens gedupliceerd zijn. Gegevenscategorie
3
72
Te dupliceren gegevens
Beveiliging
Beveiligd verwijderen, authenticatie
Standaardinstelling
Algemeen, Kopiëren, Scannen, Faxen, iFaxen, ontvangen fax/internetfax doorsturen, E-mailen, Opslaan als bestand, Printer, Kennisgeving, Loginstellingen, EWBinstellingen
Gebruikersbeheer
Gebruiker, Groep, Functie, Quota, Afdelingscode, Mijn menu met Sjabloon/Adresboek
Netwerk-/Afdrukservice
Netwerkinstellingen, Afdrukservice, Draadloos LAN, Mapservice
Adresboek
Adresboek
Adresboek + Template + Mailboxen
Adresboek, Template, Mailboxen
Geef de bestandsnaam op, stel het wachtwoord in en sla het bestand vervolgens op. 1) Druk op [Best.naam] om de bestandsnaam in te voeren. Geef een bestandsnaam in van tot 128 alfanumerieke tekens.
ALGEMEEN
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER) 2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
2) Druk op [WACHTWOORD] om het wachtwoord in te voeren. 3) Druk op [HERH. WACHTW.] om het wachtwoord nogmaals in te voeren. 4) Druk op [OPSLAAN].
Het aanmaken van de duplicaatbestanden wordt gestart.
Wanneer u op [Bestandsn.], [WACHTWOORD] of [HERH. WACHTW.] drukt, wordt het schermtoetsenbord weergegeven. Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina: P.154 “Toetsenbord op scherm”
Ontkoppel het USB-opslagapparaat niet tot de gegevensoverdracht voltooid is. Als het USB-opslagapparaat tijdens de gegevensoverdracht uit het systeem wordt verwijderd, dan kunnen de gegevens op het opslagapparaat beschadigd raken of kan een storing optreden op het apparaat.
4
Druk als het aanmaken van de duplicaatbestanden voltooid is op [OK].
Hierdoor gaat u terug naar het scherm KLONEN.
y Als het aanmaken van de duplicaatbestanden mislukt, verschijnt bericht “Het opslaan van het bestand is mislukt.” in scherm ATTENTIE. Druk in dit geval op [SLUITEN] en voer de procedure opnieuw uit. y Als het geheugen van uw USB-opslagapparaat vol raakt tijdens het opslaan van de duplicaatbestanden, dan verschijnt het bericht “USB-medium is vol. Verwissel USB-medium.” in het scherm ATTENTIE. Vervang in dit geval het USB-opslagapparaat door een ander en voer de procedure opnieuw uit.
5
Koppel het USB-opslagapparaat los van de USB-poort van het multifunctionele systeem.
ALGEMEEN
73
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
Instellen van de schermkalibratie Het is mogelijk de positie van elke knop aan te passen wanneer het juist indrukken van de knoppen op het aanraakscherm moeilijk wordt. In het kalibratiescherm voor het paneel wordt het midden van het +-teken aangeraakt met een stylus door het bericht dat op het aanraakpaneel wordt getoond, te volgen.
Wanneer de schermkalibratie voltooid is, wordt menu ALGEMEEN (2/2) weergegeven.
Terwijl de schermkalibratie uitgevoerd wordt, kunnen geen andere bewerkingen uitgevoerd worden op het aanraakscherm. Als de voorklep van het apparaat tijdens de schermkalibratie geopend wordt en er verschijnen instructies voor het vervangen van de tonercartridges, sluit dan de voorklep en voltooi de schermkalibratie voordat verdergegaan wordt met het vervangen van tonercartridges.
Exporteren van logs Het is mogelijk logs van elke bewerking die in de LOGlijst weergegeven worden, (AFDRUKKEN/ZENDEN/ONTVANGEN/ SCAN) in scherm TAAKSTATUS te exporteren naar een USB-opslagapparaat.
1
Sluit uw USB-opslagapparaat aan op de USB-poort van het apparaat.
Raadpleeg voor de plaats van de USB-poort op het apparaat de Verkorte installatiehandleiding “Hoofdstuk 1: VOORBEREIDINGEN”.
74
ALGEMEEN
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER) 2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
2
Start het exporteren van de loggegevens. 1) Selecteer de indeling voor het logbestand, CSV of XML. 2) Selecteer het te exporteren type log. 3) Druk op [OPSLAAN] om het exporteren te starten.
Er kan per bewerking één type log worden geselecteerd.
Ontkoppel het USB-opslagapparaat niet tot de gegevensoverdracht voltooid is. Als het USB-opslagapparaat tijdens de gegevensoverdracht uit het systeem wordt verwijderd, dan kunnen de gegevens op het opslagapparaat beschadigd raken of kan een storing optreden op het apparaat.
3
Druk als het exporteren voltooid is op [OK].
4
Koppel het USB-opslagapparaat los van de USB-poort van het multifunctionele systeem.
Instellen overslaan taken Het is mogelijk een kopieer- of afdruktaak die om enige reden mislukt is, over te slaan en door te gaan met andere taken. Naam item BEDIENING TAAK OVERSLAAN
Omschrijving y AAN — druk op deze knop om de functie in te schakelen. y UIT — druk op deze knop om de functie uit te schakelen.
[BEDIENING TAAK OVERSLAAN] wordt alleen weergegeven wanneer de harde schijf in het multifunctionele systeem geïnstalleerd is.
Raadpleeg voor instructies over het oplossen van de oorzaak van de overgeslagen taak de Kopieerhandleiding "Hoofdstuk 7: TAAKSTATUS BEVESTIGEN" en Printing Guide "Chapter 5: MANAGING PRINT JOBS FROM THE CONTROL PANEL".
ALGEMEEN
75
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
De indeling van het toetsenbord wijzigen Het is mogelijk de indeling van het toetsenbord op scherm te vervangen door een andere. Kies in scherm TOETSENBORD-LAYOUT de gewenste lay-out en druk op [OK].
Vervolgens keert u terug naar het menu ALGEMEEN (2/2). De indeling van het toetsenbord wordt als volgt gewijzigd: y Wanneer [QWERTY] geselecteerd is:
y Wanneer [QWERTZ] geselecteerd is:
y Wanneer [AZERTY] geselecteerd is:
76
ALGEMEEN
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER) 2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
Reinigen van de hoofdladers en de LED-printkoppen Het is mogelijk de de hoofdladers en de LED-printkoppen te reinigen. Als de hoofdladers of de LED printkoppen vuil zijn, kan het gekopieerde of afgedrukte beeld ongelijk zijn of witte strepen in horizontale richting vertonen. Reinigen gebeurt door de instructies die op het scherm weergegeven worden, te volgen. Nadat het reinigen volgens de procedure voltooid is, kan op [GEREED] op het scherm gedrukt worden. Deze knop is niet voor alle modellen beschikbaar.
De teller voor notificatie voor timing van het reinigen wordt niet gewist als niet op [GEREED] gedrukt wordt.
Instellen van de pop-upberichten U kunt instellen of er wel of niet een bericht weergegeven moet worden om de gebruiker te vragen de instellingen voor papiergrootte en papiersoort te wijzigen wanneer een lade geopend en weer gesloten wordt, of er wel of niet een bericht weergegeven moet worden om de gebruiker te vragen of men door wil gaan met kopiëren of afdrukken na het afhandelen van een papierstoring en of er wel of niet een bericht weergegeven moet worden betreffende de hoeveelheid papier die in een lade geplaatst kan worden. Druk op [AAN] of [UIT] voor elke optie en druk op [OK]. Naam item
Omschrijving
PAPIERLADE
Het inschakelen van deze optie geeft een bericht weer waarin de gebruiker gevraagd wordt of hij of zij de instellingen voor papiergrootte en papiersoort wil wijzigen als een lade geopend en dan weer gesloten wordt.
HERSTELLEN PAPIERSTORING
Het inschakelen van deze optie geeft een bericht weer waarin de gebruiker gevraagd wordt of hij of zij wil doorgaan met de taak die uitgevoerd werd op het moment dat de papierstoring zich voordeed.
INSTELLEN DIK PAPIER
Het inschakelen van deze optie geeft een bericht weer over de hoeveelheid papier die in een lade geplaatst kan worden. Dit bericht wordt weergegeven wanneer de dikte ingesteld wordt op [DIK 1] voor een lade met een verschil in capaciteit voor normaal papier en papier met instelling dik 1 (106 tot 163 g/m2) en deze lade geopend en dan weer gesloten wordt (alleen voor de volgende modellen). y e-STUDIO2050C-serie y e-STUDIO2551C-serie
Instellen van de optie U kunt kiezen of het perforeren van tabbladen al dan niet ingeschakeld moet worden. Druk op [AAN] om het perforeren van tabbladen in te schakelen en druk op [OK]. Deze functie is alleen beschikbaar wanneer de perforatie-eenheid in de volgende modellen geïnstalleerd is. e-STUDIO856-serie
ALGEMEEN
77
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
NETWERK Het is mogelijk diverse netwerkfuncties in te stellen.
Raadpleeg voor instructies over hoe menu NETWERK weer te geven de volgende pagina: P.47 “Toegang tot menu Beheerder”
y P.78 “Instellen van het TCP/IP-protocol (IPv4)”
y P.90 “Instellen van de HTTP-netwerkservice”
y P.80 “Instellen van het TCP/IP-protocol (IPv6)”
y P.91 “Instellen van de Ethernetsnelheid”
y P.86 “Instellen van het IPX/SPX-protocol”
y P.92 “Instellen van de LDAP-services en de filterfuncties”
y P.87 “Instellen van de NetWareinstellingen”
y P.93 “Instellen van IPsec (IP-beveiliging)”
y P.88 “Instellen van het SMB-protocol”
y P.94 “Controleren van het netwerk”
y P.89 “Instellen van het AppleTalk-protocol”
Bij het uitvoeren van netwerkinstellingen is het verplicht om na het wijzigen van de instellingen op [TOEPASSEN] te drukken om de netwerkkaart te initialiseren. Nadat op [TOEPASSEN] is gedrukt, wordt na enkele seconden links onderin het scherm “NETWERK WORDT GEÏNITIALISEERD” weergegeven. Hoe lang het duurt voor dit bericht verschijnt, hangt af van de instelling. Dit bericht verschijnt wanneer het instellen is afgerond.
Instellen van het TCP/IP-protocol (IPv4) U kunt het TCP/IP-protocol instellen dat gewoonlijk wordt gebruikt voor de meeste netwerksystemen. Bij gebruik van webgebaseerde hulpmiddelen als TopAccess en e-Filing, of netwerkfuncties van het multifunctionele systeem zoals afdrukken, scannen of internetfasen via het netwerk is het verplicht het TCP/IP-protocol in te stellen. In de instellingsbewerking voor TCP/IP kunt u de adresseringsmodus selecteren en het IP-adres, subnetmasker en de default gateway toewijzen (bij handmatig toewijzen). Hoe het TCP/IP-protocol ingesteld moet worden, hangt af van de netwerkomgeving.
78
NETWERK
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
Naam item ADRES MODUS
IP-ADRES SUBNETMASKER GATEWAY
Omschrijving y DYNAMISCH (wanneer TCP/IP wordt ingesteld door Automatische IP-adressering of een DHCPserver) Selecteer [DYNAMISCH] wanneer u de TCP/IP-instellingen die aan het apparaat toegewezen moeten worden, niet weet. Als [DYNAMISCH] is geselecteerd en het netwerk DCHP ondersteunt, zullen het IP-adres, het subnetmasker, de default gateway, het primaire WINS-serveradres, het secundaire WINS-serveradres, het POP3-serveradres en het SMTP-serveradres verkregen worden via de DHCPserver. Als DHCP niet ondersteund wordt, wordt een geschikt IP-adres aan de apparatuur toegewezen door functie automatische IP-adressering. Het is echter mogelijk dat de automatische IP-adressering niet goed werkt wanneer er een router in het netwerk is geplaatst. y GEEN AUTO IP (wanneer TCP/IP is ingesteld met alleen de DHCP-server) Selecteer [GEEN AUTO IP] wanneer het multifunctionele systeem aangesloten is op een LAN met een DCHP-server en u de TCP/IP-instellingen niet in wilt stellen met functie automatische IP-adressering maar alleen met DHCP. Wanneer [GEEN AUTO IP] is geselecteerd, zullen het IP-adres, het subnetmasker, de default gateway, het primaire WINS-serveradres, het secundaire WINS-serveradres, het POP3-serveradres en het SMTP-serveradres worden verkregen via de DHCP-server en zal de automatische IP-adresseringsmodus uitgeschakeld zijn. y STATISCH (wanneer er verbonden wordt naar een LAN met statische IP-adressen) Selecteer [STATISCH] en geef een IP-adres in bij verbinding met een LAN waar statische IP-adressen gebruikt worden. Voer ook het subnetmasker en de default gateway in, zoals vereist. Druk op [IP ADRES] en voer het IP-adres van dit apparaat in met behulp van de digitale toetsen. Voer het subnetmasker en de default gateway naar wens in. Gebruik de pijltjestoetsen om van actief venster te wisselen.
Dit item is alleen ingeschakeld wanneer voor [ADRES MODUS] [STATISCH] geselecteerd is.
NETWERK
79
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
Instellen van het TCP/IP-protocol (IPv6) U kunt het TCP/IP v6-protocol instellen. Bij het instellen van IPv6 is het mogelijk het IPv6-protocol voor het apparaat in of uit te schakelen en het IPv6-adres bijvoorbeeld in te stellen door de toewijzingsmodus te kiezen. Hoe het IPv6-adres wordt verkregen, hangt af van de toewijzingsmodus die u selecteert. y Wanneer [HANDMATIG] geselecteerd is: U wijst het IPv6-adres, het prefix en de default gateway handmatig toe. In deze modus is het mogelijk één IPv6-adres te registreren. P.81 “Handmatige instelling van het IPv6-protocol” y Wanneer [STATELESS] geselecteerd is: Het IPv6-adres wordt automatisch verkregen van de DHCPv6-server en -routers. In deze modus is het mogelijk tot 9 IPv6-adressen te registreren. P.82 “Automatisch instellen van het IPv6-protocol (in een 'stateless' netwerkomgeving)”
Er kunnen tot zeven IPv6-adressen worden verkregen van routers. Eén IPv6-adres kan worden verkregen van de DHCPv6-server. En er wordt automatisch een link-local-adres gegenereerd. y Wanneer [STATEFUL] geselecteerd is: Het IPv6-adres wordt automatisch verkregen van de DHCPv6-server. In deze modus is het mogelijk één IPv6-adres te registreren. P.84 “Automatisch instellen van het IPv6-protocol (in een 'stateful' netwerkomgeving)”
Als Duplicate Address Detection (DAD) dubbele addressen detecteert, wordt het bericht “IPv6-ADRESCONFLICT” weergegeven op het aanraakscherm.
80
NETWERK
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER) 2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
Handmatige instelling van het IPv6-protocol
1
Open het IPv6-scherm, geef de volgende items naar wens in en druk op
Naam item
.
Omschrijving
IPv6-protocol
y AAN — druk op deze knop om het IPv6-protocol in te schakelen. y UIT — druk op deze knop om het IPv6-protocol uit te schakelen.
LLMNR
y AAN — druk op [AAN] om het LLMNR-protocol (Linklocal Multicast Name Resolution) in te schakelen. y UIT — druk op [UIT] om het LLMNR-protocol uit te schakelen.
ADRES MODUS
Selecteer [HANDM.] voor de IPv6-toewijzingsmodus.
Link Local Address
Het in IPv6 gebruikte unieke adres wordt weergegeven.
y Het link-local-adres kan niet gebruikt worden om netwerkplekken door een router te verbinden. y [AAN] en [UIT] voor het LLMNR-protocol zijn beschikbaar wanneer u [AAN] selecteert voor het IPv6protocol.
2
Specificeer de volgende items naar wens en druk op
Naam item
.
Omschrijving
DHCP INSCHAKELEN (OPTIES)
Selecteer of de optionele informatie wel of niet gebruikt moet worden (IPv6-adres voor de DNSserver enz.) in plaats van het IPv6-adres voor de apparatuur die door de DHCPv6 wordt uitgegeven. y AAN — druk op deze knop om de optionele informatie in te schakelen. y UIT — druk op deze knop om de optionele informatie uit te schakelen.
IP-adres
Druk op deze knop om een IPv6-adres toe te wezen aan het apparaat.
PREFIX
druk op deze toets om het prefix voor het IPv6-adres toe te wijzen.
GATEWAY
druk op deze toets om de default gateway toe te wijzen.
Wanneer u op [IP-adres], [PREFIX] of [GATEWAY] drukt, wordt het schermtoetsenbord weergegeven. Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina: P.154 “Toetsenbord op scherm”
NETWERK
81
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
3
Bevestig de instellingen en druk op [OK].
U keert terug naar het NETWERK-menu.
Automatisch instellen van het IPv6-protocol (in een 'stateless' netwerkomgeving)
1
Open het IPv6-scherm, geef de volgende items naar wens in en druk op
Naam item
.
Omschrijving
IPv6-protocol
y AAN — druk op deze knop om het IPv6-protocol in te schakelen. y UIT — druk op deze knop om het IPv6-protocol uit te schakelen.
LLMNR
y AAN — druk op [AAN] om het LLMNR-protocol (Linklocal Multicast Name Resolution) in te schakelen. y UIT — druk op [UIT] om het LLMNR-protocol uit te schakelen.
ADRES MODUS
Selecteer [STATELESS] voor de IPv6-toewijzingsmodus.
Link Local Address
Het in IPv6 gebruikte unieke adres wordt weergegeven.
y Het link-local-adres kan niet gebruikt worden om netwerkplekken door een router te verbinden. y [AAN] en [UIT] voor het LLMNR-protocol zijn beschikbaar wanneer u [AAN] selecteert voor het IPv6protocol.
82
NETWERK
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER) 2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
2
Specificeer de volgende items naar wens en druk op
Naam item
.
Omschrijving
DHCP INSCHAKELEN (IP-adres)
y AAN — druk op deze knop om het IPv6-adres te gebruiken dat door de DHVPv6-server uitgegeven wordt. y UIT — druk op deze knop om het IPv6-adres dat door de DHVPv6-server uitgegeven wordt, uit te schakelen.
DHCP INSCHAKELEN (OPTIES)
y AAN — druk op deze knop om de optionele informatie te gebruiken (IPv6-adres voor de DNSserver enz.) in plaats van het IPv6-adres voor de apparatuur die door de DHCPv6 wordt uitgegeven. y UIT — druk op deze knop om de optionele informatie, anders dan het IPv6-adres voor de apparatuur zoals uitgegeven door de DHCPv6-server, niet te gebruiken.
FQDN-optie
y AAN — druk op deze knop om een FQDN (Fully Qualified Domain Name) toe te wijzen met de DNS-server. y UIT — druk op deze knop om geen FQDN toe te wijzen met de DNS-server.
FQDN-bijwerkmethode
y CLIENT — druk op deze knop om de DNS-server van het apparaat bij te werken. y SERVER — druk op deze knop om de DNS-server vanaf de DHCPv6-server bij te werken.
Wanneer u [AAN] selecteert voor de optie [DHCP INSCHAKELEN (IP-adres)], wordt [UIT] automatisch ingesteld voor de optie [DHCP INSCHAKELEN (OPTIES)].
3
Bevestig de instellingen en druk op
.
De van routers verkregen IPv6-adressen worden weergegeven. Er kunnen tot zeven IPv6-adressen worden bewaard.
Wanneer dit apparaat een router-aankondiging (RA) van een router ontvangt, waarvan de M flag-configuratie "0" is, is de DHCPv6-functie uitgeschakeld. Als u de M flag-configuratie van een router-aankondiging (RA) wijzigt van "0" in "1", start het apparaat dan opnieuw op met de [POWER]-knop op het bedieningspaneel om de DHCPv6-functie in te schakelen.
NETWERK
83
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
4
Bevestig de instellingen en druk op [OK].
U keert terug naar het NETWERK-menu.
De van de DHCPv6-server verkregen IPv6-adressen worden weergegeven.
Automatisch instellen van het IPv6-protocol (in een 'stateful' netwerkomgeving)
1
Open het IPv6-scherm, geef de volgende items naar wens in en druk op
Naam item
.
Omschrijving
IPv6-protocol
y AAN — druk op deze knop om het IPv6-protocol in te schakelen. y UIT — druk op deze knop om het IPv6-protocol uit te schakelen.
LLMNR
y AAN — druk op [AAN] om het LLMNR-protocol (Linklocal Multicast Name Resolution) in te schakelen. y UIT — druk op [UIT] om het LLMNR-protocol uit te schakelen.
ADRES MODUS
Selecteer [STATEFUL] voor de IPv6-toewijzingsmodus.
Link Local Address
Het in IPv6 gebruikte unieke adres wordt weergegeven.
y Het link-local-adres kan niet gebruikt worden om netwerkplekken door een router te verbinden. y [AAN] en [UIT] voor het LLMNR-protocol zijn beschikbaar wanneer u [AAN] selecteert voor het IPv6protocol.
84
NETWERK
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER) 2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
2
Specificeer de volgende items naar wens en druk op
Naam item
.
Omschrijving
DHCP INSCHAKELEN (IP-adres)
y AAN — druk op deze knop om het IPv6-adres te gebruiken dat door de DHVPv6-server uitgegeven wordt. y UIT — druk op deze knop om het IPv6-adres dat door de DHVPv6-server uitgegeven wordt, uit te schakelen.
DHCP INSCHAKELEN (OPTIES)
y AAN — druk op deze knop om de optionele informatie te gebruiken (IPv6-adres voor de DNSserver enz.) in plaats van het IPv6-adres voor de apparatuur die door de DHCPv6 wordt uitgegeven. y UIT — druk op deze knop om de optionele informatie, anders dan het IPv6-adres voor de apparatuur zoals uitgegeven door de DHCPv6-server, niet te gebruiken.
FQDN-optie
y AAN — druk op deze knop om een FQDN (Fully Qualified Domain Name) toe te wijzen met de DNS-server. y UIT — druk op deze knop om geen FQDN toe te wijzen met de DNS-server.
FQDN-bijwerkmethode
y CLIENT — druk op deze knop om de DNS-server van het apparaat bij te werken. y SERVER — druk op deze knop om de DNS-server vanaf de DHCPv6-server bij te werken.
[DHCP INSCHAKELEN (IP-adres)] en [DHCP INSCHAKELEN (OPTIES)] kunnen niet allebei uitgeschakeld zijn.
3
Bevestig de instellingen en druk op [OK].
U keert terug naar het NETWERK-menu.
De van de DHCPv6-server verkregen IPv6-adressen worden weergegeven.
NETWERK
85
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
Instellen van het IPX/SPX-protocol U kunt het IPX/SPX-protocol op dit apparaat instellen. Het IPX/SPX-protocol wordt meestal gebruikt om te communiceren met de NetWare-bestandsserver via het netwerk.
Naam item IPX/SPX AAN FRAME TYPE
86
NETWERK
Omschrijving y AAN — druk op deze knop om het IPX/SPX-protocol in het apparaat te gebruiken. y UIT — Druk op deze toets om IPX-SPX-protocol uit te schakelen. druk op [AUTO] om het juiste frametype automatisch te detecteren, of druk op een toets voor een specifiek frametype. Als u niet weet welk frametype moet worden gebruikt, selecteer dan [AUTO].
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER) 2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
Instellen van de NetWare-instellingen U kunt de te verbinden NetWare-configuratie instellen.
Deze optie moet worden ingesteld wanneer u de NetWare-bestandsserver gebruikt voor afdrukken met Novell.
Naam item
Omschrijving
Netware INSCHAKELEN
y AAN — druk op deze knop om het NetWare-protocol in te schakelen. y UIT — druk op deze knop om het NetWare-protocol uit te schakelen.
BINDERY INSCHAKELEN
y AAN — druk op deze knop om communicatie met de NetWare-bestandsserver in binderymodus in te schakelen. y UIT — druk op deze knop om communicatie met de NetWare-bestandsserver in binderymodus uit te schakelen.
NDS INSCHAKELEN
y AAN — druk op deze knop om communicatie met de NetWare-bestandsserver in NDS-modus in te schakelen. y UIT — druk op deze knop om communicatie met de NetWare-bestandsserver in NDS-modus uit te schakelen.
CONTEXT
druk op deze toets om de NDS-context in te voeren waar de NetWare-afdrukserver voor dit apparaat zich bevindt. Deze moet worden ingevoerd wanneer u de NetWare-bestandsserver in de NDS-modus verbindt.
TREE
Druk op deze toets om de NDS-tree in te voeren. Deze moet worden ingevoerd wanneer u de NetWarebestandsserver in de NDS-modus verbindt.
NAAM BESTANDSSERVER
druk op deze toets om de naam van de Netware-bestandsserver in te voeren. Het is aan te bevelen om deze naam in te voeren wanneer u de NetWare-bestandsserver in bindery-modus verbindt.
y Wanneer u op [CONTEXT], [TREE] of [NAAM BESTANDSSERVER] drukt, wordt het toetsenbord op scherm weergegeven. Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina: P.154 “Toetsenbord op scherm” y U kunt de bindery- en de NDS-modus tegelijk inschakelen.
NETWERK
87
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
Instellen van het SMB-protocol Het is mogelijk de SMB-netwerkeigenschappen in te stellen om toegang tot dit apparaat en SMB-afdrukken vanaf een Microsoft Windows-netwerk in te schakelen. Het inschakelen van SMB maakt het mogelijk de service voor het delen van bestanden in te schakelen, naast het afdrukken via SMB. Daarnaast moet het WINS-serveradres worden ingegeven als de WINS-server gebruikt wordt voor het toestaan van delen van bestanden en printers over segmenten, zodat het apparaat vanuit de verschillende segmenten zichtbaar is.
Naam item
Omschrijving
SMB-PROTOCOL
y AAN — druk op deze knop om het SMB-protocol in te schakelen. y UIT — druk op deze knop om het SMB-protocol uit te schakelen. Als u [AAN] selecteert, selecteer dan de functie die u wilt uitschakelen bij [BEPERKING].
BEPERKING
Selecteer of de functie voor delen van printers of bestanden moet worden uitgeschakeld. U kunt één van de volgende opties selecteren: y NONE — druk op deze knop wanneer noch het delen van printers noch het delen van bestanden beperkt moeten worden. Zowel afdrukken met SMB als bestandsdeling met behulp van SMB zijn ingeschakeld. y PRINT SHARE — Druk op deze toets om afdrukken via SMB uit te schakelen. y FILE SHARE — druk op deze knop om de service voor het delen van bestanden via SMB uit te schakelen. (Niet te kiezen wanneer de harde schijf niet in het multifunctionele systeem is geïnstalleerd)
NetBIOS-NAAM
Druk op deze knop om de naam in te geven waaronder het apparaat in het Windows-netwerk weergegeven zal worden. De NetBIOS-naam wordt standaard ingesteld op "MFP<serienummer netwerkkaart>".
INLOGGEN
Geeft de Windows-netwerkomgeving weer waarbij het apparaat ingelogd is. Er wordt “Werkgroep” weergegeven als het apparaat aangemeld is bij een werkgroepnetwerk en “Domein” als het apparaat aangemeld is bij een domeinnetwerk. "Werkgroep" of "Domein" kunnen alleen worden gespecificeerd vanuit TopAccess. Raadpleeg voor instructies over het installeren van het certificaat de TopAccess Guide “Chapter 8: [Administration] Tab Page”.
WINS PRIMARY
Druk op deze knop om het IP-adres van de primaire WINS-server in te stellen met de digitale toetsen. Het IP-adres van de primaire WINS-server is nodig wanneer u toegang tot dit apparaat vanaf een ander subnet via de NetBIOS-naam toe wilt staan en de NetBIOS-naam en de werkgroepnaam van het apparaat opgelost worden met de WINS-server. Gebruik de pijltjestoetsen om van actief venster te wisselen.
WINS SECOND.
Druk op deze knop om het IP-adres van de secundaire WINS-server in te stellen met de digitale toetsen. Geef het IP-adres van de secundaire WINS-server in als dit nodig is bij gebruik van WINS-servers om de NetBIOS-naam en werkgroepnaam van het apparaat op te lossen. De secundaire WINS-server wordt gebruikt wanneer de primaire WINS-server onbeschikbaar is. Gebruik de pijltjestoetsen om van actief venster te wisselen.
Wanneer u op [NetBIOS-NAAM] drukt, wordt het schermtoetsenbord weergegeven. Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina: P.154 “Toetsenbord op scherm”
88
NETWERK
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER) 2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
y Wanneer u [UIT] selecteert voor optie [SMB-PROTOCOL] of [FILE SHARE] voor optie [BEPERKING], zal functie Opslaan als bestand naar MFP Local worden uitgeschakeld. y Als het multifunctionele systeem is geconfigureerd voor aanmelden op het domein in de SMB-sessie van TopAccess (beheerdersmodus), maar “Werkgroep” wordt weergegeven, dan is aanmelden op het domeinnetwerk mislukt. Controleer in dat geval of de Windows Server en de instellingen van TopAccess voor de SMB-sessie correct zijn. y Als “Domein” ingesteld wordt als instelling voor aanmelden in de SMB-sessie van TopAccess (beheerdersmodus), en het apparaat daarna INgeschakeld wordt of op [TOEPASSEN] wordt gedrukt na het wijzigen van de netwerkinstellingen van het apparaat, zal het apparaat zich aanmelden bij het Windows domeinnetwerk. y Er kunnen alleen alfanumerieke tekens en “-” ingevoerd worden voor [NetBIOS-NAAM]. y Voer voor [WINS PRIMARY] of [WINS SECOND.] geen IP-adres in dat begint met “0” (bijv. “0.10.10.10”), “127” (bijv. “127.10.10.10”) of “224” (bijv. “224.10.10.10”). Als u een dergelijk adres invoert, kan het apparaat niet communiceren met de WINS-server. y Als u “0.0.0.0” invoert voor [WINS PRIMARY] en [WINS SECOND.], zal dit apparaat de WINS-server niet gebruiken. y Wanneer [DYNAMISCH] of [GEEN AUTO IP] is geselecteerd voor [ADRESMODUS] in de TCP/IP-instellingen, kan dit apparaat het IP-adres voor [WINS PRIMARY] en [WINS SECOND.] verkrijgen van de DHCP-server.
Instellen van het AppleTalk-protocol Het AppleTalk-protocol moet ingeschakeld en juist ingesteld zijn om afdrukken met AppleTalk vanaf een Macintoshcomputer in te schakelen.
Naam item APPLETALK INSCHAKELEN
Omschrijving y AAN — druk op deze knop om het AppleTalk-protocol in te schakelen. y UIT — druk op deze knop om het AppleTalk-protocol uit te schakelen.
APPARAATNAAM
druk op deze toets om de naam van het apparaat in te voeren.
DESIRED ZONE
druk op deze knop om de zonenaam voor AppleTalk in te geven. Als uw AppleTalk-netwerk niet geconfigureerd is met een zone, geeft dan de standaard zonenaam "*" in.
Wanneer u op [APPARAATNAAM] of [DESIRED ZONE] drukt, wordt het toetsenbord op scherm weergegeven. Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina: P.154 “Toetsenbord op scherm”
NETWERK
89
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
Instellen van de HTTP-netwerkservice Met deze functie kunt u de HTTP-netwerkserverservice in- of uitschakelen die de webgebaseerde toepassingen voor het apparaat levert, zoals TopAccess en e-FILING.
Naam item
Omschrijving
HTTP-SERVER INSCHAKELEN
y AAN — druk op deze knop om de HTTP-netwerkserverservice in te schakelen. y UIT — druk op deze knop om de HTTP-netwerkserverservice uit te schakelen. Deze optie moet ingeschakeld zijn voor de TopAccess en e-FILING internettoepassing.
SSL INSCHAKELEN
Kies of er al dan niet SSL (Secure Sockets Layer) gebruikt moet worden. y AAN — druk op deze knop om de gegevens die tussen het apparaat en clientcomputers uitgewisseld worden, te coderen met een privésleutel als resultaat van het gebruik van TopAccess of webtoepassing e-Filing. y UIT — druk op deze toets om encryptie uit te schakelen.
PRIMARY PORT NUM.
druk op deze knop om het nummer van de primair te gebruiken poort in te geven voor het ontvangen van HTTP-toegang van andere clients. Normaal wordt standaard poortnummer “80” gebruikt.
SECOND. PORT NUM.
druk op deze toets om het secundair te gebruiken poortnummer in te geven voor toegang tot TopAccess en de e-FILING-webtoepassing. Normaal wordt standaard poortnummer “8080” gebruikt.
Wanneer op [PRIMARY PORT NUM.] of [SECOND. PORT NUM.] wordt gedrukt, wordt het toetsenbord op scherm weergegeven. Raadpleeg voor meer informatie over het numerieke toetsenpaneel op scherm de volgende pagina: P.155 “Numeriek toetsenpaneel op scherm”
90
NETWERK
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER) 2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
Instellen van de Ethernetsnelheid Het is mogelijk de ethernetsnelheid aan te geven.
Naam item ETHERNET SPEED DUPLEX MODE
Omschrijving Selecteer de gewenste combinatie van communicatiesnelheid en overdrachtsmethode.
y De opties variëren, afhankelijk van het model. y Sommige modellen hebben [AUTO] terwijl anderen over opties [AUTO (-100MB)] en [AUTO (-1000MB)] beschikken. Als u de snelheid van het netwerk waarmee het apparaat verbonden is niet kent, selecteer dan [AUTO] of, afhankelijk van het model, [AUTO (-100MB)] of [AUTO (-1000MB)] in plaats van een knop met een specifieke snelheid en modus. y Wanneer ETHERNET is ingesteld op [AUTO (-1000MB)], [1000BASE FULL] of [1000BASE], zullen de volgende modellen niet naar super-slaapmodus schakelen, zelfs wanneer in scherm SLAAP/SUPERSLAAP [INSCHAKELEN] geselecteerd is. - e-STUDIO456-serie - e-STUDIO856-serie - e-STUDIO2550C-serie - e-STUDIO2551C-serie y De huidige Ethernetsnelheid wordt boven de knoppen weergegeven. Wanneer er geen links gedetecteerd worden, zal “Link niet gedetecteerd” weergegeven worden. y Schakel het apparaat uit en weer in als het netwerk niet stabiel is.
NETWERK
91
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
Instellen van de LDAP-services en de filterfuncties U kunt de LDAP-directoryservice inschakelen, waardoor het apparaat in de LDAP-server naar contactpersonen kan zoeken om de geadresseerden te specificeren voor internetfax- en faxverzendingen en scannen naar e-mail-opdrachten. Daarnaast kan de LDAP-server ook gebruikt worden om te zoeken naar contactpersonen bij het creëren van sjablonen met TopAccess, of een contactpersoon in het adresboek. Via dit instelmenu kunt u ook selecteren of u de IP/MAC-adresfilterfuncties wilt gebruiken.
Naam item
Omschrijving
LDAP INSCHAKELEN
y AAN — druk op deze knop om de LDAP-netwerkserverservice in te schakelen. y UIT — druk op deze knop om de LDAP-netwerkserverservice uit te schakelen.
IP FILTERING
y AAN — druk op deze knop om IP filtering in te schakelen. y UIT — druk op deze toets om IP filtering uit te schakelen.
MAC-ADRESFILTERING
y AAN — druk op deze knop om MAC adresfiltering in te schakelen. y UIT — druk op deze toets om MAC adresfiltering uit te schakelen.
Om de LDAP-directoryservice toe te voegen, moet u gebruik maken van TopAccess. Raadpleeg voor instructies over het installeren van de directoryservice de TopAccess Guide “Chapter 8: [Administration] Tab Page”.
Als de LDAP-netwerkservice uitgeschakeld is, zal het niet mogelijk zijn het e-mailadres van de afzender vanaf de LDAP-server te verkrijgen tijdens de gebruikersverificatie voor scannen naar e-mail voor het verzenden van een email.
92
NETWERK
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER) 2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
Instellen van IPsec (IP-beveiliging) Wanneer de IPsec-enabler geïnstalleerd is, wordt het mogelijk communicatie te coderen met IPsec (IPbeveiligingsprotocol). In de IP-beveiligingsinstellingen kunnen de volgende bewerkingen uitgevoerd worden. y De huidige IPsec-beleidsnaam bekijken y Inschakelen / Uitschakelen van IPsec-communicatie y IPsec-sessie 'flushen' of resetten
Naam item
Omschrijving
BELEIDSNAAM
FQDN-bijwerkmethodeDe naam van het huidig toegepaste IPsec-beleid wordt weergegeven.
AAN
druk op deze toets om IPsec-communicatie in te schakelen.
UIT
druk op deze toets om IPsec-communicatie uit te schakelen.
VERBINDINGEN
druk op deze knop om de huidige IPsec-sessie te wissen (flushen) en een nieuwe sessie te beginnen wanneer de nu voor IPsec-communicatie gebruikte sleutel gelekt is of als er een overtreding van de beveiliging vastgesteld is.
FABRIEK INST.
druk op deze toets om de standaardinstellingen voor de IPsec-instellingen te herstellen. Wanneer u op deze knop drukt, wordt een bevestigingsbericht weergegeven.
Instellingen die vereist zijn voor IPsec, zoals invoer van IPsec-beleid, kunnen worden uitgevoerd met TopAccess. Voor meer informatie, zie de TopAccess Guide “Chapter 8: [Administration] Tab Page”.
[IPsec] is alleen beschikbaar wanneer functie IPsec-enabler wordt gebruikt.
NETWERK
93
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
Controleren van het netwerk Er zijn twee functies beschikbaar voor het controleren van de netwerkstatus: ping en traceroute. Met de ping-functie is het mogelijk de verbindingsstatus tussen dit apparaat en de servers op het netwerk te controleren. En functie traceroute maakt het mogelijk het netwerkpad naar de gewenste server te bekijken en te controleren.
1
Selecteer in scherm NETWERK CHECK de server die u wilt controleren en druk op [ping] of [TRACEROUTE].
Het controleresultaat wordt weergegeven.
Er zijn twee manieren om de server te selecteren die u wilt controleren. Om de gewenste server te selecteren uit de serverlijst die op het aanraakscherm weergegeven wordt: Controleerbare servers en ondersteunde protocols zijn de volgende. - Primaire DNS-server (IPv4/IPv6) - Secundaire DNS-server (IPv4/IPv6) - Primaire WINS-server (IPv4) - Secundaire WINS-server (IPv4) - SMTP-server (IPv4/IPv6) - POP3-server (IPv4/IPv6) - Primaire SNTP-server (IPv4/IPv6) - Secundaire SNTP-server (IPv4/IPv6) - LDAP-server 1 - LDAP-server 2 - LDAP-server 3 - LDAP-server 4 - LDAP-server 5 - Remote server 1 - Remote server 2 Om de gewenste server handmatig aan te wijzen: Voer de servernaam, het IPv4-adres of het IPv6-adres handmatig in. Wanneer u op veld Handmatige invoer drukt, wordt het toetsenbord op scherm weergegeven. Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina: P.154 “Toetsenbord op scherm”
Wanneer u een WINS-naam ingevoerd hebt voor het netwerkpad van de server op afstand 1/2 in instelling “Opslaan als bestand” in TopAccess, kan de netwerkcontrolefunctie voor die servers niet worden uitgevoerd door ze in de serverlijst te selecteren. Wijs in dat geval het IP-adres van de server op afstand 1/2 handmatig aan om de netwerkcontrolefunctie uit te voeren.
94
NETWERK
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER) 2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
2
Controleer de resultaten. Wanneer u klaar bent, drukt u op [SLUITEN]. Als u ping uitgevoerd hebt:
Als u traceroute uitgevoerd hebt:
Wanneer het ping/traceroute-commando een server niet kan bereiken, wordt het IP-adres weergegeven voor het controleresultaat voor de server. Als het commando het om een of andere reden niet kan bereiken, wordt de hostnaam weergegeven in plaats van het IP-adres. Hierdoor gaat u terug naar het scherm NETWERK CHECK.
NETWERK
95
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
KOPIËREN U kunt het systeemgedrag voor kopieertaken wijzigen, zoals het maximale aantal kopieën, de automatische dubbelzijdige modus en de prioriteit voor sorteermodus.
Raadpleeg voor instructies over hoe scherm KOPIËREN weer te geven de volgende pagina: P.47 “Toegang tot menu Beheerder” Het scherm is opgebouwd uit meerdere pagina's. Druk op pagina's.
of
om achteruit en/of vooruit te bladeren door de
Scherm KOPIËREN (1/3) Naam item
Omschrijving
MAX. KOPIEËN
Kies uit knoppen [9999]*1, [999], [99], en [9] de knop voor het gewenste maximale aantal toegestane kopieën.
AUTOM. 2-ZIJDIG
Druk op de knop voor de kopieerinstellingen voor tweezijdig kopiëren (alleen beschikbaar wanneer de automatische duplexeenheid geïnstalleerd is) die standaard van toepassing is voor originelen die in de Automatische dubbelzijdige documententoevoer geplaatst worden. y UIT — druk op deze knop om de tweezijdige modus in te stellen op [1->1 ENKELZIJDIG]. y 1->2 DUBBELZIJDIG — druk op deze knop om de tweezijdige modus in te stellen op [1->2 DUBBELZIJDIG]. y 2->2 DUBBELZIJDIG — druk op deze knop om de tweezijdige modus in te stellen op [2->2 DUBBELZIJDIG]. y GEBR. — druk op deze knop om automatisch het scherm voor selectie van tweezijdige modus te tonen wanneer er originelen in de Automatische dubbelzijdige documententoevoer geplaatst worden.
PRIORITEIT SORTEERMODUS
Selecteer de standaard sorteermodus voor kopieertaken. Als [NIETEN] wordt geselecteerd, wordt het uitgevoerde papier standaard geniet in de linkerbovenhoek. Om kopieën te nieten, moet de finisher geïnstalleerd zijn.
*1 Afhankelijk van het model kan het zijn dat deze optie niet beschikbaar is.
Scherm KOPIËREN (2/3) Naam item AUTOMATISCH WISSELEN VAN PAPIERLADE
Omschrijving Deze optie maakt het mogelijk aan te geven of de functie voor het automatisch wisselen van papierlade, ook wanneer de papierbron voor een kopieertaak handmatig is ingegeven, in te schakelen. Als [AAN] geselecteerd wordt, zal het apparaat papier van hetzelfde formaat uit een andere lade toevoeren wanneer de aangegeven lade tijdens een kopieertaak leeg zou raken. Deze functie is altijd ingeschakeld als kopieeropdrachten uitgevoerd worden met functie Automatische papierselectie (APS). Voor meer informatie over APS, raadpleeg de Kopieerhandleiding “Hoofdstuk 3: BELANGRIJKSTE KOPIEERFUNCTIES”.
Wanneer voor een lade ATTRIBUUT anders is ingesteld dan op [GEEN], valt het papier dat in deze lade geplaatst is buiten de scope van de functie Automatisch wisselen van papiermagazijn. Raadpleeg voor instructies over hoe u een attribuut van een lade controleert en/of wijzigt de volgende pagina: P.18 “LADE” PAPIER UIT VERSCHILLENDE RICHTING*
Als [AAN] geselecteerd wordt, zal het apparaat papier van hetzelfde formaat met een andere richting uit een andere lade toevoeren wanneer de aangegeven lade tijdens een kopieertaak leeg zou raken.
PRINTEN PAUZEREN BIJ LEGE NIETER
Deze optie maakt het mogelijk te kiezen of er gestopt moet worden met afdrukken wanneer de nieter tijdens het nieten in een andere dan rughechtingsmodus leeg raakt. y AAN — druk op deze knop om te stoppen met afdrukken. y UIT — druk op deze knop om door te gaan met afdrukken zonder te nieten.
STANDAARDMODUS VAN AUTO KLEUR
Een instellingsitem voor kleurenmodellen. Het maakt het mogelijk de initiële modus voor modus Auto kleurenkopie aan te geven.
Als de nietmachine leeg is in de rughechtmodus, dan wordt het afdrukken beëindigd.
*
96
Papiertoevoer wanneer de lade tijdens een kopieertaak leeg raakt is als volgt:
KOPIËREN
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER) 2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
Dit is een voorbeeld van wanneer de lade die het papier invoert automatisch verwisseld wordt terwijl gegevens gekopieerd worden op A4papier.
Opties
Papierinvoer
AUTOMATISCH WISSELEN VAN PAPIERLADE
PAPIER UIT VERSCHILLENDE RICHTING
Met automatische papierselectie (APS)
Met handmatig aangegeven lade
AAN
AAN
Er wordt A4- en A4-R-papier ingevoerd.
Er wordt A4- en A4-R-papier ingevoerd.
AAN
UIT
Er wordt A4-papier ingevoerd.
Er wordt A4-papier ingevoerd.
UIT
AAN
−
−
UIT
UIT
−
−
Scherm KOPIËREN (3/3) Naam item
Omschrijving
AUTO UITVOERWISSEL (CASCADE AFDRUK)
y AAN — druk op deze knop om door te gaan met afdrukken door automatisch van uitvoerlade te wisselen wanneer de originele uitvoerlade vol raakt. y UIT — druk op deze knop om te stoppen met afdrukken wanneer de uitvoerlade vol raakt.
PAUZEREN BIJ VOLLE AFVALBAK PERFORATIE
y AAN — druk op deze knop om door te gaan met afdrukken zonder te perforeren als de afvalbak van de perforatie-eenheid vol raakt. y UIT — druk op deze knop om te stoppen met afdrukken als de afvalbak van de perforatie-eenheid vol raakt.
BUITENKANT WISSEN ORIGINEEL
y AAN — druk op deze knop om functie buitenkant wissen origineel in te schakelen. y UIT — druk op deze knop om functie buitenkant wissen origineel uit te schakelen.
KOPIËREN
97
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
FAXEN Als de Faxeenheid en de 2de lijn voor de Faxeenheid niet geïnstalleerd zijn, zullen alleen [NEGEREN] en [VERKLEIND] beschikbaar zijn voor [RX AFDR.]. Raadpleeg voor gegevens over andere faxmenu's de Operator's Manual for FAX Unit "Chapter 6: SETTING ITEMS".
y Als de Faxeenheid niet geïnstalleerd is, worden opties in dit menu toegepast op internetfaxverzendingen. y Afhankelijk van het model is [FAXEN] alleen beschikbaar wanneer de scannerkit en/of de printer-/scannerkit geïnstalleerd zijn. y Raadpleeg voor instructies over hoe scherm FAXEN weer te geven de volgende pagina: P.47 “Toegang tot menu Beheerder”
Instellen van de opties negeren en verkleind afdrukken voor RX print Het is mogelijk afdrukinstellingen voor het afdrukken van per internetfax ontvangen originelen in te stellen. Er zijn twee beschikbare afdrukinstellingen: gedeeltelijk afdrukken en verkleind afdrukken. NEGEREN: AAN, UIT y AAN — wanneer originelen tot 10 mm groter zijn dan het afdrukgebied, dan wordt het deel van de originelen dat het afdrukgebied overschrijdt, genegeerd. y UIT — het ontvangen origineel wordt afgedrukt op twee vellen papier als de lengte ervan het afdrukgebied van het papier overschrijdt. * Neem voor meer informatie over negeren/gedeeltelijk afdrukken contact op met uw onderhoudstechnicus. VERKLEINEN: AAN, UIT y AAN — als het ontvangen origineel langer is dan het registratiepapier, zal het verticaal worden verkleind tot 90% om op het registratiepapier te passen. y UIT — het ontvangen origineel wordt afgedrukt op twee vellen papier als de lengte ervan het afdrukgebied van het registratiepapier overschrijdt.
1
Druk in scherm FAX op [PRINTER].
Het scherm VERZEND PRINT wordt weergegeven.
2
Druk zoals vereist op [AAN] of [UIT] voor [AFDR LIMIET] en [VERKLEINEN] en druk op [OK].
De geregistreerde opties kunnen worden bevestigd in de FUNCTIELIJST. P.163 “FUNCTIELIJST (Beheerder)”
98
FAXEN
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
BESTAND Het is mogelijk automatisch bestanden te wissen die opgeslagen zijn door de bewerking Scannen naar bestand. Gebruik dit menu om de onderhoudsfunctie in te stellen en periodiek bestanden te wissen die opgeslagen zijn in de lokale opslag om ervoor te zorgen dat er voldoende harde schijfruimte beschikbaar is.
Het menu wordt niet weergegeven wanneer er geen harde schijf in het multifunctionele systeem geïnstalleerd is.
Raadpleeg voor instructies over hoe scherm ONDERHOUD weer te geven de volgende pagina: P.47 “Toegang tot menu Beheerder”
1
Schakel in scherm ONDERHOUD de onderhoudsfunctie voor opslag in en voltooi de instelling. 1) Druk op [AAN]. 2) Voer met behulp van de digitale toetsen het aantal dagen in dat het systeem de bestanden bewaart voordat ze worden verwijderd. U kunt 1 tot 99 dagen invoeren. Druk om de waarde te corrigeren op de toets [CLEAR] op het bedieningspaneel om de invoerwaarde te verwijderen en het aantal dagen opnieuw in te voeren. 3) Druk op [OK] om de instellingen op te slaan.
Wanneer u op [UIT] drukt, druk dan op [OK] om de instellingen op te slaan.
BESTAND
99
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
E-MAIL Met dit menu is het mogelijk onderstaande opties in te stellen.
Afhankelijk van het model is [E-MAIL] alleen beschikbaar wanneer de scannerkit en/of de printer-/scannerkit geïnstalleerd zijn. y E-mailberichteigenschappen Geeft de gegevens van de e-mailberichten die verzonden zijn door de bewerking Scannen naar e-mail aan. U kunt de volgende opties instellen: - ADRES - NAAM - ONDERWERP - BERICHT y Fragmentatie Scannen naar e-mail U kunt een taak voor Scannen naar e-mail opgedeeld in fragmenten van een gespecificeerde grootte verzenden. Deze optie kan overdrachtsfouten veroorzaakt door netwerkverkeerproblemen, verminderen. y Berichttekst e-mail verzenden U kunt aangeven of de berichttekst al of niet verzonden moet worden.
Raadpleeg voor instructies over hoe scherm E-MAIL weer te geven de volgende pagina: P.47 “Toegang tot menu Beheerder”
Naam item
Omschrijving
ADRES
druk op deze toets om het e-mailadres van het apparaat in te voeren.
NAAM
druk op deze toets om de naam van het apparaat in te voeren.
ONDERWERP
druk op deze toets om het standaard-e-mailonderwerp in te stellen. Met een druk op deze knop wordt scherm ONDERWERP weergegeven. Raadpleeg voor meer informatie over dit scherm “Bewerkingen in scherm ONDERWERP” hieronder.
/
— druk op deze knop om de datum en tijd toe te voegen aan het onderwerp van de e-mail. — druk op deze knop om geen datum en tijd toe te voegen aan het onderwerp van de e-mail.
/
— druk hierop om bewerken van het onderwerp van de e-mail in te schakelen. — druk hierop om bewerken van het onderwerp van de e-mail uit te schakelen.
BERICHT
druk op deze knop om een standaard berichttekst in te voeren.
GEDEELTE VAN BERICHT (KB)
Selecteer de gewenste fragmentgrootte uit de vervolgkeuzelijst. Druk op [NEE] om het fragmenteren uit te schakelen.
BERICHTTEKST VERZENDEN
y AAN — druk op deze toets om de berichttekst te verzenden. y UIT — druk op deze toets om de berichttekst niet te verzenden.
Om Scannen naar e-mail in te schakelen, moet u een e-mailadres invoeren in het veld [ADRES].
100
E-MAIL
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER) 2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
Wanneer u op één van de toetsen ([ADRES], [NAAM] of [BERICHT] drukt, dan wordt het toetsenbord op scherm weergegeven. Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina: P.154 “Toetsenbord op scherm” Bewerkingen in scherm ONDERWERP Selecteer of het standaardonderwerp of een eigen onderwerp gebruikt moet worden en druk op [OK]. Als u op [OK] drukt, keert u terug naar het scherm E-MAIL.
Naam item
Omschrijving
STD ONDERWERP
Druk op deze knop om het in de fabriek ingestelde standaard onderwerp te gebruiken.
AANG. ONDERWERP
Druk op deze knop om een eigen onderwerp aan te geven. Wanneer u op deze toets drukt, wordt het schermtoetsenbord weergegeven. Voer een onderwerp in met het toetsenbord op het scherm en druk op [OK] om het ingevoerde vast te leggen. Er kunnen tot 128 tekens ingevoerd worden. U kunt ook de digitale toetsen op het bedieningspaneel gebruiken om de nummers in te voeren.
E-MAIL
101
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
INTERNETFAX Met dit menu is het mogelijk onderstaande opties in te stellen.
Afhankelijk van het model is [INTERNETFAX] alleen beschikbaar wanneer de scannerkit en/of de printer-/scannerkit geïnstalleerd zijn. y Internetfaxberichteigenschappen Geeft de gegevens van berichten die door internetfaxoverdracht verzonden zijn. U kunt de volgende opties instellen: - ADRES - NAAM - BERICHT y Fragmentatie internetfax U kunt de internetfaxopdracht opgedeeld in fragmenten van een gespecificeerde grootte verzenden. Deze optie kan overdrachtsfouten veroorzaakt door netwerkverkeerproblemen, verminderen. y Berichttekst internetfax verzenden U kunt aangeven of de berichttekst al of niet verzonden moet worden.
Raadpleeg voor instructies over hoe scherm INTERNETFAX weer te geven de volgende pagina: P.47 “Toegang tot menu Beheerder”
Naam item
Omschrijving
ADRES
druk op deze toets om het e-mailadres van het apparaat in te voeren.
NAAM
druk op deze toets om de naam van het apparaat in te voeren.
BERICHT
druk op deze knop om de berichttekst in te voeren.
FRAGMENT PAGE SIZE (KB)
Selecteer de gewenste fragmentpaginagrootte uit de vervolgkeuzelijst. Druk op [NEE] om het fragmenteren uit te schakelen.
BERICHTTEKST VERZENDEN
y AAN — druk op deze toets om de berichttekst te verzenden. y UIT — druk op deze toets om de berichttekst niet te verzenden.
Om Internetfax in te schakelen, moet er een e-mailadres ingevoerd zijn in veld [ADRES AFZENDER].
Wanneer u op één van de toetsen ([ADRES], [NAAM] of [BERICHT] drukt, dan wordt het toetsenbord op scherm weergegeven. Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina: P.154 “Toetsenbord op scherm”
102
INTERNETFAX
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
BEVEILIGING Via dit menu kunt u de volgende procedures uitvoeren: y P.103 “Beheer van certificaten” y P.109 “Instellen van beveiligde PDF-bestanden” y P.111 “Uitvoeren van de integriteitscontrole”
Raadpleeg voor instructies over hoe scherm BEVEILIGING weer te geven de volgende pagina: P.47 “Toegang tot menu Beheerder”
Beheer van certificaten Het is mogelijk apparaatcertificaten en CA-certificaten te importeren en apparaatcertificaten te exporteren. P.103 “Een certificaat importeren” P.106 “Exporteren van het apparaatcertificaat”
Als u certificaten in het apparaat importeert, sla de bestanden die u wilt importeren dan van tevoren op in de hoofdmap van uw USB-opslagapparaat.
Een certificaat importeren
1
Druk in scherm BEVEILIGING op [CERTIFICAATBEHEER].
2
Druk op [IMPORTEREN].
Het scherm CERTIFICAATBEHEER wordt weergegeven.
Het scherm CERTIFICAAT IMPORTEREN wordt weergegeven.
BEVEILIGING
103
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
3
Druk op [APPARAAT-CERTIFIC.] of [CA-CERTIFICAAT].
Er verschijnt een bericht dat u het USB-opslagapparaat moet aansluiten. Als [CA-CERTIFICAAT] geselecteerd is, wordt scherm CA-CERTIFICAAT weergegeven.
Kies de gewenste coderingsmethode: [PEM] of [DER].
4
Sluit uw USB-opslagapparaat, waarop de certificaten zijn opgeslagen, aan op de USBpoort van het apparaat en druk op [OK].
Het scherm voor het selecteren van een bestand wordt weergegeven.
Raadpleeg voor de plaats van de USB-poort op het apparaat de Verkorte installatiehandleiding “Hoofdstuk 1: VOORBEREIDINGEN”.
104
BEVEILIGING
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER) 2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
5
Selecteer het certificaat dat u wilt importeren en druk vervolgens op [OK].
y Als de bestandsextensie “.pfx” of “.p12” is, dan verschijnt het scherm WACHTWOORD VEREIST. Ga naar de volgende stap. y Als de bestandsextensie anders is dan hierboven vermeld, dan start het importeren van het certificaat. Ga verder naar stap 9.
Ontkoppel het USB-opslagapparaat niet tot de gegevensoverdracht voltooid is. Als het USB-opslagapparaat tijdens de gegevensoverdracht uit het systeem wordt verwijderd, dan kunnen de gegevens op het opslagapparaat beschadigd raken of kan een storing optreden op het apparaat.
6
Druk op [WACHTWOORD].
Het schermtoetsenbord wordt weergegeven. Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina: P.154 “Toetsenbord op scherm”
7
Voer het wachtwoord in en druk op [OK]. y Het ingevoerde wachtwoord wordt weergegeven met sterretjes (*). y Hierdoor gaat u terug naar het scherm WACHTWOORD VEREIST.
BEVEILIGING
105
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
8
Druk op [OK].
Het importeren van het certificaat wordt gestart.
Ontkoppel het USB-opslagapparaat niet tot de gegevensoverdracht voltooid is. Als het USB-opslagapparaat tijdens de gegevensoverdracht uit het systeem wordt verwijderd, dan kunnen de gegevens op het opslagapparaat beschadigd raken of kan een storing optreden op het apparaat.
9
Druk als het importeren van het certificaat voltooid is op [OK].
Hierdoor gaat u terug naar het scherm BEVEILIGING.
10
Koppel het USB-opslagapparaat los van de USB-poort van het multifunctionele systeem.
Exporteren van het apparaatcertificaat
De bestandsindeling van het geëxporteerde apparaatcertificaat is PEM (.crt).
1
106
Druk in scherm BEVEILIGING op [CERTIFICAATBEHEER]. Het scherm CERTIFICAATBEHEER wordt weergegeven.
BEVEILIGING
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER) 2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
2
Druk op [EXPORTEREN].
Er verschijnt een bericht dat u het USB-opslagapparaat moet aansluiten.
3
Sluit uw USB-opslagapparaat aan op de USB-poort van het apparaat en druk op [OK].
Het scherm CERTIFICAAT EXPORTEREN wordt weergegeven.
Raadpleeg voor de plaats van de USB-poort op het apparaat de Verkorte installatiehandleiding “Hoofdstuk 1: VOORBEREIDINGEN”.
4
Druk op [APPARAAT-CERTIFIC.].
Het exporteren van het certificaat wordt gestart.
Ontkoppel het USB-opslagapparaat niet tot de gegevensoverdracht voltooid is. Als het USB-opslagapparaat tijdens de gegevensoverdracht uit het systeem wordt verwijderd, dan kunnen de gegevens op het opslagapparaat beschadigd raken of kan een storing optreden op het apparaat.
BEVEILIGING
107
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
5
Druk als het exporteren voltooid is op [OK].
Hierdoor gaat u terug naar het scherm BEVEILIGING.
6
108
Koppel het USB-opslagapparaat los van de USB-poort van het multifunctionele systeem.
BEVEILIGING
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER) 2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
Instellen van beveiligde PDF-bestanden Het is mogelijk standaard waarden in te stellen voor de encryptie die toegepast wordt bij het genereren van een beveiligd PDF-bestand uit gegevens die op het apparaat gescand zijn. Het is ook mogelijk de geforceerde encryptiemodus in of uit te schakelen.
Deze beveiligingsinstellingen worden toegepast "Scannen naar bestand of USB"- en "Scannen naar e-mail"- taken.
1
Druk in scherm BEVEILIGING op [BEVEILIGDE PDF].
2
Geef de standaardwaarden die toegepast moeten worden bij het genereren van een beveiligde PDF in en druk op [OK].
Het scherm BEVEILIGDE PDF wordt weergegeven.
Naam item
Omschrijving
GEBR. WACHTWOORD
druk op deze toets om een wachtwoord in te voeren dat vereist is om een beveiligd PDF-bestand te openen. Er is geen basisgebruikerswachtwoord ingesteld.
GEBR. AUTHENTICATIE CODE ALS WACHTW.
y AAN — druk op deze knop om de gebruikersnaam voor gebruikersverificatie als wachtwoord in te stellen. y UIT — druk op deze knop om het gebruikerswachtwoord dat hierboven onder [GEBR. WACHTWOORD] is ingegeven te gebruiken in plaats van de gebruikersnaam voor gebruikersverificatie.
ADMIN. WACHTWOORD
druk op deze toets om een wachtwoord in te voeren dat vereist is om de beveiligingsinstellingen van een beveiligd PDF-bestand te wijzigen. Er is geen basisbeheerderswachtwoord ingesteld.
CODERINGSNIVEAU
Kies een encryptieniveau voor de beveiligde PDF-bestanden. y 128bit AES — druk op deze knop om een encryptieniveau in te stellen dat compatibel is met Acrobat 7.0, PDF V1.6. y 128bit RC4 — druk op deze knop om een encryptieniveau in te stellen dat compatibel is met Acrobat 5.0, PDF V1.4. y 40bit RC4 — druk op deze knop om een encryptieniveau in te stellen dat compatibel is met Acrobat 3.0, PDF V1.1.
ENCRYPTIE FORCEREN INSTELLING
y AAN — druk op deze knop om alleen uitvoer van gegevens toe te staan die door dit apparaat als beveiligde PDF-bestanden zijn gescand. y UIT — druk op deze knop om andere bestandsindelingen toe te staan (zoals JPEG en TIFF). Selecteer de machtigingen voor een beveiligd PDF-bestand. y AFDRUKKEN — druk op deze knop om afdrukken toe te staan. y WIJZIG — druk op deze knop om wijzigen van het document toe te staan. y UITNEMEN — druk op deze knop om kopiëren en extraheren van inhoud toe te staan. y TOEGANG — druk op deze knop om extraheren van inhoud voor toegankelijkheid toe te staan.
Wanneer u op één van de toetsen ([GEBR. WACHTWOORD] of [ADMIN. WACHTWOORD]) drukt, wordt het toetsenbord op scherm weergegeven. Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina: P.154 “Toetsenbord op scherm”
BEVEILIGING
109
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
y Er moeten verschillende wachtwoorden worden ingesteld voor [GEBR. WACHTWOORD] en [ADMIN. WACHTWOORD]. y Voer 1 tot 32 alfanumerieke tekens in voor het [GEBR. WACHTWOORD] en [ADMIN. WACHTWOORD]. Het ingevoerde wachtwoord wordt weergegeven met sterretjes (*). y Wanneer het vergrendelingssymbool naast het veld [GEBR. WACHTWOORD] gemarkeerd is ( kan een gebruiker het wachtwoord niet wijzigen.
), dan
y Wanneer het vergrendelingssymbool naast het veld [ADMIN. WACHTWOORD] gemarkeerd is ( ), dan kan een gebruiker het coderingsniveau of de machtigingen niet wijzigen. y Als [UITNEMEN] of [TOEGANG] geselecteerd wordt of niet langer geselecteerd is als [40bit RC4] geselecteerd wordt, zijn beide opties overeenkomstig ingeschakeld of uitgeschakeld. y Wanneer u [AAN] selecteert voor modus "geforceerde encryptie" is het uitvoeren van andere bestandsindelingen (JPEG, TIFF, enz.) dan beveiligde PDF verboden. Bovendien zullen de volgende Scannen naar bestand-bewerkingen die het beveiligde PDF-formaat niet kunnen genereren, niet beschikbaar zijn. Kopiëren & bestand Fax & bestand Internetfax & bestand
110
BEVEILIGING
Netwerkfax & bestand
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER) 2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
Uitvoeren van de integriteitscontrole Via dit menu kunt u de volgende procedures voor integriteitscontrole uitvoeren: y [MINIMUM] Als [MINIMUM] wordt geselecteerd, dan worden de uitvoeringscode om de beveiligingsfunctie toe te passen en de gegevens waarnaar de uitvoeringscode verwijst gecontroleerd. y [VOL] Als [VOL] wordt geselecteerd, dan worden alle uitvoeringscodes en de gegevens waarnaar de uitvoeringscode verwijst gecontroleerd.
1
Druk in scherm BEVEILIGING op [INTEGRITEISCONTROLE].
2
Druk op [MINIMUM] of [VOL].
Het scherm INTEGRITEITSCONTROLE wordt weergegeven.
Bericht “Weet u het zeker?” wordt weergegeven in scherm BEVESTIGING.
3
Druk op [OK].
Als de integriteitscontrole voltooid is, verschijnt bericht “Het proces is afgerond” in scherm BEVESTIGEN.
y Het voltooien van de integriteitscontrole kan enige tijd in beslag nemen. y Als u in bovenstaand scherm op [OK] drukt terwijl er een taak uitgevoerd wordt, verschijnt bericht “Proces kan niet worden uitgevoerd terwijl een taak of een beheerdersfunctie wordt uitgevoerd.” in scherm ATTENTIE. Druk in dit geval op [SLUITEN], wacht tot de taak is voltooid en voer de bewerking vervolgens opnieuw uit. y Als een fout wordt gedetecteerd, bijvoorbeeld illegaal gemodificeerde gegevens, dan verschijnt het serviceoproepscherm. Neem in dit geval contact op met uw servicevertegenwoordiger.
BEVEILIGING
111
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
4
Druk op [OK] om het apparaat opnieuw op te starten.
Het apparaat wordt opnieuw opgestart.
112
BEVEILIGING
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
LIJST/RAPPORT Via dit menu kunt u de volgende procedures uitvoeren: y P.113 “Instellen van het rapport” y P.116 “Lijsten afdrukken”
Raadpleeg voor instructies over hoe scherm LIJST/RAPPORT weer te geven de volgende pagina: P.47 “Toegang tot menu Beheerder”
Instellen van het rapport Via dit menu kunt u de vereiste instellingen invoeren voor het afdrukken van de volgende rapporten: y Verzend- / Ontvangstlogboek P.113 “Instellen van uitvoer van het verzend- / ontvangstlogboek” Er zijn twee soorten logboeken beschikbaar op dit apparaat. Logboeken kunnen automatisch of handmatig worden afgedrukt. Als [AUTO] geselecteerd wordt, kunt u het aantal overdrachten en ontvangsten aangeven waarna elk logboek afgedrukt moet worden.
De oude logboeken zullen worden verwijderd en alleen het opgegeven aantal logboeken, te tellen vanaf het meest recente, blijven behouden. De 100 recentste logboeken kunnen als bestand worden geëxporteerd via de beheerdersmodus van TopAccess. y Faxrapportage P.114 “Instellen van het communicatierapport” Met faxrapportagefunctie kunt u een rapport afdrukken na elke overdracht. Het is ook mogelijk de voorwaarden te selecteren voor het afdrukken van communicatierapporten voor elk type overdracht. y Ontvangstlijst P.114 “Instellen van het communicatierapport” De instellingen voor de ontvangstlijst maken het mogelijk aan te geven of er een ontvangstlijst moet worden afgedrukt wanneer de postbus op het apparaat een document ontvangen heeft. Dit kan voor elk van de volgende transacties in de postbus worden ingesteld: - Relaisstation — wanneer een relaisoverdracht is ontvangen vanaf een afzender zoals een relaishub. - Lokaal — wanneer de postbus op het apparaat gereserveerd is voor een lokaal document. - Op afstand — wanneer de postbus op het apparaat gereserveerd is voor een document op afstand vanaf een andere telefax.
Instellen van uitvoer van het verzend- / ontvangstlogboek
1
Druk in menu LIJST/RAPPORT op [RAPPORTINSTELLING].
2
Druk op [JOURNAAL].
Scherm RAPPORTINSTELLING wordt weergegeven.
Het scherm JOURNAAL wordt weergegeven.
LIJST/RAPPORT
113
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
3
Specificeer de volgende items naar wens en druk op [OK].
Naam item
Omschrijving
AUTO
druk op [AAN] om het automatisch afdrukken van de verzend- en ontvangstlogboeken in te schakelen. Wanneer u deze optie inschakelt, zullen de verzend- en ontvangstlogboeken worden afgedrukt wanneer de opgegeven aantallen transacties voltooid zijn.
VERZONDEN
druk op de knop van het cijfer dat het aantal overdrachten aangeeft dat u afgedrukt wilt zien in het overdrachtlogboek.
ONTVANGEN
druk op de knop van het cijfer dat het aantal ontvangsten aangeeft dat u afgedrukt wilt zien in het ontvangstlogboek.
Instellen van het communicatierapport
1
Druk in menu LIJST/RAPPORT op [RAPPORTINSTELLING].
2
Druk op [COMM. RAPPORTAGE].
Scherm RAPPORTINSTELLING wordt weergegeven.
Het scherm FAX RAPPORTAGE verschijnt.
114
LIJST/RAPPORT
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER) 2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
3
Specificeer de voorwaarden voor elk overdrachtstype en druk op [OK].
Naam item GEHEUGEN DIRECT TX MEERV.VERZ. AFROEP RELAIS OORSPRONG RELAISSTATION RELAISBESTEMMING
Omschrijving y UIT — druk op deze toets om afdrukken van het communicatierapport uit te schakelen. y ALTIJD — druk op deze toets om het communicatierapport altijd af te drukken. y l.G.V. FOUT — druk op deze toets om het communicatierapport alleen af te drukken wanneer zich een fout voordoet.
Items anders dan [GEHEUGEN] en [MEERV.VERZ.] zijn alleen beschikbaar wanneer de faxeenheid geïnstalleerd is. Wanneer u op [ALTIJD] of [I.G.V. FOUT] drukt voor andere ontvangsten dan [DIRECT TX] of [AFROEP], wordt bericht “Afbeelding eerste pagina afdrukken?” weergegeven. Druk op [JA] als u het communicatierapport wilt afdrukken door de eerste pagina van het verzonden document toe te voegen. Druk op [NEE] om dit niet te doen.
Instellen van de ontvangstlijst
1
Druk in menu LIJST/RAPPORT op [RAPPORTINSTELLING]. Scherm RAPPORTINSTELLING wordt weergegeven.
LIJST/RAPPORT
115
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
2
Druk op [ONTVANGSTLIJST].
Het scherm ONTVANGST LIJST wordt weergegeven.
3
Geef aan of de ontvangstlijst voor elk transactietype afgedrukt moet worden en druk dan op [OK].
Naam item
Omschrijving
RELAISSTATION
Kies [AAN] om de ontvangstlijst af te drukken wanneer er een relaisoverdracht ontvangen is van een afzender.
LOKAAL
Kies [AAN] om de ontvangstlijst af te drukken wanneer er een lokaal document in de postbus van het apparaat aangekomen is.
OP AFSTAND
Kies [AAN] om de ontvangstlijst af te drukken wanneer er een document op afstand van een andere telefax in de postbus van het apparaat aangekomen is.
Lijsten afdrukken U kunt de NIC CONFIG. PAGINA, FUNCTIE, PS3-FONTLIJST en de PCL-FONTLIJST afdrukken.
De weergegeven knoppen verschillen, afhankelijk van het model. *
Raadpleeg voor een voorbeeld van elke lijst de volgende pagina: P.156 “Afdrukformaat lijsten”
1
116
Druk in menu LIJST/RAPPORT op [LIJST]. Het scherm LIJST wordt weergegeven.
LIJST/RAPPORT
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER) 2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
2
Druk op de knop van de lijst die u wilt afdrukken.
De geselecteerde lijst wordt afgedrukt.
LIJST/RAPPORT
117
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
PRINTER/E-FILING Het is mogelijk printerinstellingen vast te leggen voor afdruktaken of voor het afdrukken van documenten die met functie e-Filing opgeslagen zijn.
Functie e-Filing is alleen beschikbaar wanneer de harde schijf in het multifunctionele systeem geïnstalleerd is.
Raadpleeg voor instructies over hoe scherm PRINTER / E-FILING weer te geven de volgende pagina: P.47 “Toegang tot menu Beheerder” Het scherm is opgebouwd uit meerdere pagina's. Druk op pagina's.
of
om achteruit en/of vooruit te bladeren door de
Scherm PRINTER / E-FILING (1/2) Naam item
Omschrijving
AUTOMATISCH WISSELEN VAN PAPIERLADE
Kies of de functie voor het automatisch wisselen van papierlade ingeschakeld moet worden wanneer de papierbron voor een afdruktaak handmatig ingesteld is. Als [AAN] geselecteerd wordt, zal het apparaat papier van hetzelfde formaat uit een andere lade toevoeren wanneer de aangegeven lade tijdens een afdruktaak leeg zou raken. Deze functie is altijd ingeschakeld als het afdrukken uitgevoerd wordt nadat in het dialoogvenster voor afdrukken [Auto] geselecteerd is als papierbron. Raadpleeg voor meer informatie over dialoogvenster afdrukken de Printing Guide “Chapter 2: PRINTING FROM WINDOWS” en “Chapter 3: PRINTING FROM Macintosh”.
PAPIER UIT VERSCHILLENDE RICHTING*
Als [AAN] geselecteerd wordt, zal het apparaat papier van hetzelfde formaat met een andere richting uit een andere lade toevoeren wanneer de aangegeven lade tijdens een afdruktaak leeg zou raken.
PRINTEN PAUZEREN BIJ LEGE NIETER
Kies of er gestopt moet worden met afdrukken wanneer de nieter tijdens het nieten in een andere dan rughechtingsmodus leeg raakt. y AAN — druk op deze knop om te stoppen met afdrukken. y UIT — druk op deze knop om door te gaan met afdrukken zonder te nieten.
Als de nietmachine leeg is in de rughechtmodus, dan wordt het afdrukken beëindigd. GEFORCEERD DOORGAAN (ONGELDIG PAPIER)
*
Kies of de uitvoerlade automatisch gewijzigd moet worden en er doorgegaan moet worden met afdrukken wanneer het formaat of de soort van het papier dat uitvoer ervan onmogelijk maakt, in de tweede of latere pagina van een afdruktaak is opgenomen. y AAN — druk op deze knop om door te gaan met afdrukken door de uitvoerlade automatisch te wijzigen. y UIT — druk op deze knop om te stoppen met afdrukken.
Papiertoevoer wanneer de lade tijdens het afdrukken leeg raakt is als volgt: Dit is een voorbeeld van wanneer de lade die het papier invoert automatisch gewijzigd wordt terwijl gegevens afgedrukt worden op A4-papier.
Opties
Papierinvoer
AUTOMATISCH WISSELEN VAN PAPIERLADE
PAPIER UIT VERSCHILLENDE RICHTING
Als [Auto] geselecteerd is voor de papierbron
Met handmatig aangegeven lade
AAN
AAN
Er wordt A4- en A4-R-papier ingevoerd.
Er wordt A4- en A4-R-papier ingevoerd.
AAN
UIT
Er wordt A4-papier ingevoerd.
Er wordt A4-papier ingevoerd.
UIT
AAN
−
−
UIT
UIT
−
−
In de volgende modellen is het automatisch wisselen van papierlade uitgeschakeld bij afdrukken in 600x1200 dpi (PS3). - e-STUDIO2550C-serie
118
PRINTER/E-FILING
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
Scherm PRINTER / E-FILING (2/2) Naam item
Omschrijving
AUTO UITVOERWISSEL (CASCADE AFDRUK)
y AAN — druk op deze knop om door te gaan met afdrukken door automatisch van uitvoerlade te wisselen wanneer de originele uitvoerlade vol raakt. y UIT — druk op deze knop om te stoppen met afdrukken wanneer de uitvoerlade vol raakt.
PAUZEREN BIJ VOLLE AFVALBAK PERFORATIE
y AAN — druk op deze knop om door te gaan met afdrukken zonder te perforeren als de afvalbak van de perforatie-eenheid vol raakt. y UIT — druk op deze knop om te stoppen met afdrukken als de afvalbak van de perforatie-eenheid vol raakt.
AUTOM. VRIJGEVEN PRIVÉ-/VASTGEH. AFDRUKKEN
Kies of privé-afdruktaken en vastgehouden afdruktaken automatisch moeten worden afgedrukt bij inloggen op het apparaat. y AAN — druk op deze knop om automatisch de privé- en vastgehouden afdruktaken van de gebruiker af te drukken wanneer er ingelogd wordt op het apparaat. y UIT — druk op deze knop om bediening van het aanraakscherm te vereisen. Raadpleeg voor meer informatie over privéafdruktaken en vastgehouden afdruktaken de Printing Guide. y Chapter 2: PRINTING FROM WINDOWS y Chapter 3: PRINTING FROM Macintosh y Chapter 4: PRINTING FROM UNIX/Linux y Chapter 5: MANAGING PRINT JOBS FROM THE CONTROL PANEL
Deze optie is beschikbaar wanneer gebruikersverificatie ingeschakeld is.
PRINTER/E-FILING
119
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
INSTELLINGEN DRAADLOOS Wanneer de draadloze LAN-module geïnstalleerd is, maakt [DRAADLOOS] het mogelijk instellingen voor deze module in te stellen. Raadpleeg voor meer informatie over [DRAADLOOS] de Operator’s Manual for Wireless LAN Module “Chapter 1: SETTING UP WIRELESS NETWORK”. Deze knop is niet voor alle modellen beschikbaar.
Raadpleeg voor instructies over hoe scherm DRAADLOOS weer te geven de volgende pagina: P.47 “Toegang tot menu Beheerder”
120
INSTELLINGEN DRAADLOOS
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
GEBRUIKERSWACHTWOORD WIJZIGEN Wanneer functie MFP Lokale verificatie wordt gebruikt, kunnen beheerders het verificatiewachtwoord dat toegewezen wordt aan gebruikers wijzigen wanneer een gebruiker het vergeet.
[WIJZIG GEBRUIKERSWACHTWOORD] is alleen beschikbaar wanneer functie MPF Lokale verificatie is ingeschakeld. Deze functie kan worden ingeschakeld via de beheerdersmodus van TopAccess. Voor meer informatie, zie de TopAccess Guide “Chapter 8: [Administration] Tab Page”.
Raadpleeg voor instructies over hoe scherm WIJZIG GEBRUIKERSWACHTWOORD weer te geven de volgende pagina: P.47 “Toegang tot menu Beheerder”
1
Stel in scherm WIJZIG GEBRUIKERSWACHTWOORD een nieuw wachtwoord in en rond de instelling af. 1) 2) 3) 4)
Druk op [GEB.-NAAM] om de gebruikersnaam in te voeren waarvoor het wachtwoord moet worden gewijzigd. Druk op [NW. WACHTWOORD] om het nieuwe wachtwoord in te voeren. Druk op [HERH. WACHTW.] om het nieuwe wachtwoord opnieuw in te voeren. Druk op [OK].
Het wachtwoord is nu gewijzigd.
y Wanneer u op [GEB.-NAAM], [NW. WACHTWOORD] of [HERH. WACHTWOORD] drukt, wordt het toetsenbord op scherm weergegeven. Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina: P.154 “Toetsenbord op scherm” y Het ingevoerde wachtwoord wordt weergegeven met sterretjes (*) in de velden [NW. WACHTWOORD] en [HERH. WACHTW.].
GEBRUIKERSWACHTWOORD WIJZIGEN
121
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
802.1X-INSTELLINGEN U kunt instellingen instellen voor IEEE 802.1X-verificatie die van toepassing zullen zijn op bedrade netwerken. Dit apparaat ondersteunt de volgende verificatiemethodes: y EAP-MSCHAPv2 y EAP-MD5 y EAP-TLS y PEAP*1 De volgende protocols zijn beschikbaar voor interne verificatie: - EAP-MSCHAPv2 y EAP-TTLS De volgende protocols zijn beschikbaar voor interne verificatie: - PAP - CHAP - EAP-MSCHAPv2 - EAP-MD5 *1 PEAP is niet beschikbaar voor Windows Server 2008.
Om IEEE 802.1X-verificatie in te schakelen moeten de benodigde certificaten met TopAccess op het apparaat worden geïnstalleerd. De certificaten die geïnstalleerd moeten worden zijn de volgende. Verificatiemethode
Interne verificatiemethode
CA-certificaat
Gebruikercertificaat
EAP-MSCHAPv2
-
-
-
EAP-MD5
-
-
-
EAP-TLS
-
Noodzakelijk*1
Noodzakelijk*2
PEAP
EAP-MSCHAPv2
Noodzakelijk*1
-
EAP-TTLS
PAP
Noodzakelijk*1
-
CHAP
Noodzakelijk*1
-
EAP-MD5
Noodzakelijk*1
-
EAP-MSCHAPv2
Noodzakelijk*1
-
*1 Het CA-certificaat moet worden geïnstalleerd op dit apparaat voordat u de IEEE 802.1X-verificatie instelt. *2 Het gebruikerscertificaat moet op dit apparaat geïnstalleerd worden voordat de instellingen voor IEEE 802.1X-verificatie uitgevoerd worden.
y Voor instructies over het installeren van de certificaten, raadpleeg de TopAccess Guide “Chapter 8: [Administration] Tab Page”. y Raadpleeg voor instructies over hoe scherm BEDRADE 802.1X-INSTELLINGEN weer te geven de volgende pagina: P.47 “Toegang tot menu Beheerder”
122
802.1X-INSTELLINGEN
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER) 2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
Instellen IEEE 802.1X-verificatie
1
Geef in scherm INSTELLINGEN BEDRADE 802.1X de volgende items naar wens aan en druk op [VOLG.].
Naam item 802.1X
Omschrijving y AAN — druk op deze knop om IEEE 802.1X-verificatie in te schakelen. y UIT — druk op deze knop om IEEE802.1X-verificatie uit te schakelen.
Wanneer u IEEE802.1X-verificatie verandert van [AAN] naar [UIT], druk dan op [VOLG.] en druk op [TOEPASSEN] op het scherm "De volgende instellingen bevestigen" om de instelling te voltooien. CONTROLEER INSTELLINGEN
druk op deze toets om de huidige geselecteerde opties te bevestigen.
[CONTROLEER INSTELLINGEN] is alleen beschikbaar wanneer IEEE802.1X-verificatie ingeschakeld is. FABRIEK INST.
2
druk op deze toets om de standaarden voor de IEEE 802.1x-instellingen te herstellen.
Ga verder met de gewenste bewerking.
Wanneer [EAP-MSCHAPv2], [EAP-MD5] of [EAP-TLS] geselecteerd is, ga dan verder met stap 5.
802.1X-INSTELLINGEN
123
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
3
Selecteer de interne verificatiemethode en druk op [VOLG.]. Het selecteren van de interne verificatiemethode is alleen nodig wanneer in stap 3 [PEAP] of [EAP-TTLS] geselecteerd is. Wanneer [PEAP] geselecteerd is:
4
Wanneer [EAP-TTLS] geselecteerd is:
Specificeer de volgende items naar wens en druk op [VOLG.].
Wanneer iets anders dan [EAP-TLS] geselecteerd is:
Naam item
Wanneer [EAP-TLS] geselecteerd is:
Omschrijving
EAP GEBR. NAAM
druk op deze knop om de EAP-gebruikersnaam in te voeren.
WACHTWOORD
druk op deze toets om het verificatiewachtwoord in te voeren.
HERH. WACHTW.
druk op deze toets om het verificatiewachtwoord opnieuw in te voeren.
Algemene naam in het gebruikercertificaat als gebruikersnaam gebruiken
Om de algemene naam in het gebruikerscertificaat dat in het apparaat geïnstalleerd is als EAP-gebruikersnaam in te stellen, wordt op [AAN] gedrukt.
Als dit item ingeschakeld is, is het niet mogelijk de [EAP GEBR. NAAM] in te voeren.
Wanneer u op [EAP GEBR. NAAM], [WACHTWOORD] en [HERH. WACHTW.] drukt, wordt het toetsenbord op scherm weergegeven. Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina: P.154 “Toetsenbord op scherm”
124
802.1X-INSTELLINGEN
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER) 2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
5
Bevestig de instellingen en druk op [TOEPASSEN].
Links onderin het scherm wordt “NETWERK WORDT GEÏNITIALISEERD” weergegeven en het apparaat start met het initialiseren van de netwerkinterfacekaart om de wijzigingen toe te passen. Dit bericht verschijnt wanneer het instellen is afgerond.
Foutmeldingen De volgende foutmeldingen kunnen worden weergegeven op het aanraakscherm. Bericht
Oorzaak
[802.1X] Verif-server/Switch kon niet worden gecontacteerd
y De RADIUS-serverservice is gestopt. y Configuratie voor de RADIUS-server is niet correct. y De IEEE 802.1X-switch heeft een probleem.
[802.1X] Verificatie mislukt
y De gebruikersnaam of het wachtwoord ingevoerd door de gebruiker is niet correct. y De geüploade certificaten zijn onjuist.
Verificatie certificaat mislukt
y Er is geen CA-certificaat geïnstalleerd in de apparatuur. y Het geïnstalleerde CA-certificaat is niet geldig. y Het servercertificaat is ongeldig.
802.1X-INSTELLINGEN
125
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
FABRIEK INST. Het is mogelijk de instellingen van het apparaat terug te zetten naar de fabrieksstandaarden of de gebruikersgegevens te wissen. De volgende gegevens worden bij deze bewerking gereset: Instellingsgegevens Instelling
Algemeen Netwerk
Opmerkingen Alle instellingen worden teruggezet naar de fabrieksinstellingen.
Kopiëren Fax Scannen naar bestand E-mail Internetfax Printer / e-Filing Printer Afdrukservice Beveiliging
Gebruikersgegevens Gebruikersbeheer
Gebruikersaccount Groepsbeheer Functiebeheer
Opmerkingen Als de gebruikersbeheergegevens worden gewist, dan wordt ook de LDAPtoewijzingsinformatie gewist.
Afdelingsbeheer Quotabeheer Teller
Gebruikersteller
De gegevens worden gewist.
Afdelingsteller Template Adresboek Mailbox / Inkomende fax (TSI) Afdrukgegevensconvertor ICC-profiel XML-formaatbestand
De gegevens worden gereset naar standaard XML.
Raadpleeg voor instructies over hoe scherm FABRIEK INST. weer te geven de volgende pagina: P.47 “Toegang tot menu Beheerder”
126
FABRIEK INST.
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER) 2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
1
Druk in het BEVESTIGINGSscherm van scherm FABRIEK INST. op [OK].
De initialisatie wordt gestart.
y Als u voor het initialiseren een back-up wilt maken van de instellingen en de gebruikersgegevens, gebruik dan de kloonfunctie om duplicaatbestanden aan te maken. Raadpleeg voor meer informatie over de kloonfunctie de volgende pagina: P.69 “Aanmaken of installeren van duplicaatbestanden” y Als het initialiseren mislukt, dan verschijnt het bericht “De procedure is mislukt.”. Druk in dit geval op [SLUITEN] en voer de procedure opnieuw uit.
2
Druk op [OK] om het apparaat opnieuw op te starten.
Het apparaat wordt opnieuw opgestart.
FABRIEK INST.
127
BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
3.
TOTAALTELLER ................................................................................................................... 130 AFDRUKKEN TOTAAL TELLER .......................................................................................... 133 AFDELINGSTELLER............................................................................................................. 134 AFDELING BEHEER ............................................................................................................. 138 Aanmelden als beheerder ..................................................................................................................................138 De afdelingscodelijst afdrukken..........................................................................................................................140 Afdelingscodes inschakelen ...............................................................................................................................140 Een nieuwe afdelingscode registreren ...............................................................................................................141 Afdelingscodes bewerken ..................................................................................................................................143 Afdelingscodes verwijderen................................................................................................................................145 De tellers van de afdelingen terugzetten............................................................................................................146 Uitvoerbeperkingen voor alle afdelingen instellen ..............................................................................................147 Functie Geen limiet zwart instellen.....................................................................................................................148 De geregistreerde quota instellen.......................................................................................................................149 Alle afdelingstellers resetten ..............................................................................................................................150 Alle afdelingscodes verwijderen .........................................................................................................................151
3 BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
TOTAALTELLER Met dit menu kunt u de volgende totaaltellers weergeven en bevestigen: y Printteller Geeft het totale aantal vellen uitvoer van dit multifunctionele systeem aan. De printteller bevat de volgende tellers: - Kopieteller — geeft het aantal vellen aan dat is afgedrukt bij kopieeropdrachten. - Faxteller — geeft het aantal vellen aan dat is afgedrukt bij faxontvangsten. - Printerteller — geeft het aantal vellen aan dat is afgedrukt bij afdrukbewerkingen en e-mailontvangsten (Internetfaxontvangsten). - Lijstteller — geeft het aantal vellen aan dat is afgedrukt bij afdrukopdrachten van systeempagina's. y Scanteller Geeft het totale aantal originelen aan dat door dit multifunctionele systeem gescand is. De scanteller bevat de volgende tellers: - Kopieteller — geeft het aantal originelen aan dat is gescand bij kopieeropdrachten. - Faxteller — geeft het aantal originelen aan dat is gescand bij fax- en internetfaxoverdrachten. - Netwerkteller — geeft het aantal originelen aan dat is gescand bij kopieeropdrachten.
De totaaltellers kunnen niet worden gewist.
1 2
Druk op toets [COUNTER] op het bedieningspaneel om naar het TELLER-menu te gaan. Druk op toets [TOTAAL TELLER].
Scherm TELLER wordt weergegeven.
3
Ga verder met de gewenste procedure.
P.131 “Weergeven printteller” P.131 “Weergeven scanteller”
130
TOTAALTELLER
3 BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU) 3.BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
Weergeven printteller
1
Druk op [PRINT TELLER].
Het scherm PRINT TELLER wordt weergegeven.
2
Selecteer de knop waarvan de teller gecontroleerd moet worden. (alleen voor de kleurenafdrukmodellen).
De weergegeven items verschillen tussen de kleurenafdruk- en andere modellen.
Weergeven scanteller
1
Druk op [SCAN TELLER].
Het scherm SCAN TELLER wordt weergegeven.
TOTAALTELLER
131
3 BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
2
132
Selecteer de knop waarvan de teller gecontroleerd moet worden.
TOTAALTELLER
3 BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
AFDRUKKEN TOTAAL TELLER Met dit menu kunt u de TOTAALTELLERLIJST afdrukken.
1 2
Druk op toets [COUNTER] op het bedieningspaneel om naar het TELLER-menu te gaan. Druk op [AFDRUKKEN TOTAAL TELLER].
y Wanneer functie Afdelingsbeheer is uitgeschakeld, wordt de TOTAALTELLERLIJST afgedrukt. y Wanneer functie Afdelingsbeheer is ingeschakeld, wordt het scherm om de afdelingscode in te voeren weergegeven. Voer de afdelingscode in met behulp van de digitale toetsen en druk op [OK] om de TOTAALTELLERLIJST af te drukken.
Voor een voorbeeld van de TOTAALTELLERLIJST, zie de volgende pagina: P.156 “TOTAALTELLERLIJST”
AFDRUKKEN TOTAAL TELLER
133
3 BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
AFDELINGSTELLER Via dit menu kunt u de volgende tellers weergeven en controleren voor elke afdeling.
De afdelingsteller is alleen beschikbaar wanneer het apparaat wordt beheerd met functie afdelingscode. P.140 “Afdelingscodes inschakelen” y Printteller voor afdelingscode Met deze teller kunt u de waarde van de printteller voor elke afdelingscode weergeven. De printteller bevat de volgende tellers: - Kopieteller — geeft het aantal vellen aan dat is afgedrukt bij kopieeropdrachten. - Faxteller — geeft het aantal vellen aan dat is afgedrukt bij faxontvangsten. - Printerteller — geeft het aantal vellen aan dat is afgedrukt bij afdrukbewerkingen en e-mailontvangsten (Internetfaxontvangsten). - Lijstteller — geeft het aantal vellen aan dat is afgedrukt bij afdrukopdrachten van systeempagina's.
Functie Afdelingsbeheer, ingesteld op kopie-/fax-/printer-/scan-/lijstteller voor afdelingscode kan individueel uitgeschakeld worden. Voor meer informatie, zie de TopAccess Guide “Chapter 8: [Administration] Tab Page”. y Scanteller voor afdelingscode Met deze teller kunt u de waarde van de scanteller voor elke afdelingscode weergeven. De scanteller bevat de volgende tellers: - Kopieteller — geeft het aantal originelen aan dat is gescand bij kopieeropdrachten. - Faxteller — geeft het aantal originelen aan dat is gescand bij fax- en internetfaxoverdrachten. - Netwerkteller — geeft het aantal originelen aan dat is gescand bij kopieeropdrachten. y Faxcommunicatieteller voor afdelingscode Met deze functie kunt u de waarde van fax- en internetfaxoverdracht- en ontvangsttellers weergeven voor elke afdelingscode. De faxcommunicatieteller bevat de volgende tellers: - Verzenden — geeft het aantal vellen aan dat is verzonden bij faxoverdrachten. - Ontvangst — geeft het aantal vellen aan dat is ontvangen bij polling-opdrachten.
1 2
Druk op toets [COUNTER] op het bedieningspaneel om naar het TELLER-menu te gaan. Druk op [AFDELINGSTELLER].
Het scherm AFDELINGSCODE wordt weergegeven.
134
AFDELINGSTELLER
3 BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU) 3.BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
3
Druk op [AFDELINGSCODE].
Het schermtoetsenbord wordt weergegeven. Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina: P.154 “Toetsenbord op scherm”
4
Voer de afdelingscode in en druk op [OK].
5
Druk op [OK].
U keert terug naar het scherm AFDELINGSCODE.
Het scherm TELLER wordt weergegeven.
6
Ga verder met de gewenste procedure.
P.136 “Weergave printteller voor afdelingscode” P.136 “Weergave scanteller voor afdelingscode” P.137 “Weergave faxcommunicatieteller voor afdelingscode”
AFDELINGSTELLER
135
3 BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
Weergave printteller voor afdelingscode
1
Druk op [PRINT TELLER].
De PRINTTELLER voor de gespecificeerde afdelingscode wordt weergegeven.
2
Selecteer de knop waarvan de teller gecontroleerd moet worden. (alleen voor de kleurenafdrukmodellen).
De weergegeven items verschillen tussen de kleurenafdruk- en andere modellen.
Weergave scanteller voor afdelingscode
1
Druk op [SCAN TELLER].
Het scherm SCANTELLER voor de gespecificeerde afdelingscode wordt weergegeven.
136
AFDELINGSTELLER
3 BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU) 3.BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
2
Selecteer de knop waarvan de teller gecontroleerd moet worden.
Weergave faxcommunicatieteller voor afdelingscode
1
Druk op [FAX COMM.].
Het scherm FAX COMMUNICATIE voor de gespecificeerde afdelingscode wordt weergegeven.
AFDELINGSTELLER
137
3 BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
AFDELING BEHEER Aanmelden als beheerder U kunt afdelingscodes definiëren om de hoeveelheid kopieën, afdrukken, scans en faxpagina's dat door elke afdelingscode afgedrukt kan worden, te beheren. U kunt tot 1000 afdelingscodes registreren (tot 50 afdelingscodes wanneer er geen harde schijf in het multifunctionele systeem geïnstalleerd is). Om de afdelingscodes te beheren, moet u het beheerderswachtwoord voor dit apparaat kennen. Het is aan te bevelen deze handeling alleen uit te laten voeren door een bevoegd beheerder.
Als functie Gebruikersbeheer is ingeschakeld en u zich aanmeldt met een gebruikersnaam die accountbeheerdersrechten heeft, hoeft u het beheerderswachtwoord niet in te voeren om menu AFD.BEHEER weer te geven.
1 2
Druk op toets [COUNTER] op het bedieningspaneel om naar het TELLER-menu te gaan. Druk op [AFD.BEHEER].
Het scherm ADMIN.WACHTWOORD wordt weergegeven.
3
Druk op [WACHTWOORD].
Het schermtoetsenbord wordt weergegeven. Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina: P.154 “Toetsenbord op scherm”
4
Voer het beheerderswachtwoord in en druk op [OK]. Menu AFD.BEHEER wordt weergegeven.
y Als het beheerderswachtwoord nog niet eerder is gewijzigd, voer dan het standaardbeheerderswachtwoord "123456" in. y Het ingevoerde wachtwoord wordt weergegeven met sterretjes (*).
138
AFDELING BEHEER
3 BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU) 3.BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
5
Ga verder met de gewenste procedure.
P.140 “De afdelingscodelijst afdrukken” P.140 “Afdelingscodes inschakelen” P.141 “Een nieuwe afdelingscode registreren” P.143 “Afdelingscodes bewerken” P.145 “Afdelingscodes verwijderen” P.146 “De tellers van de afdelingen terugzetten” P.147 “Uitvoerbeperkingen voor alle afdelingen instellen” P.148 “Functie Geen limiet zwart instellen” P.149 “De geregistreerde quota instellen” P.150 “Alle afdelingstellers resetten” P.151 “Alle afdelingscodes verwijderen”
y Andere menu's dan menu [AFDELING BEHEER] en [AFDELING REGISTRATIE] zullen beschikbaar zijn nadat u een afdelingscode hebt geregistreerd en functie Afdelingsbeheer hebt ingeschakeld. y [GEEN LIMIET ZWART] is alleen beschikbaar bij kleurenmodellen.
AFDELING BEHEER
139
3 BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
De afdelingscodelijst afdrukken U kunt de afdelingscodelijst en tellers voor elke afdelingscode afdrukken. Druk in menu AFD.BEHEER op [AFDRUKKEN AFDELINGSCODES].
y Raadpleeg voor instructies over het weergeven van scherm AFD. BEHEER de volgende pagina: P.138 “Aanmelden als beheerder” y Voor een voorbeeld van de AFDELINGSCODELIJST, zie de volgende pagina: P.157 “AFDELINGSCODELIJST”
Afdelingscodes inschakelen Functie Afdelingsbeheer staat standaard uitgeschakeld. Als u de tellers afzonderlijk wilt beheren op de afdelingscodes, dan moet u deze functie inschakelen. Wanneer functie Afdelingsbeheer is ingeschakeld, zal het invoerscherm voor afdelingscodes worden weergegeven wanneer u naar het kopieer-, scan-, fax- of e-filing-bedieningsscherm gaat om de bewerkingen voor elke afdelingscode te beheren. Daarnaast kunnen afdruktaken die vanaf PC's worden aangevraagd ook voor elke afdelingscode beheerd worden. Raadpleeg voor meer informatie over de tellers die individueel kunnen worden beheerd via afdelingscodes de volgende pagina: P.134 “AFDELINGSTELLER”
y [AFDELING BEHEER] is beschikbaar nadat een of meer afdelingscodes ingevoerd zijn. Registreer de vereiste afdelingscodes voordat u functie Afdelingsbeheer inschakelt. P.141 “Een nieuwe afdelingscode registreren” y Wanneer afdruktaken vanaf PC's ook op afdeling worden beheerd, kunt u met TopAccess aangeven of het nodig is de afdelingscode bij het afdrukken in te voeren of dat er ook afgedrukt kan worden als er geen afdelingscode ingevoerd is. Voor instructies over hoe de afdelingscodetoepassing in te stellen, raadpleeg de TopAccess Guide “Chapter 8: [Administration] Tab Page”. y Functie Afdelingsbeheer ondersteunt de Webservices-scan niet. Webservices-scanopdrachten die worden uitgevoerd als deze functie is ingeschakeld, worden altijd geteld als "Ongedefinieerde" afdelingsnaam.
1
Druk in menu AFD.BEHEER op [AFDELING BEHEER]. Het scherm AFDELING BEHEER wordt weergegeven.
Raadpleeg voor instructies over het weergeven van scherm AFD. BEHEER de volgende pagina: P.138 “Aanmelden als beheerder”
2
140
Druk op [AAN] om functie afdelingsbeheer te gebruiken. Druk op [UIT] wanneer de functie niet gebruikt wordt.
AFDELING BEHEER
3 BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU) 3.BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
Een nieuwe afdelingscode registreren U kunt nieuwe afdelingscodes registreren.
Functie Afdelingsbeheer moet ingeschakeld worden nadat een of meer afdelingscodes ingevoerd zijn. P.140 “Afdelingscodes inschakelen”
1
Druk in menuscherm AFD.BEHEER op [AFDELING REGISTRATIE]. Het scherm AFDELINGSCODE wordt weergegeven.
Raadpleeg voor instructies over het weergeven van scherm AFD. BEHEER de volgende pagina: P.138 “Aanmelden als beheerder”
2
Druk op een niet-gebruikte toets om een nieuwe afdeling aan te maken en druk op [TOEGANG].
Het schermtoetsenbord wordt weergegeven. Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina: P.154 “Toetsenbord op scherm”
Als het aanraakscherm geen ongedefinieerde afdelingscode weergeeft, druk dan op pagina weer te geven.
3
Voer de afdelingsnaam in en druk op [OK].
4
Druk op [NIEUWE CODE].
om de volgende
Het scherm VASTLEGGEN AFDELINGSCODE wordt weergegeven.
Het schermtoetsenbord wordt weergegeven. Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina: P.154 “Toetsenbord op scherm”
AFDELING BEHEER
141
3 BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
5
Voer de afdelingscode in en druk op [OK]. U keert terug naar het scherm VASTLEGGEN AFDELINGSCODE.
Er kan een afdelingscode ingegeven worden van tot 63 tekens. De volgende karakters kunnen worden ingevoerd: - Alfanumerieke tekens, “-”, “_” en “.”
6
Druk op [OK].
Het scherm QUOTUM wordt weergegeven.
7
Stel de quota van deze afdelingscode naar wens in en druk op [OK]. U keert terug naar het scherm AFDELINGSCODE.
Naam item Quotabeheer
Omschrijving Quotabeheer wordt in- of uitgeschakeld door op [AAN] of [UIT] te drukken. Druk voor inschakelen op [AAN] en stel een quotum en standaard waarde voor quotum in. (In de kleurenafdrukmodellen worden quota voor resp. kleur en zwart-wit ingesteld.) y QUOTUM — geeft het resterende aantal beschikbare kopieën/afdrukken voor deze afdelingscode weer. Elke keer dat er wordt gekopieerd/afgedrukt, wordt het aantal in vak [STANDAARD QUOTUM] met één verminderd. Kopiëren/afdrukken wordt beperkt wanneer de waarde daalt tot “0”. Als een nieuwe afdelingscode wordt geregistreerd, dan verschijnt in dit veld het aantal opgegeven in het veld [STANDAARD QUOTUM]. U kunt het aantal dat in dit veld weergegeven wordt, handmatig vervangen door een gewenst aantal. y STANDAARD QUOTUM — Voer de beginquota in voor deze afdelingscode. U kunt tot "99.999.999,99" invoeren.
Wanneer het resterende aantal beschikbare kopieën/afdrukken "0" wordt terwijl een opdracht wordt afgedrukt, dan worden er nog enkele kopieën meer dan het quotum afgedrukt en geteld omdat het apparaat de opdracht niet onmiddellijk kan stoppen.
142
AFDELING BEHEER
3 BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU) 3.BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
Afdelingscodes bewerken Het is mogelijk bestaande afdelingscodes te bewerken.
1
Druk in menuscherm AFD.BEHEER op [AFDELING REGISTRATIE]. Het scherm AFDELINGSCODE wordt weergegeven.
Raadpleeg voor instructies over het weergeven van scherm AFD. BEHEER de volgende pagina: P.138 “Aanmelden als beheerder”
2
Druk op de toets met de afdeling die u wilt bewerken en druk op [BEWERKEN].
Het bericht "Deze afdelingscode is al geregistreerd. Wilt u deze code vervangen?" wordt weergegeven in scherm BEVESTIGING.
Als het aanraakscherm niet de gewenste afdelingscode weergeeft, druk dan op weer te geven.
3
om de volgende pagina
Druk op [JA].
Het schermtoetsenbord wordt weergegeven. Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina: P.154 “Toetsenbord op scherm”
4
Als de naam van de afdeling gewijzigd moet worden, geef dan een nieuwe naam in en druk op [OK]. Als dit niet het geval is, druk dan alleen op [OK]. De huidige ingestelde afdelingscode verschijnt in het scherm AFDELINGSCODE BEWERKEN.
AFDELING BEHEER
143
3 BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
5
Druk op [NIEUWE CODE].
Het schermtoetsenbord wordt weergegeven. Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina: P.154 “Toetsenbord op scherm”
6
Voer de nieuwe afdelingscode in en druk op [OK]. U keert terug naar het scherm AFDELINGSCODE BEWERKEN.
y Er kan een afdelingscode ingegeven worden van tot 63 tekens. De volgende karakters kunnen worden ingevoerd: - Alfanumerieke tekens, “-”, “_” en “.” y Als u de code wilt wissen om een andere te typen, druk op [Wis] op het schermtoetsenbord of op de toets [CLEAR] op het bedieningspaneel.
7
Druk op [OK].
Het scherm QUOTUM wordt weergegeven.
8
Stel de quota van deze afdelingscode naar wens in en druk op [OK].
Voor de beschrijving van elk item, zie stap 7 van de volgende bewerking: P.141 “Een nieuwe afdelingscode registreren”
144
AFDELING BEHEER
3 BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU) 3.BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
Afdelingscodes verwijderen Het is mogelijk bestaande afdelingscodes te verwijderen.
1
Druk in menuscherm AFD.BEHEER op [AFDELING REGISTRATIE]. Het scherm AFDELINGSCODE wordt weergegeven.
Raadpleeg voor instructies over het weergeven van scherm AFD. BEHEER de volgende pagina: P.138 “Aanmelden als beheerder”
2
Druk op de toets van de afdeling die u wilt verwijderen en druk op [VERWIJDER].
Bericht “Verwijderen OK?” wordt weergegeven in het scherm BEVESTIGING.
Als het aanraakscherm niet de gewenste afdelingscode weergeeft, druk dan op weer te geven.
3
om de volgende pagina
Druk op [JA].
De afdelingscode is nu verwijderd.
Druk op [NEE] om het verwijderen te annuleren.
AFDELING BEHEER
145
3 BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
De tellers van de afdelingen terugzetten U kunt de tellers voor de aangegeven afdelingscode resetten.
1
Druk in menuscherm AFD.BEHEER op [AFDELING REGISTRATIE]. Het scherm AFDELINGSCODE wordt weergegeven.
Raadpleeg voor instructies over het weergeven van scherm AFD. BEHEER de volgende pagina: P.138 “Aanmelden als beheerder”
2
Druk op de toets van de afdeling waarvan u de tellers wilt terugzetten en druk op [RESET TELLERS].
Bericht “WISSEN OK?” wordt weergegeven in het scherm BEVESTIGING.
Als het aanraakscherm niet de gewenste afdelingscode weergeeft, druk dan op weer te geven.
3
Druk op [JA].
De teller is nu gewist.
Druk op [NEE] om het wissen te annuleren.
146
AFDELING BEHEER
om de volgende pagina
3 BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU) 3.BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
Uitvoerbeperkingen voor alle afdelingen instellen Het is mogelijk om in één bewerking voor alle afdelingen uitvoerbeperkingen in te stellen. Wanneer u [AAN] selecteert, zal de uitvoer worden uitgeschakeld voor alle afdelingen. Wanneer u [UIT] selecteert, zullen een onbeperkt aantal uitvoeren worden toegestaan voor alle afdelingen.
Als u in deze bewerking [AAN] selecteert, dan worden de quota-instellingen voor alle afdelingscodes op “0” ingesteld. Als u de quota-instellingen voor elke afdelingscode wilt wijzigen, voer de instellingen dan individueel uit voor elke code. P.143 “Afdelingscodes bewerken”
1
Druk in menuscherm AFD.BEHEER op [ALLES BEPERKT]. Het scherm LIMITEER ALLES wordt weergegeven.
Raadpleeg voor instructies over het weergeven van scherm AFD. BEHEER de volgende pagina: P.138 “Aanmelden als beheerder”
2
Schakel functie Alles beperkt in of uit en druk daarna op [OK].
Functie Limiteer alles wordt in- of uitgeschakeld door op [AAN] of [UIT] te drukken. (In de kleurenafdrukmodellen worden beperkingen voor uitvoer voor resp. kleur en zwart-wit ingesteld). Als op [OK] wordt gedrukt, wordt de instelling opgeslagen. Op het aanraakpaneel wordt "WACHTEN" weergegeven tot de instelling is toegepast.
y Instelling Limiteer alles is niet mogelijk voor kleurenafdrukmodellen wanneer functie 'Onbeperkt zwart kopie/print' ( P.148) is ingeschakeld. y Het toepassen van de instelling kan even duren, afhankelijk van het aantal geregistreerde afdelingscodes.
AFDELING BEHEER
147
3 BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
Functie Geen limiet zwart instellen Met functie “Geen limiet zwart” kunnen gebruikers zwart-witkopieën/-afdrukken maken zonder dat ze een afdelingscode moeten opgeven. Als u alleen de kleuruitvoer voor elke afdelingscode bij wilt houden, schakel deze functie dan in zodat de gebruikers onbeperkt zwart-witkopieën/-afdrukken kunnen maken op het apparaat. Als u de functie inschakelt, dan zal het apparaat het aantal zwart-witkopieën/-afdrukken voor elke afdelingscode niet meetellen. Deze optie is alleen beschikbaar voor de kleurenafdrukmodellen.
Als functie Afdelingsbeheer is ingeschakeld, dan kan functie Geen limiet zwart niet worden ingeschakeld.
1
Druk in menuscherm AFD.BEHEER op [GEEN LIMIET ZWART]. Het scherm ONBEPERKT ZWART KOPIE/PRINT wordt weergegeven.
Raadpleeg voor instructies over het weergeven van scherm AFD. BEHEER de volgende pagina: P.138 “Aanmelden als beheerder”
2
Druk op [AAN] om functie Geen limiet zwart te gebruiken. Druk op [UIT] om dit niet te doen.
De instelling voor Onbeperkt zwart kopie/print wordt opgeslagen.
148
AFDELING BEHEER
3 BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU) 3.BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
De geregistreerde quota instellen Met deze functie kunt u in één bewerking de quota voor alle afdelingen terugzetten naar de standaardquota.
1
Druk in menuscherm AFD.BEHEER op [VASTGELEGD QUOTUM INSTELLEN]. Bericht “Weet u het zeker?” wordt weergegeven in scherm BEVESTIGING.
Raadpleeg voor instructies over het weergeven van scherm AFD. BEHEER de volgende pagina: P.138 “Aanmelden als beheerder”
2
Druk op [JA].
De quota voor alle afdelingen zijn nu teruggezet op de standaardquota.
Druk op [NEE] om te annuleren.
AFDELING BEHEER
149
3 BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
Alle afdelingstellers resetten U kunt alle afdelingstellers wissen.
Met deze bewerking wist u alleen de afdelingstellers. De totaalteller kan niet worden gewist.
1
Druk in menuscherm AFD.BEHEER op [RESET ALLE TELLERS]. Bericht “WISSEN OK?” wordt weergegeven in het scherm BEVESTIGING.
Raadpleeg voor instructies over het weergeven van scherm AFD. BEHEER de volgende pagina: P.138 “Aanmelden als beheerder”
2
Druk op [JA].
Alle afdelingstellers zijn nu gewist.
Druk op [NEE] om het wissen te annuleren.
150
AFDELING BEHEER
3 BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU) 3.BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
Alle afdelingscodes verwijderen U kunt alle geregistreerde afdelingscodes verwijderen.
1
Druk in menuscherm AFD.BEHEER op [WIS ALLES]. Bericht “Verwijderen OK?” wordt weergegeven in het scherm BEVESTIGING.
Raadpleeg voor instructies over het weergeven van scherm AFD. BEHEER de volgende pagina: P.138 “Aanmelden als beheerder”
2
Druk op [JA].
Alle afdelingstellers zijn nu verwijderd.
Druk op [NEE] om het verwijderen te annuleren.
AFDELING BEHEER
151
4.
BIJLAGE Letters instellen.................................................................................................................... 154 Toetsenbord op scherm ......................................................................................................................................154 Numeriek toetsenpaneel op scherm...................................................................................................................155
Afdrukformaat lijsten ........................................................................................................... 156 TOTAALTELLERLIJST .......................................................................................................................................156 AFDELINGSCODELIJST ...................................................................................................................................157 ADRESBOEKINFORMATIE ...............................................................................................................................158 GROEPNUMMERINFORMATIE ........................................................................................................................159 FUNCTIELIJST (Gebruiker) ...............................................................................................................................160 NIC-configuratiepagina.......................................................................................................................................161 FUNCTIELIJST (Beheerder) ..............................................................................................................................163 PS3-lettertypelijst ...............................................................................................................................................182 PCL-lettertypelijst ...............................................................................................................................................183
4 BIJLAGE
Letters instellen Wanneer een tekenstring of faxnummer ingevoerd moet worden, wordt op het scherm een toetsenbord weergegeven. Geef de tekens of cijfers in door de knoppen op het scherm aan te raken. Cijfers kunnen ook met de digitale toetsen op het bedieningspaneel worden ingevoerd. Wanneer u na afronding op [OK] drukt, verandert het weergegeven scherm.
Toetsenbord op scherm
Naam item
Omschrijving
Basis
Druk hierop om toegang te krijgen tot de standaardtoetsen.
Symbool
Druk hierop om toegang te krijgen tot de anders toetsen.
Anders
Druk hierop om toegang te krijgen tot de speciale toetsen.
Caps Lock
Druk op deze toets om te schakelen tussen hoofdletters en kleine letters.
Shift
Druk op deze toets om hoofdletters in te voeren.
Spatie
Druk hierop om een spatie in te voeren. Druk op een van deze toetsen om de cursor te verplaatsen.
154
Back Space
Druk hierop om de letter vóór de cursor te wissen.
Wis
Druk hierop om alle ingevoerde letters te wissen.
AFBREKEN
Druk hierop om het invoeren van letters te annuleren.
OK
Druk hierop om alle ingevoerde letters op te slaan.
Letters instellen
4 BIJLAGE 4.BIJLAGE
USB-toetsenbord Als een in de markt verkrijgbaar USB-toetsenbord wordt aangesloten op de USB-poort van het multifunctionele systeem, wordt het mogelijk tekenstrings en faxnummers (behalve [Caps Lock]) vanaf het USB-toetsenbord in te voeren in plaats van het toetsenbord op scherm. Zorg er bij gebruik van een USB-toetsenbord voor dat de instelling in het BEHEERmenu voor “toetsenbordlay-out” overeenkomt met het aangesloten toetsenbord. P.76 “De indeling van het toetsenbord wijzigen” De ondersteunde toetsenborden zijn de volgende: y 101 toetsenbord (QWERTY-lay-out) y 102/105 toetsenbord (QWERTZ-lay-out) y 102/105 toetsenbord (AZERTY-lay-out)
Er is geen garantie dat elk toetsenbord juist zal werken.
Numeriek toetsenpaneel op scherm Wanneer een faxnummer ingevoerd moet worden, wordt het volgende scherm weergegeven.
Druk op [Pauze] om “-” in te voeren. Een “-” in een faxnummer voegt een pauze van drie seconden toe aan het draaien van het nummer. U kunt ook de cijfertoetsen op het bedieningspaneel gebruiken om de faxnummers in te voeren.
Letters instellen
155
4 BIJLAGE
Afdrukformaat lijsten TOTAALTELLERLIJST Uitvoervoorbeeld van TOTAALTELLERLIJST (de inhoud is tussen kleuren- en monochrome modellen deels verschillend).
TOTAL COUNTER LIST 2011-05-10 15:18
PRINT COUNTER TOTAL
FULL COLOR
TOTAL :9999 DF TOTAL :9999
BLACK
TOTAL
99999 99999 99999 99999
99999 99999 99999 99999
299996 299996 299996 299996
399996
399996
399996
1199988
FULL COLOR
TWIN/MONO COLOR
BLACK
TOTAL
TOTAL
SMALL LARGE
16667 16667
16666 16665
16667 16667
399996 399996
TOTAL
33334
33331
33334
99999
BLACK
TOTAL
FAX
FULL COLOR
TWIN/MONO COLOR
SMALL LARGE
16667 16667
16666 16665
16667 16667
399996 399996
TOTAL
33334
33331
33334
99999
PRINTER
BLACK
TOTAL
SMALL LARGE
16667 16667
16666 16665
16667 16667
399996 399996
TOTAL
33334
33331
33334
99999
LIST
FULL COLOR
FULL COLOR
TWIN/MONO COLOR
BLACK
TOTAL
SMALL LARGE
16667 16667
16666 16665
16667 16667
399996 399996
TOTAL
33334
33331
33334
CALIBRATION COUNTER
156
TWIN/MONO COLOR
FIN S/N:FIN S/N-
99999 99999 99999 99999
COPY FAX PRINTER LIST
COPY
S/N:CME000034 XXXXXXXX XXXXXXXXXX
Afdrukformaat lijsten
TWIN/MONO COLOR
:2
99999
4 BIJLAGE 4.BIJLAGE
AFDELINGSCODELIJST Uitvoervoorbeeld van AFDELINGSCODELIJST (de inhoud is tussen kleuren- en monochrome modellen deels verschillend).
DEPARTMENT CODE LIST TIME DEPT NO.
DEPARTMENT
D 1
: 2011-05-10 10:53
QUOTA
01
999.00
PRINT COUNTER FULL COLOR
TWIN/MONO COLOR PRINT
COPY 99999 99999
99999 99999
199998 199998
199998
199998
399996
COPY
FAX
SMALL LARGE
COPY
TOTAL SMALL LARGE
TOTAL
PRINT
99999 99999
99999 99999
199998 199998
199998
199998
399996
BLACK
SMALL LARGE
LIST
PRINT
TOTAL
99999 99999
99999 99999
99999 99999
99999 99999
399996 399996
199998
199998
199998
199998
799992
FAX COMMUNICATION
SCAN COUNTER FULL COLOR
TRANSMIT
RECEPTION
99999 99999
99999 99999
199998
199998
SMALL LARGE
DEPT NO.
COPY SMALL LARGE
DEPARTMENT
D 2
TWIN/MONO COLOR
NETWORK
COPY
BLACK COPY
FAX
NETWORK
99999 99999
99999 99999
99999 99999
99999 99999
99999 99999
99999 99999
199998
199998
199998
199998
199998
199998
QUOTA
02
999.00
PRINT COUNTER FULL COLOR COPY
LARGE
TWIN/MONO COLOR PRINT
TOTAL
LIMIT
99999
99999 99999
199998 199998
199998
199998
399996
COPY SMALL LARGE
-
PRINT
TOTAL
99999 99999
99999 99999
199998 199998
199998
199998
399996
Afdrukformaat lijsten
157
4 BIJLAGE
ADRESBOEKINFORMATIE Afdrukvoorbeeld van de ADRESBOEKINFORMATIE
ADDRESS BOOK INFORMATION
158
: 2011-05-10 20:47
FAX NO.1
: 99999999999
FAX NO.2
: 99999999990
NAME
: MFP_00000183
NO.
NAME
001
User01
00000000001
[email protected]
OFF
MEMORY
OFF
0
002
User02
00000000002
[email protected]
OFF
MEMORY
OFF
0
003
User03
00000000003
[email protected]
OFF
MEMORY
OFF
0
004
User04
00000000004
[email protected]
OFF
MEMORY
OFF
0
005
User05
00000000005
[email protected]
OFF
MEMORY
OFF
0
006
User06
00000000006
[email protected]
OFF
MEMORY
OFF
0
007
User07
00000000007
[email protected]
OFF
MEMORY
OFF
0
008
User08
00000000008
[email protected]
OFF
MEMORY
OFF
0
009
User09
00000000009
[email protected]
OFF
MEMORY
OFF
0
010
User10
00000000010
[email protected]
OFF
MEMORY
OFF
0
011
User11
00000000011
[email protected]
OFF
MEMORY
OFF
OFF
0
012
User12
00000000012
[email protected]
OFF
MEMORY
OFF
OFF
0
Afdrukformaat lijsten
FAX NUMBER/E-MAIL ADDRESS
TIME
QUALITY TX
TX TYPE
LINE
ECM
ATT
4 BIJLAGE 4.BIJLAGE
GROEPNUMMERINFORMATIE Afdrukvoorbeeld van de GROEPNUMMERINFORMATIE
GROUP NUMBER INFORMATION
NO.
NAME
001
Group01
TIME
: 2011-05-10 20:47
FAX NO.1
: 99999999999
FAX NO.2
: 99999999990
NAME
: MFP_00000183
ADDRESS BOOK 001
001
002
003
004
005
005
006
006
007
007
008
008
009
009
010
010
011
012
013
014
014
015
015
016
016
017
017
018
018
019
019
020
020
002
Group02
005
007
009
015
060
065
003
Group03
005
005
006
007
008
009
E-mail Address Fax Number
Afdrukformaat lijsten
159
4 BIJLAGE
FUNCTIELIJST (Gebruiker) Uitvoervoorbeeld van FUNCTIELIJST (Gebruiker) (de inhoud is tussen kleuren- en monochrome modellen deels verschillend).
FUNCTION LIST S/N
: CME000034
TIME
: 2011-05-10 20:47
F/W Ver.
: XXXXXXXXXXXX
FAX NO.1
: 99999999999
M-ROM Ver.
: 140M-015
FAX NO.2
: 99999999990
S-ROM Ver.
: 140S-01
NAME
: MFP_00000183
GENERAL TOTAL COUNTER DRAWER DRAWER DRAWER DRAWER DRAWER AUTO CLEAR
:
9999
: : : : :
LT A3 A4-R B5 45
EXPOSURE FOR COLOR EXPOSURE FOR BLACK COLOR MODE IMAGE DIRECTION BYPASS FEED ORIGINAL MODE FOR COLOR ORIGINAL MODE FOR BLACK ORIGINAL MODE FOR AUTO COLOR OMIT BLANK PAGE ADJUSTMENT ACS ADJUSTMENT
: : : : : : : : : :
MANUAL AUTO BLACK DISABLE PLAIN TEXT/PHOTO TEXT/PHOTO TEXT/PHOTO 0 2
COLOR MODE COMPRESS B/W ADJUSTMENT IN ACS ROTATION SINGLE/2-SIDED SCAN IMAGE QUALITY FOR BLACK PREVIEW SETTING INITIAL PREVIEW TYPE OMIT BLANK PAGE ADJUSTMENT ACS ADJUSTMENT COLOR RESOLUTION ORIGINAL MODE EXPOSURE BACKGROUND ADJUSTMENT
: : : : : : : : : :
BLACK MID 3 0 SINGLE STANDARD OFF PAGE FIT 0 2
: : : :
200dpi TEXT AUTO
1 2 3 4
COPY
SCAN
Voor meer informatie over de items afgedrukt in de FUNCTIELIJST, zie de volgende pagina: P.163 “FUNCTIELIJST (Beheerder)”
160
Afdrukformaat lijsten
4 BIJLAGE 4.BIJLAGE
NIC-configuratiepagina Afdrukvoorbeeld van de NIC-configuratiepagina
=================================================================================== Unit Serial No Network Address Network Topology Network Mode
: : : :
CME000034 00:40:af:7e:28:55 Ethernet Auto
Novell Network Information Print Server Name : Password Defined : Search Root not defined Directory Services Tree : Directory Services Context: Scan Rate : Frame Type :
Version : XXXXXXXXXXXX Connector: RJ45
enabled MFP_04998820 ORG dept1.org 5 Auto Sense
TCP/IP Network Information for IPv4 enabled Address Mode : Static IP IP Address : 10.10.70.120 Subnet Mask : 255.255.255.0 Default Gateway : 10.10.70.1 Primary DNS Server : 0.0.0.0 DNS Name : Host Name : MFP04998820 Primary WINS Server : 0.0.0.0 NetBIOS Name : MFP04998820 IPP Network Information IPP without SSL IPP with SSL
enabled : http://10.10.70.120:631/Print : https://10.10.70.120:443/Print
AppleTalk Network Information enabled AppleTalk Printer Name : MFP00C67861 AppleTalk Zone : * AppleTalk Type : LaserWriter =================================================================================== Novell Connection Information File System Server Name : NWSRV Queue Name : MFP_QUEUE AppleTalk Connection Information AppleTalk Printer Name : MFP00C67861 Raw Socket Connection Information Port Number
: 9100
Serienummer apparaat
Het serienummer van dit apparaat
Versie
De systeemversie van dit apparaat
Netwerkadres
Het MAC-adres van dit apparaat
Netwerktopologie
Het netwerktype
Connector
Het connectortype
Netwerkmodus
De netwerkmodus
Novell-netwerkinformatie Printservernaam
De Novell-printernaam van dit apparaat
Wachtwoord gedefinieerd
Geeft aan of het wachtwoord is gedefinieerd.
Hoofdmap voor zoeken
De ingestelde hoofdmap voor zoeken van dit apparaat
Boomstructuur directory services
De instelling voor NDS-structuur van dit apparaat
Context directory services
De ingestelde NDS-context van dit apparaat
Scansnelheid
De ingestelde scansnelheid van dit apparaat
Frametype
De ingestelde frametype van dit apparaat
TCP/IP-netwerkinformatie voor IPv4 Adresmodus
De TCP/IP-adresmodus van dit apparaat
Afdrukformaat lijsten
161
4 BIJLAGE
IP-adres
Het IP-adres van dit apparaat
Subnetmasker
Het subnetmasker van dit apparaat
Default gateway
De default gateway van dit apparaat
Primaire DNS-server
De primaire DNS-server van dit apparaat
DNS-naam
De DNS-naam van dit apparaat
Hostnaam
De hostnaam van dit apparaat
Primaire WINS-server
De primaire WINS-server van dit apparaat
NetBIOS-naam
De NetBIOS-naam van dit apparaat
IPP-netwerkinformatie IPP zonder SSL
URL voor het IPP-printen
IPP met SSL
URL voor het IPP-printen met SSL
AppleTalk-netwerkinformatie AppleTalk-printernaam
De AppleTalk-printernaam van dit apparaat
AppleTalk-zone
De AppleTalk-zone van dit apparaat
AppleTalk-type
Het AppleTalk-printertype van dit apparaat
Novell-verbindingsinformatie Bestandssysteemservernaam
De NetWare-bestandssysteemservernaam waarmee dit apparaat verbonden is
Wachtrijnaam
De NetWare-wachtrijnaam waarmee dit apparaat verbonden is
AppleTalk-verbindingsinformatie AppleTalk-printernaam
De AppleTalk-printernaam van dit apparaat
Raw Socket-verbindingsinformatie Poortnummer
Het poortnummer voor het RAW-printen
TCP/IP-netwerkinformatie voor IPv6
162
LLMNR
Het ingestelde LLMNR (Linklocal Multicast Name Resolution)-protocol
Link Local Address
Het link local-adres van dit apparaat
Adresmodus
De IPv6-adresmodus
IP-adres
Het IPv6-adres van dit apparaat
Prefixlengte
De prefixlengte van het IPv6-adres
Default gateway
Het default gateway-adres van dit apparaat
Primaire IPv6 DNS-server
Het primaire IPv6 DNS-serveradres
Secundaire IPv6 DNS-server
Het secundaire IPv6 DNS-serveradres
Afdrukformaat lijsten
4 BIJLAGE 4.BIJLAGE
FUNCTIELIJST (Beheerder) Uitvoervoorbeeld van FUNCTIELIJST (Beheerder) (de inhoud is tussen kleuren- en monochrome modellen deels verschillend).
FUNCTION LIST S/N
: CME000034
TIME
: 2011-05-10 20:47
F/W Ver.
: XXXXXXXXXXXX
FAX NO.1
: 99999999999
M-ROM Ver.
: 140M-015
FAX NO.2
: 99999999990
S-ROM Ver.
: 140S-01
NAME
: MFP_00000183
GENERAL TOTAL COUNTER MAIN / PAGE MEMORY SIZE DRAWER 1 DRAWER 2 DRAWER 3 DRAWER 4 AUTO CLEAR ENERGY SAVER WEEKLY TIMER TIMER SUNDAY TIMER MONDAY TIMER TUESDAY TIMER WEDNESDAY TIMER THURSDAY TIMER FRIDAY TIMER SATURDAY ENABLE WEEKLY TIMER AUTO POWER SAVE SLEEP MODE SUPER SLEEP DAYLIGHT SAVINGS TIME ENABLE DAYLIGHT SAVINGS TIME OFFSET START DATE END DATE DATA CLONING FUNCTION USB DIRECT PRINT FUNCTIONS SAVE AS LOCAL HDD E-FILING EMAIL SEND SAVE AS FTP SAVE AS FTPS
: : : : : : :
9999 2048 MB / 512 MB LT LD LT-R A4 45
: : : : : : : : : : :
ON 00:00:00 00:00:00 00:00:00 00:00:00 00:00:00 00:00:00 00:00:00 DISABLE 15 60 DISABLE
: : : : : :
DISABLE +1:00 Jan IST Sun 0:0 Jan 1ST Sun 0:0 ENABLE ENABLE
: : : : :
ENABLE ENABLE ENABLE ENABLE ENABLE
OFF 24:00:00 24:00:00 24:00:00 24:00:00 24:00:00 24:00:00 24:00:00
De functielijst voor een beheerder toont de lijst met instellingen voor alle functies. De volgende tabel toont alle functies die worden afgedrukt in een beheerdersfunctielijst en de kolom "Gebruiker" geeft aan of de functie wordt afgedrukt in een gebruikersfunctielijst. In de tabel wordt elke functie ook beschreven. (Afgedrukte items zijn deels verschillend, afhankelijk van het feit of de harde schijf wel of niet is geïnstalleerd.) ALGEMEEN Functie
Omschrijving
Gebruiker
TOTAAL TELLER
Toont de totaalteller.
JA
ALGEMENE / PAGINAGEHEUGENGROOTTE
Toont de algemene en de paginageheugengrootte.
LADE - LADE 1
Toont het papierformaat van lade 1.
JA
LADE - LADE 2
Toont het papierformaat van lade 2.
JA
LADE - LADE 3 *1
Toont het papierformaat van lade 3.
JA
LADE - LADE 4 *2
Toont het papierformaat van lade 4.
JA
LADE - EXTRA GROOT PAPIERINVOERMAGAZIJN *3
Toont het papierformaat van de extragrote papierinvoer
LADE - EXTERNE EXTRAGROTE PAPIERINVOER *4
Toont het papierformaat van de extragrote papierinvoer
NEE
JA
JA
Afdrukformaat lijsten
163
4 BIJLAGE
ALGEMEEN Functie AUTO WIS
Gebruiker
Toont de tijd (in seconden) waarna het aanraakscherm de vorige instellingen wist en terugkeert naar het beginscherm.
NEE
Toont de tijd waarop de energiebesparende stand (inschakeltijd) ingaat en de tijd waarop de energiebesparende stand (uitschakeltijd) uitgaat op elk van de dagen (zondag tot zaterdag).
NEE
SPAARSTAND - AUTOMATISCHE ENERGIEBESPARENDE STAND
Toont de tijd waarna de energiebesparende stand ingaat (in minuten).
NEE
SPAARSTAND - SLAAPSTAND
Toont de tijd waarna de slaapstand ingaat (in minuten).
NEE
SPAARSTAND - SUPER-SLAAPSTAND
Toont of de super-slaapstand is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
ZOMERTIJD - ZOMERTIJD INSCHAKELEN
Toont of de zomertijd is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
ZOMERTIJD - TIJDVERSCHIL
Toont het tijdverschil met de lokale standaardtijd.
NEE
ZOMERTIJD - BEGINDATUM / EINDDATUM
Toont de begin- en einddatum en -tijd voor de zomertijd.
NEE
GEGEVENSKOPIEERFUNCTIE
Toont of de gegevenskopieerfunctie is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
DIRECT AFDRUKKEN VANAF USB
Toont of de functie Direct afdrukken vanaf USB is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
FUNCTIES - OPSLAAN ALS LOKALE HDD
Toont of de functie Opslaan als lokale HDD is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
FUNCTIES - E-FILING
Toont of de functie e-Filing is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
FUNCTIES - E-MAIL VERZENDEN
Toont of de e-mailverzending is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
FUNCTIES - OPSLAAN ALS FTP
Toont of de functie Opslaan als FTP is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
FUNCTIES - OPSLAAN ALS FTPS
Toont of de functie Opslaan als FTPS is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
FUNCTIES - OPSLAAN OP USB-MEDIUM
Toont of de functie Opslaan op USB-medium is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
FUNCTIES - OPSLAAN ALS SMB
Toont of de functie Opslaan als SMB is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
FUNCTIES - OPSLAAN ALS NETWARE
Toont of de functie Opslaan als NetWare is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
FUNCTIES - INTERNETFAX VERZENDEN
Toont of de internetfaxverzending is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
FUNCTIES - FAX VERZENDEN
Toont of de faxverzending is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
FUNCTIES - WEBSERVICES-SCAN
Toont of de functie Webservices-scan is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
FUNCTIES - TWAIN-SCANNEN
Toont of de functie TWAIN-scannen is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
FUNCTIES - SCANNEN NAAR EXTERNE CONTROLLER
Toont of de functie Scannen naar externe controllers is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
FUNCTIES - NETWERKFAX
Toont of de functie Netwerkfaxen is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
SPAARSTAND - AAN/UIT-SCHAKELKLOK
164
Omschrijving
Afdrukformaat lijsten
4 BIJLAGE 4.BIJLAGE
ALGEMEEN Functie
Omschrijving
Gebruiker
FUNCTIES - NETWERKINTERNETFAX
Toont of de functie Netwerkinternetfaxen is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
TAAK OVERSLAAN - TAAK OVERSLAAN INSCHAKELEN
Toont of de functie Taak overslaan is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
ADRESBOEKBEPERKING DOOR BEHEERDER
Toont of het bewerken van het adresboek beperkt is door de beheerder.
NEE
HARDCOPY-BEVEILIGINGSPRINTEN - KOPIËREN TEGENHOUDEN
Toont of het kopiëren van het document moet worden tegengehouden.
NEE
HARDCOPY-BEVEILIGINGSPRINTEN - SCANNEN TEGENHOUDEN
Toont of het scannen van het document moet worden tegengehouden.
NEE
HARDCOPY-BEVEILIGINGSPRINTEN - AFDRUKKEN TEGENHOUDEN
Toont of het afdrukken van het document moet worden tegengehouden.
NEE
VERTROUWELIJKHEIDSINSTELLING DOCUMENTNAAM
Toont of de vertrouwelijkheidsinstelling in het scherm TAAKSTATUS of het scherm AFDRUKKEN is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
POP-UP - PAPIERLADE
Toont of het pop-upvenster voor de lade-instelling is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
POP-UP - PAPIERSTORING HERSTELLEN
Toont of het pop-upvenster na het verwijderen van vastgelopen papier is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
POP-UP - DIK PAPIER INSTELLEN
Toont of het pop-upvenster voor instelling dik 1 is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
*1 *2 *3 *4
“LADE 3” wordt alleen afgedrukt als lade 3 geïnstalleerd is. “LADE 4” wordt alleen afgedrukt als lade 4 geïnstalleerd is. "EXTRAGROTE PAPIERINVOER" wordt alleen afgedrukt wanneer de extragrote papierinvoer is geïnstalleerd. "EXTRA GROTE PAPIERINVOER" wordt alleen afgedrukt wanneer de extra grote papierinvoer is geïnstalleerd.
KOPIËREN Functie
Omschrijving
Gebruiker
BELICHTING VOOR KLEUR *1
Toont de standaardinstelling voor belichting voor kleurkopieën.
JA
BELICHTING VOOR ZWART *1
Toont de standaardinstelling voor belichting voor zwarte kopieën.
JA
BELICHTING *2
Toont de standaardinstelling voor belichting voor kopieën.
JA
KLEURENMODUS *1
Toont de standaardkleurmodus voor kopiëren.
JA
BEELDRICHTING
Toont of de beeldrichtingfunctie is ingeschakeld of uitgeschakeld.
JA
HANDINVOER
Toont de standaardpapiersoort van de handinvoer.
JA
INVOERDER/ACHTERKAFT OMKEREN *3
Toont of de functie 'Invoerder/Achterkaft omkeren' is ingeschakeld of uitgeschakeld.
JA
TAB - AFMETING - LADE - TABAFMETING *3
Toont de ingestelde tabafmeting bij tabbladen ingevoerd vanuit een lade.
JA
TAB - AFMETING - LADE - VERPLAATSING *3
Toont de ingestelde afmeting voor verplaatsen bij tabbladen ingevoerd vanuit een lade.
JA
TAB - AFMETING - HANDINVOER - TABAFMETING *3
Toont de ingestelde tabafmeting bij tabbladen ingevoerd vanaf de handinvoer.
JA
TAB - AFMETING - HANDINVOER - VERPLAATSING *3
Toont de ingestelde afmeting voor verplaatsen bij tabbladen ingevoerd vanaf de handinvoer.
JA
Afdrukformaat lijsten
165
4 BIJLAGE
KOPIËREN Functie
Omschrijving
Gebruiker
ORIGINELE MODUS VOOR KLEUR *1
Toont de standaard originele modus voor kleurkopieën.
JA
ORIGINELENMODUS VOOR ZWART
Toont de standaard originele modus voor zwarte kopieën.
JA
ORIGINELE MODUS VOOR AUTO KLEUR *1
Toont de standaard originele modus voor automatische kleurkopieën.
JA
SLA LEGE PAGINA OVER AANPASSING
Toont het instelniveau voor het overslaan van lege pagina's.
JA
ACS-AANPASSING *1
Toont het ACS-instelniveau.
JA
MAX. KOPIEËN
Toont het maximale aantal kopieën die ingesteld kunnen worden.
NEE
AUTOM. 2-ZIJDIG
Toont de standaard automatische 2-zijdige modus.
NEE
PRIORITEIT SORTEERMODUS
Toont de standaardsorteermodus.
NEE
STANDAARD MODUS VOOR AUTO KLEUR *1
Toont de standaard automatische kleurmodus voor kopiëren.
NEE
AUTOMATISCH WISSELEN VAN PAPIERLADE
Toont of de functie Automatisch wisselen van papierbron is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
PAPIER UIT VERSCHILLENDE RICHTING
Toont of de functie Papier van andere richting is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
AUTO UITVOERWISSEL (CASCADE AFDRUK)
Toont of de functie Automatisch uitvoerlade wisselen (cascade-afdruk) is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
PRINTEN PAUZEREN BIJ LEGE NIETER
Toont of dit apparaat het afdrukken onderbreekt wanneer de nietmachine leeg is.
NEE
PRT PAUZEREN BIJ VOLLE AFVALBAK PERFORATIE
Toont of het apparaat doorgaat met afdrukken als de perforatie-eenheidafvalbak vol is.
NEE
BUITENKANT WISSEN ORIGINEEL
Toont of de functie Buitenkant wissen origineel is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
*1 Wordt alleen afgedrukt bij kleurenmodellen. *2 Wordt alleen afgedrukt bij monochrome modellen. *3 Wordt alleen afgedrukt bij modellen die kopiëren op tabbladen ondersteunen.
SCANNEN Functie
166
Omschrijving
Gebruiker
KLEURENMODUS
Toont de standaardkleurmodus voor scannen.
JA
COMPRESSIE
Toont de standaardinstelling voor compressie.
JA
ZWART/WITAANPASSING VOOR STANDAARD
Toont de standaard zwart-witresolutie in ACS.
JA
ROTEREN
Toont de standaardrotatiemodus.
JA
ENKEL-/DUBBELZIJDIGE SCAN
Toont de standaard dubbelzijdige scanmodus.
JA
BEELDKWALITEIT VOOR ZWART
Toont de standaardbeeldkwaliteitsinstelling die van toepassing is bij het scannen van een zwart origineel in automatische kleurmodus.
JA
VOORBEELD INSTELLING *1
Toont of de voorbeeldfunctie is ingeschakeld of uitgeschakeld.
JA
EERSTE VOORBEELDTYPE *1
Toont het standaardvoorbeeldtype.
JA
SLA LEGE PAGINA OVER AANPASSING
Toont het instelniveau voor het overslaan van lege pagina's.
JA
Afdrukformaat lijsten
4 BIJLAGE 4.BIJLAGE
SCANNEN Functie
Omschrijving
Gebruiker
ACS-AANPASSING
Toont het ACS-instelniveau.
JA
KLEUR - RESOLUTIE
Toont de resolutie voor kleurscans.
JA
KLEUR - ORIGINELE MODUS
Toont de standaard originele modus voor kleurscans.
JA
KLEUR - BELICHTING
Toont de standaardinstelling voor belichting voor kleurscans.
JA
KLEUR - ACHTERGRONDINSTELLING
Toont de standaardachtergrondinstelling voor kleurscans.
JA
GRIJSTINTEN - RESOLUTIE
Toont de resolutie voor grijstintenscans.
JA
GRIJSTINTEN - BELICHTING
Toont de standaardinstelling voor belichting voor grijstintenscans.
JA
GRIJSTINTEN - ACHTERGRONDINSTELLING
Toont de standaardachtergrondinstelling voor grijstintenscans.
JA
ZWART - RESOLUTIE
Toont de resolutie voor zwarte scans.
JA
ZWART - ORIGINELE MODUS
Toont de standaard originele modus voor zwarte scans.
JA
ZWART - BELICHTING
Toont de standaardinstelling voor belichting voor zwarte scans.
JA
ZWART - ACHTERGRONDINSTELLING
Toont de standaardachtergrondinstelling voor zwarte scans.
JA
*1 Wordt alleen afgedrukt bij kleurenmodellen.
FAXEN Functie
Omschrijving
Gebruiker
FAX-ROMVERSIE
Toont de ROM-versie van het faxapparaat.
JA
RESOLUTIE
Toont de standaardresolutie-instelling voor een fax/ internetfaxoverdracht.
JA
ORIGIN. MODUS
Toont de standaard originele modus voor een fax/ internetfaxoverdracht.
JA
BELICHTING
Toont de standaardbelichtingsinstelling voor een fax/ internetfaxoverdracht.
JA
TX TYPE *1
Toont het standaardoverdrachtstype.
JA
TTI
Toont of de TTI is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
RTI
Toont of de RTI is ingeschakeld of uitgeschakeld.
JA
ECM *1
Toont of de ECM is ingeschakeld of uitgeschakeld.
JA
VOORBEELD INSTELLING *3
Toont of de voorbeeldfunctie is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
EERSTE VOORBEELDTYPE *3
Toont het standaardvoorbeeldtype.
NEE
INITIËLE INSTELLING - MONITORVOLUME *1
Toont de monitorvolume-instelling.
NEE
INITIËLE INSTELLING - VOLTOOIINGSTOONVOLUME *1
Toont de voltooiingsvolume-instelling.
INITIËLE INSTELLING - RX MODUS *1
Toont de standaard RX-modus.
NEE
INITIËLE INSTELLING - BELTYPE *1
Toont het beltype van lijn 1.
NEE
INITIËLE INSTELLING - BELTYPE (LIJN 2) *2
Toont het beltype van lijn 2.
NEE
NEE
Afdrukformaat lijsten
167
4 BIJLAGE
FAXEN Functie
Omschrijving
Gebruiker
LIJN-2 MODUS *2
Toont de lijn-2 modus.
NEE
LIJN-2 MODUS - START *2
Toont de starttijd om Lijn 2 enkel te gebruiken voor ontvangst. Dit is enkel van toepassing wanneer "ENKEL RX (KLOK)" is ingesteld op de LIJN-2 MODUS.
NEE
Toont de eindtijd om Lijn 2 enkel te gebruiken voor ontvangst te beëindigen. Dit is enkel van toepassing wanneer "ENKEL RX (KLOK)" is ingesteld op de LIJN-2 MODUS.
NEE
ONTVANGEN FAXEN AFDRUKKEN - GEDEELTELIJK
Toont of gedeeltelijk afdrukken is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
ONTVANGEN FAXEN AFDRUKKEN - VERKLEIND
Toont of verkleind afdrukken is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
ONTVANGEN FAXEN AFDRUKKEN - DUBBELZIJDIG AFDRUKKEN *1
Toont of dubbelzijdig afdrukken is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
ONTVANGEN FAXEN AFDRUKKEN ROTATIESORTERING *1
Toont of rotatiesortering is ingeschakeld of uitgeschakeld.
HERVATTEN VERZENDING *1
Toont of het hervatten van een verzending is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
HERVATTEN VERZENDING - OPSLAGTIJD *1
Toont hoeveel uren een verzending moet worden opgeslagen alvorens te hervatten.
NEE
DOORSTUREN ONTVANGEN FAX - AGENT1 *1
Toont het agenttype als de functie Doorsturen ontvangen fax is geregistreerd.
NEE
DOORSTUREN ONTVANGEN FAX - AGENT2 *1
Toont het agenttype als de functie Doorsturen ontvangen fax is geregistreerd.
NEE
DOORSTUREN ONTVANGEN FAX (REGEL2) - AGENT1
Toont het agenttype van regel 2 als de functie Doorsturen ontvangen fax is geregistreerd.
NEE
Toont het agenttype van regel 2 als de functie Doorsturen ontvangen fax is geregistreerd.
NEE
Toont de tijd waarop de stand voor beveiligd ontvangen (inschakeltijd) ingaat en de tijd waarop deze stand (uitschakeltijd) uitgaat op elk van de weekdagen (zondag tot zaterdag).
NEE
Toont of beveiligd ontvangen is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
LIJN-2 MODUS - EINDE *2
*1
DOORSTUREN ONTVANGEN FAX (REGEL2) - AGENT2 *1
BEVEILIGD ONTVANGEN - TIMER *1
BEVEILIGD ONTVANGEN - BEVEILIGD ONTVANGEN INSCHAKELEN *1
NEE
*1 Deze worden alleen afgedrukt wanneer het faxapparaat is geïnstalleerd. *2 Deze worden alleen afgedrukt wanneer het faxapparaat en de 2de lijn voor faxapparaat zijn geïnstalleerd. *3 Wordt alleen afgedrukt bij kleurenmodellen.
E-FILING Functie MODUS AFBEELDINGEN AFDRUKKEN *1
Omschrijving Toont de standaardbeeldmodus voor afdrukken.
Gebruiker JA
*1 Wordt alleen afgedrukt bij kleurenmodellen.
BESTAND Functie ONDERHOUD
168
Afdrukformaat lijsten
Omschrijving Toont of de opslagbeheerfunctie is ingeschakeld of uitgeschakeld.
Gebruiker NEE
4 BIJLAGE 4.BIJLAGE
BESTAND Functie OPSLAGONDERHOUD
Omschrijving
Gebruiker
Toont hoeveel dagen de gegevens worden bijgehouden in de lokale map. Dit is enkel van toepassing wanneer de onderhoudsfunctie is ingeschakeld.
NEE
Omschrijving
Gebruiker
E-MAIL Functie GROOTTE BERICHTFRAGMENT (KB)
Toont de berichtfragmentgrootte die van toepassing is op een e-mailoverdracht.
NEE
ADRES AFZENDER
Toont het e-mailadres van de afzender dat van toepassing is op een e-mailoverdracht.
NEE
NAAM AFZENDER
Toont de naam van de afzender die van toepassing is op een e-mailoverdracht.
NEE
AANTAL NIEUWE POGINGEN
Toont hoe vaak het multifunctionele systeem heeft geprobeerd een e-mail te versturen wanneer dit eerder mislukt is.
NEE
INTERVAL NIEUWE POGING
Toont het interval van de e-mailoverdracht.
NEE
BCC-ADRESWEERGAVE
Toont of het weergeven van het BCC-adres is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
ONDERWERP BEWERKEN
Toont of het bewerken van het e-mailonderwerp is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
DE DATUM EN TIJD AAN HET ONDERWERP TOEVOEGEN
Toont of het toevoegen van de datum en de tijd aan het emailonderwerp is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
STANDAARDONDERWERP
Toont het standaardonderwerp van de e-mail.
NEE
INTERNETFAX Functie
Omschrijving
Gebruiker
GROOTTE PAGINAFRAGMENT (KB)
Toont de fragmentpaginagrootte die van toepassing is op een internetfaxoverdracht.
NEE
BERICHTTEKST VERZENDEN
Toont of het verzenden van de berichttekst is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
ADRES AFZENDER
Toont het e-mailadres van de afzender dat van toepassing is op een internetfaxoverdracht.
NEE
NAAM AFZENDER
Toont de naam van de afzender die van toepassing is op een internetfaxoverdracht.
NEE
AANTAL NIEUWE POGINGEN
Toont hoeveel keer dit apparaat probeert een internetfax te verzenden na een mislukte poging.
NEE
INTERVAL NIEUWE POGING
Toont het interval van de internetfaxoverdracht.
NEE
DOORSTUREN ONTVANGEN INTERNETFAX - AGENT1
Toont het agenttype als de functie Doorsturen ontvangen internetfax is geregistreerd.
NEE
DOORSTUREN ONTVANGEN INTERNETFAX - AGENT2
Toont het agenttype als de functie Doorsturen ontvangen internetfax is geregistreerd.
NEE
RAPPORTINSTELLING Functie
Omschrijving
Gebruiker
LOGBOEK - AUTO
Toont of de functie Logboek automatisch afdrukken is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
LOGBOEK - VERZENDLOGBOEK
Toont hoeveel verzendingen zullen worden afgedrukt in een verzendlogboek.
NEE
Afdrukformaat lijsten
169
4 BIJLAGE
RAPPORTINSTELLING Functie
Omschrijving
Gebruiker
LOGBOEK - ONTVANGSTLOGBOEK
Toont hoeveel ontvangsten zullen worden afgedrukt in een ontvangstlogboek.
NEE
FAX RAPPORTAGE - VERZENDEN UIT GEHEUGEN
Toont de voorwaarden om een geheugenoverdrachtrapport af te drukken.
NEE
FAX RAPPORTAGE - DIRECT TX
Toont de voorwaarden om een directe overdrachtrapport af te drukken.
NEE
FAX RAPPORTAGE - MEERV. VERZENDING
Toont de voorwaarden om een multi-overdrachtrapport af te drukken.
NEE
FAX RAPPORTAGE - AFROEP
Toont de voorwaarden om een polling-rapport af te drukken.
NEE
FAX RAPPORTAGE - RELAISOORSPRONG
Toont de voorwaarden om een relaisoorsprongrapport af te drukken.
NEE
FAX RAPPORTAGE - RELAISSTATION
Toont de voorwaarden om een relaisstationrapport af te drukken.
NEE
FAX RAPPORTAGE - RELAISBESTEMMING
Toont de voorwaarden om een relaisbestemmingrapport af te drukken.
NEE
ONTVANGSTLIJST - LOKAAL
Toont of een ontvangstlijst al dan niet zal worden afgedrukt na het reserveren van een document naar een mailbox in het apparaat.
NEE
Toont of een ontvangstlijst al dan niet zal worden afgedrukt na het reserveren van een document naar een mailbox in het apparaat op afstand vanaf een andere fax.
NEE
Toont of een ontvangstlijst al dan niet zal worden afgedrukt na het ontvangen van een relaisoverdracht van een afzender zoals een relaishub.
NEE
Omschrijving
Gebruiker
AUTOMATISCH WISSELEN VAN PAPIERLADE
Toont of de functie Automatisch wisselen van papierbron is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
PAPIER UIT VERSCHILLENDE RICHTING
Toont of de functie Papier van andere richting is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
GEFORCEERD DOORGAAN (ONGELDIG PAPIER)
Toont of de functie Geforceerd doorgaan bij ongeldig papier is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
AUTO UITVOERWISSEL (CASCADE AFDRUK)
Toont of de functie Automatisch uitvoerlade wisselen (cascade-afdruk) is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
PRINTEN PAUZEREN BIJ LEGE NIETER
Toont of dit apparaat het afdrukken onderbreekt wanneer de nietmachine leeg is.
NEE
PRT PAUZEREN BIJ VOLLE AFVALBAK PERFORATIE
Toont of het apparaat doorgaat met afdrukken als de perforatie-eenheidafvalbak vol is.
NEE
ONTVANGSTLIJST - OP AFSTAND
ONTVANGSTLIJST - RELAISSTATION
PRINTER/E-FILING Functie
INSTELLINGEN BEDRADE 802.1X Functie
170
Omschrijving
Gebruiker
802.1X INSCHAKELEN
Toont of de bedrade 802.1X-verificatie is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
EAP-METHODE
Toont de huidige EAP-methode.
NEE
Afdrukformaat lijsten
4 BIJLAGE 4.BIJLAGE
DRAADLOZE INSTELLINGEN Functie DRAADLOZE LAN
Omschrijving
Gebruiker
Toont of de Draadloze LAN-functie is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
DRAADLOZE INSTELLINGEN worden alleen afgedrukt als de Draadloze LAN-module is geïnstalleerd. NETWERKINSTELLING - ALGEMEEN PRODUCT - ALGEMEEN Functie ETHERNETSNELHEID DUPLEXMODUS
Omschrijving
Gebruiker
Toont de Ethernetsnelheidsinstelling.
NEE
NETWERKINSTELLING - NETWERK - TCP/IP Functie
Omschrijving
Gebruiker
ADRES MODUS
Toont de TCP/IP-adresmodus.
NEE
HOSTNAAM
Toont de TCP/IP-adresmodus.
NEE
IP-ADRES
Toont het IP-adres van dit apparaat.
NEE
SUBNETMASKER
Toont het subnetmasker van dit apparaat.
NEE
DEFAULT GATEWAY
Toont het default gateway-adres van dit apparaat.
NEE
NETWERKINSTELLING - NETWERK - IPv6 Functie
Omschrijving
Gebruiker
IPv6 INSCHAKELEN
Toont of het IPv6-protocol is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
LLMNR
Toont of de LLMNR (Linklocal Multi-cast Name Resolution) is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
ADRES MODUS
Toont de IPv6 -adresmodus.
NEE
LINK LOCAL ADDRESS
Toont het link local-adres van dit apparaat.
NEE
IP-ADRES
Toont het IPv6-adres van dit apparaat.
NEE
PREFIXLENGTE
Toont de prefixlengte van het IPv6-adres.
NEE
DEFAULT GATEWAY
Toont het default gateway-adres van dit apparaat.
NEE
GEBRUIK DHCPv6-SERVER VOOR OPTIES
Toont of de optionele informatie wordt verkregen van de DHCPv6-server.
NEE
STATELESS GEBRUIKEN VOOR IP-ADRES (M FLAG)
Toont of het stateless-gebruik (IP-adresverwerving M flag) is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
STATELESS GEBRUIKEN VOOR OPTIES (O FLAG)
Toont of het stateless-gebruik (verwerving optionele informatie O flag) is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
Afdrukformaat lijsten
171
4 BIJLAGE
NETWERKINSTELLING - NETWERK - IPv6 Functie IP-ADRES1
Omschrijving Het IP-adres, de prefixlengte en de default gateway die worden toegewezen door routers.
Gebruiker NEE
PREFIXLENGTE1
NEE
DEFAULT GATEWAY1
NEE
IP-ADRES2
NEE
PREFIXLENGTE2
NEE
DEFAULT GATEWAY2
NEE
IP-ADRES3
NEE
PREFIXLENGTE3
NEE
DEFAULT GATEWAY3
NEE
IP-ADRES4
NEE
PREFIXLENGTE4
NEE
DEFAULT GATEWAY4
NEE
IP-ADRES5
NEE
PREFIXLENGTE5
NEE
DEFAULT GATEWAY5
NEE
IP-ADRES6
NEE
PREFIXLENGTE6
NEE
DEFAULT GATEWAY6
NEE
IP-ADRES7
NEE
PREFIXLENGTE7
NEE
DEFAULT GATEWAY7
NEE
STATEFUL GEBRUIKEN VOOR IP-ADRES
Toont of het stateful-gebruik (IP-adresverwerving) is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
STATEFUL GEBRUIKEN VOOR OPTIES
Toont of het stateful-gebruik (verwerving optionele informatie) is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
NETWERKINSTELLING - NETWERK - IPX/SPX Functie
Omschrijving
Gebruiker
IPX/SPX INSCHAKELEN
Toont of het IPX/SPX-protocol is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
FRAME TYPE
Toont het frametype dat moet worden geselecteerd.
NEE
NETWERKINSTELLING - NETWERK - APPLETALK Functie
172
Omschrijving
Gebruiker
APPLETALK INSCHAKELEN
Toont of het AppleTalk-protocol is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
APPARAATNAAM
Toont de AppleTalk-apparaatnaam.
NEE
GEWENSTE ZONE
Toont de AppleTalk-zone.
NEE
Afdrukformaat lijsten
4 BIJLAGE 4.BIJLAGE
NETWERKINSTELLING - SESSIE - LDAP-SESSIE Functie
Omschrijving
Gebruiker
LDAP INSCHAKELEN
Toont of LDAP is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
KENMERK 1
Toont de naam van het schema dat overeenkomt met de LDAP-serverconfiguratie.
NEE
KENMERK 2
Toont de naam van het schema dat overeenkomt met de LDAP-serverconfiguratie.
NEE
ZOEKMETHODE
Toont de zoekvoorwaarden voor LDAP-zoeken.
NEE
NETWERKINSTELLING - SESSIE - DNS-SESSIE Functie
Omschrijving
Gebruiker
DNS INSCHAKELEN
Toont of de DNS is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
PRIMAIRE DNS SERVER-ADRES
Toont het primaire DNS-serveradres indien het is ingesteld.
NEE
SECUNDAIRE DNS SERVER-ADRES
Toont het secundaire DNS-serveradres indien het is ingesteld.
NEE
PRIMAIRE DNS SERVER-ADRES (IPv6)
Toont het primaire DNS-server IPv6-adres indien het is ingesteld.
NEE
SECUNDAIRE DNS SERVER-ADRES (IPv6)
Toont het secundaire DNS-server IPv6-adres indien het is ingesteld.
NEE
NETWERKINSTELLING - SESSIE - DDNS-SESSIE Functie
Omschrijving
Gebruiker
DDNS INSCHAKELEN
Toont of DDNS is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
HOSTNAAM
Toont de hostnaam van dit apparaat.
NEE
DOMEINNAAM
Toont de domeinnaam van dit apparaat.
NEE
BEVEILIGINGSMETHODE
Toont de beveiligingsmethode van dit apparaat.
NEE
PRIMAIRE LOGINNAAM
Toont de primaire loginnaam als GSS-TSIG geselecteerd is als beveiligingsmethode.
NEE
SECUNDAIRE LOGINNAAM
Toont de secundaire loginnaam als GSS-TSIG geselecteerd is als beveiligingsmethode.
NEE
NETWERKINSTELLING - SESSIE - SMB-SESSIE Functie
Omschrijving
Gebruiker
SMB-SERVERPROTOCOL
Toont of het SMB-protocol is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
BEPERKING
Toont of de functies Printer delen / Bestand delen al dan niet beperkt zijn.
NEE
NETBIOS-NAAM
Toont de NetBIOS-naam van dit apparaat.
NEE
INLOGGEN
Toont de inloginstelling.
NEE
WERKGROEP
Toont de werkgroep van dit apparaat.
NEE
DOMEIN
Toont de domeinnaam van dit apparaat.
NEE
PRIMAIRE DOMAIN CONTROLLER
Toont het primaire domain controller-adres indien het is ingesteld.
NEE
BACKUP DOMAIN CONTROLLER
Toont het back-up domain controller-adres indien het is ingesteld.
NEE
AANMELDINGSGEBRUIKERSNAAM
Toont de aanmeldingsgebruikersnaam van dit apparaat voor het domein indien deze is ingesteld.
NEE
Afdrukformaat lijsten
173
4 BIJLAGE
NETWERKINSTELLING - SESSIE - SMB-SESSIE Functie
Omschrijving
Gebruiker
PRIMAIRE WINS SERVER
Toont het primaire WINS-serveradres indien het is ingesteld.
NEE
SECUNDAIRE WINS SERVER
Toont het secundaire WINS-serveradres indien het is ingesteld.
NEE
SMB-ONDERTEKENING VAN SMB-SERVER
Toont de instelling van de SMB-ondertekening van de SMB-server.
NEE
SMB-ONDERTEKENING VAN SMB-CLIENT
Toont de instelling van de SMB-ondertekening van de SMB-client.
NEE
NETWERKINSTELLING - SESSIE - NETWARE-SESSIE Functie
Omschrijving
Gebruiker
BINDERY INSCHAKELEN
Toont of de bindery-modus is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
NDS INSCHAKELEN
Toont of de NDS-modus is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
CONTEXT
Toont de NDS-context.
NEE
TREE
Toont de NDS-structuur.
NEE
PREFERRED FILE SERVER
Toont de naam van de preferred file-server.
NEE
NETWERKINSTELLING - SESSIE - BONJOUR-SESSIE Functie
Omschrijving
Gebruiker
BONJOUR INSCHAKELEN
Toont of Bonjour is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
LOKALE HOSTNAAM
Toont de lokale hostnaam van dit apparaat voor Bonjour.
NEE
SERVICENAAM
Toont de servicenaam van dit apparaat voor Bonjour.
NEE
NETWERKINSTELLING - SESSIE - LLTD-SESSIE Functie
Omschrijving
Gebruiker
LLTD INSCHAKELEN
Toont of het LLTD (Link Layer Topology Discovery)-protocol is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
APPARAATNAAM
Toont de apparaatnaam weergegeven in de Netwerkoverzicht.
NEE
NETWERKINSTELLING - SESSIE - SLP-SESSIE Functie
Omschrijving
Gebruiker
SLP INSCHAKELEN
Toont of SLP (Service Location Protocol) is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
TTL
Toont de TTL (Time To Live, een scope in het netwerk dat SLP-service levert).
NEE
SCOPE
Toont de scope voor het opgeven van de groepen die SLPservices leveren.
NEE
NETWERKINSTELLING - NETWERKSERVICE - HTTP-NETWERKSERVICE Functie
174
Omschrijving
Gebruiker
HTTP-SERVER INSCHAKELEN
Toont of de HTTP-netwerkservice is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
PRIMARY PORT NUMBER
Toont het primaire poortnummer voor de HTTPnetwerkservice.
NEE
Afdrukformaat lijsten
4 BIJLAGE 4.BIJLAGE
NETWERKINSTELLING - NETWERKSERVICE - HTTP-NETWERKSERVICE Functie
Omschrijving
Gebruiker
SECONDARY PORT NUMBER
Toont het secundaire poortnummer voor de HTTPnetwerkservice.
NEE
SSL INSCHAKELEN
Toont of SSL voor de HTTP-netwerkservice is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
SSL-POORTNUMMER
Toont het SSL-poortnummer voor de HTTPnetwerkservice.
NEE
NETWERKINSTELLING - NETWERKSERVICE - SMTP CLIENT-NETWERKSERVICE Functie
Omschrijving
Gebruiker
SMTP CLIENT INSCHAKELEN
Toont of de SMTP-client is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
VERIFICATIE
Toont of de SMTP-verificatie is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
POP BEFORE SMTP
Toont of POP Before SMTP is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
SMTP-SERVERADRES
Toont het IP-adres van de SMTP-server dat is toegewezen.
NEE
LOGINNAAM
Toont de loginnaam gebruikt voor SMTP-verificatie.
NEE
POORTNUMMER
Toont het poortnummer dat moet worden gebruikt voor het verzenden van een e-mail of internetfax naar de SMTPserver.
NEE
SSL INSCHAKELEN
Toont of SSL voor de SMTP-client is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
SSL/TLS
Toont het protocol gebruikt voor SSL.
NEE
NETWERKINSTELLING - NETWERKSERVICE - SMTP SERVER-NETWERKSERVICE Functie
Omschrijving
Gebruiker
SMTP-SERVER INSCHAKELEN
Toont of de SMTP-server is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
POORTNUMMER
Toont het poortnummer dat moet worden gebruikt voor het ontvangen van internetfaxen met behulp van het SMTPprotocol.
NEE
OFFRAMP GATEWAY INSCHAKELEN
Toont of de offramp gateway is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
OFFRAMP-BEVEILIGING INSCHAKELEN
Toont of de offramp-beveiliging is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
OFFRAMP PRINT INSCHAKELEN
Toont of de offramp print-functie is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
E-MAILADRES
Toont het e-mailadres van dit apparaat indien de SMTPserver is ingeschakeld en het is ingesteld.
NEE
NETWERKINSTELLING - NETWERKSERVICE - IP-BEVEILIGINGSSERVICE Functie
Omschrijving
Gebruiker
IP-BEVEILIGING INSCHAKELEN
Toont of de IP-beveiligingsfunctie is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
NAAM BELEID
Toont de beleidsnaam van de IP-beveiligingsfunctie.
NEE
NETWERKINSTELLING - NETWERKSERVICE - POP3-NETWERKSERVICE Functie POP3-CLIENT INSCHAKELEN
Omschrijving
Gebruiker
Toont of de POP3-client is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
Afdrukformaat lijsten
175
4 BIJLAGE
NETWERKINSTELLING - NETWERKSERVICE - POP3-NETWERKSERVICE Functie
Omschrijving
Gebruiker
POP3-SERVERADRES
Toont het IP-adres van de POP3-server indien het is toegewezen.
NEE
VERIFICATIE
Toont of de POP3-verificatie is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
POP3-LOGINTYPE
Toont het POP3-logintype.
NEE
ACCOUNTNAAM
Toont de POP3-accountnaam indien deze is ingesteld.
NEE
SCANINTERVAL
Toont het scaninterval waarmee de POP3-server moet controleren op nieuwe berichten (in minuten).
NEE
POORTNUMMER
Toont het poortnummer dat moet worden gebruikt voor toegang tot de POP3-server.
NEE
SSL INSCHAKELEN
Toont of SSL voor de POP3-netwerkservice is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
SSL-POORTNUMMER
Toont het SSL-poortnummer dat moet worden gebruikt voor toegang tot de POP3-server.
NEE
NETWERKINSTELLING - NETWERKSERVICE - FTP CLIENT-NETWERKSERVICE Functie
Omschrijving
Gebruiker
SSL-INSTELLING
Toont de status van de FTP SSL-instelling.
NEE
STANDAARD POORTNUMMER
Toont het standaardpoortnummer dat moet worden gebruikt voor het opslaan van een document naar de netwerkmap met behulp van FTP.
NEE
NETWERKINSTELLING - NETWERKSERVICE - FTP SERVER-NETWERKSERVICE Functie
Omschrijving
Gebruiker
FTP-SERVER INSCHAKELEN
Toont of de FTP-serverservice is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
STANDAARD POORTNUMMER
Toont het standaardpoortnummer dat moet worden gebruikt voor het ontvangen van gegevens met behulp van FTP.
NEE
SSL INSCHAKELEN
Toont of SSL voor de FTP-netwerkservice is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
SSL-POORTNUMMER
Toont het SSL-poortnummer dat moet worden gebruikt voor toegang tot de FTP-server.
NEE
NETWERKINSTELLING - NETWERKSERVICE - WEB SERVICES-INSTELLING Functie
176
Omschrijving
Gebruiker
SSL INSCHAKELEN
Toont of SSL voor Web Services is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
BESCHRIJVENDE NAAM
Toont de weergegeven naam van dit apparaat.
NEE
WEB SERVICES PRINTER
Toont of de Web Service print-functie is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
PRINTERNAAM
Toont de printernaam van dit apparaat.
NEE
PRINTERINFORMATIE
Toont de printerinformatie van dit apparaat.
NEE
WEB SERVICES SCANNER
Toont of de Web Service scan-functie is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
SCANNERNAAM
Toont de scannernaam van dit apparaat.
NEE
SCANNERINFORMATIE
Toont de scannerinformatie van dit apparaat.
NEE
Afdrukformaat lijsten
4 BIJLAGE 4.BIJLAGE
NETWERKINSTELLING - NETWERKSERVICE - WEB SERVICES-INSTELLING Functie VERIFICATIE VOOR PC-GEÏNITIEERDE SCAN
Omschrijving
Gebruiker
Toont de verificatie-instelling wanneer dit apparaat taken ontvangt.
NEE
NETWERKINSTELLING - NETWERKSERVICE - SNMP-NETWERKSERVICE Functie
Omschrijving
Gebruiker
SNMP INSCHAKELEN
Toont of SNMP is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
READ COMMUNITY
Toont de read community-naam.
NEE
SNMP V3 INSCHAKELEN
Toont of SNMP V3 is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
SNMP V3 TRAP INSCHAKELEN
Toont of de SNMP V3 trap is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
VERIFICATIE-TRAP INSCHAKELEN
Toont of de verificatie-trap is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
WAARSCHUWINGEN TRAP INSCHAKELEN
Toont of de waarschuwingen-trap is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
IP-TRAPADRES1
Toont het IP-adres dat is ingesteld voor IP-trapadres 1.
NEE
IP TRAP COMMUNITY
Toont de IP Trap community-naam.
NEE
IPX TRAP-ADRES
Toont het IPX trap-adres.
NEE
NETWERKINSTELLING - NETWERKSERVICE - SNTP-SERVICE Functie
Omschrijving
Gebruiker
SNTP INSCHAKELEN
Toont of SNTP is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
PRIMAIR SNTP-ADRES
Toont het primaire SNTP-serveradres indien het is ingesteld.
NEE
SECUNDAIR SNTP-ADRES
Toont het secundaire SNTP-serveradres indien het is ingesteld.
NEE
POORTNUMMER
Toont het poortnummer dat moet worden gebruikt voor toegang tot de SNTP-server.
NEE
SCANINTERVAL
Toont het scaninterval waarmee de SNTP-server moet worden gecontroleerd voor het aanpassen van de tijdsinstelling.
NEE
Toont of de NTP-verificatie is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
NTP-VERIFICATIE
NETWERKINSTELLING - NETWERKSERVICE - TELNET-SERVICE Functie
Omschrijving
Gebruiker
TELNET INSCHAKELEN
Toont of de TELNET-service is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
POORTNUMMER
Toont het poortnummer dat moet worden gebruikt voor de TELNET-service.
NEE
GEBRUIKERSNAAM
Toont de gebruikersnaam voor de TELNET-service.
NEE
NETWERKINSTELLING - NETWERKSERVICE - FILTERING Functie
Omschrijving
Gebruiker
IP FILTERING INSCHAKELEN
Toont of IP-filtering is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
MAC-ADRESFILTERING INSCHAKELEN
Toont of MAC-adresfiltering is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
Afdrukformaat lijsten
177
4 BIJLAGE
NETWERKINSTELLING - PRINTSERVICE-INSTELLING - RAW TCP PRINT Functie
Omschrijving
Gebruiker
RAW TCP INSCHAKELEN
Toont of de Raw TCP print-functie is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
POORTNUMMER
Toont het poortnummer dat moet worden gebruikt voor Raw TCP printing.
NEE
NETWERKINSTELLING - PRINTSERVICE-INSTELLING - LPD PRINT Functie
Omschrijving
Gebruiker
LPD INSCHAKELEN
Toont of LPR printing is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
POORTNUMMER
Toont het poortnummer dat moet worden gebruikt voor LPR printing.
NEE
BANNERS
Toont of een banner zal worden afgedrukt voor elke LPRafdrukopdracht.
NEE
NETWERKINSTELLING - PRINTSERVICE-INSTELLING - IPP PRINT Functie
Omschrijving
Gebruiker
IPP INSCHAKELEN
Toont of IPP printing is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
POORT80 INSCHAKELEN
Toont of Poort80 wordt gebruikt voor IPP printing.
NEE
POORTNUMMER
Toont het poortnummer dat moet worden gebruikt voor IPP printing.
NEE
URL
Toont de URL voor IPP printing.
NEE
VERIFICATIE
Toont of de verificatie voor IPP printing is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
GEBRUIKERSNAAM
Toont de gebruikersnaam voor verificatie.
NEE
SSL INSCHAKELEN
Toont of SSL voor IPP printing is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
SSL-POORTNUMMER
Toont het SSL-poortnummer dat moet worden gebruikt voor IPP printing.
NEE
SSL URL
Toont de SSL URL voor IPP printing.
NEE
NETWERKINSTELLING - PRINTSERVICE-INSTELLING - FTP PRINT Functie
Omschrijving
Gebruiker
FTP PRINT INSCHAKELEN
Toont of FTP printing is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
PRINTGEBRUIKERSNAAM
Toont de gebruikersnaam voor FTP printing.
NEE
PRINTWACHTWOORD
Toont het wachtwoord voor FTP printing.
NEE
NETWERKINSTELLING - PRINTSERVICE-INSTELLING - NETWARE PRINT Functie
Omschrijving
Gebruiker
PRINTSERVERNAAM
Toont de printservernaam van dit apparaat.
NEE
WACHTWOORD
Toont het wachtwoord voor de NetWare-fileserver.
NEE
SCANINTERVAL AFDRUKWACHTRIJ
Toont hoe vaak het apparaat de wachtrij scant op de NetWare-fileserver (in seconden).
NEE
NETWERKINSTELLING - PRINTSERVICE-INSTELLING - E-MAIL PRINT Functie KOP AFDRUKKEN INSCHAKELEN
178
Afdrukformaat lijsten
Omschrijving Toont of de kop al dan niet zal worden afgedrukt voor email printing.
Gebruiker NEE
4 BIJLAGE 4.BIJLAGE
NETWERKINSTELLING - PRINTSERVICE-INSTELLING - E-MAIL PRINT Functie
Omschrijving
Gebruiker
BERICHTTEKST AFDRUKKEN INSCHAKELEN
Toont of de eigenlijke berichttekst al dan niet zal worden afgedrukt voor e-mail printing.
NEE
MAXIMUM E-MAILTEKST AFDRUKKEN
Toont het maximum aantal pagina's om de body-strings van de ontvangen e-mailafdrukopdracht af te drukken.
NEE
E-MAILFOUT AFDRUKKEN INSCHAKELEN
Toont of er al dan niet een e-mailfoutenrapport zal worden afgedrukt.
NEE
E-MAILFOUT DOORSTUREN INSCHAKELEN
Toont of er al dan niet een e-mailfoutbericht zal worden verzonden.
NEE
VERZENDADRES E-MAILFOUT
Toont het e-mailadres waarnaar een e-mailfoutbericht zal worden verzonden, indien het moet worden ingesteld.
NEE
GEDEELTELIJKE E-MAIL INSCHAKELEN
Toont of het apparaat afdrukken van een deels ontvangen e-mailopdracht toelaat.
NEE
GEDEELTELIJKE WACHTTIJD
Toont hoe lang het apparaat zal wachten op het ontvangen van gegevens van een gedeeltelijke e-mailopdracht alvorens af te drukken (in seconden).
NEE
Toont of de MDN Reply-functie is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
MDN REPLY
PRINTDATACONVERTOR Functie PRINTDATACONVERTOR INSCHAKELEN
Omschrijving
Gebruiker
Toont of de printdataconvertor is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
OFF DEVICE CUSTOMIZATION ARCHITECTURE Functie
Omschrijving
Gebruiker
POORT INSCHAKELEN
Toont of de poort is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
POORTNUMMER
Toont het poortnummer.
NEE
SSL INSCHAKELEN
Toont of SSL is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
SSL-POORTNUMMER
Toont het SSL-poortnummer.
NEE
SESSIETIME-OUT
Toont de sessietime-out-duur.
NEE
BEVEILIGINGSINSTELLING - VERIFICATIE - AFDELINGSINSTELLING Functie
Omschrijving
Gebruiker
AFDELINGSCODE INSCHAKELEN
Toont of afdelingscodebeheer is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
ONGELDIGE AFDELINGSCODE BIJ AFDRUKTAAK
Toont de afhandelingsmethode voor ongeldige afdruktaken.
NEE
AFDELINGSBEHEER (KOPIËREN)
Toont of het afdelingscodebeheer (voor kopiëren) is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
AFDELINGSBEHEER (FAXEN)
Toont of het afdelingscodebeheer (voor faxen) is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
AFDELINGSBEHEER (AFDRUKKEN)
Toont of het afdelingscodebeheer (voor afdrukken) is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
AFDELINGSBEHEER (SCANNEN)
Toont of het afdelingscodebeheer (voor scannen) is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
AFDELINGSBEHEER (LIJST)
Toont of het afdelingscodebeheer (voor lijsten) is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
Afdrukformaat lijsten
179
4 BIJLAGE
BEVEILIGINGSINSTELLING - VERIFICATIE - GEBRUIKERSVERIFICATIE-INSTELLING Functie
Omschrijving
Gebruiker
GEBRUIKERSVERIFICATIE INSCHAKELEN
Toont of de gebruikersverificatie is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
MISLUKTE VERIFICATIE BIJ AFDRUKTAAK
Toont de afhandelingsmethode van afdruktaken waarvoor de verificatie mislukt is.
NEE
AUTOMATISCH VRIJGEVEN BIJ AANMELDEN
Toont of de functie Automatisch vrijgeven bij aanmelden is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
GASTGEBRUIKER INSCHAKELEN
Toont of bediening door gastgebruikers al dan niet wordt toegestaan.
NEE
VERIFICATIETYPE
Toont het verificatietype.
NEE
BEVEILIGINGSINSTELLING - VERIFICATIE - E-MAILVERIFICATIE-INSTELLING Functie E-MAILVERIFICATIE
Omschrijving Toont of de e-mailverificatie is ingeschakeld of uitgeschakeld.
Gebruiker NEE
BEVEILIGINGSINSTELLING - VERIFICATIE - E-MAILADRESINSTELLING Functie
Omschrijving
Gebruiker
INSTELLING ADRES AFZENDER
Toont het ingestelde afzenderadres.
NEE
NAAM AFZENDER
Toont de ingestelde afzendernaam.
NEE
BEPERKINGSINSTELLING VOOR BESTEMMING
Toont de beperkingsinstelling voor een bestemming.
NEE
BEVEILIGINGSINSTELLING - VERIFICATIE - SINGLE SIGN ON-INSTELLING Functie SINGLE SIGN ON VOOR SCANNEN NAAR E-MAIL
Omschrijving
Gebruiker
Toont of functie Single Sign ON voor functie Scannen naar e-mail is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
BEVEILIGINGSINSTELLING - VERIFICATIE - HOME DIRECTORY-INSTELLING Functie
Omschrijving
Gebruiker
BASISMAP INSCHAKELEN
Toont of de basismap is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
BASISMAPSERVER
Toont de te gebruiken basismapserver.
NEE
BEVEILIGINGSINSTELLING - CERTIFICAATBEHEER Functie APPARAATCERTIFICATEN
Omschrijving Toont het apparaatcertificaattype.
Gebruiker NEE
BEVEILIGINGSINSTELLING - WACHTWOORDBELEID - BELEID VOOR GEBRUIKERS Functie
180
Omschrijving
Gebruiker
MINIMALE WACHTWOORDLENGTE
Toont de minimaal vereiste wachtwoordlengte.
NEE
VEREISTEN VOOR TOEPASSEN
Toont de niet-toegestane karakters.
NEE
BLOKKERINGSINSTELLING
Toont of de blokkeringsinstelling is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
AANTAL NIEUWE POGINGEN
Toont het aantal herhaalde pogingen voor het invoeren van het wachtwoord.
NEE
BLOKKERINGSTIJD
Toont de blokkeringstijd (in minuten).
NEE
GELDIGHEIDSDUUR
Toont of het instellen van de geldigheidsduur van het wachtwoord is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
Afdrukformaat lijsten
4 BIJLAGE 4.BIJLAGE
BEVEILIGINGSINSTELLING - WACHTWOORDBELEID - BELEID VOOR GEBRUIKERS Functie GELDIGHEIDSDUUR DAG(EN)
Omschrijving
Gebruiker
Toont hoe lang het wachtwoord geldig is (in dagen).
NEE
BEVEILIGINGSINSTELLING - WACHTWOORDBELEID - BELEID VOOR BEHEERDER, AUDITOR Functie
Omschrijving
Gebruiker
MINIMALE WACHTWOORDLENGTE
Toont de minimaal vereiste wachtwoordlengte.
NEE
VEREISTEN VOOR TOEPASSEN
Toont de niet-toegestane karakters.
NEE
BLOKKERINGSINSTELLING
Toont of de blokkeringsinstelling is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
AANTAL NIEUWE POGINGEN
Toont het aantal herhaalde pogingen voor het invoeren van het wachtwoord.
NEE
BLOKKERINGSTIJD
Toont de blokkeringstijd (in minuten).
NEE
GELDIGHEIDSDUUR
Toont of het instellen van de geldigheidsduur van het wachtwoord is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
GELDIGHEIDSDUUR DAG(EN)
Toont hoe lang het wachtwoord geldig is (in dagen).
NEE
BEVEILIGINGSINSTELLING - WACHTWOORDBELEID - BELEID VOOR E-FILING, PAGINASJABLOONGROEPEN, PAGINASJABLONEN, BEVEILIGDE PDF, SNMP V3, DUPLICEREN, BEVEILIGD ONTVANGEN Functie
Omschrijving
Gebruiker
MINIMALE WACHTWOORDLENGTE
Toont de minimaal vereiste wachtwoordlengte.
NEE
VEREISTEN VOOR TOEPASSEN
Toont de niet-toegestane karakters.
NEE
BLOKKERINGSINSTELLING
Toont of de blokkeringsinstelling is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
AANTAL NIEUWE POGINGEN
Toont het aantal herhaalde pogingen voor het invoeren van het wachtwoord.
NEE
BLOKKERINGSTIJD
Toont de blokkeringstijd (in minuten).
NEE
Afdrukformaat lijsten
181
4 BIJLAGE
PS3-lettertypelijst Afdrukvoorbeeld van de PS3-lettertypelijst
182
Afdrukformaat lijsten
4 BIJLAGE 4.BIJLAGE
PCL-lettertypelijst Afdrukvoorbeeld van de PCL-lettertypelijst
Afdrukformaat lijsten
183
TREFWOORDENREGISTER Cijfers 1200 dpi AFDRUKKEN ...............................................58 2eFAX ......................................................................22 600 dpi AFDRUKKEN .................................................58 802.1X ....................................................................123 802.1X-INSTELLINGEN ...........................................122
A AANGEPAST ONDERWERP ....................................101 Aanmaken of installeren van duplicaatbestanden ..........69 Aanmaken van duplicaatbestanden ..............................72 Aanmelden als beheerder .........................................138 Aanpassen van de weergave-instelling .........................10 ACHTERGRONDINSTELLING ....................................15 ACHTERNAAM .........................................................22 ACS-AANPASSING ............................................ 12, 14 ADMIN. BERICHT ......................................................50 ADMIN. WACHTWOORD .........................................109 ADRES .................................................... 20, 100, 102 ADRESBOEK ............................................................17 ADRESBOEKINFORMATIE ......................................158 ADRESMODUS ...................................... 79, 81, 82, 84 AFD. .........................................................................22 AFDELING BEHEER ................................................138 AFDELINGSCODELIJST ..........................................157 Afdelingscodes bewerken .........................................143 Afdelingscodes inschakelen ......................................140 Afdelingscodes verwijderen .......................................145 AFDELINGSTELLER ................................................134 Afdrukformaat lijsten .................................................156 AFDRUKKEN TOTAALTELLER ................................133 AFDRUKKWALITEIT VOOR ZWART IN ACS ...............14 AFROEP .................................................................115 ALGEMEEN ................................................... 9, 16, 49 Alle afdelingscodes verwijderen .................................151 Alle afdelingstellers resetten ......................................150 APPARAATNAAM ......................................................89 APPLETALK INSCHAKELEN ......................................89 AUTO .....................................................................114 AUTO UITVOERWISSEL (CASCADE AFDRUK) ................................... 97, 119 AUTOM. 2-ZIJDIG ......................................................96 AUTOM. VRIJGEVEN PRIVÉ/VASTGEH. AFDRUKKEN .......................................................119 Automatisch instellen van het IPv6-protocol Stateful netwerkomgeving ....................................84 Stateless netwerkomgeving ..................................82 AUTOMATISCH WISSELEN VAN PAPIERLADE . 96, 118
B BEDIENING TAAK OVERSLAAN ................................75 BEDRIJF ...................................................................22 BEELDRICHTING ......................................................12 Beheer van certificaten .............................................103 Beheer van de optielicenties .......................................60 Bekijken van de productinformatie ...............................60 BELEIDSNAAM .........................................................93 BELICHTING ................................................ 12, 13, 15 VOOR KLEUR ....................................................12 VOOR ZWART ....................................................12 BEPERKING .............................................................88 BERICHT ....................................................... 100, 102 BERICHT PAPIER LEEG ............................................60 BERICHT PAPIER LINKERLADE BIJNA OP ................60 BERICHT TONER BIJNA LEEG ..................................60 BERICHTTEKST VERZENDEN ........................ 100, 102
BESTAND ................................................................ 99 BEVEILIGING ......................................................... 103 Bevestigen van groepsleden ...................................... 42 Bewerken of verwijderen van contactpersonen ............. 26 Bewerken of verwijderen van groepen ......................... 34 Bijwerken van uw systeem ......................................... 66 BINDERY INSCHAKELEN ......................................... 87 BUITENKANT WISSEN ORIGINEEL ........................... 97
C CODERINGSNIVEAU .............................................. 109 COMPRESSIE .......................................................... 14 CONTACT INFORM. ................................................. 50 Contactpersonen beheren in het adresboek ................. 20 Contactpersonen registreren vanuit loglijsten ............... 24 Contactpersonen registreren via de USER FUNCTIONS met knop [ADDRESS] ............................................ 21 Contactpersonen toevoegen of verwijderen .................. 36 Contactpersonen toevoegen of verwijderen door te zoeken op ID-nummer ................................ 36 Contactpersonen toevoegen of verwijderen door te zoeken met een zoekreeks ................................................ 37 Contactpersonen zoeken ........................................... 28 Contactpersonen zoeken door een zoekreeks in te voeren .................................................................. 29 Contactpersonen zoeken op ID-nummer ...................... 28 CONTEXT ................................................................ 87 CONTR. E-MAIL ....................................................... 43 CONTROL. INSTELL. .............................................. 123 Controleren van het netwerk ....................................... 94
D De afdelingscodelijst afdrukken ................................. 140 De apparaatinformatie instellen ................................... 50 De functie Onbeperkt zwart kopie/print instellen .......... 148 De geregistreerde quota instellen .............................. 149 De grofheid van het afdrukken wijzigen ........................ 59 De indeling van het toetsenbord wijzigen ..................... 76 De kalibratie instellen ........................................... 10, 58 De kennisgeving instellen ........................................... 51 De klok instellen ........................................................ 53 De tellers van de afdelingen terugzetten .................... 146 DESIRED ZONE ....................................................... 89 DHCP INSCHAKELEN (IP-adres) ......................... 83, 85 DHCP INSCHAKELEN (OPTIES) ................... 81, 83, 85 DIRECT TX ............................................................ 115
E EAP GEBR. NAAM .................................................. 124 EAP-MD5 ............................................................... 122 EAP-MSCHAPv2 .................................................... 122 EAP-TLS ................................................................ 122 EAP-TTLS .............................................................. 122 Een certificaat importeren ........................................ 103 Een nieuwe afdelingscode registreren ....................... 141 E-FILING .................................................................. 16 E-MAIL ............................................................ 22, 100 ENCRYPTIE FORCEREN ........................................ 109 ENKEL-/DUBBELZIJDIGE SCAN ............................... 14 ETHERNETSNELHEID DUPLEXMODUS .................... 91 Exporteren van het apparaatcertificaat ...................... 106 Exporteren van logs ................................................... 74
F FABRIEK INST. ...................................................... 126 802.1X-verificatie .............................................. 123 IPsec (IP-beveiliging) .......................................... 93
TREFWOORDENREGISTER
185
FAX NR. ...................................................................22 FAXEN .............................................................. 13, 98 FOTO .......................................................................16 Foutmeldingen .........................................................125 FQDN-bijwerkmethode ........................................ 83, 85 FQDN-optie ........................................................ 83, 85 FRAMETYPE ............................................................86 FUNCTIELIJST Beheerder .........................................................163 Gebruiker .................................................. 17, 160
G
GATEWAY ......................................................... 79, 81 GEBR. AUTHENTICATIE CODE ALS WACHTW. .......109 GEBR. WACHTWOORD ...........................................109 GEFORCEERD DOORGAAN (ONGELDIG PAPIER) ...118 GEHEUGEN ............................................................115 Groepen beheren in het adresboek ..............................31 Groepen zoeken ........................................................40 Groepen zoeken op ID-nummer ...................................40 GROEPNUMMER ......................................................17 GROEPNUMMERINFORMATIE ................................159 GROOTTE BERICHTFRAGMENT (KB) ......................100 GROOTTE PAGINAFRAGMENT (KB) .......................102
H HANDINVOER ...........................................................12 Handmatige instelling van het IPv6-protocol ..................81 HERSTELLEN PAPIERSTORING ...............................77 HTTP-SERVER INSCHAKELEN ..................................90
I INLOGGEN ...............................................................88 INSERTER/ACHTERKAFT OMKEREN ........................12 Installeren van de duplicaatgegevens ...........................69 Installeren van een optie .............................................61 INSTELLEN DIK PAPIER ...........................................77 Instellen IEEE 802.1X-verificatie ................................123 Instellen overslaan taken ............................................75 Instellen van beveiligde PDF-bestanden .....................109 Instellen van de aan/uit-schakelklok instellen ................55 Instellen van de automatische energiebesparende stand .....................................................................56 Instellen van de automatische kalibratie .......................10 Instellen van de automatische wisfunctie ......................60 Instellen van de energiebesparende standen ................55 Instellen van de Ethernetsnelheid ................................91 Instellen van de faxrapportage ...................................114 Instellen van de HTTP-netwerkservice .........................90 Instellen van de LDAP-services en de filterfuncties ........92 Instellen van de ontvangstlijst ....................................115 Instellen van de optie ..................................................77 Instellen van de opties negeren en verkleind afdrukken voor RX print .........................................................98 Instellen van de pop-upberichten .................................77 Instellen van de schermkalibratie .................................74 Instellen van de slaapstand of super-slaapstand ............57 Instellen van de standaardtaal .....................................66 Instellen van de statusmelding .....................................60 Instellen van het AppleTalk-protocol .............................89 Instellen van het IPX/SPX-protocol ..............................86 Instellen van het kalibratie- en registratiedisplayniveau ....................................................................58 Instellen van het rapport ...........................................113 Instellen van het SMB-protocol ....................................88 Instellen van het TCP/IP-protocol
186
TREFWOORDENREGISTER
IPv4 .................................................................. 78 IPv6 .................................................................. 80 Instellen van IPsec (IP-beveiliging) .............................. 93 Instellen van modus Reversed display ......................... 10 Instellen van uitvoer van het verzend- / o ntvangstlogboek ................................................... 113 INSTELLING .......................................................... 109 Instelling van de NetWare-instellingen ......................... 87 Instelling van de registratie ................................... 11, 59 INSTELLINGEN DRAADLOOS ................................. 120 INTERNETFAX ....................................................... 102 IP FILTERING INSCHAKELEN ................................... 92 IP-ADRES ................................................................ 79 IP-adres ................................................................... 81 IPv6-protocol ................................................ 81, 82, 84 IPX/SPX AAN ........................................................... 86
K
KALIBRATIE ....................................................... 58, 59 KENMERK ............................................................... 22 KLEURFUNCTIE ................................................ 12, 14 KOPIËREN ................................................... 12, 58, 96
L LADE ....................................................................... 18 LDAP INSCHAKELEN ............................................... 92 Letters instellen ....................................................... 154 LIJNTEKENINGEN .................................................... 16 LIJST ....................................................................... 17 LIJST/RAPPORT .................................................... 113 Lijsten afdrukken ..................................................... 116 Link Local Address ........................................ 81, 82, 84 LLMNR ........................................................ 81, 82, 84 LOCATIE ................................................................. 50 LOKAAL ................................................................. 116
M MAC-ADRESFILTERING INSCHAKELEN ................... 92 MAX. KOPIEËN ........................................................ 96 MEERV.VERZ. ....................................................... 115 MODUS VOOR ORIGINELEN ........................ 12, 13, 15
N
NAAM ............................................................ 100, 102 NAAM BESTANDSSERVER ...................................... 87 NDS INSCHAKELEN ................................................. 87 NetBIOS-naam ......................................................... 88 Netware INSCHAKELEN ............................................ 87 NETWERK ............................................................... 78 NIC-configuratiepagina ............................................ 161 Nieuwe contactpersonen creëren ................................ 20 Nieuwe groepen creëren ............................................ 31 NR. PRIMAIRE POORT ............................................. 90 NR. SECUNDAIRE POORT ....................................... 90 Numeriek toetsenpaneel op scherm .......................... 155
O ONDERWERP ........................................................ 100 ONTVANGEN ......................................................... 114 OP AFSTAND ......................................................... 116 ORIGINELE MODUS VOOR AUTO KLEUR ................. 12 ORIGINELE MODUS VOOR KLEUR ........................... 12 ORIGINELE MODUS VOOR ZWART .......................... 12
P
PAPIER UIT VERSCHILLENDE RICHTING ......... 96, 118 PAPIERLADE ........................................................... 77 PCL-lettertypelijst .................................................... 183
PEAP .....................................................................122 PREFIX ....................................................................81 PRESENTATIE ..........................................................16 PRINT ......................................................................58 PRINTEN PAUZEREN BIJ LEGE NIETER ........... 96, 118 PRINTER/E-FILING .................................................118 PRT PAUZEREN BIJ VOLLE PERFORATIE AFVALBAK ................................................... 97, 119 PS3-lettertypelijst .....................................................182
Q Quotabeheer ...........................................................142
Weergeven scanteller .............................................. 131 WIJZIG GEBRUIKERSWACHTWOORD .............. 44, 121 Wijzigen van de datum en tijd ..................................... 53 Wijzigen van de weergavetaal ...................................... 9 Wijzigen van het beheerderswachtwoord en resetten van het servicewachtwoord ........................ 52 Wijzigen van het datumweergave ................................ 54 WINS PRIMARY ....................................................... 88
Z Zoeken naar groepen op groepsnaam ......................... 41 ZWART/WITAANPASSING VOOR STANDAARD ......... 14
R REGISTRATIE ...........................................................58 Reinigen van de hoofdladers en de LED printkoppen .....77 RELAIS BESTEMMING ............................................115 RELAIS OORSPRONG ............................................115 RELAIS STATION ........................................... 115, 116 RESET VERBINDINGEN ............................................93 RESOLUTIE ....................................................... 13, 15 ROTEREN ................................................................14
S SCANNEN ................................................................14 SECUNDAIRE WINS ..................................................88 SERVICE TEL. NUM. .................................................50 SLA LEGE PAGINA OVER AANPASSING ............ 12, 14 SLAAPTIMER ............................................................57 SMB-PROTOCOL ......................................................88 SSL INSCHAKELEN ..................................................90 STANDAARD ............................................................59 STANDAARDMODUS VAN AUTO KLEUR ...................96 STANDAARDONDERWERP .....................................101 SUBNETMASKER .....................................................79 SUPER-SLAAP .........................................................57
T TABAFMETING .........................................................12 Toegang tot menu Beheerder ......................................47 Toegang tot menu Gebruiker .........................................8 Toetsenbord op scherm ............................................154 Toevoegen of verwijderen van weergavetalen ...............63 Toevoegen van een taal .............................................63 TOTAALTELLER .....................................................130 TOTAALTELLERLIJST .............................................156 TREE .......................................................................87 TYPE VOORBEELD ............................................ 13, 14
U Uitvoerbeperkingen voor alle afdelingen instellen ........147 Uitvoeren van de integriteitscontrole ...........................111 Use Username from Common Name in the User Certificate ............................................124
V Verwijderen van een taal .............................................65 VERZONDEN ..........................................................114 VOORBEELDINSTELLING .................................. 13, 14 VOORKEUR SORTEERMODUS .................................96 VOORNAAM .............................................................22
W Weergave faxcommunicatieteller voor afdelingscode ...............................................137 Weergave printteller voor afdelingscode .....................136 Weergave scanteller voor afdelingscode .....................136 Weergeven printteller ...............................................131
TREFWOORDENREGISTER
187
188
TREFWOORDENREGISTER
e-STUDIO5540C/6540C/6550C e-STUDIO2040C/2540C/3040C/3540C/4540C e-STUDIO256SE/306SE/356SE/456SE e-STUDIO556SE/656SE/756SE/856SE e-STUDIO2050C/2550C e-STUDIO2051C/2551C e-STUDIO2555CSE/3055CSE/3555CSE/4555CSE/5055CSE
MULTIFUNCTIONELE DIGITALE KLEURENSYSTEMEN / MULTIFUNCTIONELE DIGITALE SYSTEMEN MFP-beheerhandleiding
1-11-1, OHSAKI, SHINAGAWA-KU, TOKYO, JAPAN
©2012 TOSHIBA TEC CORPORATION Alle rechten voorbehouden
Ver01 2012-12