Verslag 47
MUIZENONDERZOEK GROENE STRAND NOVEMBER 2010
Inleiding In juli 2010 heeft er een muizenonderzoek langs het nieuwe pad op het Groene Strand plaatsgevonden ( zie verslag 43 ). Tijdens dit onderzoek zei dhr. Jan Alewijn Dijkhuizen, dat hij ook het nieuwe dwarspad wilde inventariseren. Als onderdeel van mijn Havo-examen moet ik een profielwerkstuk maken. Na overleg met dhr. Jan Alewijn Dijkhuizen heb ik als onderwerp voor mijn profielwerkstuk het muizenonderzoek langs dit nieuwe dwarspad gekozen.
Het complete profielwerkstuk is bijgevoegd.
Ve r s pr e i di ng s onde r z oe k Mui z e ns oor t e nophe t Gr oe neS t r a nd Oos t v oor ne
Pr ofie l we r k s t uk Ma rj nAdr i a a ns e Kl a s : 5HA3 r2010 mbe e Nov
I nhouds opg a v e
I nl e i di ng 5 Doe l v a nhe tonde r z oe k 5 Aa nl e i di nge n v r a a g s t e l l i ngv a nhe tonde r z oe k 6
We r k wi j z e Ge bi e ds be s c hr i j v i ng He twe e r
6 8 8
Re s ul t a t e n Conc l us i e Di s c us s i e
9 10 12
Na woor d Da nk woor d
13 14
Bi j l a g e n Re s ul t a t e npe rr a a i Ge bi e ds ont he ffing S oor t e nbe s c hr i j v i ng Br onv e r me l di ng
15 17 19 27
Profielwerkstuk ---
Verspreidingsonderzoek Muizensoorten Groene Strand Oostvoorne
--Meerdere malen heb ik meegeholpen aan een muizenonderzoek voor het Zuid-Hollands Landschap. Nu heb ik met groot plezier mijn eigen onderzoek opgezet. --Martijn Adriaanse
November 2010
Inleiding Er zijn op Voorne-Putten wel vaker muizenonderzoeken gehouden, dit gebeurt met twee methodes. De eerste methode is het pluizen van braakballen van uilen, hiermee wordt gekeken welke muizensoorten de uil gegeten heeft. Dit geeft een indicatie van de soorten die voorkomen in het territorium van de uil. Met deze methode is niet exact te bepalen waar de muis vandaan komt, omdat het territorium vrij groot kan zijn. Bij de tweede methode wordt gebruik gemaakt van inloopvallen. Hiermee is exact te bepalen welke muizensoorten voorkomen. De zoogdierenwerkgroep van het KNNV (Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging) afdeling Voorne maakt gebruik van beide methodes, voor dit onderzoek is alleen de tweede methode gebruikt.
Inspecteren van de vangst
Het gebied waar het onderzoek plaatsvond is het Groene Strand aan de rand van Oostvoorne. Het terrein wordt beheerd door het Zuid-Hollands Landschap. In 2009 is een nieuw pad aangelegd dwars door het Groene Strand, waardoor het mogelijk is geworden het gebied eenvoudig te betreden. Voor het ontnemen van de vrijheid van dieren was een ontheffing van de Flora en Fauna wet nodig. Dhr. J.A. Dijkhuizen, terreinbeheerder van het Zuid-Hollands Landschap, heeft voorzien in de vergunning en was bij alle controles aanwezig. Ook was een terreinontheffing nodig voor het betreden van het gebied buiten de daarvoor gestelde tijden en paden, die vergunning is uitgereikt door dhr. N. Koppelaar namens dhr. H. Visser, beiden van het ZHL. De gebiedsontheffing is bijgevoegd als bijlage 2.
Doel van het onderzoek Nederland heeft een mooie en diverse natuur en om die zo goed mogelijk te kunnen behouden wordt er in heel het land onderzoek gedaan naar de flora en fauna. In de regio Voorne-Putten zijn al meerdere onderzoeken gedaan naar het voorkomen van muizen(soorten), in het bijzonder naar de Noordse woelmuis. In Nederland komt een endemische ondersoort voor.
-5-
Aanleiding en vraagstelling van het onderzoek Dit onderzoek richt zich op de verspreiding van muizen op het Groene Strand, in het bijzonder de Noordse woelmuis. Het Groene Strand maakt deel uit van de Europese Ecologische Hoofdstructuur genaamd Natura 2000. Het Voornes Duin, waar het Groene Strand deel van uit maakt, is aangewezen als belangrijk leefgebied voor de volgende soorten: de Groenknolorchis, de Nauwe korfslak en de Noordse woelmuis. Voor de beheerders is het dan ook van groot belang om te weten waar deze soorten en in welke hoeveelheden zij voorkomen. Er is dan ook al regelmatig onderzoek gedaan naar de Noordse woelmuis in het gehele duingebied. Dit onderzoek maakt daar deel van uit. In 2008 is in het oostelijke gedeelte een muizenonderzoek uitgevoerd, waarbij de Noordse woelmuis is aangetroffen. In 2009 is het ook westelijke gedeelte van het Groene Strand onderzocht, daar is de Noordse woelmuis niet gevonden. Op het nieuw aangelegde pad is in juli 2010 wel de Noordse woelmuis aangetroffen. In overleg met dhr. J.A. Dijkhuizen zijn de volgende vragen opgesteld: Welke muizensoorten komen voor in het onderzochte gebied? Komt de Noordse woelmuis voor in het onderzochte gebied; zo ja tot waar? Komt de Rosse woelmuis voor in het onderzochte gebied; zo ja tot waar? Komt de Huisspitsmuis voor in het onderzochte gebied; zo ja tot waar? Heeft de toevoeging van meelwormen aan het voer effect op het aantal dode spitsmuizen?
Werkwijze Bij een muizenonderzoek met inloopvallen is het gebruikelijk om elke tien meter één of twee vallen te plaatsen. In dit onderzoek is om de tien meter één val geplaatst. Het pad waarlangs het onderzoek plaats vond is achthonderd meter lang. Tijdens de voorbereiding is bepaald dat er tachtig vallen geplaatst zouden worden. Er wordt een inloopval type Longworth gebruikt. Deze val bestaat uit twee delen, de tunnel en de kamer. In de tunnel bevindt zich een valmechanisme dat sluit zodra de muis (of een ander dier) het Longworth val met nummer 22 mechanisme aanraakt. Via de tunnel komt de muis in de kamer. Hierin wordt hooi en wat voer aangebracht, zodat de muis niet onderkoeld raakt of verhongert. Het voedsel dient ook als een lokmiddel. Het bestaat uit klein gesneden peen en pindakaas gemengd met havermout. De pindakaas heeft een sterke geur en de havermout is natuurlijk voedsel voor muizen. In dit onderzoek is gekozen voor de toevoeging van meelwormen aan het voer. Dit is gedaan voor spitsmuizen. Dat zijn insecteneters en worden bij tellingen regelmatig dood aangetroffen. Ze zijn heel gevoelig voor stress. De toevoeging van meelwormen moet de stress verminderen en zo het aantal sterfgevallen laag houden.Dit is gebaseerd op een recent onderzoek van de Zoogdiervereniging
-6-
Om de resultaten makkelijker te verwerken wordt het gebied onderverdeeld in raaien; elke raai bestaat uit tien vallen. Om het verwerken van gegevens makkelijker te maken, hebben de vallen een uniek nummer. De val wordt op de grond geplaatst en gecamoufleerd met wat begroeiing. Hij wordt zo geplaatst dat de tunnel het laagste punt is, zodat in de kamer altijd een droge plek aanwezig is voor de muis. Om de val eenvoudiger terug te vinden, wordt boven de val een plakkertje op een markant punt geplaatst. Op 14 november is het gebied verkend en op 17 november zijn de vallen uitgezet. Bij het bepalen van de raaien werd gekeken naar de toegankelijkheid van het gebied en naar de waarschijnlijkheid van succes. De raaien worden met GPS ingemeten. Als een gebied te nat is kan ervoor gekozen worden de raai ergens anders te plaatsen. Voordat de vallen uitgezet worden, worden ze gevuld met Prepareren van de val hooi. In het veld wordt het voedsel in de vallen aangebracht. Om de muizen aan de vallen te laten wennen, worden deze nog niet op scherp gezet. Er is besloten om twee maal ’s avonds om negen uur te controleren en twee maal ’s ochtends om acht uur, verspreidt over drie dagen. Op 19 november zijn ’s ochtends de vallen op scherp gezet en bijgevuld. Die avond was de eerste controle. Tijdens de controles wordt gekeken of de inloopval gesloten is. De val wordt opgepakt en in een transparante plastic zak leeggeschud. De muis valt in de zak en wordt gedetermineerd. Op een lijst worden de valnummers en muizensoorten genoteerd. Bij twijfelgevallen wordt de muis vastgepakt en uit de zak gehaald. Na het determineren wordt de muis natuurlijk weer vrijgelaten. Bij loos alarm wordt het mechanisme van de val gecontroleerd. Na controle wordt de val bijgevoerd en op dezelfde locatie teruggeplaatst. Op 21 november zijn de vallen weggehaald en schoongemaakt. Ook de plakkertjes zijn verwijderd. Het schoonmaken wordt gedaan in een bak met water en een biologisch afwasmiddel. Daarna worden de vallen met water grondig gespoeld en gedroogd. De biologische zeep wordt gebruikt om er zeker van te zijn dat een eventueel restant niet schadelijk is voor de muizen.
Avondtelling
-7-
Gebiedsbeschrijving Het Groene Strand was vroeger het strand van Oostvoorne. In 1950 is de Brielse Maas afgedamd van de zee. Hierdoor verdwenen de stroming en getijden, zo kon het slib bezinken voor de kust van Oostvoorne. Dit was de eerste stap naar de vorming van het Groene Strand. In de jaren zestig werd door de aanleg van de Brielse Gatdam het Oostvoornse meer gevormd en groeide het Groene Strand snel uit tot een dicht begroeid slikkengebied. In het oosten bestaat de begroeiing uit overjarig riet. Het westen is aan het verbossen met wegedoorn, meidoorn, en grassen. Hierdoor verdwijnen grote delen riet. Dit onderzoek vond plaats in de overgang tussen rietvelden en struweel. De begroeiing bij raai één tot en met vier bestaat vooral uit overjarig riet, gras en struweel. Hier en daar staat een berenklauw. Het terrein is goed te betreden en niet heel vochtig. De raaien volgen de loop van het nieuwe pad. Raai één sluit aan op een muizenonderzoek van juli 2010 (zie verslag 43); daarbij zijn toen Noordse woelmuizen gevangen. Raai vijf sluit niet aan op raai vier, dit is gedaan omdat het gebied na het einde van raai vier niet erg interessant leek. Dit kwam doordat er alleen dorre bomen staan en verder weinig begroeiing op de grond. Raai vijf is aan de zuidzijde van het pad geplaatst. Het gebied daar bestond uit bosjes en gras. Er stond nagenoeg geen riet en het is erg drassig. Om te voorkomen dat de vallen in het water staan, zijn de vallen verder van het pad geplaatst. De raaien zes tot en met acht liggen weer aan de noordzijde van het pad. Wat opvalt is dat hier veel minder riet staat. Grassen, meidoorn en wegedoorn hebben het terrein overgenomen. Vanaf raai zeven wordt het gebied veel natter. Raai acht staat haaks op het pad. De vallen staan hier in een dichte begroeiing van duindoorn, grassen en bramen. Het einde van deze laatste raai sluit aan op een eerder onderzoek van juli 2009 (zie verslag 40).
Groene Strand, locatie onderzoek en raai nummers
Het weer Het weer werkte goed mee. De week voor het onderzoek heeft het veel geregend. In de week van het onderzoek was het droog. De raaien stonden in een droog terrein. Wel was het ’s avonds koud en mistig. Zaterdagavond was er lichte vorst. -8-
Resultaten Wat erg opvallend is, is het aantal gevangen muizen. Er was een gemiddelde bezetting van ruim 55%. In voorgaande onderzoeken is dit meestal veel lager (25% - 35%). De Noordse woelmuis is helaas niet aangetroffen in dit onderzoek. In twee gevallen vonden we twee muizen in één val. Beide keren waren dit twee veldmuizen. Helaas waren er ook negatieve resultaten, twee van de drie gevangen bosspitsmuizen waren dood.
Soort
Resultaten Totaal Aantal Percentage
Bosmuis Veldmuis Rossewoelmuis Dwergmuis Bosspitsmuis
113 29 22 11 3
63,5% 16,3% 12,3% 6,2% 1,7%
Totaal Gem. vangaantallen
178 44,5
100% 55,6%
Resultaten per controle Controle 1 Bosmuis Veldmuis Rossewoelmuis Dwergmuis Bosspitsmuis Totaal Controle 2 Bosmuis Veldmuis Rossewoelmuis
Bosmuis Veldmuis Rossewoelmuis Verhouding gevangen muizensoorten
Dwergmuis Bosspitsmuis
Zie ook:
Bijlage 1 Resultaten per raai
-9-
Dwergmuis Bosspitsmuis Totaal Controle 3 Bosmuis Veldmuis Rossewoelmuis Dwergmuis Bosspitsmuis Totaal Controle 4 Bosmuis Veldmuis Rossewoelmuis Dwergmuis Bosspitsmuis Totaal
19 11 7 3 0 40 30 7 3 2 0 42 29 9 6 2 2 48 36 2 6 3 1 48
Conclusie Tijdens dit onderzoek waren de gemiddelde vangpercentages erg hoog, namelijk 55,6%. Bij voorgaande muizenonderzoeken van het Groene Strand waren de percentages aanzienlijk lager. Toch ben ik voorzichtig met conclusies trekken over de algehele muizenpopulatie op het Groene Strand. Er zijn veel factoren die invloed kunnen hebben op de vangstaantallen. Weersomstandigheden, seizoen en beschikbaarheid van voedsel kunnen het onderzoek beïnvloeden. Ik vond het een zeer geslaagd onderzoek.
Noordse woelmuis Deze muis is niet waargenomen in dit onderzoek, in het onderzoek van juli 2009 (verslag 40) is de muis ook niet waargenomen. Dat onderzoek vond ten westen van mijn onderzoek plaats. In het onderzoek van juli 2010 (verslag 43) is de muis wel waargenomen. Dat onderzoek vond ten oosten van mijn onderzoek plaats en in een gebied met veel overjarig riet en minder struweel. Nog verder naar het oosten heeft ook een onderzoek plaatsgevonden in september 2008, daar is ook een Noordse woelmuis aangetroffen. In 2004 heeft ten zuiden van mijn onderzoek een ander onderzoek plaatsgevonden door de NJN (verslag 19). Ook toen is geen Noordse woelmuis aangetroffen. Uit bovenstaande opmerkingen is aan te nemen dat de Noordse woelmuis zich niet verder heeft verspreid dan de lijn van het onderzoek juli 2010 (AC 65485-437523 tot AC 65381-438187), deze lijn loopt grofweg gelijk met het nieuwe pad.
Rosse woelmuis Uit de resultaten per raai blijkt dat vanaf raai 6 de muis veel regelmatiger gevangen werd. Dit komt overeen met het optrekken van het struweel in het gebied. Er was duidelijk meer gras en struweel aanwezig t.o.v. de voorgaande raaien. De soort is momenteel bezig met een opmars in Voorne-Putten, op steeds meer locaties wordt deze muis gevangen (zie ook verslag 30 van KNNV zoogdierwerkgroep). Het is onbekend of de Rosse woelmuis concurrentie vormt voor de Noordse woelmuis.
Huisspitsmuis Deze soort rukt op in Voorne-Putten, maar is tijdens dit onderzoek niet gevonden. Ook op andere delen van het Groene Strand is deze muizensoort niet aangetroffen. Hieruit is de conclusie te trekken dat deze soort niet voorkomt op het Groene Strand. Rosse woelmuis
- 10 -
Bosspitsmuizen en toevoeging meelwormen aan voedsel Recent onderzoek van de Zoogdiervereniging heeft aangetoond dat de sterfte van spitsmuizen afneemt als er meelwormen worden toegevoegd aan het voedsel. Dat was de reden om in dit onderzoek meelwormen te gebruiken. Helaas zijn er twee dode bosspitsmuizen aangetroffen. Dit laat zien dat het gebruik van meelwormen de sterfte van muizen niet geheel kan voorkomen. De lage temperaturen tijdens het onderzoek kunnen ervoor gezorgd hebben dat de muizen meer stress ondervonden. Mogelijk was de enige overlevende bosspitsmuis ook gestorven als we de meelwormen niet hadden gebruikt.
Veldmuis Van de veldmuis is bekend dat hij op droge terreinen sterke concurrentie kan vormen voor de Noordse woelmuis. Dit komt doordat de veldmuis een sociaal dier is. De muis zoekt zijn voedsel op hetzelfde moment en in het zelfde terrein als zijn soortgenoten. De Noordse woelmuis doet dit niet, die is erg solitair. Tijdens het onderzoek was het terrein niet geheel droog, maar zeker niet te nat om het voorkomen van beide soorten uit te sluiten. De aanwezigheid van veldmuizen sluit die van Noordse woelmuizen niet uit, maar de kans wordt wel kleiner.
Twee veldmuizen in één val
Bosmuis Deze muis wordt op heel Voorne-Putten veelvuldig gevangen. In dit onderzoek waren ze talrijk, meer dan de helft van alle gevangen muizen waren bosmuizen. Deze soort doet het in veel terreinen goed en kan zich ook goed aanpassen. De bosmuis is enorm actief, dat blijkt ook als je hem vangt. De muis springt soms de zak uit en rent continu heen en weer. Hij heeft door zijn actieve levensstijl een grotere kans om aan voedsel te komen, hierdoor is hij een concurrent voor de meeste muizensoorten.
Dwergmuis Het was lang geleden dat deze soort in een val was aangetroffen. Dit had vooral te maken met het seizoen en de locaties waar onderzoek gedaan is. De muis komt voor op plaatsen waar veel riet staat. Tijdens dit onderzoek is echter in raai 1 en 2 geen dwergmuis gevangen hoewel daar wel veel riet stond. De kleine muis is makkelijk weg te concurreren door andere grotere muizen, zoals de bosmuis. De dwergmuis heeft geen bezwaar tegen een nat gebied, de bosmuis wel. In raai 7, waar niet heel veel riet stond en het erg nat was, werd de soort steeds weer gevangen in dezelfde val. De val stond op een droog gedeelte omringd door een nat stuk. Waarschijnlijk zat de dwergmuis juist daar doordat de bosmuis niet van een nat terrein houdt. Dwergmuis aan rietstengel
- 11 -
Discussie Met de uitgevoerde onderzoeken is aangetoond hoever de Noorse woelmuis zich heeft verspreid van oost naar west tot het nieuwe pad. Een mogelijk vervolgonderzoek zou kunnen kijken naar de verspreiding van noord naar zuid. Er kan daarmee worden bepaald of de Noordse woelmuis een voorkeur heeft voor het droge gebied in het zuiden, of het natte gebied aan de oevers van het Oostvoornse Meer. Bij dit onderzoek is gebruik gemaakt van één val per tien meter, bij vervolgonderzoeken kan gebruik gemaakt worden van clusters van twee vallen per tien meter. Dit om te voorkomen dat de algemenere soorten de vallen bezetten voordat de zeldzame soorten een kans krijgen. Het is mogelijk dat de Noordse woelmuis of andere minder algemene soorten dan wel gevangen worden. Muizenonderzoek wordt in Nederland meestal gedaan met de Longworth val. Deze val is betrouwbaar en simpel. Samen met de methode die in dit onderzoek is gebruikt, mogen er met minimaal twee telavonden (vier controles) conclusies worden getrokken over het voorkomen van muizen. Er zijn alternatieve vangst methodes. Een van deze methodes is het ingraven van een emmer. Hierbij wordt in een grotendeels ingegraven emmer voedsel gelegd. De muis valt in de emmer maar kan er niet meer uit. Deze methode heeft als voordeel dat er geen dure vallen voor aangeschaft of gehuurd moeten worden. Nadelen zijn onder andere concurrentie tussen verschillende muizen in dezelfde emmer, een lagere betrouwbaarheid en een hogere sterfte, mede door de concurrentie. De methode wordt door KNNV afd. Voorne niet gebruikt. Er is in dit onderzoek gekozen voor twee telavonden. Dit houdt in dat er twee maal ’s avonds en twee maal ’s ochtends gecontroleerd wordt. Er is voor twee telavonden gekozen omdat het onderzoek dan geheel in het weekend plaats kon vinden. In verband met school was dit de beste keus. Het aantal telavonden is door het ZHL niet vastgelegd, maar er is een minimum van twee. De Zoogdiervereniging heeft met eerder onderzoek aangetoond dat het toevoegen van meelwormen het aantal dode spitsmuizen terugdringt. In mijn onderzoek waren twee van de drie bosspitsmuizen echter dood, zelfs met toegevoegde meelwormen. Gezien de schaal van mijn onderzoek blijven de bevindingen van de Zoogdiervereniging doorslaggevend en zullen bij vervolg onderzoeken ook meelwormen gebruikt worden, als er in een gebied spitsmuizen verwacht worden. De getrokken conclusies met betrekking tot de muizen zijn tot stand gekomen door de resultaten van dit onderzoek te vergelijken met die van vorige onderzoeken. Verder is het, door te kijken naar wat er bekend is over muizensoorten en hoe die naast elkaar kunnen leven, mogelijk om iets te zeggen over concurrerende soorten. Van sommige soorten is bekend dat ze slecht naast elkaar kunnen leven. Een goed voorbeeld hiervan zijn veldmuizen en Noordse woelmuizen. Beiden behoren ze tot de woelmuizen, maar toch komen er in een gebied waar veel veldmuizen zitten minder Noordse woelmuizen voor. Ook met andere soorten is dit het geval. Seizoenen hebben invloed op de resultaten. Er zou in de lente een onderzoek plaats kunnen vinden in hetzelfde gebied als mijn onderzoek. De vraag is dan, zijn er grote verschillen?
- 12 -
Nawoord Vanaf 2004 heb ik meerdere malen meegeholpen aan een muizenonderzoek van het KNNV. Nu heb ik met groot plezier mijn eigen onderzoek opgezet. Ik heb veel geleerd over het organiseren en uitvoeren van een onderzoek en het schrijven van een verslag. Ik vind het interessant om meegeholpen te hebben aan een landelijke inventarisatie van Nederlandse zoogdieren. Na al die jaren is het nog steeds een bijzondere ervaring om de muizen van zo dichtbij te kunnen bekijken. Ondanks het feit dat we geen Noordse woelmuizen gevangen hebben, was het onderzoek een succes. Er zijn veel muizen(soorten) gevangen. Er is hierdoor is een goed beeld gevormd van de muizenpopulatie op het Groene Strand. Ik heb dit onderzoek voor mijn profielwerkstuk als onderdeel van mijn Havo-examen gedaan. Lang voordat ik aan het profielwerkstuk moest beginnen had ik er al aan gedacht om het over een muizenonderzoek te doen. Een muizenonderzoek vind ik een interessant en aansprekend onderwerp voor een profielonderzoek biologie. Het is een onderzoek met veel veldwerk. Ik heb dit met veel plezier gedaan en het is zeker niet mijn laatste (bijdrage aan een) onderzoek.
Grondig schoonmaken van de vallen
- 13 -
Dankwoord Op de eerste plaats wil ik dhr. Jan Alewijn Dijkhuizen bedanken voor het beschikbaar stellen van de vallen, de vereiste ontheffingen, de aanbevelingen en suggesties voor mijn onderzoek. Het Zuid-Hollands Landschap wil ik bedanken dat ze mij de kans heeft gegeven om mijn onderzoek uit te voeren. Met het veldwerk hebben geassisteerd: Harry Pomp, Kees Rosmolen, Yolanda ten Thije, Albert Roodink, familie Van de Ruit en familie Adriaanse. Ik wil iedereen bedanken voor de hulp bij mijn onderzoek. Het was niet het makkelijkste terrein, maar ik denk dat iedereen erg tevreden kan zijn over de resultaten; ik ben dat in ieder geval wel.
Martijn Adriaanse Klas: 5HA3 Februari 2011 ___________________________
- 14 -
3 1 5 1 4 1 1 2 2 - 4 - 2 4 19 11
Controle 3 Raai 1 Raai 2 Raai 3 Raai 4 Raai 5 Raai 6 Raai 7 Raai 8 Totaal
4 5 5 6 1 1 7 29
1 1 1 1 3 2 9
2 5 7
1 1 4 6
2 1 3
1 1 2
0
2 2
4 6 5 5 2 9 4 5 40
7 6 6 8 2 8 3 8 48
Bo sm u Ve is ldm uis Ro sse w Dw oelm erg u mu is Bo i s ssp itsm To uis taa l
Bo sm u Ve is ldm uis Ro sse w Dw oelm erg u mu is Bo ssp is itsm To uis taa l
Raai 1 Raai 2 Raai 3 Raai 4 Raai 5 Raai 6 Raai 7 Raai 8 Totaal
Controle 2 Raai 1 Raai 2 Raai 3 Raai 4 Raai 5 Raai 6 Raai 7 Raai 8 Totaal
4 6 5 6 2 1 6 30
Controle 4
Bo sm u Ve is ldm uis Ro sse w Dw oelm erg u mu is Bo i s ssp itsm To uis taa l
Controle 1
Bo sm u Ve is ldm uis Ro sse w Dw oelm erg u mu is Bo ssp is itsm To uis taa l
Resultaten per raai
Raai 1 Raai 2 Raai 3 Raai 4 Raai 5 Raai 6 Raai 7 Raai 8 Totaal
3 9 6 7 2 1 1 6 35
1 1 2 2 1 7
1 1 2
Amersfoort coordinaten Raai 1 Raai 2 Raai 3 Raai 4 Raai 5 Raai 6 Raai 7 Raai 8
65449-437727 tot 65367-437738 65367-437738 tot 65315-437687 65315-437687 tot 65228-437736 65228-437736 tot 65140-437737 65118-437674 tot 65035-437660 65039-437707 tot 64954-437708 64954-437708 tot 64846-437724 64846-437724 tot 64883-437803
- 15 Bijlage 1 Resultaten per raai
3 3
1 5 6
1 1 2
1 1 1 1 4
0
1 1
5 7 5 8 2 6 2 7 42
4 9 7 8 3 7 3 7 48
- 17 Bijlage 2 Gebiedsontheffing
Bosmuis (Apodemus sylvaticus) Indeling (Linnaeus) Rijk: Animalia (Dieren) Stam: Chordata (Chordadieren) Klasse: Mammalia (Zoogdieren) Orde: Rodentia (Knaagdieren) Familie : Muridae (Muisachtigen) Geslacht: Apodemus (Bosmuizen) Afmetingen lengte kop-romp: 70-110 mm lengte staart: 70-105 mm gewicht: 14-35 g Vrouwtjes kunnen iets kleiner zijn als mannetjes Zie verspreidingskaart De bosmuis is een veel voorkomende muis in Nederland en een groot deel van Europa, ook wordt hij gevonden in IJsland, Noordwest-Turkije en Noordwest-Afrika. Hij wordt gevonden in bossen en open terreinen, als er maar genoeg plekken zijn om te schuilen, zoals laag struweel of stenen. In zeer natte gebieden komt hij nauwelijks voor. De vacht van de muis verschilt sterk van kleur. Op de rug heeft hij een lichtbruine tot donkerbruine kleur, meestal met een duidelijke rug streep. Zeker bij jonge dieren kan de rug grijsbruin zijn. De buik is wit tot grijs, bij jonge dieren kan de buik donkergrijs zijn. Ook heeft de muis een geelachtige borstvlek. Er is een overgang van kleur tussen de rug en buik (geen demarcatielijn) De muis behoort tot de ware muizen, dit is duidelijk te zien door de grote, opvallende oren en de kraaloogjes op zijn korte snuit. Ook heeft hij een lange tweekleurige staart, de bovenkant is donkerder als de onderkant. Hij maakt zachte piepende geluiden, bij bedreiging of angst geeft hij een korte hoge piep. De bosmuis is een nachtdier. ’s Winters is hij actief in twee periodes met daartussen rust. Hij heeft een gevarieerd dieet. Hij eet o.a. zaden, noten, jonge planten en zwammen, maar ook insecten en spinnen. Het is een hele actieve muis, springt en rent veel, het is ook een goede klimmer. Hij beweegt zich grotendeels voort door te springen met zijn grote en sterke achterpoten. - 19 Bijlage 3 Soortenbeschrijving
Dwergmuis (Micromys minutus) Indeling (Linnaeus) Rijk: Animalia (Dieren) Stam: Chordata (Chordadieren) Klasse: Mammalia (Zoogdieren) Orde: Rodentia (Knaagdieren) Familie: Muridae (Muisachtigen) Geslacht: Micromys Afmetingen lengte kop-romp: 50-80 mm lengte staart: 45-75 mm gewicht: 4-12 g Zie verspreidingskaart De dwergmuis klimt graag in hoog gras of riet. Hij komt daarom voor in gebieden waar dat staat. Verder wordt hij gevonden tussen kreupelhout en dicht struweel. Hij heeft geen duidelijke voorkeur voor natte of droge gebieden, maar als een terrein regelmatig gemaaid wordt zal hij nauwelijks voorkomen. ’s Winters leven ze ook wel in strobalen of graanschuren. Ze komen verder voor in een groot deel van Europa en Azië. De vacht van de muis is op de bovenkant lichtbruin tot oranjebruin. De buik is wit tot grijswit en er is een duidelijke overgang tussen de twee zijden (demarcatielijn). Hij heeft een zeer beweeglijke tweekleurige staart, die hij gebruikt bij het klimmen. De bovenkant van de staart is donkerder als de onderkant. Hij heeft kleine kraalogen op zijn ietwat stompe snuit. De oren vallen slecht op, maar zijn duidelijk zichtbaar. De dwergmuis maakt maar zelden een hoorbaar geluid. De muis leeft het meest boven de grond tussen rietstengels. Als hij zich bedreigd voelt laat hij zich vallen om weg te komen. Hij eet plantaardig en dierlijk voedsel. Door zijn actieve leefwijze en kleine formaat moet hij dagelijks ongeveer een derde van zijn lichaamsgewicht eten.
- 20 Bijlage 3 Soortenbeschrijving
Veldmuis (Microtus arvalis) Indeling (Linnaeus) Rijk: Animalia (Dieren) Stam: Chordata (Chordadieren) Klasse: Mammalia (Zoogdieren) Orde: Rodentia (Knaagdieren) Familie: Cricetidae (Woelmuisachtigen) Geslacht: Microtus Afmetingen lengte kop-romp: 90-130 mm lengte staart: 25-45 mm gewicht: 14-45 gram Zie verspreidingskaart De veldmuis komt voor in open gebieden met veel grassen of granen. In bossen of andere gebieden met hoge begroeiing komt hij niet voor, net als in natte of drassige gebieden. In Nederland komt hij overal voor behalve op de Waddeneilanden. De rug van de veldmuis is geel tot bruingrijs, de buik is wit tot lichtgrijs. Er zijn echter heel veel kleur variëteiten. De staart is behaard en aan de bovenkant donkerder als aan de onderkant hij heeft een stompe snuit met kleine ogen, de oren zijn klein en meestal niet heel opvallend. Hij is vooral ’s nachts actief, wat opvalt is dat de muizen tegelijk verschijnen en weer gaan rusten. Waarschijnlijk doen ze dit als bescherming tegen roofdieren. Hij eet vooral plantaardig voedsel, soms eet hij ook spinnen of wormen. Verder is het een hele rustige muis, hij loopt meestal rustig en staat veel stil. De muis rent of klimt zelden.
- 21 Bijlage 3 Soortenbeschrijving
Rosse woelmuis (Myodes glareolus) Indeling (Linnaeus) Rijk: Animalia (Dieren) Stam: Chordata (Chordadieren) Klasse: Mammalia (Zoogdieren) Orde: Rodentia (Knaagdieren) Familie: Cricetidae (Woelmuisachtigen) Geslacht: Myodes (Rosse woelmuizen) Afmetingen lengte kop-romp: 80-135 mm lengte staart: 35-72 mm gewicht: 12-40 g Zie verspreidingskaart De Rosse woelmuis komt vooral voor in loofbossen met dicht struweel, maar wordt ook in andere terreinen gevonden. De muis leeft grotendeels verborgen en laat zich niet veel zien. In Nederland komt hij vrij algemeen voor. In Zeeland, de noordelijke provincies en op de Waddeneilanden komt hij nauwelijks voor. Het territorium van de muis is gemiddeld 900m². Het is een hele rustige muis die, als hij eenmaal gevangen is rustig op je hand blijft zitten. De vacht is ruig, de kleur op zijn rug varieert van licht bruin tot donkerbruin en heeft een bruinrode gloed. De buik is geel tot wit. Zijn staart is vrij lang en is aan de bovenkant donkerder als de onderkant. De snuit is stomp, maar vrij spits voor een woelmuis. De oren zijn vrij goed zichtbaar. Omdat de rode gloed op zijn rug niet altijd even duidelijk is en de muis een grijzige kleur kan hebben, is hij makkelijk te verwarren met de veldmuis. De muis is zowel in de zomer als in de winter de hele dag actief. Hij eet vooral plantaardig voedsel, maar in de zomer eet hij ook wel dierlijk voedsel.
- 22 Bijlage 3 Soortenbeschrijving
Noordse woelmuis (Microtus oeconomus) Indeling (Linnaeus) Rijk: Animalia (Dieren) Stam: Chordata (Chordadieren) Klasse: Mammalia (Zoogdieren) Orde: Rodentia (Knaagdieren) Familie: Cricetidae (Woelmuisachtigen) Geslacht: Microtus Afmetingen kopromplengte 10-14 cm staartlengte 35-60 mm gewicht 20-60 gram Zie verspreidingskaart De Noordse woelmuis is volgens de Rode Lijst kwetsbaar. Hij komt voornamelijk voor in Scandinavië en aan de oostzijde van de Elba. In Nederland leeft een ondersoort ‘Microtus oeconomus arenicola’. Deze ondersoort komt voor in de Friese polders, de Hollandse veenweide gebieden, het Deltagebied en op Texel. De ondersoort is een overblijfsel van de ijstijd 10.000 jaar geleden. De soort is geïsoleerd oftewel endemisch voor Nederland. Hij komt vooral in natte gebieden voor, omdat hij daar niet weggeconcurreerd wordt door de aardmuis en veldmuis. De muis lijkt erg op de aardmuis en veldmuis, maar is iets groter. Hij heeft een ruigere vacht en zwarte tenen. De kleur van de rug is donkerbruin tot donkergrijs, de buik is donkergrijs. Hij heeft een vrij lange donkere staart. De poten zijn donker en de tenen zwart. Hij kan goed zwemmen en goed graven. De muis eet uitsluitend plantaardig voedsel.
- 23 Bijlage 3 Soortenbeschrijving
Bosspitsmuis (Sorex araneus) Indeling (Linnaeus) Rijk: Animalia (Dieren) Stam: Chordata (Chordadieren) Klasse: Mammalia (Zoogdieren) Orde: Eulipotyphla (Insecteneters) Familie: Soricidae (Spitsmuizen) Geslacht: Sorex Afmetingen lengte kop-romp: 55-85 mm lengte staart: 32-57 mm gewicht: 6-13 g Zie verspreidingskaart De gewone bosspitsmuis komt over heel Europa voor, behalve Frankrijk. Ze worden gevonden in graslanden en bossen met bodem bedekkende begroeiing. In gebieden met een losse bodem komt hij niet voor. De rug van de muis is donkerbruin tot zwart, de buik is grijswit. De flanken van de muis zijn lichterbruin. Er is een geleidelijke overgang tussen de drie kleuren. De muis heeft een spitse kop en kleine ogen, wat opvalt zijn de lange snorharen. De oren zijn nauwelijks tot niet zichtbaar. Hij heeft een korte staart die aan de bovenkant donkerder is als aan de onderkant. De muis is de hele dag actief en op zoek naar voedsel, als de muis langer als drie uur niet eet verhongert hij. Hij eet iedere dag 80% - 90% van zijn eigen lichaamsgewicht. Het is een insecteneter, maar hij eet ook plantaardig voedsel. Zijn zicht is slecht, dus het grootste deel van het voedsel vindt hij met reuk. De muis eet ook kleine zoogdieren of soortgenoten.
- 24 Bijlage 3 Soortenbeschrijving
Huisspitsmuis (Crocidura russula) Indeling (Linnaeus) Rijk: Animalia (Dieren) Stam: Chordata (Chordadieren) Klasse: Mammalia (Zoogdieren) Orde: Insectivora (Insecteneters) Familie: Soricidae (Spitsmuizen) Geslacht: Crocidura Afmetingen lengte kop-romp: 55-85 mm lengte staart: 32-57 mm gewicht: 6-13 g Zie verspreidingskaart De huisspitsmuis komt in veel terreinen voor. Ze worden het meest gevonden in droge graslanden, weilanden en aan de bosrand. De muis komt in Europa overal voor behalve in het noorden. De muis heeft een grijsbruine vacht met een iets lichtere buik. Door het ontbreken van een duidelijke overgang kan de muis eenkleurig lijken. Hij heeft een spitse kop met lange snorharen en kleine ogen. De oren steken uit en zijn duidelijk zichtbaar. De muis is vooral ’s nachts actief. Zijn zicht is erg slecht, zijn ruik, gehoor en tastzin daarentegen zijn goed ontwikkeld. De muis eet uitsluitend dierlijk voedsel, vooral insecten en soms gewervelden. Met zijn scherpe tandjes kan hij goed het pantser van insecten doorbreken. Hij eet elke dag zijn eigen lichaamsgewicht aan voedsel. De muis eet zijn eigen uitwerpselen, die bevatten nog veel voedingsstoffen. Zo hoeft de muis minder voedsel te vergaren.
- 25 Bijlage 3 Soortenbeschrijving
Bronvermelding Achtergrondinformatie
Dhr. J.A. Dijkhuizen van het Zuid-Hollands Landschap
Informatie Muizensoorten
Landelijke Zoogdiervereniging Wikipedia
Voorgaande Verslagen
KNNV Verslag 19 (NJN) KNNV Verslag 40 KNNV Verslag 43 KNNV Verslag 44 KNNV Verslag 45 KNNV ‘De Slikken van Voorne’
Foto’s
Karel Adriaanse
Kaarten
Google Maps
-27Bijlage 4 Bronvermelding