Montagehandleiding Hager rookmelders - opbouwmontage op voet -
Montage van de TG501A rookmelder met opbouwsokkel en relaisprint
1. Lees voorafgaand aan de montage de producthandleiding, bijgeleverd in de doos. 2. Hager rookmelders mogen alleen op het plafond worden gemonteerd. Voor montage op schuine dakbeschotten gelden speciale regels. Dit heeft te maken met de betrouwbaarheid van de detectie. Een beknopte beschrijving voor de montagelocatie vindt u op pagina 5.
3. Monteer eerst de bijgeleverde draden in de juiste volgorde op de aansluitklem van de bodemplaat. Als de volgorde niet juist is. raakt de rookmelder defect. De korte uiteinden moeten in de aansluitklem van de rookmelder. De lange vertinde uiteinden worden straks aangesloten in de lasklem. Controleer of de volgorde van de draden klopt (zie afbeelding).
4. Haal de opbouwsokkel uit de verpakking. Bij de TPG582A is de relaisprint al in de opbouwsokkel gemonteerd. Bij de TGP580A, TPG580B en TPG580C moet de relaisprint nog worden gemonteerd. De opbouwsokkel bestaat uit twee delen: een draaibare buitenring en een montageplaat die op het deksel van de centraaldoos wordt gemonteerd. 5. Monteer de draden van de rookmelder op de aansluitklemmen van de opbouwsokkel. Gebruik de aansluitingen aan de buitenkant. Houd dezelfde volgorde aan als bij de connector van de rookmelder. De binnenzijde van de connector wordt straks aangesloten op de draden uit de centraaldoos.
Montagehandleiding Hager rookmelders op opbouwsokkel
1
6. Neem nu de relaisprint uit de verpakking en plaats deze in het compartiment. Druk de print stevig aan. De print wordt vastgehouden door kliknokken. De blauwe en gele aansluitdraden van de print moeten in de uitsparing vallen.
7. Sluit de blauwe draad aan op de blauwe nulader en de gele draad op de oranje/rode koppeldraad. Sluit het relaiscompartiment af met het bijgeleverde deksel. Plaats de twee parkers, waarmee straks de montageplaat van de rookmelder wordt vastgezet.
montageplaat
buitenring
8. Pak nu de buitenring en leg de montageplaat in de ring. Als straks de montageplaat wordt bevestigd, klemt deze de buitenring tegen het plafond. De ring blijft draaibaar zodat een aangekoppelde kabelgoot in de juiste positie gedraaid kan worden. 9. Maak alle noodzakelijke lassen in de centraaldoos met insteek-lasklemmen. Controleer of een aparte leiding aanwezig is (rood of oranje) voor het doorkoppelen van alle rookmelders. Voor de rookmelder moeten drie draden (bruin, blauw rood/oranje) worden aangesloten die ca. 5 cm door het deksel van de centraaldoos naar buiten steken. 10. Indien het plafond nog verder bewerkt moet worden door de schilder of stukadoor, wacht dan na het sluiten van de centraaldoos met de verdere montage van de melder.
Montagehandleiding Hager rookmelders op opbouwsokkel
2
11. Voor het aansluiten van het relaiscontact zijn nog eens twee schakeldraden nodig. Let op de NEN1010 eisen wanneer de schakeldraden van het relaiscontact deel uitmaken van een ander spanningscircuit dan de rookmelder. In de afbeelding hiernaast is voor het aansluiten van de relaiscontacten een dubbelgeïsoleerd soepel snoer genomen met adereindhulsjes. 12. Pak de montageplaat met buitenring en twee schroeven. Steek de kabels door het hart van de montageplaat. De montagegaten van de montageplaat passen op de schroefgaten van de centraaldoos. Monteer de montageplaat op de centraaldoos en zorg dat de buitenring mooi aansluit op het plafond. 13. Sluit nu de draden die uit de centraaldoos komen aan op de connectoren. Let goed op de aansluitvolgorde. Druk de draden goed in de uitsparingen, zodat de bevestiging van de montageplaat van de rookmelder straks gemakkelijk gaat.
14. Monteer nu de montageplaat van de rookmelder met de twee bijgeleverde schroeven op de sokkel. Vouw de draden goed naar binnen zodat ze bij het indraaien van de rookmelder niet in de weg zitten.
Montagehandleiding Hager rookmelders op opbouwsokkel
3
15. Plaats de batterij in de rookmelder. Let op de + en – pool. Omdat de rookmelder op zijn kop ligt, kan ook ongemerkt de testknop worden ingedrukt, waardoor de detectie van de rookmelder tijdelijk wordt uitgeschakeld. Dit is zichtbaar aan een fel knipperend rood LED lampje in de testknop.
Knop met lampjes
16. Controleer of het rode lampje op de voorzijde van de melder knippert. Net na het plaatsen van de batterij knippert het snel, daarna één keer elke 10 seconden. Als tijdens het aansluiten van de batterij de knop wordt ingedrukt, kan het zijn dat de rookmelder gedurende 15 minuten blokkeert. Dit is zichtbaar aan een zeer felle rode lichtflits in de testknop. 17. Om de rookmelder te testen, dient u de knop met de lampjes op de voorzijde 15 seconden stevig ingedrukt te houden. U hoort dan een lang piepsignaal en in de knop brandt een wit lampje. Het signaal stopt als u de knop loslaat. 18. Nu kan de melder gemonteerd worden op de bodemplaat. Dit gaat op dezelfde manier als een melder die rechtstreeks op een centraaldoos wordt geplaatst. Op de volgende pagina staat hoe de montage het snelst gaat.
Montagehandleiding Hager rookmelders op opbouwsokkel
4
19. De rookmelder en de voet zijn voorzien van een streepje. Deze streepjes moeten tegenover elkaar komen te liggen vóór het indraaien. Lijn de streepjes met elkaar uit als u de rookmelder vlak in de voet drukt.
20. Draai de rookmelder nu 1 cm met de richting van de klok mee. Hij moet zover gedraaid worden dat geen verdere beweging mogelijk is. De beweging moet soepel gaan. Als u niet soepel kunt draaien, dan is de rookmelder niet ver genoeg in de voet gedrukt. Forceer niet, zodat de rookmelder niet beschadigt.
21. De streepjes liggen na het indraaien ongeveer 1 cm uit elkaar. De melder is nu goed gemonteerd. Monteer alle rookmelders voordat u de spanning inschakelt.
22. Loop na het inschakelen van de spanning alle melders na. Bij de TG501 brandt in de testknop een groen lampje als teken dat de 230V-voedingspanning is ingeschakeld (zie afbeelding). Bij de TG500 is geen groen lampje te zien, omdat deze alleen op een batterij werkt. Als het lampje van de TG501 niet brandt, controleer dan of de rookmelder goed is ingedraaid en of de juiste installatieautomaat in de meterkast is ingeschakeld. Bij beide typen melders flitst elke 10 seconden het rode LED-lampje ter controle van de batterij.
Montagehandleiding Hager rookmelders op opbouwsokkel
5
Doorkoppelen Om de veiligheid te vergroten, moeten rookmelders worden gekoppeld. Het doorkoppelen van rookmelders is niet altijd verplicht, maar in de praktijk blijkt dat koppeling wel noodzakelijk is. Het alarmsignaal van 85 dB wordt binnen een woning op 3 meter afstand sterk gedempt; zo blijkt de afstand tussen woonkamer en slaapkamers toch te groot om het signaal goed te horen als men slaapt. Met een doorkoppeling wordt het alarm verder geleid naar de bovenverdieping. Lees voor uitgebreide informatie de toelichting op de normen.
Aansluiting Koppeling gebeurt d.m.v. een rode of oranje signaaldraad van 1,5 mm2. Deze draad moet met de L, N en E draad worden meegetrokken in het centraal leidingensysteem. Alle melders MOETEN op voorschrift van de NEN1010 op dezelfde installatiegroep worden aangesloten. De maximale afstand tussen twee melders mag niet meer dan 400 meter bedragen en er mogen maximaal 40 deelnemers op één draadcircuit zijn aangesloten. Deelnemers zijn rookmelders, hittemelders en relaisprinten. Wanneer een rookmelder alarm geeft, wordt er tevens een signaal op de aansluitklem aangeboden tussen de 7 en 9 Volt. De uitgangsimpedantie is 1 k Ohm en daarom is de uitgang niet geschikt om rechtstreeks een relais te sturen. Montagelocatie Montage in de nok of op de wand is niet toegestaan. Een rookmelder moet minimaal 500 mm verwijderd blijven van obstakels of wanden. Monteer de rookmelder niet in keukens, garage of boven verwarmingstoestellen. Montage op schuine daken Gebruik voor de juiste montage de tabel uit de NEN2535, zoals hieronder is afgebeeld.
Montagehandleiding Hager rookmelders op opbouwsokkel
6