Monitor BPV-plaatsen 2005
Onderzoek naar de beschikbaarheid van plaatsen in de GDW-sector
Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Bve Raad en OVDB
Willem van der Windt Elsbeth Arnold
Utrecht, juli 2005 Publicatienummer 205 09
Prismant Prismant is dé zakelijke dienstverlener voor de Nederlandse gezondheidszorg. Zij beschouwt het als haar opdracht om haar klanten te ondersteunen bij het formuleren, implementeren en evalueren van hun beleid, gericht op verbetering van doeltreffendheid, doelmatigheid en kwaliteit van de zorg. Vanuit haar betrokkenheid bij de Nederlandse gezondheidszorg wil Prismant toonaangevend zijn in de markt, betrouwbaar zijn als partner en excelleren op het gebied van advies, onderzoek, informatievoorziening en opleiding.
© Stichting Prismant, Utrecht, maart 2005. Alle rechten voorbehouden. Niets uit dit werk mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de Stichting Prismant.
Uitgever Prismant Papendorpseweg 65, 3528 BJ Utrecht Postbus 85200, 3508 AE Utrecht Telefoon 030 - 2345 678 Fax 030 - 2345 677 E-mail
[email protected] ISBN 90-5376-540-9
Publicatie van cijfers en/of tekst uit dit werk als toelichting of ondersteuning bij wetenschappelijke artikelen, boeken of scripties, is toegestaan mits daarbij geen sprake is van commerciële doeleinden en voor zover de bron duidelijk wordt vermeld.
Bestellingen Verkoop Publicaties Prismant Postbus 85200, 3508 AE Utrecht Fax 030 - 2345 789
® Prismant is een wettig gedeponeerd dienst- en waren-
E-mail
[email protected]
merk. Bestellingen alleen schriftelijk, per fax of per e-mail. Vermeld bij bestelling het publicatienummer 205.09 en het gewenste aantal. Per exemplaar wordt een bedrag van € 17,50* in rekening gebracht, exclusief porto- en administratiekosten.
* Prijswijzigingen voorbehouden
Inhoudsopgave Samenvatting
5
1.
Inleiding
9
2.
Opzet en aanpak van het onderzoek
11
3. 3.1 3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.2.4 3.3
Verpleging en verzorging Algemeen De BPV-plaatsen De werkvelden Zijn er voldoende plaatsen? De achtergronden van de problemen BPV-plaatsen en de BBL Samenvatting
15 15 17 17 19 21 23 24
4. 4.1 4.2 4.2.1 4.2.2 4.2.3 4.2.4 4.3
De sociaalagogische opleidingen/Welzijn Algemeen De BPV-plaatsen De werkvelden Zijn er voldoende plaatsen? De achtergronden van de problemen De BBL en BPV-plaatsen Samenvatting
25 25 27 27 29 31 33 33
5. 5.1 5.2 5.2.1 5.2.2 5.3
Facilitaire dienstverlening Algemeen De BPV-plaatsen De werkvelden De achtergronden van de problemen Samenvatting
35 35 35 35 37 39
6. 6.1 6.2 6.2.1 6.2.2 6.2.3 6.3
Assisterende Gezondheidszorg Algemeen BPV-plaatsen De werkvelden Zijn er voldoende BPV-plaatsen? De achtergronden van de problemen Samenvatting
41 41 42 42 42 44 46
7. 7.1 7.2 7.2.1 7.2.2 7.2.3 7.3
Sport en bewegen Algemeen BPV-plaatsen De werkvelden Zijn er voldoende plaatsen? De achtergronden van de problemen Samenvatting
47 47 48 48 49 50 52
8. 8.1 8.2
Een overzicht en een aantal oplossingsrichtingen Een overzicht Oplossingsrichtingen
53 53 55
Bijlage 1
Literatuur
57
Bijlage 2
Lijst van afkortingen
59
Bijlage 3
De BPV in de verpleegkundige en verzorgende opleidingen
61
Bijlage 4
De BPV in de sociaalagogische opleidingen
63
Bijlage 5
Tabellen Facilitaire Dienstverlening
65
Bijlage 6
Tabellen Assisterenden Gezondheidszorg
67
Bijlage 7
Tabellen Sport en bewegen
69
4
Samenvatting Algemeen • De respons op dit onderzoek bedraagt 60% van het aantal ROC’s (Regionale Opleidings Centra) en 50% van het totaal deelnemers. • Vrijwel alle richtingen in de GDW-sector (Gezondheidszorg, Dienstverlening en Welzijn) kennen een groeiend aantal deelnemers. Bij verpleging en verzorging nam het aantal BOL-deelnemers tussen 2003 en 2004 met 12% toe; Welzijn/sociaalagogische opleidingen ook 12%, Sport en bewegen 15%, Facilitaire dienstverlening 9% en Assisterende gezondheidszorg 2%. Dat betekent dat er steeds meer BPV-plaatsen nodig zijn. Dat is dus per definitie lastig; maar ook al groeit het aantal deelnemers bij een ROC niet, dan wordt het verkrijgen van BPV-plaatsen toch vaak als problematisch ervaren. • De groei van het aantal deelnemers vindt plaats ondanks het veelvuldig instellen van wachtlijsten en stops. Het instellen van stops en wachtlijsten wordt vaak ingegeven door de beperkte beschikbaarheid van BPV-plaatsen. • De gepresenteerde meningen, oordelen en schattingen van tekorten geven een beeld vanuit de optiek van de ROC’s weer. • Er blijken vrijwel geen statistische samenhangen te zijn tussen het verwachten van problemen bij BPV-plaatsen en de omvang of groei van de opleiding en de ligging (al dan niet in het westen van het land). • Bij een aantal opleidingen speelt de arbeidsmarktrelevantie van de opleiding een rol bij het verwerven van BPV-plaatsen. Men kan van instellingen die geen behoefte aan een bepaald type personeel hebben niet verwachten dat ze veel animo hebben om de deelnemers die een dergelijke opleiding volgen betaalde stages aan te bieden. • Het verstrekken van een stagevergoeding wordt ook regelmatig als probleem gesignaleerd. In afdelingsbegrotingen van instellingen in het werkveld wordt hier te vaak geen rekening mee gehouden. • De vele detailinformatie uit dit onderzoek waarover hier niet gerapporteerd kan worden wordt door de OVDB benut om de regionaal opererende consulenten te voeden met relevante informatie. Verder kan het een rol spelen bij het toepassen van de BPV-balans, die momenteel bij de OVDB in ontwikkeling is. • De tekorten aan BPV-plaatsen op het moment van onderzoek spitsen zich toe op de opleidingen facilitaire dienstverlening, doktersassistent, sport en beweging en verpleegkundige. • De respondenten verwachten de komende jaren vooral problemen bij de BPV-plaatsen voor verpleegkundigen, zorghulpen, helpenden zorg en welzijn, SPW niveau 4, facilitair medewerker, sport- en bewegingscoördinator en dokterassistent. • Veel respondenten verzuchten wat de vragenlijst uit dit onderzoek kan bijdragen aan het oplossen van de problemen. Een directe bijdrage is er niet te verwachten. Wel wordt de mate van urgentie duidelijk bij partijen die betere randvoorwaarden kunnen creëren voor het tot stand komen van BPV-plaatsen. • Veel zal afhangen van de creativiteit van ROC’s en OVDB consulenten in de plaatselijke praktijk. De volgende zaken zouden daarbij een steuntje in de rug kunnen zijn. • De BPV-balans, ontwikkeld door de OVDB, maakt inzichtelijk welke instellingen in het werkveld straks profiteren van de huidige deelnemers wanneer zij de arbeidsmarkt op gaan. Dit instrument kan een hulpmiddel zijn om het werkveld aan te spreken. • In sommige werkvelden is het lastig om stagemogelijkheden te realiseren, bijvoorbeeld doordat het werk vaak solitair uitgevoerd wordt. Een goed voorbeeld is de thuiszorg. De
5
fusiegolf bij zorginstellingen, waarbij meerdere werkvelden (bijvoorbeeld ook verpleeg- en verzorgingshuizen) betrokken zijn, maakt het mogelijk om niet uitsluitend meer per werkveld en afzonderlijke instelling, maar ook op concernniveau afspraken te maken over het aantal BPV-plaatsen. De behoefte aan personeel voor het gehele concern kan dan uitgangspunt zijn; de verdeling van de BPV-plaatsen over de werkvelden is dan vervolgens een interne concern zaak.
De uitkomsten per domein: Verpleging en verzorging • De laatste jaren groeide de vraag naar BPV-plaatsen voor BOL-deelnemers. De vooruitzichten zijn dat dat de komende jaren ook het geval zal zijn. • Op de korte termijn wordt de arbeidsmarkt van verpleegkundigen en verzorgenden gekenmerkt door meer aanbod van personeel dan er vraag is. De huidige verwachting is dat dat vanaf 2007 om gaat slaan. • 85% van de ROC’s heeft moeite met het verkrijgen van voldoende BPV-plaatsen voor één of meer van de opleidingen. 46% slaagt er met veel inspanning en concessies in om voldoende plaatsen te realiseren. 38% heeft desondanks te weinig plaatsen. • De tekorten aan plaatsen voor zorghulpen concentreren zich in de verpleeg- en verzorgingshuizen, voor de helpende en verzorgenden in de thuiszorg, en voor de verpleegkundigen in de ziekenhuizen en in wat mindere mate in gehandicaptenzorg en GGZ. • Bij zorghulpen doet zich een aanzienlijke discrepantie voor tussen de branches waar ROC’s BPV-plaatsen zoeken (verpleeg- en verzorgingshuizen) en waar er later vraag naar afgestudeerden is (thuiszorg). • De achtergronden van de problemen met BPV-plaatsen zijn volgens de responderende ROC’s bij de zorghulpen vooral het gebrek aan arbeidsmarktperspectief; bij de andere opleidingen speelt vooral de stagevergoeding en de sterke groei van het aantal deelnemers een rol. • Bij de verzorgenden zijn de problemen verhoudingsgewijs het geringst. • Een specifieke oplossing voor de verpleegkundige en verzorgende opleidingen is om zorginstellingen die minder BBL-ers opleiden dan in voorgaande jaren te benaderen: zij hebben mogelijk ruimte en begeleidingscapaciteit om BPV-plaatsen voor BOL-ers aan te bieden.
Welzijn/Sociaal Agogisch opleidingen • De laatste jaren groeide de vraag naar BPV-plaatsen voor BOL-deelnemers aanzienlijk. • Gezien de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt van de WJK-sector (Welzijn en maatschappelijke dienstverlening, jeugdzorg en kinderopvang) wordt de arbeidsmarkt voor SPW-ers (Sociaal Pedagogisch Werk) gekenmerkt door meer aanbod van personeel dan er vraag is. • De vraag naar gediplomeerde helpende welzijn lijkt aanzienlijk geringer dan het aantal deelnemers dat nu de opleiding volgt. • 71% van de ROC’s heeft moeite met het verkrijgen van voldoende BPV-plaatsen voor één of meer van de opleidingen. 46% slaagt er met veel inspanning en concessies in om voldoende plaatsen te realiseren. 25% heeft desondanks te weinig plaatsen. • De tekorten aan plaatsen voor SPW3 concentreren zich in de kinderopvang en het onderwijs, voor SPW in de hulpverlening en de gehandicaptenzorg, voor helpende
Monitor BPV-plaatsen 2005
6
Prismant Antwoord op uw vragen
• •
•
welzijn in kinderopvang, onderwijs en gehandicaptenzorg, voor Sociaal Dienstverleners in de Hulpverlening en voor Sociaal Cultureel Werkers in het Sociaal Cultureel Werk. Bij SPW3 doet zich een discrepantie voor tussen de branches waar ROC’s BPVplaatsen zoeken en waar er later vraag naar afgestudeerden is (gehandicaptenzorg). De achtergronden van de problemen met BPV-plaatsen zijn volgens de responderende ROC’s bij de helpende welzijn vooral het gebrek aan arbeidsmarktperspectief; bij de andere opleidingen speelt vooral de concurrentie met andere instellingen, de stagevergoeding en de sterke groei van het aantal deelnemers een rol. Bij de opleiding voor onderwijsassistent, sociale dienstverlening en sociaal cultureel werk zijn de problemen verhoudingsgewijs het geringst.
Facilitaire dienstverlening • Het aantal deelnemers dat een FD-opleiding volgt is de laatste jaren stabiel. De vraag naar BPV-plaatsen is derhalve min of meer constant. • Het aantal ROC’s met een opleiding voor FD is beperkt. De uitkomsten van dit onderzoek zijn derhalve indicatief. • 38% van ROC’s meldt dat het moeite kost om voldoende BPV-plaatsen te verkrijgen voor één of meer van de opleidingen. 13% slaagt er met veel inspanning en concessies in om voldoende plaatsen te realiseren. 25% heeft desondanks te weinig plaatsen. • De achtergronden van de problemen met BPV-plaatsen zijn volgens de responderende ROC’s fusies van instellingen en personeelsgebrek bij de leerbedrijven. Bij de opleiding tot facilitaire leidinggevende speelt het moeten geven van een stagevergoeding een belemmerende rol.
Assisterenden gezondheidszorg • De laatste jaren groeide de vraag naar BPV-plaatsen voor BOL-deelnemers bij doktersassistenten en apothekersassistenten aanzienlijk. • De toekomstige werkgelegenheid voor apothekersassistenten groeit; voor de andere groepen is dat niet bekend. • 82% van de ROC’s heeft moeite met het verkrijgen van voldoende BPV-plaatsen voor één of meer van de opleidingen. 59% slaagt er met veel inspanning en concessies in om voldoende plaatsen te realiseren. 24% heeft desondanks te weinig plaatsen. Het gaat dan vooral om plaatsen voor doktersassistenten. • De tekorten aan plaatsen voor doktersassistenten concentreren zich in de huisartspraktijken. • De achtergronden van de problemen met BPV-plaatsen zijn volgens de responderende ROC’s gelegen in het personeelsgebrek en fusieperikelen bij leerbedrijven. Bovendien onderkent het werkveld onvoldoende het belang van opleiden.
7
Sport en bewegen • De laatste jaren groeide de vraag naar BPV-plaatsen voor deelnemers bij Sport en Bewegen aanzienlijk. • Deze groei vond plaats ondanks het feit dat 60% een stop of wachtlijst voor nieuwe deelnemers kent. Hiervoor is slechts bij één ROC het gebrek aan BPV-plaatsen debet; de oorzaak ligt vooral in de eigen opleidingscapaciteit van de ROC’s. • 67% van de ROC’s heeft moeite met het verkrijgen van voldoende BPV-plaatsen voor één of meer van de opleidingen. 50% slaagt er met veel inspanning en concessies in om voldoende plaatsen te realiseren. 17% heeft desondanks te weinig plaatsen. • De tekorten aan plaatsen concentreren zich in de werkvelden sportscholen, fitnesscentra, recreatie en toerisme. • De achtergronden van de problemen met BPV-plaatsen zijn volgens de responderende ROC’s gelegen in de sterke groei van het aantal deelnemers.
Monitor BPV-plaatsen 2005
8
Prismant Antwoord op uw vragen
1.
Inleiding
Beroepspraktijkvormingsplaatsen (BPV-plaatsen) vormen een essentieel onderdeel van de beroepsopleidingen. Het nieuwe competentiegericht opleiden zet de beroepspraktijk centraal en zal in toenemende mate om BPV-plaatsen vragen. De scholen, de ROC’s, en de OVDB zijn verantwoordelijk voor het tot stand komen van in kwantitatief en kwalitatief opzicht voldoende BPVplaatsen. Het werkveld heeft als toekomstige werkgever de verantwoordelijkheid om voldoende BPV-plaatsen aan te bieden, zodat men in de toekomst ook over voldoende goedgeschoolde medewerkers kan beschikken. De doelstellingen van betrokken partijen lopen deels parallel, maar verschillen ook. Het onderwijs heeft eigen specifieke doelstellingen en een verantwoordelijkheid naar de deelnemers en maatschappij. Men streeft naar een sterke startpositie voor de deelnemer op de arbeidsmarkt, stelt de loopbaan van de deelnemer centraal (maatwerk), sluit aan bij de leef- en denkwereld van de deelnemer (aantrekkelijk onderwijs), de deelnemer moet als burger kunnen functioneren in de samenleving. Het werkveld zal vooral kijken naar de eigen personeelsbehoefte en de mogelijkheden binnen de organisatie om plaatsen te creëren. De doelstellingen van betrokken partijen behoeven niet tegenstrijdig te zijn maar vragen vaak een andere weging in de balans kwantitatief, kwalitatief en op korte- én langere termijn. Dit is de belangrijkste achtergrond dat de problematiek van BPV-plaatsen nog steeds van alle betrokkenen veel aandacht en inspanning vergt. Er is al veel onderzoek gedaan naar de vraag hoe de beschikbaarheid van BPV-plaatsen vergemakkelijkt en vergroot kan worden (Kanters, Ritzen en Hovels). Door de Sectorfondsen Zorg en Welzijn werd het belang van BPV-plaatsen onderkend en werd overgegaan tot subsidiering. Dit vond zijn beslag door enerzijds instellingen een subsidie toe te kennen voor de plaatsen die zij beschikbaar stellen, anderzijds door in regionaal verband de organisatie rond BPV-plaatsen te versterken (BPV-plus traject). Inmiddels is de situatie sterk veranderd. De Sectorfondsen Zorg en Welzijn bestaan niet meer als centraal sectorbreed fonds, maar werden of worden wel opgevolgd door fondsen per CAO-gebied. Een en ander betekent dat de zorgsectorbrede subsidieregeling niet meer van kracht is. Ook de situatie op de arbeidsmarkt was de afgelopen jaren aan veranderingen onderhevig. Was er rond 2000 nog sprake van een krappe arbeidsmarkt, inmiddels is er bij veel beroepen sprake van een ontspannen arbeidsmarkt en zijn de vooruitzichten voor de komende paar jaar dat deze nog weinig zal aantrekken. De Bve Raad en OVDB vinden het van belang om met regelmaat te laten inventariseren wat de stand van zaken is rond de beschikbaarheid van BPV-plaatsen in de verschillende GDWsectoren. Dit onderzoek is derhalve een vervolg op een viertal eerder gehouden onderzoeken. De OVDB publiceert de uitkomsten hiervan onder meer in haar jaarlijks uit te brengen rapportage Informatie Arbeidsmarkt en Onderwijs, voorheen Macrodoelmatigheidsadvies (OVDB 20002004). Prismant bracht de afgelopen jaren een tweetal rapporten uit. De eerste over de situatie bij verpleging en verzorging (van der Windt en Arnold, 2001); de tweede was ruimer en besloeg de gehele voor OVDB relevante opleidingen (van der Windt, 2003). Dit inventariserende onderzoek heeft tot doel de stand van zaken te meten vanuit het perspectief van de onderwijsinstellingen. Het is een kwantitatief onderzoek naar de behoefte en de beschik-
9
baarheid van BPV-plaatsen. Waar mogelijk plaatsen we de uitkomsten in de context van de situatie op de arbeidsmarkt en het opleidingenveld. De kwantitatieve inventarisatie betreft de volgende sectoren: • Verpleging en verzorging • Sociaal Agogisch Werk (Welzijn) • Facilitaire Dienstverlening • Sport en Bewegen • Assisterende (Beroepen) Gezondheidszorg In hoofdstuk twee wordt de vraagstelling van het onderzoek nader uitgewerkt en wordt de opzet en aanpak toegelicht. Daarna worden de uitkomsten van elk domein in een apart hoofdstuk gepresenteerd. De samenvatting is te vinden als eerste hoofdstuk van dit rapport. De begeleiding van dit onderzoek was in handen van mevr. M. Freeman (OVDB), mevr. T. Gründemann (Bve Raad), mevr. P. Heuts (OVDB), mevr. J. Letterie (BTG/GDW) en mevr. M. Penris (Bve Raad). De auteurs danken de begeleidingscommissie voor hun stimulerende commentaren, maar blijven uiteraard zelf verantwoordelijk voor deze rapportage.
Monitor BPV-plaatsen 2005
10
Prismant Antwoord op uw vragen
2.
Opzet en aanpak van het onderzoek
Dit onderzoek is opgezet als een monitor waarin de beschikbaarheid van BPV-plaatsen gevolgd wordt. Er wordt naar die beschikbaarheid gekeken vanuit het perspectief van de onderwijsinstelling. De instellingen zijn volgens de wet verantwoordelijk voor het aanbieden van BPV-plaatsen, maar zijn afhankelijk van de werkvelden waar ervaring opgedaan moet worden, om dit ook daadwerkelijk te kunnen realiseren. Doel van de monitor is om regelmatig na te gaan of er bij ROC’s problemen zijn met de beschikbaarheid van BPV-plaatsen voor bepaalde opleidingen. Verder komt aan de orde of men voor de komende schooljaren problemen verwacht en -voor zover men dat kan aangeven- of dat met bepaalde werkvelden te maken heeft. Gezien de doelstelling en aanpak van het onderzoek mag duidelijk zijn dat waar sprake is van tekorten het door ROC’s ervaren tekorten betreft. Bij deze inventarisatie naar de beschikbaarheid van BPV-plaatsen zijn de volgende vragen aan de ROC’s gesteld: 1. Welke opleidingen uit genoemde sectoren komen bij een ROC voor? 2. Hoeveel dagen stage worden er per leerjaar gevraagd? En hoeveel stageplaatsen per leer jaar? Hoe groot is de omvang van de stages? 3. In welk werkveld vinden ze idealiter plaats? 4. Hoe verhouden zich vraag naar en aanbod van BPV-plaatsen? Zijn er verschillen tussen de werkvelden? Wat ziet men als de oorzaken van eventuele verschillen? 5. Wat zijn de verwachtingen voor de komende jaren? Deze vraagstelling is reeds eerder gehanteerd in onderzoek dat door OVDB en Prismant werd uitgevoerd. Daarbij is naar verdere verbetering van de vraagstelling gestreefd mede aan de hand van opmerkingen van respondenten in voorgaande jaren. De vragenlijsten zijn verspreid via de contactpersonen GDW van elke ROC. De Bve Raad verzorgde de verzending. Deze contactpersonen verspreidden de relevante vragenlijsten binnen hun instelling. Daarbij doet zich soms het probleem voor dat een ROC een andere organisatorische indeling kent dan die langs de lijnen van GDW. Zo komt het regelmatig voor dat facilitaire dienstverlening valt onder de afdeling horeca in een ROC in plaats van onder GDW. Gevolg hiervan is dat het veel lastiger is om de enquête bij de juiste personen op het bureau te krijgen en om ze vervolgens aan te sporen deze ook te retourneren. In de periode januari - februari 2005 was er gelegenheid om de vragenlijst in te vullen. Uiteindelijk is de termijn vanwege de oorspronkelijk lage respons verlengd tot eind maart. Het soms lange traject dat een vragenlijst aflegt voor daadwerkelijke invulling plaatsvindt was aanvankelijk voor een gedeelte verantwoordelijk voor die lage respons. De verlenging van de termijn heeft geleid tot de volgende respons per domein (zie Tabel 2.1). Met een respons van rond 60% kunnen over de verschillende gebieden (domeinen) doorgaans betrouwbare uitspraken gedaan worden. De niet volledige respons legt wel beperkingen op bij uitkomsten over regio’s. Tussen de domeinen zijn er wel verschillen in het aantal verwerkte vragenlijsten en het responspercentage. In absolute zin is het aantal respondenten bij sport en bewegen en facilitaire dienstverlening gering. Dit heeft te maken met het feit dat deze opleidingen op een beperkt aantal
11
ROC’s aangeboden wordt en men vaak organisatorisch bij een ander onderdeel van het ROC is onderbracht dan de andere opleidingen. Gevolg hiervan is dat het veel lastiger is om de enquête bij de juiste personen op het bureau te krijgen en vervolgens ook te laten retourneren. Tabel 2.1
De respons per domein in %
Sport en bewegen Assisterende beroepen Verpleging en verzorging Facilitaire dienstverlening Sociaal agogische opleidingen
% respons Aantal verwerkte vragenlijsten 12 48 17 63 27 64 10 45 28 67
Aan de deelnemende instellingen is ook gevraagd hoeveel deelnemers men dit schooljaar heeft. Dit aantal is vergeleken met een raming die Prismant voor 1 oktober 2004 heeft gemaakt op grond van gegevens uit ander onderzoek (Tabel 2.2). De instellingen die aan het onderzoek meegedaan hebben vertegenwoordigen -gemeten naar deelnemersaantallen- 50% van het totaal. Voor de verschillende opleidingen lopen de percentages wat uiteen. Het gebruik van de verzamelde gegevens beperkt zich niet tot deze rapportage. In de rapportage Informatie Arbeidsmarkt en Onderwijs die de OVDB jaarlijks uitbrengt wordt met deze data per arbeidsmarktregio een beeld van de situatie rond vraag en aanbod van BPV-plaatsen geschetst. Deze regionale informatie wordt door de regionaal werkende consulenten van de OVDB ook benut bij hun ondersteuning van de individuele ROC´s om BPV-plaatsen te realiseren. Ook kan de informatie een onderdeel vormen van de gegevens die nodig zijn om de door de OVDB ontwikkelde BPV-balans op te stellen.
Monitor BPV-plaatsen 2005
12
Prismant Antwoord op uw vragen
Deelnemers in BPV
Schatting 2004
percentage
Het aantal deelnemers voltijd BOL bij deelnemende instellingen en de raming van het totaal in 2004 Kwalificatiecode
Tabel 2.2
10.426 10.427 10.428 10.710 10.742 10.743 10.744 10.745 10.746 10.774 10.775 10.776 10.795 10.872 10.873 10.874 10.891 10.892
5.192 4.307 2.711 4.780 7.126 6.686 694 3.352 1.327 1.134 456 1.364 603 773 1.770 3.038 195 659
8.509 7.086 4.666 7.453 17.493 14.833 1.505 7.010 3.029 2.146 792 2.652 1.394 1.300 2.874 8.073 473 1.266
61% 61% 58% 64% 41% 45% 46% 48% 44% 53% 58% 51% 43% 59% 62% 38% 41% 52%
46.167
92.555
50%
Naam Opleiding
Verpleegkundige Verzorgende Helpende Onderwijsassistent Sociaal Pedagogisch Werker 3 (SPW3) Sociaal Pedagogisch Werker 4 Sociaal dienstverlener (SD) Helpende welzijn Sociaal Cultureel Werker Apothekersassistent Tandartsassistent Dokterassistent Zorghulp Sport- en Bewegingsbegeleider Sport- en Bewegingsleider Sport- en Bewegingscoördinator Facilitair Medewerker Facilitair Leidinggevende Totaal
In de onderhavige rapportage ligt de nadruk meer op de grote lijn van de uitkomsten. Gegevens over de plaats van de BPV binnen de opleiding en een groot aantal andere gegevens (met name die van de vragen 1 en 2 op pagina 8) zijn te vinden in de bijlagen. Bij de rapportage concentreren we ons vooral op de omvang en de aard van gesignaleerde problemen. Per domein komen de volgende vragen aan de orde: • Welke ontwikkelingen doen zich in de deelnemersaantallen voor en hoe is de situatie op de arbeidsmarkt nu en naar verwachting voor de komend jaren? • Op welke werkvelden doet men voor BPV-plaatsen een beroep? • Had men dit jaar voldoende plaatsen? • Welke maatregelen heeft men moeten nemen om tekorten te voorkomen? • Bij welke werkvelden doen zich problemen voor? • Welke oorzaken geeft men aan? • Verwacht men het komende jaar problemen? Het blijft een lastig probleem om elk jaar weer voldoende BPV-plaatsen te realiseren. Ook is het niet eenvoudig om bij een complex vraagstuk het precieze probleem via een schriftelijke vragen-
13
lijst in kaart te brengen. Door de respondenten zijn in het verleden veel opmerkingen gemaakt rond het adequaat zijn van de vraagstelling. Zo werd in het verleden gevraagd naar of de respondent op dat moment over voldoende plaatsen beschikte. Zo’n vraagstelling geeft echter een onvolledig beeld. Wanneer een instelling er met veel pijn en moeite in geslaagd is om een oplossing te creëren is het probleem formeel gezien opgelost. Het is best denkbaar dat men dan forse concessies heeft moeten doen. De vraagstelling in deze versie van het onderzoek is daar zo goed mogelijk op aangepast. Dat heeft wel als gevolg dat vergelijkingen met voorgaande onderzoeken maar beperkt mogelijk zijn.
Monitor BPV-plaatsen 2005
14
Prismant Antwoord op uw vragen
3.
Verpleging en verzorging
In dit hoofdstuk behandelen we de uitkomsten van de monitor van BPV-plaatsen voor verpleging en verzorging. Een overzicht van basisgegevens over de plaats van de BPV in de opleiding is te vinden in Bijlage 3. We gaan hier in op de vragen zoals in het laatste deel van hoofdstuk 2 geformuleerd. We starten met een algemene schets van het aantal deelnemers dat een opleiding volgt en de vooruitzichten op de arbeidsmarkt. Daarna gaan we in op de uitkomsten van de BPV-monitor. In wat voor instellingen worden de BPV-plaatsen gezocht? Vervolgens gaan we na of men dit studiejaar over voldoende plaatsen beschikte. Als dat niet het geval is, is de vraag relevant waar de tekorten zich bevinden. Daarna gaan we na welke oorzaken men opgeeft voor het onvoldoende of lastig beschikbaar zijn van BPV-plaatsen. Vervolgens blikken we naar de toekomst. Welke verwachtingen heeft men voor het komende jaar? Naast aandacht voor de BOL-leerweg besteden we aan het einde van dit hoofdstuk ook aandacht aan de BBL.
3.1
Algemeen
We geven eerst een korte schets van de omstandigheden waarbinnen de realisatie van BPVplaatsen hun beslag moet krijgen. Deze fungeren als een trait d’union tussen school en arbeidsmarkt, Aan de ene kant gaat het om deelnemers die hun ervaring in het werkveld nodig hebben om de opleiding adequaat te kunnen voltooien, aan de andere kant om zorginstellingen die mede bijdragen aan de opleiding van hun toekomstige werknemers. We geven daarom eerst een kort overzicht van de ontwikkelingen in het aantal deelnemers dat een opleiding volgt en daarna op de huidige en te verwachten situatie op de arbeidsmarkt. Deelnemers aan opleidingen Het aantal deelnemers dat een verpleegkundige of verzorgende opleiding volgt is aan schommelingen onderhevig. Zo was er sprake van een groei tussen 2001 en 2003, maar nam het aantal deelnemers in opleiding in 2004 af. De schommelingen worden louter door de BBL-opleidingen veroorzaakt. Het aantal deelnemers dat een BOL-opleiding volgt groeit gestaag (Tabel 3.1). De instroom in de BBL-opleidingen blijkt sterk samen te hangen met het vertrek van personeel uit de zorgsector. Dat verloop wordt weer sterk beïnvloed door de stand van de economie in ons land. Gaat het economisch voor de wind dan zijn er meer mogelijkheden om banen elders te verkrijgen en is het vertrek groter dan wanneer de economie weinig of niet groeit. Instellingen in de zorg bieden bij veel vertrek veel BBL-plaatsen aan; bij een laag vertrek veel minder. De instroom in de BOL-opleidingen hangt deels (negatief) samen met de instroom in de BBL en hangt verder af van de uitstroom uit het voortgezet onderwijs en de werkloosheid in ons land (Van der Windt en Talma, 2005). Een deel van de deelnemers die geen BBL-plaats weet te bemachtigen volgt de BOL, een deel haakt af. De doorgaans grote baanzekerheid in de zorg draagt er toe bij dat in tijden van werkloosheid een zorgopleiding aantrekkelijk is, hetgeen tot een hogere instroom leidt. De verwachtingen voor de komende jaren zijn een verdere stijging van het aantal deelnemers dat de BOL-leerweg kiest en een verder daling van het aantal deelnemers dat de BBL-leerweg volgt.
15
Tabel 3.1
Totaal aantal deelnemers in de V&V opleidingen 2001-2004 naar leerweg en niveau
Niveau en leerweg 1 BBL BOL BOL (deel) 2 BBL BOL 3 BBL BOL 4 BBL BOL Totaal BBL BOL
2001 2.063 644 1.419 459 5.835 3.118 2.717 20.310 12.800 7.510 15.853 9.736 6.117 44.061 26.298 17.763
2002 3.007 917 1.464 626 6.386 3.480 2.906 21.468 14.327 7.141 16.209 9.938 6.271 47.070 28.662 18.408
2003 3.227 1.146 1.716 365 7.310 3.400 3.910 21.196 14.395 6.801 16.922 9.662 7.260 48.655 28.603 20.052
2004* 2.094 457 1.394 243 6.822 2.156 4.666 19.155 12.069 7.086 17.455 8.946 8.509 45.526 23.628 21.898
* raming Bron: www.azwinfo.nl
Tabel 3.2
Het aantal werkenden naar opleidingsniveau (raming 2004) Ziekenhuizen
Geestelijke Gezondheidszorg
Gehandicaptenzorg
Verpleeghuizen
Verzorgingshuizen
Thuiszorg
WJK
Totaal branches
De arbeidsmarkt Een raming van de werkgelegenheid voor degenen die een verpleegkundige of verzorgende opleiding hebben gevolgd, wordt in Tabel 3.2 gegeven. Daarin is per branche in de zorg- en welzijnssector aangegeven welke opleidingsniveau van de werkenden gevraagd wordt. Formeel gaat het niet om het hebben van het diploma, maar om de vraag of de werkgever bij vertrek iemand van dat niveau zou willen aantrekken.
Zhlp1 Hlp2 Vz3 Vpl4 Totaal
200 1.400 4.200 52.800 58.600
0 500 3.000 9.000 12.500
2.000 4.700 15.400 20.200 42.300
2.300 8.200 43.000 4.800 58.300
2.400 7.500 36.100 4.100 50.100
33.700 18.400 44.800 8.000 104.900
200 200 3.400 2.000 5.800
40.900 40.900 154.800 102.800 339.400
Bron: RegioMarge 2004
Voor de deelnemers die thans in opleiding zijn, is het aantal vacatures waarop zij kunnen reageren van belang. De vraag naar personeel vanuit de zorg is op dit moment niet zo groot als in andere jaren. Met name in 2005 is deze historisch laag, onder meer vanwege de tussen overheid
Monitor BPV-plaatsen 2005
16
Prismant Antwoord op uw vragen
en koepelorganisaties afgesloten Convenanten inzake groei door doelmatigheid. De intentie daarvan is grofweg gezegd: meer doen met hetzeltde aantal mensen. Hierdoor groeit de werkgelegenheid nauwelijks. Daarbij komt dat momenteel ook het aantal vertrekkers door de huidige situatie op de arbeidsmarkt gering is. De verwachting is dat pas in 2007 de vraag naar verpleegkundig en verzorgend personeel het aanbod op de arbeidsmarkt gaat overtreffen. Op langere termijn is er wél een grote vraag te verwachten: de vergrijzing van de bevolking én de vervanging van gepensioneerd personeel speelt dan een grote rol. De totale opleidingscapaciteit van de V&V-opleidingen zou rond 15% hoger moeten liggen dan op het huidige niveau om in de toekomstige vraag te voorzien (van der Windt en Talma, 2005). Het aanbod van personeel uit de categorie schoolverlaters wordt voor de zorgsector bovendien steeds relevanter omdat andere aanbodcategorieën opdrogen: de participatiegraad van vrouwen zal niet sterk meer stijgen (CPB, Vier vergezichten op Nederland). Samengevat: de arbeidsmarkt kent op korte termijn een groter aanbod dan vraag, maar heeft naar verwachting in 2007 een omslagpunt.
3.2
De BPV-plaatsen
We behandelen nu achtereenvolgens de werkvelden waar BPV-plaatsen gezocht worden en brengen in kaart of daar volgens de ROC’s voldoende plaatsen zijn. Daarna gaan we in op de achtergronden van eventuele problemen.
3.2.1
De werkvelden
De respondenten van de ROC’s hebben op grond van het curriculum van de opleidingen een beeld in welke werkvelden een leerling een BPV-plaats zou moeten kunnen bezetten. In het onderzoek vroegen wij hen daarom naar de gewenste verdeling voor het totaal aan BPV-plaatsen weer te geven. Deze wens is dus onafhankelijk van wat de arbeidsmarkt biedt, maar is gebaseerd op het curriculum. Er zijn grote verschillen tussen de opleidingen naar niveaus. Zo zou tweederde van de zorghulpen een plaats in een verzorgingshuis moeten krijgen. Ook voor helpenden zijn de verzorgingshuizen van groot belang. Bij verzorgenden ligt het accent naast de verpleeghuizen ook op de verzorgingshuizen. Bij de verpleegkundigen ligt de nadruk op de ziekenhuizen, maar zijn ook GGZ, gehandicaptenzorg en verpleeghuizen in beeld om de praktijkervaring voldoende breed te laten zijn.
17
Thuiszorg
Kraamzorg
Lichamelijk Geh. Zorg
Verstandelijk Geh. Zorg
GGZ
Totaal
Zorghulp Helpende Verzorging Verpleging
Verzorgingshuizen
BOL
Verpleeghuizen
De gewenste verdeling van de BPV-plaatsen naar werkveld in % Ziekenhuizen
Tabel 3.3
2 1 1 40
14 24 34 16
68 51 31 3
11 16 10 7
1 1 13 1
1 1 4 4
3 6 7 15
0 1 1 14
100 100 100 100
De verdeling die het ROC wenst zal niet altijd feitelijk te realiseren zijn. Zo is bekend dat aan de doorgaans grote belangstelling van verzorgenden voor kraamzorg moeilijk tegemoet te komen is, omdat het aantal plaatsen beperkt is. Bij verpleging en verzorging is ook bekend hoe de huidige werkenden over de werkvelden verdeeld zijn (zie Tabel 3.2). In Tabel 3.4 is een en ander in percentages weergegeven. Zo kan deze gemakkelijk met Tabel 3.3 vergeleken worden. Afwijkingen doen zich vooral voor bij de zorghulp bij de thuiszorg. De werkgelegenheid van zorghulpen bevindt zich in zeer sterke mate in de thuiszorg 82% (in de vorm van de functie Thuishulp-A), terwijl maar 11% van de stageplaatsen daar gezocht wordt. Ook voor helpenden zien we eenzelfde, zij het minder grote, discrepantie. Op de overige niveaus zijn de verschillen minder pregnant. Dat ROC’s minder plaatsen bij de thuiszorg vragen dan hun aandeel in de werkgelegenheid heeft waarschijnlijk onder meer te maken met het karakter van het werk. Door het solistische karakter van het werk is het lastig om onder begeleiding stage te lopen. Dit vergt al snel extra personeel. Een institutionele setting als het verzorgingshuis leent zich veel meer en makkelijker voor stagebegeleiding.
Gehandicaptenzorg
Verpleeghuizen
Verzorgingshuizen
Thuiszorg
WJK
Totaal branches
Zorghulp Helpende Verzorging Verpleging
Geestelijke Gezondheidszorg
De werkgelegenheid naar opleidingsniveau in 2004 in % Ziekenhuizen
Tabel 3.4
0 3 3 51
0 1 2 9
5 11 10 20
6 20 28 5
6 18 23 4
82 45 29 8
0 0 2 2
100 100 100 100
Bron: RegioMarge 2004
Overigens is de huidige werkgelegenheid maar één aspect waar we de verdeling van BPVplaatsen mee kunnen vergelijken. Beter is het om de toekomstige vraag naar personeel, in de vorm van te verwachten vacatures, te kennen.
Monitor BPV-plaatsen 2005
18
Prismant Antwoord op uw vragen
RegioMarge 2004 laat zien hoe de vraag er op langere termijn uitziet (Tabel 3.5).
Gehandicaptenzorg
Verpleeghuizen
Verzorgingshuizen
Thuiszorg
WJK
Totaal branches
Zorghulp Helpende Verzorging Verpleging
Geestelijke Gezondheidszorg
De structurele vraag op de langere termijn in % Ziekenhuizen
Tabel 3.5
1 3 2 42
0 1 2 11
6 13 9 23
7 23 33 6
7 21 27 4
78 38 25 11
1 0 2 2
100 100 100 100
Bron: RegioMarge 2004
Het patroon wijkt iets, maar niet veel af van de verdeling van de huidige werkenden. Bij de door de OVDB ontwikkelde BPV-balans wordt onder meer met dit gegeven van de vraag gewerkt om het te confronteren met het aanbod aan BPV-plaatsen.
3.2.2
Zijn er voldoende plaatsen?
In voorgaande onderzoeken gaven 60% van de ROC’s/ROC-respondenten een tekort aan BPVplaatsen voor verpleegkundige opleidingen. Voor de verzorgenden bedroeg dit percentage 25%. Door een andere, meer genuanceerde vraagstelling kunnen deze percentages uit eerdere onderzoeken niet direct vergeleken worden met de uitkomsten uit het huidige onderzoek. Tabel 3.6
Nee Ja, maar….. Ja Totaal
Het % respondenten dat zegt voldoende BPV-plaatsen te hebben SB 17 50 33 100
AG 24 59 18 100
FD 25 13 63 100
SA 25 46 29 100
VV 38 46 15 100
In het domein verpleging en verzorging zegt maar 15% van de respondenten dit schooljaar zonder meer genoeg plaatsen beschikbaar te hebben (Tabel 3.6). 46% is er wel in geslaagd om voldoende plaatsen beschikbaar te krijgen, maar heeft hier wel veel inspanning en/of concessies voor moeten doen. Bij zorghulpen en helpenden slaagt men er in voldoende plaatsen aan te bieden door stages te verkorten of met meer mensen op één plaats te werken. Van de respondenten bij de verpleging is 30% van oordeel dat deelnemers uiteindelijk in een ongewenste setting terecht komen en is 20% van mening dat de plaats zich te ver van de school of het woonadres bevindt. Aan degenen die melden dat ze met onvoldoende plaatsen te kampen hebben (de 38% uit Tabel 3.6) is de vraag voorgelegd om per werkveld de omvang van het tekort aan te geven (Tabel 3.7). Dit tekort is vervolgens gerelateerd aan het totaal aan BPV-plaatsen dat voor iedereen, dus ook
19
degenen die geen tekorten hebben, nodig is. De tekorten uit Tabel 3.7 representeren dus het totaal tekort.
Verzorgingshuizen
Thuiszorg
Kraamzorg
Lichamelijk Geh. Zorg
Verstandelijk Geh. Zorg
GGZ
Zorghulp Helpende Verzorging Verpleging
Verpleeghuizen
BOL
Het tekort aan BPV-plaatsen naar werkveld in % Ziekenhuizen
Tabel 3.7
1 1 0 5
1 2 0 1
2 2 1 0
1 5 3 1
0 0 1 0
0 0 0 1
1 1 1 4
0 0 0 4
De omvangrijkste tekorten (als grens is gehanteerd boven de 2% van het totaal) doen zich voor bij de helpenden en de verzorgenden in de thuiszorg en bij de verpleging in de ziekenhuizen, de gehandicaptenzorg en de GGZ. Voor de komende jaren is men somber gestemd: 87% van de respondenten verwacht het komende schooljaar problemen met BPV-plaatsen. Tabel 3.8 laat zien dat het grosso modo om dezelfde werkvelden gaat waar ook nu al problemen bestaan. Vooral over BPV-plaatsen in ziekenhuizen voor niveau maken veel ROC’s zich ernstig zorgen: 12 van de 24 respondenten die tekorten verwachten schatten dat er een tekort van 20% of meer zal gaan ontstaan.
Monitor BPV-plaatsen 2005
20
Prismant Antwoord op uw vragen
3.2.3
Thuiszorg
Kraamzorg
Lichamelijk Geh. Zorg
Verstandelijk Geh. Zorg
GGZ
Zorghulp tot 10% tussen 10 - 20% 20% of meer Helpende tot 10% tussen 10 - 20% 20% of meer Verzorging tot 10% tussen 10 - 20% 20% of meer Verpleging tot 10% tussen 10 - 20% 20% of meer
Verzorgingshuizen
BOL
Verpleeghuizen
Het verwachte tekort aan BPV-plaatsen naar werkveld (N=24) Ziekenhuizen
Tabel 3.8
1 1 1
2 7 2
6 4 6
1 7 2
0 0 1
0 1 1
1 2 1
0 0 0
2 0 1
4 6 6
5 5 6
4 2 5
0 0 1
1 1 1
1 2 1
0 0 0
2 0 0
1 3 4
0 3 2
4 2 1
5 2 2
4 1 1
3 3 0
0 0 0
5 4 12
4 1 2
1 0 1
4 4 4
1 0 0
3 2 0
9 3 2
6 5 7
De achtergronden van de problemen
Wat zien de respondenten bij de ROC’s als oorzaken van het onvoldoende of lastig beschikbaar zijn van BPV-plaatsen? Aan de respondenten is een aantal uitspraken hierover voorgelegd. Per item kon de respondent aangeven in hoeverre men het item een rol vond spelen. Dit blijkt per niveau te verschillen. Tabel 3.9
De mate waarin factoren een rol spelen bij het onvoldoende of lastig beschikbaar zijn van 1 BPV-plaatsen voor zorghulpen in % (gerangschikt naar belangrijkheid) Grote rol Kleine rol 42 42 53 26 11 42 21 32 37 21 21 26 32 16 26 16
Zorghulp Gebrek aan arbeidsmarktperspectief Personeelsgebrek bij leerbedrijven Het moeten betalen van een stagevergoeding Sterke groei van het aantal deelnemers Concurrentie met andere onderwijsinstellingen Leerbedrijven hebben specifieke eisen Instellingen zijn te druk met fusies/reorganisaties Men ziet het belang niet in van opleiden
1
Geen rol 16 21 47 47 42 53 53 58
Bij het bepalen van de belangrijkheid van een aspect is het aantal respondenten dat een grote rol aan het item toekent tweemaal zo zwaar gewogen als respondenten die een aspect een kleine rol toedichten.
21
Bij zorghulpen gaat het vooral om het gebrek aan arbeidsmarktperspectief. Verder speelt personeelsgebrek bij de instellingen een rol. Buiten de genoemde antwoordcategorieën werd ‘geen tijd voor en bezuiniging op begeleiding’ spontaan genoemd. Beide liggen in het verlengde van personeelsgebrek bij de instellingen waar men een BPV-plaats vervult. Voor zorghulpen lijkt het probleem verder te zijn dat men stage loopt in branches waar de vraag naar hen maar beperkt is, terwijl de branche waar de vraag naar hen groot is, de thuiszorg, moeilijk in staat is om stages te organiseren. Dit geldt uiteraard alleen voor de BOL-variant. Bij helpenden is sprake van andere knelpunten. De ROC respondenten brengen als belangrijke oorzaken naar voren het moeten betalen van een stagevergoeding en de sterke groei van het aantal deelnemers (zie Tabel 3.10). Tabel 3.10
De mate waarin factoren een rol spelen bij het onvoldoende of lastig beschikbaar zijn van BPV-plaatsen voor helpenden in % (gerangschikt naar belangrijkheid) Grote rol Kleine rol 12 48 28 40 48 28 32 36 48 24 32 32 20 24 24 0
Helpenden Het moeten betalen van een stagevergoeding Sterke groei van het aantal deelnemers Personeelsgebrek bij leerbedrijven Gebrek aan arbeidsmarktperspectief Concurrentie met andere onderwijsinstellingen Instellingen zijn te druk met fusies/reorganisaties Leerbedrijven hebben specifieke eisen Men ziet het belang niet in van opleiden
Geen rol 40 32 24 32 28 36 56 76
Bij verzorgenden worden relatief weinig problemen naar voren gebracht. Het moeten betalen van een stagevergoeding weegt kennelijk het zwaarst, maar in veel mindere mate dan bij helpenden (Tabel 3.11). Tabel 3.11
De mate waarin factoren een rol spelen bij het onvoldoende of lastig beschikbaar zijn van BPV-plaatsen voor verzorgenden in % (gerangschikt naar belangrijkheid)
Verzorgende Het moeten betalen van een stagevergoeding Personeelsgebrek bij leerbedrijven Concurrentie met andere onderwijsinstellingen Instellingen zijn te druk met fusies/reorganisaties Sterke groei van het aantal deelnemers Gebrek aan arbeidsmarktperspectief Leerbedrijven hebben specifieke eisen Men ziet het belang niet in van opleiden
Grote rol Kleine rol 24 28 28 20 28 16 20 16 20 16 16 4 8 8 0 0
Geen rol 52 56 60 68 68 84 88 104
Ook bij verpleegkundigen speelt de stagevergoeding een belangrijke rol (zie Tabel 3.12). Volgens 11 van de 25 respondenten (44%) speelt dit een grote rol, volgens 9 een kleine en volgens 5 speelt het geen rol. Ook de groei van het aantal deelnemers speelt de opleiding tot verpleegkundige parten. Op zichzelf is dat merkwaardig, omdat doorgaans een stijging van het aantal deelnemers dat de BOL
Monitor BPV-plaatsen 2005
22
Prismant Antwoord op uw vragen
volgt gepaard gaat met een daling van het aantal deelnemers dat de BBL volgt. Waarschijnlijk benutten zorginstellingen die minder of geen BBL-deelnemers aannemen de vrijgekomen ruimte in de zin van begeleidingscapaciteit niet om BPV-plaatsen voor BOL-ers aan te bieden. Het verdient wellicht aandacht om hen daarop aan te spreken. Tabel 3.12
De mate waarin factoren een rol spelen bij het onvoldoende of lastig beschikbaar zijn van BPV-plaatsen voor verpleegkundigen in % (gerangschikt naar belangrijkheid) Grote rol Kleine rol 36 44 16 52 32 36 36 24 24 24 20 20 12 8 24 0
Verpleegkundige Het moeten betalen van een stagevergoeding Sterke groei van het aantal deelnemers Concurrentie met andere onderwijsinstellingen Personeelsgebrek bij leerbedrijven Instellingen zijn te druk met fusies/reorganisaties Leerbedrijven hebben specifieke eisen Men ziet het belang niet in van opleiden Gebrek aan arbeidsmarktperspectief
Geen rol 20 32 32 40 52 60 80 76
Een greep uit de opmerkingen van respondenten: Vaak leert men extern (BBL) ook niet wat geleerd moet worden. Door veranderingen in de zorg zijn er in onze regio steeds minder BBL-plaatsen beschikbaar. Vanaf heden nemen wij geen BBL-studenten Helpende meer aan die niet al een BPV-plaats hebben. Proberen sturend bezig te gaan. Afstemming arbeidsmarkt en onderwijs beter in elkaar laten overvloeien. Er blijft een voorkeur voor het hogere niveau. Niveau 2 wordt alleen geplaatst als er geen niveau 3 meer zijn, zelfde geldt voor niveau 1. BPV-instellingen zijn mede verantwoordelijk voor de opleiding, toch blijft het arbeidsmarktperspectief veelal de leidraad bij het plaatsen. Omdat een BPV-vergoeding geregeld is in de CAO-verpleeghuizen wil men deelnemers niet langer dan 10 weken hebben. Zou graag de discussie aan willen gaan of de zorghulp een geschikte opleiding is voor instellingen. BPV-balans van OVDB onder de aandacht brengen van het werkveld! Instellingen organiseren veelal zelf een externe stage, maar deelnemers zelf nemen ook veel initiatief. Helpende Welzijn/Zorg hebben een gezamenlijk eerste leerjaar. Hierdoor zijn ze moeilijk te plaatsen.
3.2.4
BPV-plaatsen en de BBL
Vrijwel alle ROC’s bieden ook een BBL-opleiding in verpleging en verzorging aan (Bijlage 2, Tabel 1). Op het niveau van zorghulp en helpenden volstaat de werkplek als enige stageplaats. Van de verzorgenden heeft 14% en van de verpleegkundigen 18% een extern stageplaats nodig. In de overige gevallen kunnen de werkgevers doorgaans voldoende gevarieerde BPV-plaatsen binnen hun instelling aanbieden. In 3 van de 26 gevallen meldt men dat de externe stages voor BBL-deelnemers afgeschaft zijn vanwege de moeite een plaats te regelen buiten de instelling waar men werknemer is. Dit schooljaar hebben 12 van de 15 respondenten geen problemen met BPV-plaatsen voor BBLers. Ten aanzien van het komende schooljaar is men somberder: dan verwachten er 7 verwach-
23
ten wél problemen. Het gaat daarbij vooral om plaatsen voor verpleegkundigen in ziekenhuizen. De oorzaken van de tekorten zijn volgens de respondenten divers.
3.3
Samenvatting
De uitkomsten: • De laatste jaren groeide de vraag naar BPV-plaatsen voor BOL-deelnemers. De vooruitzichten zijn dat dat de komende jaren ook het geval zal zijn. • Op de korte termijn wordt de arbeidsmarkt van verpleegkundigen en verzorgenden gekenmerkt door meer aanbod van personeel dan dat er vraag is. De huidige verwachting is dat dat vanaf 2007 om gaat slaan. • 85% van de ROC’s heeft moeite met het verkrijgen van voldoende BPV-plaatsen voor een of meer opleidingen. 46% slaagt er met veel inspanning en concessies in om voldoende plaatsen te realiseren. 38% heeft desondanks te weinig plaatsen. • De tekorten aan plaatsen voor zorghulpen concentreren zich in de verpleeg- en verzorgingshuizen, voor de helpende en verzorgenden in de thuiszorg, en voor de verpleegkundigen in de ziekenhuizen en in wat mindere mate in gehandicaptenzorg en GGZ. • Bij zorghulpen doet zich een aanzienlijke discrepantie voor tussen de branches waar ROC’s BPV-plaatsen zoeken (verpleeg- en verzorgingshuizen) en waar er later vraag naar afgestudeerden is (thuiszorg). • De achtergronden van de problemen met BPV-plaatsen zijn volgens de responderende ROC’s bij de zorghulpen vooral het gebrek aan arbeidsmarktperspectief; bij de andere opleidingen speelt vooral de stagevergoeding en de sterke groei van het aantal deelnemers een rol. • Bij de verzorgenden zijn de problemen verhoudingsgewijs het geringst. In 8.2 bespreken we een aantal oplossingrichtingen voor de gesignaleerde problemen. Een specifieke oplossing voor de verpleegkundige en verzorgende opleidingen is om zorginstellingen te benaderen die minder BBL-ers opleiden dan in voorgaande jaren zij hebben mogelijk ruimte en begeleidingscapaciteit om BPV-plaatsen voor BOL-ers aan te bieden.
Monitor BPV-plaatsen 2005
24
Prismant Antwoord op uw vragen
4.
De sociaalagogische opleidingen/Welzijn
In dit hoofdstuk behandelen we de uitkomsten van de monitor van BPV-plaatsen voor sociaalagogische opleidingen. Een overzicht van basisgegevens over de plaats van de BPV in de opleiding is te vinden in Bijlage 4. We gaan hier in op de vragen zoals in het laatste deel van hoofdstuk 2 geformuleerd. We starten met een algemene schets van het aantal deelnemers dat een opleiding volgt en de vooruitzichten op de arbeidsmarkt. Daarna gaan we in op de uitkomsten uit de BPV-monitor. In wat voor instellingen worden de BPV-plaatsen gezocht? Vervolgens gaan we na of men dit studiejaar over voldoende plaatsen beschikte. Als dat niet het geval is, brengen we in beeld waar de tekorten zich bevinden. Tenslotte gaan we na welke oorzaken men opgeeft voor het onvoldoende of lastig beschikbaar zijn van BPV-plaatsen. Vervolgens blikken we naar de toekomst. Welke verwachtingen heeft men voor het komende jaar? Naast aandacht voor de BOL-leerweg besteden we aan het einde van dit hoofdstuk ook aandacht aan de BBL.
4.1
Algemeen
We geven eerst een korte schets van de omstandigheden waarbinnen de realisatie van BPVplaatsen, die we kunnen zien als een trait d’union tussen school en arbeidsmarkt, hun beslag moet krijgen. Aan de ene kant gaat het om deelnemers die hun ervaring in het werkveld nodig hebben om de opleiding adequaat te kunnen voltooien, aan de andere kant om zorg- en welzijnsinstellingen die mede bijdragen aan de opleiding van hun toekomstige werknemers. We geven daarom eerst een kort overzicht van de ontwikkelingen in het aantal deelnemers dat een opleiding volgt en daarna op de huidige en de te verwachten situatie op de arbeidsmarkt. Deelnemers aan opleidingen Het aantal deelnemers dat een sociaalagogische opleiding volgt, neemt jaar op jaar toe. Tot 2003 gold dit zowel voor de BOL als voor de BBL. In 2004 is deze laatste iets teruggelopen. Waarschijnlijk speelt de ontspannen arbeidsmarkt hierbij een rol. Deze groei in het aantal deelnemers werd gerealiseerd ondanks het feit dat 11 van de 27 responderende instellingen een stop of wachtlijst hanteren. Een stop wordt gehanteerd voor de SPW3 (3 maal genoemd), SPW4 (2 maal genoemd) en helpende welzijn (3 maal genoemd). Maar liefst acht instellingen hanteren een wachtlijst voor helpende welzijn. Het gebrek aan BPVplaatsen is de belangrijkste reden voor het instellen van een wachtlijst of stop.
25
Tabel 4.1
Het aantal deelnemers naar niveau en richting 2001
MBO voltijd Helpende welzijn Activiteiten begeleiding Sociaal dienstverlener Sociaal pedagogisch werker (niveau 3) Sociaal pedagogisch werker (niveau 4) Sociaal cultureel werker Onderwijsassistent MBO duaal Sociaal pedagogisch werker (niveau 3) Sociaal pedagogisch werker (niveau 4) Sociaal dienstverlener Helpende welzijn Sociaal cultureel werker Onderwijsassistent Deeltijd Helpende welzijn Sociaal pedagogisch werker Sociaal cultureel werker Activiteiten begeleiding Sociaal dienstverlener BOL Voltijd BOL Deeltijd BBL Totaal
2002
2003
2004*
4.287 4.478 6.208 7.010 131 7 1.494 1.429 1.396 1.505 15.285 16.092 16.669 17.493 12.656 14.306 14.317 14.833 1.502 2.086 2.481 3.029 3.354 4.914 6.196 7.453 3.845 2.547 207 845 382 198
4.941 3.365 202 868 463 425
5.508 3.649 196 963 513 604
4.605 3.762 153 691 453 564
615 1.612 18 6 785
607 1.577 21
360 1.830 13
345 2.351 0
946
909
690
38.709 43.312 47.267 51.323 3.036 3.151 3.112 3.386 8.024 10.264 11.433 10.228 49.769 56.727 61.812 64.938
Bron: www.azwinfo.nl
De arbeidsmarkt Een raming van de werkgelegenheid van degenen die een sociaalagogisch functie hebben wordt in Tabel 4.2 gegeven. Het gaat om degenen die in hun beroep werkzaam zijn in de sectoren Zorg en Welzijn. Formeel gaat het niet om het hebben van het diploma, maar om de vraag of de werkgever bij vertrek iemand van die richting en dat niveau zou willen aantrekken. Ondanks dat het aanbod de vraag naar sociaalagogen in totaliteit volgens recent arbeidsmarktonderzoek (Van der Windt en Talma, 2005) overtreft, zijn er wel discrepanties naar kwalificatieniveau te constateren. Op de lagere niveaus (2 en 3) is er sprake van een aanbodoverschot, op niveau 4 en 5 van een evenwicht. Ook is er bij de sociaalagogische opleidingen naar richting wel sprake van enige discrepanties tussen vraag en aanbod. Zo zouden er op niveau 5 meer mensen een opleiding tot Maatschappelijke Dienstverlening en Cultureel Maatschappelijke Vorming moeten volgen en wat minder Sociaal-Pedagogische Hulpverlening om in de geraamde toekomstige vraag naar personeel te voorzien. De instroom bij Sociaal pedagogisch werker op de niveaus 3 en 4 zou tezamen ongeveer 5-10% lager kunnen zijn dan de huidige instroom om in de geraamde toekomstige vraag uit de arbeidsmarkt te kunnen voorzien.
Monitor BPV-plaatsen 2005
26
Prismant Antwoord op uw vragen
De opleiding tot Helpende Welzijn blijft in arbeidsmarktopzicht problematisch. Het aanbod op de arbeidsmarkt is veel groter dan de vraag, tenzij deze categorie ingezet wordt in plaats van het personeel dat nu wel in dienst is, maar niet sociaalagogisch geschoold is. Op dit moment volgt een veel groter aantal deelnemers (die drempelloos instromen) deze opleiding dan dat er in de komende jaren vraag op de arbeidsmarkt is. Aangezien veel ROC’s deze opleiding zo opzetten dat ook een kwalificatie voor het verzorgend domein kan worden gehaald, liggen daar wellicht mogelijkheden. In de zorgsector is er juist veel vraag naar dit niveau. 2
Verpleeg- en verzorgingshuizen
Jeugdzorg
Kinderopvang
Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening
Totaal Zorg en Welzijn
Helpende Welzijn SPW3 SPW4 Sociaal Dienstverlener Sociaal Cultureel Werker Totaal
Gehandicaptenzorg
Het aantal werkenden naar opleidingsniveau (raming 2003) GGZ
Tabel 4.2
300 300 1.500 0 0 2.100
2.500 14.900 20.800 0 0 38.200
300 1.900 4.100 0 0 6.300
400 0 1.700 100 0 2.200
900 15.500 14.900 0 1.600 32.900
1.600 3.200 3.500 1.500 600 10.400
6.000 35.800 46.500 1.600 2.200 92.100
Bron: RegioMarge 2004
4.2
De BPV-plaatsen
We behandelen nu achtereenvolgens de werkvelden waar BPV-plaatsen gezocht worden en of er volgens de ROC’s voldoende plaatsen zijn. Daarna gaan we in op de achtergronden van eventuele problemen.
4.2.1
De werkvelden
Aan de respondenten bij de ROC’s is gevraagd wat de gewenste verdeling van de BPV-plaatsen naar werkveld is, rekening houdend met de aard van de opleiding. Op welke velden doet men idealiter een beroep? Er blijkt per opleiding een groot verschil in oriëntatie naar werkveld te zijn. Voor de hand liggend is dat de opleiding tot onderwijsassistent volledig op het onderwijs georiënteerd is. Bij de SPW3-opleiding is de aandacht verspreider. De helft zou plaats moeten vinden in de Kinderopvang, maar Onderwijs en GGZ en gehandicaptenzorg hebben ook een aandeel. Bij de SPW4-opleiding richt men zich vooral op de GGZ en gehandicaptenzorg, maar ook de Jeugdhulpverlening laat een aanzienlijk aandeel zien. Tabel 4.3 geeft dus een beeld wat vanuit de respondenten van de ROC’s de gewenste verdeling is. Dat zal niet altijd feitelijk te realiseren zijn. Vergelijken we dit met gegevens uit het register van 2
Niveau 5 is buiten beschouwing gelaten.
27
de OVDB dan komt een aantal opleidingen aardig overeen (Politiek, 2004, p. 17). Opvallende verschillen zien we bij SPW4 waar bijna 20% van de leerbedrijven in verpleeg- en verzorgingshuizen te vinden is. Enkele respondenten merkten op dat deze antwoordmogelijkheid hier ontbrak. Een ander verschil is dat BPV-plaatsen voor Sociaal Cultureel Werkers hier veel meer in het Sociaal Cultureel Werk gezocht worden, terwijl de OVDB een grotere spreiding van plaatsen bij andere soorten leerbedrijven laat zien.
Maatschappelijk Werk
Onderwijs
GGZ/Geh.zorg
Totaal
Onderwijs SPW3 SPW4 SD Helpende welzijn SCW
Sociaal Cultureel Werk
BOL
Hulpverlening
De gewenste verdeling van de BPV-plaatsen naar werkveld in % Kinderopvang
Tabel 4.3
0 49 7 0 53 3
0 2 27 21 4 0
0 0 2 8 5 94
0 1 3 67 1 0
100 33 16 0 23 3
0 16 45 4 15 0
100 100 100 100 100 100
Van een belangrijk deel van de sociaalagogische opleidingen is ook bekend hoe de werkgelegenheid is verdeeld (Tabel 4.4, waarin een percentuele verdeling van Tabel 4.2 is weergegeven). Bij de door de OVDB ontwikkelde BPV-balans wordt onder meer met dit gegeven gewerkt. Bij Helpende Welzijn zien we aanzienlijke verschillen tussen de raming van de werkgelegenheid en de plek waarvan ROC’s vinden dat men een BPV-plaats zou moeten vervullen. Aan dit verschil mogen geen al te grote conclusies verbonden worden, omdat de raming nauwelijks op empirische gegevens is gebaseerd. Wel is het verschil soms erg groot, b.v. bij de Kinderopvang. Verder is opvallend dat voor SPW3 zo weinig BPV-plaatsen in de gehandicaptenzorg gezocht worden.
Monitor BPV-plaatsen 2005
28
Prismant Antwoord op uw vragen
Gehandicaptenzorg
Verpleeg- en verzorgingshuizen
Jeugdzorg
Kinderopvang
Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening
Totaal Zorg en Welzijn
De werkgelegenheid naar opleidingsniveau in 2004 in % GGZ
Tabel 4.4
2 1 3 0 0
43 41 45 0 0
5 5 9 0 0
7 2 2 7 0
16 43 32 0 65
28 9 8 93 35
100 100 100 100 100
Helpende Welzijn SPW3 SPW4 Sociaal Dienstverlener Sociaal Cultureel Werker Bron: RegioMarge 2004
4.2.2
Zijn er voldoende plaatsen?
Van de respondenten zegt 29% voldoende BPV-plaatsen te hebben. 46% heeft er wel voldoende, maar heeft daar wel veel moeite voor moeten doen of heeft concessies gedaan aan de aard van de plaats. Dan gaat het om een plaats die te ver van de school of werkadres ligt, in een ongewenste setting enz. De meeste problemen zien we bij de SPW4-opleiding waar een te grote afstand en ongewenste setting volgens de respondenten veelvuldig voorkomen. Tabel 4.5
Nee Ja, maar….. Ja Totaal
Het % respondenten dat zegt voldoende BPV-plaatsen te hebben SB 17 50 33 100
AG 24 59 18 100
FD 25 13 63 100
SA 25 46 29 100
VV 38 46 15 100
Een kwart van de respondenten zei onvoldoende plaatsen ter beschikking te hebben. SPW3 heeft vooral problemen in de gehandicaptenzorg en GGZ. SPW4 en Sociaal dienstverlener kampen met problemen in de hulpverlening. Helpende Welzijn heeft in de kinderopvang problemen. Sociaal Cultureel Werk heeft omvangrijke problemen in het voornaamste werkveld waar men BPV-plaatsen zoekt. In Tabel 4.6 is een en ander in een tekortpercentage per branche weergegeven. Houden we als grens 2% aan, dan zijn de volgende tekorten hoog te noemen: voor SPW3 in de GGZ/gehandicaptenzorg; voor SPW4 en sociaal dienstverleners in de hulpverlening; voor helpende welzijn in de kinderopvang en voor het sociaal cultureel werk het sociaal cultureel werk.
29
Sociaal Cultureel Werk
Maatschappelijk Werk
Onderwijs
GGZ/Geh.zorg
BOL
Hulpverlening
Het tekort aan BPV-plaatsen naar werkveld in % Kinderopvang
Tabel 4.6
0 1 0 0 4 0
0 0 4 3 0 0
0 0 0 0 0 3
0 0 0 0 0 0
0 1 0 0 1 0
0 4 2 0 1 0
Onderwijs SPW3 SPW4 SD Helpende welzijn SCW
Voor de komende jaren is men somber gestemd: 24 van de 28 respondenten verwacht het komende schooljaar problemen met BPV-plaatsen. Gezien de groei in deelnemersaantallen is dat ook niet zo verwonderlijk. Tabel 4.7 laat zien dat het grosso modo om dezelfde werkvelden gaat waar ook nu al problemen zijn. Nieuw is dat men voor onderwijsassistenten problemen verwacht.
Monitor BPV-plaatsen 2005
30
Prismant Antwoord op uw vragen
4.2.3
Maatschappelijk Werk
Onderwijs
GGZ/Geh.zorg
Onderwijs tot 10% tussen 10 - 20% 20% of meer SPW3 tot 10% tussen 10 - 20% 20% of meer SPW4 tot 10% tussen 10 - 20% 20% of meer SD tot 10% tussen 10 - 20% 20% of meer Help Welzijn tot10% tussen 10 - 20% 20% of meer SCW tot 10% tussen 10 - 20% 20% of meer
Sociaal Cultureel Werk
BOL
Hulpverlening
Het verwachte tekort aan BPV-plaatsen naar werkveld (N=24) Kinderopvang
Tabel 4.7
0 0 0
0 0 0
0 0 0
0 0 0
4 2 0
0 0 0
7 5 0
0 0 0
0 0 0
0 0 0
7 2 0
2 7 2
0 1 0
7 8 4
1 0 0
3 2 1
1 1 1
7 6 2
0 0 0
2 0 2
0 0 0
1 0 0
0 0 0
0 0 0
5 9 5
0 1 1
4 1 1
2 0 2
7 3 2
7 5 5
0 0 0
0 0 0
3 2 0
0 0 0
0 1 0
0 0 0
De achtergronden van de problemen
Wat zien de respondenten bij de ROC’s als oorzaken van het onvoldoende of lastig beschikbaar zijn van BPV-plaatsen? Aan de respondenten is een aantal uitspraken hierover voorgelegd. Per item kon de respondent aangeven of men het item een rol vond spelen. Als dat het geval was kon men aangeven of men het een grote of kleine rol toedacht. Dit blijkt per niveau te verschillen3. Bij helpende welzijn speelt vooral het gebrek aan arbeidsmarktperspectief een rol (Tabel 4.10). Gezien de uitkomsten van de voorgaande paragraaf zal dat geen verbazing wekken. Verder valt op dat er bij de beide SPW-opleidingen (Tabel 4.8 en Tabel 4.9) in sterke mate sprake is van concurrentie met ander onderwijsinstellingen. In het onderwijs speelt de stagevergoeding geen
3
Bij het bepalen van de belangrijkheid van een aspect is het aantal respondenten dat een grote rol aan het item toekent tweemaal zo zwaar gewogen als respondenten die een aspect een kleine rol toedichten.
31
enkele rol. Bij de beide SPW-opleidingen en bij de opleiding Helpende Welzijn speelt dit wel een rol. Bij de opleiding tot onderwijsassistenten, sociaal dienstverlener en sociaal cultureel werker worden verhoudingsgewijs minder problemen genoemd. De gegevens over deze opleidingen worden dan ook niet in tabelvorm gepresenteerd.
Tabel 4.8
De mate waarin factoren een rol spelen bij het onvoldoende of lastig beschikbaar zijn van 4 BPV-plaatsen voor SPW3 in % (gerangschikt naar belangrijkheid)
SPW3 Concurrentie met andere onderwijsinstellingen Het moeten betalen van een stagevergoeding Sterke groei van het aantal deelnemers Instellingen zijn te druk met fusies/reorganisaties Personeelsgebrek bij leerbedrijven Leerbedrijven hebben specifieke eisen Gebrek aan arbeidsmarktperspectief Men ziet het belang niet in van opleiden
Grote rol Kleine rol 20 40 28 32 48 16 56 16 68 4 68 0 84 0 92 0
Geen rol 40 40 36 28 28 32 16 8
Incidenteel werd door respondenten melding gemaakt dat de erkenning van leerbedrijven moeizaam verloopt. Dat is bij kleine bedrijven soms lastig en men heeft soms het idee dat de criteria per consulent verschillen.
Tabel 4.9
De mate waarin factoren een rol spelen bij het onvoldoende of lastig beschikbaar zijn van BPV-plaatsen voor SPW4 in % (gerangschikt naar belangrijkheid)
SPW4 Concurrentie met andere onderwijsinstellingen Het moeten betalen van een stagevergoeding Leerbedrijven hebben specifieke eisen Instellingen zijn te druk met fusies/reorganisaties Sterke groei van het aantal deelnemers Personeelsgebrek bij leerbedrijven Men ziet het belang niet in van opleiden Gebrek aan arbeidsmarktperspectief
Grote rol Kleine rol 24 44 28 36 56 16 60 12 60 8 64 8 92 0 96 0
Geen rol 32 36 28 28 32 28 8 4
4
Bij het bepalen van de belangrijkheid van een aspect is het aantal respondenten dat een grote rol aan het item toekent tweemaal zo zwaar gewogen als respondenten die een aspect een kleine rol toedichten
Monitor BPV-plaatsen 2005
32
Prismant Antwoord op uw vragen
Tabel 4.10
De mate waarin factoren een rol spelen bij het onvoldoende of lastig beschikbaar zijn van BPV-plaatsen voor helpenden welzijn in % (gerangschikt naar belangrijkheid)
Helpende Welzijn Gebrek aan arbeidsmarktperspectief Sterke groei van het aantal deelnemers Het moeten betalen van een stagevergoeding Concurrentie met andere onderwijsinstellingen Men ziet het belang niet in van opleiden Personeelsgebrek bij leerbedrijven Instellingen zijn te druk met fusies/reorganisaties Leerbedrijven hebben specifieke eisen
Grote rol Kleine rol 21 50 25 33 33 21 38 21 67 8 67 4 75 8 71 4
Geen rol 29 42 46 42 25 29 17 25
Een greep uit de opmerkingen van de respondenten: Onduidelijkheid over de verklaring omtrent gedrag in de kinderopvang en de rol van de OVDB hierin. Aanscherping van eisen voor erkenning als leerbedrijf m.n. voor kleinere instellingen (ze willen/kunnen wel, maar mogen niet). Stagevergoedingen moeten beter geregeld worden. Niet via CAO maar gedifferentieerd naar leerjaar en niveau. Wij kennen 2 BOL-varianten. Een met een lintstage (2 dagen per week) en een met blokstages. Opleidingen en werkvelden passen niet in onze situatie. Wij hebben ook versnelde opleidingen en ouderenzorg als werkveld. Accreditering: indien een BPV-instelling geaccrediteerd wordt op DK (in de toekomst op competentie) dan zijn de mogelijkheden beter. Cursisten starten de opleiding wanneer zij zelf een leer-/werkplaats verzorgd hebben. Het erkend krijgen van leerbedrijven levert vaak problemen op en verschilt per OVDB-functionaris!
4.2.4
De BBL- en BPV-plaatsen
Bij de BBL-opleidingen speelt de externe stage maar heel incidenteel een rol. Bij SPW3 zegt 5% een externe stage nodig te hebben. In de meeste gevallen is dit niet in het curriculum opgenomen ofwel kan de werkgever voor voldoende afwisseling zorg dragen. Een genoemd knelpunt bij de BBL is dat de Kinderopvang in de CAO een baangarantie kent, hetgeen volgens respondenten werkgevers minder toeschietelijk maakt.
4.3
Samenvatting
Uitkomsten: • De laatste jaren groeide de vraag naar BPV-plaatsen voor BOL-deelnemers aanzienlijk. • Gezien de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt van de WJK-sector wordt de arbeidsmarkt voor SPW-ers gekenmerkt door meer aanbod van personeel dan er vraag is. • De vraag naar gediplomeerde helpende welzijn lijkt zeer aanzienlijk geringer dan het aantal deelnemers dat nu de opleiding volgt.
33
• •
• •
•
71% van de ROC’s heeft moeite met het verkrijgen van voldoende BPV-plaatsen. 46% slaagt er met veel inspanning en concessies in om voldoende plaatsen te realiseren. 25% heeft desondanks te weinig plaatsen. De tekorten aan plaatsen voor SPW3 concentreren zich in de kinderopvang en het onderwijs, voor SPW in de hulpverlening en de gehandicaptenzorg, voor helpende welzijn in kinderopvang, onderwijs en gehandicaptenzorg, voor Sociaal Dienstverleners in de Hulpverlening en voor Sociaal Cultureel Werkers in het Sociaal Cultureel Werk. Bij SPW3 doet zich een discrepantie voor tussen de branches waar ROC’s BPV-plaatsen zoeken en waar er later vraag naar afgestudeerden is (gehandicaptenzorg). De achtergronden van de problemen met BPV-plaatsen zijn volgens de responderende ROC’s bij de helpende welzijn vooral het gebrek aan arbeidsmarktperspectief; bij de andere opleidingen speelt vooral de concurrentie met andere instellingen, de stagevergoeding en de sterke groei van het aantal deelnemers een rol. Bij de opleiding voor onderwijsassistent, sociale dienstverlening en sociaal cultureel werk zijn de problemen verhoudingsgewijs het geringst.
Monitor BPV-plaatsen 2005
34
Prismant Antwoord op uw vragen
5.
Facilitaire dienstverlening
In dit hoofdstuk behandelen we de uitkomsten van de monitor van BPV-plaatsen voor de facilitaire dienstverlening. De respons bij deze opleidingen is met 45% aan de lage kant. De uitkomsten hebben derhalve vooral indicatieve waarde. Een overzicht van basisgegevens over de plaats van de BPV in de opleiding is te vinden in Bijlage 4. We gaan hier in op de vragen zoals in het laatste deel van hoofdstuk 2 geformuleerd. We starten met een algemene schets van het aantal deelnemers dat een opleiding volgt en de vooruitzichten op de arbeidsmarkt. Daarna gaan we in op de uitkomsten uit de BPV-monitor. In wat voor instellingen worden de BPV-plaatsen gezocht? Vervolgens gaan we na of men dit studiejaar over voldoende plaatsen beschikte. Als dat niet het geval is, is de vraag relevant waar de tekorten zich bevinden. Daarna gaan we na welke oorzaken men opgeeft voor het onvoldoende of lastig beschikbaar zijn van BPV-plaatsen. Vervolgens blikken we naar de toekomst. Welke verwachtingen heeft men voor het komende jaar?
5.1
Algemeen
De hier onderzochte facilitaire opleidingen betreffen alleen de zogenaamde nieuwe opleidingen. Deze opleidingen zijn pas in 2003 van start gegaan. Bekijken we het geheel aan deelnemers (dus inclusief de oude, aflopende opleidingen) dan kunnen we vaststellen dat het aantal deelnemers totaal ongeveer gelijk blijft (OVDB, 2004). De arbeidsmarkt voor gediplomeerde FD-ers is zeer divers (OVDB, 2004). Van de uitstroom gaat 36% in de horeca, 19% in een facilitair bedrijf en 22% in een instelling in de gezondheidszorg werken (OVDB, 2004). Om een helder systematisch beeld over de toekomstige werkgelegenheid van FD-ers te kunnen geven ontbreken momenteel de noodzakelijke gegevens.
5.2
De BPV-plaatsen
We behandelen nu achtereenvolgens de werkvelden waar BPV-plaatsen gezocht worden en of er volgens de ROC’s voldoende plaatsen zijn. Daarna gaan we in op de achtergronden van eventuele problemen.
5.2.1
De werkvelden
Aan de respondenten bij de ROC’s is gevraagd wat de gewenste verdeling van de BPV-plaatsen naar werkveld is, rekening houdend met de aard van de opleiding. Op welke velden doet men idealiter een beroep? Tussen beide opleidingen blijkt een belangrijk verschil te bestaan. De opleiding tot medewerker richt zich nadrukkelijk meer op de gezondheidszorg als werkveld, terwijl die van leidinggevende meer georiënteerd is op facilitaire bedrijven.
35
Tabel 5.1
De gewenste verdeling van de BPV-plaatsen naar werkveld
BOL Facilitair Medewerker Facilitair Leidinggevende
Horeca/ Catering 21 22
Toerisme 7 7
Gezondheidszorg 43 29
Facilitaire bedrijven 29 42
Totaal 100 100
In voorgaande onderzoeken gaven de respondenten aan dat het nauwelijks een probleem was om in BPV-plaatsen te voorzien. Door een andere, meer genuanceerde vraagstelling kunnen deze percentages niet direct vergeleken worden met de uitkomsten uit het huidige onderzoek. Tabel 5.2
Nee Ja, maar….. Ja
Het % respondenten dat zegt voldoende BPV-plaatsen te hebben SB 17 50 33 100
AG 24 59 18 100
FD 25 13 63 100
SA 25 46 29 100
VV 38 46 15 100
In het domein van facilitaire dienstverlening zegt 63% van de respondenten dit schooljaar voldoende plaatsen beschikbaar te hebben (Tabel 5.2). 13% is er wel in geslaagd om voldoende plaatsen beschikbaar te krijgen, maar heeft hier wel veel inspanning en/of concessies voor moeten doen. Een op de vier kampt met onvoldoende plaatsen. Alleen bij de opleiding tot leidinggevende worden maatregelen genoemd die men genomen heeft om voldoende plaatsen aan te bieden: het inkorten van stages of meer mensen op één plaats laten werken. Van de respondenten bij de facilitaire dienstverlening is 30% van oordeel dat deelnemers uiteindelijk in een ongewenste setting terecht komen en 20% is van mening dat de plaats zich te ver van de school of het woonadres bevindt. Aan degenen die melden dat ze met onvoldoende plaatsen te kampen hebben (de 25% uit Tabel 5.2) is de vraag voorgelegd om per werkveld de omvang van het tekort aan te geven (Tabel 5.3). Het aantal respondenten is hier gering. Dit betekent dat aan de cijfers slechts indicatieve waarde gehecht kan worden. Tabel 5.3
Het tekort aan BPV-plaatsen naar werkveld
BOL Facilitair Medewerker Facilitair Leidinggevende
Horeca/ Catering 6 5
Toerisme 8 7
Gezondheidszorg 18 5
Facilitaire bedrijven 23 13
Voor de komende jaren is men somberder gestemd: 4 van de 8 respondenten verwacht het komende schooljaar problemen met BPV-plaatsen. Tabel 5.4 laat zien dat het grosso modo om dezelfde werkvelden gaat waar ook nu al problemen zijn.
Monitor BPV-plaatsen 2005
36
Prismant Antwoord op uw vragen
Tabel 5.4
Het verwachte tekort aan BPV-plaatsen naar werkveld (N=4)
Facilitair Medewerker tot 10% tussen 10 - 20% 20% of meer Facilitair Leidinggevende tot 10% tussen 10 - 20% 20% of meer
5.2.2
Horeca/ Catering
Toerisme
Gezondheidszorg
Facilitaire bedrijven
1 1 1
0 1 1
0 1 2
0 2 1
0 0 1
0 0 1
1 0 1
1 0 1
De achtergronden van de problemen
Wat zien de respondenten bij de ROC’s als oorzaken van het onvoldoende of lastig beschikbaar zijn van BPV-plaatsen? Aan de respondenten zijn een aantal uitspraken hierover voorgelegd. Per item kon de respondent aangeven of men het item een rol vond spelen. Als dat het geval was kon men aangeven of men het een grote of kleine rol toedacht. Een greep uit de opmerkingen van de respondenten: Er is bij BBL wel een probleem. Veel mensen kunnen geen stage vinden en daardoor kunnen we ze niet inschrijven. Huidige stageplekken betalen niets. Site met stageplekken van OVDB is niet up-to-date. Werving van stageplekken bij commerciële bedrijven doet OVDB niet. Afgifte erkenning duurt te lang. Inzicht in complete lijst erkende bedrijven voor binnen- en buitenland Æ internetinfo is niet klantvriendelijk (zie bv. LOB HTV site). Knelpunten die veroorzaakt worden door CAO-afspraken. Te weinig bedrijven erkend.
Bij de opleiding tot facilitaire medewerker ervaren ROC’s fusies van instelling en personeelsgebrek bij de leerbedrijven als een probleem om tot voldoende BPV-plaatsen te komen5. Bij de opleiding tot facilitaire leidinggevende spelen dezelfde factoren een rol, maar deze wordt overschaduwd door het de betaling van stagevergoeding. Leerbedrijven ervaren dit als belemmering om tot het aanbieden van BPV-plaatsen over te gaan (Tabel 5.6).
5
Bij het bepalen van de belangrijkheid van een aspect is het aantal respondenten dat een grote rol aan het item toekent tweemaal zo zwaar gewogen als respondenten die een aspect een kleine rol toedichten.
37
Tabel 5.5
De mate waarin factoren een rol spelen bij het onvoldoende of lastig beschikbaar zijn van 6 BPV-plaatsen voor facilitair medewerker (gerangschikt naar belangrijkheid)
Facilitair medewerker Instellingen zijn druk met fusies Personeelsgebrek bij leerbedrijven Groei aantal deelnemers Concurrentie met andere ROC"s Ziet geen belang in opleiden Betalen van stagevergoeding Geen arbeidsmarkt perspectief Leerbedrijven hebben eisen
Tabel 5.6
Grote rol Kleine rol 2 1 2 1 1 3 1 1 0 3 1 0 0 2 0 2
Geen rol 1 1 0 2 1 3 2 2
De mate waarin factoren een rol spelen bij het onvoldoende of lastig beschikbaar zijn van BPV-plaatsen voor facilitair leidinggevende (gerangschikt naar belangrijkheid)
Facilitair leidinggevende Betalen van stagevergoeding Instellingen zijn druk met fusies Personeelsgebrek bij leerbedrijven Concurrentie met andere ROC"s Groei aantal deelnemers Geen arbeidsmarkt perspectief Ziet geen belang in opleiden Leerbedrijven hebben eisen
Grote rol 3 2 2 2 1 0 0 0
Kleine rol 1 2 2 1 3 2 2 1
Geen rol 0 0 0 1 0 2 2 3
Door een enkeling wordt als probleem ervaren dat het aantal commerciële leerbedrijven beperkt is en dat de OVDB daar weinig aan werving zou doen. Binnen het domein van Facilitaire Dienstverlening vallen 5 kwalificaties, waarvan drie ‘oude’ opleidingen die geen nieuwe instroom hebben. Dit zijn Voedingsassistent (VO), Medewerker Facilitaire Dienstverlening niveau 2 (FD2) en Medewerker Facilitaire Dienstverlening niveau 4 (FD4). Hiervoor zijn vanaf het schooljaar 2003/2004 twee nieuwe studies in de plaats gekomen, namelijk Facilitair Medewerker (ofwel Facilitair Uitvoerend FU) op niveau 2 en Facilitair Leidinggevende (ofwel Facilitair Kader FK) op niveau 4. De opleiding FD2 en FD4 worden alleen in de BOLvariant gegeven, de opleiding VO alleen in BBL. De nieuwe opleidingen Facilitaire Dienstverlening, FU en FK, worden in beide varianten op de ROC’s aangeboden. De nieuwe opleidingen wijken inhoudelijk sterk af van de oude. De nieuwe opleidingen zijn uitgebreider, ze hebben meer deelkwalificaties. Dit betekent dat de ROC moe(s)t gaan zoeken naar andere type instellingen waar alle onderdelen van de opleiding vertegenwoordigd zijn. Aangezien veel organisaties niet zo breed zijn, moeten deelnemers vaak naar verschillende instellingen toe om toch hun praktijkervaring op te doen. Dit maakt de organisatie van de BPV lastig.
6
Bij het bepalen van de belangrijkheid van een aspect is het aantal respondenten dat een grote rol aan het item toekent tweemaal zo zwaar gewogen als respondenten die een aspect een kleine rol toedichten.
Monitor BPV-plaatsen 2005
38
Prismant Antwoord op uw vragen
Loopt men als FD-er stage binnen de zorg dan geldt tevens dat vanwege de CAO-deelnemers betaald moeten worden. Dit zorgt ook voor problemen.
5.3 • • • •
Samenvatting Het aantal deelnemers dat een FD-opleiding volgt is de laatste jaren stabiel. De vraag naar BPV-plaatsen is derhalve min of meer constant. Het aantal ROC’s met een opleiding voor FD is beperkt. De uitkomsten van dit onderzoek zijn derhalve indicatief. 37% van ROC’s meldt dat het moeite kost om voldoende BPV-plaatsen te verkrijgen. 13% slaagt er met veel inspanning en concessies in om voldoende plaatsen te realiseren. 25% heeft desondanks te weinig plaatsen. De achtergronden van de problemen met BPV-plaatsen zijn volgens de responderende ROC’s fusies van instellingen en personeelsgebrek bij de leerbedrijven. Bij de opleiding tot facilitair leidinggevende speelt de betaling van stagevergoeding een belemmerende rol.
39
6.
Assisterende Gezondheidszorg
In dit hoofdstuk behandelen we de uitkomsten van de monitor van BPV-plaatsen voor de Assisterenden gezondheidszorg. Een overzicht van basisgegevens over de plaats van de BPV in de opleiding is te vinden in Bijlage 6. We gaan hier in op de vragen zoals in het laatste deel van hoofdstuk 2 geformuleerd. We starten met een algemene schets van het aantal deelnemers dat een opleiding volgt en de vooruitzichten op de arbeidsmarkt. Daarna gaan we in op de uitkomsten uit de BPV-monitor. In wat voor instellingen worden de BPV-plaatsen gezocht? Vervolgens gaan we na of men dit studiejaar over voldoende plaatsen beschikte. Als dat niet het geval is, is de vraag relevant waar de tekorten zich bevinden. Daarna gaan we na welke oorzaken men opgeeft voor het onvoldoende of lastig beschikbaar zijn van BPV-plaatsen. Vervolgens blikken we naar de toekomst. Welke verwachtingen heeft men voor het komende jaar?
6.1
Algemeen
Binnen het opleidingsdomein Assisterende gezondheidszorg vinden we een drietal opleidingen: apothekers-, tandarts- en doktersassistente. Deelnemers Bij de opleiding tot doktersassistente is er sprake van een aanzienlijke groei in de periode 2000/2004. Ook de opleiding tot apothekersassistente laat in genoemde periode een groei zien. Alleen in het laatset jaar is er sprake van een licht terugval. Deze wordt echter veroorzaakt door een dalend aantal BBL-deelnemers. De BOL-opleidingen laat een doorlopende groei zien. De opleiding tot tandartsassistente blijft op een zelfde niveau. Figuur 6.1
Het aantal deelnemers in opleiding assisterende gezondheidszorg (BOL en BBL) Apothekersassistent
4000
Tandartsassistent
3500
Doktersassistent 3000 2500 2000 1500 1000 500 0 1999
2000
2001
2002
2003
Bron: www.azwinfo.nl
41
2004
De werkgelegenheid De OVDB (2004) maakt voor de apothekersassistenten melding van een groeiende vraag naar personeel. In deze rapportage wordt melding gemaakt van een oplopend tekort aan personeel (De Grip, 2003). De OVDB (2004) meldt over dokterassistenten dat er weinig gegevens bekend zijn over de toekomstige arbeidsmarktsituatie. Hetzelfde geldt voor tandartsassistenten.
6.2
BPV-plaatsen
We behandelen nu achtereenvolgens de werkvelden waar BPV-plaatsen gezocht worden en of er volgens de ROC’s voldoende plaatsen zijn. Daarna gaan we in op de achtergronden van eventuele problemen.
6.2.1
De werkvelden
De respondenten van de ROC’s hebben op grond van het curriculum van de opleidingen een beeld in welke werkvelden een leerling een BPV-plaats zou moeten kunnen bezetten. In het onderzoek is voor het totaal aan BPV-plaatsen gevraagd de gewenste verdeling aan te geven. Op welke velden men idealiter een beroep doet laat Tabel 6.1 zien. Er zijn bij de Assisterenden uiteraard grote verschillen naar richting, die met het beroep samenhangen. Voor tandartsassistenten zoekt men vooral BPV-plaatsen in de tandartspraktijk; voor apothekersassistenten bij de apotheker. Alleen bij de doktersassistenten zoekt men in meerdere werkvelden. Dit heeft te maken met het feit dat men het beroep later ook in meerder settings kan uitoefenen. Dit is in tegenstelling tot de opleiding tot apothekers- en tandartsassistenten. Tabel 6.1
De gewenste verdeling van BPV-plaatsen in %
Apotheker Tandarts Dokter
6.2.2
Praktijk 93 94 64
Ziekenhuis 7 6 30
Sociale verzekering 0 0 7
Totaal 100 100 100
Zijn er voldoende BPV-plaatsen?
In het domein assisterende gezondheidszorg zegt maar 18% van de respondenten dit schooljaar zonder meer genoeg plaatsen beschikbaar te hebben (Tabel 3.6). 59% is er wel in geslaagd om voldoende plaatsen beschikbaar te krijgen, maar heeft hier wel veel inspanning en/of concessies voor moeten doen.
Monitor BPV-plaatsen 2005
42
Prismant Antwoord op uw vragen
Tabel 6.2
Nee Ja, maar….. Ja Totaal
Het % respondenten dat zegt voldoende BPV-plaatsen te hebben SB 17 50 33 100
AG 24 59 18 100
FD 25 13 63 100
SA 25 46 29 100
VV 38 46 15 100
Met name voor doktersassistenten moet men naar het oordeel van de respondent te ver van school of woonadres naar de BPV-plaats reizen. Voor alle richtingen heeft men extra wervingsactiviteiten opgezet. Stages worden soms ook bekort om maar voldoende plaatsen te hebben. Aan degenen die melden dat ze met onvoldoende plaatsen te kampen hebben (de 24% uit Tabel 6.2) is de vraag voorgelegd om per werkveld de omvang van het tekort aan te geven (Tabel 6.3). Relateren we dit aan het totaal dan komt naar voren dat de problemen bij doktersassistenten het omvangrijkst zijn: daar komt men maar liefst tot rond 10% plaatsen tekort in dokterspraktijken. Tabel 6.3 BOL Apotheker Tandarts Dokter
Tekorten aan BPV-plaatsen naar werkveld in % Praktijk 3 2 10
Ziekenhuis 1 0 1
Sociale verzekering 0 0 0
Een greep uit de opmerkingen van de respondenten: Enquête gaat over reguliere trajecten, terwijl er veel uitzonderingen zijn, zoals verkort of ander instroommoment. Veel dokterspraktijken hebben al een haio o.i.d.. De erkenningprocedure geeft rompslomp. De praktijk is vaak te klein (letterlijk). Wij hebben een combinatietraject. Studenten zoeken zelf een plaats en doen BBL. Maar als instelling dat niet wilt, mag leerling ook BOL doen. Samenwerking tussen werkveld, ROC en OVDB zou een landelijke impuls moeten krijgen. Huisartsen tonen geen collectieve verantwoordelijkheid voor het opleiden van assistenten. Assistent moet voor 90% de begeleiding van stagiaire doen, alleen een ervaren assistente kan dat aan. Het BBL-traject starten wij niet meer op i.v.m. het niet kunnen verkrijgen van PBV-plaatsen. Vooral kleine praktijken vinden 3 of 4 dagen een stagiair ‘om zich heen’ te belastend. Er is in Zeeland een toename aan haio te signaleren. Huisartsen krijgen hiervoor betaald. Een BPVplaats wordt dan te veel. Veel huisartsen willen alleen een stage van 2 weken, vaak wegens ruimtegebrek. Door DA zijn er meer werkvelden dan de genoemde drie.
Ook in de toekomst verwachten ROC’s problemen bij het verkrijgen van voldoende BPV-plaatsen voor doktersassistenten, vooral in de praktijk, maar ook in het ziekenhuis.
43
Tabel 6.4
Verwachte tekorten aan BPV-plaatsen voor doktersassistenten naar werkveld (N=14)
tot 10% tussen 10 - 20% 20% of meer
6.2.3
Praktijk 5 5 3
Ziekenhuis 5 3 1
Sociale verzekering 3 0 0
De achtergronden van de problemen
Wat zien de respondenten bij de ROC’s als oorzaken van het onvoldoende of lastig beschikbaar zijn van BPV-plaatsen? Aan de respondenten is een aantal uitspraken hierover voorgelegd. Per item kon de respondent aangeven of men het item een rol vond spelen. Als dat het geval was kon men aangeven of men het een grote of kleine rol toedacht. Dit blijkt per niveau te verschillen. Tabel 6.5
De mate waarin factoren een rol spelen bij het onvoldoende of lastig beschikbaar zijn van 7 BPV-plaatsen voor doktersassistenten in % (gesorteerd naar mate van belangrijkheid)
Doktersassistenten Personeelsgebrek bij leerbedrijven Instellingen zijn druk met fusies Concurrentie met andere ROC"s Ziet geen belang in opleiden Groei aantal deelnemers Leerbedrijven hebben eisen Betalen van stagevergoeding Geen arbeidsmarkt perspectief
Grote rol Kleine rol 53 29 47 35 41 24 29 35 29 12 12 41 18 12 0 6
Geen rol 18 18 35 35 59 47 71 94
Het personeelsgebrek bij leerbedrijven speelt een belangrijke rol bij het moeilijk verkrijgen van BPV-plaatsen voor doktersassistenten. Ook fusies bij de leerbedrijven spelen een rol: hierdoor vervallen veel plaatsen. In een situatie van schaarste is het niet verwonderlijk dat ROC’s onderling elkaar als concurrentie ervaren. Opvallend is dat velen van oordeel zijn dat het werkveld het belang van opleiden niet onderkent. Dit is bij geen enkele GDW-opleiding zo sterk. Incidenteel noemt men dat artsenpraktijken te klein zijn en dat men concurrentie ervaart met HAIO. In 2004 zijn door de OVDB (2005) initiatieven ontplooid om de oorzaken aan tekorten aan BPVplaatsen voor doktersassistenten te achterhalen. Samen met het betreffende ROC en de DHV heeft de OVDB in regio Haaglanden, Stedendriehoek en Midden Brabant onderzoek uitgezet. Dit met het doel om gezamenlijk de problemen aan te kunnen pakken. In de onder huisartsenpraktijken verspreide enquêtes werden vragen gesteld over redenen om wel of niet een stagiaire op te leiden. De drie afzonderlijke onderzoeken leverden alle een vergelijkbaar beeld op.
7
Bij het bepalen van de belangrijkheid van een aspect is het aantal respondenten dat een grote rol aan het item toekent tweemaal zo zwaar gewogen als respondenten die een aspect een kleine rol toedichten.
Monitor BPV-plaatsen 2005
44
Prismant Antwoord op uw vragen
De grote meerderheid zegt op dit moment geen behoefte te hebben om een stagiaire te begeleiden. De voornaamste redenen om geen stagiaire op te leiden zijn van praktische aard: gebrek aan ruimte, tijd en personeel. Een aantal praktijken is niet tevreden over de begeleiding en communicatie vanuit het ROC. Ook bestempelde een aantal respondenten de sociale vaardigheden en medische kennis van de stagiaires als onvoldoende. Daarnaast was een aantal praktijken wél geïnteresseerd in het bieden van een BPV-plaats. Deze kunnen nu gericht benaderd worden door de OVDB. Bij tandartsassistenten worden we veel minder problemen genoemd (Tabel 6.6). Tabel 6.6
De mate waarin factoren een rol spelen bij het onvoldoende of lastig beschikbaar zijn van BPV-plaatsen voor doktersassistenten in % (gesorteerd naar mate van belangrijkheid)
Tandartsassistenten Instellingen zijn druk met fusies Personeelsgebrek bij leerbedrijven Ziet geen belang in opleiden Leerbedrijven hebben eisen Concurrentie met andere ROC"s Geen arbeidsmarkt perspectief Betalen van stagevergoeding Groei aantal deelnemers
Grote rol 15 15 15 8 8 0 0 0
Kleine rol 8 8 8 8 0 8 0 0
Geen rol 77 77 77 85 92 92 100 100
Bij de apothekersassistenten zien we vervolgens weer wat meer problemen genoemd: concurrentie met andere ROC’s, het feit dat instellingen druk zijn met fusies en het personeelsgebrek bij leerbedrijven speelt volgens een kwart van de respondenten een grote rol. Tabel 6.7
De mate waarin factoren een rol spelen bij het onvoldoende of lastig beschikbaar zijn van BPV-plaatsen voor apothekersassistenten in % (gesorteerd naar mate van belangrijkheid)
Apothekersassistenten Concurrentie met andere ROC’s Instellingen zijn druk met fusies Personeelsgebrek bij leerbedrijven Groei aantal deelnemers Betalen van stagevergoeding Leerbedrijven hebben eisen Geen arbeidsmarkt perspectief Ziet geen belang in opleiden
Grote rol 25 25 25 13 6 6 0 0
Kleine rol 0 0 0 0 0 0 0 0
Geen rol 75 75 75 88 94 94 100 100
Voor het komende jaar verwacht nog geen 20% van de respondenten dat men voldoende BPVplaatsen heeft. Deze sombere verwachting heeft bijna uitsluitend betrekking op doktersassistenten.
45
6.3
Samenvatting
Uitkomsten: • De laatste jaren groeide de vraag naar BPV-plaatsen voor BOL-deelnemers bij doktersassistenten en apothekersassistenten aanzienlijk. • De toekomstige werkgelegenheid voor apothekersassistenten groeit; voor de andere groepen is dat niet bekend. • 82% van de ROC’s heeft moeite met het verkrijgen van voldoende BPV-plaatsen voor een of meer opleidingen; in de meeste gevallen betreft dit die voor doktersassistenten. 59% slaagt er met veel inspanning en concessies in om voldoende plaatsen te realiseren. 24% heeft desondanks te weinig plaatsen. Het gaat dan vooral om plaatsen voor doktersassistenten. • De tekorten aan plaatsen voor doktersassistenten concentreren zich in de huisartspraktijken. • De achtergronden van de problemen met BPV-plaatsen zijn volgens de responderende ROC’s gelegen in het personeelsgebrek en fusieperikelen bij leerbedrijven. Bovendien onderkent het werkveld onvoldoende het belang van opleiden.
Monitor BPV-plaatsen 2005
46
Prismant Antwoord op uw vragen
7.
Sport en bewegen
In dit hoofdstuk behandelen we de uitkomsten van de monitor van BPV-plaatsen voor Sport en Bewegen. Een overzicht van basisgegevens over de plaats van de BPV in de opleiding is te vinden in Bijlage 7. We gaan hier in op de vragen zoals in het laatste deel van hoofdstuk 2 geformuleerd. We starten met een algemene schets van het aantal deelnemers dat een opleiding volgt en de vooruitzichten op de arbeidsmarkt. Daarna gaan we in op de uitkomsten uit de BPV-monitor. In wat voor instellingen worden de BPV-plaatsen gezocht? Vervolgens gaan we na of men dit studiejaar over voldoende plaatsen beschikte. Als dat niet het geval is, brengen we in beeld waar de tekorten zich bevinden. Tenslotte gaan we na welke oorzaken men opgeeft voor het onvoldoende of lastig beschikbaar zijn van BPV-plaatsen. Vervolgens blikken we naar de toekomst. Welke verwachtingen heeft men voor het komende jaar?
7.1
Algemeen
We geven eerst een korte schets van de omstandigheden waarbinnen de realisatie van BPVplaatsen, die we kunnen zien als een trait d’union tussen school en arbeidsmarkt, hun beslag moet krijgen. Aan de ene kant gaat het om deelnemers die hun ervaring in het werkveld nodig hebben om de opleiding adequaat te kunnen voltooien, aan de andere kant om zorginstellingen die mede bijdragen aan de opleiding van hun toekomstige werknemers. We geven daarom eerst een kort overzicht van de ontwikkelingen in het aantal deelnemers dat een opleiding volgt en daarna op de te huidige en te verwachten situatie op de arbeidsmarkt. Figuur 7.1
Het aantal deelnemers sport en bewegen Sport- en bewegingsbegeleider Sport- en bewegingsleider Sport- en bewegingscoordinator
14000 12000 10000 8000 6000 4000 2000 0 1998
1999
2000
2001
2002
47
2003
2004
Deelnemers Het aantal deelnemers aan opleidingen bij Sport en Bewegen groeit nog steeds sterk. Figuur 7.1 laat zien dat met het invoeren van de nieuwe opleidingen het aantal deelnemers ruim verdubbeld is. Ondanks deze groei hebben 7 van de 11 responderende ROC’s een stop of een wachtlijst voor nieuwe deelnemers. Deze geldt voor alle niveau’s. De achtergrond van deze stop of wachtlijst is gelegen in de beperkte opleidingscapaciteit die men heeft. De vooruitzichten op de arbeidsmarkt worden slechts door een enkeling als reden genoemd. Arbeidsmarkt De sportsector ontwikkelt zich in de richting van meer professionalisering (OVDB, 2004). Het CWI verwacht een groei van het aantal banen van werknemers in de sportsector. Maar ook daarbuiten vindt men emplooi. Het is volgens de OVDB met de huidige beschikbare gegevens niet goed mogelijk om de arbeidsmarktsituatie voor de komende jaren adequaat in beeld te brengen. De OVDB voert op dit moment wel onderzoek uit om hier beter zicht op te krijgen.
7.2
BPV-plaatsen
We behandelen nu achtereenvolgens de werkvelden waar BPV-plaatsen gezocht worden en of er volgens de ROC’s voldoende plaatsen zijn. Daarna gaan we in op de achtergronden van eventuele problemen.
7.2.1
De werkvelden
Aan de respondenten bij de ROC’s is gevraagd wat de gewenste verdeling van de BPV-plaatsen naar werkveld is, rekening houdend met de aard van de opleiding. Op welke velden doet men idealiter een beroep? Tussen de opleiding tot sportbegeleider enerzijds en de beide anderen anderzijds blijken verschillen te bestaan in de wenselijk verdeling. Bij de eerste ligt het accent op sportscholen en fitnesscentra. Bij de twee anderen ligt de nadruk meer op verenigingen en sportbonden.
Monitor BPV-plaatsen 2005
Hulpverlening/ Zorg
Totaal
Sport- en bewegingsbegeleider Sport- en bewegingsleider Sport- en bewegingscoördinator
Recreatie/ Toerisme
BOL
Sportschool/ Fitnesscentra
De gewenste verdeling van de BPV-plaatsen naar werkveld in % Vereniging/ Sportbond
Tabel 7.1
31 49 42
42 25 24
25 19 19
2 8 15
100 100 100
48
Prismant Antwoord op uw vragen
7.2.2
Zijn er voldoende plaatsen?
Van de respondenten zegt 33% voldoende BPV-plaatsen te hebben. 50% heeft er wel voldoende, maar heeft daar wel veel moeite voor moeten doen of heeft concessies gedaan aan de aard van de plaats. Dan gaat het om een plaats die te ver van de school of werkadres ligt, in een ongewenste setting enz.. De meeste problemen zien we bij de opleiding tot sportcoördinator. Daar komt het relatief vaak voor dat meerdere deelnemers één plaats benutten. Ook een te grote afstand en een ongewenste setting komt voor. Tabel 7.2
Nee Ja, maar….. Ja Totaal
Het % respondenten dat zegt voldoende BPV-plaatsen te hebben SB 17 50 33 100
AG 24 59 18 100
FD 25 13 63 100
SA 25 46 29 100
VV 38 46 15 100
17% van de respondenten zei onvoldoende plaatsen ter beschikking te hebben. De tekorten doen zich vooral voor bij sportscholen, fitnesscentra en bij het werkveld recreatie en toerisme. Voor de sportcoördinator komt daar de Hulpverlening/Zorg als werkveld nog bij (Tabel 7.3).
Hulpverlening/ Zorg
Sport- en bewegingsbegeleider Sport- en bewegingsleider Sport- en bewegingscoördinator
Recreatie/ Toerisme
BOL
Sportschool/ Fitnesscentra
De tekorten aan BPV-plaatsen in % Vereniging/ sportbond
Tabel 7.3
1 0 0
8 9 7
6 8 6
0 0 8
Het aantal ROC’s dat problemen verwacht bij het verkrijgen van BPV-plaatsen in de komende jaren bedraagt 9. Waar de problemen zich voordoen en in welke mate is te zien in Tabel 7.4.
49
7.2.3
Hulpverlening/ Zorg
Sport- en bewegingsbegeleider tot 10% tussen 10 - 20 20% of meer Sport- en bewegingsleider tot 10% tussen 10 - 20% 20% of meer Sport- en bewegingscoördinator tot 10% tussen 10 - 20% 20% of meer
Recreatie/ Toerisme
BOL
Sportschooll/ Fitnesscentra
De verwachte tekorten aan BPV-plaatsen naar werkveld (N=9) Vereniging/ Sportbond
Tabel 7.4
2 1 0
3 2 1
3 1 1
1 0 0
1 0 0
1 0 1
3 0 1
0 2 0
3 1 0 2
1 2 1 3
3 1 1 3
0 4 2 1
De achtergronden van de problemen
Wat zien de respondenten bij de ROC’s als oorzaken van het onvoldoende of lastig beschikbaar zijn van BPV-plaatsen? Aan de respondenten is een aantal uitspraken hierover voorgelegd. Per item kon de respondent aangeven of men het item een rol vond spelen. Als dat het geval was kon men aangeven of men het een grote of kleine rol toedacht. Tabel 7.5
De mate waarin factoren een rol spelen bij het onvoldoende of lastig beschikbaar zijn van 8 BPV-plaatsen voor sportbegeleiders in % (gesorteerd naar mate van belangrijkheid) Grote rol Kleine rol 22 67 44 11 11 56 0 56 22 11 0 33 0 22 0 11
Groei aantal deelnemers Leerbedrijven hebben eisen Geen arbeidsmarkt perspectief Concurrentie met andere ROC"s Ziet geen belang in opleiden Personeelsgebrek bij leerbedrijven Instellingen zijn druk met fusies Betalen van stagevergoeding
Geen rol 11 44 33 44 67 67 78 89
Voor elk der opleidingen geldt dat de groei van het aantal deelnemers volgens de respondenten een grote rol speelt. Hierdoor ontstaat ook concurrentie tussen ROC’s. 8
Bij het bepalen van de belangrijkheid van een aspect is het aantal respondenten dat een grote rol aan het item toekent tweemaal zo zwaar gewogen als respondenten die een aspect een kleine rol toedichten.
Monitor BPV-plaatsen 2005
50
Prismant Antwoord op uw vragen
Tabel 7.6
De mate waarin factoren een rol spelen bij het onvoldoende of lastig beschikbaar zijn van BPV-plaatsen voor sportleiders in % (gesorteerd naar mate van belangrijkheid) Grote rol Kleine rol 50 25 25 38 0 38 13 13 0 13 0 13 0 0 0 0
Groei aantal deelnemers Concurrentie met andere ROC"s Geen arbeidsmarkt perspectief Leerbedrijven hebben eisen Betalen van stagevergoeding Personeelsgebrek bij leerbedrijven Instellingen zijn druk met fusies Ziet geen belang in opleiden
Tabel 7.7
Geen rol 25 38 63 75 88 88 100 100
De mate waarin factoren een rol spelen bij het onvoldoende of lastig beschikbaar zijn van BPV-plaatsen voor sportcoördinatoren in % (gesorteerd naar mate van belangrijkheid) Grote rol Kleine rol 56 33 44 22 0 44 11 11 0 22 0 22 0 22 0 0
Groei aantal deelnemers Concurrentie met andere ROC"s Geen arbeidsmarkt perspectief Leerbedrijven hebben eisen Betalen van stagevergoeding Instellingen zijn druk met fusies Personeelsgebrek bij leerbedrijven Ziet geen belang in opleiden
Geen rol 11 33 56 78 78 78 78 100
De werving van erkende plaatsen wordt algemeen als een probleem gekenschetst. Driekwart verwacht het volgend schooljaar problemen om aan voldoende BPV-plaatsen te komen.
51
Een greep uit de opmerkingen van de respondenten: Aanstelling van een eigen BPV-coördinator met acquisitie in het pakket is de enige oplossing daar de OVDB weinig toe te voegen heeft op dit gebied. ROC Asa verzorgt alleen het eerste jaar, daarna gaan studenten naar CIOS Arnhem. We stellen hoge eisen aan de begeleiding, die is er vaak niet. Er zijn veel stageplekken die nog niet erkend zijn. Wij zijn momenteel erg actief erkende stageplekken te verwerven. Graag intensiever contact OVDB hierover. Ik geloof dat er veel werk moet worden verricht op de kwaliteit en kwantiteit van onze BPV-plaatsen in deze regio. Wij merken dat het lastig is een juist adressenbestand op te bouwen. De BPV-overeenkomsten worden wellicht aangepast aan OVDB-eisen. Onze CIOS heeft een aantal werkvelden die niet zomaar in uw overzicht kunnen worden ingepast.
7.3
Samenvatting
Uitkomsten: • Het aantal deelnemers dat een opleiding Sport en Bewegen volgt is de afgelopen jaren explosief gestegen. • De laatste jaren groeide de vraag naar BPV-plaatsen voor deelnemers bij Sport en Bewegen aanzienlijk. • Deze groei vond plaats ondanks het feit dat 60% een stop of wachtlijst voor nieuwe deelnemers kent. Hiervoor is slechts bij een ROC het gebrek aan BPV-plaatsen debet; de oorzaak ligt vooral in de eigen opleidingscapaciteit van de ROC’s. • 67% van de ROC’s heeft moeite met het verkrijgen van voldoende BPV-plaatsen voor één of meer van de opleidingen. 50% slaagt er met veel inspanning en concessies in om voldoende plaatsen te realiseren. 17% heeft desondanks te weinig plaatsen. • De tekorten aan plaatsen concentreren zich in de werkvelden sportscholen fitnesscentra, recreatie en toerisme. • De achtergronden van de problemen met BPV-plaatsen zijn volgens de responderende ROC’s gelegen in de sterke groei van het aantal deelnemers.
Monitor BPV-plaatsen 2005
52
Prismant Antwoord op uw vragen
8.
Een overzicht en een aantal oplossingsrichtingen
In het voorafgaande hebben we een groot aantal opleidingen de revue zien passeren. Op deze wijze benadrukken we de verschillen tussen de opleidingen, maar krijgen geen beeld van de gemeenschappelijke problemen. Ook ontbreekt een inzicht in de relatieve omvang van de problemen: hoe groot is de ernst van de problemen vergeleken met andere opleidingen? In dit hoofdstuk besteden we eerst aandacht aan een onderlinge vergelijking en gaan in op mogelijke achtergronden. Dat laatste doen we eerst aan de hand van een statistische analyse. Daarna besteden we aandacht aan een aantal algemene problemen die door de respondenten naar voren is gebracht.
8.1
Een overzicht
Tabel 8.1 toont een beeld van de tekorten die de respondenten van de ROC’s ervaren. Bij deze tabel passen wel enkele kanttekeningen. Zo is bij een aantal opleidingen sprake van een beperkte respons (b.v. FD). Bovendien geeft de tabel niet altijd een beeld van de werkelijke problemen. Een deel van de problemen is immers al opgelost door allerlei creatieve noodoplossingen en in een aantal gevallen zijn de problemen niet zichtbaar omdat men een stop of wachtlijst hanteert. Tabel 8.1
De tekorten aan BPV-plaatsen in 2005 per opleiding
Opleiding Facilitair Medewerker Facilitair Leidinggevende Dokterassistent Sport- en Bewegingsbegeleider Sport- en Bewegingscoördinator Sport- en Bewegingsleider Verpleegkundige Apothekersassistent Sociaal Cultureel Werker Helpende Welzijn Helpende Sociaal Pedagogisch Werker 4 Tandartsassistent Zorghulp Sociaal Pedagogisch Werker 3 (SPW3) Verzorgende Sociaal Dienstverlener (SD) Onderwijsassistent
% tekort 16,2 8,5 6,7 5,2 4,0 3,8 3,4 2,9 2,8 2,5 2,4 2,0 1,9 1,7 1,5 0,8 0,6 0,0
Raming absoluut aantal 130 110 140 110 340 170 380 70 70 250 170 330 20 40 280 90 10 0
In Tabel 8.1 is ook een indicatie gegeven van het absolute aantal plaatsen waar het om gaat. Hiertoe is het tekortpercentage gerelateerd aan het totaal aantal deelnemers in de betreffende BOL-opleiding en het gemiddeld aantal BPV-plaatsen dat per leerjaar nodig is (zie bijlagen). We zien dat bij een aantal opleidingen, bijvoorbeeld SPW3 en SPW4, de percentuele tekorten relatief
53
gering zijn, maar doordat het grote aantallen leerlingen betreft gaat het toch om een aanzienlijk aantal plaatsen. Een aantal mogelijke achtergronden van de problemen kunnen we achterhalen door een statistische analyse op de gegevens. Zo zou men kunnen verwachten dat sterk in deelnemersaantal groeiende opleidingen eerder met problemen rond BPV-plaatsen te maken hebben dan in deelnemeraantal krimpende opleidingen. Wanneer binnen een ROC een domein, bijvoorbeeld verpleging en verzorging, in omvang groot is zou men ook meer problemen verwachten dan bij een minder omvangrijk domein. Verder wordt er vaak vermoed dat er regionaal verschillen in de BPVproblematiek zijn. Als die systematisch zijn dan zouden we moeten vinden dat het westen vaker problemen heeft dan de andere regio’s in het land. Als er systematische verschillen op deze punten zijn kan dit mogelijk leiden tot aanknopingspunten voor oplossingen. Als indicator voor de omvang van de BPV-problematiek hebben we gekozen voor een indicatie rond het verwacht tekort aan BPV-plaatsen (zie Tabel 3.8,Tabel 4.7,Tabel 5.4, Tabel 6.4 en Tabel 7.4). We kiezen hiervoor en niet voor het tekort op dit moment, omdat dit alleen een beeld geeft van dat deel van het probleem dat niet opgelost kon worden. De volle omvang van het probleem wordt hiermee immers niet zichtbaar. De mate van problemen die men verwacht is geoperationaliseerd door een gewicht toe te kennen aan de antwoordcategorieën9. Vervolgens is nagegaan of er statistische verschillen zijn. Deze blijken nauwelijks voor te komen (Tabel 8.2). Slechts bij twee opleidingen speelt een regionaal effect en alleen bij sport en bewegingsbegeleider speelt dat ROC’s met een groeiend aantal deelnemers omvangrijker problemen verwachten dan degenen die niet groeien. Overigens gaat het hier om een gering aantal instellingen.
9
Antwoordcategorie ‘geen problemen’ kreeg een gewicht van één, een ‘verwacht tekort tot 10%’ een 2, een ‘verwacht tekort tussen 10 en 20%’ 3 en ‘ een verwacht tekort groter dan 20%’ een 4. Voor de statistische toetsing is een X-kwadraat toets gehanteerd.
Monitor BPV-plaatsen 2005
54
Prismant Antwoord op uw vragen
Tabel 8.2
Mate van verwachte tekorten per opleiding en indicatie van specifieke factoren
Opleiding Verpleegkundige Zorghulp Helpende Welzijn Helpende Zorg Sociaal Pedagogisch Werker 4 Facilitair Medewerker Sport- en Bewegingscoördinator Dokterassistent Sociaal Pedagogisch Werker 3 (SPW3) Verzorgende Sport- En Bewegingsleider Sociaal Dienstverlener (SD) Sport- En Bewegingsbegeleider Facilitair Leidinggevende Sociaal Cultureel Werker Apothekersassistent Onderwijsassistent Tandartsassistent
Score (zie noot 9) 3,1 2,8 2,8 2,8 2,7 2,6 2,5 2,5 2,3 2,0 2,0 2,0 1,9 1,7 1,6 1,4 1,3 1,2
Specifieke factor Geen Geen Buiten het westen Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen Westen van het land Groei aantal deelnemers Geen Geen Geen Geen Geen
We concluderen dat er in dit onderzoek nauwelijks specifieke factoren (groei en grootte van de opleidingen en geografische ligging) aan te wijzen zijn bij de mate waarin men problemen voorziet. Veeleer zullen de problemen te maken hebben met het type werkveld en het oplossend vermogen van een ROC, de OVDB-consulent en het werkveld. Voorbeelden van een aantal problemen die in het onderzoek naar voren kwamen en die toe te schijven zijn aan werkvelden zijn de volgende. • In een aantal CAO’s is er sprake van een vergoeding voor stage. Wanneer dit nieuw ingevoerd wordt ontstaan vaak problemen. Bij de invoering stagevergoeding moet men bedenken dat het vaak de afdelingen zijn binnen een instelling die dit uit hun begroting moeten betalen. Zij hebben dat doorgaans niet meegenomen in de jaarlijks cyclus van het vaststellen. Ze staan ook vaak te ver af van besluitvorming in het CAO-overleg. Dit vergt dus een oplossing op instellingsniveau. • Bij een aantal opleidingen speelt de arbeidsmarktrelevantie van de opleiding een rol bij het verwerven van BPV-plaatsen. Men kan van instellingen die geen behoefte aan een bepaald type personeel hebben niet verwachten dat ze veel animo hebben om de deelnemers die een dergelijke opleiding volgen betaalde stages aan te bieden.
8.2
Oplossingsrichtingen
Veel respondenten verzuchten wat de vragenlijst uit dit onderzoek kan bijdragen aan het oplossen van de problemen. Een directe bijdrage is er niet te verwachten. Wel wordt de mate van urgentie duidelijk bij partijen die betere randvoorwaarden kunnen creëren voor het tot stand komen van BPV-plaatsen. Veel zal afhangen van de creativiteit van ROC’s en OVDB-consulenten in de plaatselijke praktijk.
55
De volgende zaken zouden daarbij een steuntje in de rug kunnen zijn. • De BPV-balans, ontwikkeld door de OVDB, waarmee inzichtelijk gemaakt wordt wie straks profiteert van de huidige deelnemers wanneer zij de arbeidsmarkt op gaan. Dit instrument kan een hulpmiddel zijn om het werkveld aan te spreken • In sommige werkvelden is het lastig om stagemogelijkheden te realiseren, bijvoorbeeld doordat het werk vaak solitair uitgevoerd wordt. Een goed voorbeeld is de thuiszorg. De fusiegolf bij zorginstellingen, waarbij meerdere werkvelden (bijvoorbeeld ook verpleeg- en verzorgingshuizen) betrokken zijn, maakt het mogelijk om niet uitsluitend meer per werkveld en afzonderlijke instelling, maar op concernniveau afspraken te maken over het aantal BPV-plaatsen. De behoefte aan personeel voor het gehele concern kan dan uitgangspunt zijn; de verdeling over de werkvelden is dan vervolgens een interne concern zaak.
Monitor BPV-plaatsen 2005
56
Prismant Antwoord op uw vragen
Bijlage 1
Literatuur
CPB, Vier vergezichten op Nederland, Den Haag, 2004 Grip, A. de e.a., De arbeidsmarkt voor apothekersassistenten tot 2010 ROA, Maastricht, 2003 OVDB, Informatie Arbeidsmarkt en Onderwijs 2004, Bunnik, 2004 OVDB, Feiten en cijfers 2004, Bunnik, 2005 OVDB, Onderzoek naar BPV-plaatsen voor doktersassistenten (nog niet gepubliceerd), 2005 SBA, Monitor opleiding apothekersassistent 2004, Nieuwegein, 2005 Windt, W. van der en H. Talma, RegioMarge WJK, Prismant Utrecht, 2005 Windt, W. van der en H. Talma, RegioMarge Zorg, Prismant Utrecht, 2005 Windt, W. van der, Beschikbaarheid van BPV-plaatsen in de GDW-sector, Monitor 2003, 2003 Windt, W. van der en S.J. Arnold, Een hoop gedoe Onderzoek naar het kwantitatief tekort aan BPV-plaatsen voor verplegend en verzorgend onderwijs, Prismant, Utrecht, 2001
57
Bijlage 2
Lijst van afkortingen
AG BPV BTG Bve Raad
Assisterende Gezondheidszorg Beroepspraktijkvormingsplaatsen Bedrijfstak Gezondheidszorg De landelijke brancheorganisatie voor middelbaar beroepsonderwijs en volwasseneneducatie Collectieve Arbeids Overeenkomst Centraal Bureau voor de Statistiek Centrale Financiën Instellingen (Cfi) Is belast, als agentschap van het ministerie, met de uitvoering van de regelgeving op het gebied van de bekostiging en het verzamelen van informatie Facilitaire Dienstverlening Full-time Equivalenten Gezondheidszorg, Dienstverlening en Welzijn Geestelijke Gezondheidszorg Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen Stichting Organisatie voor Strategisch Arbeidsmarktonderzoek Stichting Opleiding Verzorgende en Dienstverlenende Beroepen Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt Regionaal Opleidings Centrum Stichting Bedrijfsfond Apotheken Sociaal Pedagogische Werk Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Welzijn en maatschappelijke dienstverlening, jeugdzorg en kinderopvang Ministerie van Welzijn Volksgezondheid en Cultuur (momenteel VWS)
CAO CBS Cfi
FD fte('s) GDW-sector GGZ NVZ OCW OSA OVDB ROA ROC SBA SPW VGN VWS WJK WVC
59
Bijlage 3 Tabel 1
De BPV in de verpleegkundige en verzorgende opleidingen
Respons absoluut en procentueel
BOL Ingevuld Non-response Totaal (obv CFI 2003)
Zorghulp 20 19 39
BBL Ingevuld Non-response Totaal (obv CFI 2003)
Zorghulp 13 16 29
Tabel 2 BOL Zorghulp Helpende Verzorging Verpleging
Helpende Verzorging Verpleging 26 27 25 16 15 13 42 42 38 Helpende 21 21 42
Verzorging 24 18 42
Verpleging 22 15 37
Zorghulp 51% 49%
Zorghulp 45% 55%
Helpende Verzorging Verpleging 62% 64% 66% 38% 36% 34%
N= 27
Helpende 50% 50%
N= 26
Verzorging 57% 43%
Het aantal dagen BPV dat een deelnemer per leerjaar volgt 1e leerjaar 61 53 46 39 49
2e leerjaar
3e leerjaar
4e leerjaar
VV
89 69 81 80
92 90 91
102 102
72
61
Verpleging 59% 41%
Tabel 3
Het aantal verschillende BPV-plaatsten dat een deelnemer per jaar nodig heeft
BOL Zorghulp Helpende Verzorging Verpleging
Tabel 4 BOL Zorghulp Helpende Verzorging Verpleging
1e leerjaar 1,2 1,2 1,1 1,0 1,1
2e leerjaar
3e leerjaar
4e leerjaar
Totaal
1,7 1,4 1,4 1,5
1,7 1,5 1,6
1,3 1,3
1,3
De gewenste verdeling van BPV-plaatsen naar werkveld Ziekenhuizen 2,4% 1,0% 0,6% 39,9% 11,8%
Verpleeghuizen Verzorgingshuizen 13,6% 68,1% 23,6% 51,2% 34,2% 30,7% 15,8% 3,3% 22,5% 35,6%
Thuiszorg 10,8% 15,8% 10,3% 7,3% 11,1%
62
Kraamzorg 1,1% 0,5% 13,2% 0,5% 4,1%
Lichamelijk Geh. Zorg 1,3% 1,0% 3,8% 3,6% 2,5%
Verstandelijk Geh. Zorg 2,8% 5,9% 6,7% 15,2% 8,1%
GGZ 0,0% 1,2% 0,5% 14,4% 4,4%
Totaal
100,1%
Bijlage 4
De BPV in de sociaalagogische opleidingen
Overzicht tabellen Welzijn BOL Ingevuld Non-response Totaal (obv CFI 2003)
Onderwijs 26 8 34
SPW3 27 15 42
SPW4 27 15 42
SD 8 14 22
Welzijn 26 15 41
SCW 12 15 27
BBL Ingevuld Non-response Totaal (obv CFI 2003)
Onderwijs 11 5 16
SPW3 21 20 41
SPW4 21 17 38
SD 4 7 11
Welzijn 11 17 28
SCW 6 9 15
BOL Ingevuld Non-response
Onderwijs 76% 24%
SPW3 64% 36%
SPW4 64% 36%
SD 36% 64%
Welzijn 63% 37%
SCW 44% 56%
BBL Ingevuld Non-response
Onderwijs 69% 31%
SPW3 51% 49%
SPW4 55% 45%
SD 36% 64%
Welzijn 39% 61%
SCW 40% 60%
Vraag 3: Hoeveel dagen BPV volgt een deelnemer ? BOL 1e leerjaar 2e leerjaar 3e leerjaar Onderwijs 43 103 82 SPW3 32 88 84 SPW4 26 80 91 SD 12 88 88 Helpende welzijn 52 91 SCW 22 70 98 Vraag 4: BOL
4e leerjaar 80 93
82
Hoeveel verschillende BPV-plaatsen heeft een deelnemer nodig ? 1e leerjaar 2e leerjaar 3e leerjaar 4e leerjaar Onderwijs 0,8 1,2 1,0 1,0 SPW3 0,8 1,3 1,0 SPW4 0,8 1,1 1,0 1,1 SD 0,4 1,0 1,0 Helpende welzijn 1,1 1,4 SCW 0,6 0,8 1,0 1,1 Gemiddeld 0,8 1,2 1,0 1,1
63
Bijlage 5
Tabellen Facilitaire Dienstverlening
Overzicht tabellen Facilitaire Dienstverlening
BOL Ingevuld Non-response Totaal (obv CFI 2003)
BBL Ingevuld Non-response Totaal (obv CFI 2003)
Vraag 3: BOL
Fac. Fac. Medewerker Leidinggevende 5 6 8 11 13 17
Fac. Fac. LeidinggeMedewerker vende 4 1 0 0 4 1
Hoeveel dagen BPV volgt een deelnemer ? 1e leerjaar 2e leerjaar
Fac Medewerker Fac Leidinggevende Gemiddeld
61 50 55
100 64 79
Fac. Fac. Medewerker Leidinggevende 38% 35% 62% 65%
Fac. Medewerker 100% 0%
Fac. Leidinggevende 100% 0%
3e leerjaar
4e leerjaar
75 75
73 73
Vraag 4: Hoeveel verschillende BPV-paatsen heeft een deelnemer nodig ? BOL 1e leerjaar 2e leerjaar 3e leerjaar Fac Medewerker 1,2 1,8 Fac Leidinggevende 1,2 1,3 1,3 Gemiddeld 1,2 1,5 1,3
65
4e leerjaar 1,5 1,5
Bijlage 6
Tabellen Assisterenden Gezondheidszorg
Overzicht Tabellen Assistenten Gezondheidszorg BOL Ingevuld Non-response Totaal (obv CFI 2003)
Apotheker 16 11 27
Tandarts 13 10 23
Dokter 17 10 27
Apotheker 59% 41%
Tandarts 57% 43%
Dokter 63% 37%
BBL Ingevuld Non-response Totaal (obv CFI 2003)
Apotheker 9 12 21
Tandarts 4 2 6
Dokter 5 3 8
Apotheker 43% 57%
Tandarts 67% 33%
Dokter 63% 38%
Vraag 3: BOL Apotheker Tandarts Dokter Gemiddeld
Hoeveel dagen BPV volgt een deelnemer ? 1e leerjaar 2e leerjaar 3e leerjaar 26 72 73 35 71 78 20 72 70 26 72 73
Vraag 4: BOL Apotheker Tandarts Dokter Gemiddeld
Hoeveel verschillende BPV-plaatsen heeft een deelnemer nodig ? 1e leerjaar 2e leerjaar 3e leerjaar 4e leerjaar 1,0 1,3 1,3 1,4 1,6 1,1 0,9 1,5 1,4 1,0 1,4 1,4
4e leerjaar
67
Bijlage 7
Tabellen Sport en bewegen
Overzicht tabellen Sport en Bewegen BOL Ingevuld Non-response Totaal (obv CFI 2003)
Sportbegeleider 11 5 16
Sportleider Sportcoördinator 9 11 7 4 16 15
Sportbegeleider 69% 31%
Sportleider Sportcoördinator 56% 73% 44% 27%
BBL Ingevuld Non-response Totaal (obv CFI 2003)
Sportbegeleider 0 0 0
Sportleider 0 1 1
Sportbegeleider 0% 0%
Sportleider 0% 100%
Vraag 3: Hoeveel dagen BPV volgt een deelnemer ? BOL 1e leerjaar 2e leerjaar Sportbegeleider 30 63 Sportleider 23 47 Sportcoördinator 20 44 Gemiddeld 25 52
Sportcoördinator 0 0 0
3e leerjaar
4e leerjaar
59 59 59
75 75
Vraag 4: Hoeveel verschillende BPV-plaatsen heeft een deelnemer nodig ? BOL 1e leerjaar 2e leerjaar 3e leerjaar Sportbegeleider 1,6 1,5 Sportleider 1,6 1,6 1,3 Sportcoördinator 1,6 1,7 1,7 Gemiddeld 1,6 1,6 1,5
69
4e leerjaar
1,0 1,4
Sportcoördinator 0% 0%