MODULE ORGANISATIE & HUMAN RESSOURCES MANAGEMENT Organisatie & Leiding geven Kapt. Serge Vander Ougstraete Versie 16 maart 2010
Doelstelling. De gemeente. De organisatie van de brandweer. De organieke reglementen. Leiding geven en bevelvoering naar aanleiding van nablussingswerkzaamheden en eenvoudige interventies. Bevelvoering en het opperbevel bij brand. (hoofdstuk 1)
(hoofdstuk 2)
(hoofdstuk 2)
(hoofdstuk 7 )
(hoofdstuk 9)
Inzicht krijgen in de werking en bestuur van (uw) gemeente alsook in de reglementen. Een inzicht krijgen op de hervormingen van de brandweer / zone-vorming. Inzicht inzake bevoegdheden en verantwoordelijkheden bij interventies. De taken van de onderofficier bij interventies. Toepassen van de theorie in de praktijk.
De Gemeente
België = Federale staat
Gemeenschappen: 3 (Vlaamse, Franse, Duitstalige). Gewesten: 3 (Vlaams, Waals, Brussels hoofdstedelijk ). Taalgebieden: 4 ( Nederlands, Frans, Tweetalig en Duits). Provincies. Steden en gemeenten.
Gemeenteraad. Wetgevende
College van Burgemeester en Schepenen. Uitvoerende
macht
macht
De Burgemeester. Hoofd
Democratisch gekozen. Verkiezing om de 6 jaar = normale duurtijd van een mandaat. Politieke partijen en fracties. Vertegenwoordigen de volledige bevolking van de stad of gemeente.
Samenstelling: Burgemeester + schepenen + gemeenteraadsleden. Aantal leden is afhankelijk van het aantal inwoners in de stad of gemeente
Aantal inwoners
Aantal leden
tot 999
7
9.000 tot 11.999
21
12.000 tot 14.999
23
15.000 tot 19.999
25
25.000 tot 29.999
29
30.000 tot 24.999
31
200.000 tot 249.000
51
250.000 tot 299.999
53
300.000 of meer
55
Is de wetgevende macht van de gemeente en het hoogste gezag in de gemeente. (a.h.w. het parlement van de gemeente). Is belast met het algemeen beleid en beslist over alles wat van belang is voor de gemeente en door de wet niet expliciet aan het college van burgemeester en schepenen is toevertrouwd.
Beraadslaagt over onderwerpen geregeld door de hogere overheid.
Mogen niet ingaan tegen de bestaande algemene wetgeving, mogen hun bevoegdheden niet te buiten gaan.
Stelt jaarlijks een budget (begroting) op voor het komende jaar. Dient jaarlijks de rekeningen van het voorbije jaar vast te stellen. Bezit de macht om reglementen van inwendig bestuur en politieverordeningen op te stellen. Mogen
niet strijdig zijn met wetten of verorderingen op algemeen of provinciaal vlak.
Die kiest onder zijn leden een voorzitter Dit
kan de burgemeester, een schepen of een raadslid zijn. Wordt voorgedragen door de helft van alle verkozen +1 en daarenboven door de meerderheid van kandidaten verkozen op de lijst waarvan hij deel uit maakt. Mandaat van 6 jaar, maar kan beperkt worden in de tijd. (in dit geval opvolger te vermelden).
Samenstelling: De
burgemeester. De schepenen. De voorzitter van het O.C.M.W. (deze is van rechtswege schepen – zie nieuwe gemeentedecreet). De gemeenten bepalen zelf het aantal schepenen, het gemeentedecreet legt enkel een maximum vast.
Aantal inwoners
Maximaal aantal schepenen
Minder dan 1.000
2
1.000 tot 4.999
3
5.000 tot 9.999
4
10.000 tot 19.000
5
20.000 tot 29.999
6
30.000 tot 49.999
7
50.000 tot 99.999
8
100.000 tot 199.999
9
200.000 en meer
10
De schepenen worden voorgedragen:
Door de minstens de helft +1 van de verkozen gemeenteraadsleden En daarenboven door minstens de helft +1 van de verkozen leden van de lijst waarvan hij deel van uitmaakt Mandaat van 6 jaar, maar kan beperkt worden in de tijd (in dit geval opvolger te vermelden)
Voorzitter van het colllege:
De burgemeester is van rechtswege de voorzitter van het college van burgemeester en schepenen.
Taken:
Voert de beslissingen welke door de gemeenteraad werden getroffen uit. Is belast met het dagelijkse bestuur van de gemeente (beheren van bv. gemeentelijke eigendommen en inrichtingen, beheren van de inkomsten en uitgaven,…) Afleveren van bouw- en verkavelingsvergunningen.
Afleveren van Vlaremvergunningen 2e en 3e klasse. Bijhouden van registers (Burgelijke stand). Opleggen administratieve sancties. Tijdelijke politieverorderingen op het wegverkeer. Aanstellen en ontslaan van personeel. Enz…
Kan bepaalde bevoegdheden delegeren naar de stads- / gemeentesecretaris.
Persoonlijk uit te voeren. CBS kan bepalen dat uitgeoefende gedelegeerde taken aan de secretaris kunnen toevertrouwd worden aan andere personeelsleden (met uitzondering van personeelsbeheer)
Het college werkt collegiaal.
Een schepen kan zelf geen beslissingen nemen. Alle beslissingen worden door de burgemeester en schepenen gezamenlijk genomen. Het college neemt bij meerderheid van stemmen de beslissingen.
De leden van het college verdelen de verschillende onderdelen van het beleid onder elkaar. Elke schepen bereidt de dossiers voor van de beleidsdomeinen die hem zijn toebedeeld.
Voorwaarden om te worden voorgedragen:
Voorgedragen worden door de minstens de helft +1 van de verkozen gemeenteraadsleden En daarenboven door minstens de helft +1 van de verkozen leden van de lijst waarvan hij deel van uitmaakt
Benoeming door de Gewestregering. (in Vlaanderen is dit dus de Vlaamse Regering). Is de voorzitter van het schepencollege. Is het hoofd van de brandweer. Is het hoofd van de politie of zetelt in de politieraad indien het lokale politiekorps verschillende gemeenten bedient.
Is belast met het uitvoeren van politiewetten en verordeningen.
Zelfs zonder de gemeenteraad te kennen in hoogdringende gevallen (wanneer uitstel van beslissing gevaar of schade zou opleveren voor de bevolking).
Gemeentelijke zelfstandigheid is niet absoluut. Er is een toezicht van de hogere overheid ten einde het algemeen belang te beschermen.
Toezicht door: Bestendige Deputatie, Gouverneur, Vlaamse Regering, Koning
Ambtenaren met wettelijke graad.
De stads-/ gemeentesecretaris De financieel beheerder
Het managementteam
Benoeming door de gemeenteraad Is de hoogste gemeentelijke ambtenaar. Taken / Plichten:
Algemene leiding van de gemeentelijke diensten. Hoofd van het gemeentepersoneel. Staat in voor het dagelijks beheer. Vormt a.h.w. een brug tussen het beleid en de administratie welke instaat voor de uitvoering van de beleidsopties.
Volgt de onderrichtingen op van de gemeenteraad, de voorzitter van de gemeenteraad, het college en de burgemeester en dit volgens hun bevoegdheden. Rapporteert aan het college. Woont de vergaderingen bij van de gemeenteraad en het college als verslaggever. Geeft advies aan de gemeenteraad, het college en de burgemeester
Staat in voor de voorbereiding van de dossiers die bestemd zijn voor de gemeenteraads- en collegevergaderingen. Staat in voor de mede-ondertekening van de stukken van het college of gemeenteraad, teneinde deze stukken echt te verklaren. Leidt het managementteam
Benoeming door de gemeenteraad. Is in volledige onafhankelijkheid verantwoordelijke voor de controle van de uitgaven en voor de invordering van de ontvangsten. Hij rapporteert hierover aan het college en aan de gemeenteraad.
In samenwerking met de stadssecretaris zorgt hij voor de opmaak van het budget, de boekhouding en de jaarrekening. Zorgt voor financieel beleidsadvies en rapporteert hierover aan de stadssecretaris, het managementteam, het college en aan de gemeenteraad.
Het managementteam (MT)coördineert de werking van de verschillende diensten van de gemeente. Het team staat decretaal onder de leiding van de stads-/gemeentesecretaris. Het MT zorgt voor de nodige coördinatie tussen de gemeentelijke diensten bij de beleidsvoorbereiding, uitvoering en evaluatie.
Bewaakt de eenheid in de werking, de kwaliteit van de organisatie, de werking van de gemeentelijke diensten en de interne communicatie. Adviseert in belangrijke dossiers op het vlak van bv. personeelsbeleid, financieel beheer, ….
Voor een goede (samen-)werking is het van belang dat u de organisatiestructuur van uw stad of gemeente kent. De vergaderfrequentie van de gemeenteraad is niet dezelfde als deze van het CBS. Hou hiermee rekening met de voorbereiding van dossiers.
De voorbereiding van (brandweer-)dossiers vraagt een goede planning.
Afspraken met andere diensten binnen de administratie (bv. aankoopdienst, dienst financiën,…) Dien tijdig de dossiers in, immers de wettelijke voorziene procedures dient men te volgen.
De organisatie van de brandweer De organieke reglementen
Inleiding. Algemene toelichting ontrent de organisatie. Organisatie van de brandweerdiensten (K.B. van 8 november 1967) Modellen van organieke reglementen van de brandweerdiensten K.B. van 6 mei 1971)
Wet op de civiele bescherming van 31 december 1963 = basis voor de oprichting en organisatie van de huidige brandweer.
Opgevat als een kaderwet voor de bescherming van de bevolking, zowel in tijd van oorlog als van vrede.
K.B. van 8 november 1967 (en verdere wijzigingen)
Feitelijke organisatie van de brandweer. Coördinatie van de hulpverlening. K.B.
van 6 mei 1971
Model voor de organisatie van de gemeentelijke brandweerdiensten
15 mei 2007: start van de brandweerhervorming door de wet op de Civiele Veiligheid (B.S. 31/07/2007)
Kaderwet ter modernisering van de brandweerorganisatie. Doel: -
Efficiënter maken van de hulpverlening. Hulpverlening gelijkschakelen voor elke burger.
Wet van 15 mei 2007. 224 artikels. Artikel 224 treed in werking 10 dagen na publicatie in het Belgisch Staatsblad.(B.S.) Publicatiedatum: 31/07/2007 in werking treden van artikel 224.
Art.224: Treden in werking 10 dagen na de bekendmaking van de wet in het B.S.
Artikel. 1 Artikel. 2 Artikel 14 en 15 Artikel 68 en 69 Artikel 102 eerste lid Artikel 119 § 1 Artikel 220 en 221 Artikel 224
Artikel 1:
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in art. 78 van de Grondwet.
Artikel 2:
Verklaring / omschrijving van bepaalde begrippen.
Art. 2: “Operationele diensten v/d civiele veiligheid” Brandweer- en reddingsposten van de hulpverleningzones en de operationele eenheden van de Civiele Bescherming.
Art.2: “Minister”: De minister tot wiens bevoegdheid Binnenlandse Zaken behoren en voor wat betreft de medische, sanitaire en psychosociale hulpverlening de minister tot wiens bevoegdheid Volksgezondheid behoort.
Art.2: “Gouverneur” De provinciegouverneurs met uitzondering van de gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad.
Art.2: “Adequate middelen” De minimale inzet van personeel en materieel nodig voor het kwaliteitsvol uitvoeren van de opdrachten en het garanderen van een voldoende veiligheidsniveau v/h interventiepersoneel.
Art.2: “Snelste adequate hulp” De operationele diensten die het snelst op de plaats van de interventie kunnen zijn met de adequate middelen.
Art.2: “Risicoanalyse” De inventarisatie en evaluatie van de risico’s aanwezig op het grondgebied van de zone die aangeeft wat de behoeften zijn in materiaal en personeel om deze risico’s te dekken.
Art.2: “ Civiele maatregelen” Maatregelen van niet- politionele en niet militaire aard
Art.2: “Brandweer en reddingspost” (post genaamd) Een operationele structuur die is voorzien van personeel en materieel van waaruit de adequate middelen worden uitgestuurd om de operationele opdrachten te verzekeren.
Artikel 14:
Het grondgebied van het Rijk wordt verdeeld in hulpverleningzones. Elke provincie omvat minstens één zone. Elke gemeente maakt deel uit van één enkele zone. De Koning bepaalt (na advies – zie art.15) de territoriale afbakening van de hulpverleningzones.
Artikel 15: (heeft betrekking tot de voorbereiding van de zone indeling).
Oprichting per provincie van een provinciaal raadgevend comité van de zones. Oprichting op federaal vlak van een nationaal raadgevend comité van de zones.
Artikel 68:Gemeentelijke dotatie aan de zone
Dient te worden ingeschreven in de uitgaven van de gemeentebegroting. De dotaties van de gemeenten van de zone worden jaarlijks vastgelegd door de raad op basis van een akkoord bereikt tussen de verschillende gemeenteraden. Bij gebrek aan akkoord zal de dotatie worden bepaald aan de hand van een aantal criteria.
Criteria inzake berekening gemeentelijke dotaties en dit voor iedere gemeente:
De residentiële en actieve bevolking. De oppervlakte. Het kadastraal inkomen. Het belastbaar inkomen. Risico’s aanwezig op het grondgebied van de gemeente.
Artikel 69: Federale dotatie aan de zone. In de berekeningen zal men rekening houden (op zoneniveau) met:
De residentiële en actieve bevolking. De oppervlakte. Het kadastraal inkomen. Het belastbaar inkomen. De risico’s aanwezig op het grondgebied
Artikel 102 1e lid: Een K.B., zal na afbakening van de zones, het minimaal kader van het administratief en operationeel personeel van de zone bepalen.
Artikel 119 §1:
Een K.B. zal per soort interventie de minimumnormen vastleggen op vlak van materieel en uitrusting. De zone past deze normen op basis van de risicoanalyse toe zodat de snelste en adequate hulp kan gerealiseerd worden.
Artikel 220: Een K.B. zal de brandweerdiensten in brandweerposten onderbrengen nadat aan volgende voorwaarden is voldaan:
Het territoriale ambtsgebied van de zone is vastgesteld. De minimale personeelsbezetting en het minimale materieel van de zone is vastgesteld. De federale dotatie van de zone is bepaald. De gemeentelijke dotaties voor de zone zijn ingeschreven in de gemeentebegrotingen.
Uitvoering van artikel 15:
K.B. van 4 maart 2008. (B.S. 21/03/2008) Besluit
betreffende de samenstelling en de werking van het nationaal raadgevend comité (NRC)van de zones en van de provinciale raadgevende comités (PRC) van de zones
Samenroepen
van het provinciaal raadgevend comité, dit 15 dagen na het inwerking treden van het K.B. (in O-VL op 10/04/2008)
Het
PRC geeft advies 60 dagen na de vergadering
Samenroepen
van het NRC voor advies en dit 15 dagen na ontvangst van het geheel der adviezen der PRC.
Het
NRC geeft advies 45 dagen na de vergadering.
Afbakening
van de hulpverleningzones
Hulpverleningzones:
Het K.B. van 02/02/2009 (B.S. 17/02/2009) tot vaststelling van de territoriale afbakening van de hulpverleningzones verdeelt België in 32 zones. Deze zones vormen de organisatiestructuur van de toekomstige brandweerdiensten. Dit K.B. is van belang gezien het betekent dat de organisatie zal overgaan van een gemeentesysteem naar een zonesysteem.
Bestuur van de zone:
Een zoneraad welke is samengesteld uit één vertegenwoordiger per gemeente. De burgemeester vertegenwoordigt de gemeente van rechtswege. Indien hij verhinderd is, duid hij een schepen van zijn gemeente aan om hem te vervangen.
Bestuur van de zone:
Een zonecollege welke proportioneel samengesteld is uit leden die door de raad onder zijn leden werden verkozen.
Wat nog binnen de zone:
Een technische commissie bestaande uit de officieren verantwoordelijk voor de posten van de zone. Een zonecommandant.
Doel van de hervorming:
Gelijke dienstverlening voor iedere burger tegen een gelijke kostprijs. Dienstverlening op basis van het principe van de snelle en adequate hulp. Territoriale
grenzen vallen weg (gemeentelijk / provinciaal)
Algemene opdrachten van de operationele diensten zullen bestaan uit:
Basiszorg . Gespecialiseerde hulpverlening. Maar ook: Proactie,
Preventie, Preparatie, Interventie (= uitvoering) en Evaluatie maken integraal deel uit van de opdrachten
De zones bepalen in de toekomst o.a.:
De uitrukprocedures. Het personeelsbeleid. Aankoopbeleid inzake technisch en rollend materieel Opleidingsbeleid
De personeelsstatuten zullen vastgelegd worden voor beroeps- en vrijwilligerspersoneel en dit in samenwerking met de werkgever en rekening houdende met de regelgeving.
Snelle en adequate hulp:
Van toepassing bij dringende hulpverlening: Bestrijding
van brand. Interventie met brand- en/of ontploffingsgevaar. Redding van personen (bv. verkeers- of arbeidsongevallen met geknelde personen).
Snelle en adequate hulp:
Uitruktijden: Post
met 24 u/ 24 u permanentie: uitruk binnen 2 minuten. Post zonder permanentie: uitruk binnen 5 minuten.
Snelle en adequate hulp:
Samenstelling eerste uitruk snelste korps op gebied van materieel: Brand
/ ontploffing: 1 autopomp Bevrijding geknelde personen: 1 multifunctionele autopomp of een snelle hulp- / interventiewagen. Andere dringende interventies voor redding van personen in nood: 1 multifunctionele autopomp of een snelle hulp- / interventiewagen
Snelle en adequate hulp:
Samenstelling eerste uitruk korps op gebied van personeel: Basis
= minimaal 6 personen.
Waarvan 1 chauffeur, 1 leidinggevende (officier of onderofficier of korporaal met brevet sergeant) en 4 brandweermannen (persluchtdragers).
Minimale
bezetting autopomp = 4 personen. Uitruk met meerdere voertuigen om aan het vereiste totaal van de basisuitruk te komen is toegestaan.
Snelle en adequate hulp:
6 personen gelijktijdig uit dezelfde post binnen de opgelegde tijd = SAH
“Houdende, voor de vredestijd, organisatie van de gemeentelijke en gewestelijke brandweerdiensten en coördinatie van de hulpverlening in geval van brand”. B.S. 18/11/1967.
Bevat 3 hoofdstukken, zijnde:
Hoofdstuk1: De organisatie van de gemeentelijke en de gewestelijke brandweerdiensten. Hoofdstuk 2: De organisatie van de hulpverlening in geval van brand. Hoofdstuk 3: Diverse bepalingen
Hfdst. 1: Organisatie v/d brandweerdienst
Art.1: Onverminderd de bevoegdheden van de burgemeesters, staat de brandweerdienst onder het bevel van de officier, hoofd van de dienst. Deze
is verantwoordelijk op technisch en operationeel
vlak. Deze oordeelt over de aard en de omvang van het personeel en materieel die ter plaatse dienen gezonden te worden bij een interventie
Hfdst. 1: Organisatie v/d brandweerdienst
Art.2: Gaat over de indeling van de korpsen volgens het personeelsstatuut: Beroeps Gemengde Vrijwilligers
dienst
Hfdst. 1: Organisatie v/d brandweerdienst
Art.3: De minimale personeelssterkte dient overeen te stemmen met bijlage 1 van het K.B.
Art.4: Iedere brandweerdienst moet uitgerust zijn met het minimum aan materieel bepaald in de bijlage 2 van het K.B.
Hfdst. 1: Organisatie v/d brandweerdienst
Art.5: De gemeenten die een brandweerdienst hebben moeten voldoende kazernering tot hun beschikking stellen om er personeel en materieel in onder te brengen.
Art.6: Heeft betrekking tot de oprichting van vooruitgeschoven posten.
Hfdst. 1: Organisatie v/d brandweerdienst
Art.11: De leden van de brandweer moeten een opleiding ontvangen die overeenstemt met het door de Minister van Binnenlandse zaken bepaalde basisprogramma.
Hfdst. 2: Organisatie v/d hulpverlening bij brand.
Art.12: Voor de organisatie van de hulpverlening onderscheidt men: X
– korpsen Y – korpsen Z – korpsen C - Korpsen
Hfdst. 2: Organisatie v/d hulpverlening bij brand.
Art.13: Iedere dienst van de categorie X moet een beroepsdienst zijn. Iedere dienst van de categorie Y moet een beroepsdienst of een gemengde dienst zijn.
Hfdst. 2: Organisatie v/d hulpverlening bij brand.
Art.14: Onverminderd de bevoegdheden van de gouverneur van de provincie en van de burgemeester van de plaats van de interventie, is de leider van de operaties de officier of de onderofficier van de brandweerdienst die eerst ter plaatse aangekomen is.
Hfdst. 2: Organisatie v/d hulpverlening bij brand.
Art.15, 18, 19 en 20: Houdende bepalingen inzake versterkingen en regelt de mogelijkheden tot samenwerkingen.
Hfdst. 3: Diverse bepalingen
Art. 21 : Bijzondere overeenkomsten met het doel andere gemeenten hulp te zenden mag nooit tot resultaat hebben dat de taken op het eigen grondgebied niet kunnen worden ingevuld of vertraging oplopen. Art. 22 en 22 bis: Hebben betrekking op de organisatie van de brandpreventie.
Hfdst. 3: Diverse bepalingen
Art. 23 : De gemeenten moeten over voldoende bluswatervoorraden beschikken. Zij moeten er tevens voor zorgen dat de hydranten, natuurlijke waterwinplaatsen van het openbaar domein,.. steeds gemakkelijk bereikbaar en bruikbaar zijn.
Slotbemerking:
Een aantal van de bepalingen opgenomen in het K.B. zullen vervallen bij de verdere uitwerking van de wet van 15 mei 2007.
“Tot vaststelling van de modellen van gemeentelijke reglementen betreffende de organisatie van de gemeentelijke brandweerdiensten” B.S. 19/06/1971
In dit K.B. worden de modellen van de gemeentelijke reglementen betreffende de organisatie van de brandweerdienst vastgesteld. Aan het K.B. zijn 3 bijlagen verbonden.
Bijlage 1: beroeps brandweerdienst. Bijlage 2: gemengde brandweerdienst. Bijlage 3: vrijwillige brandweerdienst. De verschillen zitten hem vooral in de artikels die betrekking hebben op het personeel.
Structuur van de bijlagen:
Hoofdstuk 1: Organisatie, taak en samenstelling van de brandweerdienst.
Hoofdstuk 2: Personeel I.
andere personeelsleden dan de officieren
Sectie 1: aanwerving
A. bepalingen beroepspersoneel (Y-Z-C korpsen) B. bepalingen voor het vrijwilligerspersoneel (Y-Z-C korpsen)
Sectie 2: stage en opleiding Sectie 3: benoeming/ loopbaan (indienstneming(Y-Z-C)
Structuur van de bijlagen:
Hoofdstuk 2: Personeel (vervolg). II.
Alle personeelsleden
Sectie 1: Beëindiging van het ambt
A. bepalingen beroepspersoneel (Y-Z-C) B. bepalingen voor het vrijwilligerspersoneel (Y-Z-C)
Sectie 2: Plichten
A. Plichten die gelden voor alle leden B. Bijzondere plichten van sommige leden C. Plichten in geval van interventies
Structuur van de bijlagen:
Hoofdstuk 2: Personeel (vervolg). II.
Alle personeelsleden (vervolg)
Sectie 3: Onverenigbaarheden Sectie 4: Hiërarchie en tuchtregeling
A. Plichten die gelden voor alle personeelsleden B. Plichten die gelden voor het vrijwilligerspersoneel (Y-Z-C)
Sectie 5: Vergoeding van het vrijwilligerspersoneel (Y-Z-C)
Structuur van de bijlagen:
Hoofdstuk 3: Gebouwen. Hoofdstuk 4: Materieel en bevoorrading in bluswater. Hoofdstuk 5: Kleding en uitrusting. Hoofdstuk 6: Verzekering van het vrijwillerspersoneel (Y-Z-C) Hoofdstuk 7: Administratieve bescheiden (Bij beroeps is dit hfdst. 6)
Structuur van de bijlagen:
Hoofdstuk 8: Inspecties en bezichtigingen (Bij beroeps is dit hfdst. 7)
Hoofdstuk 9: Overgangsbepalingen (Bij beroeps is dit hfdst. 8) Hoofdstuk 10: Slotbepalingen (Bij beroeps is dit hfdst. 9)
Bevoegdheid van de gemeenteraad:
Prestatieregeling voor beroepspersoneel. Personeelskader. (rekening houdende met minima in bijlage 1 K.B. 08/11/1967) Aanwervingsvereisten voor de graad van brandweerman/beroepskorporaal. Materieel (rekening houdende met minima in bijlage 2 K.B. 08/11/1967) Vereisten voor toegang tot de bevorderingsgraden.
Enkele artikels
Organisatie / taak / samenstelling v/d dienst. Bepaling van de categorie (X,Y,Z of C) Aard van de dienst (beroeps, gemengd of vrijwilligers)
Enkele artikels
(vervolg).
Leiding brandweer. Onverminderd
de bevoegdheden van de burgemeester is dit de officier-dienstchef. Bij afwezigheid (X en Y –korpsen): door de officier met de hoogste graad en meeste graadanciënniteit Bij afwezigheid (Z en C korpsen): door de aanwezige officier, bij ontstentenis de onderofficier, met de hoogste graad en meeste graadanciënniteit.
Enkele artikels
(vervolg).
Taken. Enkel
voor taken die hem opgedragen zijn krachtens de wetten en reglementen inzake brand. De leden van de brandweerdienst mogen als dusdanig niet ingezet worden voor andere taken dan die welke vastgesteld zijn.
Enkele artikels
(vervolg).
Personeelskader.
Het maximale personeelskader dient opgenomen te worden (rekening houdende met de minima opgegeven in het K.B.)
Aanwerving.
Niet officieren in de graad van brandweerman Geneeskundig onderzoek (eliminerend) Proeven inzake lichamelijke geschiktheid (eliminerend)
Selectieproeven
Enkele artikels
(vervolg).
Stage.
Duur van de stage 1 jaar Stageverslag (stagecommissie: dienstchef, officieren, onderofficieren) Gunstig verslag: aannemen in vast dienstverband of effectieve in diensttreding. Ongunstig: verlening van de stage met maximaal 2 x 6 maanden of afdanking.
Enkele artikels
(vervolg).
Opleiding. Behalen
van het brevet brandweerman in een erkende provinciale brandweerschool.
Loopbaan. Wanneer
bij bevordering plaatsen open komen dient het personeel bij dienstnota ingelicht te worden. Hierin dienen te staan: de te vervullen voorwaarden, de opgelegde proeven en stof ervan, uiterste datum voor indienen kandidaturen.
Enkele artikels
(vervolg).
Beëindiging van het ambt. Vrijwillig
ontslag. Ambtshalve (bv. voldoet niet meer aan de aanwervingsvoorwaarden). Afzetting (bv. op basis van gemaakte fouten). Bereiken van de leeftijdgrens (kan eervol ontslag zijn).
Enkele artikels
(vervolg).
Tucht. Voor
Terechtwijzing / berisping (door burgemeester) Schorsing (max. 1 maand) / afdanking (door gemeenteraad op voorstel van de burgemeester)
Voor
de officieren:
de andere leden:
Terechtwijzing / berisping (door officier-dienstchef) Schorsing (max. 1 maand) / afdanking (door gemeenteraad op voorstel van de burgemeester
(vervolg).
Vergoedingen (vrijwilligers). Worden
Enkele artikels
vastgesteld door de gemeenteraad.
Materieel en bevoorrading bluswater Minimaal
bijlage 2 van KB 08/11/1967. Gemeenteraad kan lijst aanvullen. Materieel mag, zelfs tijdelijk,niet voor andere doeleinden dan deze van de dienst gebruikt worden.
Enkele artikels
(vervolg).
Materieel en bevoorrading bluswater De
officier-dienstchef laat alle waterwinplaatsen opnemen Hij stelt aan de bevoegde gemeentebesturen de nodige maatregelen en werken voor om het vinden, de toegang en het gebruik ervan te verbeteren. Hydranten op de openbare weg kunnen altijd voor interventies of oefeningen gebruikt worden.
Enkele artikels
(vervolg).
Onverenigbaarheden. Beroeps
en vrijwilliger in dezelfde dienst. Brandweerman en lid van een politiedienst die deel uit- maakt van de openbare macht. Brandweerman en personeelslid zijn van ondernemingen (of belangen hebben in deze) welke materiaal vervaardigen, vervoeren of verkopen voor brandbescherming,brandvoorkoming of bestrijding. Brandweerman en werken in ondernemingen welke brandvoorkomingsmaatregelen bestuderen, toepassen of controleren.
Enkele artikels
(vervolg).
Kledij. Mag
enkel gedragen worden bij de uitoefening van de dienst, ter gelegenheid van vergaderingen voor beroepsbelangen en officiële plechtigheden. Diensttenue, branduitrusting en uitgangstenue vormen elk één geheel, waarvan de samenstellende stukken niet afzonderlijk mogen worden gedragen.
Enkele artikels
(vervolg).
Verzekering vrijwilligerspersoneel Polis
van gemeen recht- arbeidsongevallen. Polis Burgerlijke Aansprakelijkheid. Verplichting om de stagiar-vrijwilliger hiervan bij zijn indienstneming in kennis te brengen. Eventuele
facultatieve verzekeringen (bv. sportwedstrijden,…)
Andere taken:
Behoudens de taken opgegeven in het ministerieel rondschrijven van 29/11/1967 kunnen nog andere hulpverleningstaken opgelegd worden krachtens wetten, decreten, reglementen zoals: Wet
08 juli 1964 (Dringende geneeskundige hulpverlening). K.B. 28 februari 1963 (Algemeen reglement op bescherming van bevolking en werknemers tegen het gevaar van ioniserende straling).
Andere taken (vervolg): ARAB Milieuwetgeving Intergemeentelijke
overeenkomsten
Leiding geven en bevelvoering naar aanleiding van nablussingswerkzaamheden en eenvoudige interventies.
Inleiding:
Branden en complexe hulpverlening vallen in principe onder de leiding van een officier. Alles gebeurt ook in functie van de plaatselijke voorschriften van de dienstchef. De onderofficier kan belast worden met de leiding bij nablussing, controlewerkzaamheden, eenvoudige hulpverleningsopdrachten.
Soorten opdrachten:
Hulpverleningswerkzaamheden. Opkuis
rijbaan, redden dieren, leegpompen kelder,…
Nablussingswerkzaamheden.
Wacht- en bewakingsdiensten. Bij
beurzen, grote festiviteiten,…
Aandachtspunten:
Veiligheid personeel boven alles. Zorg dat iedereen de gepaste veiligheidskledij en middelen aanheeft. Interventiekledij Adembescherming
Aandachtspunten (vervolg):
Schat de situatie / gevaren goed in. Aarzel niet om op te schalen. Voorkom of beperk bijkomende schade. Wissel regelmatig het personeel / ploegen. Doe zelf de controlerondes. Hoe rekening met externe factoren (bv. weersomstandigheden).
Aandachtspunten (vervolg):
Zorg bij langdurige interventies desgevallend voor spijs en drank. Zorg er voor dat uw bevelen correct en duidelijk zijn. Zie er op toe dat uw bevelen correct worden uitgevoerd.
Groepstaken
Waar u zelf als onderofficier de opdracht krijgt om een taak tot een goed einde te brengen.
Bevelvoering & Het opperbevel bij brand
Inleiding.
De onderofficier is een belangrijke schakel in de bevelvoering.
Als bevelvoerder van een ploeg is het noodzakelijk dat hij weet hoe in het kader van brandbestrijding en hulpverlening de bevoegdheden en verantwoordelijkheden liggen.
Opperbevel:
De Minister van Binnenlandse Zaken of zijn gemachtigde kan in vredestijd bij optreden in het raam van de civiele bescherming en voor de behoeften ervan, de personen en zaken, die hij nodig mocht achten, opvorderen. Dezelfde bevoegdheid wordt verleend aan de burgemeester. (art.5 van de wet van 31/12/63)
Opperbevel (vervolg):
De burgemeester heeft het opperbevel bij brand alsmede bij ongevallen andere dan brand voor zover de brandweer daarbij een taak heeft. D.w.z. dat hij als hoofd van de politie en de hoogste burgerlijke overheid bevoegd is tot het nemen van maatregelen om de openbare orde te handhaven en van buitengewone maatregelen die in het eigendomsrecht ingrijpen.
Opperbevel (vervolg):
Het voorgaande betekent o.a. dat objecten onmiddellijk in bezit kunnen worden genomen in verband met de openbare veiligheid.
Bij uitbreiding van de rampsituatie of incidenten met gevaarlijke producten ligt de coördinatie van de hulpverleningsmiddelen en diensten bij de gouverneur.
De officier-dienstchef:
“Onverminderd de bevoegdheden van de burgemeester, wordt de dienst geleid door de officier- dienstchef,…..” Dit artikel geeft aan de dat dienstchef de dagelijkse leiding heeft over de brandweer
De officier-dienstchef (vervolg):
Doet voorstellen aan de burgemeester m.b.t. de goede werking van de dienst. Hij dient er voor te zorgen dat de brandweer altijd in staat is om de haar opgelegde taken uit te voeren. Hij
is dus verantwoordelijk voor de organisatie, de goede werking, de tucht van de dienst,…
Hij heeft het bevel bij brandbestrijding en hulpverlening.
De officier van dienst en de sectiechef:
De officier-dienstchef kan het bevel bij brand of technische hulp delegeren aan andere bevelvoerenden. Officier
van wacht. Sectiechef
De officier-dienstchef moet via dienstnota’s deze organisatorische afspraken vastleggen.
De bevelvoering:
Bij eender welke tussenkomst kan een bevelvoerder niet zomaar, zonder er over nagedacht te hebben, zijn mensen en middelen inzetten. Zo niet kan dit leiden tot onverantwoorde inzet, waarbij de veiligheid van personeel , burgers, materieel,.. in gevaar komt en men het beoogde doel niet bereikt.
De bevelvoering (vervolg):
Om tot een verantwoorde en effectieve inzet te komen:
A. De opdracht steeds analyseren. B. De toestand voortdurend beoordelen.
Algemene toestand: Hoe is het terrein, hoe is de bereikbaarheid ? Hoe is het weer ? Wat en hoe zijn de andere omstandigheden ? Bijzondere toestand: Kwantiteit en de kwaliteit van het personeel . Beschikbare middelen en materieel Het voorval
De bevelvoering (vervolg):
Om de toestand van het object waarop men de inzet zal richten te kunnen beoordelen, zal de bevelvoerder een verkenning uitvoeren. Voorkomt dat er “zomaar” een inzet start. Betere resultaten. Hogere veiligheid. Enz.
De bevelvoering (vervolg):
C. Plan maken waarin volgende beslissingen verwerkt zijn: Wat moet er worden gedaan ? Wie moet het doen ? Waar moet het gedaan worden ? Hoe moet het gedaan worden ? Waarmee moet het gedaan worden ? Wanneer moet het gedaan worden ?
De bevelvoering (vervolg):
D. Bevelen geven om het plan uit te voeren / tot een goed einde te brengen.
E. Controleren of de bevelen worden uitgevoerd zoals de bedoeling was.
Bevelvoering stopt niet bij punt E, maar is een continu proces en dit is pas teneinde als het doel van de inzet bereikt is.
De bevelvoering (vervolg):
Eigenschappen van een bevel: 1) Geef pas een bevel als het besluit / plan vaststaat. 2) Wie een bevel geeft moet zich verplaatsen in de toestand van deze aan wie het bevel wordt gegeven. 3) De inhoud van een bevel moet duidelijk, logisch en zo kort mogelijk zijn. 4) Het bevel moet volledig zijn (geen aanhangsels = verwarring).
De bevelvoering (vervolg):
Eigenschappen van een bevel (vervolg): 5) 6) 7) 8) 9)
Geef 1 bevel tezelfdertijd. Een bevel moet uitvoerbaar zijn. Geen toelichting bij een bevel. Spreek luid, rustig en duidelijk. Gebruik standaardbevelen.
VEEL SUCCES !