Mobiliteit en gezinnen Resultaten van de enquête – juli - augustus 2010
Mobiliteit en gezinnen Resultaten van de enquête – juli - augustus 2010
De focus van de Aardig-op-weg-week 2010 is kinderen en duurzame mobiliteit. Komimo was benieuwd welke vervoerskeuzes ouders maken als het gaat om verplaatsingen naar school, opvang en vrijetijdsbestemmingen van de kinderen. We peilden ook naar het waarom van die vervoerskeuzes en of het mobiliteitsaanbod daar een invloed op heeft. Tijdens de voorbije zomer vulden 200 gezinnen met inwonende kinderen, jonger dan 18 jaar, de mobiliteitsenquête van Komimo in.
Inhoud Inhoud ............................................................................................................................................................ 2 1.
Steekproef en respondenten ................................................................................................................... 3
2.
Beschikbaarheid vervoermiddelen ........................................................................................................... 5 2.1
Aantal personenwagens in het gezin ...........................................................................................................5
2.2
Beschikbaarheid fietsen ...............................................................................................................................6
2.3
Aantal brom- en motorfietsen in het gezin ..................................................................................................6
2.4
Beschikbaarheid van het openbaar vervoer .................................................................................................6
3.
Verplaatsingen volgens motief................................................................................................................. 8
4.
Verplaatsingen volgens vervoermiddel ..................................................................................................... 8
5.
4.1
Te voet zonder begeleiding ..........................................................................................................................8
4.2
Fiets zonder begeleiding............................................................................................................................... 9
4.3
Openbaar vervoer zonder begeleiding .........................................................................................................9
4.4
Bromfiets zonder begeleiding.......................................................................................................................9
4.5
Te voet met begeleiding ...............................................................................................................................9
4.6
Fiets met begeleiding ................................................................................................................................... 9
4.7
Fiets (het kind als passagier op een fietsstoeltje, in de fietskar of met de bakfiets) ..................................10
4.8
Openbaar vervoer met begeleiding ............................................................................................................10
4.9
Kinderen vervoerd in de auto .....................................................................................................................10
Conclusies ............................................................................................................................................. 11
Mobiliteit en gezinnen
2
1. Steekproef en respondenten 207 respondenten met inwonende kinderen jonger dan 18 jaar vulden de vragenlijst in. 194 daarvan beantwoordden alle vragen. De gemiddelde leeftijd van de respondenten is 38,33 jaar, die van hun partner is 39,43 jaar. De bevraagde gezinnen behoren hoofdzakelijk tot de actieve bevolking. In 97% van de gezinnen wordt meer dan 20 uur per week besteed aan betaald werk, in 10% zelfs meer dan 80 uur. De gemiddelde grootte van de gezinnen in de steekproef is 4,15 personen. Een gezin heeft gemiddeld 2,31 kinderen jonger dan 18 jaar. De minimale gezinsgrootte is 2 personen (eenoudergezin met 1 kind), de maximale gezinsgrootte is 8 personen.
Mobiliteit en gezinnen
3
In totaal zaten 448 kinderen van 0 tot 18 jaar in de steekproef. Ongeveer een kwart daarvan is jonger dan 3 jaar. Twee derde is jonger dan 12 jaar en dus hoofdzakelijk vervoersafhankelijk.
Meer dan de helft van de respondenten woont in een stedelijke omgeving.
Mobiliteit en gezinnen
4
2. Beschikbaarheid vervoermiddelen 2.1
Aantal personenwagens in het gezin
Aantal personenwagens 0 1 2 3 4
Aantal
%
16 116 71 2 1 206
7,77% 56,31% 34,47% 0,97% 0,49%
Het autobezit bij gezinnen met kinderen uit deze steekproef is hoger dan het gemiddelde autobezit van een Vlaams gezin. 92,23% van de gezinnen met kinderen beschikt over een personenwagen, voor alle Vlaamse gezinnen is dit 83,00%1. Gezinnen met kinderen hebben vaker een tweede wagen dan gezinnen zonder kinderen. 35,92% heeft 2 of meer wagens, terwijl 29,99% van alle Vlaamse gezinnen een tweede wagen heeft2. Hoe meer gezinsleden, hoe meer personenwagens in het gezin. In eenoudergezinnen met 1 kind beschikt de helft van de gezinnen niet over een auto. Het autobezit (het al dan niet hebben van een auto) en het aantal personenwagens neemt toe naargelang de gezinsgrootte.
1 2
Onderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaanderen 4.1 (2008-2009), W. Miermans, 2010 Idem
Mobiliteit en gezinnen
5
De omgeving waarin het gezin woont heeft ook een duidelijke invloed op het autobezit. In “heel landelijke” en “eerder landelijke” omgeving beschikt elk gezin over een personenwagen (100%). In eerder stedelijke omgeving beschikt 90% over een personenwagen en in heel stedelijke omgeving heeft 81% van de gezinnen een personenwagen. De af te leggen afstanden en de beschikbaarheid van alternatieven spelen een belangrijke rol. Op het platteland blijkt een wagen nog steeds noodzakelijk om in de noden van een gezin te voorzien3.
2.2
Beschikbaarheid fietsen
In 95% van de gezinnen beschikt elk gezinslid over een fiets of over een plaats op een fiets (fietsstoeltje, aanhangfiets of fietskarretje). Dat bewijst dat er nog steeds vaak gefietst wordt in Vlaanderen. In het Onderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaanderen (OVG 4.1)4 werd al vastgesteld dat er meer fietsen dan auto’s zijn in Vlaanderen. Slechts 1/7 van de Vlaamse gezinnen beschikt niet over een fiets, 1/8 van de gezinnen beschikt over 5 of meer fietsen.
2.3
Aantal brom- en motorfietsen in het gezin
Aantal brom- of motorfietsen 0 1 2 3 4 5 6
Aantal
%
179 23 2 0 0 1 1 206
86,89% 11,17% 0,97% 0,00% 0,00% 0,49% 0,49%
Slechts 13% van de gezinnen beschikt over een of meer brom- of motorfietsen.
2.4
Beschikbaarheid van het openbaar vervoer
De vragen naar de beschikbaarheid van het openbaar vervoer bevatten subjectieve elementen. De vragen naar de afstand naar het treinstation, of er een halte op wandelafstand is en of er aan die halte bruikbare buslijnen zijn, baseren zich op een inschatting door de respondenten. Gebrekkige kennis van het openbaarvervoersaanbod leidt natuurlijk tot het niet gebruiken ervan.
3 4
Immobiel op het platteland, Koning Boudewijnstichting, maart 2003 Onderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaanderen 4.1 (2008-2009), W. Miermans, 2010
Mobiliteit en gezinnen
6
Trein Afstand tot het dichtstbijgelegen treinstation Minder dan 1 kilometer Minder dan 5 kilometer Minder dan 10 kilometer Minder dan 20 kilometer Verder dan 20 kilometer Geen antwoord
Aantal 46 99 41 16 4 1 207
% 22,22% 47,83% 19,81% 7,73% 1,93% 0,48%
70% van de respondenten weet een treinstation op minder dan 5 kilometer afstand. Volgens bijna een kwart van de respondenten is er zelfs een treinstation op minder dan 1 kilometer! Ongeveer 1 op 10 denkt verder te wonen dan 10 kilometer van een treinstation. In stedelijke omgeving is de afstand naar het treinstation kleiner dan in landelijke omgeving: in heel stedelijke omgeving woont 97% op minder dan 5 kilometer van een station, in eerder stedelijke omgeving is dat 87%. In die stedelijke omgevingen woont niemand op meer dan 10 kilometer van een treinstation. In landelijke omgeving woont ongeveer 45% op minder dan 5 kilometer van een treinstation. Bus-Tram-Metro Door de invoering van basismobiliteit heeft meer dan 90% van de Vlamingen een basisaanbod van openbaar vervoer binnen bereik. Dat blijkt ook uit onze enquête: 95% van de respondenten heeft een bushalte op wandelafstand van de woning. Volgens 1/3 van die 95% zijn de buslijnen aan die bushalte niet bruikbaar voor de verplaatsingen van hun kinderen. Ongeveer 1/10 weet niet of de buslijnen bruikbaar zijn voor hun verplaatsingen. Voor de meerderheid zijn de buslijnen wel bruikbaar. Iets meer dan de helft van de respondenten (54,59%) heeft een bruikbare buslijn op wandelafstand. Vooral in heel stedelijke omgeving zijn er bruikbare buslijnen op wandelafstand: volgens 70% van de respondenten is dat het geval. Opmerkelijk is dat in eerder landelijke omgeving de bruikbaarheid van de bus (54,5%) even hoog ingeschat wordt als in eerder stedelijke omgeving (54,4%). Ook heel landelijke omgeving scoort niet veel slechter (50%). Ook de kennis van de buslijnen is duidelijk hoger in heel stedelijke omgeving (6% in heel stedelijke omgeving weet niet of ze over een bruikbare buslijn beschikken, in eerder stedelijke omgeving is dat 10%, in eerder landelijke omgeving is dat 7,5% en in heel landelijke omgeving is dat 14%). Kennis over de aanwezige buslijnen is in eerder landelijke omgeving iets beter dan in eerder stedelijke omgeving. De bus wordt als meest bruikbaar beschouwd in heel stedelijke omgeving en is daar ook het best gekend.
Mobiliteit en gezinnen
7
3. Verplaatsingen volgens motief Voor de dagelijkse verplaatsing naar school of kinderopvang blijkt de fiets het meest gekozen vervoermiddel. Ook voor vrijetijdsverplaatsingen tijdens de schoolweek is de fiets het meest populaire vervoermiddel. Voor vrijetijdsverplaatsingen scoort de auto bijna even hoog.
4. Verplaatsingen volgens vervoermiddel Per kind kunnen ouders kiezen om verschillende vervoermiddelen te gebruiken. Dat is logisch: de kinderen gaan met de fiets naar school, maar worden met de auto naar de jeugdvereniging gebracht, … De keuze van het vervoermiddel is sterk afhankelijk van de leeftijd en dus de autonomie van het kind. Voor elk vervoermiddel werd gevraagd of deze door het kind alleen of onder begeleiding gebruikt werd.
1. 2. 3. 4. 5.
Vervoermiddel Fiets Auto Te voet Openbaar vervoer Bromfiets
Aantal 254 187 119 70 1
De fiets wordt het vaakst vermeld als vervoermiddel. Vooral het fietsen met begeleiding (87 keer gekozen) of met het kind als passagier (88 keer) scoorden hoog. In 79 gevallen mag het kind zelfstandig fietsen. In 126 gevallen rijdt het kind met de ouders mee in de auto, in 61 gevallen rijdt het kind (ook) met iemand anders mee in de auto. In 75 gevallen begeleiden de ouders hun kinderen te voet, in 44 gevallen mogen de kinderen zelfstandig stappen. In 42 gevallen reizen de kinderen zelfstandig met het openbaar vervoer, in 28 gevallen is dit onder begeleiding.
4.1
Te voet zonder begeleiding “Mijn kind leert zich gedragen in het verkeer en leert oplossingen zoeken voor nieuwe situaties.” Katrien uit Beringen
Een kwart van de respondenten laat haar of zijn kinderen toe om te voet zonder begeleiding hun verplaatsingen te maken. Belangrijkste voorwaarden zijn een haalbare afstand en een verkeersveilige route. Dit is natuurlijk enkel mogelijk wanneer de kinderen voldoende zelfstandig zijn. Dat stappen gezond en milieuvriendelijk is, is mooi meegenomen. Minder belang hechten de ouders volgens de enquête aan het feit dat te voet gaan goedkoop is en dat de ouders tijd winnen als de kinderen zich zelfstandig verplaatsen.
Mobiliteit en gezinnen
8
4.2
Fiets zonder begeleiding
“Na jaren meegefietst te hebben, moet je ze ook leren loslaten in het toch soms onveilige verkeer.” Hilde uit Oostende 40% van de ouders laat hun kinderen met de fiets zonder begeleiding hun verplaatsing maken. Opnieuw zijn een haalbare afstand en een verkeersveilige route de voornaamste factoren.
4.3
Openbaar vervoer zonder begeleiding
“Het is veiliger bij slecht winterweer. Met een fiets is het dan te glad (en fietspaden worden zelden of laat gestrooid). Of bij erge regen: niet doorweekt de dag moeten beginnen.” Kristien uit Aalst Iets meer dan een vijfde van de ouders laat hun kinderen zonder begeleiding met het openbaar vervoer reizen. Dit is enkel mogelijk wanneer de kinderen voldoende zelfstandig zijn. Voor de meeste ouders is dit de meest praktische oplossing, zeker als de reistijd beperkt blijft. Ook de weersomstandigheden spelen een rol: kinderen die bij goed weer zelfstandig met de fiets gaan, stappen in de winter over op het openbaar vervoer.
4.4
Bromfiets zonder begeleiding
De bromfiets wordt slechts uitzonderlijk gebruikt. Verkeersveiligheid is een belangrijke bekommernis, maar ook het feit dat zelfstandige kinderen minder beslag leggen op tijd van de ouders.
4.5
Te voet met begeleiding
“Stappen is niet enkel gezond, het versterkt ook de wilskracht en het uithoudingsvermogen. Bovendien kom je al stappend heel wat dingen (andere mensen, leuke inkijk in tuinen of huizen, allerlei beestjes, planten bloemen, ...)tegen die je op de fiets, in de bus, trein, auto nooit zou gezien hebben. Je geniet ook van een ongedwongen samenzijn: leuke babbels, ideaal vraagmoment, ...” Marjan uit Ekeren Bijna 40% van de ouders begeleidt zijn kind te voet naar de bestemming. De afstand moet natuurlijk haalbaar zijn en ook hier is een verkeersveilige route een belangrijk aspect. Dat stappen gezond en milieuvriendelijk is, is voor de respondenten duidelijk belangrijker dan dat het niets kost. Ook dat kinderen op deze manier zelfstandigheid in het verkeer leren is voor de meesten belangrijk. Een groot aantal respondenten brengt spontaan aan dat samen met je kind wandelen gezellig en ontspannend is. Het perfecte moment om bij te praten of de kleine iets bij te brengen.
4.6
Fiets met begeleiding
“Omdat de reacties van mijn kind op andere weggebruikers of situaties soms nog onvoorspelbaar zijn, rijdt hij vaak nog met mij mee. Zo kan ik hem in het oog houden, hoe hij met situaties omgaat en hem helpen zich in het verkeer te bewegen.” Hilde uit Sint-Amandsberg Bijna de helft van de ouders in de steekproef laten hun kind onder begeleiding, maar op de eigen fiets, naar hun bestemming fietsen. Een haalbare afstand en een verkeersveilige route zijn opnieuw de belangrijkste elementen. Maar ook dat fietsen gezond en milieuvriendelijk is scoren goed.
Mobiliteit en gezinnen
9
Daarenboven leren de ouders hun kinderen zelfstandig te worden. Dat fietsen goedkoop is, is minder belangrijk en wordt zelfs tegengesproken: kinderfietsen zijn duur en vergen veel onderhoud. Externe factoren spelen een rol: slecht weer doet overstappen naar de auto, gebrek aan parkeerplaatsen op de bestemming zetten dan weer aan tot fietsen. Veel ouders kiezen ervoor om hun kind niet altijd te begeleiden, maar om ze in bepaalde gevallen ook zelfstandig met de fiets te laten rijden.
4.7
Fiets (het kind als passagier op een fietsstoeltje, in de fietskar of met de bakfiets)
“Je kan rijden tot waar je moet zijn. Je moet geen parkeerplaats zoeken en hebt geen last van files. Jammer dat er zoveel mensen op de stoep parkeren.” Maarten uit Hasselt Bijna de helft van de ouders brengt de kinderen met de fiets met een fietsstoeltje, fietskar, aanhangfiets, … naar de bestemming. Voornaamste randvoorwaarde is een haalbare afstand, verkeersveiligheid blijft belangrijk maar is minder belangrijk dan wanneer het kind op de eigen fiets (al dan niet met begeleiding) fietst.
4.8
Openbaar vervoer met begeleiding
“Als de auto in gebruik is door mijn man en we moeten toch verder dan fietsafstand. Nog een belangrijke voorwaarde: de plaats van bestemming moet bereikbaar zijn met het openbaar vervoer (zonder teveel overstappen en wachttijden).” Mai uit Diepenbeek 15% van de ouders begeleidt nu en dan zijn kinderen op het openbaar vervoer. Dit is het geval wanneer het openbaar vervoer praktisch de beste oplossing blijkt. Soms is het een negatieve keuze: er zijn geen alternatieven beschikbaar.
4.9
Kinderen vervoerd in de auto
“Meerdere spullen/zaken dienen mee genomen te worden voor school/hobby waardoor de fiets onbruikbaar wordt. Het Belgische weer speelt een belangrijke rol. De onveilige of slechte toestand van de fietspaden zorgt er dikwijls voor dat we niet voor de fiets kiezen. Beperkte tijd tussen het heen en/of weer brengen van kinderen naar verschillende locatie die ver uit elkaar liggen zorgt ervoor dat de auto een verplichting wordt wil men op tijd zijn.” Raf uit Helchteren Meer dan twee derde van de ouders vervoert zijn kinderen met de auto of laat zijn kinderen vervoeren met de auto (69%). Voor de meeste ouders gebeurt dit vanuit praktische overwegingen. Dat is het geval wanneer de afstand te groot is om met de fiets te overbruggen, wanneer er veel bagage moet vervoerd worden of wanneer de verplaatsing met het kind deel uitmaakt van een ketenverplaatsing (bijvoorbeeld op weg naar het werk). Ook de weersomstandigheden kunnen een rol spelen. Een aantal ouders geeft aan dat de kinderen zich op geen andere manier mogen verplaatsen (omwille van door de ouders gepercipieerde sociale onveiligheid of verkeersonveiligheid). De ouders perken de autonomie van de kinderen bewust in. Belangrijke kanttekening is dat veel ouders beseffen dat dit niet de meest duurzame keuze is. Bijna de helft van de respondenten argumenteert waarom en in welke gevallen ze kiezen om het kind met de auto te vervoeren.
Mobiliteit en gezinnen
10
5. Conclusies “Het is levensgevaarlijk om een kind van 7 zonder begeleiding op straat te sturen. Automobilisten kijken helemaal niet uit.” Christel uit Opwijk “'s Avonds niet alleen mogen terugkomen in 't donker.” Erna uit Boechout Verkeersonveiligheid en het sociaal onveiligheidsgevoel zijn de belangrijkste oorzaken voor de verminderde zelfstandige mobiliteit van jongeren. Nochtans stimuleert veel en regelmatig bewegen op jonge leeftijd de motorische ontwikkeling van het kind. Dit heeft een gunstige invloed op de fysieke conditie (belangrijk in de strijd tegen obesitas) en resulteert in een verminderde kwetsbaarheid in het verkeer5. “baby, is nogal moeilijk niet. Ligt op de weg naar het werk partner” Frank uit Hasselt kiest voor de auto “parkeerproblemen aan kleuterschool vermijden” Griet uit Hasselt kiest voor de fiets Veel ouders kiezen pas voor een duurzaam alternatief als ze niet over een (tweede) wagen beschikken of wanneer de bestemming over onvoldoende parkeermogelijkheden beschikt. Redenen om voor de auto te kiezen zijn een te grote afstand, de bagage die moet vervoerd worden en wanneer de verplaatsing met het kind deel uitmaakt van een ketenverplaatsing. “Mijn kinderen fietsen liever dan overvol openbaar vervoer te nemen.” Peter uit Deurne Meer dan de helft van de gezinnen beschikt over een bushalte op wandelafstand die bediend wordt door een bruikbare buslijn. Toch laat maar een op tien van de ouders hun kinderen toe om dagelijks zelfstandig met het openbaar vervoer te reizen. Amper 1% van de ouders vergezelt frequent zijn kroost op bus of tram om ze aan te leren zelfstandig met het openbaar vervoer te reizen. Enkel in heel stedelijke omgeving wordt de bus als valabel alternatief aanvaard. Een gebrekkig aanbod is niet het voornaamste argument om niet voor het openbaar vervoer te kiezen. Zowel voor trein als bustram-metro is de dekking in Vlaanderen erg groot. Het openbaar vervoer kampt echter met een imagoprobleem: de bus is overvol, vuil, lawaaierig en sociaal onveilig. “Pedagogisch: onze kinderen leren dat je geen auto hoéft te hebben. Samen fietsen is ook heel leuk: we zien altijd vanalles onderweg. Stoppen wanneer we een hond zien bijvoorbeeld.” Ellen uit Gent De fiets is heel wat populairder als vervoermiddel: ongeveer de helft van de ouders kiest dagelijks voor de fiets en meer dan 90% gebruikt de fiets nu en dan. De jongste kinderen worden in een fietsstoeltje of fietskar op hun bestemming gebracht. Als de kinderen wat ouder zijn, fietsen ze met begeleiding van hun ouders en eenmaal de ouders er voldoende vertrouwen in hebben, mogen de kinderen zelfstandig fietsen. 5
Vervoersafhankelijkheid en vervoersautonomie van kinderen (10-13 jaar), Onderzoekscentrum Kind & Samenleving, Mobiel 21 vzw, Universiteit Hasselt, Provinciale Hogeschool Limburg, 2007
Mobiliteit en gezinnen
11
Een uitgave van Komimo vzw Kasteellaan 349 A, Gent
[email protected] www.komimo.be
Mobiliteit en gezinnen
12