Crematoria 1996 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID I-SZW Nr. 8466 Bijvoegsel Stcrt. d.d. 30-1-1996, nr. 21 ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR DE CREMATORIA De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Gelezen het verzoek van de Algemene Werkgevers-Vereniging namens de CVN Crematoria Nederland BV, de Crematorium Velsen BV, de Crematorium Dieren BV en de Maatschap Crematorium Kranenburg Zwolle als partijen te ener zijde mede namens AbvaKabo en Dienstenbond CNV als partijen te anderer zijde bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Crematoria, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst; Overwegende, dat genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking is getreden; dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Nederlandse Staatscourant; dat naar aanleiding van dit verzoek een bezwaarschrift is ingediend door mr. J. de Vries namens: – de Stichting Crematorium Leiden; – de Stichting Crematorium Capelle aan de IJssel; – de Stichting Crematorium Uden; – de Stichting Crematorium Spijkenisse; – de Stichting Crematorium Rosmalen. dat dit bezwaar als volgt is samen te vatten: Bezwaarden hebben thans geen personeel in dienst doch maken gebruik van gedetacheerd personeel. Toepassing van de CAO zou derhalve leiden tot strijdigheden met andersoortige van toepassing zijnde arbeids-
Sdu Uitgevers, ’s-Gravenhage 1996 51U2267
CAO846696
1
voorwaarden. Derhalve maken zij bezwaar en verzoeken subsidiair om ontheffing. dat naar aanleiding van dit bezwaar het volgende kan worden opgemerkt: De CAO is van toepassing op iedere werknemer in dienst van een werkgever. Dit impliceert dat werknemers die binnen een crematorium te werk zijn gesteld, maar niet in dienst zijn van het crematoriuim, niet zondermeer onder de werkingssfeer van deze CAO vallen. dat derhalve het bovenvermeld bezwaar, algemeen verbindendverklaring van de daarvoor in aanmerking komende bepalingen niet in de weg staat; dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen; Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten; Gezien het advies van de Stichting van de Arbeid; Besluit: I. Verklaart algemeen verbindend tot en met 31 maart 1996 de navolgende bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Crematoria, zulks met inachtneming van hetgeen onder II, III, IV en V is bepaald: Artikel 1 Begripsbepalingen 1. Werkingssfeer Definitie Crematorium: In dit verband moet onder Crematorium worden verstaan de in Nederland gevestigde privaatrechtelijke organisatie die een inrichting voor lijkverbranding exploiteert, met uitzondering van het crematorium voor dieren. 2. Definities In deze overeenkomst wordt verstaan onder: a. de werkgever: elke natuurlijke of rechtspersoon die voldoet aan de in lid 1 gegeven definitie van Crematorium, met uitzondering van de crematoria die door Dela Uitvaartverzorging B.V. worden gee¨xploiteerd; 2
Crematoria 1996 Verbindendverklaring CAO-bepalingen c. werknemer: iedere werknemer (m/v) in dienst van de werkgever en waarvan de functie is opgenomen of gezien de aard van de werkzaamheden behoort te worden opgenomen in Bijlage 1 van deze collectieve arbeidsovereenkomst; als werknemers in de zin van deze overeenkomst worden niet beschouwd stagiaires, vakantiewerkers en zij die op grond van een arbeidsovereenkomst slechts incidenteel werk verrichten. d. dienstrooster: een werktijdregeling die aangeeft op welke tijdstippen (groepen van) werknemers normaliter hun werkzaamheden aanvangen, deze bee¨indigen en onderbreken; e. normale arbeidsduur: het gemiddeld aantal uren per week gedurende welke de werknemers normaliter volgens dienstrooster hun werkzaamheden verrichten; f. maandsalaris: het salaris als geregeld in bijlage II; g. maandinkomen: het maandsalaris, vermeerderd met eventuele bijzondere beloningen voorzover deze een vast karakter hebben; h. funktievolwassenleeftijd: de leeftijd waarop in de betreffende funktiegroep in ieder geval het schaalsalaris bij 0 funktiejaren moet worden gegeven; i. ondernemingsraad: de ondernemingsraad als bedoeld in de Wet op de Ondernemingsraden; j. B.W.: Burgerlijk Wetboek. Artikel 1A Deeltijd Indien op grond van de individuele arbeidsovereenkomst de bedongen arbeid minder bedraagt dan de normale arbeidsduur zijn de bepalingen van deze c.a.o. naar rato van de individuele arbeidsduur, op overeenkomstige wijze van toepassing. Artikel 3 Algemene verplichtingen van de werkgever 2. Van de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst kan in voor werknemers gunstige zin worden afgeweken na overleg tussen de werkgever en partijen te anderer zijde. Dit overleg behoeft echter slechts plaats te vinden als de hier bedoelde afwijkingen collectief voor een groep of categorie werknemers zijn bestemd. 3. De arbeidsovereenkomst aangegaan tussen een werkgever en een werknemer en een door de werkgever vastgesteld bedrijfsreglement 3
mogen op straffe van nietigheid geen bepalingen bevatten in strijd met deze c.a.o. 4. De werkgever zal met iedere werknemer schriftelijk een individuele arbeidsovereenkomst aangaan, waarin verwezen wordt naar het eventueel geldend bedrijfsreglement. 5. Sociaal Beleid De werkgever zal een sociaal beleid voeren met inachtneming van de uitgangspunten en regelgeving zoals deze zijn geformuleerd in bijlage V van de cao. Artikel 4 Bedrijvenwerk 3. Bescherming van vertegenwoordigers van de vakverenigingen 1. De vertegenwoordiger van een vakvereniging is de in de onderneming werkzaam zijnde persoon die een bestuurlijke of vertegenwoordigende funktie uitoefent in het kader van zijn vereniging en die als zodanig door de betrokken vakvereniging bij de ondernemingsleiding schriftelijk is aangemeld. 2. De ondernemingsleiding draagt er voor zorg dat de vertegenwoordiger van een vakvereniging uit hoofde van zijn verenigingswerk in de onderneming niet in zijn positie als werknemer wordt geschaad. De wederzijdse naleving van de rechten en verplichtingen, voortvloeiend uit de arbeidsovereenkomst, zal niet worden beı¨nvloed door het funktioneren als vertegenwoordiger van een vakvereniging. Artikel 5 Algemene verplichtingen van de werknemer 1. De werknemer is gehouden de belangen van het bedrijf van de werkgever als een goed werknemer te behartigen. 2. De werknemer is gehouden alle hem door of namens de werkgever opgedragen werkzaamheden, voorzover deze redelijkerwijze van hem kunnen worden verlangd, zo goed mogelijk uit te voeren en daarbij alle verstrekte aanwijzingen en voorschriften in acht te nemen. 3. De werknemer is gehouden, voor wat zijn dienst- en rusttijd betreft, de voor hem geldende en op duidelijke wijze kenbaar gemaakte bepalingen in acht te nemen, zoals deze ook op de daarvoor bestemde plaatsen in het bedrijf van de werkgever aanwezige arbeidslijst staan vermeld. 4
Crematoria 1996 Verbindendverklaring CAO-bepalingen 4. Indien op grond van sociale, economische en organisatorische overwegingen en/of overwegingen van disciplinaire aard de werkgever genoodzaakt is de werknemer over te plaatsen naar een andere vestiging, zal de werknemer indien en voor zover dit redelijkerwijze van hem kan worden verlangd, hieraan zijn medewerking dienen te verlenen. 5. De werknemer is gehouden ook buiten de op de arbeidslijst aangegeven uren arbeid te verrichten, voorzover de werkgever de desbetreffende wettelijke voorschriften en de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst in acht neemt. 6. De werknemer is mede verantwoordelijk voor de orde, veiligheid en de zakelijkheid in het bedrijf van de werkgever en gehouden tot naleving van de desbetreffende aanwijzingen en voorschriften door of namens de werkgever gegeven. 7. De werknemer is gehouden zich te gedragen naar alle voor hem geldende regels, voorschriften en aanwijzingen. 8. Indien de werknemer tegen beloning enigerlei arbeid voor derden gaat verrichten of als zelfstandige een nevenbedrijf gaat voeren, dient hij dit vooraf aan de werkgever te melden. 9. De werknemer is verplicht tot geheimhouding van alle zaken ten aanzien waarvan hem geheimhouding is opgelegd of waarvan hij het vertrouwelijk karakter behoort te begrijpen. Artikel 6 Indienstneming en ontslag 1. De werknemer ontvangt bij zijn aanstelling een schriftelijke bevestiging, waarin onder andere wordt vermeld: a. de standplaats van de vestiging waarin de werknemer werkzaam zal zijn, dan wel het werkgebied; b. de datum van aanstelling en indiensttreding; c. de proeftijd; d. welke van de in lid 3 van dit artikel genoemde dienstverbanden is aangegaan; e. de funktie en het daarbij behorende maandsalaris, alsmede de geldende provisieregelingen e.d. voorzover van toepassing; f. de datum van toetreding tot het pensioenfonds;
5
g. de voor de werknemer geldende arbeidstijd wanneer het een parttime dienstverband betreft; 2. De eerste 2 maanden zullen als proeftijd gelden, tenzij schriftelijk een kortere periode is overeengekomen. 3. Onverminderd het hiervoor bepaalde, wordt het dienstverband aangegaan: a. hetzij voor onbepaalde tijd b. hetzij voor bepaalde tijd In de individuele arbeidsovereenkomst wordt vermeld welk dienstverband van toepassing is. Indien deze vermelding ontbreekt, wordt het dienstverband geacht voor onbepaalde tijd te zijn aangegaan. 4. a. Indien een werknemer met een dienstverband als bedoeld in lid 3 sub b langer dan een jaar in dienst is geweest, wordt hij geacht voor onbepaalde tijd in dienst te zijn. b. Een dienstverband voor bepaalde tijd kan desalniettemin e´e´nmaal met maximaal e´e´n jaar worden verlengd. c. In afwijking van de hierboven genoemde termijn van een jaar is een dienstverband voor bepaalde tijd van maximaal twee en een half jaar toegestaan indien de betrokken werknemer de plaats inneemt van een werknemer die door arbeidsongeschiktheid, ouderschapsverlof of vervulling van zijn militaire dienstplicht tijdelijk geen arbeid voor de werkgever kan verrichten. Voor de berekening van de duur van het dienstverband is het bepaalde in artikel 1639 k B.W. van toepassing. 5. Behoudens in geval van ontslag op staande voet wegens een dringende reden in de zin van de artikelen 1639 p en 1639 q B.W. en behoudens tijdens of aan het einde van de proeftijd als bedoeld in lid 2, welke gevallen het dienstverband wederzijds onmiddellijk kan worden bee¨indigd, neemt het dienstverband een einde: a. voor werknemers voor onbepaalde tijd in dienst 1. door opzegging door de werkgever met een termijn van ten minste zoveel weken als de dienstbetrekking na de meerderjarigheid van de werknemer gehele jaren heeft geduurd tot een maximum van 13 weken; deze termijn wordt voor werknemers ouder dan 45 doch jonger dan 65 jaar verhoogd voor elk vol jaar dienstverband na de 45e verjaardag met een week, voor welke verlenging eveneens een maximum geldt van 13 weken; 2. door opzegging door de werknemer met een termijn van ten minste zoveel weken als de dienstbetrekking na zijn meerderjarigheid tijdvakken van twee gehele jaren heeft geduurd, tot een maximum van 6 weken, met dien verstande dat voor beide partijen de termijn van opzegging na de proeftijd nooit minder dan een maand zal bedragen. 6
Crematoria 1996 Verbindendverklaring CAO-bepalingen De opzegging dient zodanig te geschieden dat het einde van het dienstverband samenvalt met het einde van de kalendermaand. b. voor werknemers voor een bepaalde tijdsduur in dienst op de laatste dag van het tijdvak, genoemd in de individuele arbeidsovereenkomst, dan wel op het tijdstip, bepaald op grond van artikel 1639 e en f B.W. eerste lid, tenzij het bepaalde in lid 4 van dit artikel van toepassing is. 6. a. Het bepaalde in het derde lid van artikel 1639 f B.W. is niet van toepassing (opzeggingsvereiste voortgezette dienstbetrekking voor bepaalde tijd aangegaan). b. Indien een voor bepaalde tijd aangegane dienstbetrekking is voortgezet, zal de werkgever aan de werknemer e´e´n maand voor het tijdstip, waarop de aldus voortgezette dienstbetrekking van rechtswege eindigt, hiervan schriftelijk mededeling doen, tenzij het bepaalde in lid 4 van dit artikel van toepassing is. 7. Het bepaalde in artikel 1639 h B.W. eerste lid (opzeggingsverbod tijdens arbeidsongeschiktheid) is voor werknemers, als bedoeld in lid 3 sub b van dit artikel, alsmede voor werknemers van 65 jaar en ouder niet van toepassing. 8. De dienstbetrekking tussen de werkgever en de werknemer eindigt van rechtswege op de laatste dag van de maand, waarin de 65-jarige leeftijd is bereikt, zonder dat hiertoe enige opzegging is vereist. 9. Het bepaalde in artikel 1639 h B.W. derde lid (opzeggingsverbod wegens vervulling militaire verbintenissen) is voor werknemers als bedoeld in lid 3 sub b niet van toepassing, een en ander onverminderd het bepaalde in artikel 32 van de Wet op de Noodwachten. Artikel 7 Arbeidsduur en dienstrooster 1. Iedere werknemer werkt volgens een dagdienstrooster dat voor de betrokkene geldt. De normale arbeidsduur bedraagt op jaarbasis berekend gemiddeld 38 uur per week. 2. Daar waar de zaterdag niet in het rooster is opgenomen geldt de volgende regeling. a. Het rooster geeft aan dat er op maandag t/m vrijdag wordt gewerkt tussen 8.30 en 19.00 uur.
7
b. Op zaterdag zullen deze crematoria uitsluitend voor crematies worden opengesteld op grond van de volgende overwegingen: – op medisch advies; – als een der buiten Nederland verblijvende nabestaanden anders niet op tijd aanwezig kan zijn; – bij capaciteitsproblemen, met name op vrijdag, ter beoordeling van de beheerder; – indien om dringende persoonlijke redenen daartoe door de directie in overleg met de beheerder wordt besloten. 3. Daar waar de zaterdag in het rooster is opgenomen geldt het vastgestelde rooster, met inachtneming van de volgende bepalingen.1) a. voor de vaststelling van de werktijden van maandag t/m vrijdag is het in lid 2 sub a bepaalde van toepassing; b. de arbeidstijden op zaterdag liggen tussen 9.15 uur en 14.45 uur; c. inclusief de volgens rooster op zaterdag gewerkte uren bedraagt de normale arbeidsduur op jaarbasis het in lid 1 aangegeven gemiddelde; d. voor de op zaterdag ingeroosterde en gewerkte uren is de toeslagregeling voor overwerk (artikel 9 lid 2) onverkort van toepassing. 4. a. Teneinde de in lid 1 aangegeven gemiddelde arbeidsduur te bereiken kunnen in het rooster dagen worden opgenomen waarop door de aangewezen werknemers niet (roostermatig) wordt gewerkt (zgn. roostervrije dagen). b. Deze roostervrije dagen vervallen op de vastgestelde dag ongeacht de vraag of de betrokken werknemer deze dag heeft kunnen genieten. c. Indien de werknemer op verzoek van de werkgever op zijn roostervrije dag komt werken, wordt voor het gewerkte aantal uren op een andere dag roostervrij gegeven. 5. Incidentele afwijkingen van de normale arbeidsduur van een half uur of minder worden geacht deel uit te maken van de in lid 1 bedoelde werkweek. 6. Per crematorium resp. kantoor maakt de werkgever met in achtneming van het in dit artikel bepaalde zo tijdig mogelijk een rooster. 7. Iedere werknemer ontvangt van de werkgever mededeling van het dienstrooster waarin hij zijn werkzaamheden verricht.
) Noot van partijen: ,,Ingeval er aan het crematorium een uitvaartcentrum verbonden is, gelden daarvoor afwijkende regels.’’
1
8
Crematoria 1996 Verbindendverklaring CAO-bepalingen Artikel 8 Funktiegroepen en salarisschalen/toepassing van de salarisschalen 1. a. De funkties van de werknemers zijn op basis van funktiewaardering ingedeeld in funktiegroepen. De indeling is vermeld in bijlage I van deze overeenkomst. b. Bij elke funktiegroep behoort een salarisschaal, welke een gedeelte omvat dat gebaseerd is op de leeftijd van de werknemer en een gedeelte, dat gebaseerd is op funktiejaren. De schalen zijn opgenomen in bijlage II van deze overeenkomst. c. Iedere werknemer ontvangt schriftelijk mededeling van de funktiegroep waarin zijn funktie is ingedeeld, de salarisschaal waarin hijzelf is ingedeeld, zijn schaalsalaris en eventueel van het aantal funktiejaren waarop zijn schaalsalaris is gebaseerd. d. Indien een werknemer bezwaar heeft tegen zijn funktieomschrijving en als gevolg daarvan tegen de indeling van zijn funktie, kan hij gebruik maken van de volgende beroepsprocedure: 1. De werknemer dient eerst zijn bezwaren schriftelijk in bij de personeelsdienst, nadat hij hierover overleg heeft gepleegd met zijn naaste chef. De bezwaren dienen zoveel mogelijk door argumenten, o.a. uitbreiding van werkzaamheden, onjuiste funktie-omschrijving enz. te worden ondersteund. De werkgever bevestigt schriftelijk de ontvangst van het bezwaar van de werknemer. 4. Indien een beroepsprocedure leidt tot wijziging in de indeling van de funktie, zal deze wijziging terugwerkende kracht hebben tot de datum van indiening van het bezwaarschrift. 2. Leeftijdschaal De werknemers die de voor hun groep geldende funktievolwassen leeftijd nog niet hebben bereikt, vallen onder de leeftijdschaal en ontvangen het schaalsalaris dat met hun leeftijd overeenkomt. Wijziging treedt op met ingang van de 1e januari van het jaar waarin de hogere leeftijd wordt bereikt. 3. Funktiejarenschaal a. De werknemers die de voor hun groep geldende funktievolwassen leeftijd hebben bereikt, worden beloond volgens de funktiejarenschaal. Toekenning van een periodiek vindt eenmaal per jaar plaats op 1 januari indien er sprake is van een bij de funktie passende prestatie, totdat het maximum van de schaal is bereikt. Indien geen sprake is van een bij de funktie passende prestatie, kan de toekenning van een periodiek achterwege blijven. 9
Toekenning van een extra periodiek kan slechts plaats vinden indien de prestatie als uitzonderlijk worden beoordeeld. Afwijking van de toekenning van e´e´n periodiek als hierboven omschreven vindt slechts plaats op basis van het in het Crematorium bestaande systeem van schriftelijk vastgelegde funktionerings- en beoordelingsgesprekken. b. Bij indiensttreding na 30 juni van enig jaar, bestaat er ge´e´n recht op de toekenning van een funktiejaar per eerstvolgende 1 januari. c. Bij aanstelling op of boven de funktievolwassen leeftijd, ontvangt de werknemer in het algemeen het schaalsalaris bij 0 funktiejaren. Indien een werknemer echter in een funktie elders zoveel in de funktie bruikbare ervaring heeft verkregen, dat het op grond daarvan niet redelijk zou zijn hem op basis van 0 funktiejaren te belonen, kunnen hem – in overeenstemming met die ervaring – funktiejaren worden toegekend. d. Aan de werknemer die een maximum van zijn schaal heeft bereikt wordt indien sprake is van een bij de funktie passende prestatie, vijf jaar na het bereiken van dat maximum, een eenmalige uitkering toegekend ter grootte van 20% van het schaalsalaris bij 0 periodieken. De uitkering vindt plaats in de maand december voorafgaande aan het moment waarop de vijfjaarsperiode is vervuld. 4. Uitvoeringsbepalingen a. Werknemers die bij hun indiensttreding of bij plaatsing in een hogere funktie nog niet over de kundigheden en ervaring beschikken, welke voor de vervulling van hun funktie zijn vereist, waarbij met name gedacht moet worden aan oudere langdurig werklozen, allochtonen en gedeeltelijk gehandicapten, kunnen gedurende maximaal 1 jaar in een lagere salarisschaal worden ingedeeld dan met hun funktie overeenkomt. b. Het maandsalaris van hen die door gebreken niet meer hun oorspronkelijke funktie kunnen vervullen, alsmede het maandsalaris van voor de vervulling van hun funktie minder validen, kan door de werkgever in afwijking van het in dit artikel bepaalde, naar redelijkheid worden vastgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met eventuele uitkeringen krachtens de sociale verzekeringswetgeving. 5. Voor elke volle dienst of gedeelte van een dienst gedurende welke een werknemer in een maand niet heeft gewerkt wegens arbeidsongeschiktheid, afwezigheid zonder behoud van salaris, militaire dienst, schorsing zonder behoud van salaris, onvrijwillige werkloosheid, willekeurig verzuim of wegens indiensttreding of ontslag, wordt het maandinkomen met een evenredig deel verminderd.
10
Crematoria 1996 Verbindendverklaring CAO-bepalingen 6. De werknemer zal uiterlijk op de laatste dag van elke maand over het voor hem vastgestelde salaris kunnen beschikken. Artikel 9 Bijzondere beloningen/verzuimuren 1. Algemeen a. De maandsalarissen, bepaald op grond van artikel 8, worden geacht een normale beloning te zijn voor een normale funktievervulling in dagdienst gedurende een kalendermaand. Bijzondere beloningen in de vorm van toeslagen op het maandsalaris of in de vorm van incidentele extra beloningen, worden slechts toegekend indien een groter beroep op de werknemer wordt gedaan dan uit een normale funktievervulling in dagdienst voortvloeit. Onder normale funktievervulling worden mede verstaan incidentele afwijkingen van de normale dagelijkse arbeidsduur van een half uur of minder, indien het betreft het afmaken van een bepaalde taak. b. Werknemers van 55 jaar en ouder zijn niet verplicht overwerk te verrichten. 2. Overwerk a. Wanneer in opdracht van de werkgever arbeid is verricht buiten het voor de werknemer geldende dienstrooster is sprake van overwerk, tenzij het werknemers betreft die zijn ingedeeld in funktiegroep 8 en hoger. b. Van overwerk is voor parttime werknemers eerst sprake wanneer zij buiten het geldende dienstrooster arbeid moeten verrichten, zoals dit dienstrooster van toepassing zou zijn geweest voor een werknemer met een fulltime dienstverband categorie. Wanneer de parttime werknemer echter in opdracht van de werkgever meer uren arbeid verricht buiten het voor hem geldende dienstrooster maar binnen het in de eerste alinea bedoelde dienstrooster wordt over deze meeruren een toeslag betaald van 15%. c. De hiervoor bedoelde overschrijdingen zullen, indien de bedrijfsomstandigheden dit naar het oordeel van de werkgever toelaten, bij voorkeur worden gecompenseerd in vrije tijd, welke binnen 3 maanden na de desbetreffende overschrijding moet worden opgenomen. De toeslag zal wel worden uitbetaald. d. Indien de bedrijfsomstandigheden naar het oordeel van de werkgever, niet toelaten dat de overwerkuren, binnen de gestelde ter-
11
mijn, worden gecompenseerd in vrije tijd, zullen de overwerkuren naar rato van het maandsalaris in geld worden vergoed. e. De toeslag bedraagt per uur voor overwerk verricht op: – Zon- en feestdagen: 100% – Op maandag t/m zaterdag: 50% f. Als basis voor de overwerkvergoeding geldt het uurloon, welke is vastgesteld op 0,58% van het maandsalaris. Artikel 10 Zon- en feestdagen 1. Onder feestdagen worden in deze collectieve arbeidsovereenkomst verstaan: Nieuwjaarsdag, de beide Paasdagen, Hemelvaartsdag, de beide Pinksterdagen en de beide Kerstdagen en de door de overheid aangewezen dag ter viering van Koninginnedag en in lustrumjaren, 5 mei, ter viering van de nationale bevrijdingsdag. 2. Voor de toepassing van dit artikel en de andere artikelen van deze overeenkomst worden de zon- en feestdagen geacht een periode van 24 aaneengesloten uren te omvatten. 3. Op zon- en feestdagen wordt als regel niet gewerkt. 4. Indien niet behoeft te worden gewerkt op een feestdag die samenvalt met een dag waarop volgens dienstrooster zou moeten worden gewerkt, wordt het maandinkomen doorbetaald. Artikel 111) Geoorloofd verzuim Met uitsluiting voorzover de wet het toelaat van het anders en overigens in artikel 1638 c B.W. bepaalde geldt het volgende: 1. Bij arbeidsongeschiktheid van de werknemer is het in artikel 14 bepaalde van toepassing. 2. In de volgende gevallen waarin hij de bedongen arbeid noodzakelij) Noot van partijen: ,,N.B. Met echtgenoot/echtgenote worden in dit artikel gelijk gesteld: ,,niet gehuwde personen van verschillend of gelijk geslacht die duurzaam een gezamenlijke huishouding voeren, tenzij het personen betreft tussen wie bloedverwantschap in de eerste of tweede graad bestaat. Van een gezamenlijke huishouding als bedoeld kan slechts sprake zijn indien twee ongehuwde personen gezamenlijk voorzien in de huisvesting en bovendien beiden een bijdrage leveren in de kosten van de huishouding dan wel op andere wijze in elkaars verzorging voorzien. Deze duurzame relatie dient als zodanig schriftelijk bij de werkgever gemeld te zijn.’’ ’’
1
12
Crematoria 1996 Verbindendverklaring CAO-bepalingen kerwijs niet heeft kunnen verrichten, wordt de werknemer over de hieronder voor de respectievelijk bij elk dezer gevallen bepaalde termijnen van verlof het maandinkomen doorbetaald, mits hij zo mogelijk ten minste e´e´n dag tevoren en onder overlegging van bewijsstukken aan de werkgever of diens gemachtigde van het verzuim kennis geeft en de gebeurtenis c.q. plechtigheid in het desbetreffende geval bijwoont: a. van de dag van overlijden tot en met de dag van de crematie/ begrafenis bij overlijden van de echtgeno(o)t(e) of van een tot het gezin behorend kind of pleegkind van de werknemer; b. gedurende twee dagen bij overlijden of crematie/begrafenis van e´e´n zijner (schoon)ouders of niet onder a. genoemde kinderen of pleegkinderen; c. gedurende e´e´n dag op de dag van de crematie/begrafenis van grootouders, grootouders der echtgeno(o)t(e), kleinkinderen, broers, zusters, schoonzoons, schoondochters, zwagers en schoonzusters; d. gedurende e´e´n dag bij ondertrouw van de werknemer zelf en gedurende drie dagen of diensten bij zijn huwelijk, te weten de dag van het huwelijk en de daaropvolgende dagen; e. gedurende e´e´n dag bij huwelijk van e´e´n zijner kinderen, pleegkinderen, kleinkinderen, broers, zusters, ouders en schoonouders, zwagers en schoonzusters; f. gedurende e´e´n dag bij 25-, 40- en 50-jarig huwelijk van de werknemer, diens ouders of schoonouders; g. gedurende twee dagen bij bevalling van de echtgenote, of adoptie als bedoeld in Boek I titel 12 van het Burgerlijk Wetboek, door de werknemer; h. gedurende een door de werkgever naar billijkheid te bepalen tijdsduur tot een maximum van twee dagen, indien de werknemer ten gevolge van de vervulling van een buiten zijn schuld bij of krachtens de wet persoonlijk opgelegde verplichting verhinderd is zijn arbeid te verrichten, mits deze vervulling niet in zijn vrije tijd kan geschieden en onder aftrek van de vergoeding voor salarisderving, welke hij van derden zou kunnen ontvangen; i. gedurende e´e´n dag bij het 25-, 40- en 50-jarig dienstjubileum van de werknemer; j. gedurende e´e´n dag bij de Grote Professie van kinderen, pleegkinderen, broers, zusters van de werknemer en gedurende e´e´n dag bij Priesterwijding van een zoon, pleegzoon en broer van de werknemer; k. gedurende een door de werkgever naar billijkheid te bepalen tijdsduur tot een maximum van 2,5 uren voor het noodzakelijk bezoek aan dokter c.q. specialist, voorzover dit niet in de vrije 13
tijd van de werknemer kan geschieden. De werkgever kan in uitzonderingsgevallen langer verzuim toestaan; l. gedurende e´e´n dag maximaal e´e´nmaal per kalenderjaar bij verhuizing van de werknemer, indien deze een zelfstandige huishouding voert of gaat voeren; Artikel 11A Ouderschapsverlof De werknemer zal de mogelijkheid worden geboden om aansluitend aan de geboorte van zijn kind resp. aansluitend aan het bevallingsverlof, dan wel adoptie van een kind, onbetaald verlof van de gehele of een deel van de overeengekomen arbeidstijd te genieten voor een periode van ten hoogste een jaar, met inachtneming van de volgende bepalingen. a. De werknemer heeft een dienstverband met de werkgever voor onbepaalde tijd; b. Wanneer volledig verlof wordt opgenomen wordt het dienstverband gedurende de verlofperiode verbroken; c. In geval van adoptie is de leeftijd van het kind binnen de verlofperiode 0 tot 4 jaar; d. De werknemer die van deze regeling gebruik wenst te maken zal dit tenminste drie maanden voor het moment waarop het verlof dient in te gaan schriftelijk aanvragen; e. Na het einde van de verlofperiode zal de werknemer terug worden geplaatst in zijn oude funktie resp. een gelijkwaardige funktie, en zal, ingeval sprake is van de situatie als bedoeld onder b, de diensttijd voor aanvang van het verlof geheel in takt worden gelaten; f. De werknemer als bedoeld onder sub b zal tenminste drie maanden voor afloop van het verlof schriftelijk aan de werkgever te kennen geven dat hij op het afgesproken tijdstip wenst terug te keren, teneinde de garantie op terugkeer te realiseren; g. De werknemer die van deze regeling gebruik maakt wordt geacht tevens zijn wettelijk recht op ouderschapsverlof te hebben opgenomen. Artikel 12 Vakantie 1. a. Een werknemer heeft met behoud van salaris per kalenderjaar 14
Crematoria 1996 Verbindendverklaring CAO-bepalingen recht op vakantie van tenminste het aantal uren dat in de hierna volgende tabel wordt vermeld. Voor de berekening van het aantal uren vakantieverlof is uitgegaan van de gemiddelde werkdag (en dus ook vakantiedag), die 38 : 5 = 7,6 uur bedraagt. Het corresponderende gemiddelde aantal vakantiedagen is tussen haakjes toegevoegd. – t/m 18 jaar – 197,6 uur (26 dagen) – 19 jaar – 190,0 uur (25 dagen) – van 20 t/m 39 jaar – 182,4 uur (24 dagen) – van 40 t/m 44 jaar – 190,0 uur (25 dagen) – van 45 t/m 49 jaar – 197,6 uur (26 dagen) – van 50 t/m 54 jaar – 205,2 uur (27 dagen) – van 55 t/m 59 jaar – 212,8 uur (28 dagen) – van 60 jaar en ouder – 220,4 uur (29 dagen) b. De werknemers die zijn ingedeeld in funktiegroep 8 en hoger hebben in verband met het bepaalde in Artikel 9 lid 2a van deze c.a.o. recht op 7,6 vakantie-uur extra. c. Voor de bepaling van de leeftijd geldt de leeftijd die in de loop van het desbetreffende jaar wordt bereikt. 2. Indien een werknemer in de loop van het kalenderjaar in dienst treedt, heeft hij voor dat jaar recht op een evenredig deel van het in het eerste lid genoemde aantal vakantie- en snipperdagen, waarbij gedeelten van een dag voor een gehele dag worden geteld. 3. Indien een werknemer in de loop van het kalenderjaar de dienst verlaat, heeft hij voor dat jaar recht op een evenredig deel van het voor hem geldende aantal vakantie- en snipperdagen, waarbij een tegoed van minder dan een halve dag wordt afgerond op een halve dag en van meer dan een halve dag op een gehele dag. De werknemer kan verlangen dat het tegoed aan vakantiedagen in geld wordt uitbetaald. Eventueel dient te veel genoten vakantie te worden verrekend. 4. Van het totaal aantal vakantiedagen zullen in de regel tenminste 3 weken aaneengesloten worden opgenomen; de overige dagen kunnen ook als snipperdagen worden opgenomen, eventueel in halve dagen. 5. a. Werknemers die in deeltijddienstverband werken hebben recht op vakantie volgens het bepaalde in lid 1 naar evenredigheid van het aantal vakantiedagen voor werknemers in voltijddienstverband. De berekening van de vakantierechten als vorenbedoeld geschiedt maandelijks, waarbij zonodig voor toekomstige maanden wordt uitgegaan van de in de berekeningsmaand geldende omvang van het dienstverband. 15
b. De werknemer die wegens arbeidsongeschiktheid geen volledige dagtaak vervult of heeft vervuld geniet vakantie gedurende hetzelfde aantal kalenderdagen als bij een volledige dagtaak. 6. Ingeval van arbeidsongeschiktheid tijdens vakantie ontstaan behoudt de werknemer aanspraak op de dientengevolge gemiste vakantiedagen, mits hij zijn werkgever terstond van zijn arbeidsongeschiktheid in kennis heeft gesteld en zich aan de voorschriften terzake heeft gehouden. Daartoe behoort de raadpleging van een arts en de overlegging van een medische verklaring omtrent de aard en de duur van de ziekte. Mocht in uitzonderingsgevallen een dergelijke medische verklaring niet kunnen worden verkregen, dan zullen aard en duur van de ziekte bijvoorbeeld kunnen blijken uit de nota’s wegens geneeskundige behandeling. Over de wijze van opnemen van vervangende vakantiedagen beslist de werkgever na overleg met de werknemer. 7. a. De werknemer verwerft geen vakantierechten over de tijd gedurende welke hij wegens het niet verrichten van zijn werkzaamheden geen aanspraak op in geld vastgesteld salaris heeft. b. 1. Het onder a. bepaalde is niet van toepassing indien de werknemer zijn werkzaamheden niet heeft verricht wegens: – ziekte of ongeval tenzij veroorzaakt door opzet van de werknemer; – het naleven van een wettelijke verplichting of verbintenis ten aanzien van de landsverdediging of openbare orde, niet zijnde opkomstplicht voor eerste oefening; – het genieten van verlof gebaseerd op in een vorige dienstbetrekking verworven doch niet opgenomen verlof; – onvrijwillige werkloosheid bij handhaving van het dienstverband; – zwangerschap of bevalling. In deze gevallen worden nog vakantierechten verworven over de in art. 1638dd BW bedoelde periode van 6 maanden waarin geen arbeid wordt verricht, waarbij de duur der onderbreking uit de respektieve oorzaken tezamen geteld wordt. 2. Indien een onderbreking der werkzaamheden als bedoeld onder 1 van dit sub-lid in meer dan e´e´n vakantiejaar valt, wordt het in een vorig jaar vallend deel der onderbreking van de periode van afwezigheid mee in aanmerking genomen. 3. Ten aanzien van de berekening van de duur van de hierbedoelde onderbreking is het in lid 3 van dit artikel bepaalde van overeenkomstige toepassing. 4. De verworven vakantierechten in de onder 1 van dit sub-lid genoemde gevallen vervallen, indien de dienstbetrekking door de werknemer wordt bee¨indigd alvorens de arbeid is hervat. c. De werknemer die op 1 mei van het kalenderjaar de leef16
Crematoria 1996 Verbindendverklaring CAO-bepalingen tijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt en niet meer leerplichtig is, verwerft vakantierechten over de tijd welke hij besteedt aan het volgen van onderricht waartoe de werkgever hem krachtens de wet in de gelegenheid moet stellen. Artikel 13 Vakantietoeslag 1. Aan de werknemer, die op 1 mei van het vakantiejaar in dienst van de werkgever is, wordt ter gelegenheid van zijn aaneengesloten vakantie, doch als regel uiterlijk op 1 juni van het vakantiejaar, een vakantietoeslag gegeven ten bedrage van 8% van zijn jaarinkomen met inachtneming van een minimum van f 2417,– bruto per vol vakantiejaar dienstverband voor funktievolwassen werknemers. Voor de berekening van het jaarinkomen wordt uitgegaan van de som van de maandinkomens in het kalenderjaar. In de vakantietoeslag zijn begrepen eventuele vakantie-uitkeringen krachtens de sociale verzekeringswetten. 2. De werknemer die in de loop van het vakantiejaar in dienst van de werkgever is getreden, ontvangt een evenredig deel van deze toeslag. Hetzelfde geldt met betrekking tot de werknemer wiens dienstbetrekking in de loop van het vakantiejaar eindigt. 3. Voor jeugdige werknemers geldt de minimum vakantietoeslag naar rato van de geldende jeugdloonpercentages zoals vermeld in Bijlage II van deze c.a.o. Artikel 14 Arbeidsongeschiktheid 1. Indien een werknemer door arbeidsongeschiktheid verhinderd is de bedongen arbeid te verrichten, gelden voor hem, zulks voorzover de wet dat toelaat in afwijking van het in artikel 1638 c B.W. bepaalde, de bepalingen van de Ziektewet, de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet en de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering voorzover hierna niet anders is bepaald. 2. a. Aan de werknemer wiens dienstverband ten minste 2 maanden als bedoeld in artikel 1639 n B.W. heeft geduurd, zal in geval van arbeidsongeschiktheid tot het einde van de eigen risicoperiode 17
door de werkgever een aanvulling worden betaald boven de 70% wettelijke loonbetaling tot 100% van het netto-inkomen. b. Indien de arbeidsongeschiktheid daarna nog voortduurt ontvangt deze werknemer gedurende de ziekteperiode een aanvulling op de Ziektewetuitkering tot 100% van het netto-inkomen. c. Aan de werknemer wiens dienstverband minder dan 2 maanden heeft geduurd, zal in geval van arbeidsongeschiktheid ten minste voor een periode van 6 weken het voor hem geldende wettelijke minimumloon worden betaald. d. Voor de in lid 2.a. bedoelde werknemer zal bij volledige arbeidsongeschiktheid de uitkering krachtens de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet en de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering en in samenhang met uitkeringen krachtens eventuele andere sociale verzekeringswetten waarop betrokkene aanspraak heeft als gevolg van gebleken ongeschiktheid tot het verrichten van de oorspronkelijke arbeid, gedurende maximaal 1 jaar zodanig aanvullen dat bedoelde uitkeringen, vermeerderd met bedoelde aanvulling en eventueel maandinkomen, tezamen gelijk zijn aan 100% van het netto-inkomen. 3. Onder netto-inkomen als bedoeld in het 2e lid van dit artikel wordt verstaan het gederfde netto maandinkomen dat de werknemer zou hebben ontvangen, indien hij arbeidsgeschikt zou zijn geweest. 4. De in lid 2 bedoelde bovenwettelijke uitkeringen c.q. aanvullingen worden bee¨indigd, wanneer de werknemer de leeftijd van 65 jaar bereikt en worden niet toegekend aan werknemers van 65 jaar en ouder. 5. Het recht op de in lid 2 bedoelde aanvulling vervalt indien en voor zover uitkering krachtens de in dat lid aangegeven wetten niet plaatsvindt c.q. wordt ingehouden. 6. a. Het bepaalde in lid 2 is niet van kracht indien en voorzover de werknemer terzake van zijn arbeidsongeschiktheid jegens een of meer derden een vordering tot schadevergoeding wegens salarisderving kan doen gelden. Deze bepaling geldt slechts voor zover de inkomensderving meer bedraagt dan het voor de werknemer geldende minimumloon. b. Indien en voorzover de werknemer zijn recht op schadevergoeding als sub a bedoeld ter hoogte van het bedrag van de in lid 2 van dit artikel geregelde bovenwettelijke loondoorbetaling en aanvullingen aan de werkgever overdraagt, zal de werkgever aan de werknemer voorschotten uitkeren ter hoogte van de loondoorbetaling en aanvulling, welke de werknemer overeenkomstig het bepaalde in dit artikel van hem zou hebben moeten ontvangen, als hij geen vordering tot schadevergoeding jegens derden had gehad. De op deze wijze door de werknemer genoten voorschot18
Crematoria 1996 Verbindendverklaring CAO-bepalingen ten zullen worden verrekend met wat de werkgever van de derde(n) als schadevergoeding ontvangt. Artikel 15 Uitkering bij overlijden Indien een werknemer overlijdt, zal aan zijn nagelaten betrekkingen een overlijdensuitkering worden verstrekt, gelijk aan het bedrag van het de werknemer laatstelijk rechtens toekomend maandinkomen over het resterende deel van de kalendermaand waarin het overlijden plaatsvond plus de twee daaropvolgende kalendermaanden. Op dit bedrag wordt door de werkgever in mindering gebracht, hetgeen de nagelaten betrekkingen terzake van het overlijden van de werknemer toekomt ingevolge de Ziektewet, de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet en de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering. Onder nagelaten betrekkingen1) wordt verstaan: a. de langstlevende der echtgenoten, mits deze niet duurzaam gescheiden leefden; b. indien deze niet meer in leven is of de echtgenoten duurzaam gescheiden leefden: de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen. Met gehuwd of echtgenoot/echtgenote wordt gelijk gesteld: ,,niet gehuwde personen van verschillend of gelijk geslacht die duurzaam een gezamenlijke huishouding voeren, tenzij het personen betreft tussen wie bloedverwantschap in de eerste of tweede graad bestaat. Van een gezamenlijke huishouding als hier bedoeld kan slechts sprake zijn indien twee ongehuwde personen gezamenlijk voorzien in de huisvesting en bovendien beide een bijdrage leveren in de kosten van de huishouding dan wel op andere wijze in elkaars verzorging voorzien. Deze duurzame relatie dient als zodanig schriftelijk bij de werkgever gemeld te zijn.’’ Onder laatstelijk rechtens toekomend maandinkomen wordt in dit artikel verstaan het laatstelijk genoten maandinkomen vermeerderd met de vakantietoeslag. Geen uitkering is verschuldigd, indien ten gevolge van het toedoen van de werknemer geen aanspraak bestaat op een uitkering krachtens de Ziektewet, de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet of de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering.
) Artikel 1639l van het Burgerlijk Wetboek is onverkort van toepassing.
1
19
Artikel 16 Vrije dagen voor oudere werknemers 1. De werknemer die de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt, kan op zijn verzoek per kalenderkwartaal extra vrije dagen opnemen met inachtneming van de volgende regels. 2. De beschikbare vrije dagen bedragen voor de werknemer, voor wie de normale arbeidsduur van toepassing is en die op de eerste dag van het kalenderkwartaal de leeftijd van: 60 jaar heeft bereikt: 2 dagen per kwartaal 61 jaar heeft bereikt: 3 dagen per kwartaal 62 jaar heeft bereikt: 4 dagen per kwartaal 63 jaar heeft bereikt: 6 dagen per kwartaal 64 jaar heeft bereikt: 12 dagen per kwartaal. 3. De werknemer behoudt over de opgenomen vrije dagen zijn inkomen. 4. Het onder 3 gestelde zal geen gevolgen hebben voor pensioenrechten, noch voor de uitkering bij arbeidsongeschiktheid resp. VUT. 5. De werknemer die gebruik wenst te maken van de mogelijkheid om extra vrije tijd op te nemen, dient deze vast te stellen in overleg met de werkgever a. voor de aanvang van elk kalenderkwartaal; b. als het sub a gestelde niet mogelijk is ten gevolge van arbeidsongeschiktheid, op de eerste dag van zijn werkhervatting; c. als het sub a gestelde niet mogelijk is omdat het dienstverband in het desbetreffende kalenderkwartaal aanvangt, op de dag waarop het werk wordt begonnen. Indien bij het vaststellen werknemer en werkgever niet tot overeenstemming komen, stelt de werkgever de vrije tijd vast, waarbij de wensen van de werknemer, voor zoveel mogelijk is, in aanmerking worden genomen. 6. Een werknemer als bedoeld in lid 1, die in een kwartaal gemiddeld minder dan de normale arbeidsduur doch meer dan 30 uur per week werkt, heeft aanspraak op een proportioneel deel van het in lid 2 genoemde aantal dagen. Een werknemer die in een kwartaal gemiddeld 30 uur of minder per week werkt, heeft geen aanspraak op extra vrije dagen. 7. Indien voor de aanvang van het kalenderkwartaal vaststaat dat het dienstverband in het desbetreffende kwartaal zal worden bee¨indigd, wordt de beschikbare vrije tijd bepaald in evenredigheid tot het
20
Crematoria 1996 Verbindendverklaring CAO-bepalingen gedeelte van het kwartaal gedurende hetwelk het dienstverband nog voortduurt. 8. In de sub 5.b en 5.c bedoelde gevallen wordt de beschikbare vrije tijd bepaald in evenredigheid tot het resterende gedeelte van het lopende kwartaal. 9. In geval van arbeidsongeschiktheid zal de betrokken werknemer de reeds vastgestelde, doch niet opgenomen vrije tijd niet alsnog kunnen opnemen, ook niet als dit nog in hetzelfde kwartaal zou kunnen gebeuren. 10. Vrije tijd kan uitsluitend in het desbetreffende kwartaal worden opgenomen. 11. Niet opgenomen vrije tijd vervalt en mag niet vervangen worden door een uitkering in geld, ook niet bij bee¨indiging van het dienstverband. 12. Teveel opgenomen vrije tijd als gevolg van niet te voorziene werkbee¨indiging of werkonderbreking – ook als dit een gevolg is van arbeidsongeschiktheid – wordt niet verrekend. 13. Pensioneringscursus De werkgever stelt de werknemer in het jaar voorafgaand aan het jaar waarin hij wordt gepensioneerd of van de VUT-regeling gebruik maakt in de gelegenheid vijf dagen extra verlof te nemen met behoud van salaris voor het bijwonen van cursussen ter voorbereiding op de aanstaande pensionering. Artikel 19 Bedrijfsreglement De werkgever is bevoegd een bedrijfsreglement in te voeren, houdende nadere regelen ten aanzien van de arbeid in het bedrijf.
21
BIJLAGE I als bedoeld in artikel 8 van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Verenigingscrematoria in Nederland FUNCTIELIJST GROEP 2 (30 – 50 pnt. ORBA) Portier GROEP 3 (51 – 70 pnt. ORBA) Serveerster GROEP 4 (71 – 90 pnt. ORBA) Gastvrouw Serveerster/assistent auladiensten GROEP 5 (91 – 110 pnt. ORBA) Administratief medewerker secretariaat Administratief medewerker Hoofd restauratieve diensten Ovenbouwer Algemeen assistent GROEP 6 (111 – 130 pnt. ORBA) Medewerker debiteuren/crediteurenadministratie GROEP 7 (131 – 150 pnt. ORBA) 1e Algemeen assistent Medewerker salarisadministratie 1e medewerker financie¨le administratie GROEP 8 (151 – 170 pnt. ORBA) Hoofd secretariaat
22
Crematoria 1996 Verbindendverklaring CAO-bepalingen GROEP 9 (171 – 190 pnt. ORBA) Beheerder crematorium A GROEP 10 (191 – 210 pnt. ORBA) Beheerder crematorium B
23
BIJLAGE II als bedoeld in artikel 8 van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Verenigingscrematoria in Nederland Salarisschalen Per 1 april 19951) zijn de salarisschalen van 1 april 1993 met 2,0% verhoogd en luiden dan als volgt: Per. 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13
Schaal 1 Schaal 2 Schaal 3 Schaal 4 Schaal 5 Schaal 6 Schaal 7 Schaal 8 Schaal 9 Schaal 10 2,462 2,599 2,709 2,819 2,930 3,042 3,151 3,608 4,066 4,582 2,492 2,661 2,778 2,905 3,038 3,160 3,293 3,751 4,210 4,727 2,519 2,722 2,847 2,992 3,147 3,281 3,434 3,894 4,353 4,871 2,550 2,782 2,917 3,077 3,256 3,403 3,575 4,037 4,497 5,015 2,580 2,843 2,985 3,163 3,364 3,523 3,718 4,179 4,640 5,160 2,607 2,904 3,054 3,250 3,472 3,645 3,860 4,324 4,786 5,304 2,965 3,122 3,334 3,580 3,766 4,001 4,465 4,929 5,450 3,025 3,192 3,421 3,688 3,888 4,143 4,606 5,071 5,595 3,087 3,261 3,508 3,796 4,007 4,285 4,749 5,215 5,740 3,334 3,593 3,906 4,130 4,428 4,894 5,361 5,883 3,397 3,678 4,014 4,250 4,572 5,036 5,504 6,029 3,467 3,764 4,123 4,370 4,713 5,180 5,648 5,173 3,848 4,230 4,493 4,855 5,321 5,793 6,318 4,614 4,997 5,466 5,934 6,464
) Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.
1
24
Crematoria 1996 Verbindendverklaring CAO-bepalingen BIJLAGE III bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Verenigingscrematoria in Nederland Protocollen 2. Milieu a. De werkgever zal alle milieuhygie¨nische aspecten, verbonden aan de Crematoria aan de orde stellen in de Ondernemingsraad en de maatregelen, die dienaangaande dienen te worden genomen, zullen in overleg met de Ondernemingsraad worden uitgevoerd. b. De hierboven aangegeven inspanning laat onverlet de verantwoordelijkheid van iedere werknemer ten aanzien van de op zijn werkplek betrekking hebbende milieuzaken. 5. Spaarloonregeling In het kader van de mogelijkheden die de Wet Vermeend/Vreugdenhil daartoe biedt zal de werkgever een spaarloonregeling instellen die toegankelijk is voor alle werknemers. Sociaal beleid 2. Informatie a. Met inachtneming van het bepaalde in de Wet op de Ondernemingsraden zal de werkgever de O.R. periodiek inlichten en raadplegen omtrent de gehele gang van zaken in de onderneming in het algemeen, en meer in het bijzonder omtrent het gevoerde personeelsbeleid. Bij de gegevens kunnen onder andere mede worden betrokken; – de personeelsbezetting en de mutaties daarin – programma’s met betrekking tot opleiding, werkoverleg en promotie – aanstelling, ontslag en de mate van verzuim – beoordelingssysteem en overwerk. b. Een sociaal jaarverslag wordt ten minste 14 dagen voor de bespreking in de ondernemingsraad ter visie van het personeel gelegd dan wel op aanvraag van een personeelslid ter beschikking gesteld. 4. Werkgelegenheidsoverleg op ondernemingsniveau. a. De werkgever zal desgewenst de vakverenigingen eenmaal per jaar informatie verstrekken over de ontwikkeling en de vooruit25
zichten van de werkgelegenheid in de onderneming en daaraan een bespreking wijden. Naar aanleiding hiervan kunnen de werkgever en de vakverenigingen afspraken maken, die betrekking hebben op kwantitatieve en/of kwalitatieve aspecten van de werkgelegenheid. b. De werkgever die plannen voorbereidt, welke een belangrijke gunstige of nadelige invloed op de werkgelegenheid in kwantitatieve en/of kwalitatieve zin kunnen hebben, zal daarover zo spoedig mogelijk, hetgeen als regel betekent dat dan nog invloed op de besluitvorming kan worden uitgeoefend, zowel met de ondernemingsraad als met de vakverenigingen overleg plegen. De werkgever zal daarbij tevens inzicht geven in de overwegingen, die aan de voorgenomen plannen ten grondslag liggen. 5. Vakatures a. Over te vervullen vacatures worden de werknemers op een zodanig tijdstip geı¨nformeerd dat zij in de gelegenheid zijn als eerste op die vacature te reageren. b. De werkgever zal, teneinde de inzichtelijkheid van de arbeidsmarkt te bevorderen, alle daarvoor relevante vakatures, die niet door interne overplaatsing vervuld kunnen worden, melden aan het desbetreffende Gewestelijk Arbeidsbureau, resp. afmelden. 7. Deeltijd Een verzoek van de werknemer om zijn arbeidsduur aan te passen wordt door de werkgever in beginsel gehonoreerd, tenzij dit redelijkerwijs op grond van zwaarwegende bedrijfsbelangen niet van de werkgever kan worden gevergd. 9. Zorgdragen Partijen stellen vast dat de vervulling van zorgtaken tot de eigen verantwoordelijkheden van het individu behoort. Daar waar de vervulling van deze zorgtaken in de klem dreigt te komen met de uitoefening van de functie zullen werkgever en werknemer met elkaar overleggen teneinde een oplossing van de situatie zoveel mogelijk te bevorderen.
26
Crematoria 1996 Verbindendverklaring CAO-bepalingen II. Het is de werkgever toegestaan om in het kader van een verzoek om ontheffing als bedoeld in artikel 8, derde lid, van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945, af te wijken van de onder I opgenomen bepaling(en) houdende een mutatie van het loon voorzover de onverkorte toepassing van die bepaling(en) de verlening van een ontheffing in de weg zou staan om reden dat de personeelskosten van de betrokken onderneming onvoldoende zijn gematigd. III. Indien er voor zover de onder I opgenomen bepalingen strijdig zijn met (mede) ter zake van de vaststelling van lonen en/of andere arbeidsvoorwaarden bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen. IV. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van publikatie in de Nederlandse Staatscourant. V. Dit besluit wordt gepubliceerd door plaatsing in een bijvoegsel bij de Nederlandse Staatscourant. ’s-Gravenhage, 26 januari 1996 De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Namens de Minister: De Directeur van het Centraal kantoor van de Inspectiedienst SZW, A. van Dijk.
27