Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Maart 2001
1
Inhoud Inleiding en samenvatting 3 Fonds Werk en Inkomen 3 Behoefte aan een objectief verdeelmodel 3 Deze brochure 3 Achtergrond van het APE/SEO-model 5 Het verklaringsmodel 5 Van een verklarings- naar een verdeelmodel 5 Herverdeeleffecten 5 Het APE/SEO-model 6 Voor- en nadelen 6 Opzet en werking van het APE/SEO-model 8 Inleiding 8 Grotere gemeenten 9 Kleinere gemeenten 11 Herverdeeleffecten - alle gemeenten 13 Advies van de begeleidingscommissie 15 Het advies op hoofdlijnen 15 Voorkeur voor toepassing van het APE/SEO-model op grotere gemeenten 15 Kleinere gemeenten: geheel of gedeeltelijk op basis van historische kosten 16 Een objectief verdeelmodel behoeft een gedegen onderhoudstraject 17 Samenstelling begeleidingscommissie 18
2
Inleiding en samenvatting Fonds Werk en Inkomen Gemeenten financieren sinds 1 januari 2001 de kosten van de bijstandsuitgaven en de inschakeling van werkzoekenden uit het Fonds Werk en Inkomen (FWI). Het werkdeel van dit fonds bestaat uit rijksbijdragen voor de Wet inschakeling werkzoekenden en de sluitende aanpak van de langdurige werkloosheid. Het inkomensdeel heeft betrekking op de uitkeringslasten van de Algemene bijstandswet, IOAW en IOAZ. De rijksoverheid vergoedt drievierde deel van deze uitkeringslasten op declaratiebasis; de gemeente neemt 25 procent van de lasten voor haar rekening. Voor de financiering van het eigen aandeel in de uitkeringslasten ontvangt de gemeente een budget. Dit is het zogenoemde gebudgetteerde deel van de uitkeringslasten. Het FWI heeft tot doel gemeenten te stimuleren om door middel van uitstroom van cliënten naar werk het beroep op de genoemde uitkeringen te verminderen. Dit gebeurt door de vergroting van het gemeentelijke aandeel in de uitkeringslasten (dat voorheen tien procent bedroeg) en het verwijderen van financiële ‘schotten’ binnen het werkdeel van het FWI. Daarnaast mogen gemeenten die van het gebudgetteerde deel van de uitkeringslasten geld overhouden, dit naar eigen inzicht besteden in het verlengde van de doelstellingen van het FWI. Behoefte aan een objectief verdeelmodel Om recht te kunnen doen aan de doelstellingen van het FWI, moet de verdeling van de rijksbijdrage over de gemeentelijke uitkeringsbudgetten in het FWI zoveel mogelijk zijn gebaseerd op objectieve factoren, zoals de samenstelling van de bevolking en de arbeidsmarktsituatie ter plaatse. Bij het hanteren van een goed functionerend ‘objectief verdeelmodel’ ontvangen gemeenten die in vergelijkbare omstandigheden verkeren, een vergelijkbaar budget. Dit betekent dat een gemeente die op het gebied van het uitstroombeleid bovengemiddeld presteert en zodoende lagere uitkeringslasten genereert, daarvoor via het FWI wordt beloond. Anderzijds krijgt een vergelijkbare gemeente die op dit punt achterblijft, een (negatieve) financiële impuls om die achterstand in te lopen. Het risico dat gemeenten tekortkomen aan het modelmatig berekende, gebudgetteerde deel van de uitkeringslasten, is in de wet begrensd op 15% van het budget (dat op zijn beurt betrekking heeft op 25 procent van de feitelijke uitkeringslasten). Voor gemeenten met in verhouding veel bijstandsgerechtigden is dit risico verder verminderd tot vijftien gulden per inwoner. Deze brochure In de afgelopen jaren is in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) uitgebreid en grondig onderzoek gedaan met het doel een objectief verdeelmodel voor de gemeentelijke uitkeringsbudgetten in het FWI te ontwikkelen. Deze brochure geeft - met name voor degenen die op bestuurlijk en/of beleidsmatig niveau bij deze kwestie zijn betrokken - in het kort het eindresultaat van deze inspanningen weer. Dit resultaat bestaat uit het ‘APE/SEOmodel’ (genoemd naar de onderzoeksbureaus die het hebben ontwikkeld) in combinatie met het advies van de Technische begeleidingscommissie objectief verdeelmodel. Deze commissie 3
bestaat uit vertegenwoordigers van de ministeries van SZW, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Financiën, het Centraal Bureau voor de Statistiek, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en een viertal individuele gemeenten. In 2001 wijst de rijksoverheid de budgetten voor het gemeentelijk aandeel in de bijstandslasten toe op grond van het feitelijke aandeel van gemeenten in de bijstandslasten in het jaar 1998. De verdeling vindt in 2001 dus nog plaats op basis van ‘historische kosten’. Afgesproken is dat dit met ingang van 2002 gedeeltelijk gaat gebeuren op basis van objectieve factoren. Indien wordt besloten voor het gebudgetteerde deel van de bijstandslasten een objectief verdeelmodel te hanteren, adviseert de ruime meerderheid van de begeleidingscommissie hiervoor het APE/SEO-model te gebruiken. Voor grotere gemeenten (gemeenten met meer dan 50.000 inwoners) voldoet dit model aan de belangrijkste eisen die aan een objectief verdeelmodel moeten worden gesteld. Dit zijn: plausibiliteit: de gehanteerde variabelen geven tezamen een aannemelijke verklaring van de objectieve bijstandsnood van gemeenten; transparantie: de werking van het model is ook voor niet-ingewijden inzichtelijk; beperkte herverdeeleffecten: de verschillen tussen de modelmatig berekende uitkeringslasten en de feitelijke bijstandsuitgaven blijven binnen de perken. De commissie geeft in overweging de budgetten voor kleinere gemeenten geheel of gedeeltelijk te baseren op historische kosten: een gemiddelde van de lokale uitkeringslasten in het recente verleden. De redenen daarvoor en de overige adviezen van de begeleidingscommissie, waaronder de aanbeveling om toepassing van het objectieve verdeelmodel gepaard te laten gaan met een gedegen ‘onderhoudstraject’, komen verderop in deze brochure aan de orde. Alvorens in te gaan op de opzet en werking van het APE/SEO-model, wordt kort aandacht besteed aan de ontstaansgeschiedenis ervan.
Een objectief verdeelmodel voor het gebudgetteerde deel van de bijstandslasten Samenvatting voor bestuurders en beleidsmakers
4
Achtergrond van het APE/SEO-model Het verklaringsmodel Vanaf 1996 zijn door verschillende onderzoeksbureaus in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid statistische modellen ontwikkeld met het doel de verschillen tussen bijstandsuitgaven van gemeenten met behulp van objectieve factoren te verklaren. Met objectieve factoren worden kernvariabelen bedoeld die niet door het gemeentelijk bijstandsbeleid zijn te beïnvloeden, een plausibel verband vertonen met de feitelijke bijstandsuitgaven en voor alle gemeenten te meten zijn. Het eindproduct van die eerste fase van het onderzoeksproces is in april 1999 verwoord in het rapport Actualisatie berekende bijstand in model van de Stichting voor Economisch Onderzoek (SEO), verder te noemen: het verklaringsmodel. De toenmalige begeleidingscommissie beschouwde het verklaringsmodel als een wetenschappelijk verantwoord model met in econometrisch opzicht optimale resultaten. Van een verklarings- naar een verdeelmodel Het verklaringsmodel is niet alleen technisch geavanceerd, maar ook zeer complex en mede daardoor nog niet geschikt als verdeelmodel. Bij een verdeelmodel zijn uitlegbaarheid en transparantie nu eenmaal belangrijker dan bij een verklaringsmodel. Naar aanleiding van hierop gerichte kritiek uit de Tweede Kamer en van gemeenten heeft het ministerie van SZW vervolgens aan SEO opdracht gegeven het verklaringsmodel verder te ontwikkelen tot een zo eenvoudig mogelijk objectief verdeelmodel. De uitkomsten van dit model zouden een effectief gemeentelijk uitstroombeleid moeten belonen, zonder al te grote ‘herverdeeleffecten’ teweeg te brengen. Herverdeeleffecten Herverdeeleffecten zijn verschillen tussen de feitelijke uitkeringslasten en de modelmatig berekende bedragen. Dergelijke effecten kunnen het gevolg zijn van gevoerd gemeentelijk beleid, van objectieve factoren die niet in een model zijn meegenomen en/of van toeval. Het zijn echter uitsluitend beoogde effecten indien ze het gevolg zijn van het gevoerde gemeentelijk beleid. Dat er ook niet-beoogde herverdeeleffecten optreden, is bij een objectief verdeelmodel in beginsel onontkoombaar. De grote variëteit aan specifieke gemeentelijke omstandigheden die van invloed kunnen zijn op de bijstandsuitgaven kan nooit volledig worden gevangen in een beperkt aantal objectieve factoren (variabelen), hoe zorgvuldig deze ook zijn geselecteerd. Naarmate hogere eisen worden gesteld aan de eenvoud en transparantie van een objectief verdeelmodel, zal dit minder variabelen bevatten en zullen de uitkomsten grotere herverdeeleffecten vertonen. Indien men echter effectief gemeentelijk uitstroombeleid wil belonen, is het hanteren van enigerlei objectief verdeelmodel noodzakelijk. Het alternatief - een verdeelmodel op basis van historische kosten - kent in het algemeen weliswaar kleinere herverdeeleffecten, maar heeft als belangrijk nadeel dat gemeenten die in het verleden relatief weinig aan volumebeheersing hebben gedaan, bevoordeeld worden. Het ontwikkelen van een werkbaar objectief verdeelmodel komt neer op het zoeken naar een optimaal compromis tussen de eisen die aan zo’n model worden gesteld, zoals plausibiliteit (de selectie van variabelen die tezamen een aannemelijke verklaring geven voor de objectieve bijstandsbehoefte), transparantie (een inzichtelijk model met zo
5
min mogelijk variabelen), beperkte herverdeeleffecten, actualiteit (gebaseerd op recente gegevens) en stabiliteit (niet te grote verschillen tussen afzonderlijke jaren). Het APE/SEO-model In eerste instantie is door SEO een lineair verdeelmodel ontwikkeld met tien objectieve verdeelkenmerken (dit model is beschreven in het SEO-rapport Verklaren en verdelen van december 2000). Een lineair verdeelmodel is een model waarin een rechtstreeks verband wordt gelegd tussen de score van een gemeente op de verdeelkenmerken - waaronder bijvoorbeeld het aantal inwoners met een laag inkomen - en de omvang van de te verwachten lokale bijstandslasten. Naar aanleiding van de bevindingen van de begeleidingscommissie heeft het Ministerie van SZW het bureau Aarts De Jong Wilms Goudriaan Public Economics (APE) opdracht gegeven de herverdeeleffecten van dit SEO-model te verminderen, met name voor grotere gemeenten. Dit moest gebeuren zonder de plausibiliteit, transparantie en operationaliteit van dat model geweld aan te doen. Met dit doel heeft APE de verdeelkenmerken opnieuw gewogen en voor een deel aangepast. Het reeds door SEO geïntroduceerde onderscheid tussen grotere en kleinere gemeenten is verder doorgevoerd in twee afzonderlijke sets verdeelkenmerken. Met deze exercitie is APE erin geslaagd de herverdeeleffecten over de gehele linie te verminderen, zij het dat deze voor kleinere gemeenten nog steeds aanzienlijk zijn. De resultaten zijn verwoord in het APE-rapport Naar een operationeel verdeelmodel met beperktere herverdeeleffecten van februari 2001. Omdat dit model voortborduurt op het SEO-model, wordt het hier aangeduid als het ‘APE/SEO-model’. Voor- en nadelen De begeleidingscommissie heeft vastgesteld dat het ontwikkelde model zowel voordelen als nadelen heeft ten opzichte van het verklaringsmodel. De nadelen zijn: de herverdeeleffecten: deze zijn groter geworden omdat is uitgegaan van een lineair model met minder verdeelkenmerken. Dit geldt in grotere mate voor kleinere gemeenten dan voor grotere gemeenten. Bij kleinere gemeenten zijn de herverdeeleffecten het grootst, maar ook bij grotere gemeenten kunnen deze soms aanzienlijk zijn; de stabiliteit in de tijd: met name bij kleinere gemeenten vertonen de herverdeeleffecten tussen afzonderlijke jaren grotere verschillen, doordat de modelberekeningen nu omwille van de actualiteit zijn gebaseerd op het meest recente jaar in plaats van op een periode van vijf jaren. Op de volgende punten laten de objectieve verdeelmodellen betere resultaten zien dan het verklaringsmodel: transparantie: het aantal verdeelkenmerken is beperkt tot tien; de gevolgen van veranderingen in de score op verdeelkenmerken voor het gemeentelijk budget zijn redelijk eenvoudig uit het model af te lezen; plausibiliteit: bij de selectie van de verdeelkenmerken heeft het verwachte effect op de uitkeringslasten een belangrijke rol gespeeld; actualiteit: de verbanden tussen verdeelkenmerken en uitkeringslasten zijn geschat op basis van informatie over het jaar, drie jaren voorafgaand aan het jaar waarin de bijstandsuitgaven worden gedaan. Daarmee is de vertragingsfactor, die in het 6
-
verklaringsmodel nog vijf jaren bedroeg, teruggebracht tot drie jaren. Dit is het recentste jaar waarover voldoende informatie beschikbaar is; gemeentelijke herindelingen: bij samenvoeging van gemeenten ligt het berekende totale budget dichter bij de som van de afzonderlijke budgetten dan in het verklaringsmodel, terwijl voorkomende verschillen beter zijn te verklaren.
7
Opzet en werking van het APE/SEO-model Inleiding Het APE/SEO-model is doorgerekend voor het verdelen van budgetten voor: de ‘bijstand tot 65 jaar’ en de ‘totale bijstand in ruime zin’; grotere en kleinere gemeenten. De bijstand tot 65 jaar en de totale bijstand in ruime zin Het oorspronkelijke verklaringsmodel is opgezet met het oog op de bijstand tot 65 jaar (veruit het grootste deel van de bijstandsuitgaven). Bij de ontwikkeling van het objectieve verdeelmodel is daarop voortgeborduurd. Berekeningen laten echter zien dat de uitkomsten van de objectieve modellen hetzelfde patroon vertonen indien ze worden toegepast op de totale bijstand in ruime zin. Onder totale bijstand in ruime zin wordt hier verstaan: de uitkeringslasten algemene bijstand voor thuiswonende personen van alle leeftijden, zelfstandigen, personen verblijvend in inrichtingen en de uitkeringslasten Ioaw en Ioaz. De modeluitkomsten voor deze ruimere doelgroep zijn in deze brochure weergegeven. De budgettering in het kader van het FWI heeft namelijk betrekking op deze doelgroep. Grotere en kleinere gemeenten Het onderscheid tussen grotere en kleinere gemeenten is van belang omdat de bijstandsbepalende factoren voor gemeenten met meer dan 50.000 inwoners verschillen van die voor gemeenten met minder dan 50.000 inwoners. In verband met deze verschillen valt het APE/SEO-model uiteen in twee deelmodellen: een voor grotere en een voor kleinere gemeenten. Om bij de toedeling van bijstandsbudgetten een vloeiende overgang tussen beide categorieën gemeenten te kunnen creëren, hebben deze deelmodellen betrekking op respectievelijk 40.000+ en 60.000- gemeenten. Voor grotere gemeenten onderscheidt het APE/SEO-model tien verdeelkenmerken; voor kleinere gemeenten zijn dit er negen. De selectie van de verdeelkenmerken is totstandgekomen na zorgvuldige weging en beproeving van tientallen mogelijke variabelen. Daarbij is uitdrukkelijk rekening gehouden met de beschikbaarheid van betrouwbare statistische informatie en de door gemeenten en de Tweede Kamer ingebrachte suggesties en opmerkingen bij het verklaringsmodel. Verdeelkenmerken, tekens en gewichten Alle verdeelkenmerken van het model hangen lineair samen met de bijstandsuitgaven. Voor elk verdeelkenmerk is eerst op logische gronden het verwachte teken bepaald: + voor een positief effect op de uitkeringslasten en - voor een negatief effect. Vervolgens is op basis van empirisch onderzoek per verdeelkenmerk het teken en het gewicht in guldens geschat. Bij deze schattingen is aan gemeenten een groter gewicht toegekend naarmate zij meer inwoners hebben. Potentiële verdeelkenmerken waarvan het gewicht in guldens niet-plausibel of statistisch niet-significant is, zijn in beginsel niet in het model opgenomen, ook niet als door het weglaten ervan de herverdeeleffecten toenemen. De werking van het model is onder meer getest door middel van
8
simulaties met zeven cases, waarin is uitgegaan van (extreme) wijzigingen in de score op verdeelkenmerken. Grotere gemeenten De relaties tussen de verdeelkenmerken en de bijstandslasten Tabel 1 toont de tien in het APE/SEO-model onderscheiden verdeelkenmerken voor grotere gemeenten, met daarachter het op basis van onderzoek gevonden teken en gewicht in guldens. Alle geschatte gewichten zijn statistisch significant. Het model verklaart 98 procent van de variatie in de gemeentelijke bijstandsuitgaven. Tabel 1: Verdeelkenmerken, geschatte tekens en gewichten voor de totale bijstand in ruime zin in 2001: 40.000+ gemeenten Verdeelkenmerk 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Lage inkomens (in % van de personen met inkomen, 1998) Eenouderhuishoudens (in % van inwoners 20-64 jaar, 1998) Verhuizingen (vertrek per 100 inwoners, 1998) Arbeidsongeschikten (in % van inwoners 20-64 jaar, 1998) Totaal allochtonen (in % van alle inwoners, 1998) Vrouwen 25-29 jaar (in % van inwoners 20-64 jaar, 1998) Huurwoningen (in % van alle woningen, 1998) Werkzame beroepsbevolking (in % totale gemeentelijke beroepsbevolking, 1997) 9. Regionaal klantenpotentieel (x 1.000, 1998) 10. Omgevingsadressendichtheid (1998) Constante
Gewicht (guldens) 57,240 112,279 32,549 -35,810 6,044 78,454 6,739 -52,686 0,2864 -0,0597 2.967,288
Bron: APE Toepassing van het model Het gebudgetteerde deel van de bijstandslasten voor een grotere gemeente kan aan de hand van tabel 1 als volgt worden berekend1: bepaal de score van de gemeente op elk afzonderlijk verdeelkenmerk; vermenigvuldig de score per verdeelkenmerk met het gewicht in guldens; het saldo van de positieve en negatieve uitkomsten plus de constante van f 2.967,288 vormen tezamen de totale verwachte bijstandslasten per inwoner van 20 jaar en ouder; het gebudgetteerde deel van de bijstandslasten bedraagt 25 procent van de totale verwachte bijstandsuitgaven, althans indien de som van de modelmatig berekende De volgende opsomming geldt in feite uitsluitend voor gemeenten met meer dan 60.000 inwoners. Voor gemeenten met 40.000 tot 60.000 inwoners voorziet het model namelijk in een gewogen combinatie tussen de deelmodellen voor grotere en kleinere gemeenten. 1
9
gemeentelijke budgetten gelijk is aan het geraamde macrobudget. Voorzover dit laatste niet het geval is, volgt een correctie van de gemeentelijke budgetten. Toelichting per verdeelkenmerk (1) Lage inkomens (in procenten van de personen met inkomen, 1998) Het percentage mensen met een laag inkomen is een kernvariabele in het model. Uit onderzoek blijkt dat dit verdeelkenmerk een sterke relatie met de bijstandsuitgaven vertoont: hoe meer inwoners met een laag inkomen, des te groter zijn de bijstandsuitgaven per inwoner. Ook de modelberekeningen laten een dergelijke positieve relatie zien. (2) Eenouderhuishoudens (in procenten van de inwoners van 20-64 jaar, 1998) Dat een groter aandeel eenouderhuishoudens tot hogere bijstandsuitgaven leidt, is plausibel. De positieve invloed van deze factor is statistisch significant. (3) Verhuizingen (vertrek per 100 inwoners, 1998) Dit verdeelkenmerk wordt in het verdeelmodel van de politie gebruikt als maatstaf voor sociale achterstand en probleemcumulatie. Een relatief groot aantal verhuizingen uit een gemeente kan namelijk duiden op een gebrekkige sociale cohesie. De onderzoekers van APE verwachtten - en vonden - een positieve samenhang met de bijstandsuitgaven. (4) Arbeidsongeschikten (in procenten van de inwoners van 20-64 jaar, 1998) Indien veel inactieven een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangen, kan om die reden het beroep op de bijstand lager zijn. De modelberekeningen bevestigen het bestaan van deze negatieve relatie. Bij kleinere gemeenten is deze echter niet duidelijk aanwezig. (5) Totaal allochtonen (in procenten van alle inwoners, 1998) Het kenmerk etniciteit wordt vaak genoemd als indicator van sociale achterstand en als belangrijke determinant van de bijstandsuitgaven. In het APE/SEO-model is het opgenomen als een factor die een positieve invloed uitoefent op de bijstandslasten. (6) Vrouwen 25-29 jaar (in procenten van de inwoners van 20-64 jaar, 1998) Een groter aandeel inwoners van 25-29 jaar leidt tot hogere bijstandsuitgaven. Uit nader onderzoek blijkt echter dat dit effect geheel voor rekening komt van de vrouwen in deze leeftijdsgroep. Daarom is het percentage vrouwen van 25-29 jaar als verdeelkenmerk (met een positief teken) in het APE/SEO-model opgenomen. (7) Huurwoningen (in procenten van alle woningen, 1998) Huurwoningen zijn een belangrijke voorspeller van de bijstandsuitgaven, beter dan de op het eerste gezicht plausibeler categorie sociale huurwoningen. Een groot deel van de voorraad huurwoningen in gemeenten met hoge bijstandsuitgaven is namelijk in particuliere handen; juist in de ‘slechtere wijken’. Een hoger percentage huurwoningen gaat gepaard met hogere bijstandsuitgaven. (8) Werkzame beroepsbevolking (in procenten van de totale gemeentelijke beroepsbevolking, 1997) Omdat de score op deze variabele voor grotere gemeenten op lokaal niveau kan worden gemeten, geeft het verdeelkenmerk Werkzame beroepsbevolking voor deze gemeenten een goed beeld van de heersende arbeidsmarktsituatie. Naarmate het aandeel van de werkzame beroepsbevolking in de lokale beroepsbevolking groter is, zijn de bijstandsuitgaven naar verwachting lager. Deze negatieve relatie wordt door de modelberekeningen bevestigd. 10
(9) Regionaal klantenpotentieel (x 1.000, 1998) Het regionaal klantenpotentieel van een gemeente is een maatstaf voor de centrumfunctie van een gemeente die ook in het Gemeentefonds wordt gehanteerd. Een gemeente met een sterke centrumfunctie trekt naar verwachting meer personen uit kwetsbare groepen aan. Het veronderstelde positieve verband met de bijstandsuitgaven is in de schattingsresultaten terug te vinden. (10) Omgevingsadressendichtheid (1998) De Omgevingsadressendichtheid wordt hier - net als in het Gemeentefonds - gebruikt als een maatstaf voor de mate van stedelijkheid. Op voorhand verwachtten de onderzoekers een positieve invloed van deze variabele op de bijstandsuitgaven. Omgevingsadressendichtheid is het enige verdeelkenmerk waarbij de gevonden relatie met de bijstandslasten afwijkt van de verwachtingen. Het op basis van empirisch onderzoek gevonden gewicht duidt namelijk op een negatieve invloed van deze maatstaf voor stedelijkheid op de bijstandsuitgaven. Volgens het bureau APE zou de cumulatie van variabelen die betrekking hebben op specifiek stedelijke problematieken leiden tot een overschatting van de bijstandsbehoefte in de meest verstedelijkte gemeenten. Deze overschatting wordt modelmatig door de variabele Omgevingsadressendichtheid gecorrigeerd. Kleinere gemeenten De relaties tussen de verdeelkenmerken en de bijstandslasten Tabel 2 toont de negen verdeelkenmerken voor kleinere gemeenten in het APE/SEO-model, met de bijbehorende tekens en gewichten. Alle geschatte gewichten zijn statistisch significant en hebben het verwachte teken. Het model verklaart 86 procent van de variatie in de gemeentelijke bijstandsuitgaven. De van het deelmodel voor grotere gemeenten afwijkende verdeelkenmerken worden in het onderstaande toegelicht.
11
Tabel 2: Verdeelkenmerken, geschatte tekens en gewichten voor de totale bijstand in ruime zin in 2001: 60.000- gemeenten Verdeelkenmerk 1. 2. 5. 6. 7.
Lage inkomens (in % van de personen met inkomen, 1998) Eenouderhuishoudens (in % van inwoners 20-64 jaar, 1998) Totaal allochtonen (in % van alle inwoners, 1998) Vrouwen 25-29 jaar (in % van inwoners 20-64 jaar, 1998) Huurwoningen (in % van alle woningen, 1998)
9. Regionaal klantenpotentieel (x 1.000, 1998) 11. Werklozen met maximale WW-duur (in % van inwoners 20-64 jaar, 1998) 12. Werkzame beroepsbevolking in RBA-regio (in % totale beroepsbevolking van RBA-regio) 13. Banen handel, horeca en schoonmaak in RBA-regio (in % totaal aantal banen in RBA-regio) Constante
Gewicht (guldens) 17,655 132,553 2,955 30,935 3,287 2,573 249,750 -14,223 -10,433 703,267
Bron: APE Toelichting bij de specifieke verdeelkenmerken voor kleinere gemeenten (11) Werklozen met maximale WW-duur (in procenten van de inwoners van 20-64 jaar, 1998) Voor kleinere gemeenten is dit arbeidsmarktkenmerk in het model opgenomen omdat dit het enige verdeelkenmerk is dat op gemeentelijk niveau kan worden gemeten. Bij kleinere gemeenten blijkt er een statistisch significante, positieve samenhang te bestaan tussen dit verdeelkenmerk en de omvang van de bijstandsuitgaven. (12) Werkzame beroepsbevolking in de RBA-regio (in procenten van de totale beroepsbevolking in de RBA-regio) Omdat voor kleinere gemeenten vrijwel geen betrouwbare informatie over lokale arbeidsmarktkenmerken beschikbaar is, zijn variabelen op RBA-niveau voor deze gemeenten onmisbaar. Bovendien blijken de bijstandsuitgaven van kleinere gemeenten in hoge mate te worden bepaald door de regionale arbeidsmarktsituatie. Het veronderstelde - en gevonden verband tussen de omvang van de werkzame beroepsbevolking en de bijstandslasten is negatief. (13) Banen handel, horeca en schoonmaak in RBA-regio (in procenten van het totaal aantal banen in de RBA-regio) Deze variabele is om dezelfde redenen opgenomen als de vorige. De werkgelegenheid in de genoemde sectoren biedt een laagdrempelige uitweg uit de bijstand. Het verwachte en het gevonden verband met de bijstandsuitgaven is dan ook negatief. Herverdeeleffecten - alle gemeenten In tabel 3 zijn de herverdeeleffecten van het APE/SEO-model zichtbaar gemaakt voor de totale bijstand in ruime zin in 1998. Voor dit doel zijn de deelmodellen voor grotere en kleinere
12
gemeenten samengevoegd en is een gewogen combinatie gehanteerd voor gemeenten met 40.000 tot 60.000 inwoners. Weergegeven zijn de gemiddelde percentuele herverdeeleffecten per grootteklasse van gemeenten. De herverdeeleffecten zijn per grootteklasse gewogen met het aandeel van de desbetreffende gemeenten in de totale bijstandsuitgaven in Nederland. Daardoor tellen herverdeeleffecten voor gemeenten met hogere bijstandslasten (dit zijn met name de zeer grote gemeenten) zwaarder dan die voor gemeenten met minder bijstandsuitgaven. De gewogen gemiddelde herverdeeleffecten laten zien in hoeverre de met het verdeelmodel berekende bijstandsbudget aansluit bij de feitelijke bijstandsuitgaven in 1998. Daarmee wordt een indicatie gegeven van de herverdeeleffecten die zouden kunnen optreden bij ongewijzigd gemeentelijk beleid. De werkelijke herverdeeleffecten kunnen pas na afloop van het uitvoeringsjaar vastgesteld worden. Bij de presentatie is verondersteld dat de bijstandsgelden voor 100% op basis van het objectieve model over gemeenten worden verdeeld. In werkelijkheid is 25% van de bijstandslasten gebudgetteerd. In guldens is het herverdeeleffect derhalve een factor 4 kleiner. Omdat bij deze berekening geen rekening is gehouden met de wettelijke risicobegrenzing op vijftien procent van het budget, respectievelijk vijftien gulden per inwoner, zijn de herverdeeleffecten in tabel 3 enigszins overschat. Tabel 3: Gewogen herverdeeleffecten voor de totale bijstand in ruime zin bij volledige budgettering in procenten van de totale feitelijke uitgaven in 1998 Aantal inwoners
Gemeenten
Aandeel in totale bijstandsuitgaven (%)
Gewogen gemiddelde herverdeeleffecten (%)
Tot 25.000
375
13,1
20,5
25.000 - 50.000
105
14,6
12,9
50.000 – 100.000
33
16,1
5,9
100.000 – 150.000
15
13,4
7,0
Meer dan 150.000
10
42,9
3,6
(waarvan G4)
(4)
(32,6)
(2,7)
538
100,0
8,0
Totaal Bron: APE
Uit tabel 3 blijkt dat de gemiddelde herverdeeleffecten afnemen naarmate de gemeentegrootte toeneemt. Het gewogen herverdeeleffect (niet zichtbaar in de tabel) is in 85,5 procent van de grotere gemeenten kleiner dan tien procent; in 99,7 procent van deze gemeenten is dit herverdeeleffect kleiner dan 30 procent.
13
Advies van de begeleidingscommissie Het advies op hoofdlijnen 1.
2. 3.
Een ruime meerderheid van de begeleidingscommissie adviseert voor de toedeling van het gebudgetteerde deel van de bijstandslasten aan grotere gemeenten (gemeenten met meer dan 50.000 inwoners) gebruik te maken van het objectieve verdeelmodel APE/SEO. Dit model kan worden toegepast op de totale Abw, Ioaw en Ioaz. De begeleidingscommissie geeft in overweging de toedeling van budgetten aan kleinere gemeenten (minder dan 50.000 inwoners) geheel of gedeeltelijk te baseren op de lokale uitkeringslasten uit het recente verleden. Toepassing van een objectief verdeelmodel dient gepaard te gaan met een gedegen onderhoudstraject.
In het onderstaande wordt dit advies puntsgewijs toegelicht. Voorkeur voor toepassing van het APE/SEO-model op grotere gemeenten De ontwikkeling van en de keuze voor een objectief verdeelmodel komt neer op het zoeken naar een optimaal compromis tussen de eisen die aan zo’n model moeten worden gesteld, zoals: plausibiliteit: de selectie van variabelen die tezamen een aannemelijke verklaring geven voor de objectieve bijstandsbehoefte; transparantie: een inzichtelijk model met zo min mogelijk variabelen; beperkte herverdeeleffecten: niet te grote verschillen tussen de feitelijke uitkeringslasten en de modelmatig berekende bedragen; actualiteit : gebaseerd op recente gegevens; stabiliteit: niet te grote verschillen tussen afzonderlijke jaren. Wat transparantie, actualiteit en stabiliteit betreft, doen de beide ontwikkelde verdeelmodellen SEO en APE/SEO - niet of nauwelijks voor elkaar onder. Ze zijn ook beide in redelijke mate bestendig voor gemeentelijke herindelingen. Ten aanzien van de herverdeeleffecten scoort het APE/SEO-model echter beter. Elk van beide modellen kent twee minder plausibele verdeelkenmerken. Bij het SEO-model zijn dit de kenmerken ‘Inwoners tussen de 15 en 19 jaar’ en ‘Parttimers 12-19 uur per week’. Bij het APE/SEO-model gaat het om verdeelkenmerken ‘Verhuizingen’ en ‘Omgevingsadressendichtheid’. De drie eerstgenoemde kenmerken leiden bij simulaties met extreme wijzingen in de situatie van gemeenten tot niet-plausibele effecten op de berekende bijstandslasten. Van het verdeelkenmerk Omgevingsadressendichtheid, maatstaf voor de mate van stedelijkheid, zou men een positief effect op de bijstandslasten verwachten, terwijl berekeningen met het APE/SEO-model een negatieve relatie laat zien. Binnen het model fungeert het feitelijk als een correctiefactor. Dit alles overziende, is een ruime meerderheid van de begeleidingscommissie van mening dat de totale set objectieve verdeelkenmerken van het APE/SEO-model het meest overtuigend overkomt. Een belangrijk voordeel van dit model is dat het arbeidsmarktvariabelen op gemeenteniveau (in plaats van op RBA-niveau) bevat, evenals een verdeelkenmerk voor etniciteit. Tezamen met de gunstiger herverdeeleffecten leidt dit tot een voorkeur voor het APE/SEO-model. Dit model kan worden toegepast voor de toedeling van budgetten ten 14
behoeve van de totale bijstand in ruime zin, dat wil zeggen: de uitkeringslasten algemene bijstand voor thuiswonende personen van alle leeftijden, zelfstandigen, personen verblijvend in inrichtingen en de uitkeringslasten Ioaw en Ioaz. In het bij toepassing van het model te organiseren ‘onderhoudstraject’ dient het verbeteren van de plausibiliteit van het model ten aanzien van de kenmerken Verhuizingen en Omgevingsadressendichtheid met prioriteit aan de orde te komen. Enkele leden van de begeleidingscommissie hebben dusdanig veel moeite met de beide genoemde verdeelkenmerken, dat zij de voorkeur van de meerderheid voor het APE/SEO-model niet delen. Kleinere gemeenten: geheel of gedeeltelijk op basis van historische kosten Alle tot nu toe in dit verband ontwikkelde modellen genereren voor een aanzienlijk aantal kleinere gemeenten grote tot zeer grote herverdeeleffecten. Herverdeeleffecten zijn uitsluitend beoogde effecten, indien ze het gevolg zijn van verschillen in de kwaliteit van het gemeentelijke beleid en de gemeentelijke uitvoering. Gegeven de omvang van de herverdeeleffecten, kunnen deze redelijkerwijs niet alleen worden toegeschreven worden aan deze verschillen. Toepassing van een objectief verdeelmodel leidt bij omvangrijke herverdeeleffecten voor kleinere gemeenten ook niet tot het beoogde doel: het aanzetten tot een effectiever uitstroombeleid. Het wegwerken van een groot negatief herverdeeleffect door een beleidsintensivering lijkt al gauw onbegonnen werk. Bovendien maakt het voor een gemeente financieel niet uit of deze veel of weinig uitkomt boven de risicogrens, die door de wetgever is vastgesteld op vijftien procent van het budget, respectievelijk vijftien gulden per inwoner. Tekorten boven deze grens worden immers volledig door het Rijk gecompenseerd. Om deze redenen geeft de begeleidingscommissie in overweging vooralsnog een verdeelmodel te hanteren, waarin de toedeling van budgetten aan kleinere gemeenten geheel of gedeeltelijk is gebaseerd op de lokale uitkeringslasten uit het recente verleden. Hierbij zou bijvoorbeeld kunnen worden uitgegaan van de gemiddelde lasten over de laatste drie jaren. Uit berekeningen van de onderzoekers blijkt dat de herverdeeleffecten voor kleinere gemeenten bij budgettering op basis van historische kosten aanzienlijk kleiner zijn dan bij budgettering op basis van (uitsluitend) objectieve factoren. Volgens het bureau APE zou - bezien vanuit het oogpunt van de herverdeeleffecten - de optimale mix voor kleinere gemeenten bestaan uit 85 procent budgettering op basis van historische kosten en 15 procent op basis van objectieve verdeelkenmerken.
Een objectief verdeelmodel behoeft een gedegen onderhoudstraject Indien wordt besloten tot invoering van een objectief verdeelmodel, dient aan dit model ook periodiek onderhoud te worden gepleegd. De relaties tussen de objectieve verdeelkenmerken en de uitkeringslasten moeten regelmatig worden geactualiseerd. Wanneer de herverdeeleffecten na verloop van tijd zouden toenemen, kan dit aanleiding zijn tot herijking van het model. Bij een keuze voor het APE/SEO-model is één van de eerste aandachtspunten in het onderhoudstraject het verbeteren van de plausibiliteit van het model ten aanzien van de kenmerken Verhuizingen en Omgevingsadressendichtheid. Een ander aandachtspunt heeft te
15
maken met de aard en de ontwikkeling van de uitkeringslasten voor bijstandsgerechtigden van 65 jaar en ouder. Bij bijstand aan 65-plussers gaat het in het algemeen om een aanvulling op de AOW-uitkering. Met name allochtonen krijgen deze uitkering, omdat zij vaak geen volledige AOW hebben kunnen opbouwen. Deze in omvang toenemende groep is geconcentreerd in de grote steden. In deze steden doet zich een relatief sterke stijging voor van de bijstandsuitgaven ten behoeve van 65-plussers. Nagegaan zal moeten worden in hoeverre het ontwikkelde model rekening houdt met deze ontwikkeling. Zoals in het voorgaande is gesteld, heeft een objectief verdeelmodel altijd een compromiskarakter. Dit is een reden temeer om door middel van een gedegen onderhoudstraject systematisch lering te trekken uit de ervaringen die met het model worden opgedaan met het doel het model in de loop van de tijd verder te verbeteren.
16
Samenstelling begeleidingscommissie De Technische begeleidingscommissie objectief verdeelmodel bestaat uit de volgende personen: Drs. H. de Wolf Drs. A.L.J. Veraart
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (voorzitter) Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (secretaris tijdens het SEO-onderzoek) Drs. R.J.L. Linssen Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (secretaris tijdens het APE-onderzoek) Drs. F.M. NieuweboerMinisterie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Drs. F.J. van Sloten Ministerie van Binnenlandse Zaken Drs. H. Tanja Ministerie van Binnenlandse Zaken Drs. M.S. Heekelaar Ministerie van Financiën Drs. S. van den Elshout Centraal Bureau voor de Statistiek Dhr. F. Kentin Vereniging van Nederlandse Gemeenten Drs. G.A. Oskam Vereniging van Nederlandse Gemeenten Dhr. R. Hielckert Gemeente Amsterdam Drs. A.J.W.M. Verhagen Gemeente Den Haag Dhr. J. Minnaard Gemeente Groningen Dr. J.W.G. Scheltinga Gemeente Heusden
17
Colofon Uitgave Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Anna van Hannoverstraat 4 Postbus 90801 2509 LV Den Haag Tekst Teun Baak, Tekst & Beleid bv, Bleiswijk maart 2001
18
Bijlage Herverdeeleffecten totale bijstand in ruime zin Deze bijlage bevat een overzicht van de herverdeeleffecten per gemeente voor de totale bijstand in ruime zin. Met “herverdeeleffecten” wordt het verschil bedoeld tussen de werkelijke uitgaven en de uitgaven die voorspeld worden door het APE/SEO objectief verdeelmodel voor de totale bijstand in ruime zin. In het overzicht wordt een indruk gegeven van de herverdeeleffecten die op kunnen treden als 25% van de totale bijstandsuitgaven wordt gebudgetteerd. Zowel de werkelijke als de voorspelde uitgaven die ten grondslag liggen aan het overzicht hebben betrekking op 1998, het jaar waarover het model geschat is. Dat betekent dat de gepresenteerde cijfers een “ex-post”-karakter hebben: ze beantwoorden de vraag hoe hoog de feitelijke herverdeeleffecten zouden zijn geweest indien 25 procent van de bijstandsuitgaven in 1998 zou zijn gebudgetteerd conform het APE/SEO objectief verdeelmodel en op basis van de gemeentelijke kenmerken in dat jaar. In de berekening van de gepresenteerde herverdeeleffecten is geen rekening gehouden met de wettelijke beperking van de negatieve herverdeeleffecten tot 15% van het gebudgetteerde deel of 15 gulden per inwoner. In plaats daarvan worden zowel het ongecorrigeerde procentuele herverdeeleffect2 als het ongecorrigeerde herverdeeleffect in guldens per inwoner vermeld. Met deze twee gegevens kan eenvoudig worden nagegaan of de wettelijke risicobeperking van toepassing is voor een gemeente. Daarnaast is het van belang om op te merken dat de cijfers in de tabel alleen betrekking hebben op de situatie waarin het gebudgetteerde deel van de bijstandsuitgaven volledig wordt verdeeld conform het APE/SEO objectief verdeelmodel. Er wordt dus geen rekening gehouden met een eventuele (gedeeltelijke) budgettering op basis van historische kosten. Tot slot dient vermeld te worden dat de totale herverdeeleffecten per gemeente zijn afgerond op veelvouden van fl. 1000,-. De herverdeeleffecten per hoofd van de bevolking zijn afgerond op veelvouden van fl. 0,25. Dit is gedaan om te benadrukken dat de cijfers in deze bijlage alleen bedoeld zijn als indicatie van de orde van grootte van de te verwachten herverdeeleffecten voor individuele gemeenten.
Als percentage van het gebudgetteerde deel van de feitelijke bijstandsuitgaven. Dit percentage is direct vergelijkbaar met het percentage van 15% dat gehanteerd wordt als grens voor het financiële risico voor een gemeente. 2
19
Herverdeeleffecten voor de totale bijstand in ruime zin Gemeenten met 60.000 of meer inwoners Herverdeeleffecten bij 25% budgettering, 100% objectief Gemeentenaam
op 1-1-2000 Alkmaar Almelo Almere Alphen aan den Rijn Amersfoort Amstelveen Amsterdam Apeldoorn Arnhem Bergen op Zoom Breda Capelle aan den IJssel Delft Den Helder Deventer Dordrecht Ede Eindhoven Emmen Enschede Gouda Groningen Haarlem Haarlemmermeer Heerlen Helmond Hengelo (Ov.) Hilversum Hoorn Leeuwarden Leiden Lelystad Maastricht Nieuwegein Nijmegen Oss Purmerend Roosendaal Rotterdam Schiedam
Aantal inwoners op 1-1-1998 92.960 65.632 126.720 68.652 120.512 77.725 718.151 152.354 136.174 63.983 157.057 63.228 94.706 60.286 82.621 118.118 101.319 198.330 105.228 148.360 71.544 168.752 147.839 108.909 95.685 77.616 78.306 82.297 62.905 88.551 116.972 60.882 120.207 61.241 150.495 64.582 66.922 73.813 590.478 74.910
In procenten budget
In guldens totaal
In guldens per inwoner
-0,7% -2,7% -0,1% 0,8% 1,8% -0,4% -0,6% 0,7% -1,5% -0,4% -1,4% 0,2% 0,3% 1,0% 5,5% -2,9% -7,3% 1,3% 1,1% -0,4% 2,4% -0,3% -0,2% -1,3% -0,9% 0,7% -0,4% 2,0% 2,8% -0,7% 2,0% 3,3% 1,7% 0,9% -4,4% -1,1% 1,4% 0,5% 0,7% -1,0%
-465.000 -1.881.000 -96.000 138.000 1.033.000 -93.000 -7.220.000 484.000 -2.595.000 -154.000 -1.627.000 106.000 191.000 441.000 3.150.000 -3.640.000 -2.414.000 2.043.000 712.000 -551.000 1.005.000 -775.000 -238.000 -324.000 -938.000 436.000 -211.000 745.000 1.117.000 -810.000 1.814.000 1.649.000 1.901.000 217.000 -9.550.000 -370.000 435.000 182.000 7.089.000 -755.000
-5,00 -28,75 -0,75 2,00 8,50 -1,25 -10,00 3,25 -19,00 -2,50 -10,25 1,75 2,00 7,25 38,00 -30,75 -23,75 10,25 6,75 -3,75 14,00 -4,50 -1,50 -3,00 -9,75 5,50 -2,75 9,00 17,75 -9,25 15,50 27,00 15,75 3,50 -63,50 -5,75 6,50 2,50 12,00 -10,00 20
's-Gravenhage 's-Hertogenbosch Spijkenisse Tilburg
442.799 127.364 71.513 185.643
0,7% -2,1% 0,3% 0,7%
3.848.000 -1.828.000 146.000 1.036.000
8,75 -14,25 2,00 5,50
21
Herverdeeleffecten bij 25% budgettering, 100% objectief Gemeentenaam
op 1-1-2000 Utrecht Velsen Venlo Vlaardingen Zaanstad Zoetermeer Zwolle
Aantal inwoners op 1-1-1998 232.744 66.157 64.411 74.250 134.627 108.199 102.622
In procenten budget
In guldens totaal
In guldens per inwoner
1,2% 0,9% 0,7% 3,3% 4,3% -1,6% 2,7%
2.982.000 198.000 351.000 1.694.000 2.776.000 -714.000 1.721.000
12,75 3,00 5,50 22,75 20,50 -6,50 16,75
Gemeenten met meer dan 40.000 en minder dan 60.000 inwoners
Gemeentenaam op 11-2000 Assen Barneveld Doetinchem Heerhugowaard Heusden Hoogeveen Huizen Katwijk Kerkrade Landgraaf Maarssen Middelburg Noordoostpolder Oosterhout Rheden Ridderkerk Rijswijk Roermond Sittard Smallingerland Soest Veenendaal Veldhoven Vlissingen Waalwijk Weert Zeist
Aantal inwoners op 1-1-1998 56.331 46.868 45.310 41.720 41.940 52.722 41.692 40.582 52.150 41.645 41.052 44.440 41.755 51.623 44.311 46.725 48.488 44.128 49.271 51.092 43.771 58.139 41.448 44.754 44.823 47.590 59.216
Herverdeeleffecten bij 25% budgettering, 100% objectief In guldens In procenten In guldens totaal budget per inwoner 2,7% -7,8% 3,1% 2,3% -8,4% 4,6% -4,2% -3,9% -0,5% -5,0% 0,9% 2,1% 3,8% -0,8% -0,8% 4,2% 0,0% -2,9% -4,6% -1,3% 1,5% 2,8% -4,4% -0,7% -0,7% 1,8% 3,3%
1030.000 -558.000 648.000 320.000 -1201.000 1192.000 -609.000 -320.000 -249.000 -1211.000 116.000 544.000 663.000 -161.000 -153.000 745.000 -11.000 -1292.000 -1939.000 -499.000 180.000 572.000 -632.000 -270.000 -139.000 385.000 898.000
18,25 -12,00 14,25 7,75 -28,75 22,5 -14,5 -8,00 -4,75 -29,00 2,75 12,25 15,75 -3,00 -3,50 16,00 -0,25 -29,25 -39,25 -9,75 4,00 9,75 -15,25 -6,00 -3,00 8,00 15,25
22
Zwijndrecht
41.992
0,8%
147.000
3,50
23
Gemeenten met 40.000 inwoners of minder
Gemeentenaam op 1-1-2000 Aa en Hunze Aalburg Aalsmeer Aalten Abcoude Achtkarspelen Akersloot Alblasserdam Albrandswaard Alkemade Alphen-Chaam Ambt Delden Ambt Montfort Ameland Amerongen Andijk Angerlo Anna Paulowna Appingedam Arcen en Velden Asten Avereest Axel Baarle-Nassau Baarn Barendrecht Bathmen Bedum Beek Beemster Beesel Belfeld Bellingwedde Bemmel Bennebroek Bergambacht Bergeijk Bergen Bergen NH Bergh Bergschenhoek Berkel en Rodenrijs
Aantal inwoners op 1-1-1998 24.806 11.529 22.600 18.782 8.410 28.085 4.846 17.800 15.395 14.433 9.385 5.444 11.090 3.446 7.307 6.338 4.680 13.483 12.267 9.058 15.894 14.971 12.111 6.079 24.387 24.796 5.187 10.649 17.283 8.303 13.175 5.406 9.500 16.741 5.131 9.173 17.771 13.382 14.125 18.362 9.989 16.076
Herverdeeleffecten bij 25% budgettering, 100% objectief In procenten In guldens In guldens budget totaal per inwoner 10,9% 2,3% 8,1% 9,9% -5,1% -7,2% 0,7% -1,7% 4,8% -11,7% -2,7% -22,3% 2,3% 40,7% -1,8% 2,4% 10,5% -4,0% -3,2% 4,7% -5,2% -2,9% -1,2% -8,0% 9,4% 4,7% -11,6% 7,7% 2,0% 3,2% 0,1% 2,1% -1,0% -8,8% 18,3% -8,8% -12,9% 4,6% 4,3% -1,4% -8,0% -8,9%
526.000 34.000 316.000 370.000 -68.000 -1.127.000 3.000 -114.000 165.000 -208.000 -36.000 -142.000 49.000 161.000 -22.000 35.000 82.000 -155.000 -294.000 83.000 -172.000 -119.000 -62.000 -137.000 689.000 196.000 -55.000 211.000 98.000 38.000 3.000 28.000 -45.000 -392.000 134.000 -94.000 -452.000 131.000 231.000 -79.000 -119.000 -337.000
21,25 3,00 14,00 19,75 -8,00 -40,25 0,50 -6,50 10,75 -14,50 -3,75 -26,00 4,50 46,75 -3,00 5,50 17,50 -11,50 -24,00 9,25 -10,75 -8,00 -5,25 -22,50 28,25 8,00 -10,75 19,75 5,75 4,50 0,25 5,25 -4,75 -23,50 26,25 -10,25 -25,50 9,75 16,50 -4,25 -12,00 -21,00 24
Bernheze Bernisse Best
28.291 12.502 24.890
-2,8% -2,7% -8,3%
-154.000 -66.000 -831.000
-5,50 -5,25 -33,50
25
Gemeentenaam op 1-1-2000 Beuningen Beverwijk Binnenmaas Bladel Blaricum Bleiswijk Bloemendaal Boarnsterhim Bodegraven Boekel Bolsward Borculo Borger-Odoorn Born Borne Borsele Boskoop Boxmeer Boxtel Brederwiede Breukelen Brielle Broekhuizen Brummen Brunssum Bunnik Bunschoten Buren Bussum Castricum Coevorden Cranendonck Cromstrijen Cuijk Culemborg Dalfsen Dantumadeel De Bilt De Lier De Marne De Ronde Venen De Wolden Delfzijl
Aantal inwoners op 1-1-1998 24.502 35.603 18.982 18.963 9.809 9.822 16.605 18.073 19.264 9.057 9.339 10.259 25.857 14.737 22.051 21.757 14.916 28.494 29.309 12.296 14.033 15.842 1.928 21.503 30.258 14.006 19.179 24.846 31.027 22.896 34.497 20.269 12.622 23.547 24.375 17.376 19.930 32.703 11.118 10.934 33.957 23.310 30.016
Herverdeeleffecten bij 25% budgettering, 100% objectief In procenten In guldens In guldens budget totaal per inwoner -1,0% 0,9% -1,7% 10,3% 7,6% -12,4% -1,6% 2,5% -13,1% -2,7% 1,7% 4,5% -0,8% 4,3% -4,5% 2,1% -12,3% 3,3% 3,0% -5,4% 3,4% -1,7% -4,2% -0,2% -1,9% -3,1% -4,9% -5,2% 4,2% 4,2% -3,1% -6,0% -6,2% -1,1% 0,4% -11,8% -8,1% 3,3% 2,9% -2,9% 0,6% 2,1% -4,4%
-79.000 176.000 -50.000 277.000 114.000 -195.000 -43.000 145.000 -491.000 -38.000 92.000 104.000 -64.000 163.000 -295.000 86.000 -394.000 200.000 244.000 -151.000 67.000 -71.000 -17.000 -11.000 -443.000 -48.000 -106.000 -234.000 471.000 179.000 -457.000 -331.000 -151.000 -114.000 45.000 -248.000 -922.000 288.000 28.000 -160.000 36.000 91.000 -1.152.000
-3,25 5,00 -2,75 14,75 11,75 -19,75 -2,50 8,00 -25,50 -4,25 9,75 10,25 -2,50 11,00 -13,25 4,00 -26,50 7,00 8,25 -12,25 4,75 -4,50 -9,00 -0,50 -14,75 -3,50 -5,50 -9,50 15,25 7,75 -13,25 -16,25 -12,00 -4,75 1,75 -14,25 -46,25 8,75 2,50 -14,50 1,00 4,00 -38,50 26
Den Ham Denekamp Deurne Didam
14.847 12.300 32.034 16.584
-4,5% 6,6% 0,1% -5,7%
-174.000 127.000 11.000 -300.000
-11,75 10,25 0,25 -18,00
27
Gemeentenaam op 1-1-2000 Diemen Diepenheim Dinxperlo Dirksland Dodewaard Doesburg Dongen Dongeradeel Doorn Drechterland Driebergen-Rijsenburg Drimmelen Dronten Druten Duiven Echt Echteld Edam-Volendam Eemnes Eemsmond Eersel Egmond Eibergen Eijsden Elburg Elst Enkhuizen Epe Ermelo Etten-Leur Ferwerderadiel Franekeradeel Gaasterlân-Sleat Geertruidenberg Geldermalsen Geldrop Geleen Gemert-Bakel Gendringen Gendt Genemuiden Gennep Giessenlanden
Aantal inwoners op 1-1-1998 23.839 2.744 8.667 7.968 4.306 11.092 24.295 24.369 10.080 9.583 18.487 26.582 33.448 16.222 24.504 19.039 6.689 26.840 8.297 16.316 18.282 11.435 16.491 11.845 21.621 16.613 16.572 33.244 27.008 35.700 8.725 20.144 9.698 21.035 23.610 27.194 33.973 27.255 20.638 7.217 8.747 16.868 14.105
Herverdeeleffecten bij 25% budgettering, 100% objectief In procenten In guldens In guldens budget totaal per inwoner 1,3% 13,7% 7,2% -1,0% 0,2% -5,3% 3,2% -3,3% 6,3% -6,3% -4,4% 5,6% -6,7% 4,9% 4,1% 2,1% 8,2% 3,7% -1,2% -6,0% -5,3% 3,5% 5,8% -7,5% 5,6% -3,8% 0,8% 1,7% 12,9% 1,7% -7,0% 4,4% 13,7% 0,7% 1,0% -3,1% -1,3% -0,7% 0,3% 2,5% 12,6% 8,6% 4,6%
155.000 46.000 159.000 -18.000 2.000 -350.000 223.000 -430.000 84.000 -133.000 -265.000 222.000 -788.000 259.000 265.000 152.000 88.000 143.000 -23.000 -644.000 -192.000 90.000 195.000 -234.000 185.000 -213.000 57.000 142.000 662.000 220.000 -310.000 384.000 263.000 39.000 41.000 -406.000 -316.000 -55.000 21.000 51.000 84.000 413.000 71.000
6,50 16,75 18,25 -2,25 0,50 -31,50 9,25 -17,75 8,25 -14,00 -14,25 8,25 -23,50 16,00 10,75 8,00 13,25 5,25 -2,75 -39,50 -10,50 7,75 11,75 -19,75 8,50 -12,75 3,50 4,25 24,50 6,25 -35,50 19,00 27,00 1,75 1,75 -15,00 -9,25 -2,00 1,00 7,00 9,75 24,50 5,00 28
Gilze en Rijen Goedereede Goes Goirle
23.850 11.114 34.959 22.132
-0,9% -9,1% 6,9% -7,0%
-49.000 -136.000 1.004.000 -459.000
-2,00 -12,25 28,75 -20,75
29
Gemeentenaam op 1-1-2000 Goor Gorinchem Gorssel Graafstroom Graft-De Rijp Gramsbergen Grave Groenlo Groesbeek Grootegast Grubbenvorst Gulpen-Wittem Haaksbergen Haaren Haarlemmerliede c.a. Haelen Halderberge Hardenberg Harderwijk HardinxveldGiessendam Haren Harenkarspel Harlingen Harmelen Hasselt Hattem Heel Heemskerk Heemstede Heerde Heerenveen Heerjansdam Heeze-Leende Heiloo Heino Helden Hellendoorn Hellevoetsluis Hendrik-Ido-Ambacht Hengelo (Gld) het Bildt Heteren
Aantal inwoners op 1-1-1998 12.338 32.654 13.248 9.503 6.188 6.413 12.492 9.121 19.208 11.531 6.764 15.537 23.706 14.000 5.236 9.873 29.367 34.891 38.441 17.594 18.725 14.771 15.356 8.032 7.525 11.725 8.384 34.968 26.024 18.146 39.869 3.548 15.304 21.375 7.888 19.140 35.544 37.356 20.786 8.425 10.085 8.573
Herverdeeleffecten bij 25% budgettering, 100% objectief In procenten In guldens In guldens budget totaal per inwoner 1,2% 4,8% -7,2% -16,5% 4,3% -3,6% -3,6% 14,2% 0,5% -3,7% -1,7% 5,2% -1,7% 0,0% 8,1% -4,2% -4,2% 3,6% 5,3% 7,3%
53.000 774.000 -183.000 -112.000 32.000 -44.000 -129.000 329.000 41.000 -185.000 -17.000 154.000 -105.000 1.000 71.000 -96.000 -374.000 315.000 678.000 178.000
4,25 23,75 -13,75 -11,75 5,25 -6,75 -10,25 36,00 2,25 -16,00 -2,50 10,00 -4,50 0,00 13,50 -9,75 -12,75 9,00 17,75 10,00
6,7% 1,0% -5,4% 9,6% -1,3% 1,1% 43,4% -1,1% 8,2% 1,0% 5,8% 8,0% -15,9% -9,7% -8,0% 4,6% 12,0% -0,8% 2,4% 9,6% -8,3% 12,4%
320.000 26.000 -717.000 81.000 -19.000 20.000 444.000 -207.000 438.000 29.000 1.134.000 32.000 -445.000 -503.000 -85.000 176.000 957.000 -159.000 96.000 106.000 -559.000 187.000
17,00 1,75 -46,75 10,00 -2,50 1,75 53,00 -6,00 16,75 1,50 28,50 9,00 -29,00 -23,50 -10,75 9,25 27,00 -4,25 4,50 12,50 -55,50 21,75 30
Heumen Heythuysen Hillegom Hilvarenbeek Hoevelaken
15.361 11.993 20.480 14.452 8.508
-7,4% -0,9% 16,8% -20,0% -4,7%
-382.000 -23.000 575.000 -429.000 -32.000
-25,00 -2,00 28,00 -29,75 -3,75
31
Gemeentenaam op 1-1-2000 Holten Hontenisse Hoogezand-Sappemeer Horst Houten Huissen Hulst Hummelo en Keppel Hunsel IJsselham IJsselmuiden IJsselstein Jacobswoude Kampen Kapelle Kessel Kesteren Kollumerland c.a. Korendijk Krimpen aan den IJssel Laarbeek Landerd Landsmeer Langedijk Laren Leek Leerdam Leersum Leeuwarderadeel Leiderdorp Leidschendam Lemsterland Leusden Lichtenvoorde Liemeer Liesveld Limmen Lingewaal Lisse Lith Littenseradiel Lochem Loenen
Aantal inwoners op 1-1-1998 8.761 7.912 33.198 19.447 31.925 15.596 19.517 4.514 5.980 5.529 14.536 25.133 10.845 32.161 10.948 4.135 10.698 12.926 10.383 28.198 21.635 14.192 10.361 23.208 11.664 18.633 20.768 7.255 10.243 24.086 34.698 12.279 27.993 18.823 6.954 9.574 6.411 10.667 21.942 6.553 10.559 18.872 8.538
Herverdeeleffecten bij 25% budgettering, 100% objectief In procenten In guldens In guldens budget totaal per inwoner -2,4% -4,0% -2,2% 2,3% 1,9% -4,5% 12,5% -7,4% 9,1% 2,8% -2,3% 2,4% -15,0% 0,4% 3,2% -2,2% -4,6% -7,1% -3,1% -0,2% -4,9% 6,0% 12,3% -1,4% 4,9% 6,5% 5,9% -1,8% -4,1% -3,3% 0,2% -4,0% 9,0% 21,7% 1,8% 7,4% -11,4% -4,7% 15,3% -17,7% 6,2% 4,5% 2,3%
-25.000 -75.000 -639.000 99.000 93.000 -244.000 649.000 -57.000 84.000 28.000 -47.000 183.000 -181.000 66.000 46.000 -14.000 -113.000 -458.000 -67.000 -17.000 -239.000 108.000 204.000 -83.000 89.000 425.000 380.000 -28.000 -104.000 -218.000 33.000 -252.000 308.000 539.000 12.000 80.000 -72.000 -103.000 469.000 -170.000 155.000 185.000 30.000
-2,75 -9,50 -19,25 5,00 3,00 -15,75 33,25 -12,50 14,00 5,00 -3,25 7,25 -16,75 2,00 4,25 -3,25 -10,50 -35,50 -6,50 -0,50 -11,00 7,75 19,75 -3,50 7,50 22,75 18,25 -3,75 -10,00 -9,00 1,00 -20,50 11,00 28,75 1,75 8,50 -11,25 -9,75 21,50 -26,00 14,75 9,75 3,50 32
Loon op Zand Loosdrecht Lopik Loppersum
22.565 8.854 13.241 11.040
2,9% 6,4% -12,0% -0,3%
164.000 105.000 -152.000 -12.000
7,25 12,00 -11,50 -1,00
33
Gemeentenaam op 1-1-2000 Losser Maarn Maartensdijk Maasbracht Maasbree Maasdonk Maasdriel Maasland Maassluis Margraten Markelo Marum Medemblik Meerlo-Wanssum Meerssen Meijel Menaldumadeel Menterwolde Meppel Middelharnis Middenveld Mierlo Mill en Sint Hubert Millingen aan de Rijn Moerdijk Monster Montfoort Mook en Middelaar Moordrecht Muiden Naaldwijk Naarden Nederhorst den Berg Nederlek Nederweert Neede Neerijnen Niedorp Nieuwerkerk aan den IJssel Nieuwkoop Nieuw-Lekkerland Nieuwleusen
Aantal inwoners op 1-1-1998 22.722 5.876 9.421 13.623 12.800 11.372 22.934 6.730 33.046 13.814 7.135 9.642 7.294 7.366 20.482 5.649 13.759 12.362 29.139 16.417 32.024 10.158 10.989 5.889 36.342 20.012 13.237 7.472 7.498 6.876 28.722 16.807 5.125 14.843 15.978 11.069 10.895 11.345 20.249 11.051 9.398 8.270
Herverdeeleffecten bij 25% budgettering, 100% objectief In procenten In guldens In guldens budget totaal per inwoner 7,2% -14,8% -14,4% -1,5% -4,9% 5,0% 6,5% -9,5% -2,9% -4,8% 8,3% 2,1% 3,7% -4,9% -5,3% -3,5% 1,9% -3,0% 2,8% 9,8% 11,6% -6,2% -0,4% -0,6% 1,9% 11,4% -6,3% -6,7% -12,9% 6,0% 4,5% -1,2% 3,1% -6,3% -6,3% 2,8% -1,4% 2,0% -7,4%
457.000 -130.000 -169.000 -62.000 -110.000 76.000 269.000 -67.000 -533.000 -106.000 53.000 64.000 103.000 -53.000 -329.000 -30.000 67.000 -193.000 369.000 316.000 934.000 -196.000 -7.000 -13.000 170.000 405.000 -90.000 -133.000 -382.000 83.000 190.000 -40.000 14.000 -219.000 -187.000 68.000 -23.000 41.000 -334.000
20,00 -22,25 -18,00 -4,50 -8,50 6,75 11,75 -10,00 -16,25 -7,75 7,50 6,75 14,00 -7,25 -16,00 -5,25 5,00 -15,50 12,75 19,25 29,25 -19,25 -0,75 -2,25 4,75 20,25 -6,75 -17,75 -51,00 12,25 6,75 -2,50 2,75 -14,75 -11,75 6,25 -2,00 3,75 -16,50
-14,5% 2,8% -5,6%
-274.000 42.000 -66.000
-24,75 4,50 -8,00 34
Nijefurd Nijkerk Noord-Beveland Noordenveld Noorder-Koggenland
10.605 27.164 6.889 30.876 10.291
2,2% 2,0% 11,9% 4,3% 11,0%
93.000 106.000 159.000 334.000 150.000
8,75 4,00 23,00 10,75 14,50
35
Herverdeeleffecten bij 25% budgettering, 100% objectief
Gemeentenaam op 1-1-2000 Noordwijk Noordwijkerhout Nootdorp Nuenen c.a. Nunspeet Nuth Obdam Oegstgeest Oirschot Oisterwijk Oldebroek Oldenzaal Olst Ommen Onderbanken Oostburg Oostflakkee Ooststellingwerf Oostzaan Ootmarsum Opmeer Opsterland Oud-Beijerland Ouder-Amstel Ouderkerk Oudewater Papendrecht Pekela Pijnacker Putten Raalte Ravenstein Reeuwijk Reiderland Reimerswaal Renkum Renswoude Reusel-De Mierden Rhenen Rijnsburg Rijnwaarden Rijnwoude Rijssen
Aantal inwoners op 1-1-1998 25.241 15.475 9.632 23.382 26.025 16.744 6.296 20.178 17.482 25.275 22.135 30.670 9.311 16.493 8.536 17.819 10.026 25.423 8.581 4.472 10.592 28.565 21.812 12.041 8.214 9.847 28.827 13.233 20.090 22.340 28.281 8.509 12.867 6.888 20.360 32.070 4.008 12.347 17.050 14.441 10.976 19.379 26.083
In procenten budget
In guldens totaal
In guldens per inwoner
9,2% 10,5% 21,4% -16,5% 6,9% 0,4% -16,7% 0,8% -1,4% -4,9% 4,3% -1,9% 0,5% -8,3% 3,8% 5,6% -1,9% -1,8% 12,9% -21,4% 8,2% -0,9% 5,7% 7,8% -4,2% 20,4% -1,6% -3,8% -11,9% -1,9% 4,0% -0,1% -19,5% -4,5% 0,4% 1,2% 0,0% -0,3% -8,7% -9,1% 1,8% -12,8% -2,6%
499.000 259.000 212.000 -1.192.000 261.000 13.000 -135.000 25.000 -33.000 -347.000 122.000 -276.000 10.000 -268.000 105.000 225.000 -50.000 -226.000 193.000 -112.000 129.000 -100.000 304.000 235.000 -43.000 226.000 -158.000 -363.000 -394.000 -62.000 224.000 -2.000 -280.000 -224.000 25.000 127.000 0 -6.000 -500.000 -199.000 64.000 -303.000 -153.000
19,75 16,75 22,00 -51,00 10,00 0,75 -21,50 1,25 -2,00 -13,75 5,50 -9,00 1,00 -16,25 12,25 12,75 -5,00 -9,00 22,50 -25,00 12,25 -3,50 14,00 19,50 -5,25 23,00 -5,50 -27,50 -19,75 -2,75 8,00 -0,25 -21,75 -32,50 1,25 4,00 0,00 -0,50 -29,25 -13,75 5,75 -15,75 -5,75 36
Roerdalen Roggel en Neer Rozenburg Rozendaal
Gemeentenaam op 1-1-2000 Rucphen Ruurlo Sas van Gent Sassenheim Schagen Scheemda Schermer Scherpenzeel Schiermonnikoog Schijndel Schinnen Schipluiden Schoonhoven Schoorl Schouwen-Duiveland Sevenum 's-Graveland 's-Gravendeel 's-Gravenzande Simpelveld Sint Anthonis Sint-Michielsgestel Sint-Oedenrode Skarsterlân Sliedrecht Slochteren Sluis-Aardenburg Sneek Someren Son en Breugel Stad Delden Stadskanaal Staphorst Stede Broec Steenbergen Steenderen Steenwijk Stein
10.463 8.308 13.767 1.181
Aantal inwoners op 1-1-1998 22.308 7.989 8.691 14.592 17.287 14.337 4.959 9.123 1.003 22.307 14.029 10.284 11.804 6.569 32.954 7.225 9.363 8.672 18.777 11.684 11.535 27.375 17.023 26.415 23.955 14.643 6.512 30.496 18.091 14.493 7.344 32.906 15.178 20.673 22.978 4.855 22.396 26.389
5,2% 1,6% -0,7% 22,5%
131.000 17.000 -48.000 35.000
12,5 2,00 -3,50 30,00
Herverdeeleffecten bij 25% budgettering, 100% objectief In procenten In guldens In guldens budget totaal per inwoner -5,1% 5,5% 6,3% 16,3% 3,5% -1,1% -0,8% 4,3% 30,2% 2,7% -3,1% -11,7% -9,4% 6,6% -1,6% 2,3% -1,3% 9,3% 6,8% 4,8% -7,5% -0,8% -7,0% 6,9% 3,3% 6,6% 25,2% -4,1% -9,1% -6,1% 3,5% 0,6% 10,9% 2,3% 0,4% 9,6% -4,0% 4,5%
-423.000 44.000 262.000 350.000 241.000 -61.000 -4.000 40.000 39.000 139.000 -113.000 -120.000 -351.000 97.000 -145.000 27.000 -21.000 139.000 203.000 144.000 -126.000 -39.000 -274.000 474.000 275.000 275.000 391.000 -1.051.000 -365.000 -235.000 43.000 131.000 100.000 138.000 23.000 53.000 -550.000 313.000
-19,00 5,50 30,00 24,00 14,00 -4,25 -0,75 4,25 39,00 6,25 -8,00 -11,75 -29,75 14,75 -4,50 3,75 -2,25 16,00 10,75 12,25 -11,00 -1,50 -16,00 18,00 11,50 18,75 60,00 -34,50 -20,25 -16,25 5,75 4,00 6,50 6,75 1,00 11,00 -24,50 11,75
37
Strijen Susteren Swalmen Tegelen Ten Boer Ter Aar Terneuzen Terschelling Texel
9.318 13.056 8.523 19.451 7.237 9.163 34.712 4.776 13.378
18,1% -5,9% -2,9% 5,9% 2,9% -17,6% -1,9% 18,6% 13,8%
230.000 -254.000 -95.000 484.000 51.000 -132.000 -365.000 191.000 394.000
24,75 -19,50 -11,00 25,00 7,00 -14,50 -10,50 40,00 29,50
38
Gemeentenaam op 1-1-2000 Tholen Thorn Tiel Tubbergen Tytsjerksteradiel Ubbergen Uden Uitgeest Uithoorn Urk Vaals Valburg Valkenburg Valkenburg aan de Geul Valkenswaard Veendam Veere Veghel Venhuizen Venray Vianen Vlagtwedde Vleuten-De Meern Vlieland Vlist Voerendaal Voorburg Voorhout Voorschoten Voorst Vorden Vriezenveen Vught Waalre Waddinxveen Wageningen Warmond Warnsveld Wassenaar Wateringen Waterland Weerselo Weesp
Aantal inwoners op 1-1-1998 23.431 2.651 36.413 19.793 31.062 9.257 38.649 11.052 25.673 15.185 10.864 12.962 3.566 18.044 31.182 28.476 22.183 35.355 7.374 37.143 19.239 16.082 19.302 1.150 9.843 13.127 39.099 12.097 22.913 23.601 8.407 19.744 25.023 16.045 26.678 32.852 5.327 9.056 26.144 15.168 17.647 9.305 17.964
Herverdeeleffecten bij 25% budgettering, 100% objectief In procenten In guldens In guldens budget totaal per inwoner -1,9% 24,2% -1,4% 0,7% 0,7% -4,9% -0,7% 4,8% 9,5% -13,2% 1,3% -9,0% -14,0% 0,9% -4,7% 2,2% -8,3% 4,4% -8,2% 8,9% 2,9% 6,4% 5,0% 62,9% -7,4% 0,8% 1,6% -12,0% -10,6% 2,1% 10,3% -4,3% 6,0% -13,0% -5,8% -4,8% -1,3% 4,4% 13,0% -6,1% -2,2% -18,1% 1,5%
-127.000 103.000 -297.000 18.000 67.000 -207.000 -117.000 83.000 459.000 -367.000 89.000 -314.000 -29.000 56.000 -669.000 394.000 -290.000 331.000 -120.000 1.159.000 153.000 396.000 117.000 137.000 -97.000 23.000 286.000 -158.000 -704.000 77.000 109.000 -267.000 393.000 -604.000 -385.000 -1.017.000 -13.000 91.000 687.000 -211.000 -66.000 -179.000 116.000
-5,50 38,75 -8,25 1,00 2,25 -22,50 -3,00 7,50 17,75 -24,25 8,25 -24,25 -8,25 3,00 -21,50 13,75 -13,00 9,25 -16,25 31,25 8,00 24,75 6,00 119,50 -10,00 1,75 7,25 -13,00 -30,75 3,25 13,00 -13,50 15,75 -37,75 -14,50 -31,00 -2,50 10,00 26,25 -14,00 -3,75 -19,25 6,50 39
Wehl Werkendam Wervershoof Wester-Koggenland
6.689 25.673 8.400 13.222
-5,0% -2,1% 1,3% -6,6%
-52.000 -96.000 24.000 -115.000
-7,75 -3,75 2,75 -8,75
40
Gemeentenaam op 1-1-2000 Westerveld Westervoort Westmaas Weststellingwerf Westvoorne Wierden Wieringen Wieringermeer Wijchen Wijhe Wijk bij Duurstede Winschoten Winsum Winterswijk Wisch Woensdrecht Woerden Wognum Wormerland Woudenberg Woudrichem Wûnseradiel Wymbritseradiel Zaltbommel Zandvoort Zederik Zeevang Zeewolde Zelhem Zevenaar ZevenhuizenMoerkapelle Zijpe Zoeterwoude Zuidhorn Zuidlaren Zundert Zutphen Zwartsluis
Aantal inwoners op 1-1-1998 18.497 16.037 17.918 24.759 13.921 22.946 8.398 12.005 37.437 7.494 22.876 18.766 13.974 28.516 19.868 20.870 37.640 7.732 14.785 10.872 13.907 11.746 15.573 25.312 15.546 13.546 6.196 15.296 11.319 26.781 9.968 11.203 8.616 17.910 31.385 20.014 34.024 4.466
Herverdeeleffecten bij 25% budgettering, 100% objectief In procenten In guldens In guldens budget totaal per inwoner 4,6% -4,7% -3,9% 3,5% 0,8% -4,7% 3,1% 6,5% 5,8% 6,1% 0,2% -1,8% -3,5% 7,6% 6,4% 2,1% 1,5% -7,7% 6,6% 1,8% 6,1% 3,5% 9,5% 3,5% 7,3% 8,5% -11,7% -2,1% 9,4% 2,9% -17,1%
216.000 -367.000 -173.000 351.000 20.000 -197.000 81.000 187.000 650.000 57.000 8.000 -281.000 -214.000 794.000 316.000 117.000 121.000 -97.000 204.000 28.000 125.000 123.000 239.000 155.000 539.000 111.000 -66.000 -54.000 149.000 315.000 -216.000
11,75 -22,75 -9,75 14,25 1,50 -8,50 9,50 15,50 17,25 7,50 0,25 -15,00 -15,25 27,75 16,00 5,50 3,25 -12,50 13,75 2,50 9,00 10,50 15,25 6,25 34,75 8,25 -10,75 -3,50 13,25 11,75 -21,75
-1,1% 6,3% -1,3% 8,5% -1,0% -4,6% 1,7%
-24.000 47.000 -66.000 538.000 -28.000 -1.348.000 17.000
-2,00 5,50 -3,75 17,25 -1,50 -39,75 4,00
41
42